• No results found

MICHEL ACCOUNTANT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "MICHEL ACCOUNTANT"

Copied!
292
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BEKNOPTE INLEIDING

TOT HET

NEDERLANDS-INDISCHE PRIVAATRECHT

DOOR

A.P.F. MICHEL

A C C O U N T A N T E N L E R A A R M . O .

ZESDE GEHEEL OMGEWERKTE EN VERMEERDERDE DRUK

VAN

BEKNOPTE INLEIDING TOT HET NED.-IND. HANDELSRECHT

G. C. T. VAN DORP & CO N.V.

SEMARANG - SOERABAIA - BANDOENG 1938

(2)

0056 3302

(3)

BEKNOPTE INLEIDING

TOT HET

NEDERLANDS-INDISCHE PRIVAATRECHT

LEERBOEKJE TEN DIENSTE VAN LEERLINGEN DER HANDELS- SCHOLEN, HANDELSAVONDCURSUSSEN EN LITERAIR ECONOMISCHE AFDELINGEN DER HOGERE BURGERSCHOLEN ZOMEDE VAN CANDIDATEN VOOR: HET VOORBEREIDEND- OF A-EXAMEN, DE PRACTIJK- EN LAGER-AKTE-EXAMENS

DOOR

A.P.F. MICHEL

A C C O U N T A N T E N L E R A A R M . O .

ZESDE GEHEEL OMGEWERKTE EN VERMEERDERDE DRUK

VAN

BEKNOPTE INLEIDING TOT HET NED.-IND. HANDELSRECHT

G. C. T. VAN DORP & CO NV.

SEMARANG - SOERABAIA - B A N D O E N G 1 9 3 8

(4)
(5)

De hogere eisen, die meer en meer gesteld worden a a n hen, die n a a r een administratieve betrekking in het bedrijfsleven mededingen, doen h u n invloed gelden op de vele examens in de handelswetenschappen, die in het Moederland en in Ned.- Indië worden afgenomen, zodat ook daarmede bij het onderwijs dient rekening gehouden te worden, immers het bedrijfsleven eist de harmonie van het theoretische en het practische.

Dit alles is oorzaak, d a t wij onze „Beknopte Inleiding t o t het Ned.-Indisch Handelsrecht" geheel hebben omgewerkt en uit- gebreid, d a t wij meer van het burgerlijk recht, een inleiding t o t h e t recht, iets van de r e c h t s p r a a k en een en ander uit het belastingrecht hebben opgenomen. Het gevolg hiervan was, d a t wij meenden de titel van het boekje te moeten veranderen in „Beknopte Inleiding t o t het Nederlands-Indische P r i v a a t - recht".

Voor zo ver wijzigingen in de Ned.-Indische wetgeving t o t nu toe zijn aangebracht, is daarmede bij de samenstelling van deze zesde druk rekening gehouden.

Het boekje is verdeeld in drie gedeelten. Zij, die op wensen t e g a a n voor het Voorbereidend-examen, meer bekend als A-examen, zullen volstaan m e t de bestudering van het tweede gedeelte en die stukken uit het eerste gedeelte, w a a r n a a r in het tweede verwezen wordt. Voor de Practijk-examens en het examen Handelskennis L. O. bevelen wij bestudering van de drie gedeelten a a n ; terwijl wij menen, d a t zulks ook dient t e gelden voor handelsscholen, handelsdag- en avondcursussen:

echter zal hier het p r o g r a m m a en het a a n t a l leerjaren of het a a n t a l lesuren in recht dier scholen en cursussen van invloed zijn op de door te werken stof v a n dit boekje.

H e t grote a a n t a l v r a g e n en het uitgebreide register a c h t e r in het boekje zullen veel gemak geven. De vragen, aansluitende op de stof van 't eerste gedeelte, zijn genummerd van 1 t o t en m e t 160 ; die van 't tweede gedeelte van 161 t o t en m e t 731 en die van 't derde gedeelte van 732 t o t en m e t 804. Vervolgens

(6)

komen de examenvragen, waarvan de A- serie (No. 805 tot met 977) voldoende repetitie-materiaal geeft voor het z.g.n. A-exa- men, terwijl voor de candidaten der practijk- en lager-akte- examens de B- serie (No. 978 tot met 1062) het slotstuk vormt ter toetsing van hun kennis van het recht.

Voor modellen van aandelen, connossementen, enz. verwijzen wij naar onze leerboeken over handelskennis.

Wij hopen, dat ons leerboekje — in zijn nieuwe vorm — zich zal mogen blijven verheugen in het grote aantal gebruikers als tot nu toe.

Gaarne zagen wij, dat auteurs, die van onze werken gebruik willen maken, dit met bescheidenheid doen.

Semarang, 9 Juni 1938 MICHEL

Eerste druk:

Tweede druk : Derde

Vierde Vijfde

druk:

druk:

druk:

Mei Juni Juni Juni Maart

1926 1928 1930 1932 1935

(7)

EERSTE GEDEELTE

HOOFDSTUK I

Hoofdzaken van het Burgerlijk Recht

Blz.

§ 1. Inleiding 3

§ 2. Personenrecht 12

§ 3. Huwelijksgoederenrecht 1.5

§ 4. Zakenrecht 18

§ 5. Verbintenissenrecht 26

§ 6. Bewijs en Verjaring 41

TWEEDE GEDEELTE - Hoofdzaken van het Handelsrecht

HOOFDSTUK II Kooplieden, enz.

§ 7. Kooplieden en Daden van Koophandel . . . . 49

§ 8. Koopmansboeken, enz 52

§ 9. Koop en Verkoop 54

§ 10. Huur en Verhuur 58

§ 11. Makelaars 60

§ 12. Commissionnairs 63

§ 13. Handelsagenten, Gemachtigden en Kassiers . . 65

§ 14. Beurzen van Koophandel, Handelsverenigingen en

Kamers van Koophandel 67

§ 15. Fabrieks- en Handelsmerken, Oneerlijke mededin-

ging, Octrooi en Auteursrecht 68

§ 16. De Arbeidsovereenkomst en het Concurrentie-

beding 71

§ 17. Recht van Reclame 73

(8)

HOOFDSTUK III

Vervoer te land en te water, enz.

Biz.

S 18. Expediteurs 77

§ 19. Andere personen of lichamen die in nauwe betrek-

king staan tot het Expeditiewezen 78

§ 20. Voerlieden en Schippers rivieren en binnenwateren bevarende en Vervoer van goederen per spoor of

tram 79 S 21. Zeeschepen 82

§ 22. De Kapitein 83

§ 23. Bevrachting en de Vervoerder 86

S 24. Het Connossement 88

§ 25. Averij 91 HOOFDSTUK IV

Order- en Toonderpapieren

§ 26 Waardepapieren 94

§ 27. Uitgifte en vorm van de Wissel . . . 96

§ 28. Endossement 105

§ 29. Acceptatie 108

§ 30. Aval 111

§ 31. Betaling 112

§ 32. Recht van Regres 113

§ 33. Interventie 120

§ 34. Nog enkele regels betreffende wisselbrieven . . 121

§ 35. Orderbriefjes 122 S 36. Chèques, quitanties en promessen aan toonder . 124

HOOFDSTUK V Zekerheidstellingen

§ 37. Inleiding 132 S 38. Borgtocht 133

§ 39. Pand 135

§ 40. Hypotheek 137

§ 41. Credietverband 140

§ 42. Oogstverband 141

(9)

HOOFDSTUK VI Assurantie

Biz.

§ 43. Assurantie of verzekering in het algemeen . . . 144

§ 44. Verschillende soorten van verzekering . . . . 149

§ 45. Brandverzekering 150

§ 46. Landbouwverzekering 151

§ 47. Levensverzekering 151

§ 48. Zeeverzekering 153 HOOFDSTUK VII

Vennootschappen, enz.

§ 49. Inleiding 156

§ 50. De Maatschap of Vennootschap 158

§ 5 1 . De Vennootschap onder een F i r m a 159

§ 52. De Commanditaire vennootschap 162

§ 53. De Kongsi 164

§ 54. De Naamloze vennootschap 165

§ 55. Handelingen voor gemene rekening 172

§ 56. Rederijen 172

§ 57. De Coöperatieve Vereniging 175

§ 58. De Coöperatieve Vereniging van Inlanders . . . 179 HOOFDSTUK VIII

Faillissement, Surséance van betaling en Schuldbrieven aan Toonder

§ 59. H e t Faillissement 180

§ 60. Surséance van Betaling 189

§ 6 1 . Schuldbrieven a a n Toonder 193

DERDE GEDEELTE - Rechtspraak, Belastingen, enz.

HOOFDSTUK IX

Rechtspraak en Rechtsvordering

§ 62. Inleiding 197

§ 63. Europese R e c h t s p r a a k 198

(10)

Biz.

