• No results found

In de vorige uitzending zijn we met het volk Israël in de woestijn Paran aangekomen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "In de vorige uitzending zijn we met het volk Israël in de woestijn Paran aangekomen."

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 219: Numeri 13:1 t/m 14:45]

In de vorige uitzending zijn we met het volk Israël in de woestijn Paran aange- komen.

Numeri 12 vers 16:

Daarna verlieten zij Chaserot en sloegen hun kamp op in de Paran- woestijn. Ze staan op het punt om het beloofde land binnen te trekken.

Numeri 13 vers 1 t/m 3:

Terwijl de Israëlieten in de Paranwoestijn verbleven, zei de HERE tegen Mozes: Zend spionnen naar het land Kanaän, het land dat Ik aan Israël ga geven, stuur van elke stam één leider. Mozes voerde de opdracht van de HERE uit en stuurde deze twaalf stammenleiders.

De twaalf spionnen zijn niet de stamhoofden zelf maar mannen die gekozen worden uit de familiehoofden van elke stam. Het zijn dan ook mannen van aanzien, mannen van wie men een betrouwbaar verslag mag verwachten, die uitgezonden worden om het land te verkennen.

Een vergelijking met Deut.1:20 t/m 23 maakt duidelijk dat aan dit woord van de HERE het een en ander voorafgegaan is. Aanvankelijk had de HERE het volk de opdracht gegeven moedig op te trekken om het land in bezit te nemen.

Daarop vraagt het volk aan Mozes om eerst, verkenners vooruit te zenden.

Wanneer Mozes de zaak aan de HERE voorlegt, antwoordt de HERE met de woorden Zend spionnen naar het land Kanaän. Dat deze gebeurtenissen hier niet worden genoemd, kan er mee te maken hebben dat in deze hoofd- stukken de aandacht vooral uitgaat naar de reactie van het volk op het verslag van de spionnen of verspieders.

Als we vragen: van wie was het idee om spionnen het land in te sturen? Was het Gods idee? Dan moeten we zeggen: nee! Hoewel we de indruk krijgen dat het Gods idee is, zien we uit een vergelijking met Deutr.1 dat de HERE rea- geerde op hun verzoek.

Mozes zegt in Deutr.1 vers 20 t/m 22: De HERE God heeft ons dit land ge- geven. Vooruit, laten wij het in bezit nemen, zoals Hij ons heeft opgedra- gen. Wees niet bang! U mag zelfs niet twijfelen!’

(2)

Maar u zei: ‘Laten wij eerst spionnen vooruitsturen. Die kunnen bepalen welke route wij het best kunnen volgen en welke steden wij het eerst moeten veroveren’.

Kortom, het was niet Gods idee om spionnen Kanaän in te sturen. Hun vraag om eerst spionnen te sturen laat een gebrek aan geloof zien. Het volk ver- trouwt de HERE niet.

Het leert ons dat het niet gemakkelijk is voor een mens om de HERE op Zijn Woord te vertrouwen. Want, hoe gezond is het verstand van een zondig

mens? Dat zien we in deze geschiedenis. De HERE op Zijn Woord geloven en vertrouwen is de beste weg. Beter dan het zogenaamde ‘gezonde verstand’.

Zou de Schepper van hemel en aarde niet weten hoe het er in het beloofde land voorstaat? De HERE wist wel dat er reuzen waren, en versterkte steden.

Hij wist alles van het beloofde land.

Maar, je gezonde verstand is zonder de HERE niet te gebruiken.

Dat is ook vandaag voor ons een belangrijke boodschap. Wandelen wij echt in geloof? Natuurlijk moeten we ons verstand gebruiken, maar niet zonder de HERE en in de wetenschap dat er ook een tijd is waarin we de weg aan Hem moeten overlaten. Vertel alles wat u bezighoudt aan de HERE en vertrouw Hem. Hij zal in alles voor u zorgen (Ps.37:5).

Nadat ze hun gebrek aan geloof en vertrouwen in de HERE hebben laten zien geeft Hij (in antwoord op hun verzoek) bevel om spionnen uit te sturen. Daar- bij geeft de HERE bevel dat het op een ordelijke manier moet gebeuren en dat elke stam één leider als spion moet aanwijzen. In de verzen 3 t/m 15 wordt de lijst met spionnen gegeven. Wij zijn (gezien het vervolg) speciaal geïnteres- seerd in de verzen 6, 8 en 16.

