• No results found

Vosholen fase II (deelplan 1b)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vosholen fase II (deelplan 1b)"

Copied!
97
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Inhoudsopgave

Bijlagen toelichting 5

Bijlage 1 Advies omgevingsdienst externe veiligheid 6

Bijlage 2 Advies bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid 16

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek 20

Bijlage 4 Beknopte natuurtoets 55

Bijlage 5 AERIUS-berekening 65

Bijlage 6 Watertoets 83

Bijlage 7 Uitgangspuntennotitie Watertoets 89

(3)
(4)

Bijlagen toelichting

(5)

Bijlage 1 Advies omgevingsdienst externe veiligheid

(6)

Advies externe veiligheid

Extern Advies

Datum 06-04-2021

Aan Mevr. J. Smit Zaaknummer Z2021-001172

Opsteller Patrick van Lennep Bevoegd gezag Midden - Groningen Collegiale toetser Alfred Drenth Kenmerk BG

Onderwerp Advies externe veiligheid 22 woningen De Vosholen fase 2 deelplan 1b

1. Inleiding

De gemeente Midden - Groningen heeft de Omgevingsdienst Groningen gevraagd om voor het realiseren van 22 woningen aan de Croonhoven in Sappemeer het aspect externe veiligheid inzichtelijk te maken.

1.1 Ligging plangebied

De begrenzing van het plangebied is aangegeven in onderstaande figuur.

Figuur 1: Locatie 22 woningen aan de Croonhoven in Sappemeer

In hoofdstuk 2 worden de achtergronden van het externe veiligheidsbeleid besproken. Hierin worden onder andere de begrippen plaatsgebonden risico (PR), groepsrisico (GR) en de verantwoordingsplicht toegelicht.

Hoofdstuk 3 bevat het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de relevante risicobronnen voor het

bestemmingsplan beschreven en in hoofdstuk 5 wordt de groepsrisico verantwoording beschreven. En als laatste wordt in hoofdstuk 6 de conclusie opgenomen.

2. Externe Veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is dit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor transportroutes het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor hogedruk aardgastransportleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.

Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

(7)

Advies externe veiligheid

2.1. Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten

risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaarcontour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaarcontour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde. Dit betekent dat beperkt kwetsbare objecten alleen zijn toegestaan als daarvoor voldoende motivatie is gegeven.

2.2. Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit.

Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1%-letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de

blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet grafisch op een kaart worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de z.g. fN-curve.

Figuur 2: Weergave plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico

2.3. Verantwoordingsplicht

In de wet -en regelgeving is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen.

Aandacht aan de verantwoording moet worden gegeven wanneer het groepsrisico boven de

oriëntatiewaarde ligt of wanneer het groepsrisico (significant) toeneemt. De oriëntatiewaarde is een richtwaarde waar het bevoegd gezag zich zoveel mogelijk aan moet houden, maar men mag hiervan wel goed onderbouwd afwijken.

Bij de verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, dat berekend wordt door middel van deze

kwantitatieve risicoanalyse (QRA), tevens rekening te houden met een aantal kwalitatieve aspecten zoals mogelijke bronmaatregelen, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De eindafweging (vertaald in een ruimtelijke onderbouwing) kan pas worden gemaakt wanneer ook het advies van de Veiligheidsregio Groningen is ingewonnen.

(8)

Advies externe veiligheid

Figuur 3: Elementen verantwoordingsplicht groepsrisico

3. Beleidskader

Om de externe veiligheidsrisico’s te beheersen heeft de rijksoverheid een aantal besluiten opgesteld die leidend zijn voor externe veiligheidstaken van de provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor respectievelijk inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.

3.1 Risicobedrijven

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het Bevi verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met de externe veiligheid als ze een milieuvergunning verlenen of een bestemmingsplan maken.

3.2 Vervoer gevaarlijke stoffen

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is vergelijkbaar met het Bevi en bevat risiconormen voor transportroutes (spoor, weg en waterwegen). Op basis van het Bevt moet rekening worden gehouden met het Landelijk Basisnet (verder: Basisnet) voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het Basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Provincies kunnen een eigen Basisnet vastleggen; dat is ook binnen de provincie Groningen het geval.

3.2.1. Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen

Vervoer van gevaarlijke stoffen vindt plaats via het spoor, over de weg en het water. Met het Basisnet water, weg en spoor worden risicoplafonds vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en worden

randvoorwaarden aan de ruimtelijke ordening gesteld.