§ 64. Inlandse R e c h t s p r a a k 201

§ 65. Godsdienstige R e c h t s p r a a k 202

§ 66. Rechtsvordering 202

§ 67. Arbitrale R e c h t s p r a a k 207

§ 68. Weeskamers 209 HOOFDSTUK X

Belastingen en Zegelrecht

§ 69. Algemeenheden 211

§ 70. Couponbelasting 213

§ 71. Loonbelasting 211

§ 72. Zegelrecht van wissels, enz 215

§ 73. Handelszegel 216

§ 74. Statistiekrecht 217

§ 75. Goederengeld 217 Vragen

E e r s t e Gedeelte 219 Tweede Gedeelte 224 Derde Gedeelte 243

Examenvragen

A- serie 246 B- serie 254

Alphabetisch Register 261

(11)
(12)
(13)

Hoofdzaken van het Burgerlijk Recht

§ 1. Inleiding

In de menselijke samenleving is geen orde denkbaar zonder De mens in regels, die den mensen voorschrijven hoe zij zich hebben te d e se m e e n- gedragen. Alhoewel de mensen nu eenmaal de zucht in zich SChap

hebben om de eigen- of persoonlijke belangen boven die van anderen te doen gelden, weten zij zeer goed, dat zij, ter bevre- diging van hun wensen, de hulp van anderen niet kunnen ont- beren. Hieruit volgt, dat de mens bij de behartiging van zijn eigen-belangen die van anderen heeft te ontzien. De mens is een gemeenschaps-wezen en verkrijgt in de gemeenschap juist het persoonlijke, dat hij buiten de menselijke gemeenschap mist.

Maar u voelt, dat hij in die gemeenschap de belangen van anderen zal hebben te eerbiedigen, zelfs te behartigen, wil hij, dat andere leden van die gemeenschap hem ook in zijn belangen zullen tegemoet komen. De mens heeft plichten tegenover de gemeenschap en hieruit vloeien rechten voort. Hij heeft zich te gedragen naar bepaalde leefregels, wil hij aanspraak kun- nen maken op bescherming en hulp; hij is dus afhankelijk van de gemeenschap.

We onderscheiden de volgende leefregels of normen:

Ie. godsdienstige normen, 2e. zedelijke normen, 3e. fatsoensnormen, 4e. rechtsnormen.

Wat hebben wij onder godsdienstige normen te verstaan? — De gelovigen zeggen, dat het de leefregels zijn „ons door God gegeven". Deze normen vinden we in de „Tien geboden". We lezen o.m.: „Eer uw vader en uw moeder", „Gij zult niet do- den", „Gij zult niet stelen". „Gij zult de naam van den Heer, Uw God, niet zonder eerbied gebruiken", enz.

Zedelijke normen zijn leefregels, die ons door de stem van het geweten zijn ingegeven. Deze leefregels vindt men voor een groot deel in de godsdienstige normen terug. Het zedelijk gebod „gij moogt niet stelen" of „gij moogt niet liegen" is ook een godsdienstig gebod.

Normen

Godsdien- stige nor- men

Zedelijke normen

(14)

Fatsoens- De fatsoensnormen zijn leefregels, die niet, zoals de zedelijke

normen . , .

normen, uit net diepst innerlijke der mensen voortkomen, maar meer normen voor de vorm of de schijn zijn en verschillen naar de kringen, waarin we verkeren. De volgende voorbeelden wil- len we noemen. Men vloekt niet in gezelschap. Een heer leunt niet tegen een muur, terwijl hij met een dame of anderen heer spreekt. Men werpt de as van een sigaar niet op de vloer. Men spuwt niet in huis. Men spreekt niet met een sigaar of cigaret in de mond.

Al de hier genoemde normen werken ordenend in de mense- lijke samenleving, doch werken niet dwingend, alhoewel de gelovige weet, dat het zondigen tegen de godsdienstige normen in het hiernamaals gestraft kan worden, terwijl ieder wel weet, dat het zondigen tegen zedelijke normen wroeging geeft en dat het negeren der fatsoensnormen ons onmogelijk maakt voor onze omgeving en in fatsoenlijke kringen. De genoemde normen worden niet afgedwongen en bovendien zijn er nog vele hande- lingen en zaken, waarvoor geen regels onder de hierboven be- sproken normen bestaan en die er ook niet ondergebracht kun- nen worden; in elk geval worden de belangen der mensen niet voldoende door de normen van godsdienst of religie, zedelijk- heid en fatsoen beschermd. De nodige bescherming geven nu Rechts- de rechtsnormen. Het geheel dezer normen vat men samen

normen o n d e r r e c h t

Recht Recht is het geheel van dwingende leefregels ter bescher- ming en beveiliging van de belangen der mensen in de maat- schappij.

Weliswaar volgt op het niet-nakomen van deze regels niet altijd doodstraf, gevangenisstraf of boete, maar de niet-nako- ming kan dusdanige gevolgen hebben, dat men zich toch wel lang of vele malen zal bedenken eer men een handeling in strijd met de rechtsregels pleegt; bijv: „een man is verplicht zijn vrouw al datgeen, hetwelk zij nodig heeft, te verschaffen vol- gens zijn staat en zijn vermogen". Voldoet een echtgenoot daar- aan niet, dan kan de rechter hem daartoe dwingen. Het dwin- gende in het recht — u weet het vermoedelijk reeds — ligt ook niet in het feit, dat een handeling — in strijd met de rechts- regels— is tegen te houden. De dader van een diefstal wordt na opsporing en veroordeling gestraft, maar de daad was door geen enkele rechtsregel tegen te houden.

(15)

Ten laatste willen we er hier nog op wijzen, dat de godsdien- stige normen, vervat in de tien geboden, grotendeels bescher- ming vinden in de rechtsnormen, waaruit wel duidelijk blijkt, dat de godsdienstige leefregels van grote invloed zijn geweest

op het ons van overheidswege gegeven recht, hetwelk men Positief

wel positief recht noemt. recht

Rechts-

Het recht leert men kennen uit:

1. de wet, bronnen 2. de gewoonte,

3. de rechtspraak of jurisprudentie.

Dit noemt men de rechtsbronnen. Soms worden deze drie bronnen nog aangevuld met een vierde, n.1. „de wetenschap".

Onder wet heeft men te verstaan het op schrift door de over- De Wet heid gebrachte geheel van regels, waarnaar de mensen zich

hebben te gedragen en wat verder als recht zal gelden en het- Geschreven- welk wel geschreven- of wettenrecht genoemd wordt. In of Wetten- Nederland komt een wet tot stand door samenwerking van de

Koningin en Staten-Generaal, terwijl we in Indië aan een ge- lijksoortig wettelijk product, door samenwerking van den Gouverneur-Generaal en Volksraad (de Raad van Indië ge-

hoord), de naam geven van ordonnantie. (*) Ordonnantie Het gewoonterecht is het recht, dat door gewoonten ontstaat De Ge-

en dat blijkt uit de handelingen van een georganiseerde ge- w o o n t e

meenschap. Het ontstaat uit een gemeenschappelijk voelen en willen, uit de zucht zichzelf en anderen te beschermen. Men kan het veelal beschouwen als de aanvang van het recht, im- mers in de allereerste tijden in de ontwikkeling van het recht werden langzamerhand de normen van godsdienst en gewoon- ten tot rechtsnormen verheven. Wanneer in een georganiseerde gemeenschap de heersende groep of overheid tegemoet komt aan de rechtsovertuiging, die uit de gewoonte blijkt, van een bevolkingsgroep of van de gehele bevolking, door hun hande- lingen en opvattingen in een bepaalde regeling of ordening te formuleren en vast te leggen, teneinde rechtsonzekerheid tegen te gaan en, waar dat nodig is, beschermend te kunnen optreden of dwang te kunnen uitoefenen, kan men zeggen, dat uit het gewoonterecht of door de wil van het volk een wet is geboren

(*) Zie „Het Bestuur van Nederlandsch-Indië en Zijn Onderdelen" door A. P. F.

Michel.

(16)

Gewoonte of geworden, zodat het gewoonterecht wettenrecht is geworden.

Ongeschre- T T

ven recht H e t gewoonterecht-zelf noemt men wel ongeschreven recht en is dan alleen van k r a c h t , als de wet e r n a a r verwijst, dus uit zichzelf heeft de gewoonte geen r e c h t s k r a c h t . Een voorbeeld, w a a r i n de gewoonte wet kan zijn, vindt men t e r u g in a r t . 1339 B . W .

De Recht- spraak

Justitiële Recht- spraak Administra- tieve Rechtspraak

Arbitrale Recht- spraak

De Weten- schap

Doctrine

Positief recht

Onder r e c h t s p r a a k heeft men te v e r s t a a n de beslissingen in de geschillen, die zich bij de toepassing van het recht op de feiten voordoen. Die beslissingen, w a a r i n de uitlegging van de wet t o t u i t d r u k k i n g komt, zijn natuurlijk van grote betekenis op latere beslissingen, vooral wanneer zij van het Hoog- Gerechtshof — in Nederland van de Hooge-Raad — zijn uitge- gaan. De lagere r e c h t e r s zullen zich meestal richten n a a r de hogere; bijv. de Raden van Justitie zullen de uitspraken, de verklaringen van de wet van het Hoog-Gerechtshof, t o t richt- snoer nemen. De r e c h t s p r a a k kan men alsvolgt verdelen:

Ie. de justitiële rechtspraak, d.i. die, waarbij recht wordt gesproken door rechters, door de wet d a a r t o e aangewezen ; 2e. de administratieve rechtspraak, d.i. die, waarbij recht

wordt gesproken of beslist w o r d t door het administratief gezag, bijv. in bestuursgeschillen (Gouvernement en pro- vincie of gemeente, e n z . ) ;

3e. de arbitrale rechtspraak, d.i. die, waarbij recht w o r d t ge- sproken door leken-arbiters of scheidsmannen, benoemd door kooplieden, teneinde te beslissen in geschillen tussen die kooplieden, bijv. i.z. kwaliteit van koopmansgoederen.