Numeri 13 vers 6: Kaleb, de zoon van Jefunne, uit de stam Juda en vers 8:

Hosea, de zoon van Nun, uit de stam Efraïm. Numeri 13 vers 16: En Mozes veranderde de naam van Hosea, de zoon van Nun, in Jozua.

Numeri 13 vers 17 t/m 20:

Mozes stuurde de spionnen weg met de opdracht: ‘Ga in noordelijke richting en trek het bergland van de Negev in. Kijk hoe het land eruitziet en wat voor mensen daar leven, of het er veel of weinig zijn en of ze sterk of zwak zijn. Let ook goed op of het land vruchtbaar is of niet, of er ste- den zijn en of die versterkt zijn of niet.

(3)

Stel vast of het land rijk of arm is en of er veel bomen zijn. Wees niet bang en breng wat exemplaren van hun oogst mee terug.’ In die tijd wer- den de eerste druiven geoogst.

De spionnen of verkenners krijgen een duidelijke opdracht mee. Ze moeten noordwaarts gaan, eerst door de Negev en daarna door het Kanaänitische bergland. Hun missie houdt concreet in dat zij moeten onderzoeken hoe sterk en hoe groot de Kanaänitische volken zijn en of het land goed of slecht is, d.w.z. of het geschikt is voor landbouw en veeteelt. Ook moeten zij onder- zoeken of en in hoeverre de Kanaänitische steden berekend zijn op oorlog- voering.

Tenslotte moeten zij letten op de vruchtbaarheid van het land. Is het inder- daad het goede land, vloeiend van melk en honing, zoals de HERE had be- loofd? Wees niet bang en breng wat exemplaren van hun oogst mee te- rug. Vers 20 sluit af met de opmerking dat de oogsttijd van de druiven net is aangebroken. Numeri 13 vers 21:

Zo vertrokken de spionnen en verkenden het land van de woestijn Sin tot aan Rechob, waar de weg naar Hamat begint.

Hamat ligt ver weg, in het uiterste noorden van het land. De spionnen deden hun werk grondig. Ze hadden er, een boek over kunnen schrijven. Aan het einde van de reis wisten zij er heel wat over te vertellen. In Numeri 13 wordt verteld naar welke plaatsten zij gingen en dat ze reuzen, kinderen van Enak, hadden gezien.

Numeri 13 vers 22 t/m 25:

Terwijl zij in noordelijke richting trokken, doorkruisten zij eerst de Negev en kwamen in Hebron aan. Daar woonden Achiman, Sesai en Talmai, de kinderen van Enak. Hebron was een erg oude stad, want hij werd zeven jaar eerder gesticht dan de stad Soan in Egypte.

Daarna kwamen zij in het dal Eskol, waar zij een tros druiven van een wijnrank sneden. Deze tros was zo groot dat twee mannen hem aan een stok tussen zich in moesten dragen! Ook namen zij een aantal granaat- appels en vijgen mee. De Israëlieten noemden dat dal vanaf die tijd Eskol (Tros), vanwege de tros druiven die zij vandaar hadden meegenomen. Na veertig dagen keerden de spionnen van hun tocht terug.

(4)

De spionnen gaan op weg om het land te onderzoeken. Eerst volgt een alge- meen overzicht van hun tocht. Van het uiterste zuiden tot aan het uiterste noorden van Kanaän. Het hele land wordt bekeken. Vervolgens wordt meer in detail ingegaan op de bevindingen van de verkenners in de nabijheid van de stad Hebron (de oudere naam is: Kirjat Arba). De steden zijn niet gemakkelijk in te nemen (het zijn vestingen) en, er wonen reuzen. Maar, het land is inder- daad goed en vruchtbaar, zoals de HERE had beloofd. Zij snijden een grote duiventros af en vinden granaatappelen en vijgen.

Numeri 13 vers 26 en 27:

Zij rapporteerden hun bevindingen aan Mozes, Aäron en het hele volk Israël in de Paranwoestijn bij Kades en lieten het fruit zien dat zij hadden meegenomen. Dit was hun verslag: Wij kwamen in het land dat wij moes- ten verkennen. Het is inderdaad een land waar melk en honing vloeit, het is prachtig. Kijk maar eens naar dit fruit dat wij als bewijs hebben mee- genomen.

Hun verslag bevestigde wat de HERE had gezegd toen Hij zei dat het een land was dat overvloeit van melk en honing.

Numeri 13 vers 28 en 29:

Maar de mensen die daar wonen, zijn sterk en hun steden zijn goed ver- sterkt en groot. We hebben zelfs reuzen, kinderen van Enak, gezien!