In het Basisnet wordt een maximum opgelegd aan de PR 10-6. Deze PR 10-6 kan daarmee niet meer ongelimiteerd groeien. De plaatsgebonden risico contour vormt de grens van de gebruiksruimte voor het vervoer en tevens de grens van de veiligheidszone. Een veiligheidszone is een zone langs wegen,

hoofdspoorwegen en/of binnenwateren waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan.

Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn hier alleen in uitzonderingsgevallen toegestaan. De veiligheidszone wordt gemeten vanaf het hart van de spoorbundel, het midden van de weg of op de referentiepunten gelegen op de begrenzingslijnen van de vaarweg. In het kader van de ruimtelijke ordening dient de afstand die voor de veiligheidszone in het Basisnet is vastgesteld te worden gehanteerd en wordt niet meer

berekend. Het groepsrisico daarentegen dient wel te worden berekend en wordt daarbij de maximale benutting van groeiruimte voor het vervoer toegepast die in de bijlage van het Basisnet is vastgelegd.

Daarnaast moet voor bepaalde transportmodaliteiten met veel vervoer van zeer brandbare en toxische vloeistoffen in het Basisnet rekening worden gehouden met een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Een PAG is een gebied tot 30 meter aan weerszijden van de spoorbaan (en erboven) en 30 meter gemeten vanaf de rechter rand van de rijstrook van de (rijks)weg of het spoor waarbinnen, bij realisatie van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Plasbranden kunnen

(9)

Advies externe veiligheid

ontstaan wanneer brandbare vloeistoffen ten gevolge van een ongeluk of calamiteit kunnen weglekken uit een tankwagen/wagon en tot ontbranding kunnen komen.

3.2.2. Provinciaal basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Het provinciaal basisnet Groningen is het antwoord op de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen waarin een borging van risicoafstanden als gevolg van transporten van gevaarlijke stoffen wordt aangekondigd. Het doel is om deze transportroutes vast te leggen en een systeem te creëren waarbij rekening kan worden gehouden met de dynamiek van transport en toekomstige groei. Om dit te bereiken zijn in de

Geconsolideerde Omgevingsverordening februari 2021) rondom een aantal aangewezen transportroutes (de grotere weg-, spoor- en waterinfrastructuur) veiligheidszones opgenomen. Onderstaand worden de zones weergegeven:

• Veiligheidszone 1 provinciale wegen: Zone langs wegen in verband met plaatsgebonden risico (PR max) provinciale wegen. Gemeten vanaf het midden van de buitenste weg kanten;

• Veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciaal basisnet Groningen: Bevat een nadere verantwoording van het groepsrisico en biedt inzicht in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen. Wordt gemeten vanaf de buitenrand van de transportroute;

• Veiligheidszone 3 transport: Veiligheidszone rondom wegen en spoorwegen in verband met de bescherming van minder zelfredzame personen. Deze zone is bepaald op 30 meter gemeten vanaf de buitenste wegkanten van de wegen vanaf de buitenste spoorstaven van de spoorbundel voor het doorgaand verkeer.

3.3 Buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de normen voor externe veiligheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vastgelegd. De regels voor buisleidingen zijn op basis van het Bevb uitgewerkt in de Ministeriële regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Ook het Bevb is op dezelfde wijze opgesteld als het Bevi. Het Bevb stelt verplicht om bij onder andere het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de externe veiligheidsaspecten.

3.3.1. Belemmeringenstrook

In elk bestemmingsplan wordt ruimte gereserveerd voor onderhoud aan de leiding door middel van een belemmeringenstrook van minimaal 4 of 5 meter aan weerszijden van de leiding met een bouwverbod en een aanlegvergunningenstelsel. De afstand wordt gemeten vanuit het hart van de leiding. Voor een hogedrukaardgasleiding die valt onder de werkingssfeer van het Bevb (inwendige diameter ≥ 50 mm, druk 16 bar tot en met 40 bar) geldt een belemmeringenstrook van 4 meter. Voor aardgasleidingen met een druk > 40 bar bedraagt de belemmeringenstrook 5 meter.

4. Ruimtelijke inventarisatie

4.1 22 woningen Croonhoven in Sappemeer

De gemeente Midden - Groningen is bezig om een bestemmingsplan op te stellen voor het realiseren van 22 woningen aan de Croonhoven in Sappemeer. In onderhavig advies wordt voor de 22 woningen rekening gehouden met 55 personen.