Alhoewel de wetenschap als bron van het recht door velen w o r d t ontkend, g a a t er niets van af, dat de wetenschap het recht t r a c h t op te sporen, het recht critiseert en beter recht publiceert, al heeft het geen r e c h t s k r a c h t . Ook zal de rechts- l i t e r a t u u r van invloed kunnen zijn op hen, die rechtspreken, al mogen zij in hun beslissingen niet van de wet afwijken. E r - kent men de wetenschap als bron van het recht, dan kent men de wetenschap gezag toe, hetwelk men doctrine noemt.

De wet is dus wel te noemen de v o o r n a a m s t e bron van het recht, w.o. we moeten v e r s t a a n het recht, d a t van S t a a t s - of Gouvernementswege is vastgelegd, hetwelk wel genoemd wordt positief recht.

Het in wetboeken in onderling verband verzamelde geheel van

(17)

rechtsregels, noemt men codificatie. De eerste codificatie kwam Codificatie voor Nederland, toen in h e t koninkrijk Holland, onder koning

Louis (Lodewijk) h e t „Wetboek Napoleon" werd ingevoerd.

Het recht l a a t zich verdelen i n : I e publiekrecht,

2e privaatrecht, 3e volkenrecht.

Het publiekrecht regelt de inrichting van de S t a a t en S t a a t s - Pubiiek- organen, de verhouding tussen de S t a a t en zijn organen en die r e c h t

tussen die organen onderling en verder regelt het de verhou- ding tussen S t a a t m e t S t a a t s o r g a n e n en b u r g e r s . Onder orga- nen v e r s t a a t men provincies, gemeenten, enz.

H e t p r i v a a t r e c h t regelt de rechten en verplichtingen tussen Privaat-

de b u r g e r s onderling. recht H e t volkenrecht is h e t recht tussen de verschillende staten, voiken-

als zodanig, geldend. Beter is h e t t e spreken v a n s t a t e n r e c h t ; r e c h t

niet te v e r w a r r e n m e t s t a a t s r e c h t , hetwelk h e t geheel van staatsrecht rechtsbepalingen geeft, betreffende de organen en personen,

die voor h e t algemeen belang hebben zorg te dragen en welke m a c h t die organen en personen d a a r t o e in 't algemeen hebben.

Het publiekrecht is te onderscheiden in s t a a t s r e c h t en straf-

recht. H e t s t a a t s r e c h t behoeft geen bespreking meer. We wil- strafrecht len wel even duidelijk maken, d a t h e t strafrecht deel u i t m a a k t

van h e t publiekrecht, omdat de rechtbanken, die de straffen hebben op t e leggen, als organen v a n de S t a a t of van h e t Gou- vernement v a n Nederlandsch-Indië optreden.

Het p r i v a a t r e c h t laat zich verdelen i n : I e materieel p r i v a a t r e c h t ,

2e formeel p r i v a a t r e c h t .

H e t materieel p r i v a a t r e c h t behandelt de verplichtingen, Materieel w a a r a a n men onderworpen i s ; de rechten, w a a r o p men aan- P"vaat- s p r a a k m a a k t .

H e t formeel p r i v a a t r e c h t behandelt de wijzen, w a a r o p de Formeel rechten gehandhaafd kunnen worden; m.a.w. h e t behandelt de Pri^aat-

° ' recht formaliteiten t e r handhaving v a n h e t materieel privaatrecht.

We kunnen h e t burgerlijk- en h e t handelsrecht groeperen onder h e t materieel p r i v a a t r e c h t en toch bevatten deze wetten ook wel formeel-privaatrechtelijke bepalingen, terwijl h e t straf- r e c h t weer privaatrechtelijke bepalingen inhoudt.

(18)

Echter kan het volgende schema u van dienst zijn.

RECHT _ A Publiekrecht

A.

Staats- recht

I

Straf- recht

Privaatrecht A _

Volkenrecht (Statenrecht) Materieel Formeel

I .

privaatrecht privaatrecht A

Burgerlijk- recht

Handels- recht

Objectief recht

Subjectief recht

Personen- recht

Familie- recht Vermogens- recht

Dan spreekt men nog van objectief- en subjectief recht.

Onder objectief recht heeft men te verstaan het geheel van regelingen, dat in de wet voorkomt. Bijv. de artikelen 1457 enz.

van het Burgerlijk wetboek, betreffende „Koop en Verkoop"

vormen objectief recht.

Onder subjectief recht heeft men te verstaan het recht, dat een bepaald persoon heeft en dit subjectieve recht steunt op het objectieve recht. Bijv. het recht, dat iemand bij een koop-

overeenkomst heeft, is subjectief recht. De koper heeft het recht de gekochte goederen op te eisen. De verkoper heeft het subjectieve recht de koopprijs te vorderen.

Het privaatrecht regelt de rechten en verplichtingen tussen de burgers onderling, dus de verhouding der bijzondere per- sonen tot hun familie, vermogen en maatschappelijk verkeer.

Het heeft dus tot onderwerp: personenrecht, vermogensrecht en procesrecht.

Het personenrecht bepaalt de bevoegdheid om rechten te hebben en rechten uit te oefenen en het regelt de betrekkingen der mensen onderling als echtgenoten, als ouders, als kinderen, enz., zodat het familierecht een groot deel van het personen- recht uitmaakt.

Het vermogensrecht vindt men voor het grootste deel gere- geld in het Burgerlijk Wetboek, terwijl de bepalingen, waardoor

(19)

de handelsverrichtingen en de personen, die gewoon zijn zich daarmede bezig te houden, worden beheerst, in het Wetboek van Koophandel en in enkele andere boeken zijn te vinden.

Het vermogensrecht o m v a t : a. Zakenrecht,

b. Verbintenissenrecht.

H e t zakenrecht regelt de betrekkingen van personen t o t Zakenrecht zaken.

De handel vindt voor een groot deel bescherming in het ver- Verbintenis- bintenissenrecht, hetwelk geregeld wordt in het Burgerlijk s e n r e c h t

Wetboek. A r t . 1233 zegt: „Alle verbintenissen o n t s t a a n of uit overeenkomst, of uit de wet". — E n welke enorme rol ver- vullen juist de overeenkomsten, w a a r v o o r men de rechtsregels in het Burgerlijk Wetboek vindt, niet in de handel ?

Handelsrecht is het normencomplex, dat de gedragingen der Handels- mensen in de handel en van die organisaties, die nauw t o t r e c h t

de handel in betrekking staan, dwingend regelt. Het handels- recht is echter niet een op zichzelf staand geheel. We vinden het geregeld in het Wetboek van Koophandel, de Faillisse- mentsverordening, Regeling van het Oogstverband, Regeling der Coöperatieve Verenigingen, diverse restrictie- en contin- genteringsregelen, enz.

Het handelsrecht w o r d t wel onderscheiden in: privaat- en publiek handelsrecht.

H e t p r i v a a t handelsrecht regelt de verhoudingen en de be- Privaat- trekkingen, die de handel tussen bijzondere personen in het h a nd e, s _

leven roept.

Het publiek handelsrecht regelt de verhouding tussen de Pubiiek- overheid en de handel en t o t de personen, die de handel uitoe- rechtelS"

fenen.

We kennen in Nederlandsch-Indië de volgende wetgevers met Ned. in-

, , , . , T dische W e t -

de d a a r a c h t e r genoemde producten: gevers I e . Koningin en Staten-Generaal : Wetten,

(advies Volksraad)

2e. Koningin (advies Volksraad) : Alg. maatregelen van Bestuur,

3e. Gouverneur-Generaal

en Volksraad: Ordonnanties, 4e. Gouverneur-Generaal : Regeringsverordeningen.

(20)

Adatrecht

De algemene naam van al deze verordeningen is: Algemene Verordeningen.

Voor de Inheemse bevolking van Ned.-Indië geldt haar eigen recht, genaamd: „adatrecht", waarmede bedoeld wojrdt een recht van Maleis-Polynesische oorsprong, waaraan in de loop der eeuwen door het Hindoeïsme, de Islam en misschien ook door de Christelijke Kerkleer uitheemse bestanddelen werden toegevoegd. De Wet op de Staatsinrichting van Ned.-Indië (I. S.) verstaat onder adatrecht: ,,de met de godsdiensten en gewoonten samenhangende rechtsregelen".

SoeriaAiam Voordat de Nederlanders hier kwamen, gold in Ned.-Indië o.m. de Soeria Alam, een Mohammedaanse wettenverzameling, vermengd met het recht van oudere oorsprong.