De Amalekieten wonen in het zuiden en de Hethieten, Jebusieten en Amorieten wonen in het bergland. Langs de kust van de Middellandse Zee en in het rivierdal van de Jordaan wonen de Kanaänieten.

De nadruk van het verslag van de spionnen ligt op de moeilijkheden die zij verwachten bij de inname van het land. Zij vertellen niet dat grote delen van Kanaän zeer dun bevolkt zijn (het bergland en het latere Galilea waren in die tijd voor een grootdeel onbewoond).

De spionnen wekken juist de indruk dat er in Kanaän aan alle kanten sterke, vijandelijke volken wonen. Ook met betrekking tot de steden stellen zij de situatie somberder voor dan deze in werkelijkheid is. Uit opgravingen blijkt dat de toenmalige steden relatief klein waren en dat er met name in het bergland niet veel versterkte steden waren.

(5)

De spionnen spreken over ‘grote, versterkte steden’ en dat er reuzen waren in het land. De steden waren ommuurd en erg groot. Hun feiten waren juist, maar de interpretatie van de feiten was verkeerd.

Numeri 13 vers 30 t/m 33:

Toen kwam het volk in opstand tegen Mozes. Maar Kaleb trachtte het te kalmeren en zei: laten wij nu meteen optrekken en het land in bezit ne- men, want wij zijn sterk genoeg om het te veroveren!

Niet tegen mensen die zo sterk zijn als zij, vonden de andere spionnen, ze zouden ons vernietigen. Het verslag van de meerderheid van de spionnen was negatief: Het land wemelt van de strijders en de mensen zijn allemaal krachtig gebouwd. We hebben kinderen van Enak gezien, afstammelingen van de vroegere reuzen. We voelden ons als sprinkha- nen bij hen vergeleken!

Kaleb probeert het volk nog tot bedaren te brengen. Hij verzekert het volk dat zij het land ‘in bezit zullen nemen’ – het benadrukt dat niet de vijandelijke vol- ken, maar de Here de rechtmatige eigenaar is van het land (Deut.1:8).

Maar, de andere spionnen zijn duidelijk in hun conclusie: de Kanaänieten zijn te sterk, het heeft geen zin het land binnen te trekken.

Zij vergeten de HERE erbij te betrekken! Ze laten God buiten beeld. Als ze Hem erbij betrokken hadden, zouden ze een heel ander verhaal hebben ge- had. Het enige dat ze nu kunnen zeggen is: We voelden ons als sprinkha- nen bij hen vergeleken! Maar Kaleb zegt: wij zijn sterk genoeg om het te veroveren! Wat gaat er nu gebeuren?

Alleen Jozua was het met Kaleb eens. Wat is de situatie? Wat betreft de feiten zijn alle verslagen goed. Maar er zijn twee verschillende meningen over de uit- leg van de feiten. Het minderheidsvoorstel is: Laten we nu meteen optrek- ken wij zijn sterk genoeg om het te veroveren! Het voorstel van de meer- derheid is: Het land wemelt van de strijders en de mensen zijn allemaal krachtig gebouwd. Veroveren gaat nooit lukken. Waar zal het volk voor kiezen? Het volk gelooft niet dat ze het land kunnen innemen omdat het hen aan vertrouwen op God ontbreekt. Dat blijkt uit het vervolg in Numeri 14.

(6)

Numeri 14 vers 1 en 2:

Toen begon het hele volk luid te klagen en ging daar de hele nacht mee door. De stemmen vormden één grote klaagzang aan het adres van Mozes en Aäron. Waren we maar in Egypte gestorven, beklaagden zij zichzelf, of hier in de woestijn.

De ontmoedigende woorden van de spionnen missen hun uitwerking niet.

Grote wanhoop maakt zich die nacht meester van het volk. De volgende dag lopen de Israëlieten te hoop tegen Mozes en Aäron. ‘Het hele volk benadrukt dat het hierbij gaat om het volk als geheel en niet om een klein, luidruchtige minderheid. De wanhoop is omgeslagen in rebellie, niet alleen tegen Mozes en Aäron als leiders van het volk, maar vooral tegen de HERE zelf. Zij betreu- ren het dat Hij hen hier heeft gebracht. Nog liever waren ze in Egypte of in de woestijn omgekomen. Zij verwachten niet dat de HERE hen het land zal ge- ven, maar dat zij in de strijd zullen sneuvelen en dat hun vrouwen en kinderen zullen worden buitgemaakt. Hun conclusie is dan ook dat ze beter maar een andere leider kunnen kiezen en terugkeren naar Egypte. Het land van de aartsvijand van wie de HERE hen door krachtig ingrijpen heeft verlost, lijkt in- eens een begeerd toevluchtsoord te zijn.

