• No results found

A. Algemene BBT conclusies

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "A. Algemene BBT conclusies"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Evaluatie van de lopende milieuvergunning: gangbare systemen voor gemeenschappelijk(e) behandeling en beheer van  afvalwater en afvalgas in de chemiesector 

    Inhoud 

A. BBT‐conclusies 

1. Milieubeheersystemen  2. Monitoring 

3. Emissies in water  4. Afval 

5. Emissies in de lucht 

B. Activiteiten of type productieprocessen in een installatie waarop geen BBT‐conclusies van toepassing zijn   

Meer informatie voor de exploitant 

1. In de derde kolom van deel A. worden volgende zaken vermeld: 

a. Hoe wordt invulling gegeven aan de BBT‐conclusies en hun implementatie in titel III van het VLAREM. 

b. Indien gebruik gemaakt wordt van andere beste beschikbare technieken dan deze vermeld in titel III van het VLAREM,  vermeldt de exploitant de gebruikte BBT’s met bijzondere aandacht voor de criteria van bijlage 3.3 van titel II van het  VLAREM. 

c. Indien de BBT‐conclusies niet alle mogelijke milieueffecten van de activiteit of het proces behandelen, vermeldt de  exploitant voor de relevante milieueffecten de gebruikte BBT’s met bijzondere aandacht voor de criteria van bijlage 3.3  van titel II van het VLAREM. 

2. In de eerste kolom van deel B. wordt de activiteit of het type productieproces in een installatie waarop geen BBT‐conclusies van  toepassing zijn, vermeld. In de tweede kolom van deel B. vermeldt de exploitant de technieken die hij toepast en toont aan de  hand van bijlage 3.3 van titel II van het VLAREM dat deze technieken BBT zijn. 

   

   

(2)

        BBT‐conclusies voor gangbare systemen voor 

gemeenschappelijk(e) behandeling en beheer van  afvalwater en afvalgas in de chemiesector 

Titel III van het VLAREM  Hoe wordt hieraan invulling gegeven?   

In zwarte tekst de generieke antwoorden bruikbaar voor andere  bedrijven.

 

1. Milieubeheersysteem   Afdeling 3.9.2. Algemene bepalingen   

1. Om de algehele milieuprestaties te verbeteren, is de BBT het invoeren en  naleven  van  een  milieubeheersysteem  waarin  de  volgende  elementen  zijn  opgenomen:  

i) betrokkenheid van het management, met inbegrip van het hoger kader; 

ii)  een  milieubeleid  dat  de  continue  verbetering  van  de  installatie  door  het  kader omvat;  

iii) planning en vaststelling van de noodzakelijke procedures, doelstellingen en  streefcijfers, samen met de financiële planning en investeringen;  

iv) toepassing van procedures met bijzondere aandacht voor:  

a) structuur en verantwoordelijkheid,  

b) aanwerving, opleiding, bewustmaking en bekwaamheid,   c) communicatie,  

d) betrokkenheid van de werknemers,   e) documentatie,  

f) doeltreffende procesbeheersing,   g) onderhoudsprogramma's,  

h) paraatheid bij noodsituaties en rampenplannen,   i) waarborging van de naleving van de milieuwetgeving;  

v)  het  controleren  van  de  milieuprestaties  en  nemen  van  corrigerende  maatregelen, met bijzondere aandacht voor:  

a)  monitoring  en  meting  (zie  ook  het  referentiedocument  inzake  de  monitoring van emissies in water en lucht afkomstig van IED‐installaties 

— ROM),  

b) corrigerende en preventieve maatregelen,   c) het bijhouden van gegevens,  

d)  onafhankelijke  (waar  mogelijk)  interne  of  externe  audits  om  vast  te  stellen of het milieubeheersysteem overeenkomt met de voorgenomen  regelingen en op de juiste wijze wordt uitgevoerd en gehandhaafd;  

vi)  beoordeling  van  het  milieubeheersysteem  door  het  hoger  kader  om  de  blijvende  geschiktheid,  adequaatheid  en  doeltreffendheid  ervan  te  waarborgen;  

vii) volgen van de ontwikkelingen op het vlak van schonere technologieën;  

viii)  bij  het  ontwerp  van  een  nieuwe  installatie  rekening  houden  met  de  milieueffecten  tijdens  de  volledige  levensduur  en  van  de  uiteindelijke  ontmanteling ervan;  

ix) het op gezette tijden uitvoeren van een benchmarkonderzoek in de sector;  

x) afvalbeheerplan (zie BBT 13).  

 

Specifiek voor activiteiten in de chemische sector is de BBT het opnemen van  de volgende elementen in het milieubeheersysteem:  

xi)  met  betrekking  tot  installaties/locaties  die  door  meerdere  exploitanten  worden geëxploiteerd, de opstelling van een overeenkomst waarin de taken,  verantwoordelijkheden  en  coördinatie  van  de  operationele  procedures  van 

Art. 3.9.2.1. 

Voor  het  verbeteren  van  de  totale  milieuprestatie  van  de  installatie  voor  het  gemeenschappelijk  behandelen  en  het  gemeenschappelijke  beheren  van  afvalwaterstromen,  en  afgasstromen  in  de  chemiesector  wordt  een  milieubeheersysteem  ingevoerd  en  nageleefd  dat  al  de  volgende  elementen  omvat: 

 

1°  betrokkenheid van het management, met inbegrip van het hoger          kader; 

2°  uitwerking van een milieubeleid door het management dat de          continue verbetering van de installatie omvat; 

3°  planning en vaststelling van de noodzakelijke procedures,          doelstellingen en streefcijfers, samen met de financiële planning en          investeringen; 

4°  uitvoeren van procedures, met bijzondere aandacht voor: 

   a)  Structuur en verantwoordelijkheid; 

   b)  aanwerving, opleiding, bewustmaking en         bekwaamheid; 

   c)  communicatie; 

   d)  betrokkenheid van de werknemers; 

   e)  documentatie; 

   f)  doeltreffende procesbeheersing; 

   g)  onderhoudsprogramma's; 

   h)  paraatheid bij noodsituaties en rampenplannen; 

   i)  waarborgen van de naleving van de milieuwetgeving; 

5°  controle van de uitvoering van het milieubeheersysteem en het         nemen van corrigerende maatregelen, met bijzondere aandacht         voor: 

   a)  monitoring en meting; 

   b)  corrigerende en preventieve maatregelen; 

   c)  bijhouden van gegevens; 

   d)  interne en externe audits, voor zover mogelijk         onafhankelijk, om te bepalen of het  

      milieubeheersysteem voldoet aan de voorgenomen         regelingen en of het op de juiste wijze wordt         uitgevoerd en gehandhaafd; 

6°  evaluatie van het milieubeheersysteem en de continue controle          door het management van de geschiktheid, adequaatheid en          doeltreffendheid; 

7°  volgen van de ontwikkelingen op het vlak van schonere          technologieën; 

8°  bij de ontwerpfase van een nieuwe installatie rekening houden met         de milieueffecten ervan tijdens de volledige levensduur en de latere  

Het  KWM‐zorgsysteem  op  de  site  vormt  de  basis  voor  een  gecoördineerde en systematische aanpak van kwaliteit, welzijn en  milieu  en  is  gecertificeerd  volgens  ISO‐9001,  ISO‐14001  en  ISO‐

50001.  Dit  systeem  garandeert  de  opvolging  van  de  wettelijke  bepalingen  en  zorgt  ervoor  dat  tijdig  de  nodige  maatregelen  voorzien worden, met betrekkking tot milieuaspecten. 

 

(3)

elke exploitant van de installatie worden bepaald, teneinde de samenwerking  tussen de verschillende exploitanten te verbeteren;  

xii) de opstelling van overzichten van afvalwater‐ en afgasstromen (zie BBT 2).  

In  sommige  gevallen  maken  de  volgende  elementen  deel  uit  van  het  milieubeheersysteem:  

xiii) geurbeheerplan (zie BBT 20);  

xiv) geluidsbeheerplan (zie BBT 22).  