4.2 Risicovolle inrichtingen

Binnen / nabij het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen waarvan het invloedsgebied is gelegen over het plangebied.

4.3 Risicovolle transportroutes

In de nabijheid van het plangebied is de volgende risicobron die invloed heeft op het plangebied geïnventariseerd.

(10)

Advies externe veiligheid

Soort Risicobron Wet- en regelgeving

Transport Spoorlijn Route 250E, Waterhuizen aansl. - Veendam aansl. Basisnet Tabel 1: Risicobronnen

4.3.1. Plaatsgebonden risico transport

De spoorlijn route 250E, Waterhuizen aansl. - Veendam aansl. kent, ter hoogte van het plangebied, volgens de Regeling basisnet een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 1 meter. De afstand van het spoortraject tot de 22 woningen aan de Croonhoven in Sappemeer is circa 210 meter. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 van de spoorlijn reikt niet tot het plangebied en daarmee wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.

4.3.2. Plasbrandaandachtsgebied Basisnet en Veiligheidszone 3 transport Geconsolideerde Omgevingsverordening februari 2021

4.3.2.1 Plasbrandaandachtsgebied Basisnet

In het Basisnet is een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter aangegeven (gemeten vanaf de rand van de infrastructuur). Het bevoegd gezag vermeldt de redenen die er toe hebben geleid om in dat gebied nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toe te laten, gelet op de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen.

In de regeling Basisnet is voor de spoorlijn route 250E, Waterhuizen aansl. - Veendam aansl. aangegeven dat hier een plasbrandaandachtsgebied aanwezig is. De afstand van het spoortraject tot de 22 woningen aan de Croonhoven in Sappemeer is circa 210 meter. Het plasbrandaandachtsgebied van de spoorlijn reikt niet tot het plan en hierdoor is dit aspect niet relevant.

4.3.2.2 Veiligheidszone 3 transport Geconsolideerde Omgevingsverordening februari 2021 In de Omgevingsverordening is opgenomen dat voor de spoorlijn route 250E, Waterhuizen aansl. -

Veendam aansl. een veiligheidszone 3 transport geldt. Voor deze zone geldt een afstand van 30 meter. Een plan voorziet niet in de bouw van nieuwe objecten of het gebruik van bestaande objecten voor minder zelfredzame personen binnen deze 30 meter.

De spoorlijn route 250E, Waterhuizen aansl. - Veendam aansl. is gelegen buiten het plangebied op een afstand van circa 210 meter. De veiligheidszone 3 transport reikt niet tot in het plangebied en hierdoor is dit aspect niet relevant.

4.3.3. Groepsrisico transport Algemeen

In de Handleiding risicoanalyse transport (HART, versie 1.2, 11 januari 2017, Rijkswaterstaat) is bepaald tot welke afstand bevolking invloed kan hebben op het resultaat van het groepsrisico. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens.

Volgens de handleiding is voor de berekening van het groepsrisico inzicht nodig in de personen- dichtheden binnen het invloedsgebied van de maatgevende stof ter hoogte van het plangebied. In onderstaande tabel is de maatgevende stof, het invloedsgebied en de afstand van het onderhavige plangebied tot de spoorlijn route 250E, Waterhuizen aansl. - Veendam aansl. weergegeven:

(11)

Advies externe veiligheid

Traject Maatgevende

stof

Invloedsgebied (m)

Afstand tot locatie in m

Spoorlijn route 250E, Waterhuizen aansl.

- Veendam aansl.

B3 4000 Circa 210

Tabel 2: Maatgevende stof, invloedsgebied en afstand tot plangebied

In artikel 8 van het Bevt staat dat wanneer een bestemmingsplan of omgevingsvergunning betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk is gelegen binnen een afstand van 200 meter van een

transportroute, het groepsrisico dient te worden verantwoord. Indien het plangebied is gelegen op een grotere afstand dan 200 meter, maar wel binnen het invloedsgebied van de transportroute, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Het plangebied ligt buiten 200 meter van de spoorlijn route 250E, Waterhuizen aansl. - Veendam aansl. en binnen het invloedsgebied van de spoorlijn. Gelet hierop geldt een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

4.4 Risicovolle transportleidingen

In en in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen risicovolle transportleidingen met een werkdruk van 40 bar of hoger, van de Gasunie en/of NAM, welke relevant zijn voor externe veiligheid.