Bevolkings- groepen

De Chinese bevolking

Onderwer- ping aan het Eur. pri- vaatrecht

Stilzwijgen- de onder- werping

De Wet op de Staatsinrichting van Ned.-Indië onderscheidt de volgende bevolkingsgroepen:

a. Nederlanders; alle niet-Nederlanders uit Europa afkom- stig; alle Japanners en verder al diegenen, in wier land een hoofdzakelijk gelijk privaatrecht geldt als hier te lande.

b. Allen, die behoren tot de Inheemse bevolking van Ned.- Indië.

c. De Vreemde Oosterlingen, waartoe behoren de Chinese bevolkingsgroep, de Arabieren, de Brits-Indiërs, enz.

Voor de Chinese bevolkingsgroep is het voor Europeanen geldende privaatrecht van toepassing, met uitsluiting van en- kele zaken, waarover wij hier niet zullen spreken. Voor de an- dere vreemde Oosterlingen wijken de bepalingen wel enigszins af. U voelt wel, dat eenheid van recht nog steeds niet geheel mogelijk is, immers de rechtsbegrippen der verschillende be- volkingsgroepen lopen daartoe teveel uiteen; maar voor hen, voor wie onze privaatrechtelijke bepalingen niet of slechts ge- deeltelijk gelden, is het mogelijk zich voor een deel of geheel aan bedoelde regels te onderwerpen en dat kan voor de In- heemse kooplieden van groot belang zijn bij hun overeenkom- sten met Europese kooplieden. Ook komt het voor, dat bijv.

Javanen zich stilzwijgend aan ons privaatrecht onderwerpen en wel wanneer het handelingen betreft, waarvoor in het adat- recht geen regels worden aangetroffen, bijv. wanneer een Ja- vaan een wissel accepteert, want in 't adatrecht komt geen wisselrecht voor.

(21)

behandelde wetboeken en regelin- gen

In dit boek zullen we voornamelijk bepalingen aantreffen uit : De voor-

1. het Burgerlijk Wetboek (B. W.), STSTÜUk 2. het Wetboek van Koophandel (W. v. K.),

3. de Faillissementsverordening (F.),

4. de Regeling van de coöperatieve verenigingen (C.V.), 5. de Regeling op de coöper. verenigingen van Inlanders

(C.V.I.),

6. de Regeling van het oogstverband (R. O. V.),

7. de Bepalingen betreffende het credietverband (B. B. C ) , 8. de Auteurswet (A. W.),

9. de Wet op het Levensverzekeringbedrijf (W.L.B.), 10. het Octrooireglement (O. R.),

11. de Overschrijvingsordonnantie (Overschr.),

12. het Reglement betreffende den Industriëelen eigendom (I.E.),

13. het Wetboek van Strafrecht (S.w.),

14. het Reglement op de Burgerlijke Rechtsvordering (R. v.).

In 't kort willen we hieronder nog de indeling der eerst ge- noemde wetboeken weergeven.

Het Burgerlijk wetboek is verdeeld in de volgende boeken:

Ie Van Personen, 2e Van Zaken,

3e Van Verbintenissen, 4e Van Bewijs en Verjaring.

Het Wetboek van Koophandel is verdeeld in:

Ie Van den Koophandel in het algemeen,

2e Rechten en Verplichtingen uit Scheepvaart voortsprui- tende.

Het B. W. is verdeeld in (18 + 21 + 18 + 7 = ) 64 titels, terwijl het W. v. K. verdeeld is in (10 + 13 = ) 23 titels.

Verdeling van het B . W .

Verdeling van het W. v. K.

Aangezien wij in ons boekje, om practische redenen, een an- dere volgorde volgen, dan die welke u uit bovenstaande verde- ling van B. W. en W. v. K. zoudt kunnen vermoeden, menen wij er goed aan te doen toch eerst onze aandacht, al is 't dan zeer kort, te schenken aan het personen-, zaken- en verbintenissen- recht.

(22)

§ 2. Personenrecht

Personen Natuurlijk persoon.

Rechtsbe- voegdheid

Men spreekt van natuurlijke personen en van rechtspersonen en u begrijpt al direct, dat de mens een persoon is, dus de per- soon bij uitnemendheid, niettegenstaande zijn dikwijls zo slechte eigenschappen. En toch de slaven uit vroegere tijden werden niet als personen erkend, al waren zij mensen. Ook kende men vroeger de burgerlijke dood, als gevolg van een misdaad, waar- door de misdadiger alle mogelijke burgerrechten verloor, hij verloor het vaderschap over zijn kinderen, eigendom kon hij niet verkrijgen, terwijl hij ook van erfenis, enz. uitgesloten was.

Dat is nu allemaal anders; ieder mens is vanaf zijn geboorte, zelfs vóór zijn geboorte drager van rechten. Zijn rechten en plichten maken hem tot een persoon en omdat hij mens is, is hij een natuurlijk persoon. Zijn persoonlijkheid gaat door de dood teniet.

De rechten der mensen zijn voor alle niet gelijk, immers leef- tijd, geslacht, huwelijk, landaard of nationaliteit, krankzinig- heid en verkwisting beheersen de rechtsbevoegdheid.

Leeftijd en Geslacht Minder- jarigen

Handlich- ting Beperkte Handlich- ting Nationali- teit

Krankzin- nigen Verkwis-

ting d.

Voorbeelden :

Een jongeman en een jonge dochter kunnen niet eerder een huwelijk aangaan, dan wanneer zij de volle ouderdom van achttien, resp. die van vijftien jaren hebben bereikt. Min- derjarigen zijn zij, die de volle ouderdom van een en twin- tig jaren niet hebben bereikt en niet vroeger in het huwe- lijk zijn getreden. Door handlichting kan de minderjarige echter meerderjarig verklaard worden door den Gouver- neur-Generaal. Ook kent men de beperkte handlichting, waardoor de minderjarige slechts bepaalde meerderjarig- heidsrechten verkrijgt.

Dat een Nederlander en Javaan en andere ingezetenen, zoals hier gevestigde Chinezen, meer rechten in Ned.- Indië hebben, dan vreemdelingen, behoeft geen betoog.

Krankzinnigen mogen geen overeenkomsten aangaan, niet in 't huwelijk treden, enz.

Een meerderjarige kan uit hoofde van verkwisting onder curatele gesteld worden en staat dan in rechtsbevoegd- heid gelijk aan een minderjarige.

(23)

De mens heeft recht op bescherming, hij kan vermogen be- Mens, rech- zitten met het recht daarover naar eigen wensen te beschikken, t e n,e"

° plichten

maar natuurlijk heeft de mens ook plichten, zelfs is het te ver- klaren, dat voor een groot deel de rechten uit de plichten voort- vloeien, alhoewel de mens de neiging heeft aan rechten meer

aandacht en meer voorkeur te schenken en zelfs plichten te verwaarlozen.

Ook aan verenigingen van mensen en van kapitalen, zelfs Rechts- aan een afgezonderd vermogen, kan persoonlijkheid worden Pe r s o o n

toegekend, waardoor zij in het genot van burgerlijke rechten komen, evenals de natuurlijke persoon, als de mens — als een- ling. Zo kan dus een groep van mensen (organisatie of corpo- ratie) een nieuwe persoon vormen, die rechten en verplichtin- gen heeft, zelfstandig kan optreden. Deze persoon noemt men rechtspersoon, tenminste wanneer de groep of vereniging als rechtspersoon erkend is. Zonder erkenning als rechtspersoon door den Gouverneur-Generaal of de daartoe aangewezen auto- riteit is geen enkele vereniging van personen of kapitalen rechtspersoon.

De rechtspersonen worden onderscheiden in:

a. Publiekrechtelijke rechtspersonen, waartoe behoren de pubiiek- Staat, het Gouvernement van Ned.-Indië, de provincie, de rechtelijke

rechtsper-

gemeente, enz. sonen

b. Privaatrechtelijke rechtspersonen, waartoe behoren de privaat- door particulieren in het leven geroepen lichamen, zoals rechtelijke

•verenigingen, naamloze vennootschappen en stichtingen, sonen Een der kenmerken van een rechtspersoon is : het kunnen

hebben van een eigen vermogen. Ned.-Indië is een publ. rech- Ned.-indië telijke rechtspersoon, vertegenwoordigd door den Gouverneur-

Generaal of door den minister van Koloniën; Ned.-Indië heeft eigen baten en lasten, gescheiden van die in Nederland.

Een naamloze vennootschap, als rechtspersoon erkend en Naamloze voldaan hebbende aan bepaalde voorwaarden vóór als rechts-

persoon op te treden, is een priv. rechtel. rechtspersoon en heeft alszodanig een eigen vermogen, eigen rechten en verplich- tingen, gescheiden van dat en die der oprichters of aandeel- houders, terwijl de persoon N. V. wordt vertegenwoordigd door den directeur, alhoewel bij een procedure niet de directeur ge- dagvaard wordt om te verschijnen, maar de N. V. Het is dus

vennoot- schap

(24)

Gemengd Bedrijf

Verenigin- gen

Etisch doel

Zedelijk lichaam

Winstdoel

Stichting

de rechtspersoon-zelf, die optreedt, doch door middel van haar bestuur.

Als een zeer bijzondere rechtspersoon dient wel vermeld te worden het gemengde bedrijf, welke vorm zich voordoet in de naamloze vennootschap, waarvan de aandelen ten dele in het bezit zijn van 't Gouvernement en ten dele in handen zijn van particulieren. Hierdoor heeft het Gouvernement zegging- schap in de leiding en verkrijgt het ook een aandeel in de winst. Het gemengd bedrijf kan voorkomen, wanneer particu- lieren niet voldoende vertrouwen hebben in het in exploitatie of exploratie brengen van iets, waarin de regering juist wel ver- trouwen heeft en ook het groot belang ervan inziet voor de be- volking.