 

Toepasbaarheid  

Het  toepassingsgebied  (bv.  de  mate  van  gedetailleerdheid)  en  de  aard  (bv. 

gestandaardiseerd  of  niet‐gestandaardiseerd)  van  het  milieubeheersysteem  zijn over het algemeen gerelateerd aan de aard, omvang en complexiteit van  de installatie en alle mogelijke milieueffecten ervan. 

       ontmanteling; 

9°  uitvoeren van benchmarkonderzoek in de bedrijfstak op regelmatige          basis 

10°het afvalbeheersplan, vermeld in artikel 3.9.7.1; 

 

11° voor installaties of locaties die door verschillende exploitanten worden               geëxploiteerd: de opmaak van een overeenkomst waarin de taken,  

       verantwoordelijkheden en de coördinatie van de  operationele procedures van          elke exploitant van de installatie worden bepaald, om de samenwerking tussen          de verschillende exploitanten te verbeteren; 

2. Om de beperking van emissies in water en lucht en de vermindering van het  watergebruik te bevorderen, is de BBT het opstellen en onderhouden van een  overzicht  van  de  afvalwater‐  en  afgasstromen,  als  onderdeel  van  het  milieubeheersysteem  (zie  BBT  1),  waarin  de  volgende  elementen  zijn  opgenomen:  

i) informatie over de chemische productieprocessen, met inbegrip van:  

a)  chemische  reactievergelijkingen,  waaruit  tevens  de  bijproducten  blijken;  

b)  vereenvoudigde  processtroomdiagrammen  waaruit  de  herkomst  van  de emissies blijkt;  

c)  beschrijvingen  van  procesgeïntegreerde  technieken  en  afvalwater‐

/afgasbehandeling bij de bron, inclusief de prestaties ervan;  

ii)  informatie,  zo  uitvoerig  als  redelijkerwijs  mogelijk  is,  over  de  kenmerken  van de afvalwaterstromen, zoals:  

a) gemiddelde waarden  en variabiliteit van debiet, pH, temperatuur en  geleidbaarheid;  

b)  gemiddelde  concentratie  en  belastingwaarden  van  de  betrokken  verontreinigende  stoffen/parameters  en  hun  variabiliteit (bv.  CZV/TOC,  stikstofverbindingen, fosfor, metalen, zouten, specifieke organische verbindingen);   c)  gegevens  over  biologische  verwijderbaarheid (bv.  BZV,  BZV/CZV‐verhouding,  Zahn‐Wellenstest, vermogen tot biologische inhibitie (bv. nitrificatie));  

iii) informatie, zo uitvoerig als redelijkerwijs mogelijk is, over de kenmerken  van de afgasstromen, zoals:  

a) gemiddelde waarden en variabiliteit van debiet en temperatuur;  

b)  gemiddelde  concentratie  en  belastingwaarden  van  de  betrokken  verontreinigende stoffen/parameters en hun variabiliteit (bv. VOS, CO, NOX,  SOX, chloor, chloorwaterstof);  

c)  ontvlambaarheid,  laagste  en  hoogste  explosiegrenswaarden,  reactiviteit;  

d) de aanwezigheid van andere stoffen die van invloed kunnen zijn op het  afgasbehandelingssysteem  of  de  veiligheid  van  de  installatie (bv.  zuurstof,  stikstof, waterdamp, stof)

Art. 3.9.2.2.  

De emissies naar water en lucht worden beperkt en de vermindering van het  waterverbruik  wordt  bevorderd  door  een  overzicht,  als  onderdeel  van  het  milieubeheersysteem,  vermeld  in  artikel  3.9.2.1,  van  de  afvalwater‐  of  afgasstromen op te stellen en actueel te houden. Dat overzicht, , omvat de  volgende elementen: 

1° informatie over de chemische productieprocessen, met inbegrip van: 

   a) de chemische reactievergelijkingen, waaruit ook de bijproducten          blijken; 

   b) de vereenvoudigde processtroomdiagrammen, waaruit de         herkomst van de emissies blijkt; 

   c) een beschrijving van de procesgeïntegreerde technieken en de          afvalwater‐ of afgasbehandelingen, inclusief de prestaties ervan; 

2°  informatie  over  de  kenmerken  van  de  verschillende  afvalwaterstromen,  zoals: 

   a) de gemiddelde waarden en variabiliteit van debiet, pH,         temperatuur en geleidbaarheid; 

   b) de gemiddelde concentraties, vuilvrachten en variabiliteit van de         verontreinigende stoffen in kwestie; 

   c) de gegevens over biologische verwijderbaarheid; 

3° informatie over de kenmerken van de verschillende afgasstromen, zoals: 

   a) de gemiddelde waarden en variabiliteit van debiet en          temperatuur; 

   b) de gemiddelde concentraties, massastromen en variabiliteit van          de aanwezige verontreinigende stoffen; 

   c) de gegevens over ontvlambaarheid, laagste en hoogste         explosiegrenswaarden en reactiviteit; 

   d) de aanwezigheid van andere stoffen die van invloed kunnen zijn         op het afgasbehandelingssysteem of de veiligheid van de         installatie. 

 

Elk  bedrijf  beschikt  in  hun  eigen  documentatie  over  de  nodige  schema’s met opname en aanduiding van: 

 de relevante restwater‐ en restgasstromen; 

 eventuele restwatervoorbehandeling, en  restgasnabehandeling;  

 staalnamepunten voor off‐ en online analyse. 

 

Tevens  is  voor  elk  bedrijf  een  procesbeschrijving  en  blokschema  aanwezig  met  beschrijving  van  het  reactieproces  en  reactievergelijkingen.  

 

Gegevens  over  samenstelling  en  de  bijbehorende  vrachten  van  emissies  worden  op  basis  van  periodieke  of  continue  metingen  verzameld  en  ter  beschikking  gesteld  via  het  online  milieudatasysteem  van  de  site  (MIDAS).  Bedrijven  beschikken  bovendien nog over bepaalde procesmetingen voor dagdagelijkse  opvolging. 

(4)

2. Monitoring

      3. Voor relevante emissies in water zoals vastgesteld door de inventarisatie 

van  afvalwaterstromen  (zie  BBT  2)  is  de  BBT  het  monitoren  van  de  belangrijkste  procesparameters  (inclusief  de  continue  monitoring  van  afvalwaterdebiet, pH en temperatuur) op cruciale locaties (bv. influent naar  voorbehandeling en influent naar eindbehandeling). 

Art. 3.9.3.1. 

De belangrijkste procesparameters die relevant zijn voor de emissies naar water,  zoals  vastgesteld  in  het  overzicht  van  de  afvalwaterstromen,  vermeld  in  artikel  3.9.2.2,  waaronder  continue  metingen  van  debiet,  pH  en  temperatuur  van  het  afvalwater, worden gemonitord op cruciale locaties. 

In functie van de afvoer naar de centrale waterzuivering is voor het  restwater  op  de  afvoerput  naar  de  WZI  een  continue  procesbewaking  voorzien  van  temperatuur,  debiet  en  enkele  specifieke  parameters  op  basis  van  volgende  online  analysemeettoestellen: 

 een TOC‐meting; 

 een pH‐meting. 

  4.  De  BBT  is  het  monitoren  van  emissies  in  water  overeenkomstig  de  EN‐

normen met ten minste de onderstaande minimumfrequentie. Als er geen EN‐

normen beschikbaar zijn, is de BBT het gebruiken van ISO‐normen, nationale  of  andere  internationale  normen  die  garanderen  dat  er  gegevens  van  equivalente wetenschappelijke kwaliteit worden aangeleverd. 

 

Stof/parameter  Norm(en)  Minimale 

monitoringfreq uentie(1)(2)  Totaal organische koolstof (TOC)(3)  EN 1484  Dagelijks  Chemisch zuurstofverbruik (CZV)(3)  Geen  EN‐norm 

beschikbaar  Totale  hoeveelheid  zwevende 

deeltjes (TSS) 

EN 872 

Totaal stikstof (TN)(4)  EN 12260  Totaal anorganisch stikstof (Ninorg)(4)  Verschillende 

EN‐  normen  beschikbaar  Totaal fosfor (TP)  

 

Verschillende  EN‐  normen  beschikbaar  Adsorbeerbare  organische 

halogeenverbindingen (AOX)  

EN ISO 9562  Maandelijks 

Metalen  Cr  Verschillende 

EN‐  normen  beschikbaar  Cu 

Ni   Pb  Zn 

Andere  metalen,  indien relevant  Toxiciteit (5)  Viseieren  (Danio 

rerio) 

EN ISO 15088  Te  bepalen  op  basis  van  een  risicobeoordeli ng,  na  een  Daphnia  (Daphnia 

magna Straus) 

EN ISO 6341 

Art. 3.9.3.2. 

De monitoring van emissies naar water wordt verricht met de aangegeven  frequentie, vermeld in de volgende tabel, en conform de meetmethoden,  vermeld in artikel 4, §1, van bijlage 4.2.5.2 bij titel II van het VLAREM. Als er geen  meetmethoden worden vermeld, worden de CEN‐normen gevolgd. Als er geen  CEN‐normen bestaan, worden de ISO‐normen, de nationale normen of andere  internationale normen toegepast die gegevens van een gelijkwaardige  wetenschappelijke kwaliteit opleveren: 

parameter  minimale monitoringfrequentie (1) 

(2) 

TOC (3)  Dagelijks 

CZV (3) 

zwevende stoffen  totaal stikstof  totaal fosfor 

AOX  Maandelijks 

metalen (Cr, Cu, Ni, Pb, Zn, andere als  dat relevant is) 

toxiciteit (4)  viseieren (Danio  rerio) 

te bepalen in de 

omgevingsvergunning voor de  exploitatie van de ingedeelde  inrichting of activiteit op  basis van  een risicobeoordeling, na een eerste  karakterisering 

Daphnia  (Daphnia magna  Straus)  luminescente  bacteriën (Vibrio  fischeri)  eendenkroos  (Lemna minor)  algen 

(1) Het monsternamepunt bevindt zich op de plaats waar de emissie de  installatie verlaat. 

