• No results found

Kan arbeidsongeschiktheid een geval van overmacht vormen ?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Kan arbeidsongeschiktheid een geval van overmacht vormen ?"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-33

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

INHOUD

p. 1/ Kan arbeidsongeschiktheid een geval van overmacht vormen ?

p. 5/ Invloed van het buitengerechtelijk minnelijk akkoord en de gerechtelijke reorganisatie op de schulden en vorderingen

Kan arbeidsongeschiktheid een geval van overmacht vormen ?

Inleiding

In de relatie tussen werkgever en werknemer kan de arbeidsongeschiktheid begrepen worden als de onmogelijkheid om het overeengekomen werk uit te voeren op het ogenblik dat de ongeschiktheid ont- staat (Cass. 5 januari 1981, JTT, 1981, p. 184; Cass.

15 februari 1982, Pas., 1982, I, p. 745; Cass. 2 okto- ber 2000, JTT, 2000, p. 456).

Ongeacht de duur van de ongeschiktheid heeft zij in principe enkel een opschortend effect. Het Hof van Cassatie heeft echter geoordeeld dat de blijvende ar- beidsongeschiktheid een geval van overmacht kon vormen in de zin van artikel 32, 5° van de wet van 3 juli 1978.

De laatste jaren heeft de wetgever verschillende maatregelen getroffen om de werknemers te be- schermen die arbeidsongeschikt verklaard werden.

Zo kreeg de werkgever een verplichting tot herin- schakeling of aanpassing van de werkpost opgelegd door :

– het koninklijk besluit van 28 mei 2003;

– de wet van 10 mei 2007 die elke discriminatie ge- baseerd op de gezondheidstoestand verbiedt;

– artikel 34 van de wet van 3  juli 1978 ingevoegd door de wet van 27 april 2007 dat echter pas uit- gevoerd kan worden na de goedkeuring van een koninklijk besluit.

Tijdelijke arbeidsongeschiktheid

De tijdelijke arbeidsongeschiktheid is het onver- mogen voor de werknemer om tijdelijk de presta- ties te verstrekken waarvoor hij in dienst genomen werd.

De werknemer die tijdelijk niet in staat is zijn func- ties uit te oefenen moet zijn werkgever zo snel als mogelijk verwittigen. Bovendien raden wij de werk- gevers aan om in het arbeidsreglement te vermelden dat er, binnen een termijn van 24 uur bijvoorbeeld, een medisch attest overgemaakt moet worden.

Wanneer de werkgever te maken krijgt met een tij- delijke ongeschiktheid :

– kan hij een controlearts, op zijn kosten en zelfs buiten de periode die gedekt is door het gewaar- borgd loon, laten controleren of dit werkelijk het geval is (wet van 13 juni 1999);

– is hij niet verplicht om de functies of de arbeids- tijd van de werknemer aan te passen. Indien de adviserend geneesheer van het ziekenfonds een gedeeltelijke werkhervatting toestaat, kan de werkgever kiezen of hij dit aanvaardt of weigert.

In geval van aanpassing (wijziging van functie/

van het arbeidsreglement, enz.) doen de partijen er goed aan om de tijdelijke uitvoeringsvoorwaar- den van de overeenkomst in een avenant, gesloten voor een beperkte duur, vast te leggen;

(2)

– moet hij elke ongeschiktheid van meer dan vier weken melden aan de arbeidsgeneesheer;

– moet voor de werknemers met een risicofunctie (veiligheidsfunctie, functie met verhoogde waak- zaamheid, activiteit met een welbepaald risico, acti- viteit verbonden met voedingswaren) bovendien in een werkhervattingsonderzoek voorzien worden.

De tijdelijk arbeidsongeschikte werknemer zal aan- vankelijk het gewaarborgd loon ontvangen en daar- na, voor zover zijn ongeschiktheid in het kader van artikel 100 van de gecoördineerde wetten van 14 juli 1994 erkend is, op het ziekenfonds terugvallen.

Om ziekte- en invaliditeitsuitkeringen te kunnen genieten, is vereist dat :

– de werknemer elke activiteit stopgezet heeft;

– deze stopzetting het rechtstreekse gevolg is van de aanvang of de verergering van letsels of func- tionele stoornissen;

– die letsels of stoornissen een daling van zijn ver- dienvermogen veroorzaken die ten minste 66 % bedraagt ten opzichte van :

– de eerste zes maanden van de beroepsactiviteit die hij vóór zijn ongeschiktheid uitoefende;

– vervolgens elk beroep dat hij kan uitoefenen uit hoofde van zijn beroepsopleiding.

