• No results found

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Gorinchem 2015

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Gorinchem 2015"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Gorinchem 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning Gorinchem2015 De raad van de gemeente Gorinchem;

gelezen het voorstel van het college van 15 september 2014;

gelezen de inspraakreacties op de concept verordening en de reactie van het college hierop in het raadsvoorstel en in de nota waarop wordt ingegaan op de inspraakreacties;

Overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

dat van de gemeente verwacht mag worden dat zij burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving, onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, ondersteuning biedt, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen.

dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2. van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

Gelet op de artikelen 2.1.3 t/m 2.1.7, artikel 2.6.6 en artikel 2.3.6 van de Wet maatschappelijke ondersteu- ning 2015;

besluit de raad vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gorinchem 2015.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt, zo nodig in aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1.1 van de wet, verstaan onder:

a. algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die normaal in de reguliere handel verkrijgbaar is, ook door mensen zonder beperkingen wordt aangeschaft en gebruikt en die niet aanzienlijk duurder is dan voorzieningen met vergelijkbare functies;

b. collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt (aangevraagd en) verstrekt, maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt;

c. andere voorziening: voorziening op basis van een andere wet dan de Wet maatschappelijke on- dersteuning 2015;

d. maatwerkvoorziening: een voorziening die door het college op basis van de wet wordt verstrekt;

e. bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet; voorheen bekend als eigen bijdrage;

f. cliënt: onder cliënt wordt verstaan degene die behoefte heeft aan maatschappelijke ondersteuning, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet en onder cliënt wordt in voorkomende gevallen ook verstaan degene die namens de cliënt als gemachtigde of wettelijk vertegenwoordiger be- voegdelijk optreedt;

g. cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene onder- steuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

h. gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders/verzorgers, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

i. bezoekbaar maken: toegankelijk maken van de woning en toegankelijk en bruikbaar maken van maximaal één woonkamer en één toilet;

j. mantelzorg: zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie;

k. melding: verzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet, om onderzoek naar de behoefte van maatschappelijke ondersteuning;

Nr.

CVDR341995_1

CVDR

3 oktober2017

Officiële uitgave van Gorinchem.

(2)

l. ondersteuningsplan: de weergave van de adviezen, verwijzingen en afspraken die in samenspraak met de cliënt zijn gemaakt naar aanleiding van zijn melding, alsmede de beoogde resultaten en de evaluatie daarvan;

m. ritbijdrage: een door het college vast te stellen bedrag dat een persoon met beperkingen bijdraagt aan het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer;

n. uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (bepaling inzake bijdragen Wmo);

o. verslag: een weergave van de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet;

p. voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee een vergelijkbaar compenserend resultaat wordt bereikt als met een voorziening op grond van de wet;

q. wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

r. persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoor- ziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

s. Zelfredzaamheid: zelfredzaamheid is de eigen vaardigheid en kennis om taken ten aanzien van zelfverzorging, zelfsturing en het onderhouden van sociale contacten te verrichten.

t. Participatie: deelnemen aan het maatschappelijk verkeer u. De gemeente: gemeente Gorinchem

Artikel 1.2 Doelgroep van de verordening

1.Deze verordening richt zich op personen

die hun feitelijke verblijfsplaats hebben in gemeente Gorinchem en

die ondersteuning nodig hebben bij hun zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie of die, al dan niet woonachtig in gemeente Gorinchem, als mantelzorger ondersteuning aan een inwoner van de gemeente Gorinchem bieden.

2.Wanneer de doelgroep te maken heeft met meervoudige domein overstijgende problematiek op het terrein van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Participatiewet draagt het college zorg voor een goede afstemming van de ondersteuning.

Hoofdstuk 2 Toegang

Artikel 2.1 Melding en onderzoek

1. Een melding van een ondersteuningsbehoefte kan bij het college schriftelijk, digitaal, mondeling of telefonisch worden gedaan.

2. Het college bevordert maximale toegankelijkheid voor alle ingezetenen die een melding willen doen van een ondersteuningsbehoefte. Het college zorgt er in ieder geval voor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op gratis cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangs- punt is. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te kunnen maken van gratis cliëntondersteuning.

3. De melding wordt geregistreerd en de ontvangst van de melding wordt bevestigd. De cliënt wordt geïnformeerd over de gang van zaken na de melding, diens rechten en plichten en de vervolgpro- cedure. Naar aanleiding van de melding wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uitgevoerd overeenkomstig artikel 2.3.2, tweede tot en met achtste lid van de wet.

4. Het college wijst degenen die zich met een ondersteuningsvraag melden nadrukkelijk erop dat zij zich bij het gesprek kunnen laten bijstaan door iemand uit het eigen netwerk of een cliënton- dersteuner.

5. Het college zal naar aanleiding van de melding nagaan waar de behoefte aan ondersteuning van de cliënt en diens mantelzorger uit bestaat.

6. Als een onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet nodig is, of de cliënt geeft aan een aan- vraag voor een maatwerkvoorziening te willen doen, zal de cliënt of zijn vertegenwoordiger alle gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de be- schikking kan krijgen, moeten overleggen of anderszins verschaffen.

7. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviseur om advies vragen.

8. Indien de cliënt of de ondersteuningsvraag genoegzaam bekend is, kan het college in afwijking van het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg en met instemming van de cliënt volstaan met een kort onderzoek en afzien van een uitgebreid onderzoek, zoals bedoeld in artikel 2.3.2, lid 4 van de wet.

9. Bij het onderzoek wordt de cliënt geïnformeerd over de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget en de gevolgen daarvan.

10. Het college kan de mogelijkheid instellen van een herbeoordeling van de melding als bedoeld in het vijfde lid door een andere medewerker voor de gevallen dat de cliënt en de medewerker niet tot overeenstemming komen over een ondersteuningsplan.

11. Het college kan nadere regels stellen omtrent de toegangsbeoordeling als bedoeld in dit hoofdstuk.

(3)

Artikel 2.2 Inhoud onderzoek

Het college bespreekt met de cliënt na de melding zo spoedig mogelijk, met inachtneming van diens ondersteuningsplan indien aanwezig en voor zover nodig:

a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;

b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn parti- cipatie te ondersteunen of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk of met behulp van vrijwillige inzet te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn partici- patie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

f. de verplichtingen gerelateerd aan een maatwerkvoorziening

g. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

h. informatie over bijdragen in de kosten die de cliënt verschuldigd zal zijn.

Artikel 2.3 Verslag onderzoek

1. De cliënt ontvangt een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij er overwegende bezwaren bestaan dit verslag te verstrekken. Indien er een ondersteuningsplan wordt opgesteld geldt dat als verslag van het onderzoek.

2. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt over dit verslag dienen op verzoek van de cliënt als bijlage te worden toegevoegd.

Artikel 2.4 Aanvraag maatwerkvoorziening

1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt door een cliënt schriftelijk ingediend nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet en artikel 2.1., derde lid bedoelde termijn.

2. Het college geeft de beschikking binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag.

3. Bij de voorkeur voor een persoonsgebonden budget dient de aanvrager aan te geven wat de voorgenomen uitvoering daarvan is en wat de kwalificaties zijn van de uitvoering.

Artikel 2.5 Inhoud beschikking

1. Bij het treffen van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in elk geval vast- gelegd:

a. welke de te treffen voorziening is;

b. wat de duur van de verstrekking is, voor zover dit door het college wordt bepaald;

c. hoe de voorziening in natura wordt verstrekt;

d. welke verplichtingen zijn verbonden aan de te verstrekken maatwerkvoorziening.