(2) Voor TOC/CZV, zwevende stoffen, totaal stikstof en totaal fosfor kan de  monitoringsfrequentie afgebouwd worden volgens onderstaand schema: 

 

Vernoemde BBT en navolgende informatie is van toepassing op het  effluent van de centrale waterzuiveringsinstallatie.  

 

Voor de uitvoering van de emissies in water worden: 

 meetmethodes aangewend zoals vermeld in Vlarem II  bijlage 4.2.5.2  (WAC); 

 meetmethodes  toegepast,  die  goedgekeurd  zijn  door  een laboratorium in de discipline water, dat erkend is  voor de desbetreffende metingen (zelfcontrole). 

 

De  analyses  i.h.k.v.  zelfcontrole  worden  uitgevoerd  door  de  Analytische  diensten  van  BASF  Antwerpen  (accreditatie)  of  uitbesteed  aan  een  erkend  labo  in  de  discipline  water.  Een  meetprogramma  conform  Vlarem  II  bijlage  4.2.5.2  en  de  omgevingsvergunning  is  in  voege  (overzicht  parameters  zelfcontrole).  De  analyseresultaten  zijn  consulteerbaar  via  de  webapplicatie MIDAS. 

 

De  monitoringsfrequentie  als  vermeld  in  Vlarem  III  art.  3.9.3.zal  conform  vernoemd  afbouwschema  in  het  voorjaar  van  2020  bepaald worden en opgevolgd worden. 

 

(5)

Luminescente  bacteriën  (Vibrio  fischeri) 

EN  ISO  11348–

1,  EN  ISO  11348–2  of  EN  ISO 11348–3 

eerste  karakterisering 

Eendenkroos  (Lemna minor) 

EN ISO 20079 

Algen  EN ISO 8692, EN 

ISO 10253 of EN  ISO 10710   

(1)  De  monitoringfrequenties  kunnen  worden  aangepast  indien  de  gegevensreeksen duidelijk een toereikende stabiliteit aantonen.  

(2) Het monsternamepunt bevindt zich op de plaats waar de emissie de  installatie verlaat.  

(3) TOC‐monitoring en CZV‐monitoring zijn alternatieven. TOC‐monitoring  is  de  voorkeursoptie  omdat  daarbij  geen  zeer  toxische  verbindingen  hoeven te worden gebruikt.  

(4) TN‐ en Ninorg‐monitoring zijn alternatieven.  

(5) Er kan een geschikte combinatie van deze methoden worden gebruikt. 

   

  (3) TOC‐monitoring en CZV‐monitoring zijn alternatieven. TOC‐monitoring is de  voorkeursoptie omdat daarbij geen zeer toxische verbindingen hoeven te  worden gebruikt. 

(4) Ecotoxiciteitsbepalingen gebeuren op basis van de ISO‐normen zoals  opgenomen in BBT 4 van de BBT‐conclusies voor de gemeenschappelijke  behandeling en het gemeenschappelijke beheer van afvalwaterstromen, en  afgasstromen in de chemiesector. Er moet een geschikte combinatie van de  vermelde biologische parameters gebruikt worden. 

   

5. De BBT is het periodiek monitoren van de diffuse VOS‐emissies in de lucht  afkomstig van relevante bronnen met behulp van een geschikte combinatie  van de technieken I — III of, wanneer het om grote hoeveelheden VOS gaat,  van alle technieken I — III:  

 

I.  snuffelmethoden  (bv.  met  draagbare  instrumenten  overeenkomstig  EN  15446) in verband met correlatiekrommen voor essentiële apparatuur;  

II. methoden voor de optische beeldvorming van gas;  

III. berekeningen van emissies op basis van emissiefactoren die periodiek (bv. 

om de twee jaar) worden gevalideerd door metingen.  

Art. 3.9.4.1.  

Diffuse VOS‐emissies naar lucht worden periodiek gemonitord door een geschikte  combinatie van de volgende technieken toe te passen: 

1° een meet‐ en beheersprogramma als vermeld in afdeling 4.4.6 van titel II van  het VLAREM.; 

2° de optische beeldvorming van gas, met behulp van een IR‐camera, vermeld in  subafdeling 5.17.4.5 van titel II van het VLAREM.; 

3° berekeningen van emissies van relevante bronnen op basis van emissiefactoren  die  periodiek  worden  gevalideerd  door  metingen,  zoals  vermeld  in  de  desbetreffende CEN‐normen. 

De tensiden‐installatie  

 valt vanwege de lage berekende jaaremissie niet onder  verplichtingen  tot  een  jaarlijks  meet‐  en  beheersprogramma zoals vermeld in Vlarem II afdeling  4.4.6 (LDAR); 

 valt  ook  niet  onder  de  verplichtingen  om  de  uitstoot  van  VOS  door  lekverliezen  in  bovengrondse  vaste  houders te monitoren en te beperken, zoals vermeld in  Vlarem II subafdeling 5.17.4.5; 

(6)

 

Wanneer  het  om  grote  hoeveelheden  VOS'en  gaat,  vormt  de  screening  en  kwantificering van emissies afkomstig van de installatie door periodieke acties  met technieken op basis van optische absorptie, zoals differentiële absorptie  lichtdetectie en ‐peiling (DIAL) of „solar occultation flux” (SOF), een nuttige  aanvullende techniek op de technieken I tot en met III.  

 

Beschrijving   Zie punt 6.2. 

 

Als de totaal berekende diffuse VOS‐emissies van de inrichting meer dan 20 ton  per jaar bedragen, worden alle technieken, vermeld in het eerste lid, toegepast. In  dat  geval  zijn  differentiële  absorptielichtdetectie  en  ‐peiling  (DIAL)  of  “solar  occultation flux” (SOL) nuttige aanvullende technieken op de technieken, vermeld  in het eerste lid. 

 

 niet‐geleide  emissies  worden  ingeschat  via  berkeningen; 

 heeft  een  diffuse  VOS‐emissie  die  kleiner  is  dan  20ton/jaar. 

6.  De  BBT  is  het  periodiek  monitoren  van  geuremissies  afkomstig  van  relevante bronnen overeenkomstig de EN‐ normen.  

 

Beschrijving  

De monitoring van emissies kan plaatsvinden door dynamische olfactometrie  overeenkomstig EN 13725. De monitoring van emissies kan worden aangevuld  met  de  meting/raming  van  de  blootstelling  aan  geur  of  de  raming  van  de  geuroverlast. 

  

Toepasbaarheid  

De  toepasbaarheid  is  beperkt  tot  gevallen  waarbij  geurhinder  kan  worden  verwacht of is bewezen. 

Niet in titel III van het VLAREM:  deze BBT is niet algemeen toepasbaar en  afhankelijk van de aftoetsing aan de lokale omstandigheden, en wordt daarom  niet opgenomen in titel III van het VLAREM maar wordt wel geëvalueerd tijdens  de individuele evaluatie. 

De  installatie  heeft  geen  structurele  problemen  of  bronnen  die  aanleiding  geven  tot  een  geuremissie.  In  het  kaderMER  BE0113000148, opgemaakt voor de site in 2014, werden voor de  relevante  VOS  de  98‐percentielwaarden  berekend  en  afgetoetst  aan  de  beschikbare  geurdrempelwaarden.  Deze  lagen  ver  onder  de respectievelijke geurdrempelwaarden. 

Indien  toch  een  geuremissie  zou  optreden  ten  gevolge  van  een  onverwachte, niet optimale werking of een storing in de installatie,  dan  wordt  dit  geregistreerd  en  geanalyseerd.  Indien  mogelijk  worden corrigerende maatregelen genomen.  

 

3. Emissies in water

 

Afdeling 3.9.3. Afvalwater 

 

3.1. Watergebruik en de productie van afvalwater     

7. Om het watergebruik en de productie van afvalwater te verminderen, is de  BBT de beperking van de hoeveelheid en/of de verontreinigingsbelasting van  afvalwaterstromen,  meer  hergebruik  van  afvalwater  binnen  het  productieproces en de terugwinning en het hergebruiken van grondstoffen. 

Art. 3.9.3.3. 

Het  waterverbruik  en  de  productie  van  afvalwater  worden  verminderd  door  de  hoeveelheid of de verontreinigingsbelasting van afvalwaterstromen te beperken,  meer  afvalwater  binnen  het  productieproces  te  hergebruiken  en  grondstoffen  terug te winnen en te hergebruiken. 

Het bedrijf heeft een bedrijfsconcept uitgewerkt om de emissies  naar het water vanuit het bedrijf tot een minimum te beperken.  

De vuilvracht is vooral afkomstig van spoelwaters van de reiniging  tussen  opeenvolgende  batches:  de  restwatervolumes  worden  beperkt  door  o.a.  optimalisering  van  de  batchplanning,  waarbij  compatibele batches zo veel mogelijk na elkaar worden gepland en  er minder gespoeld moet worden. 