Wanneer de tijdelijke arbeidsongeschiktheid door een behandelend geneesheer vastgesteld werd, doch geen verlies van het verdienvermogen van ten min- ste 66 % inhoudt, kan de werknemer geen aanspraak maken op de ZIV-uitkeringen. In dat geval :

– aanvaardt de werkgever de werkhervatting mits aanpassing van zijn functies en eventueel van zijn bezoldiging. Aangezien hij geen herinschakelings- verplichting heeft bij tijdelijke ongeschiktheid, is hij daar echter niet toe gehouden (Arbh. Luik, 26 maart 2012, Arbrb. 2011/AR/294 dat bevestigt dat er bij tijdelijke ongeschiktheid geen herinscha- kelingsverplichting bestaat);

– ofwel weigert de werkgever de hervatting en moet hij dan de formulieren ad hoc (www.rva.be) aan de werknemer overhandigen zodat deze tijdelijke werkloosheidsuitkeringen wegens overmacht kan genieten.

Blijvende arbeidsongeschiktheid

Stand van de wetgeving

Zoals gezegd vormt de ongeschiktheid in principe een oorzaak van schorsing, maar niet van verbre- king van de arbeidsovereenkomst.

Artikel 32, 5° van de wet van 3  juli 1978 bepaalt echter dat er toch een einde gemaakt kan worden aan de arbeidsovereenkomst wegens overmacht die dan beoordeeld wordt in functie van het overeenge- komen werk op het ogenblik dat de belemmering zich voordoet.

Overeenkomstig het standpunt van het Hof van Cas- satie vormt een blijvende arbeidsongeschiktheid waardoor de werknemer zich defi nitief in de onmo- gelijkheid bevindt om het overeengekomen werk gedeeltelijk of volledig te hervatten een situatie van overmacht die een einde aan de arbeidsovereen- komst maakt (zie verschillende arresten van het Hof van Cassatie en vooral : Cass. 5 januari 1981, Pas., I, p. 474; Cass. 2 oktober 2000, Pas., I, nr. 504).

Het koninklijk besluit van 28 mei 2003 heeft in be- paalde omstandigheden een herinschakelingsver- plichting aan de werkgever opgelegd.

Wij menen dat dit koninklijk besluit het begrip zelf van overmacht niet gewijzigd heeft zodat de werk- gever die met een blijvende ongeschiktheid gecon- fronteerd wordt :

– de overmacht kan vaststellen zonder een verbre- kingsvergoeding te moeten betalen;

– met het risico veroordeeld te worden tot het beta- len van een schadevergoeding indien hij de moge- lijkheid tot aanpassing van de arbeidsvoorwaar- den van de defi nitief ongeschikte werknemer om zijn functies uit te oefenen, niet nageleefd heeft.

Hoewel de werknemer op basis van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie gebaseerd op de gezondheidstoestand mag vragen om zijn werk aan te passen, moet hij die aanvraag ook nog indie- nen. Indien hij dat effectief doet, maar daar geen gevolg aan gegeven wordt, zal de kwestie van de aansprakelijkheid van de werkgever zich situeren op het vlak van de schadevergoeding, maar niet op dat van de regelmatigheid van de verbreking.

Artikel 34 van de wet van 3 juli 1978 heeft het be- grip overmacht echter wel gewijzigd door te stellen dat de verbreking wegens overmacht niet vastge- steld kan worden :

– als er een mogelijkheid tot herinschakeling van de werknemer bestaat door zijn werk aan te passen of hem nieuwe functies toe te kennen. Volgens die bepaling zal de werkgever ertoe gehouden zijn de defi nitief ongeschikt verklaarde werknemer vol- gens de aanbevelingen van de arbeidsgeneesheer te behouden;

(3)

– wanneer een aanpassing van de arbeidsomstandig- heden technisch of objectief onmogelijk is of wan- neer dat redelijkerwijze niet geëist kan worden.