2. Bij het treffen van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in elk geval vastgelegd:

a. voor welke maatwerkvoorziening het persoonsgebonden budget kan worden aangewend;

b. wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is;

c. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget is bedoeld, voor zover dit door het college wordt bepaald, en

d. welke verplichtingen zijn verbonden aan het persoonsgebonden budget en

e. welke regels gelden ten aanzien van facturering en verantwoording van het persoonsgebon- den budget.

3. Als er sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten wordt dit in de beschikking opgenomen.

Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen Artikel 3.1 Algemeen

1. Een algemene voorziening kan ingericht zijn voor alle inwoners van gemeente Gorinchem of voor een specifieke doelgroep, en is rechtstreeks toegankelijk zonder of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

(4)

2. Het college bevordert en treft eventueel de algemene voorzieningen die naar zijn oordeel bijdragen aan de zelfredzaamheid en de participatie van ingezetenen en aan de inzet van mantelzorg en vrijwilligerswerk daarvoor, waaronder in elk geval de in dit hoofdstuk vermelde voorzieningen.

3. Het college kan nadere regels stellen over de vorm van algemene voorzieningen, de algemene en specifieke doelgroep, gebruiksvoorwaarden en het nakomen van de gebruiksvoorwaarden.

Artikel 3.2 Basisvoorzieningen

De basisvoorzieningen sluiten zoveel als mogelijk aan op eigen initiatieven van burgers en omvatten in elk geval de beschikbaarheid van:

1. informatie en advies;

2. versterking van de vrijwillige inzet en informele netwerken;

3. mantelzorgondersteuning;

4. activering en participatie.

Artikel 3.3 Ambulante ondersteuning

Een verslag of ondersteuningsplan met betrekking tot de ambulante ondersteuning omvat, waar nodig:

1. informatie, advies 2. vraagverheldering;

3. kortdurende ondersteuning;

4. langdurende ondersteuning.

Artikel 3.4 Dagbesteding met laag intensieve ondersteuning

Het college draagt met het oog op het bieden van structuur, sociale contacten alsmede het ontlasten van eventuele mantelzorgers zorg voor de aanwezigheid van dagbesteding met laag intensieve onder- steuning.

Artikel 3.5 Collectief vraagafhankelijk vervoer

Het college draagt zorg voor collectief vraagafhankelijk vervoer.

Artikel 3.6 Mantelzorgcompliment

Het college draagt jaarlijks zorg voor een blijk van waardering voor mantelzorgers. Het college stelt nadere regels vast op welke wijze deze blijk van waardering inhoud en vorm wordt gegeven.

Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.1 Criteria maatwerkvoorziening algemeen

1. Het college neemt het onderzoeksverslag als uitgangspunt bij de beoordeling van de aanspraak op een maatwerkvoorziening.

2. Het college verstrekt een maatwerkvoorziening indien er sprake is van een noodzaak tot compen- satie en de cliënt niet of niet volledig in staat is tot zelfredzaamheid of participatie door gebruik te maken van:

a. eigen kracht en/of b. gebruikelijke hulp en/of c. mantelzorg en/of

d. hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of e. algemene voorzieningen en/of

f. voorliggende voorzieningen.

3. Indien meerdere maatwerkvoorzieningen als passend aan te merken zijn, verstrekt het college de voorziening die voldoende compenseert en het goedkoopst is.

Artikel 4.2 Algemene weigeringsgronden

Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat:

1. indien de aanvraag om een maatwerkvoorziening betrekking heeft op een algemeen gebruikelijke voorziening of indien er sprake is van normale maatschappelijke kosten.

2. indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Gorinchem.

3. voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt.

4. voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen.

(5)

5. voor zover de cliënt een beroep kan doen op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de cliënt toereikend en passend te zijn

6. indien de aanspraak niet is vast te stellen doordat de cliënt niet of onvoldoende voldoet aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 2.3.8 lid 1 en 3 van de wet.

7. indien de maatwerkvoorziening of de noodzaak daarvan voor de cliënt redelijkerwijs vermijdbaar was;

8. indien de maatwerkvoorziening voorzienbaar was, tenzij van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de maatwerkvoorziening overbodig hadden gemaakt.

9. indien de noodzaak tot het treffen van de maatwerkvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid en participatie, geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was.

Artikel 4.3 Aanvullende criteria persoonsgebonden budget

1. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:

de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale a.

netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

b. de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als per- soonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen;

c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaan- passingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltref- fend en cliëntgericht worden verstrekt.

2. Het college kent geen persoonsgebonden budget toe als

a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

b. in de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d, en e van de wet;

c. de ondersteuning middels een vervoersvoorziening adequaat kan plaatsvinden met inzet van het collectief vraagafhankelijk vervoer

d. er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

e. het persoonsgebonden budget is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden;

f. de kosten betrekking hebben op de administratie en het beheer van het persoonsgebonden budget en dit geen deel uitmaakt van het ondersteuningsplan.

3. Het college kan een nadere regeling opstellen waarin met betrekking tot een persoonsgebonden budget, voorwaarden en voorschriften staan, het tarief en de kwaliteit van de gevraagde diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van de maatwerkvoorziening in de vorm van dit persoonsgebonden budget, waarbij geldt dat de hoogte van het persoonsgebonden budget toereikend moet zijn.

4. Een cliënt aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot zijn so- ciaal netwerk als wordt voldaan aan noodzakelijke kwaliteitseisen, waaronder mede wordt verstaan opleidingseisen. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 4.4 Aanvullende criteria voor gespecialiseerde ambulante ondersteuning

In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor gespecialiseerde ondersteuning als

1. bij cliënt sprake is van een complexe ondersteuningsvraag, blijkend uit de noodzaak tot inzet van gespecialiseerde ondersteuning, of

2. er bij het functioneren van de cliënt sprake is van risico voor hemzelf of diens omgeving, of 3. toezicht op de cliënt mogelijk nodig is.

Artikel 4.5 Aanvullende criteria voor gespecialiseerde dagbesteding met hoog intensieve ondersteuning of arbeidsmatige dagbesteding

In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor gespecialiseerde dagbesteding met hoog intensieve ondersteuning als

1.

(6)

de aanvrager als gevolg van een beperking onvoldoende zelfredzaam is om een dagbesteding, waaronder het volgen van een opleiding of het leveren van een arbeidsprestatie, voor zichzelf of met behulp van zijn netwerk te organiseren; en

a.

b. er sprake is van een dermate complexe beperking, dat gedurende de dagbesteding directe nabijheid van gespecialiseerde zorg, ondersteuning en/of toezicht nodig is, of

c. daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt voorkomen.

2. In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt, indien hij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, in aanmerking komen voor arbeidsmatige dagbesteding met zo mogelijk als doel de cliënt voor te bereiden op (begeleid) werk of vrijwilligerswerk als

a. de aanvrager onvoldoende vaardigheden heeft inzake het aanbrengen van structuur of het voeren van regie in het dagelijks leven, en

b. de aanvrager geen of zeer geringe loonvormende arbeidsprestatie kan leveren door het ontbreken van werkvaardigheden als gevolg van beperkingen en daaruit voortvloei- end een ondersteunings- en/of toezichtsvraag heeft, of

c. daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt voorkomen

3. In afwijking van artikel 4.5 lid 2 kan het college ten behoeve van een cliënt die de pensioen- gerechtigde leeftijd heeft bereikt, besluiten op grond van zijn ondersteuningsplan, artikel 4.5 lid 2 overeenkomstig toe te passen.

Artikel 4.6 Aanvullende criteria voor kortdurend verblijf

In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt gedurende maximaal drie etmalen per week in aanmerking komen voor kortdurend verblijf als

1. de cliënt is aangewezen op ondersteuning met permanente begeleiding, en

2. de mantelzorger door het overstijgen van het gebruikelijke, redelijkerwijs van hem te verwachten toezicht overbelast dreigt te worden.