 

3.2. Afvalwaterinzameling en ‐scheiding     

8.  Om  de  verontreiniging  van  niet‐verontreinigd  water  te  voorkomen  en  emissies  in  water  te  verminderen,  is  de  BBT  niet‐verontreinigde  afvalwaterstromen gescheiden te houden van afvalwaterstromen die moeten  worden behandeld.  

 

Toepasbaarheid  

Het  gescheiden  houden  van  niet‐verontreinigd  hemelwater  is  mogelijk  niet  toepasbaar in het geval van bestaande afvalwaterverzamelsystemen. 

Art. 3.9.3.4. 

De verontreiniging van niet‐verontreinigd water wordt voorkomen en de emissies  naar  water  worden  verminderd  door  niet‐verontreinigde  waterstromen  gescheiden  te  houden  van  afvalwaterstromen  die  moeten  worden  behandeld,  tenzij  anders  vermeld  in  de  omgevingsvergunning  voor  de  exploitatie  van  de  ingedeelde inrichting of activiteit. 

De  BASF‐site  beschikt  over  een  gescheiden  opvang‐  en  afvoersysteem  voor  potentieel  verontreinigd  en  niet‐

verontreinigd  hemelwater.  Het  potentieel  verontreinigd  hemelwater wordt via het intern restwatercircuit  mee afgevoerd  naar de centrale WZI. Opgevangen niet‐verontreinigd hemelwater  wordt afgeleid naar het koelwatersysteem en wordt aldus zoveel  mogelijk  ingezet  als  koelwater  op  de  site.  Het  wordt  mee  opgenomen  in  de  stroom  opgepompt  oppervlaktewater  uit  het  kanaaldok dat na gebruik als thermisch belaste koelwater via een  aantal  koelcellenbatterijen  opnieuw  gekoeld  wordt,  zodat  het  meerdere  malen  ingezet  kan  worden.  Uiteindelijk  vindt  een  terugvoer  plaats  naar  het  Schelde‐Rijnkanaal  of  naar  het  kanaaldok B3.  

(7)

9.  Om  ongecontroleerde  emissies  in  water  te  voorkomen,  is  de  BBT  het  voorzien in een passende bufferopslagcapaciteit voor tijdens andere dan de  normale bedrijfsomstandigheden ontstaan afvalwater die gebaseerd is op een  risicobeoordeling (waarbij bv. rekening wordt gehouden met de aard van de  verontreinigende  stof,  de  gevolgen  voor  de  verdere  behandeling  en  het  ontvangende  milieu),  en  het  nemen  van  passende  vervolgmaatregelen  (bv. 

controle, behandeling, hergebruik).  

 

Toepasbaarheid  

Voor  de  tijdelijke  opslag  van  verontreinigd  hemelwater  is  scheiding  vereist,  hetgeen  mogelijk  niet  toepasbaar  is  in  het  geval  van  bestaande  afvalwaterverzamelsystemen. 

Art. 3.9.3.5. 

Tenzij  anders  vermeld  in  de  omgevingsvergunning  voor  de  exploitatie  van  de  ingedeelde inrichting of activiteit, worden ongecontroleerde emissies naar water  voorkomen  door  in  een  passende  bufferopslagcapaciteit,  gebaseerd  op  een  risicobeoordeling, te voorzien voor afvalwater dat ontstaat tijdens andere dan de  normale  bedrijfsomstandigheden,  en  door  passende  vervolgmaatregelen  te  nemen 

Het restwater wordt gebufferd in de restwaterput van het bedrijf  en vervolgens afgevoerd naar de WZI. Wanneer het restwater niet  voldoet  aan  de  normale  specificaties  kan  ook  in  calamiteitenbekkens op de site gebufferd worden. 

 

Eventueel bluswater kan opgevangen in het zogeheten „Sandoz“ 

bekken aanwezig op het blokveld E400. 

3.3. Afvalwaterbehandeling     

10. Om emissies in water te verminderen, is de BBT het toepassen van een  geïntegreerde  strategie  voor  afvalwaterbeheer  en  ‐behandeling  die  een  geschikte  combinatie  van  de  technieken  in  de  hieronder  weergegeven  volgorde van prioriteit omvat.  

 

Techniek  Beschrijving 

a)  Procesgeïntegreerde  technieken(1) 

Technieken ter voorkoming of beperking van  het ontstaan van verontreinigende stoffen in  water. 

b)  Terugwinning  van  verontreinigende stoffen  bij de bron(1) 

Technieken om verontreinigende stoffen vóór  afvoer  naar  het  afvalwaterverzamelsysteem  terug te winnen. 

  c)  Voorbehandeling  van  afvalwater(1)(2) 

Technieken om verontreinigende stoffen vóór  de  laatste  afvalwaterbehandeling  te  verwijderen. Voorbehandeling kan bij de bron  of in gecombineerde stromen plaatsvinden. 

d)  Eindbehandeling  van  afvalwater(3) 

Eindbehandeling  van  afvalwater  door,  bijvoorbeeld,  voorbereidende  en  primaire  behandeling,  biologische  behandeling,  stikstofverwijdering, fosforverwijdering en/of  verwijdering  van  overblijvende  vaste  stoffen  vóór  afvoer  naar  een  ontvangend  waterlichaam. 

(1) Deze technieken worden nader beschreven en gedefinieerd in andere  BBT‐conclusies voor de chemische industrie.  

(2) Zie BBT 11.  

(3) Zie BBT 12. 

 

Beschrijving  

De  geïntegreerde  strategie  voor  afvalwaterbeheer  en  ‐behandeling  is  gebaseerd op de inventarisatie van afvalwaterstromen (zie BBT 2).  

Art. 3.9.3.6.

  

Emissies  naar  water  worden  verminderd  door  een  geïntegreerde  strategie  voor  afvalwaterbeheer en ‐behandeling toe te passen, gebaseerd op het overzicht van  de afvalwaterstromen, vermeld in artikel 3.9.2.2, die een geschikte combinatie van  de volgende technieken, weergegeven in de volgorde van prioriteit, omvat: 

 

1°  procesgeïntegreerde technieken; 

2°  terugwinning van verontreinigende stoffen bij de bron; 

3°  voorbehandeling van afvalwater als vermeld in BBT 11 van de BBT‐

conclusies voor de gemeenschappelijke behandeling en het gemeenschappelijke  beheer van afvalwaterstromen, en afgasstromen in de chemiesector; 

 

4°  eindbehandeling  van  afvalwater,  door  gebruik  te  maken  van  een  geschikte combinatie van de technieken, vermeld in BBT 12 van de BBT‐conclusies  voor de gemeenschappelijke behandeling en het gemeenschappelijke beheer van  afvalwaterstromen, en afgasstromen in de chemiesector. 

 

 Art. 3.9.3.7 

De  emissiegrenswaarden  voor  emissies  naar  water  betreffen  voortschrijdende  jaargemiddelden. 

  

In  het  eerste  lid  wordt  verstaan  ondervoortschrijdende  jaargemiddelde:  het  voortschrijdend debietgewogen gemiddelde van alle debietproportionele 24 uur‐ 

mengmonsters, genomen gedurende één jaar met de minimale meetfrequentie,  vastgesteld  voor  de  relevante  parameter,  en  onder  normale  bedrijfsomstandigheden. 

   

Art. 3.9.3.8. 

Voor  de  lozing  in  oppervlaktewater  zijn  de  volgende  emissiegrenswaarden  van  toepassing: 

 

Zie antwoord bij artikel 3.9.3.3. 

 

Het  bedrijf  loost  zelf  geen  bedrijfsafvalwater,  art.  3.9.3.7.  en  volgende zijn niet van toepassing. 

 

(8)

 

BBT‐geassocieerde emissieniveaus (BBT‐GEN's) Zie punt 3.4. 

parameter, bij een emissie van:  emissiegrenswaarde, 

voortschrijdend jaargemiddelde  TOC (1), > 3,3 ton/jaar  33 mg/l (2)(3)(4) 

CZV (1), > 10 ton/jaar  100 mg/l (2)(3)(4)  zwevende stoffen, > 3,5 ton/jaar  35 mg/l (5)  totaal stikstof, > 2,5 ton/jaar  25 mg/l (6)(7)  totaal fosfor, > 0,3 ton/jaar  3 mg/l  AOX, > 100 kg/jaar  1000 µg/l (8)  chroom en chroomverbindingen, 

uitgedrukt als chroom (Cr), > 2,5  kg/jaar 

25 µg/l (9)(10)(11) 

koper en koperverbindingen,  uitgedrukt als koper (Cu), > 5 kg/jaar 

50 µg/l (9)(10)(12) 

nikkel en nikkelverbindingen,  uitgedrukt als nikkel (Ni), > 5 kg/jaar 

50 µg/l (9)(10) 

zink en zinkverbindingen, uitgedrukt  als zink 

 

(1)   De parameters TOC en CZV zijn alternatieven. Ofwel zijn de 

emissiegrenswaarde en meetfrequentie voor TOC van toepassing, ofwel de  emissiegrenswaarde en meetfrequentie voor CZV. 