Ook op andere plaatsen in het OT is terugkeren naar Egypte een teken van gebrek aan vertrouwen in de HERE God (Deut.17 en Jes.30). Hebreeën 3 laat zien dat Israël weigerde om het beloofde land in te trekken. En waarom konden zij die rust en vrede niet krijgen? Omdat zij Hem niet wilden ver- trouwen. Het was ongeloof dat hen ervan weerhield om het land binnen te gaan! Numeri 14 vers 3 t/m 9:

Dat nog liever dan het land binnentrekken dat voor ons ligt. De HERE zal ons daar laten omkomen en onze vrouwen en kinderen zullen slaven worden. Laten we hier vandaan gaan en terugkeren naar Egypte!

Dat idee sloeg aan in het kamp. Laten wij een leider kiezen die ons kan terugbrengen naar Egypte, schreeuwden zij. Toen wierpen Mozes en Aäron zich in het bijzijn van het volk Israël met hun gezicht op de grond.

Twee van de spionnen, Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon Je- funne, begonnen hun kleren te scheuren en zeiden tegen het verzamelde volk: Het land dat voor ons ligt, is prachtig en de HERE is ons welgezind.

(7)

Daarom zal Hij ons veilig dat land binnenbrengen en het ons geven. Het is erg vruchtbaar, een land dat overvloeit van melk en honing. Mensen, kom toch niet in opstand tegen de HERE! Wees niet bang voor de inwo- ners van dat land. Wij zullen hen overwinnen, want zij zijn als brood voor ons. De HERE staat aan onze kant en beschermt hen niet langer! Daarom moeten wij niet bang voor hen zijn!

De Israëlieten willen de woorden van Jozua en Kaleb niet horen. Met Mozes en Aäron met hun gezicht op de grond keert het volk zich tegen Jozua en Ka- leb en dreigt hen te stenigen.

Numeri 14 vers 11:

Maar de enige reactie van de Israëlieten bestond uit het voorstel Jozua en Kaleb te stenigen. Toen verscheen de heerlijkheid van de HERE in de tabernakel aan al de Israëlieten.

Dan grijpt de HERE zelf in. Zijn heerlijkheid – dat wil zeggen zijn machtige te- genwoordigheid – verschijnt in de tabernakel, merkbaar voor alle Israëlieten.

Meestal wanneer dat gebeurt, is het een teken van zegen, dan is de HERE aanwezig onder Zijn volk. Maar in deze context krijgt de verschijning van Gods majesteit een dreigend karakter. De HERE is hier, maar het volk dat Hem toe- behoort is opstandig.

Numeri 14 vers 11 en 12:

De HERE zei tegen Mozes: Hoelang zal dit volk nog dwarsliggen? Zullen ze Mij ooit geloven na alle wonderen die Ik onder hen heb gedaan? Ik zal hen verstoten en vernietigen door de pest en ú tot een volk maken dat veel groter en machtiger is dan zij!

De HERE dreigt het volk uit te roeien door een pestepidemie en Mozes tot een groot volk te maken.

Numeri 14 vers 13 t/m 19:

Maar wat zullen de Egyptenaren zeggen als zij dat horen?’ hield Mozes de HERE voor. ‘

Als U nu uw volk doodt, zullen de volken die uw faam kennen, zeggen:

De HERE moest hen wel doden, want Hij was niet in staat voor hen te zorgen in de woestijn. Hij was niet machtig genoeg hen het land binnen te brengen, waarvan Hij had gezworen dat Hij het hun geven zou.” Ach, alstublieft, laat toch uw grote kracht zien!

(8)

Zoals U, HERE, hebt gesproken: “de HERE is eindeloos geduldig en rijk aan goedheid en trouw. Hij vergeeft de zonde en de overtreding, ook al houdt U de schuldige niet voor onschuldig en laat U de kinderen tot aan de derde en vierde generatie boeten voor de zonde van hun vaders.”

Och, ik smeek U, vergeef de zonden van dit volk in uw grote onverander- lijke liefde, zoals U dat deed met de zonden die zij deden tijdens de reis van Egypte naar hier.

De reputatie van de HERE staat op het spel! Door Kanaän te omschrijven als

‘het land waarvan Hij had gezworen dat Hij het hun geven zou’, roept Mo- zes in zijn pleidooi ook de belofte aan de aartsvaders in herinnering. Tegen- over de onmacht waarvan de Egyptenaren en de Kanaänieten de HERE zou- den kunnen beschuldigen, vraagt Mozes de HERE nu Zijn kracht te tonen.