Artikel 4.7 Aanvullende criteria voor woonvoorzieningen

1. In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor een woonvoorziening als hij aantoonbare beperkingen heeft bij het normaal gebruik van zijn woning, en

a.

b. in redelijke mate inspanning heeft gedaan om een geschikte woning te vinden en te bewonen, en/of

c. een op basis van aantoonbare beperkingen aanwezige gedragsstoornis heeft met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon met beperkingen tot rust kan komen.

2. Een cliënt kan alleen voor een woonruimteaanpassing in aanmerking komen wanneer deze langdurig noodzakelijk is en de voorziening de compenserende voorziening is die het goedkoopst is. Bij deze overweging worden ook voorzienbare kosten in de toekomst meegewogen.

3. Een woonvoorziening wordt slechts verstrekt als de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen, dan wel voor het bezoekbaar maken van een andere woonruimte dan waar de cliënt met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft als het hoofdverblijf van de cliënt in een erkende zorginstelling is.

Artikel 4.8 Aanvullende criteria voor huishoudelijke ondersteuning

In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor huishoudelijke ondersteuning in- geval:

1. er aantoonbare beperkingen bij het voeren van een huishouden aanwezig zijn, en 2. er sprake is van problemen bij gebruikelijke hulp en mantelzorg.

Artikel 4.9 Aanvullende criteria voor vervoersvoorziening

1. In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor collectief vervoer als deze langdurig noodzakelijk is wanneer de cliënt niet of onvoldoende gebruik kan maken van het openbaar vervoer.

2. In aanvulling op artikel 4.1 en het voorgaande lid kan een cliënt eerst in aanmerking komen voor een individuele vervoersvoorziening als deze langdurig noodzakelijk is en het collectief vervoer niet afdoende is.

3. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de di- recte woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.

(7)

4. In afwijking van het derde lid kan een vervoersvoorziening worden verstrekt als zich een situatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de persoon met beperkingen zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de persoon met beperkingen noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

5. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen tot maximaal een omvang per jaar van 2000 kilometer mogelijk maken.

6. Indien meer kilometers nodig zijn dan 2000 kilometer per jaar, kan een gemotiveerde aanvraag worden ingediend voor ophoging van de kilometers en wordt deze individueel beoordeeld.

Artikel 4.10 Aanvullende criteria voor rolstoelvoorziening

In aanvulling op artikel 4.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor een rolstoelvoorziening als het voor hem langdurig noodzakelijk is om zich hiermee te verplaatsen.

Artikel 4.11 Financiële tegemoetkoming meerkosten

Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2. van de wet, op aan- vraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. Het college kan nadere regels stellen inzake de aard, inhoud en hoogte van de tegemoetkoming.

Hoofdstuk 5 Bijdragen

Artikel 5.1 Algemeen: Compensatie gebruikskosten

1. De aanbieder van een algemene of maatwerkvoorziening vraagt aan de cliënt een bijdrage voor de kosten die de cliënt uitspaart doordat deze onderdeel uitmaken van de voorziening, voor zover dat tussen het college en de aanbieder is afgesproken. Het gaat hierbij in elk geval om kosten:

a. voor het gebruik van consumpties en maaltijden bij dag- en nachtopvang en b. voor het doen van een was.

2. De hoogte van de bijdrage is kostendekkend. De aanbieder maakt de verschuldigdheid en hoogte van de bijdrage zichtbaar voor de cliënten die de voorziening van hem betrekken.

Artikel 5.2 Bijdrageplicht algemene voorzieningen

1. De cliënt is een bijdrage verschuldigd voor het gebruik van een algemene voorziening.

2. De bijdrage is inkomensonafhankelijk. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het geven van korting aan door het college aan te wijzen groepen.

3. Het college kan nadere regels stellen inzake de aard, inhoud en hoogte van de bijdrage, zoals bedoeld in artikel 5.2 eerste lid.

Artikel 5.3 Bijdrageplicht Maatwerkvoorzieningen

1. De cliënt is een bijdrage verschuldigd voor het gebruik van een maatwerkvoorziening of persoons- gebonden budget, zolang hij van de maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget gebruik maakt.

2. De bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening is inkomensafhankelijk, met uitzondering van de ritbijdrage voor collectief vervoer.

3. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is ten hoogste gelijk aan de maximale bijdrage die mogelijk is op grond van het uitvoeringsbesluit, waarbij geldt dat zij nooit hoger is dan de kostprijs van de voorziening.

4. De bijdrage inzake toekenning van een voorziening voor een minderjarige cliënt is met inachtne- ming van het bepaalde in artikel 2.1.5 van de wet verschuldigd door:

a. de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en

b. degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

5. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening wordt berekend op basis van:

a. als de dienst per uur wordt geleverd, de gecontracteerde uurprijs en de geleverde uren;

b. voor woon- en vervoersvoorzieningen, de prijs die de gemeente betaalt voor de voorziening;

c. voor niet-arbeidsmatige gespecialiseerde dagbesteding, het aantal dagdelen dat de cliënt aanwezig is geweest en de gecontracteerde prijs;

d. voor overige gevallen per periode en op basis van de vergoeding die de gemeente voor de dienstverlening over die periode verschuldigd is;

e. voor een persoonsgebonden budget voor diensten en woon- en vervoersvoorzieningen: op basis van het door de cliënt bestede bedrag.

6. Het college brengt de bijdrage voor de volgende periode in rekening:

(8)

a. voor dienstverlening: zolang de toekenning voor de dienstverlening niet is ingetrokken en er in een periode ondersteuning is geboden;

b. voor een voorziening in natura, anders dan onder a: zolang de cliënt gebruik maakt van of in het bezit is van de voorziening, en waar van toepassing tot maximaal de kostprijs van een eenmalig verstrekte voorziening;

c. bij een periodieke verstrekking van een persoonsgebonden budget: over iedere periode waarover een persoonsgebonden budget is verstrekt;

7. Als een persoon over een periode voor meerdere voorzieningen een bijdrage is verschuldigd, dan komt de betaalde bijdrage allereerst ten goede van de voorziening die eenmalig is verstrekt en waarvoor het college geen huur verschuldigd is.

Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving

Artikel 6.1 Nieuwe feiten of omstandigheden, herziening en intrekking

1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een besluit als bedoeld In artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget is aangewezen;

c. de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten;

d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget ver- bonden voorwaarden;

e. de cliënt de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruikt.

Artikel 6.2 Terugvordering

1. Als het college een besluit op grond van artikel 6.1, tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevon- den, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft ver- leend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerk- voorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget.

2. Ingeval het besluit tot toekenning van het recht op het persoonsgebonden budget is ingetrokken op de grond dat het persoonsgebonden budget niet is aangewend voor de bekostiging van een voorziening, kan het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

3. Ingeval het besluit tot toekenning van het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is in- getrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

4. Ingeval het besluit tot toekenning van het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is inge- trokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 7 Kwaliteit en klachten

Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

1. De aanbieder van een voorziening zorgt voor een goede kwaliteit van de voorziening, wat in ieder geval betekent dat:

a. de voorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht is;

b. de voorziening is afgestemd op de persoonlijke situatie van de cliënt;

c. de voorziening is afgestemd op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt;

d. de beroepskracht die een voorziening levert, handelt in overeenstemming met de professionele standaard;

2. Het college stelt nadere regels vast over welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begre- pen.

Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

1. Het college houdt bij het leveren van diensten door derden en het vaststellen van de tarieven daarvan in ieder geval rekening met:

a. de aard en omvang van de te verrichten taken en/of de te leveren voorzieningen;

b. de vereiste deskundigheid en vaardigheden van de beroepskrachten;

c. de arbeidsvoorwaarden passend bij de vereiste deskundigheid en vaardigheden van de beroeps- krachten en de zwaarte van de functie;

d. de kwaliteiten van de diensten;

(9)

e. de reële marktprijs van de diensten;

f. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. sociaal wijkteams).