(2)   In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde  inrichting of activiteit kan van de emissiegrenswaarden voor TOC en CZV  worden afgeweken tot maximaal 100 mg/l voor TOC en maximaal 300 mg/l  voor CZV, allebei als jaargemiddelde, als aan de volgende twee voorwaarden  is voldaan: 

‐ voorwaarde A: verwijderingsrendement ≥ 90 % als jaargemiddelde  (inclusief voorbehandeling en eindbehandeling); 

‐ voorwaarde B: als een biologische behandeling wordt toegepast, wordt ten  minste voldaan aan een van de volgende criteria: 

   ‐ er wordt een biologische behandeling met lage belasting         toegepast (dat wil zeggen ≤ 0,25 kg CZV/kg organische droge         stof van het slib). Dat impliceert een BOD5‐niveau in het         effluent van ≤ 20 mg/l; 

   ‐ er wordt nitrificatie toegepast; 

(3)   In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde  inrichting of activiteit kan bepaald worden dat de emissiegrenswaarde niet  van toepassing is als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 

‐ voorwaarde A: doeltreffendheid van de emissiebeperking ≥ 95 % als  jaargemiddelde, inclusief voorbehandeling en eindbehandeling; 

‐ voorwaarde B: als een biologische behandeling wordt toegepast, wordt ten  minste voldaan aan een van de volgende criteria: 

   ‐ er wordt een biologische behandeling met lage belasting          toegepast (dat wil zeggen ≤ 0,25 kg CZV/kg organische droge          stof van het slib). Dat impliceert een BOD5‐niveau in het         effluent van ≤ 20 mg/l; 

11.  Om  emissies  in  water  te  verminderen,  is  de  BBT  het  met  geschikte  technieken  voorbehandelen  van  afvalwater  dat  verontreinigende  stoffen  bevat  die  niet  tijdens  de  eindbehandeling  van  het  afvalwater  afdoende  kunnen worden aangepakt.  

 

Beschrijving  

De  voorbehandeling  van  afvalwater  vindt  plaats  als  onderdeel  van  een  geïntegreerde strategie voor afvalwaterbeheer en ‐behandeling (zie BBT 10)  en is in het algemeen noodzakelijk om:  

— de installatie voor de eindbehandeling van afvalwater te beschermen (bv. 

bescherming  van  een  installatie  voor  biologische  behandeling  tegen  remmende of toxische verbindingen);  

— verbindingen te verwijderen die  onvoldoende worden verwijderd tijdens  de  eindbehandeling  (bv.  toxische  verbindingen,  slecht/niet  biologisch  afbreekbare  organische  verbindingen,  organische  verbindingen  die  in  hoge  concentraties aanwezig zijn of metalen tijdens biologische behandeling);  

— verbindingen te verwijderen die anders uit het verzamelsysteem of tijdens  de  eindbehandeling  worden  gestript  en  in  de  lucht  terechtkomen  (bv. 

vluchtige organische halogeenverbindingen, benzeen);  

—  verbindingen  te  verwijderen  die  andere  negatieve  gevolgen  hebben  (bv. 

corrosie  van  apparatuur,  ongewenste  reacties  met  andere  stoffen,  verontreiniging van afvalwaterslib).  

 

In het algemeen vindt voorbehandeling zo dicht mogelijk bij de bron plaats om  verdunning  te  vermijden,  met  name  wat  metalen  betreft.  Soms  kunnen  afvalwaterstromen  met  geschikte  kenmerken  worden  gescheiden  en  opgevangen  om  een  specifieke  gecombineerde  voorbehandeling  te  ondergaan.

 

12. Om  emissies in water te verminderen, is de BBT het gebruiken van  een  geschikte  combinatie  van  technieken  voor  de  eindbehandeling  van  afvalwater.  

 

Beschrijving  

De  eindbehandeling  van  afvalwater  vindt  plaats  als  onderdeel  van  een  geïntegreerde strategie voor afvalwaterbeheer en ‐behandeling (zie BBT 10). 

 

Geschikte  technieken  voor  de  eindbehandeling  van  afvalwater,  afhankelijk  van de verontreinigende stof, zijn onder meer:  

 

Techniek(1)  Typische  verontreinigende  stoffen  die  worden  verwijderd 

Toepasbaarheid 

(9)

Voorbereidende en primaire behandeling  a) Egalisatie  Alle  verontreinigende 

stoffen 

Algemeen  toepasbaar. 

b) Neutralisatie  Zuren, basen  c) Fysieke scheiding, bv. 

schermen,  zeven, 

zandafscheiders,  vetafscheiders  of  primaire  bezinkingsbekkens 

Zwevende  deeltjes,  olie/vet 

Biologische behandeling (secundaire behandeling), bv. 

d) Actief‐slibproces  Biologisch  afbreekbare  organische stoffen 

Algemeen  toepasbaar. 

e) 

Membraanbioreactor  Stikstofverwijdering  f) Nitrificatie/ 

denitrificatie 

Totaal  stikstof,  ammoniak 

Nitrificatie  is  mogelijk  niet  toepasbaar  bij  hoge 

chloorconcentraties  (d.w.z. rond de 10 g/l)  en op voorwaarde dat  de  vermindering  van  de  chloorconcentratie  voorafgaand  aan  de  nitrificatie  niet  door  de  milieuvoordelen 

kan  worden 

gerechtvaardigd.  Niet  toepasbaar  als  de  eindbehandeling geen  biologische 

behandeling omvat. 

Fosforverwijdering 

g)  Chemische 

precipitatie 

Fosfor  Algemeen 

toepasbaar. 

Verwijdering van overblijvende vaste stoffen  h)  Coagulatie  en 

flocculatie 

Zwevende deeltjes  Algemeen  toepasbaar. 

i) Sedimentatie  j) Filtratie (bv. zandfiltratie,  microfiltratie, ultrafiltratie)  k) Flotatie 

(1) De beschrijving van de technieken staat in punt 6.1. 

 

 

   ‐ er wordt nitrificatie toegepast. 

‐ voorwaarde C: het influent naar de laatste afvalwaterbehandeling heeft de  volgende kenmerken: TOC > 2 g/l (of CZV > 6 g/l) als jaargemiddelde en een  hoog gehalte aan moeilijk afbreekbare organische verbindingen. 

(4)   In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde  inrichting of activiteit kan bepaald worden dat de emissiegrenswaarde niet  van toepassing is als de belangrijkste verontreinigingsbelasting afkomstig is  van de productie van methylcellulose. 

(5)   In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde  inrichting of activiteit kan bepaald worden dat de emissiegrenswaarde niet  van toepassing is als de belangrijkste verontreinigingsbelasting afkomstig is  van de productie van natriumcarbonaat via het Solvayproces of van de  productie van titaandioxide. 

(6)   De emissiegrenswaarde is niet van toepassing voor installaties zonder  biologische afvalwaterbehandeling. 

(7)   In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde  inrichting of activiteit kan van de emissiegrenswaarde afgeweken worden tot  die maximaal 40 mg/l bedraagt, als de doeltreffendheid van de 

emissievermindering ≥ 70% bedraagt als jaargemiddelde, inclusief  voorbehandeling en eindbehandeling. 

(8)   In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde  inrichting of activiteit kan bepaald worden dat de emissiegrenswaarde niet  van toepassing is als de belangrijkste verontreinigingsbelasting afkomstig is  van de productie van gejodeerde röntgencontrastmiddelen door de grote  hoeveelheid moeilijk afbreekbare belastingen, of door de productie van  propyleenoxide of epichloorhydrine via het chloorhydrineproces als gevolg  van de hoge belastingen. 

(9)   In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde  inrichting of activiteit kan bepaald worden dat de emissiegrenswaarde niet  van toepassing is als de belangrijkste verontreinigingsbelasting afkomstig is  van de productie van anorganische verbindingen van zware metalen. 

(10)   In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde  inrichting of activiteit kan bepaald worden dat de emissiegrenswaarde niet  van toepassing is als de belangrijkste verontreinigingsbelasting afkomstig is  van de verwerking van grote hoeveelheden vaste anorganische grondstoffen  die zijn verontreinigd met metalen.  

(11) In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde  inrichting of activiteit kan bepaald worden dat de emissiegrenswaarde niet  van toepassing is als de belangrijkste verontreinigingsbelasting afkomstig is  van de productie van organische chroomverbindingen. 

(12) In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde  inrichting of activiteit kan bepaald worden dat de emissiegrenswaarde niet  van toepassing is als de belangrijkste verontreinigingsbelasting afkomstig is  van de productie van vinylchloridemonomeer/ethyleendichloride via het  oxychloreringsproces. 

(10)

(13) In de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde  inrichting of activiteit kan bepaald worden dat de emissiegrenswaarde niet  van toepassing is als de belangrijkste verontreinigingsbelasting afkomstig is  van de productie van viscosevezels. 