Als rechtspersoon kunnen optreden verenigingen. Deze kun- nen een etisch doel of winstdoel hebben. Verenigingen met een etisch doel zijn bijv. : zang- en muziekverenigingen, Godsdien- stige verenigingen, politieke verenigingen, enz. De vereni- gingen, ten doel hebbende: wetenschap, kunst of liefdadig- heid te bevorderen, noemt men wel zedelijke lichamen. Al deze verenigingen hebben geen winstbejag op 't oog. Heeft een vereniging echter wel ten doel winst te behalen, dan noemt men zo'n vereniging : handelsvereniging, maatschap of ven- nootschap.

Een stichting wordt gevormd door afzondering van vermo- gen voor een bepaald in de stichtingsacte omschreven doel met aanduiding op welke wijze het vermogen zal worden be- heerd en gebruikt. Bijv.: een kapitalist in Indië bepaalt, dat reeds bij zijn leven of na z'n dood een deel van zijn vermo- gen zal worden besteed voor het bouwen en onderhouden en exploiteren van een tehuis voor oudere van dagen, die dan hun laatste levensjaren zonder financiële zorgen rustig in dat tehuis kunnen doorbrengen. De kapitalist benoemt in de stich- tingsacte of stichtingsbrief enige bestuurders, die weer ieder hun eigen opvolger kunnen aanwijzen; en gedurende zijn le- ven kan de stichter zich het recht voorbehouden om zelf de personen aan te wijzen, die een open plaats in 't bestuur kun- nen innemen.

De stichtingen hebben hun ontstaan te danken aan de Rooms-Kerkelijke wetgeving en streefden vooral liefdadige doeleinden na. De stichting is dus niet iets nieuws. Ook de

(25)

Romeinen kenden het afgezonderd vermogen als instituut van de stichting. Ging het vermogen verloren, dan hield ook de stichting op te bestaan.

Alhoewel de stichtingen in onze wet niet zijn geregeld, er- kent zij het bestaan ervan wel, want blijkens art. 365 B. W.

kan aan een stichting de voogdij worden opgedragen over een persoon, die daartoe op last van den rechter in aanmerking komt.

§ 3. Huwelijksgoederenrecht

We menen het personenrecht te moeten beëindigen met een zeer korte bespreking van het hier boven genoemde recht.

De wet beschouwt het huwelijk alleen in deszelfs burger- Huweiijk lijke betrekkingen. Geen Godsdienstige plechtigheden zullen

mogen plaats hebben voor dat de partijen aan den bedienaar (priester of predikant) van hun eredienst zullen hebben doen blijken, dat het huwelijk ten overstaan van den ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken. Vroeger was dat an- ders en in sommige landen is dat nog anders. Vroeger had juist het kerkelijke huwelijk alleen of de meeste betekenis en in vele van deze landen is dat nog zo. De Katholieke Kerk heeft zich al zeer bekommerd om het huwelijk — zelf en de gevolgen. Deze beschouwt het huwelijk als een sacrament, een door Christus ingesteld instituut, waardoor man en vrouw zich verbinden tot de verwezenlijking van een gemeenschappelijk levensdoel. De echtscheiding voor de Burgelijke Wet ontbindt, volgens deze Kerk, het huwelijk niet.

Ook voor het huwelijk heeft de wetgever dwingende regels gesteld, o.a.: „de man kan tegelijkertijd slechts met één vrouw en de vrouw slechts met één man door het huwelijk verbonden worden"; ,,de echtgenoten zijn elkaar wederkerig getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd"; „de vrouw is aan haar man gehoorzaamheid verschuldigd".

De man is het hoofd van de echtvereniging en alszodanig Hoofd van verleent hij zijn vrouw bijstand in rechten, of verschijnt aldaar d e. echtver- voor haar, behoudens de uitzonderingen in de wet genoemd. Hij e m g i n g :

bestuurt de goederen van de vrouw, tenzij het tegendeel is be- dongen; hij moet die goederen als een goed huisvader beheren en is voor alle verzuim in dat beheer verantwoordelijk. Haar

(26)

Onroerende goederen Het in rech- ten verschij- nen van de vrouw Uiterste wilsbe- schikking Algehele ge- meenschap van goede- ren

Ontbinding van de ge- meenschap Scheiding van goede-

ren

Huwelijkse voorwaarden

Uitsluiting van alle ge- meenschap

onroerende goederen mag hij, zonder haar medewerking, niet vervreemden of bezwaren.

De vrouw kan zonder bijstand van haar man niet in rechten verschijnen, al is zij buiten gemeenschap van goederen getrouwd, of van goederen gescheiden, of openbare koop- vrouw.

De vrouw kan zonder bewilliging van haar man uiterste wils- beschikkingen maken.

Zodra het huwelijk voltrokken is, bestaat van rechtswege algehele gemeenschap van goederen tussen de echtgenoten, voor zover daaromtrent bij huwelijkse voorwaarden geen an- dere bepalingen gemaakt zijn. De gemeenschap omvat, wat haar baten betreft, alle roerende en onroerende goederen, zowel te- genwoordige als toekomstige. De man alleen beheert de goe- deren van de gemeenschap. Hij kan dezelve verkopen, ver- vreemden en bezwaren zonder tussenkomst van de vrouw, be- halve in gevallen door de wet genoemd.

De gemeenschap wordt van rechtswege ontbonden door de dood, door echtscheiding, door scheiding van goederen, enz.

Scheiding van goederen kan de vrouw bij den rechter vragen wanneer de man de gemeenschapsgoederen verspilt of zich zo- danig gedraagt, dat het huisgezin tot ondergang gedoemd zou zijn, als daartegen niets gedaan werd.

Het normale gevolg van het huwelijk is de algehele gemeen- schap van goederen, doch, zoals u weet, kunnen de aanstaande echtgenoten door huwelijkse voorwaarden van die regel afwij- ken. Die huwelijkse voorwaarden moeten, op straffe van nietig- heid, vóór het aangaan van het huwelijk bij notariële acte wor- den verleden. Na voltrekking van het huwelijk, kunnen de huwelijkse voorwaarden op generlei wijze worden veranderd.

De huwelijkse voorwaarden beginnen te werken van het ogen- blik van de huwelijksvoltrekking. Wanneer een man en een vrouw, na gescheiden geweest te zijn, weder een huwelijk met elkaar aangaan, kunnen zij de gemeenschap op geen andere voorwaarden herstellen, dan waarop zij vroeger reeds gehuwd waren.

De vrouw kan door huwelijkse voorwaarden het beheer over haar eigen vermogen in het huwelijk behouden, maar zij kan er nimmer geheel zelfstandig over beschikken; bijv.: zij kan geen goederen zonder de bijstand van haar man wegschenken of

(27)

verkopen. Zij kan wel haar huizen verhuren, de huur innen, de huizen onderhouden, de rente en 't dividend van haar effecten innen, enz., zonder de genoemde bijstand.

Wanneer door de aanstaande echtgenoten slechts is bedon- gen, dat er gemeenschap van winst en verlies zal bestaan, sluit dit beding de wettelijke algehele gemeenschap van goe- deren uit. Bij ontbinding van de gemeenschap worden de win- sten en verliezen, door hen gedurende het huwelijk verkregen en geleden, tussen de echtgenoten gedeeld en gedragen. Erfenis, schenking, e t c , gedurende het huwelijk verkregen, gelden niet als winst, dus behoren zonder meer tot het vermogen van de- gene, die de erfenis of schenking ontving.

Het beding, dat tussen de echtgenoten slechts gemeenschap van vruchten en inkomsten zal bestaan, houdt een stilzwijgende uitsluiting in, zowel van de wettelijke algehele gemeenschap van goederen, als die van winst en verlies. Tot vruchten en inkomsten kan men rekenen te behoren: jaarlijkse, maan- delijkse en andere gelijksoortige uitkeringen, schenkingen, makingen en lijfrenten.

De uitsluiting van gemeenschap van goederen brengt geen uitsluiting van winst en verlies mede, tenzij ook dit uitdruk- kelijk uitgesloten mocht zijn. Wanneer niet anders is bedongen, zijn alle vruchten en inkomsten uit de goederen van de vrouw ter beschikking van den man.

De aanstaande echtgenoten mogen bij huwelijkse voorwaar- den aan elkaar, wederkerig, of een van beide aan de ander, zo- danige giften doen, als zij voegzaam zullen oordelen.

We willen hier een tweetal voorbeelden geven, om u het ver- schil tussen de gevolgen van het huwelijk in- en het huwelijk buiten gemeenschap van goederen duidelijk te maken.