2. Het college houdt bij het leveren van hulpmiddelen en woningaanpassingen en het vaststellen van de tarieven daarvan, in ieder geval rekening met:

a. de aard en omvang van de te leveren hulpmiddelen of woningaanpassingen;

b. de kwaliteitseisen van het hulpmiddel of de woningaanpassing c. de reële marktprijs van het hulpmiddel of de woningaanpassing, en

d. de eventuele extra taken die in verband met het hulpmiddel of de woningaanpassing van de leve- rancier worden gevraagd, zoals:

i. aanmeten, levering en plaatsing van het hulpmiddel of de woningaanpassing;

ii. instructie over het gebruik van het hulpmiddel of de woningaanpassing;

iii. onderhoud van het hulpmiddel of de woningaanpassing.

Artikel 7.3 Regeling voor klachtenafhandeling

1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders.

Artikel 7.4 Regeling voor medezeggenschap

1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzie- ningen.

2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregeling van aanbieders.

Artikel 7.5 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en iedere vorm van geweld en/of discriminatie bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthou- dend ambtenaar aan.

2. Aanbieders melden iedere calamiteit en iedere vorm van geweld en/of discriminatie die zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de cala- miteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calami- teiten en het bestrijden van geweld en/of discriminatie.

4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van ca- lamiteiten en geweld en/of discriminatie bij de verstrekking van een voorziening.

Hoofdstuk 8 Inspraak Artikel 8 Inspraak

1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening.

2. Het college stelt ingezetenen van de gemeente vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid te doen, en gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

3. Het college zorgt dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwer- pen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

4. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de verplichtingen genoemd in de voor- gaande leden.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen Artikel 9.1 Evaluatie verordening

Het college evalueert jaarlijks voor 1 juli de werking van deze verordening.

(10)

Artikel 9.2 Verhouding met Verordening beschermd wonen en opvang gemeente Gorinchem

Deze verordening is niet van toepassing op beschermd wonen en opvang en andere onderwerpen die zijn geregeld in de Verordening beschermd wonen en opvang gemeente Gorinchem.

Artikel 9.3 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt met een vastgestelde ondersteunings- behoefte afwijken van de bepalingen van deze verordening, als toepassing van de verordening tot on- billijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9.4 Indexering

1. Het college kan jaarlijks per 1 januari de door het college vastgestelde bedragen voortvloeiend uit deze verordening verhogen of verlagen.

2. Het college kan per voorziening bepalen welke prijsindex hierbij wordt gehanteerd.

Artikel 9.5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 9.6 Overgangsbepalingen

1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gorinchem 2011 wordt ingetrokken.

2. Een cliënt houdt recht op een voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappe- lijke ondersteuning gemeente Gorinchem 2011, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

3. Het aan een nieuw besluit, in de zin van artikel 9.6 tweede lid, ten grondslag liggende onderzoek wordt uitgevoerd met inachtneming van hoofdstuk 2 en 3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gorinchem 2015, met dien verstande dat het onderzoek ambtshalve plaatsvindt.

4. Het nieuwe besluit als bedoeld in het tweede lid treedt niet eerder in werking dan 3 maanden na verzending en bekendmaking.

5. Op aanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening blijft de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gorinchem 2011 van toepassing totdat het college een nieuw besluit heeft genomen als bedoeld in het tweede en derde lid.

Artikel 9.7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Gorinchem 2015 of Verordening MO.

(11)

Bijlage 1 Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Gorinchem 2015

Bijlage 1 behorend bij Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Gorinchem 2015

Beleidsregels maatwerkvoorziening Begeleiding Inhoudsopgave

1. Overgangscliënten

2. Omvang individuele begeleiding voor de overgangscliënten 3. Doelgroepen

4. Gebruik van de Zelfredzaamheidsmatrix

5. Doelen voor de maatwerkvoorziening begeleiding

6. Wanneer komt de cliënt in aanmerking voor de maatwerkvoorziening begeleiding?

7. Indicatieve normen voor omvang individuele begeleiding 8. Indicatieve normen voor omvang begeleiding in een groep

9. Kortdurend verblijf (Respijtzorg) 10. Afbakening met behandeling (Wlz) 11. Afbakening met de ZvW

12. Afbakening met de Participatiewet 13. Prestatiecodes voor 2015

Inleiding

Nieuw in 2015 is de maatwerkvoorziening ‘Begeleiding’ (*1).

Naar aanleiding van de melding wordt een onderzoek verricht en wordt een verslag gemaakt of een ondersteuningsplan opgesteld. De maatwerkvoorziening ‘Begeleiding’ is gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, op het moment dat dit niet (geheel) zelfstandig lukt en/of het sociaal netwerk en/of algemene voorzieningen dit niet (volledig) kunnen ondervangen. Daarnaast zorgt de maatwerkvoorziening ervoor dat cliënten zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen (blijven) wonen. Deze begeleiding kan zowel individueel als in een groep worden geboden.

1. Overgangscliënten

Voor 2015 geldt een zogenaamd overgangsjaar, waarin geldt dat cliënten die op 1 januari 2015 begelei- ding ontvangen vanuit de AWBZ, gedurende een jaar (tenzij de AWBZ-indicatie eerder afloopt) de rechten, die verbonden zijn aan het indicatiebesluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), behou- den. De hulp en ondersteuning wordt onder dezelfde condities geleverd als in de AWBZ (dus incl. het vervoer), wat betekent dat de cliënt een vergelijkbaar aanbod krijgt.

Dit betekent niet per definitie dat de ondersteuning door dezelfde aanbieder of op dezelfde wijze geleverd wordt als voorheen:

de aanbieder moet namelijk door de gemeente in de bestuurlijke aanbesteding gecontracteerd zijn voor de maatwerkvoorziening begeleiding (ZIN) tenzij de cliënt de ondersteuning zelf inkoopt met een Pgb;

in overleg met de cliënt, kan de gemeente afspraken maken over een vervangend Wmo-ondersteunings- arrangement gedurende de overgangsperiode in 2015.

2. Omvang individuele begeleiding voor de overgangscliënten

Voor de overgangscliënten is de individuele begeleiding door het CIZ vastgesteld in klassen in het indi- catiebesluit. Door het CIZ is een maximale omvang vastgesteld voor de activiteiten. Deze activiteiten komen wel grotendeels overeen met de doelen van de Wmo zoals opgenomen in de paragraaf “Doelen voor de maatwerkvoorziening begeleiding”.

Vanwege het overgangsrecht kunnen cliënten tot een maximum van de klasse ondersteuning eisen bij de gemeente, terwijl de zorgconsumptie gemiddeld vaak op 60% van het maximum van de klasse ligt.

Alleen in overleg met de cliënt en met instemming van de cliënt, kan de gemeente afspraken maken over een vervangend Wmo-ondersteuningsarrangement gedurende de overgangsperiode in 2015, waardoor de omvang in uren kan afnemen.

3. Doelgroepen

Onder de maatwerkvoorziening begeleiding vallen de volgende doelgroepen (vanaf 18 jaar)

(12)

ouderen met somatische of psychogeriatrische problematiek;

volwassenen met psychiatrische problematiek;

volwassenen met een verstandelijke beperking;

volwassenen met een lichamelijke beperking of chronische ziekte;

multi-problem gezinnen.