 

De  emissiegrenswaarden,  vermeld  in  het  eerste  lid,  zijn  van  toepassing  als  de  emissies die afkomstig zijn van: 

1°  de inrichtingen, vermeld in rubriek 5.5 en 7.11 van de indelingslijst  van titel II van het VLAREM; 

2°  de inrichtingen, vermeld in rubriek 3.6.7 van de indelingslijst van titel  II  van  het  VLAREM,  als  de  belangrijkste  verontreinigingsbelasting  van  het  afvalwater dat behandeld wordt, afkomstig is van een of meer installaties waarin  een  of  meer  activiteiten  die  onder  de  toepassing  van  rubriek  7.11  van  de  indelingslijst van titel II van het VLAREM vallen, worden uitgevoerd; 

3°  de  gecombineerde  behandeling  van  afvalwater  van  verschillende  herkomst,  als  de  belangrijkste  verontreinigingsbelasting  afkomstig  is  van  een  of  meer activiteiten die onder de toepassing van rubriek 7.11 van de indelingslijst van  titel II van het VLAREM vallen. 

  

In  de  omgevingsvergunning  voor  de  exploitatie  van  de  ingedeelde  inrichting  of  activiteit kan met toepassing van de bepalingen, vermeld in punt 3.4 van de BBT‐ 

conclusies voor de gemeenschappelijke behandeling en het gemeenschappelijke  beheer  van  afvalwaterstromen,  en  afgasstromen  in  de  chemiesector,  worden  afgeweken van de emissiegrenswaarden, vermeld in het eerste lid. 

  

De  monitoring  geassocieerd  met  de  emissiegrenswaarden  in  de  bovenstaande  tabel wordt vermeld in artikel 3.9.3.2. 

 

 

3.4.BBT‐geassocieerde emissieniveaus voor emissies in water 

 

 

Tabel  1  BBT‐GEN's  voor  directe  emissies  van  TOC,  CZV  en  TSS  in  een  ontvangend waterlichaam  

Parameter  BBT‐GEN 

(jaargemiddelde) 

Voorwaarden 

Totaal  organische  koolstof (TOC)(1)(2) 

10–33 mg/l(3)(4)(5)(6)  Het BBT‐GEN geldt als de  emissie  hoger  is  dan  3,3  t/jaar. 

Chemisch  zuurstofverbruik  (CZV)(1)(2) 

30–100  mg/l(3)(4)(5)(6) 

Het BBT‐GEN geldt als de  emissie  hoger  is  dan  10  t/jaar. 

Totale  hoeveelheid  zwevende  deeltjes  (TSS) 

5,0–35 mg/l(7)(8)  Het BBT‐GEN geldt als de  emissie  hoger  is  dan  3,5  t/jaar. 

Zie artikel 3.9.3.8

 

Het  bedrijf  loost  zelf  geen  bedrijfsafvalwater,  art.  3.9.3.8.  is  niet  van toepassing. 

                         

(11)

(1) Er geldt geen BBT‐GEN voor biochemisch zuurstofverbruik (BZV). Ter  indicatie:  het  jaarlijkse  gemiddelde  BZV5‐niveau  in  het  afvalwater  afkomstig  van  een  installatie  voor  de  biologische  behandeling  van  afvalwater zal over het algemeen ≤ 20 mg/l zijn.  

(2) Het BBT‐GEN voor TOC of het BBT‐GEN voor CZV is van toepassing. TOC  is de voorkeursoptie omdat bij de monitoring daarvan geen zeer toxische  verbindingen hoeven te worden gebruikt.  

(3)  De  ondergrens  van  het  bereik  wordt  doorgaans  behaald  wanneer  weinig zijstromen van afvalwater organische verbindingen bevatten en/of  het  afvalwater  voornamelijk  gemakkelijk  biologisch  afbreekbare  organische verbindingen bevat.  

(4)  De  bovengrens  van  het  bereik  kan  maximaal  100  mg/l  voor  TOC  of  maximaal 300 mg/l voor CZV bedragen, allebei als jaargemiddelde, als aan  de twee volgende voorwaarden is voldaan:  

—  voorwaarde  A:verwijderingsrendement  ≥  90%  als  jaargemiddelde  (inclusief voorbehandeling en eindbehandeling);  

—  voorwaarde  B:indien  een  biologische  behandeling  wordt  toegepast,  wordt ten minste voldaan aan een van de volgende criteria:  

— er wordt een biologische behandeling met lage belasting toegepast  (d.w.z. ≤ 0,25 kg CZV/kg organische droge stof of slib). Dit impliceert  een BOD5‐niveau in de effluent van ≤ 0,20 mg/l;  

— er wordt nitrificatie toegepast.  

(5)  De  bovengrens  van  het  bereik  geldt  mogelijk  niet  indien  aan  de  volgende voorwaarden is voldaan:  

—  voorwaarde  A:  doeltreffendheid  van  de  emissiebeperking  ≥  95%  als  jaargemiddelde (inclusief voorbehandeling en eindbehandeling);  

— voorwaarde B: hetzelfde als voorwaarde B in voetnoot (4);  

— voorwaarde C:het influent naar de laatste afvalwaterbehandeling heeft  de volgende kenmerken: TOC > 2 g/l (of CZV > 6 g/l) als jaargemiddelde en  een hoog gehalte aan moeilijk afbreekbare organische verbindingen.  

(6) De bovengrens van het bereik geldt mogelijk niet als de belangrijkste  verontreinigingsbelasting  afkomstig  is  van  de  productie  van  methylcellulose.  (7)  De  ondergrens  van  het  bereik  wordt  doorgaans  behaald wanneer filtratie wordt toegepast (bv. zandfiltratie, microfiltratie,  ultrafiltratie, membraanbioreactor), terwijl de bovengrens van het bereik  doorgaans wordt behaald wanneer alleen sedimentatie wordt toegepast.  

(8)  Dit  BBT‐GEN  geldt  mogelijk  niet  als  de  belangrijkste  verontreinigingsbelasting  afkomstig  is  van  de  productie  van  natriumcarbonaat  via  het  Solvay‐proces  of  van  de  productie  van  titaandioxide. 

    

                                                                               

Tabel  2  BBT‐GEN's  voor  directe  emissies  van  voedingsstoffen  in  een  ontvangend waterlichaam  

 

Zie artikel 3.9.3.8

 

Het bedrijf loost zelf geen bedrijfsafvalwater, art. 3.9.3.8 is niet van 

toepassing. 

 

(12)

Parameter  BBT‐GEN  (jaargemiddelde) 

Voorwaarden 

Totaal stikstof (TN)(1)  5,0–25 mg/l(2)(3)  Het BBT‐GEN geldt als de  emissie  hoger  is  dan  2,5  t/jaar. 

Totaal  anorganisch  stikstof (Ninorg)(1) 

5,0–20 mg/l(2)(3)  Het BBT‐GEN geldt als de  emissie  hoger  is  dan  2,0  t/jaar. 

Totaal fosfor (TP)  0,50–3,0 mg/l(4)  Het BBT‐GEN geldt als de  emissie  hoger  is  dan  300  kg/jaar. 

(1)  Het  BBT‐GEN  voor  totaal  stikstof  of  het  BBT‐GEN  voor  totaal  anorganisch stikstof is van toepassing.  

(2)  De  BBT‐GEN's  voor  TN  en  Ninorg  gelden  niet  voor  installaties  zonder  biologische afvalwaterbehandeling. De ondergrens van het bereik wordt  doorgaans  behaald  wanneer  het  influent  naar  de  installatie  voor  biologische  behandeling  van  afvalwater  weinig  stikstof  bevat  en/of  wanneer  nitrificatie/denitrificatie  onder  optimale  omstandigheden  kan  plaatsvinden.  

(3) De bovengrens van het bereik kan hoger zijn en maximaal 40 mg/l voor  TN  of  35  mg/l  voor  Ninorg  bedragen,  allebei  als  jaargemiddelde,  als  de  doeltreffendheid  van  de  emissievermindering  ≥  70%  bedraagt  als  jaargemiddelde (inclusief voorbehandeling en eindbehandeling).  

(4) De ondergrens van het bereik wordt doorgaans behaald wanneer fosfor  wordt toegevoegd om de installatie voor de biologische behandeling van  afvalwater  goed  te  laten  werken  of  wanneer  fosfor  hoofdzakelijk  afkomstig  is  van  verwarmings‐  of  koelsystemen.  De  bovengrens  van  het  bereik  wordt  doorgaans  behaald  wanneer  door  de  installatie  fosforhoudende verbindingen worden geproduceerd. 

   

Tabel  3  BBT‐GEN's  voor  directe  emissies  van  AOX  en  metalen  in  een  ontvangend waterlichaam  

Parameter  BBT‐GEN 

(jaargemiddelde) 

Voorwaarden 

Adsorbeerbare  organische  halogeenverbindinge n (AOX) 

0,20–1,0 mg/l(1)(2)  Het BBT‐GEN geldt als  de  emissie  hoger  is  dan 100 kg/jaar. 

Chroom  (uitgedrukt  als Cr) 

5,0–25 μg/l(3)(4)(5)(6)  Het BBT‐GEN geldt als  de  emissie  hoger  is  dan 2,5 kg/jaar. 