In dit geval zal de werkgever vóór de verbreking in het bezit moeten zijn van een attest van defi ni- tieve ongeschiktheid uitgereikt door de bevoegde geneesheer-sociaal inspecteur van de Algemene Di- rectie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Deze bepaling die ingelast werd door de wet van 27 april 2007 heeft heel wat kritiek uitgelokt, vooral uit de hoek van de werkgeversvertegenwoordigers van de Nationale Raad voor Preventie en Bescher- ming op het Werk. In elk geval was er een konink- lijk uitvoeringsbesluit nodig om die bepaling in werking te doen treden. Bij gebreke van een besluit in die zin is de bepaling nog altijd niet van kracht en zoals de zaken er nu voorstaan, is de kans klein dat daar snel verandering in komt.

Bewijs van de defi nitieve ongeschiktheid

Overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Cassatie mag het bewijs van de defi nitieve onge- schiktheid met elk rechtsmiddel geleverd worden.

Theoretisch is het dus niet nodig dat de werkgever over een attest van de arbeidsgeneesheer beschikt;

de loutere vaststelling van de behandelende genees- heer van het defi nitieve en blijvende karakter van de ongeschiktheid kan volstaan om een defi nitieve ongeschiktheid aan te tonen (Cass. 2 februari 2009, TSR, 2010, p. 55, dat oordeelt dat de feitenrechters soeverein oordelen over het bewijs van defi nitieve ongeschiktheid. Zie in diezelfde zin : Arbh. Brussel, 23 april 2012, JTT, 2023, p. 282).

Maar omdat een medische beslissing altijd in twij- fel getrokken kan worden door elke partij die daar belang bij heeft (werknemer, werkgever, RVA, enz.) raden wij diegene die de overmacht wil doen vast- stellen ten zeerste aan om minstens over twee at- testen te beschikken waaronder één dat regelmatig opgesteld is door de arbeidsgeneesheer.

Beslissing van de arbeidsgeneesheer en procedure

De vaststellingen van de arbeidsgeneesheer zijn slechts geldig als ze aan twee voorwaarden voldoen : – De evaluatie moet tijdens een toegestane periode

gebeuren :

ofwel tijdens de werkuren, buiten de peri- ode van schorsing van de arbeidsovereen-

komst of van vrijstelling van arbeid, tij- dens een regelmatig ingericht onderzoek Æ voor het personeel onderworpen aan de ver- plichting van toezicht : gezondheidsbeoordeling, werkhervattingsonderzoek, voortgezet toezicht Æ voor het personeel dat niet onderworpen is aan de verplichting van toezicht : op vraag van de werknemer;

ofwel op elk ogenblik en dus ook in geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst, wan- neer de defi nitieve ongeschiktheid vastgesteld wordt door de behandelende geneesheer en de werknemer met een aangetekende brief een verzoek indient om een begeleidingsmaatre- gel te genieten. Aangezien de wetgever geen termijn voor het indienen van dat verzoek op- gelegd heeft, raden wij de werkgever die een attest van defi nitieve ongeschiktheid ontvangt ten zeerste aan om de werknemer schriftelijk op te hoogte te brengen van de mogelijkheid om zijn herinschakeling aan te vragen en de termijn vast te leggen waarin hij dat verzoek moet formuleren; eens die termijn verstreken is, zal hij er dan kunnen van uitgaan dat de werknemer geen herinschakeling wenst.

Als die voorwaarde niet nageleefd is, zal de beslis- sing van de arbeidsgeneesheer volstrekt nietig zijn.

– De arbeidsgeneesheer moet de procedure voorzien in het koninklijk besluit van 28  mei 2003 nale- ven, met name :

– overgaan tot de gepaste bijkomende onderzoe- ken;

– inlichtingen inwinnen over de sociale situatie op het werk;

– de risicoanalyse hernieuwen;

– ter plaatse nagaan welke maatregelen en aan- passingen mogelijk zijn om de werknemer, re- kening houdend met die mogelijkheid, op zijn post of aan het werk te houden;

– de werkgever en de werknemer, eventueel bij- gestaan, uit te nodigen voor overleg om de aan- passingsmogelijkheden na te gaan;

– de werknemer vervolgens inlichten over zijn mogelijkheden om in beroep te gaan.