Voor de cliënten tot 18 jaar met een ondersteuningsvraag kan worden verwezen naar het sociaal team en/of de Serviceorganisatie Jeugd ZHZ.

Individuele begeleiding

Bij individuele begeleiding gaat het om de volgende activiteiten:

het compenseren van het regelvermogen;

praktische hulp bij handelingen t.b.v. de zelfredzaamheid.

coaching op belangrijke leefgebieden Begeleiding in een groep

Bij begeleiding in groepsverband gaat het om een dagprogramma dat school en/of werk vervangt met als doel:

1. ontmoeting;

2. vaardigheden te behouden;

3. gedragsproblematiek te reguleren;

4. participatie te behouden of te bevorderen;

5. toezicht in een instelling;

6. ontlasting van de thuissituatie/mantelzorger(s)

4. Gebruik van de Zelfredzaamheidsmatrix

De zelfredzaamheidsmatrix (ZRM, bijlage 2) is een instrument om de ondersteuningsvragen te inventa- riseren per leefgebied. De volgende leefgebieden (domeinen) worden benoemd:

a. financiën;

b. dagbesteding;

c. huisvesting;

d. huiselijke relaties;

e. geestelijke gezondheid;

f. lichamelijke gezondheid;

g. verslaving

h. activiteiten dagelijks leven;

i. sociaal netwerk;

j. maatschappelijke participatie;

NB. De begeleiding vanuit de Wmo richt zich primair niet op het leefgebied justitie.

Met behulp van de ZRM kan worden bepaald op welke leefgebieden en met welke concrete doelen en activiteiten ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening nodig is.

De uitkomsten van dit onderzoek kunnen, mede in overleg met cliënt, leiden tot concrete doelen en activiteiten per toepasselijk leefgebied.

5. Doelen voor de maatwerkvoorziening begeleiding

De doelen voor begeleiding zijn gericht op verbetering, behoud of compensatie (overname) van de zelfredzaamheid en participatie.

Voor de maatwerkvoorziening begeleiding bestaan de volgende geformuleerde doelen (opgenomen in de Resultaatovereenkomst met de aanbieders):

Het helpen aanbrengen van en/of oefenen(*2) met het aanbrengen van (dag)structuur en het voeren van regie zoals:

initiëren of compenseren van eenvoudige of complexe taken en de daarbij behorende besluiten nemen en de gevolgen daarvan wegen;

regelen van randvoorwaarden ten behoeve van wonen, werk, inkomen en het voorbereiden van een gesprek met betrokken instanties;

initiëren of compenseren van het op- en bijstellen van een dag- en/of weekplanning, dagelijkse routine;

zich aan regels en afspraken houden.

(13)

Het (ondersteunen bij het) oefenen van vaardigheden of handelingen, zodat de cliënt (zo goed mogelijk en zoveel mogelijk) op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving, op het gebied van:

eenvoudige of complexe taken en activiteiten;

praktische problemen die buiten de dagelijkse routine vallen;

het beheren van (huishoud)geld en het uitvoeren van de administratie;

gebruik van openbaar vervoer;

contact en communicatie in een persoonsgebonden sociale omgeving.

Het begeleiden van cliënt en mantelzorger(s) hoe om te gaan met de gevolgen van de aandoening, stoornis of beperking van de cliënt en met eventuele veranderde situatie en/of relatie als gevolg van de aandoening, stoornis of beperking zodat het gezin op eigen kracht verder kan en extra zorg wordt voorkomen.

Het overnemen van toezicht en het aansturen van gedrag ten gevolge van een aandoening, stoornis of beperking, thuis of elders.

Het overnemen van toezicht gericht op het bieden van fysieke zorg zodat tijdig kan worden ingegrepen bij bijvoorbeeld valgevaar of complicaties bij een ziekte of medicijngebruik zodat extra zorg wordt voorkomen.

Het begeleiden bij sociaal-emotionele problematiek die samenhangt met de aandoening, stoornis of beperking.

Het begeleiden bij de mogelijke integratie in de samenleving en de sociale participatie (bijvoorbeeld hulp bij de opbouw van een sociaal netwerk) met als doel zelfredzaamheid.

Ontlasting van de mantelzorger (kortdurend verblijf in een instelling).

6. Wanneer komt de cliënt in aanmerking voor de maatwerkvoorziening begeleiding?

Als eerste wordt de ondersteuningsvraag verkend met de cliënt. De verschillende aspecten bij deze verkenning zijn:

Welk probleem wordt ervaren binnen het leefgebied?

Hoe lang bestaat dit probleem al? Is er een acute oorzaak?

Wat heeft de cliënt tot nu toe gedaan om het probleem zelf op te lossen?

Waarom is de cliënt niet in staat om dit probleem zelf of met het netwerk op te lossen?

Is er sprake van “acute problematiek”, “geen zelfredzaamheid” of “beperkte zelfredzaamheid” van een leefgebied van de ZRM? Dit geeft een score op het desbetreffende leefgebied.

Is er sprake van een chronische problematiek waarvan de huidige situatie terug te vinden is in de ZRM?

Als er een probleem bestaat op één of meer leefgebieden waarvoor ondersteuning gevraagd wordt, dan wordt er dus eerst gezocht naar een oplossing in het eigen netwerk, hulp van vrijwilligers, door (wettelijke) voorliggende of algemene voorzieningen. Voor de ondersteuningsbehoefte die hiermee niet wordt gecompenseerd, kan een maatwerkvoorziening begeleiding worden toegekend.

De keuze voor individuele begeleiding of begeleiding groep wordt bepaald door de afweging wat zorginhoudelijk het meest doelmatig is en welk resultaat bereikt moet worden.

Begeleiding groep is voorliggend op individuele begeleiding als hetzelfde doel wordt beoogd.

Wanneer de begeleiding gericht is op het daadwerkelijk bieden van dagstructuur is begeleiding groep de aangewezen vorm van begeleiding.

Wanneer de ondersteuningsbehoefte bestaat uit één of meerdere keren per week bieden van hulp bij het doornemen van de dag- of weekstructuur en niet uit het daadwerkelijk bieden van dagstructuur, dan is individuele begeleiding de aangewezen vorm.

Een contra-indicatie, zoals infectiegevaar of ernstige energetische beperkingen kan leiden tot de noodzaak van individuele begeleiding. In de praktijk kunnen individuele begeleiding en begeleiding groep naast elkaar bestaan (als deze ondersteuning niet op hetzelfde moment van de dag plaatsvindt).

7. Indicatieve normen voor omvang individuele begeleiding

Voor individuele begeleiding wordt gekeken naar de tijd die nodig is om de activiteiten te kunnen ver- richten. De normering wordt individueel bepaald en is maatwerk. Als uitgangspunt zijn de volgende categorieën van normtijden(*3) opgesteld waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken:

1. Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het ondersteu- nen bij vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid: 7-10 uur per week;

2. Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het ondersteu- nen bij vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid + oefenen: 10-13 uur per week;

(14)

3. Het bieden van toezicht: 2-4 uur per week;

4. Het bieden van toezicht tijdens onderwijs: 2-4 uur per week;

5. Het bieden van toezicht tijdens onderwijs + zeer ernstige gedragsproblematiek: gemotiveerd toekennen: 4 tot 7 uur per week;

6. Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het ondersteu- nen bij vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid + het bieden van toezicht:

10-13 uur per week;

7. Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het ondersteu- nen bij vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid + het bieden van toezicht + oefenen: 13 - 16 uur per week;

8. Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het ondersteu- nen bij vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid + het bieden van toezicht + het bieden van toezicht tijdens onderwijs + oefenen: 16 - 20 uur per week;

9. Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het voeren van regie en/of het ondersteu- nen bij vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid + het bieden van toezicht + zeer ernstige gedragsproblematiek: gemotiveerd toekennen (wel of niet incl. oefenen): 16 - 20 uur per week.