5. Verantwoording groepsrisico

5.1 Risicovolle transportroutes

In het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is in artikel 8 eerste lid opgenomen dat indien een bestemmingsplan of omgevingsvergunning betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute, wordt in de toelichting bij dat plan onderscheidenlijk in de ruimtelijke onderbouwing van die vergunning tevens ingegaan op:

a. 1°. de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan of besluit wordt vastgesteld, rekening houdend met de in dat gebied reeds aanwezige personen en de personen die in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan of de geldende bestemmingsplannen of een omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten zijn, en

2°. de als gevolg van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft;

b. het groepsrisico op het tijdstip waarop het plan of de vergunning wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat plan of besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de oriëntatiewaarde;

c. de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die bij de voorbereiding van het plan of de vergunning zijn overwogen en de in dat plan of die vergunning opgenomen maatregelen,

waaronder de stedenbouwkundige opzet en voorzieningen met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte, en

d. de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico en de voor- en nadelen daarvan.

Het eerste lid, van artikel 8, kan buiten toepassing blijven indien bij de vaststelling van het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt aangetoond dat:

a. het groepsrisico, gelet op de dichtheid van personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, of

(12)

Advies externe veiligheid

b. 1°. het groepsrisico, gelet op de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, met niet meer dan tien procent toeneemt, en

2°. de oriëntatiewaarde, gelet op de dichtheid van personen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, niet wordt overschreden.

Indien toepassing wordt gegeven aan het hierboven weergegeven tweede lid van artikel 8, bevat de toelichting bij het besluit de onderbouwing daarvan.

In artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes is opgenomen dat in de toelichting bij een bestemmingsplan en in de ruimtelijke onderbouwing van een omgevingsvergunning wordt, voor zover het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft binnen het invloedsgebied ligt van een weg, spoorweg of binnenwater waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, in elk geval ingegaan op:

a. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en

b. voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet.

De spoorlijn route 250E, Waterhuizen aansl. - Veendam aansl. is gelegen op circa 210 meter afstand van de 22 woningen aan de Croonhoven in Sappemeer. Gezien bovenstaande artikelen 7 en 8 uit het Besluit externe veiligheid transportroutes kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

De verantwoordingsplicht van het groepsrisico wordt hieronder integraal voor het gehele plan ingevuld.

5.2 Advies Veiligheidsregio Groningen

Conform artikel 9 van het Besluit externe veiligheid transportroutes is de Veiligheidsregio Groningen in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De door Veiligheidsregio Groningen geformuleerde bevindingen en adviezen zijn op 1 april 2021 ontvangen als tekstvoorstel en in deze veiligheidsstudie overgenomen en hieronder weergegeven.

5.2.1 Bestrijdbaarheid

Bij bestrijdbaarheid gaat het om de mogelijkheden tot voorbereiding van de bestrijding en beperking van de omvang van een calamiteit. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Om de bestrijdbaarheid goed te kunnen beoordelen, is gekeken naar:

• Bereikbaarheid van het plangebied;

• Bluswatervoorzieningen binnen het plangebied.

Bereikbaarheid

Het plangebied is beoordeeld op de bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Om te bepalen of de hulpdiensten tijdens calamiteit voldoende snel kunnen optreden, is de opkomsttijd beoordeeld. Om te bepalen of het plangebied bovenwinds (met de windrichting mee) kunnen worden benaderd, is de tweezijdige bereikbaarheid beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende:

• Het plangebied en de omgeving zijn voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar zodat de brandweer eventuele optredende effecten kan bestrijden.

• In de huidige ruimtelijke indeling is het project tweezijdig bereikbaar over de Vosholen en de Klinker.

(13)

Advies externe veiligheid

Bluswatervoorzieningen

Het plangebied is beoordeeld op de aanwezigheid en de beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen. Om te bepalen of de brandweer snel kan beschikken over voldoende bluswater, is de beschikbaarheid van zowel primaire (brandkranen) als secundaire (open water) bluswatervoorzieningen beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende:

• In het plangebied is geen primaire bluswatervoorziening aanwezig.

• Op een afstand van 50 meter bevind zich aan de Buitenlust een secundaire bluswatervoorziening in de vorm van een geboorde put.