Stel, dat P. Schelleman een schitterend huis bewoont, een luxe auto heeft en leeft als man met vermogen, terwijl hij zelf inderdaad niets bezit en zijn vrouw een groot kapitaal medebracht, maar buiten gemeenschap van goederen met hem huwde. De man koopt op crediet goederen in, om handel te drijven. Zijn schuldeisers wisten niet beter of hij was rijk. Nu gaat de zaak van den man slecht en de verliezen zijn enorm;

hoe zullen de schuldeisers hun geld krijgen ? — U begrijpt dus wel van welk belang het voor kooplieden is om te weten of hun

Gemeen- schap van winst en verlies

Gemeen- schap van vruchten en inkomsten

Uitsluiting van gemeen- schap van goederen

Giften

(28)

Schulden der echtgenoten

Faillisse- ment

credietnemende cliënten buiten- of in gemeenschap van goe- deren zijn gehuwd.

Hoe belangrijk het kan zijn voor een jonge vrouw, die ver- mogen bezit, om buiten gemeenschap van goederen een huwe- lijk aan te gaan, blijkt uit 't volgende. A trad op de gewone of normale wijze in 't huwelijk met mejuffrouw B, dus in ge- meenschap van goederen.

A bracht in ƒ 5.000,— en mejuffrouw B ƒ 200.000,—. Na een jaar wordt het huwelijk ontbonden. Aannemende, dat het ge- meenschappelijk vermogen noch vergroot, noch verminderd is, heeft de man recht op een uitkering van

(ƒ 200.000 + ƒ 5.000) : 2 = ƒ 102.500.

U voelt wel hoe onaangenaam dit voor de jonge mevrouw kan zijn.

Zijn man en vrouw gehuwd in gemeenschap van goederen, dan kunnen de crediteuren van één der echtgenoten hun vor- deringen verhalen op de gemeenschap en kan dus beslag gelegd worden, zowel op de goederen, die de vrouw inbracht, als op de goederen, die de man medebracht. Is een huwelijk echter gesloten onder huwelijkse voorwaarden, dan kunnen de credi- teuren van de vrouw nimmer beslag doen leggen op de goede- ren, die de man inbracht, doch kunnen zij hun vorderingen al- leen verhalen op het vermogen van de vrouw.

In geval van faillissement van den man, neemt de vrouw alle roerende en onroerende goederen, welke haar toebehoren en niet in de gemeenschap vallen, terug. In het faillissement treedt de vrouw voor haar persoonlijke vorderingen als gewone cré- ditrice op.

Meer menen wij er hier niet over te moeten zeggen.

§ k- Zakenrecht

Zaken Lichamelijke goederen Onlichame- lijke goede- ren Rechten

Art. 49.9 B. W. De wet verstaat onder zaken alle goederen en rechten, welke het voorwerp van eigendom kunnen zijn.

De hier bedoelde goederen, dat kunnen zijn: huizen, lande- rijen, meubelen, koopmansgoederen, dus tastbare lichamen, noemt men wel lichamelijke goederen. Tot de onlichamelijke goederen rekent men dan de rechten. Deze zijn niet tastbaar, niet zichtbaar, dus met onze zintuigen niet waarneembaar, maar gewoonlijk wel op geld waardeerbaar. We noemen slechts

(29)

de vorderingen, die men op een koopman kan hebben door leve- ring van goederen tegen latere betaling; de vordering, die voort- vloeit voor den geldgever uit een door hem verleend hypothe-

cair crediet. De rechten in 't algemeen kan men onderscheiden Absolute in absolute- en relatieve rechten. De absolute rechten gelden rechten tegenover iedereen; bijv.: de eigendom van een huis behoort

door iedereen gerespecteert te worden ten opzichte van den eigenaar. De eigenaar van enig goed, d a t hem door enig persoon ontstolen is, heeft het recht het goed, in wiens m a c h t het ook

m a g zijn, binnen drie j a r e n t e r u g te vorderen. octrooi- en Even willen we hier vermelden het octrooi- en auteursrecht, Au*eurs- hetwelk bij afzonderlijke reglementen geregeld is, dus geen r e°h t p l a a t s vindt in het Burgerlijk Wetboek en welke tot de absolute

rechten gerekend mogen worden. Het octrooi- en a u t e u r s r e c h t inteiiec- noemt men intellectuele eigendommen, immers het zijn geestes- t u e e l e ise n- producten der mensen. In 't tweede gedeelte van dit boek wor- d°m

den deze onderwerpen uitvoeriger besproken. Relatieve De relatieve rechten gelden alleen tegenover hem, die zich rechten

tegenover een derde verbonden heeft; bijv.: de geldgever heeft het recht om alleen van den hypothecairen geldnemer het uit- geleende geld t e r u g te vorderen.

De goederen en rechten kan men verder nog onderscheiden onroerende in onroerende en roerende. Onder onroerende goederen zijn goederen bijv. t e v e r s t a a n : huizen; fabrieksgebouwen en de machines,

die door hun bestemming daarmede verbonden zijn, bomen en

gewassen, die door hun wortels in de grond vast zijn; enz. Onroerende (Zie a r t . 506 en 507 B . W . ) . Onroerende r e c h t e n ; hiertoe be- reehten horen vruchtgebruik en gebruik van onroerende zaken; recht

van opstal; erf p a c h t s r e c h t ; enz. (zie a r t . 508 B . W . ) . Roerende Roerende goederen zijn dezulke, die zichzelf kunnen verplaat- goederen

sen of die verplaatst kunnen worden, zoals: schepen, meubelen, Roerende dieren, enz. (zie a r t . 509 en 510 B. W . ) . Tot de roerende rechten rechten behoren, blijkens a r t . 511 B. W. : het vruchtgebruik en gebruik

van roerende zaken; gevestigde r e n t e n ; verbintenissen en vorderingen, die opeisbare geldsommen of roerende goederen t o t onderwerp hebben; enz.

E e n onderscheiding, die men, betreffende zaken, op meer- dere plaatsen in het B. W. tegenkomt, is die van zaken in en buiten de handel. Als zaken in de handel, kunnen we noemen

effecten, koffie, meubilair, woonhuizen, enz., dus zaken, die de handel

(30)

Zaken buiten de handel

Rechten op zaken

Zakelijk recht

Absoluut recht

Niet-zakelijk absoluut recht • Relatieve zakelijke rechten

voorwerp van koop en verkoop, van huur en verhuur kunnen zijn. Tot zaken buiten de handel kunnen we rekenen te behoren : het gebouw van de Raad van Justitie, het gemeentehuis, eeu kazerne, enz., dus van zaken, waarop geen particulier rechten kan hebben.

Men kan op zaken hebben: hetzij een recht van bezit, hetzij een recht van eigendom, hetzij een recht van erfgenaamschap, hetzij een vruchtgenot, hetzij een recht van erfdienstbaarheid, hetzij een recht van pand of hypotheek. Hier kan men spre- ken van zakelijke rechten.

Zakelijk recht is een recht, waardoor een zaak geheel of ge- deeltelijk of in bepaald opzicht aan onze onmiddellijke heer- schappij wordt onderworpen en welk recht tegenover ieder ander geldt, waarom het een absoluut recht genoemd kan worden.

Ter verduidelijking willen we nog eens anders, dan hierbo- ven, zeggen welke voor dit boekje de voornaamste zakelijke rechten zijn. We noemen : eigendomsrecht, erfpachtsrecht, recht van opstal, vruchtgebruik, pandrecht (belening en prolongatie), onderzetting of hypotheek, credietverband en oogstverband.

Tot de niet- zakelijke absolute rechten rekent men te beho- ren het auteurs- en het octrooirecht.

Dan kent men nog relatief zakelijke rechten, waartoe alle verbintenissen behoren, zoals deze besproken worden in 't der- de boek van het B. W.

Als zakelijk recht van de meeste betekenis, noemen we Eigendom eigendom. Eigendom is het recht om van een zaak het vrij ge-

not te hebben en daarover op de volstrektste wijze te beschik- ken, voor zover dit recht niet bij de wet beperkt is. (Zie art.

570 B. W.). De eigenaar van enig goed kan in 't algemeen er me- de doen wat hem goeddunkt; hij kan zijn recht op dat goed overdragen en terugvorderen, hij kan het eventueel vernieti- gen, wanneer hij anderen daarmede geen letsel of schade be- rokkent. Hieruit volgt, dat men met z'n auto niet het hek van z'n buurmans tuin mag stuk rijden. De overheid heeft het recht om de eigendom van een particulier persoon ten algemene Onteigening nutte te onteigenen; bijv.: grond kan onteigend worden, wan-

neer daarmede 't algemeen belang gediend is, doch tegen be- hoorlijke schadeloosstelling. De eigenaar van een stuk grond

(31)

mag op zijn grond, zonder vergunning, geen stoommachines, electromotoren, kapokloodsen of andere hinderveroorzakende zaken plaatsen, zoals u uitvoerig kunt lezen in de Hinder- ordonnantie.

Er bestaan tussen de eigenaars van naburige erven rechten en verplichtingen, welke voortvloeien, hetzij uit de natuurlijke ligging der erven, hetzij uit de bepalingen van de wet. (Art.

625 B.W.). Bijv.: Erven, die lager liggen, zijn verplicht het water te ontvangen, dat van hoger gelegen erven (natuurlijk) afloopt. Ieder eigenaar kan zijn nabuur noodzaken hunne el- kander aangrenzende erven af te scheiden.