8. Indicatieve normen voor omvang begeleiding in een groep

De omvang van het aantal dagdelen begeleiding in een groep wordt bepaald door het doel van de on- dersteuning.

Daarbij kan het gaan om een dagprogramma met als doel:

- al dan niet aangepaste vormen van arbeid (ook vrijwilligerswerk)

- het bieden van activiteiten met als doel een andersoortige vorm van dagstructurering dan arbeid en - zelfredzaamheid en cognitieve capaciteiten en vaardigheden zoveel mogelijk te handhaven en/of ge- dragsproblematiek te reguleren en

- toezicht in een instelling

De dagactiviteiten moeten programmatisch / methodisch zijn, gericht op structureren van de dag, op praktische ondersteuning en op het oefenen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen.

Dagbesteding houdt in een structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent.

Hieronder wordt niet verstaan een reguliere dagstructurering zoals die in de woon- / verblijfsituatie wordt geboden of een welzijnsactiviteit zoals zang, bingo, uitstapjes e.d.

Voor veel cliënten zal deelname aan welzijnsactiviteiten in bijvoorbeeld een ontmoetingsruimte in de buurt voldoende zijn om structuur te bieden aan de dag en medemensen te ontmoeten. Alleen voor cliënten die door hun cognitieve beperkingen, ernstig fysieke beperkingen of gedragsproblematiek een dergelijke dagstructurering, gericht op het verbeteren of behouden van capaciteiten en/of het reguleren van gedragsproblemen nodig hebben en/of ontlasting van de mantelzorger(s) noodzakelijk is, is bege- leiding in groepsverband nodig.

Bij de begeleiding groep kan ook het vervoer naar en van de dagbesteding worden meegenomen in het arrangement als dit vervoer noodzakelijk is. Daarvan is sprake als er een gebrek bestaat aan zelfred- zaamheid en er geen andere oplossingen (bijvoorbeeld in het netwerk) gevonden kunnen worden.

De omvang wordt bepaald in overleg met de cliënt en/of het netwerk. Er wordt bepaald waar de cliënt of het netwerk behoefte aan heeft. Maximaal kunnen 9 dagdelen worden geïndiceerd. Eén dagdeel staat gelijk aan 4 uur.

(15)

9. Kortdurend verblijf (Respijtzorg)

Een mantelzorger kan door het bieden van ondersteuning overbelast raken. Respijtzorg kan hierbij uitkomst bieden.

Als is vastgesteld dat de mantelzorger overbelast is of dreigt te raken en daardoor niet meer in staat is de zorg te leveren, zal onderzoek naar eigen mogelijkheden en/of voorliggende voorzieningen om de overbelasting op te heffen plaats moeten vinden. Is dit niet mogelijk dan kan respijtzorg ingezet worden.

Bij respijtzorg kan een tijdelijke toekenning van het recht op begeleiding gegeven worden, zodat onder- zocht kan worden hoe de overbelasting zich ontwikkelt en wat er geprobeerd is om het op te lossen.

Als deze zorg door de mantelzorger zelf wordt geleverd, is het voorliggend om de zorg door (andere) zorgverleners uit te laten voeren/in te kopen.

Bij dagopvang wordt de omvang bepaald in overleg met de cliënt en het netwerk. Er wordt bepaald waar de cliënt of het netwerk behoefte aan heeft. Maximaal kunnen 9 dagdelen worden geïndiceerd.

Een cliënt kan maximaal drie etmalen per week in aanmerking komen voor kortdurend verblijf. De omvang van kortdurend verblijf kan worden opgespaard over een periode van maximaal 3 maanden om ineens gebruikt te worden.

10. Afbakening met behandeling (Wlz)

Behandeling is gericht op het verbeteren (tegengaan van verslechtering) van de aandoening, stoornis of beperking. Daarbij hoort het verbeteren van algemene competenties en vaardigheden (zoals beheersen van gedrag, verbeteren van fysieke vaardigheden als conditie, bewegingsvermogen, en/of mentale vaardigheden als oriëntatievermogen, concentratievermogen enz. Het gaat om gerichte professionele interventies, waarvoor expertise op het niveau van een specifiek medicus (specialist ouderengenees- kunde, arts verstandelijk gehandicapten enz.), specifiek paramedicus, vaktherapeut (drama-/speltherapeut) of gedragswetenschapper (bijvoorbeeld orthopedagoog, gz-psycholoog) noodzakelijk is. De behandeling vindt plaats vanuit een instelling, onder coördinatie van een Wlz-hoofdbehandelaar, met specifieke (op Wlz-zorg gerichte) deskundigheid.

Het begeleiden bij het praktisch uitvoeren van concrete handelingen en gedrag is begeleiding. Begelei- ding en behandeling – gericht op dezelfde vaardigheid – kunnen naast elkaar bestaan als een vaardigheid eerst nog moet worden overgenomen (maatwerkvoorziening begeleiding) totdat deze is aangeleerd (behandeling) en vervolgens kan deze vaardigheid worden geoefend (maatwerkvoorziening begeleiding).

Als een cliënt is aangewezen op een dagprogramma en tijdens dit dagprogramma is behandeling noodzakelijk in de vorm van “behandeling gericht op herstel en/of het aanleren van vaardigheden of gedrag” of een noodzaak voor groepsgewijze nadere functionele diagnostiek (observatiegroep), dan wordt behandeling groep geïndiceerd en geen maatwerkvoorziening begeleiding.

11. Afbakening met de ZvW

Zorg die medisch specialisten bieden, behoort tot de geneeskundige zorg die in het kader van de ZvW is verzekerd. De zorg is gericht op behandeling van een stoornis en heeft als doel herstel of voorkomen van verergering van deze stoornis. De behandeling is niet beperkt tot de medische interventies, maar omvat – afhankelijk van de aard van de ingreep – in de ZvW ook de nodige begeleiding. Het kan hier gaan om individuele begeleiding, maar ook om dagbesteding vanwege psychiatrische behandeling.

Deze begeleidingsactiviteiten zijn een onlosmakelijk onderdeel van behandeling en hebben een genees- kundig doel.

Als er sprake is van ambulante ZvW-behandeling dan is het van belang om te onderzoeken of deze behandeling de totale zorgbehoefte van de cliënt (leefgebieden ZRM) op het gebied van de zelfredzaam- heid compenseert. Als dat niet het geval is, kan er aanspraak zijn op de maatwerkvoorziening begeleiding.

Als de cliënt een behandelmijder is en er is risico op verwaarlozing, dan kan er aanspraak worden ge- maakt op de maatwerkvoorziening begeleiding als de cliënt hierop aangewezen is op basis van een (vermoeden van een) grondslag in combinatie met beperkingen op de leefgebieden. Ondanks dat er behandeling mogelijk is als voorliggende voorziening, kan er in deze situatie voor de periode van 6 maanden minimale zorginzet worden geïndiceerd ter voorkoming van verwaarlozing. Hiermee wordt de cliënt geprikkeld om zich toch te laten behandelen.