Veiligheidsregio Groningen beoordeeld de bluswatervoorziening als onvoldoende. In deze samenhang wijst Veiligheidsregio Groningen ook op artikel 6.30 uit het Bouwbesluit 2012. Dit artikel stelt toereikende bluswatervoorziening voor een bouwwerk verplicht. De handleiding Bereikbaarheid en bluswatervoorziening regio Groningen B&B1 geldt hierbij als uitgangspunt.

5.2.2 Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen in het invloedsgebied van een risicobron, om zichzelf in veiligheid te brengen. Belangrijk aspect hierbij is, dat zij zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten, bijvoorbeeld door te vluchten of te schuilen. Het is noodzakelijk dat mensen zich bewust zijn van de risico’s en handelingsperspectieven.

De mate van zelfredzaamheid in het rampgebied is bepalend voor de omvang van de hulpverlening tijdens een ramp of een zwaar ongeval. Om de zelfredzaamheid van de aanwezige personen te beoordelen, is gekeken naar de volgende aspecten:

• Zelfredzaam vermogen;

• Mogelijkheden tot vluchten of schuilen

• Alarmeringsmogelijkheden.

Zelfredzaam vermogen

• Het voorgenomen ruimtelijke besluit kent geen bestemmingen voor het langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen in het invloedsgebied van de risicobronnen. De toekomstige gebruikers van het plangebied vormen een gemiddelde bevolkingsgroep uit de samenleving, die over het algemeen als zelfredzaam wordt beschouwd.

• Wij adviseren u de mechanische ventilatie handmatig geheel uitschakelbaar te maken. De maatregel om de mechanische ventilatie geheel uitschakelbaar te maken, wordt in de toekomst in de

Omgevingswet opgenomen in de AMvB Besluit bouwwerken leefomgeving, artikel 4.124.

Mogelijkheden tot vluchten

• Vluchten:

Het plangebied en de omgeving geven voldoende mogelijkheden om van een risicobron af te vluchten.

Alarmeringsmogelijkheden

• Het plangebied ligt binnen het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem.

Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft bekendgemaakt, vanaf 2017 in fases met de WAS-sirenes te willen stoppen;

• Eind 2012 is NL-Alert geïntroduceerd. Met NL-Alert kan de overheid mensen in een rampgebied en in de directe omgeving van een (dreigende) noodsituatie met een tekstbericht informeren via de eigen mobiele telefoon. Daarnaast wordt in de toekomst bij grote rampen alarm geslagen via onder meer

1Handleiding ‘Bereikbaarheid en bluswatervoorziening regio Groningen’, Veiligheidsregio Groningen, juli 2013

(14)

Advies externe veiligheid

calamiteitenzenders, geluidswagens en sociale media. Hierdoor is een snelle alarmering in het hele plangebied mogelijk.

Advies alarmeringsmogelijkheden

Veiligheidsregio Groningen adviseert om de bevolking bij een ramp niet alleen via het bestaande WAS netwerk te alarmeren maar ook op een andere wijze (NL-Alert, social media, televisie, radio, geluidswagen, enz.).

6. Conclusie

De Omgevingsdienst Groningen heeft een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de invulling van de 22 woningen aan de Croonhoven in Sappemeer. Hiervoor is het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van risicovolle inrichtingen, risicovolle transportassen en risicovolle transportleidingen beoordeelt. De belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen voor de verantwoording van het groepsrisico kunnen als volgt worden samengevat.

• In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen en geen risicovolle transportleidingen gelegen waarvan het invloedsgebied reikt tot over het plangebied;

• De spoorlijn route 250E, Waterhuizen aansl. - Veendam aansl. kent ter hoogte van het plangebied, volgens de Regeling basisnet een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 1 meter. De afstand van het spoortraject tot de invulling van de 22 woningen aan de Croonhoven in Sappemeer is circa 210 meter.

De plaatsgebonden risicocontour reikt niet tot het plangebied. Hierdoor is dit aspect niet relevant;

• De spoorlijn is gelegen op een afstand van circa 210 meter van de nieuw te realiseren woningen. Het plasbrandaandachtsgebied en de veiligheidszone 3 transport reiken niet tot in het plangebied.

Hierdoor zijn deze aspecten niet relevant;

• De spoorlijn route 250E, Waterhuizen aansl. - Veendam aansl. heeft een invloedsgebied van 4000 meter en ligt over het plangebied.