Indien de procedure niet nageleefd werd, zal de beslissing van de arbeidsgeneesheer vernietigd kunnen worden. De werknemer zal ze in vraag kunnen stellen en binnen het jaar volgend op het einde van de contractuele betrekkingen de ge- grondheid van de verbreking wegens overmacht kunnen betwisten zelfs al werd er binnen zeven dagen geen beroep aangetekend tegen de beslis- sing van de arbeidsgeneesheer (Arbh. Brussel, 21 september 2011, Arbrb. 2010/AB/00525).

(4)

Na afl oop van het medisch onderzoek kan de ar- beidsgeneesheer het formulier voor de gezond- heidsbeoordeling invullen waarin hij noteert dat de werknemer arbeidsgeschikt is, of tijdelijk onge- schikt is, of defi nitief overgeplaatst moet worden, of nog, defi nitief arbeidsongeschikt is. Het beoorde- lingsformulier voorziet echter niet in de hypothese van een defi nitieve ongeschiktheid van de werkne- mer voor zijn functies gepaard gaand met aanbeve- lingen voor de aanpassing van de arbeidsomstan- digheden.

De beslissing van de arbeidsgeneesheer is slechts defi nitief voor zover er geen beroep aangetekend wordt binnen een termijn van zeven werkdagen. De beslissing wordt dus defi nitief, hetzij na verloop van zeven werkdagen volgend op de datum van verzen- ding of overhandiging van het formulier voor de ge- zondheidsbeoordeling aan de werknemer indien hij niet in beroep gegaan is, hetzij vanaf de defi nitieve beslissing die na het behandeld beroep genomen wordt.

Tijdens de periode van beroep is de beslissing niet defi nitief. Indien de werknemer geen risicofunctie bekleedt, moet de werkgever hem dus de arbeids- prestaties laten uitvoeren die aanvankelijk over- eengekomen waren. De werknemer mag echter een medisch attest voorleggen waaruit blijkt dat hij ongeschikt is. Indien deze niet ten minste 66 % be- draagt, zal de werknemer aanspraak kunnen maken op werkloosheid wegens overmacht.

Defi nitieve ongeschiktheid en herinschakeling

Wanneer de defi nitieve beslissing een defi nitieve overplaatsing oplegt of wanneer de arbeidsgenees- heer een defi nitieve ongeschiktheid vaststelt maar het vakje «aanbevelingen/aanpassing van de arbeids- omstandigheden» aankruist, is de werkgever ver- plicht om hem opnieuw aan het werk te zetten. Hij kan daar enkel aan ontsnappen indien hij aantoont dat :

– ofwel de aanpassingen redelijkerwijze niet geëist kunnen worden, om gegronde redenen;

– ofwel de gevraagde aanpassingen technisch of ob- jectief niet haalbaar zijn.

Indien de arbeidsgeneesheer daarentegen de defi - nitieve ongeschiktheid vaststelt zonder ook maar enige aanbeveling te formuleren, bestaat er heel wat discussie over de vraag of de werkgever wel

gehouden is aan zijn herinschakelingsverplich- ting :

– sommigen oordelen dat er een algemene herin- schakelingsverplichting voor de werkgever be- staat zelfs al is artikel 34 van de wet van 3  juli 1978 nog altijd niet van kracht geworden;

– anderen – zoals wij – menen dat het koninklijk besluit van 28 mei 2003 het begrip overmacht niet heeft kunnen wijzigen aangezien deze vastgesteld kan worden zodra er een defi nitieve ongeschikt- heid is om de overeengekomen functie uit te oefe- nen en niet onderworpen is aan een voorafgaande voorwaarde of procedure (in die zin, zie meer be- paald : Arbh. Brussel, 23  april 2012, JTT, 2012, p. 282).

De werkgever lijkt ons evenmin een herinschake- lingsverplichting te hebben wanneer de arbeidsge- neesheer geen aanbeveling geformuleerd heeft. De werknemer zou zich dan echter kunnen beroepen op de wet van 10  mei 2007 om een verzoek tot rede- lijke aanpassing in te dienen. Indien er geen aanpas- sing overwogen wordt en de werkgever dat niet kan rechtvaardigen, zou de werknemer schadevergoe- ding kunnen eisen op basis van de wet van 10 mei 2007 zonder dat de verbreking zelf als onregelmatig beschouwd moet worden.

Conclusie

Gelet op de onzekerheid op wetgevend vlak en de recente ontwikkelingen in de rechtspraak kunnen we de werkgevers alleen maar aanmanen om voor- zichtig om te springen met een verbreking wegens overmacht.