We willen het hier in 't kort hebben over enkele zakelijke rechten, die behandeld worden in de artikelen 674 tot en met 817 B. W. en waarvan de betekenis voor het hoofdstuk „Hy- potheek" in 't tweede gedeelte van dit boek, wat enkele rech- ten betreft, aanzienlijk te noemen is.

We vangen aan met art. 674. Erfdienstbaarheid is een last, Erfdienst- waarmede een erf bezwaard is, tot gebruik en ten nutte van b a a r h e i d

een erf, hetwelk aan een anderen eigenaar toebehoort.

Stel, dat u een land bezit, dat zodanig door andere landerijen is omsloten, dat u van uw land de weg niet kunt bereiken, tenzij een der andere eigenaren u toestemming verleent om over zijn land een weg te doen aanleggen, waardoor u gemak- kelijk de hoofdweg kunt bereiken. De overeenkomst, betreffen- de dit recht opgemaakt, betreft erfdienstbaarheid. Zonder overeenkomst, is dit recht mogelijk door verjaring, waarover we echter nu niet kunnen spreken. (Zie art. 675 enz. B.W.).

Uit het wetboek blijkt ons, dat dit servituut zichtbaar en servituut onzichtbaar kan zijn; zichtbaar door het uitwendige, zoals in

't hierboven gegeven voorbeeld, door een venster, door een waterleiding, enz.; ontzichtbaar, wanneer geen uitwendige te- kenen bestaan, zoals 't verbod om op een erf te bouwen of om op een land te weiden.

Het recht van opstal is een zakelijk recht om gebouwen, opstal werken of beplantingen op de grond van een ander te hebben.

Hij, die dit recht heeft, kan hetzelve vervreemden en met hy- potheek belasten. Het recht verjaart na 30 jaren.

Erfpachtsrecht is een zakelijk recht om het vol genot te Erfpacht hebben van een aan een ander toebehorend onroerend goed,

Hinder- ordoimantie Burenrecht

(32)

Canon Rechten van den erfpach- ter

Grundren- ten

Tienden

Vrucht- gebruik

Blote eigen- dom

Eigenaar

onder voorwaarde, dat hij, die dit recht verkrijgt, aan den an- der, als een erkenning van deszelfs eigendom, een jaarlijkse pacht voldoet, hetzij in geld, hetzij in voortbrengselen of vruch- ten. Van de, van Gouvernementswege, in kaart gebrachte gron- den, behorende tot het Staatsdomein, wordt volgens art. 9 van het Agrarisch besluit, jaarlijks een gedeelte bij percelen van 500 bouws in erfpacht voor de tijd van 75 jaren aangeboden.

De jaarlijkse pacht noemt men canon.

De erfpachter oefent alle rechten uit, die aan de eigendom van het erf verknocht zijn, zonder dat hij echter handelingen mag verrichten, waardoor de waarde van de grond zou ver- minderen. Hij is bevoegd om zijn recht te vervreemden, met hypotheek te belasten en de grond, in erfpacht uitgegeven, met erfdienstbaarheden te bezwaren voor het tijdvak van zijn genot.

Onder grondrenten wordt verstaan een schuldplichtigheid, hetzij in geld, hetzij in voortbrengselen of vruchten, welke de eigenaar van een stuk onroerend goed daarop vestigt, of bij de vervreemding of vermaking van hetzelve, te zijnen voordele, of ten voordele van een derde, voorbehoudt.

Onder tienden (tiendrecht) heeft men te verstaan een schuld- plichtigheid, welke bestaat uit een bepaald deel van verkregen vruchten, zonder dat de tiendheffer de beste kiezen, of de tiendplichtige de slechtste geven mag; dus ieder heeft te ac- cepteren of te geven, zoals 't uitvalt.

Vruchtgebruik is een zakelijk recht om van eens anders goed de vruchten te trekken, alsof men zelf eigenaar daarvan is, echter onder voorwaarde dat de zaak zelve in stand blijft.

Vruchtgebruik wordt verkregen door de wet of door de wil van den eigenaar.

De vruchtgebruiker heeft 't recht om alle soorten van vruch- ten te genieten, die van het goed kunnen voortkomen. De vruchtgebruiker moet de zaken goed onderhouden en deze aan 't einde van de vruchtgebruiksduur teruggeven op de wijze, als hij deze heeft ontvangen.

Hij die het recht van vruchtgebruik heeft verleend, heeft dus niet meer het vrije gebruik van zijn eigendom, waarom men dan ook spreekt van blote eigendom.

Er zijn zaken, die aan niemand toebehoren; alle overige za- ken zijn het eigendom of van den lande, of van gemeenschap-

(33)

Mede-eigen- dom

pen, of van bijzondere personen. (Art. 519 B.W.). Zaken, aan een gemeenschap toebehorende, zijn de zodanige, die het afzon- derlijk eigendom zijn van een of meer enkele personen. De mede-eigendom kan ontstaan door huwelijk, door erfrecht, door vennootschap en door compagnieschap, zoals we die kennen bij goederen, voor gemene rekening gekocht, om die weer voor ge- zamenlijke rekening te verkopen.

De eigendom van zaken kan, blijkens art. 584 B. W., verkre- gen worden door: toëeigening, natrekking, verjaring, wettelijke of testamentaire erfopvolging en door opdracht of levering tengevolge van een rechtstitel van eigendomsovergang, afkom- stig van degene, die gerechtigd was over de eigendom te be- schikken. Iemand, die vis gevangen heeft, wordt door toëeige- ning eigenaar van de vis. Iemand, die in de bossen van Java een wild varken of een slang heeft geschoten, wordt door toë- eigening eigenaar van deze dieren.

Onder natrekking is te verstaan de eigendomsverkrijging Natrekking van zeker goed, dat een geheel uitmaakt met het goed dat

reeds eigendom was. Groeit een stuk land aan door aanspoe- ling van uit zee, dan behoort het aangespoelde deel in eigen- dom aan den eigenaar van 't eerst genoemde stuk land. De eigendom van de grond bevat in zich de eigendom van de daarop gebouwde fabriek en de in de grond aanwezige zaken.

Eigendoms- verkrijging

Toeëigening

Levering wordt hieronder en verjaring wordt in een der volgende hoofdstukken besproken.

Levering is de overdracht van de eigendom van een zaak, Levering waartoe nodig is, dat hij, die levert, over de eigendom de volle

beschikking heeft. De levering van roerende en onroerende goederen is niet gelijk en kan dat niet zijn.

De levering van roerende zaken, d.w.z. van lichamelijke, ge- schiedt door enkele overgave of door het ter beschikking stellen.

De levering van schuldvorderingen, die niet aan toonder, dus op naam, luiden en andere onlichamelijke zaken geschiedt door middel van een authentieke of onderhandse acte. Ten opzichte van effecten en schuldvorderingen aan toonder wordt de over- gave voor levering gehouden.

De hierboven bedoelde acte, noemt men acte van cessie. De Cessie cedent, d.i. hij, die de vordering op naam overdraagt, dient de

Levering van lichamelijke- roerende zaken

Onlichame- lijke zaken

(34)

Levering van Onroe- rende goe- deren

Kadaster

overdracht aan den schuldenaar te doen betekenen, hetwelk bij deurwaardersexploit wel het meest veilig is, alhoewel het in de handel gewoonlijk per gewone brief geschiedt. Hij, die de schuldvordering overneemt, noemt men cessionaris.

Over de overdracht van wissels zullen we het later hebben.

Voor de levering van onroerend goed is een gerechtelijke acte nodig, zoals dat is voorgeschreven in de „Ordonnantie op de overschrijving van de eigendom van vaste goederen, enz".

Die gerechtelijke acte wordt opgemaakt ten overstaan van de in bovenstaande ordonnantie aangewezen overschrijvingsamb- tenaar, alshoedanig in residenties, waar een Raad van Justitie gevestigd is, een of twee rechter-commissarissen optreden, die bijgestaan worden door een griffier. In de residenties of ge- westen, waar zodanige rechtbank niet gevestigd is, treden als

overschrijvingsambtenaren op de hoofden van het gewestelijk bestuur, bijgestaan door den secretaris van dat gewest, of door een commies van het kantoor. Soms treedt als overschrijvings- ambtenaar de residentierechter op, bijgestaan door zijn griffier.

De overschrijving dient verder te geschieden in de daartoe bestemde registers bij de Kadastrale dienst, waarvoor op de hoofdplaatsen kantoren gevestigd zijn, alwaar zich de tekenin- gen en verdere gegevens, betreffende de vaste goederen, be- vinden.

Aan dezelfde bepalingen zijn ook grotere schepen onder- worpen.

Bezit

Bezit geldt als volko- men titel

Eigendom

Wat we onder eigendom verstaan, hebben we reeds gezegd;

we willen het nu over bezit hebben. Art. 1977-le B.W. zegt:

Met betrekking tot roerende goederen, die noch in renten be- staan, noch in inschulden (vorderingen), welke niet aan toon- der betaalbaar zijn, geldt het bezit als volkomen titel. (*)

Om duidelijker te zijn, werken we nu met een voorbeeld.