Numeri 14 vers 20:

Toen zei de HERE: ‘Goed, Ik zal hen vergeven, zoals u hebt gevraagd.

Daarna geeft de Here deze profetie, Numeri14 vers 21 t/m 24:

Maar Ik verzeker u, omdat Ik leef en de hele aarde zal zijn vervuld met de glorie van de HERE, dat geen van de mannen die Mijn glorie kennen en de wonderen gezien hebben die Ik in Egypte en in de woestijn heb ge- daan, het land zullen zien.

Want zij hebben tienmaal geweigerd Mij te gehoorzamen en te vertrou- wen. Daarom zullen zij het land niet zien dat Ik de afstammelingen van dit volk heb beloofd. Mijn dienaar Kaleb is daarentegen met een andere geest vervuld. Hij heeft Mij trouw gehoorzaamd. Ik zal hem het land bin- nenbrengen dat hij als spion heeft gezien en zijn kinderen zullen hun erfdeel van het land krijgen.

Het oordeel valt over de Israëlieten. De generatie die mopperde zal het Be- loofde Land niet binnengaan. Jozua en Kaleb zijn de enigen die God uit het volk uitkiest. God belooft dat zij het land zullen binnengaan en God heeft die belofte gehouden. Numeri 14 vers 29 en 30: u zult allen sterven in de woes- tijn! Niemand van u die twintig jaar en ouder is en die tegen Mij in op- stand is gekomen, zal het beloofde land binnengaan. Alleen Kaleb en Jozua mogen het land binnengaan.

(9)

Numeri 14 vers 33:

Veertig jaar zult u als nomaden in deze woestijn rondtrekken. Op die ma- nier zult u boeten voor uw ontrouw, net zo lang tot de laatste van u in de woestijn gestorven is.

Nadat Mozes het oordeel aan het volk heeft overgebracht, is er sprake van grote rouw.

Alsnog grijpt het volk zich vast aan de landbelofte en bereidt zich voor op een invasie in Kanaän. Men belijdt zelfs schuld. Maar, deze generatie Israëlieten zal de vervulling van de landbelofte niet meemaken. De bereidheid om toch Kanaän binnen te trekken, komt te laat. De HERE zal niet met hen meegaan.

Wat het volk zelf al vreesde, zal zeker gebeuren, zij zullen vallen door het zwaard van de Amalekieten en de Kanaänieten, de volken die zij bij hun op- mars het eerst zullen tegenkomen.

De Amalekieten en Kanaänieten achtervolgen het Israëlitische leger tot Chor- ma aan toe, ver bij het legerkamp van Israël vandaan (Num.14:45). Deut.1:45 vermeldt dat de overlevenden in grote verslagenheid terugkeren naar Kades.

En de les voor ons? Wie willens en wetens vasthoudt aan de zonde zal, on- danks het geloof in Jezus Christus, Gods oordeel niet ontlopen (1Kor.10:11).

In de volgende uitzending lezen we hoe het verder gaat: Numeri 15.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de gesprekken die Awel voerde met de groep kinderen die weinig contact heeft met de ouder vertellen zij dat ze het gevoel hebben dat de ouder hen niet ‘kent’ en niet weet wat er

Met andere woorden, inzicht geven in de betekenis van ontwikkelingen binnen ons vakgebied, inclusief handvatten en voor­ en nadelen voor het vak van internal auditor.. Zo was

Kritiek was er ook: het oorspronkelijke plan met 28 woningen zou te veel zijn voor het beschikbare oppervlak, er zou een rechtstreeks ontsluiting moeten komen vanaf de Oudeweg,

[r]

Eenmaal als elk bedrog aan 't licht zal komen zal wat ooit werd gescheiden weer als één bestaan Eenmaal buigt ook de dood en geeft zich over. Dan zal liefde voorgoed de

Ik zie Uw glorie heel de aard’ vervullen Net als het water, dat alle zeeën vult Ik zie miljoenen,tot verlossing komen Ik zie vernieuwend vuur over ons land. Ik zie dat U

In elk seizoen, door heel mijn leven bent U mijn God, U wil ik geven mijn lied. Heer U komt toe

Hij kwam hier voor alle mensen Niemand die Hij niet ziet staan En door Zijn licht en Zijn liefde gered Willen wij nooit meer bij hem vandaan. Hij onze hoop