Koper  (uitgedrukt  als  Cu) 

5,0–50 μg/l(3)(4)(5)(7)  Het BBT‐GEN geldt als  de  emissie  hoger  is  dan 5,0 kg/jaar. 

Zie artikel 3.9.3.8

 

Het bedrijf loost zelf geen bedrijfsafvalwater, art. 3.9.3.8 is niet van 

toepassing. 

 

(13)

Nikkel  (uitgedrukt  als  Ni) 

5,0–50 μg/l(3)(4)(5)  et  BBT‐GEN  geldt  als  de  emissie  hoger  is  dan 5,0 kg/jaar. 

Zink  (uitgedrukt  als  Zn) 

20–300 μg/l(3)(4)(5)(8)

  Het BBT‐GEN geldt als  de  emissie  hoger  is  dan 30 kg/jaar. 

(1) De ondergrens van het bereik wordt doorgaans behaald wanneer door  de installatie weinig organische halogeenverbindingen worden gebruikt of  geproduceerd.  

(2)  Dit  BBT‐GEN  geldt  mogelijk  niet  als  de  belangrijkste  verontreinigingsbelasting  afkomstig  is  van  de  productie  van  gejodeerde  röntgencontrastmiddelen door de grote hoeveelheid moeilijk afbreekbare  belastingen.  Dit  BBT‐GEN  geldt  mogelijk  ook  niet  als  de  belangrijkste  verontreinigingsbelasting  afkomstig  is  van  de  productie  van  propyleenoxide of epichloorhydrine via het chloorhydrineproces als gevolg  van de hoge belastingen.  

(3) De ondergrens van het bereik wordt doorgaans behaald wanneer door  de installatie weinig van het betrokken metaal (of verbindingen daarvan)  wordt gebruikt of geproduceerd.  

(4)  Dit  BBT‐GEN  geldt  mogelijk  niet  voor  anorganisch  effluent  als  de  belangrijkste verontreinigingsbelasting afkomstig is van de productie van  anorganische verbindingen van zware metalen.  

(5)  Dit  BBT‐GEN  geldt  mogelijk  niet  als  de  belangrijkste  verontreinigingsbelasting  afkomstig  is  van  de  verwerking  van  grote  hoeveelheden vaste anorganische grondstoffen die zijn verontreinigd met  metalen (bv. natriumcarbonaat van het Solvay‐proces, titaandioxide).  

(6)  Dit  BBT‐GEN  geldt  mogelijk  niet  als  de  belangrijkste  verontreinigingsbelasting  afkomstig  is  van  de  productie  van  organische  chroomverbindingen.  

(7)  Dit  BBT‐GEN  geldt  mogelijk  niet  als  de  belangrijkste  verontreinigingsbelasting  afkomstig  is  van  de  productie  van  organische 

koperverbindingen  of  de  productie  van 

vinylchloridemonomeer/ethyleendichloride via het oxychloreringsproces.  

(8)  Dit  BBT‐GEN  geldt  mogelijk  niet  als  de  belangrijkste  verontreinigingsbelasting afkomstig is van de productie van viscosevezels. 

 

 

 

De bijbehorende monitoring is te vinden in BBT 4. 

4. Afval

 

Afdeling 3.9.7. Afval

 

13. Om te voorkomen dat afval ter verwijdering wordt afgevoerd of, indien dit  niet haalbaar is, de hoeveelheid ervan te verminderen, is de BBT het opzetten  en  uitvoeren  van  een  afvalbeheerplan,  als  onderdeel  van  het  milieubeheersysteem (zie BBT 1), dat, in volgorde van prioriteit, ervoor zorgt  dat afval wordt voorkomen, klaargemaakt voor hergebruik, gerecycleerd of op  andere wijze wordt teruggewonnen. 

Art. 3.9.7.1. 

Afval dat ter verwerking moet worden afgevoerd, wordt maximaal voorkomen of,  als dat niet mogelijk is, beperkt door een afvalbeheersplan op te stellen en uit te  voeren als onderdeel van het milieubeheersysteem, vermeld in artikel 3.9.2.1. Dat  afvalbeheersplan  garandeert,  in  volgorde  van  prioriteit,  dat  afval  wordt  voorkomen,  behandeld  voor  hergebruik,  gerecycleerd  of  op  een  andere  wijze  wordt teruggewonnen. 

Op  de  site  van  BASF  Antwerpen  wordt  een  algemeen  afval‐  en  materialenbeleid  gevoerd  dat  gebaseerd  is  op  de  zogenaamde  ladder  van  Lansink,  waarbij  een  maximale  afvalpreventie  en  materiaal  hergebruik  nagestreefd  wordt.  Daarbij  worden  de  voorschriften  uit  de  vigerende  afvalwetgeving  m.b.t.  preventie,  verwerking en registratie toegepast en nageleefd. 

 

(14)

14.  Ter  vermindering  van  de  hoeveelheid  afvalwaterslib  dat  verder  moet  worden  behandeld  of  moet  worden  verwijderd,  en  om  het  potentiële  milieueffect  ervan  te  beperken,  is  de  BBT  het  gebruiken  van  één  of  een  combinatie van de onderstaande technieken.  

 

Techniek  Beschrijving  Toepasbaarheid 

a) 

Conditionering 

Chemische  conditionering  (d.w.z.  toevoeging  van  stollingsmiddelen  en/of  vlokmiddelen) of thermische  conditionering  (d.w.z. 

verwarming)  om  de  omstandigheden  tijdens  de  indikking/  ontwatering  van  slib te verbeteren. 

Niet  toepasbaar  voor  anorganisch  slib.  De 

noodzaak  van 

conditionering  hangt 

af  van  de 

eigenschappen  van  het  slib  en  van  de  apparatuur  die  wordt  gebruikt  voor  indikking/ontwatering . 

b) 

Indikking/ontw atering 

Indikking  kan  worden  gerealiseerd  door  sedimentatie,  centrifugatie,  flotatie, 

zwaartekrachtbanden  of  draaitrommels. Ontwatering  kan  worden  gerealiseerd  met  zeefbandpersen  of  plaatfilterpersen. 

Algemeen  toepasbaar. 

c) Stabilisatie  Slibstabilisatie  omvat  chemische  behandeling,  thermische  behandeling,  en  aerobe  of  anaerobe  vergisting. 

Niet  toepasbaar  voor  anorganisch  slib.  Niet  toepasbaar  voor  kortdurende  behandeling  vóór  de  eindbehandeling. 

d) Droging  Slib  wordt  gedroogd  door  direct  of  indirect  contact  met een warmtebron. 

Niet  toepasbaar  in  gevallen  waar  geen  afvalwarmte  beschikbaar  is  of  kan  worden gebruikt. 

   

Art. 3.9.7.2. 

De  hoeveelheid  afvalwaterslib  dat  verder  moet  worden  behandeld  of  moet  worden verwijderd, wordt voorkomen en het potentiële milieueffect ervan wordt  beperkt  door  gebruik  te  maken  van  een  of  een  combinatie  van  de  technieken,  vermeld in BBT 14 van de BBT‐conclusies voor de gemeenschappelijke behandeling  en het gemeenschappelijke beheer van afvalwaterstromen, en afgasstromen in de  chemiesector. 

Het bedrijf loost zelf geen bedrijfsafvalwater, art. 3.9.7.2 is niet van  toepassing. 

 

5. Emissies in de lucht

 

Afdeling 3.9.4. Luchtemissies

 

5.1. Afgasinzameling     

15. Om de terugwinning van verbindingen en de vermindering van emissies in  de lucht te bevorderen, is de BBT het omhullen van de emissiebronnen en het  behandelen van de emissies, indien mogelijk.  

 

Art. 3.9.4.3.  

De  terugwinning  van  verbindingen  en  de  vermindering  van  emissies  naar  lucht  worden  bewerkstelligd  door  emissiebronnen  te  omhullen  en  emissies  te  behandelen,  tenzij  dat  omwille  van  bereikbaarheid  door  de  toegang  tot 

Er  zijn  geen  relevante  open  emissiebronnen  in  de  installatie.  De  restgassen uit de installatie worden behandeld in een thermische  naverbrander of filtereenheid.  

(15)

Toepasbaarheid  

De  toepasbaarheid  is  mogelijk  beperkt  door  bezorgdheid  over  de  bereikbaarheid  (toegang  tot  apparatuur),  veiligheid  (vermijden  van  concentraties die de laagste explosiegrenswaarde benaderen) en gezondheid  (als de bediener toegang moet hebben tot de omhulde ruimte). 

apparatuur,  veiligheid  door  het  vermijden  van  concentraties  die  de  laagste  explosiegrenswaarde  benaderen,  of  gezondheid  als  de  bediener  toegang  moet  hebben tot de omhulde ruimte, niet mogelijk is. 

In het geval van storingen en/of opstart/shutdown wordt ook de  thermische  naverbrander  ingezet.  Diffuse  emissies  worden  beperkt door een reeks van maatregelen. Details zie hfdst 5.4. 