Stel, dat J. van Eigen een radiotoestel verhuurt aan B. de Kwister en dat deze laatste het toestel verkoopt aan W. Goed- man, dan wordt Goedman eigenaar van het radiotoestel, ten- minste wanneer de levering plaatshad, waardoor Goedman

(*) Onder titel verstaat men het geheel van rechtsfeiten, waaruit een recht in subjectieve zin kan worden' afgeleid. Men kent meerdere onderscheidingen van de titel; de titel kan o.a. zijn: volkomen of volledig en onvolkomen of onvolledig, al naar deze niet of wel voldoet aan alle eisen, die door het ob- jectieve recht aan titel worden gesteld.

(35)

in 't bezit kwam van het instrument, immers bezit geldt hier als volkomen titel.

Nu zegt art. 1977 — 2de : Niettemin kan degene, die iets ver- Terugvorde- loren heeft of aan wien iets ontvreemd is, gedurende drie jaren, ""s

te rekenen van de dag, waarop het verlies of de ontvreemding heeft plaats gehad, het verlorene of ontvreemde als zijn eigen- dom terug vorderen van dengene in wiens handen hij hetzelve vindt, behoudens het verhaal van den laatstgemelde op dengene van wien hij het bezit bekomen heeft, en onverminderd de be- paling van art. 582.

J. van Eigen kan het radiotoestel dus binnen drie jaren van

W. Goedman terug eisen en wordt dan, zodra hij het weer bezit, Verhaal opnieuw eigenaar. Goedman kan de door hem betaalde som K o oPs o m

verhalen op B. de Kwister.

We lezen in art. 582 B. W. : Hij, die de teruggave van een ontvreemde of verloren zaak vordert, is niet verplicht aan den houder de door deze bestede koopprijs terug te geven, tenzij de houder de zaak op een jaar- of een andere markt, op een open- bare veiling, of van een koopman gekocht heeft, die bekend staat in dergelijke voorwerpen gewoonlijk handel te drijven.

Had Goedman het toestel op een jaarmarkt of van een koop- man in radiotoestellen gekocht, dan zou hij het slechts behoe- ven terug te geven aan Van Eigen tegen terugbetaling door dezen van zijn (Goedman 's) koopsom.

Had Van Eigen aan De Kwister een huis verhuurd, dus een

onroerend goed, en had de laatste het huis verkocht aan Goed- Onroerend man, dan was Goedman geen eigenaar geworden, immers bezit s°e

geldt bij onroerende goederen niet als volkomen titel.

Uit een en ander bemerkt u, dat wij als bezitter van een Bezitter zaak aangemerkt kunnen worden, indien we de zaak in onze

macht hebben, alsof ze ons toebehoort.

Wij kunnen als houder van een zaak aangemerkt worden, Houder wanneer we iets bezitten, waarvan we niet de schijn aannemen

eigenaar te zijn. De huurder van een zaak, de pandhouder, de bewaarnemer, de bruiklener, de vruchtgebruiker en de erfpach-

ter kunnen we houders of detentors noemen. Wanneer men dus, Detentie op grond van een rechtsverhouding tegenover een andere partij, s c^p e r"

de beschikking over een zaak heeft, zoals hierboven bedoeld, dan spreekt men van detentie of houderschap. Heeft een koop-

(36)

Agrarisch recht

Hoofdbe- ginselen

Grondhuur- ordonnantie

man dus goederen in commissie, heeft een bank goederen als onderpand van een lening, dan hebben beiden wel goederen in bezit, doch zij zijn geen eigenlijke bezitters, maar slechts hou- ders of detentors.

De andere zakelijke rechten zullen later worden besproken.

Het volgende meenden we in dit hoofdstuk nog te moeten opnemen.

„Agrarisch" betekent letterlijk „op akkers-" of „op bouwvel- den" betrekking hebbend. Onder agrarisch recht hebben we te verstaan het geheel van regels, betreffende de rechten op en ten aanzien van de grond — inzonderheid van de in cultuur gebrachte of nog te brengen grond — voor zover die rechten niet zuiver beheerst worden door de bepalingen van het Europees burgerlijk recht of het adatrecht. De hoofdbeginselen van dit recht vindt men in de Indische Staatsregeling, waaruit blijkt, dat de agrarische wetgeving bedoelt: de behartiging van de belangen van de Inheemse bevolking, haar bezits- en andere grondrechten te beschermen, de behartiging van de belangen van de particuliere nijverheid, enz. Zo zijn in de Grondhuurordonnantie (S. 88 —1918) bepalingen opgenomen, dat Niet-Inlanders wel gronden van de Inheemse bevolking bij grondhuur-overeenkomst in gebruik kunnen verkrijgen, maar onder zodanige voorwaarden, dat de meer genoemde bevolking er economisch niet onder zal lijden. Zij, die hiervan meer wensen te weten, slaan blz. 401-406 van de 4de druk van de Inl. tot het Ned.-Ind. Handelsrecht op.

Relatieve rechten Absolute rechten Verbintenis

Schuldenaar Schuldeiser

§ 5. Verbintenissenrecht

We willen het nu over persoonlijke rechten of verbintenissen hebben. Deze rechten worden ook wel relatieve rechten ge- noemd, terwijl dan de zakelijke rechten deel uitmaken van de absolute rechten.

De verbintenis is een rechtsband tussen twee of meer partijen (personen), waardoor de ene partij tot iets verplicht is en de andere tot iets gerechtigd is. Diegene, die tot iets verplicht is, is de schuldenaar; en hij, die tot iets gerechtigd is, is de schuldeiser.

Alle verbintenissen strekken om iets te geven, te doen of niet te doen. (Art. 1234 B. W.).

(37)

Een verbintenis om iets te geven, bestaat zodra iemand iets heeft verkocht, want hij heeft de leveringsplicht. Een leraar, die in dienst van een gemeente komt voor een of andere school, heeft de plicht iets te doen, namelijk onderwijs te geven. We kunnen in deze gevallen spreken van positieve verbintenis.

Een coupeur aanvaardt een betrekking te Semarang, onder

voorwaarde, binnen tien jaren, nadat hij uit zijn betrekking Positieve mocht zijn ontslagen, voor eigen rekening geen zaak in heren-

kleding te Semarang te openen. Hier is te spreken van een

verbintenis om iets niet te doen of van een negatieve verbin- Negatieye tenis.

verbintenis

verbintenis

Alle verbintenissen ontstaan of uit overeenkomst, of uit de Ontstaan wet. (Art. 1233 B.W.). De verbintenissen uit de wet laten DinteiijSsen zich onderscheiden door:

1. die uit de wet alleen;

2. die uit de wet door 's mensen toedoen:

a. uit rechtmatige daad, b. uit onrechtmatige daad.

De woorden verbintenis en overeenkomst worden in 't ge- Overeen- wone leven wel eens met elkaar verwisseld of verward, doch

u weet nu reeds, dat het twee verschillende begrippen zijn. De overeenkomst is een der bronnen van verbintenissen. Art. 1313 B.W. zegt: „Een overeenkomst is een handeling, waarbij een of meer personen zich jegens een of meer andere verbinden.

Een betere definitie lijkt ons:

Een overeenkomst is iedere wederzijdse wilsovereenstem- ming, gericht op het tot stand komen van een verbintenis.

Niet ieder is bekwaam of bevoegd om overeenkomsten aan te gaan. Onbekwaam zijn minderjarigen, onder curatele gestel- Onbe-

° , n kwaamheid

den en (in vele of de meeste gevallen) gehuwde vrouwen.

Deze onbekwamen kunnen dus niet of slechts ten dele aan het rechtsverkeer deelnemen.

Gehuwde vrouwen kunnen zonder bijstand van haar man Gehuwde

vrouwen

of zonder zijn schriftelijke toestemming niets geven, vervreem- den, verpanden, verkrijgen, hetzij voor niet, hetzij onder een bezwarende titel, al zijn zij buiten gemeenschap van goederen gehuwd.

Voor alle handelingen of verbintenissen, die de gehuwde vrouw aangaat voor gewone en dagelijkse uitgaven der huis-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mathey-Bal heeft verricht naar de positie van de vennootschap onder firma (VOF) en haar vennoten in het privaatrecht, het vennootschapsrecht, het publiekrecht en het Europese recht..

Is het be- sluit om groep 7 mee te laten gaan op schoolkamp een wijziging van het beleid en zo ja, gaat het om een activiteit die buiten de onderwijstijd en onder

verslag 1 Er hebben de gebruikelijke inventariserende werkzaamheden plaatsgevonden en er is getelefoneerd en gecorrespondeerd met de curator van het faillissement

verslag 1 Er hebben de gebruikelijke inventariserende werkzaamheden plaatsgevonden en er is getelefoneerd en gecorrespondeerd met de curator van het faillissement

3b Hebben u en/of de rechtspersonen en ondernemingen die bij één van de vragen onder 1 worden genoemd, de afgelopen vijf jaar een bestuursrechtelijke en/of fiscaalrechtelijke

Deze locatie ligt nabij 3 andere bedrijven, waardoor niet adequaat kan worden bijgedragen aan het beheer van het landschap van het hele gebied.. In paragraaf 3.2 is aangegeven dat de

Stel als raad vooraf duidelijke kaders ten aanzien van financiën en risico’s en het (strategisch) profiel. van het overheidsbedrijf waarin de gemeente

Indien de opdrachtgever van oordeel is dat er sprake is van een tekortkoming aan de zijde van Vakdak in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de overeenkomst, dan dient