De volgende aanbevelingen moeten strikt nageleefd worden :

1) De werkgever mag zich niet tevreden stellen met een medisch attest van een behandelend genees- heer. Indien hij dergelijk attest ontvangt, moet hij de werknemer verzoeken om een vraag tot herin- schakeling te formuleren en erbij vermelden dat als hij dan niet binnen x werkdagen doet (bijvoor- beeld 15 dagen) hij ervan zal uitgaan dat hij geen herinschakeling wenst.

2) Hij moet in elk geval ook zorgen dat hij over een regelmatig ingevuld attest van de arbeidsgenees- heer beschikt. Zo moet de werkgever :

– nagaan of de controle door de arbeidsgenees- heer effectief gebeurd is in één van de omstan- digheden waarin dat toegelaten is. We herin- neren eraan dat de arbeidsgeneesheer, tijdens

(5)

de schorsing van de arbeidsovereenkomst en vooral bij ziekte, de defi nitieve ongeschiktheid niet mag vaststellen, tenzij die vaststelling in het kader van een verzoek tot herinschakeling vanwege de werknemer gebeurt;

– nagaan of de procedure voorzien door het ko- ninklijk besluit van 28  mei 2003 effectief na- geleefd werd door de arbeidsgeneesheer : heeft er overleg plaatsgevonden ? Heeft de arbeidsge- neesheer wel rekening gehouden met de sociale situatie van de werknemer ? …

– nagaan of de beslissing coherent is : heeft de arbeidsgeneesheer die gewag maakt van een defi nitieve ongeschiktheid ook aanbevelingen voor herinschakeling geformuleerd ? Werd de beslissing wel meegedeeld aan de werkne- mer ?

– over een defi nitieve beslissing beschikken, wat betekent dat hij de verbreking wegens overmacht niet mag vaststellen vóór het ver- strijken van een termijn van zeven werkdagen waarbinnen eventueel beroep aangetekend kan worden.

Merken we op dat de arbeidsgeneesheer in som- mige gevallen aansprakelijk gesteld kan worden, wat aanleiding geeft tot schadeloosstelling.

3) Gelet op de rechtspraak van de arbeidshoven, meer bepaald van Luik en Brussel, moeten we er- van uitgaan – hoewel dat ter discussie staat – dat

er een herinschakelingsverplichting opgelegd kan worden aan de werkgever, zelfs al beslist de arbeidsgeneesheer dat de werknemer defi nitief ongeschikt is en geeft hij geen aanbeveling voor een aanpassing van de arbeidsomstandigheden.

Bijgevolg moet de werkgever ervoor zorgen dat hij een redelijk bewijs kan voorleggen voor het feit dat ofwel de arbeidsomstandigheden onmogelijk aangepast konden worden, ofwel dat zijn herin- schakelingsvoorstellen (zelfs aan minder voorde- lige fi nanciële voorwaarden, Arbh. Bergen, 21 de- cember 2011, Arbr 2010/32) geweigerd werden door de werknemer.

Indien de werknemer elke aanpassing van zijn arbeidsomstandigheden weigert, moet de werk- gever ervoor zorgen dat hij daar een bewijs van heeft.

4) De vaststelling van de verbreking wegens over- macht zal, bij voorkeur, in een geschrift gebeu- ren dat door beide partijen ondertekend werd en waarin bovendien vermeld wordt dat de werkne- mer ofwel bijgestaan werd door een vakbondsaf- gevaardigde of door een persoon van zijn keuze, ofwel de mogelijkheid daartoe gekregen heeft.

Gaëlle JACQUEMART en Michel STRONGYLOS Elegis, Hannequart & Rasir

Invloed van het buitengerechtelijk minnelijk akkoord en de

gerechtelijke reorganisatie op de schulden en vorderingen

Inleiding

De wet op het gerechtelijk akkoord heeft haar doel gemist en werd daarom opgeheven en vervangen door de wet op de continuïteit van de ondernemin- gen.1

1 Wet van 31 januari 2009 (BS 9 februari 2009).

De proceduremogelijkheden voor ondernemingen in moeilijkheden werden grondig gewijzigd. Hierna in het kort de mogelijkheden die voorzien zijn :

– buitengerechtelijk minnelijk akkoord met bepaal- de of alle schuldeisers. De partijen bepalen vrij de inhoud van dit akkoord;

– gerechtelijke reorganisatie waardoor de schulde- naar opschorting van maximaal zes maanden be-

(6)

komt om ofwel tot een minnelijk akkoord te komen, ofwel een gerechtelijke reorganisatie door een col- lectief akkoord te verkrijgen, ofwel ten slotte een overdracht onder gerechtelijk gezag toestaan.