12. Afbakening met de Participatiewet

Als de cliënt niet in staat is (aangepast) te werken of naar school te gaan, kan er aanspraak bestaan op de begeleiding groep ter vervanging van arbeid of school als de cliënt hierop is aangewezen op basis

(16)

van aandoeningen/stoornissen. Omgekeerd, de cliënt komt niet in aanmerking voor de maatwerkvoor- ziening begeleiding als de cliënt:

met ondersteuning in staat is om te werken (jobcoach);

met ondersteuning in staat is om te studeren of naar school te gaan;

een beschikking heeft van het UWV dat er wordt verwacht dat er in een later stadium wel gewerkt kan worden (de maatwerkvoorziening begeleiding kan dan alleen ingezet worden ter overbrugging van een bepaalde periode);

nog geen eindbeoordeling heeft gekregen dat deze duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is.

Bij een IVA-uitkering (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten) bestaat er aanspraak op de maatwerkvoorziening begeleiding ter vervanging van arbeid.

Bij een WGA-uitkering (Werkhervatting Gedeeltelijke Arbeidsgeschikten) ligt de nadruk op re-integratie.

De divisie Sociaal Medische Advisering van het UWV is verantwoordelijk voor het re-integratieplan en biedt ondersteuning. Er bestaat geen aanspraak op de maatwerkvoorziening begeleiding ter vervanging van arbeid.

Een sociale werkvoorziening voorziet in de mogelijkheid aangepast werk te verrichten voor mensen die niet aan het reguliere arbeidsproces kunnen deelnemen vanwege de aanwezige beperkingen van lichamelijke, verstandelijke of psychische aard. Met deze beperkingen zijn zij aangewezen op werken onder aangepaste omstandigheden. Zij kunnen ondanks deze beperkingen dankzij de aangepaste om- standigheden regelmatig werken. Er bestaat geen aanspraak op de maatwerkvoorziening begeleiding voor de begeleiding die gericht is op het uitvoeren van het werk.

Bij een deeltijd werkweek is de cliënt in staat om een beperkt aantal uren arbeid te verrichten. Voor de dagdelen dat er niet gewerkt kan worden, bestaat er wel aanspraak op de maatwerkvoorziening bege- leiding ter vervanging van arbeid.

Bij een vrijwillige afstand van een positieve Wsw-indicatie of bij wachttijd aansluitend op een positieve Wsw-indicatie om geplaatst te worden, bestaat geen aanspraak op de maatwerkvoorziening begeleiding ter vervanging van arbeid.

Als de cliënt zich nog niet heeft aangemeld voor een Wsw-indicatie, dan:

bestaat er geen aanspraak op de maatwerkvoorziening begeleiding ter vervanging van arbeid als met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de cliënt behoort tot de Wsw-doelgroep. Het is de verant- woordelijkheid van de cliënt om zich aan te melden voor een indicatieonderzoek bij het UWV;

bestaat er wel aanspraak op de maatwerkvoorziening begeleiding ter vervanging van arbeid als duidelijk is dat de cliënt niet tot de Wsw-doelgroep behoort;

bestaat er tijdelijk voor de duur van maximaal 6 maanden aanspraak op de maatwerkvoorziening bege- leiding ter vervanging van arbeid als wordt getwijfeld of dat de cliënt tot de Wsw-doelgroep behoort.

De cliënt krijgt de gelegenheid om zich aan te melden bij het UWV voor een indicatieonderzoek.

Bij een cliënt zonder arbeidsverleden, waarbij geen beoordeling heeft plaatsgevonden van de mate van arbeidsongeschiktheid vanwege de uitkeringsregeling Wajong, WAO/WIA moet beoordeeld worden of dat er een indicatie bestaat voor de maatwerkvoorziening begeleiding vanwege het bieden van dagstructuur of overnemen van de regie.

Cliënten die arbeidsverplichtingen hebben in het kader van de Participatiewet, hebben geen aanspraak op de maatwerkvoorziening begeleiding ter vervanging van arbeid.

13. Prestatiecodes voor 2015

Voor de maatwerkvoorziening begeleiding zijn voor 2015 prestatiecodes met tarieven overeengekomen met aanbieders voor de sectoren Verpleging&Verzorging (V&V), de Gehandicaptenzorg (Gz) en de Geestelijke Gezondheidszorg (GGz).

Een cliënt heeft namelijk een “grondslag” (zie tabel) voor de maatwerkvoorziening begeleiding waardoor deze onder één van de sectoren valt.

Grondslag Sector

Somatische aandoeningPsychogeriatrische aandoening V&V

Verstandelijke handicapLichamelijke handicapZintuiglijke handicap (let op: specifieke aanbieders die landelijk werken!)

Gz

Psychiatrische stoornis GGz

(17)

Na het bepalen van de grondslag volgt het doel en de inhoud van de ondersteuning. In de onderstaande tabel zijn de gecontracteerde prestatiecodes met een beschrijving opgenomen om het type van de on- dersteuning te bepalen.

Beschrijving Prestatiecode

Doel:

H126

Begeleiding van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging.

Persoonlijke verzorging basis

Inhoud:

Advies, instructie en voorlichting aan de cliënt die in directe relatie staan met persoonlijke verzorging (ADL), waaronder hulp bij medicijngebruik of stimulering van de cliënt bij het deels zelf uitvoeren van activiteiten.

Hiertoe behoort ook het desgevraagd adviseren van informele zorgers van de cliënt.

Doel:

H127

Realisatie van “beschikbaarheid van begeleiding van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging, waardoor de cliënt erop kan rekenen dat de aanbieder oproepbare zorg levert binnen een redelijke tijd.

Persoonlijke verzorging extra

Inhoud:

Cliënten die zijn aangewezen op advies, instructie en voorlichting m.b.t. de persoonlijke verzorging (ADL), waaronder hulp bij medicijngebruik of stimulering van de cliënt bij het deels zelf uitvoeren van activiteiten, en die – door de aard van hun ziekte en beperkingen – naar verwachting meerdere keren per week hulp moeten inroepen buiten de afgesproken vaste tijden.

PV-extra voorziet in een vergoeding van de beschikbaarheid.

Indicator:

Noodzaak van frequent oproepbare zorg (naar verwachting meerdere keren per week).

Doel en inhoud:

H300

Zie tabel 1 “Doelen voor de maatwerkvoorziening begeleiding”.

Begeleiding

Doel:

H150

Realisatie van “beschikbaarheid van begeleiding”, waardoor de cliënt erop kan rekenen dat de aanbieder oproepbare zorg levert binnen een redelijke tijd.

Begeleiding extra

Inhoud:

Cliënten die zijn aangewezen op begeleiding, en die – door de aard van hun chronische ziekte en beperkingen – naar verwachting meerdere keren per week hulp moeten inroepen buiten de afgesproken vaste tijden.

BG-extra voorziet in een vergoeding van de beschikbaarheid.

Indicatoren:

Noodzaak van frequent oproepbare zorg (naar verwachting meerdere keren per week);Bij cliënten met een verstandelijke handicap kan onder deze beschikbaarheid ook de extra aandacht voor cliënten met probleem- gedrag vallen;Onder deze prestatiecode vallen ook die situaties van sterk “ontregelde gezinnen” waar niet volstaan kan worden met planbare zorg op vaste tijdstippen.

Doel:

H152

Ondersteunen bij beperkingen op het vlak van zelfregie over het dagelijks leven (waaronder begeleiding bij tekortschietende vaardigheden in zelfregelend vermogen) in de vorm van begeleiding van zelfstandig wo- nende cliënten met niet-aangeboren hersenletsel.

Begeleiding speciaal niet-aangeboren hersen- letsel (NAH)

Inhoud:

begeleiden in verband met ernstig tekortschietende vaardigheden in het zelfregelend vermogen (dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, sociale relaties, organisatie van de huishouding);het begeleiden bij sociaal-emotionele problematiek die samenhangt met de aandoening, stoornis of beperking.het begeleiden bij de mogelijke integratie in de sa- menleving en de sociale participatie (bijvoorbeeld hulp bij de opbouw van een sociaal netwerk) met als doel zelfredzaamheid.