5.2. Afgasbehandeling     

16.  Om  emissies  in  de  lucht  te  verminderen,  is  de  BBT  het  volgen  van  een  geïntegreerde  strategie  voor  afgasbeheer  en  ‐behandeling  die  procesgeïntegreerde en afgasbehandelingstechnieken omvat.  

 

Beschrijving  

De geïntegreerde strategie voor afgasbeheer en ‐behandeling is gebaseerd op  de  inventarisatie  van  afgasstromen  (zie  BBT  2),  waarbij  prioriteit  wordt  verleend aan procesgeïntegreerde technieken. 

Art. 3.9.4.4. 

Emissies  naar  lucht  worden  verminderd  door  een  geïntegreerde  strategie  voor  afgasbeheer  en  ‐behandeling  toe  te  passen,  gebaseerd  op  het  overzicht  van  de  afgasstromen, vermeld in artikel 3.9.2.2, die procesgeïntegreerde technieken en  afgasbehandelingstechnieken omvat. 

De  restgassen  uit  de  installatie  worden  behandeld  in  een  thermische  naverbrander.  De  opzakinstallatie  van  de  schubbenwals  is  voorzien  van  een  afgassysteem,  waarbij  het  aangezogen  stof  afgescheiden  wordt  via  een  antistatische  filtereenheid. Diffuse emissies worden beperkt door een reeks van  maatregelen. Details zie hfdst 5.4 

5.3. Affakkelen     

17. Om emissies in de lucht afkomstig van fakkels te voorkomen, is de BBT het  uitsluitend  toepassen  van  affakkeling  om  veiligheidsredenen  of  bij  niet‐

routinematige bedrijfsomstandigheden (bv. opstart, stillegging) door één van  of beide onderstaande technieken te gebruiken.  

 

Techniek  Beschrijving  Toepasbaarheid 

a)  Correct  ontwerp van de  installatie 

Dit  omvat  de 

aanwezigheid  van  een  gasterugwinningssystee m  met  voldoende  capaciteit en het gebruik  van  zeer  betrouwbare  overdrukkleppen. 

Algemeen  toepasbaar  voor  nieuwe  installaties. 

Een  systeem  voor  de  terugwinning van gas kan  worden  ingebouwd  in  bestaande installaties. 

b)  Installatie‐

beheer 

Dit  omvat  het  in  evenwicht  houden  van  het  stookgassysteem  en  het  gebruiken  van  geavanceerde 

procescontrole. 

Algemeen toepasbaar. 

   

Art. 3.9.4.5. 

Emissies  naar  lucht,  afkomstig  van  fakkels,  worden  beperkt  door  affakkeling  uitsluitend  toe  te  passen  om  veiligheidsredenen  of  bij  andere  dan  normale  bedrijfsomstandigheden  door  gebruik  te  maken  van  een  of  beide  van  de  technieken, vermeld in BBT 17 van de BBT‐conclusies voor de gemeenschappelijke  behandeling  en  het  gemeenschappelijke  beheer  van  afvalwaterstromen,  en  afgasstromen in de chemiesector. 

De  installatie  is  voorzien  van  thermische  oxiadtoren  voor  de  behandeling van discontinue gasstromen die vrijkomen bij nood‐ 

en/of  drukontspanningen.    Er  wordt  gebruik  gemaakt  van  technieken a en b. 

18.  Om  emissies  in  de  lucht  afkomstig  van  fakkels  te  verminderen  als  affakkelen  onvermijdelijk  is,  is  de  BBT  het  gebruiken  van  één  van  of  beide  onderstaande technieken.  

 

Techniek  Beschrijving  Toepasbaarheid 

a)  Correct  ontwerp  van  affakkelinstallat ies 

Optimalisatie  van  de  hoogte,  druk,  toevoeging  van  stoom,  lucht  of  gas,  type  fakkeltop  (omsloten  of  afgeschermd) 

Toepasbaar  voor  nieuwe  fakkels.  In  bestaande  installaties  is  de 

Art. 3.9.4.6. 

Emissies naar lucht, afkomstig van fakkels, worden, als affakkelen onvermijdelijk  is, beperkt door gebruik te maken van een of beide van de technieken, vermeld  in BBT 18 van de BBT‐conclusies voor de gemeenschappelijke behandeling en het  gemeenschappelijke  beheer  van  afvalwaterstromen,  en  afgasstromen  in  de  chemiesector. 

Techniek a: 

 De  thermische  oxidatoren  zijn  ontworpen  voor  verbranding  bij  een  temperatuur  boven  de  800°C  en  met een verwijderingsefficiëntie van meer dan 99,5%.  

Techniek b: 

 Via het procesopvolgingssysteem worden relevante  parameters online opgevolgd.  

 De emissies van de fakkel worden ingeschat d.m.v. een  berekeningsmodel. 

(16)

enz.,  met  als  doel  om  betrouwbare  activiteiten  zonder rook mogelijk te maken  en  een  efficiënte  verbranding  van  overtollige  gassen  te  waarborgen. 

toepasbaarheid  mogelijk  beperkt  wegens  bv.  de  beschikbaarheid  van 

onderhoudstijd 

tijdens  de 

onderhoudsstop  van de installatie. 

b)  Monitoring  en  registratie  als  onderdeel 

van  het 

fakkelbeheer 

Continue  monitoring  van  het  gas  dat  wordt  afgeleid  om  te  worden  afgefakkeld,  metingen  van  gasstromen  en  ramingen  van  andere  parameters  (bv. 

samenstelling van de gasstroom, warmte‐

inhoud, toevoegingspercentage, snelheid,  spoelgasdebiet,  verontreinigende  emissies  (bv.  NOX,  CO,  koolwaterstoffen,  geluid)).  

De  verslaglegging  in  verband  met  affakkeling  omvat  gewoonlijk  de  geraamde/ 

gemeten samenstelling van het  afgefakkelde gas, de geraamde/ 

gemeten  hoeveelheid  afgefakkeld gas en de duur van  de  operatie.  Door  de  verslaglegging  kunnen  de  emissies en de mogelijkheid om  affakkelen  in  de  toekomst  te 

voorkomen,  worden 

gekwantificeerd. 

Algemeen  toepasbaar. 

     

 

5.4. Diffuse VOS‐emissies     

19.  Om  diffuse  VOS‐emissies  in  de  lucht  te  voorkomen  of,  indien  dat  niet  haalbaar is, te verminderen, is de BBT het gebruiken van een combinatie van  de onderstaande technieken.  

 

Techniek  Toepasbaarheid 

Technieken in verband met het ontwerp van de installatie  a)  Het  aantal  potentiële  emissiebronnen  beperken 

De  toepasbaarheid  is  in  het  geval  van  bestaande 

installaties  mogelijk  b)  Maximalisering  van  insluitingskenmerken  die 

inherent zijn aan het proces 

Art. 3.9.4.2. 

Diffuse  VOS‐emissies  naar  lucht  worden  voorkomen  of,  als  dat  niet  haalbaar  is,  beperkt door gebruik te maken van een combinatie van de technieken, vermeld  in BBT 19 van de BBT‐conclusies voor de gemeenschappelijke behandeling en het  gemeenschappelijke  beheer  van  afvalwaterstromen,  en  afgasstromen  in  de  chemiesector. 

Om diffuse VOS‐emissies te voorkomen: 

 Is  de  installatie  deels  uitgerust  met  technisch  dichte  apparatuur,  zoals  beschreven  in  Vlarem  II  afdeling  4.4.6; 

 Wordt  de  installatie  of  ‐onderdelen  aan  een  lektest  (drukproef)  onderworpen  na  uitvoering  van  werkzaamheden; 

 Wordt  het  aantal  verbindingen  (flenzen)  tot  het  minimum beperkt; 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat is een gemiste kans, want door een referentiegrammatica in het onderwijs (vwo, aso) te gebruiken, kunnen leerlingen niet alleen informatie lezen over de achtergronden van

Er worden géén vloeibare materialen verwerkt Zelfs voor vergistingsinstallaties waar de versheid van de materialen niet kritisch is naar geurhinder, worden toch vers mogelijke

e-data&research is het kwartaalblad over data en onderzoek in de alfa- en gam- mawetenschappen, verschijnend onder auspiciën van Data Archiving and Net- worked Services,

Er wordt extra aandacht besteed aan deze kandidaten door eerder ingehuurde medewerkers of vaste krachten die ingevoerd zijn in het werken voor een gemeente in een netwerk.. 1.3

Het effect van ventilatie op het Kort ZiekteVerzuim kan alleen worden gebruikt wanneer personen in dezelfde ruimte werken en in dezelfde lucht, of in een gebouw met

• 72 procent van de gemeenten heeft specifiek beleid om vluchtelingen met een status aan het werk te helpen of heeft dat in ontwikkeling. • Twee derde van de gemeenten stelt

GBB vindt dat opdracht voor de parkeergarage niet aan particulier moet worden gegund. Schrama is een te kleine speler. deelt optimisme van het College niet dat er snel kan

Op verzoek van de gemeenteraden van Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo hebben de colleges van deze vier gemeenten hun gemeentesecretarissen de opdracht gegeven een verkenning