Voor meer detail over het aangeboden instrumen- tarium en de procedurele aspecten wordt verwezen naar het artikel van Guy Rulkin in Pacioli nr. 274 van 27 april-10 mei 2009.

Wegens de verscheidenheid van de mogelijke ak- koorden moet in elk afzonderlijk geval de werkelij- ke draagwijdte van het akkoord onderzocht worden.

Daaruit volgt de vertaling in de boekhouding en de jaarrekening alsook de meldingen in de toelichting.

De Commissie voor Boekhoudkundige Normen vond het nodig daarover een advies te publiceren en richt- lijnen te geven met betrekking tot de verwerking van alle mogelijkheden voorzien in de akkoorden gesloten tussen schuldenaar en schuldeiser(s).2

I. Boekhoudkundige verwerking van de kwijtschelding van schulden

A. Bij de schuldenaar

Bij kwijtschelding van alle of een deel van de schul- den, al dan niet gebonden aan een ontbindende voor- waarde (bv. niet eerbiedigen van het reorganisatie- plan of soms terugkeer naar een betere fi nanciële situatie), moet de betrokken schuld van het passief van de schuldenaar worden afgeboekt, wat leidt tot een vermogensgroei. Deze wijziging wordt geboekt in de resultatenrekening 764-769 «Andere uitzon- derlijke opbrengsten». De aard van deze uitzonder- lijke opbrengst wordt in de toelichting vermeld (ru- briek VOL 5.11).

De boeking is als volgt :

44 of 175

Handelsschulden

764- 769

Aan Andere uitzonderlijke opbrengsten

Op welk tijdstip moet deze boeking gebeuren : – bij een buitengerechtelijk minnelijk akkoord : bij

afsluiting van het akkoord;

– bij gerechtelijke reorganisatie door minnelijk ak- koord : op het ogenblik dat de rechtbank het ak- koord vaststelt;

2 CBN-advies 2011/9 van 6 april 2011.

– bij gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord : op de datum van homologatie door de rechtbank.

Op fi scaal vlak wordt de winst vrijgesteld die voort- vloeit uit de minderwaarden die door de schulde- naar zijn opgetekend op zijn bestanddelen van het passief.3 Bedoelde vrijstelling wordt defi nitief ver- leend in het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk tijdens hetwelk het reorganisa- tieplan of het minnelijk akkoord volledig is uitge- voerd. Onder bepaalde voorwaarden kan een tijde- lijke, voorwaardelijke vrijstelling van de opbrengst worden genoten voor zover de vrijgestelde winst op een afzonderlijke passiefrekening wordt geboekt (onaantastbaarheidsvoorwaarde) tot op de datum waarop het reorganisatieplan of het minnelijk ak- koord volledig is uitgevoerd.4

Indien de kwijtschelding van de schuld gebonden is aan een ontbindende voorwaarde (bv. terugkeer van de schuldenaar naar betere toestand) wordt dit in de toelichting opgenomen onder de rechten en verplichtingen. In de boekhouding wordt dit op een rekening van de klasse 0 geboekt. Bij eventuele vervulling van de ontbindende voorwaarde wordt de terug effectief geworden latente schuld weer op het passief geboekt : credit rekening 44-175 «Handels- schulden» en debet rekening 664-668 «Andere uit- zonderlijke kosten».

In geval het buitengerechtelijk minnelijk of gerech- telijk minnelijk/collectief akkoord voortijdig beëin- digd of ingetrokken wordt, zullen de oorspronke- lijke boekingen worden teruggenomen. Dit gebeurt op het ogenblik waarop de voorwaarde is vervuld of het akkoord vroegtijdig wordt beëindigd of inge- trokken.