Indicatoren:

NAH die langdurig gepaard gaat met matig of zwaar regieverlies of met een matige of zware, invaliderende aandoening of beperking.

Doel:

H153

Ondersteunen bij langdurig tekortschietende zelfregie over het dagelijkse leven, als gevolg van een psychische stoornis. Het accent ligt op handhavingsdoelen, maar er is tevens aandacht voor activerende elementen.

Gespecialiseerde bege- leiding (PSY)

Grondslag:

Langdurige psychische stoornis en daarmee samenhangende beperkingen in “sociale redzaamheid” (beide vastgesteld op grond van psychiatrische diagnostiek) gepaard gaand met

matig of zwaar regieverlies of met een matige of zware, invaliderende aandoening of beperking.

Inhoud:

1) begeleiden in verband met tekortschietende vaardigheden in het zelfregelend vermogen (dagelijkse be- zigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, sociale relaties, organisatie van de huishouding, persoonlijke zorg);

2) begeleiden bij de mogelijke integratie in de samenleving, met extra aandacht voor ontwikkeltrajecten op het vlak van wonen, werken, sociaal netwerk (doelgericht toepassen van methoden van casemanagement).

Vorm:

(18)

Voornamelijk begeleid zelfstandig wonen. Er is een mogelijkheid van extra uren (bijv. cliënten die anders in een RIBW zouden wonen).

Indicatoren:

Langdurige psychische stoornis + beperkingen in sociale redzaamheid.

Per cliënt, die begeleiding via beeldschermcommunicatie op afstand geleverd krijgt, kan maximaal 4 uur per maand worden geboden.

H305

Begeleiding zorg op af- stand aanvullend

Vorm:

H531

Dagprogramma met accent op begeleiding in groepsverband, gericht op bijhouden van vaardigheden;

eventueel aangevuld met lichte assistentie bij persoonlijke zorg.

Dagactiviteit ouderen basis

Doel:

Het dagprogramma zal bijdragen aan verlichting van sociaal isolement van de betreffende cliënt, of aan verlichting van de zorg thuis door mantelzorgers. Deelname aan het dagprogramma kan ook dienen ter overbrugging van een periode tot langdurige opname in een intramurale voorziening.

Grondslag:

Het dagprogramma is bedoeld voor mensen met matige tot zware beperkingen. Er is een duidelijke verzor- gingsbehoefte en/of begeleidingsbehoefte (waar onder lichte dementie, Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH)).

Groepsgrootte: groter of gelijk aan 8.

Vorm:

H800

Dagactiviteit in groepsverband, waarbij begeleiding in samenhang staat met enige persoonlijke verzorging en met behandeling (op de achtergrond). Er is een multidisciplinaire benadering.

Dagactiviteit ouderen (som-ondersteunend)

Doel:

Basis + module cliënt-

kenmerk som- Het dagprogramma - dat gedurende een lange periode wordt geboden - is gericht op het stabiliseren van functioneren en voorkomen van verergering van klachten.

ondersteunend

Het dagprogramma kan ertoe bijdragen dat de cliënt op verantwoorde wijze in de vertrouwde thuissituatie kan blijven wonen. Het kan ook bijdragen tot vermindering van de belasting van mantelzorgers.

Het aanbod van dagactiviteit is gericht op:

-ondersteuning bij de dagbesteding en bij sociale activiteiten;

-stabilisering van functioneren en voorkomen van verergering van beperkingen;

-leren omgaan met fysieke en/of cognitieve beperkingen.

Grondslag:

Het dagprogramma is bedoeld voor zelfstandig wonende oudere cliënten met uitgebreide beperkingen bij het dagelijks functioneren (persoonlijke zorg, mobiliteit, zelfredzaamheid), veelal samenhangend met chro- nische aandoeningen.

Groepsgrootte: groter of gelijk aan 6.

Vorm:

H533

Dagactiviteit in groepsverband, met intensieve begeleiding in samenhang met enige persoonlijke verzorging tijdens het dagprogramma. Meer op de achtergrond is behandeling aanwezig (accent op multidisciplinaire diagnostiek, advisering).

Dagactiviteit ouderen (PG)

Basis + module cliënt-

kenmerk PG Doel:

Het dagprogramma zal voor de cliënt doorgaans langdurig van aard zijn. Het kan tevens bijdragen tot ver- mindering van de belasting van mantelzorgers.

Het aanbod van dagactiviteit is gericht op:

-ondersteuning bij de dagbesteding;

-handhaven en bevorderen van zo zelfstandig mogelijk functioneren;

-voorkomen van achteruitgang in fysieke, cognitieve en sociaal-emotionele vaardigheden.

Grondslag:

Het dagprogramma is bedoeld voor zelfstandig wonende oudere cliënten met een intensieve begeleidings- en verzorgingsbehoefte (waar onder een sterk verminderde zelfregie door zoals bij dementie, verstandelijke handicap, stabiele psychische stoornis).

Groepsgrootte: groter of gelijk aan 6.

Vorm:

H811, H812, H813

Dagactiviteit voor cliënten met een verstandelijke handicap die als gevolg van hun beperkingen niet kunnen deelnemen aan gewoon werk of begeleid werk (maatschappelijke integratie is niet mogelijk). De activiteit vindt overdag plaats, buiten de woonsituatie, in groepsverband.

Dagactiviteit VG

Doel:

Het dagprogramma legt naar inhoud een accent op:

-arbeidsmatige dagbesteding (activiteiten met een zelfstandig karakter waarbij het vaak zal gaan om het tot stand brengen van een product of dienst, afgestemd op de mogelijkheden en interesse van de cliënt);

-“activering” (activiteiten gericht op zinvol besteden van de dag, aangepast aan mogelijkheden en interesse van de cliënt, waar onder handvaardigheid, expressie, beweging, belevingsactiviteiten);

-“activering, individueel belevingsgericht” (belevingsgerichte activiteiten op een eenvoudig niveau met extra aandacht voor sfeer, geborgenheid, veiligheid, ritme en regelmaat).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij de verstrekking van een pgb voor een maatwerkvoorziening moet worden voldaan aan de door de gemeente gestelde voorwaarden voor wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de Wmo

De zorg geleverd vanuit een zorgaanbieder die niet is gecontracteerd door de gemeente, noemen we een persoonsgebonden budget (PGB)?. Met een PGB koopt u zorg in bij

8.2 Als u meer dan 24 uur per week zorg wilt inkopen, dan kan de Anderzorg vanuit het oogpunt van kwaliteit van zorg, de voorwaarde stellen dat een deel van de ingekochte zorg

Het college stelt binnen de door de raad gestelde kaders een regeling vast waarin staat onder welke voorwaarden met betrekking tot het tarief, een cliënt aan wie een pgb

Van de mantelzorgers die betaald werk hebben, geeft ongeveer 30% aan dat ze minder uren zijn gaan werken om mantelzorg te kunnen verlenen.. Anderen hebben voor een minder

Manicure Nee De nagels laten knippen omdat u dit door ziekte, aandoening of ouderdom niet zelf kunt valt onder persoonlijke verzorging van het zorgkantoor (Wet Langdurige

Ingaande 1 januari 2010 wordt aan ontvangers van HH1 via Thuishulpen BV Vierstroomzorgring per jaar een bedrag beschikbaar gesteld van € 886,60 per geïndiceerd uur. De

• Zowel in de Jeugdwet (voor iedereen) als de Wmo (voor voormalige AWBZ-cliënten) is een overgangsperiode van één jaar opgenomen waardoor cliënten in 2015 nog steeds kunnen