B. Bij de schuldeiser

De totstandkoming van een akkoord zal doorgaans bij de schuldeiser aanleiding geven tot het overboe- ken naar «dubieuze debiteuren», tenzij er voldoende waarborg is of tenzij een waardevermindering voor- af werd geboekt. Wanneer de schuldeiser geheel of gedeeltelijk afstand heeft gedaan van zijn schuldvor- dering – al dan niet onder ontbindende voorwaarde van terugkeer naar betere toestand – moet hij een waardevermindering boeken (bedrag exclusief btw), tenzij dat reeds gebeurd was.

3 Artikel 48/1 WIB 1992.

4 Rekening 132 «Belastingvrije reserves».

(7)

Op het moment van de defi nitieve afwikkeling van de vordering moeten de vordering en de geboekte waardevermindering uitgeboekt worden.

Boeking indien de oorspronkelijke waardevermin- dering onvoldoende was :

550 Kredietinstellingen R/C 642 Minderwaarden op realisatie

van handelsvorderingen 409 Handelsvorderingen : geboek-

te waardeverminderingen (-) 407 Aan Handelsvorderingen : dubieuze debiteuren

Boeking indien de oorspronkelijke waardevermin- dering groter is dan het verlies

550 Kredietinstellingen : R/C 409 Handelsvorderingen : geboek-

te waardeverminderingen(-) 407 Aan Handelsvorderingen :

dubieuze debiteuren 742 Meerwaarden op de

realisatie van handels- vorderingen5

Indien de kwijtschelding van schuld gebonden is aan een ontbindende voorwaarde zal bij vervulling hiervan de kwijtschelding een einde nemen en de waardevermindering worden teruggenomen.

Indien het akkoord voortijdig wordt beëindigd of ingetrokken zal de geboekte waardevermindering geheel of gedeeltelijk behouden kunnen blijven voor zover er voor het geheel of een gedeelte van de vor- dering onzekerheid bestaat over de betaling hiervan op de vervaldag.

De hierboven beschreven beginselen en verwerkingen zijn ook van toepassing indien een akkoord wordt ge- sloten tussen schuldenaar en schuldeiser buiten het raam van de wet op de continuïteit van de onderne- mingen, met uitzondering van de fi scale vrijstelling.

II. Boekhoudkundige verwerking van renteloze schulden

A. Bij de schuldenaar

1. Bij de omvorming van een bestaande schuld in renteloze schuld moet de schuldenaar intrestbe- taling noch kosten meer boeken. De schuld moet niet verdisconteerd worden.

5 Vrijgesteld in het kader van een gehomologeerd reorganisatieplan.

2. Indien de schuldenaar een renteloze schuld be- komt, dient de terug te betalen schuld in zijn boekhouding te worden opgenomen. Deze schuld dient evenmin verdisconteerd te worden. Aange- zien geen intresten verschuldigd zijn, dienen deze niet in resultaat te worden opgenomen.

B. Bij de schuldeiser

De vordering die bij wijze van tegemoetkoming aan de schuldenaar wordt omgevormd tot een rentelo- ze vordering, dient niet verdisconteerd te worden.

De vordering kan evenwel als dubieus worden be- schouwd, waarop een waardevermindering kan worden geboekt.

Indien een schuldeiser in het kader van een akkoord een renteloze lening toekent en afziet van het vorde- ren van een intrestvergoeding moet de schuld niet verdisconteerd worden. Het boeken van een waar- devermindering op deze vordering zal in dit geval verantwoord zijn.

III. Boekhoudkundige verwerking van de omzetting van een deel of het geheel van een schuldvordering in kapitaal van de schuldenaar

De schuldeiser kan ook met een schuldenaar over- eenkomen dat zijn vordering gedeeltelijk of voor het geheel zal worden omgezet in kapitaal. Indien een deel van de schuld kwijtgescholden wordt, moet dat deel van het passief van de schuldenaar worden af- geboekt en dient de schuldeiser een waardevermin- dering te boeken (zie hierboven I en II).

A. Bij de schuldenaar

In de rechtsleer bestaat geen eensgezindheid over de waarde waartegen een schuldvordering dient te worden ingebracht, voornamelijk wanneer het een schuldvordering betreft op een onderneming die verliezen heeft opgehoopt.

De Commissie voor Boekhoudkundige Normen is, op basis van de rechtsleer, van oordeel dat de schuld- vordering zowel aan nominale waarde als aan eco- nomische waarde kan ingebracht worden. Het is het bestuursorgaan van de vennootschap die van de in- breng geniet die de waarde van de vordering zal be- palen. Ten slotte zal de algemene vergadering van deze vennootschap tot kapitaalverhoging moeten beslissen na kennis te hebben genomen van het bij- zonder verslag van het bestuursorgaan en, behou- dens uitzonderingen voorzien in het Wetboek van

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.be.

Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be

Vennootschappen, van het verslag van de commis- saris of bij gebreke hieraan van een bedrijfsrevisor.

Door de verrichting stijgt het netto-actief tot beloop van de nominale waarde van de vordering inge- bracht door de schuldeiser. De ingebrachte vorde- ring vormt geen eisbare schuld meer maar verdwijnt daar ze omgezet is in eigen vermogen.

Een voorbeeld als toelichting

Een schuldeiser gaat akkoord dat zijn vordering, van een nominale waarde van 100  000, op een on- derneming in moeilijkheden zou omgezet worden in kapitaal

Balans van de onderneming in moeilijkheden vóór de omzetting

Activa 200 000 Kapitaal 100 000

Overgedragen verlies

(150 000)

Schulden 250 000

1. Boekingen indien de schuldvordering wordt in- gebracht voor haar nominale waarde.

101 Niet opgevraagd kapitaal (-) 100 000

100 Aan Geplaatst kapitaal 100 000

44 en/of 175

Handelsschulden 100 000

101 Aan Niet opgevraagd kapitaal (-)

100 000

Balans van de onderneming in moeilijkheden na om- zetting van de schuldvordering aan nominale waarde

Activa 200 000 Kapitaal 200 000

Overgedragen verlies

(150 000)

Schulden 150 000

2. Boekingen indien de schuldvordering wordt in- gebracht aan economische waarde (bv. 80 000) lager dan de nominale waarde.

101 Niet opgevraagd kapitaal (-) 80 000

100 Aan Geplaatst kapitaal 80 000

44 en/of 175

Handelsschulden 100 000

101 Aan Niet opgevraagd kapitaal (-)

80 000

764- 769

Andere uitzonderlijke opbrengsten6

20 0006

Balans van de onderneming na inbreng van de schuld- vordering geschat aan economische waarde

Activa 200 000 Kapitaal 180 000

Belastingvrije reserve

20 000

Overgedragen verlies

(150 000)

Schulden 150 000

B. Bij de schuldeiser

De aanschaffi ngswaarde van aandelen ontvangen als vergoeding voor inbrengen die voortkomen uit de omzetting van vorderingen stemt overeen met de conventionele waarde van de omgezette vorderin- gen.7

Het negatief verschil tussen de inbrengwaarde en de nominale waarde van de schuldvordering wordt geboekt in resultatenrekening 642 «Minderwaarden op de realisatie van handelsvorderingen».

Michel VANDER LINDEN Erebedrijfsrevisor

6 Vrijgesteld in het kader van een gehomologeerd reorganisatieplan.

7 Artikel 41, § 1 KB/W.Venn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En andersom, welke kansen zou NOREA hebben gepakt wanneer het ook met een verhuizing op eigen benen zou zijn gaan staan, zich losrukkend van de perikelen die accoun- tancy eigen is

De Afdeling overweegt in deze uitspraak voor het eerst dat artikel 6.8 lid 6 van de Wro zo moet worden uitgelegd dat een reactieve aanwijzing tijdig is gegeven wanneer het besluit

In de wetsgeschiedenis van de Omgevingswet is weinig aandacht voor de vraag of ook een aanvraag kan worden ingediend voor een wijziging van het omgevingsplan.. Artikel 3.9 Wro

De kern van de gemeentelijke advisering richt zich op de vraag of het orgaan van de media-instelling dat het media aanbod bepaalt een zodanige samenstelling heeft dat

De kern van de gemeentelijke advisering richt zich op de vraag of het orgaan van de media-instelling dat het media aanbod bepaalt een zodanige samenstelling heeft dat

De grafisch kunstenaar, die een centrale rol speelde in het ontwerpen van de cover voor het controversiële boek “The Shack” (bij ons: “De Uitnodiging”), heeft gezegd dat hij

Met het onderhavige besluit wordt geregeld dat de werkgever in aanmerking komt voor compensatie vanwege pensionering of ziekte indien hij in de onderneming minder dan 25 werknemers

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,