Groepsrisico

• De spoorlijn route 250E, Waterhuizen aansl. - Veendam aansl. is gelegen op een afstand van circa 210 meter afstand van de nieuw te realiseren woningen aan de Croonhoven in Sappemeer. Gezien de artikelen 7 en 8 uit het Besluit externe veiligheid transportroutes kan voor de spoorlijn worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico;

• De nieuw te realiseren 22 woningen aan de Croonhoven in Sappemeer worden niet gerealiseerd binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en risicovolle transportleidingen. Om deze reden is een verantwoording van het groepsrisico niet vereist.

Veiligheidsregio Groningen

Ten aanzien van dit plan adviseert de Veiligheidsregio Groningen:

• Het aanleggen van een primaire bluswatervoorziening aan de Croonhoven om het plangebied te bedienen;

• De maatregel om de mechanische ventilatie geheel uitschakelbaar te maken;

Ongeacht de inzet van de gemeente Midden - Groningen en de hulpverleningsdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein dan ook, blijft altijd aanwezig. Door, voor onderhavig plan, invulling te geven aan het advies van de Veiligheidsregio Groningen wordt getracht het restrisico zo klein mogelijke te maken.

Alles overwegende wordt geconcludeerd dat vanuit oogpunt van externe veiligheid het verantwoord is om invulling te geven aan het plan om 22 woningen aan de Croonhoven in Sappemeer te realiseren. Het

(15)

Bijlage 2 Advies bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

(16)

Gemeente : Sappemeer

Plan : Bestemmingsplan woningen Vosholen

Betreft : Tekstvoorstel bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid Opsteller : Sidney Ruiter

Datum : 19 maart 2021

In het kader van externe veiligheid heeft Veiligheidsregio Groningen de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid voor het plangebied ‘Vosholen II’ te Sappemeer beoordeeld. De aspecten

bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid zijn relevant voor de ruimtelijke afweging (verantwoording groepsrisico). Dit in het kader van vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarnaast adviseren wij op basis van de Wet veiligheidsregio’s art. 2 en 3 de

brandweerzorg binnen het plangebied.

Ontwikkeling

De gemeente Midden-Groningen heeft voornemens om in Sappemeer 22 woningen te bouwen voor woningen.

Risicobron Kenmerk Afstand tot plangebied

Grootte effectgebied

Relevantie Basisnet spoortracé

Waterhuizen- Veendam

toxisch 210 meter 4000 meter van toepassing

Bevi C3 210 meter 35 meter Niet van toepassing Bevi A 210 meter 460 meter Van toepassing

Om u te ondersteunen bij de invulling van de verantwoording van het groepsrisico, heeft Veiligheidsregio Groningen de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid beoordeeld. De bevindingen staan hieronder.

Bestrijdbaarheid

Bij bestrijdbaarheid gaat het om de mogelijkheden tot voorbereiding van de bestrijding en beperking van de omvang van een calamiteit. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken.

Om de bestrijdbaarheid goed te kunnen beoordelen, is gekeken naar:

- Bereikbaarheid van het plangebied;

- Bluswatervoorzieningen binnen het plangebied.

Bereikbaarheid

Het plangebied is beoordeeld op de bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Om te bepalen of de hulpdiensten tijdens calamiteit voldoende snel kunnen optreden, is de opkomsttijd beoordeeld. Om te bepalen of het plangebied bovenwinds (met de windrichting mee) kunnen worden benaderd, is de tweezijdige bereikbaarheid beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende:

- Het plangebied en de omgeving zijn voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar zodat de brandweer eventuele optredende effecten kan bestrijden.

- In de huidige ruimtelijke indeling is het project tweezijdig bereikbaar over de Vosholen en de Vaartwijk.

Bluswatervoorzieningen

Het plangebied is beoordeeld op de aanwezigheid en de beschikbaarheid van

bluswatervoorzieningen. Om te bepalen of de brandweer snel kan beschikken over voldoende bluswater, is de beschikbaarheid van zowel primaire (brandkranen) als secundaire (open water) bluswatervoorzieningen beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende:

(17)

Vosholen II

Veiligheidsregio Groningen beoordeeld de bluswatervoorziening als onvoldoende. In deze samenhang wijst Veiligheidsregio Groningen ook op artikel 6.30 uit het Bouwbesluit 2012. Dit artikel stelt

toereikende bluswatervoorziening voor een bouwwerk verplicht. De handleiding Bereikbaarheid en bluswatervoorziening regio Groningen B&B1 geldt hierbij als uitgangspunt.

Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen in het invloedsgebied van een risicobron, om zichzelf in veiligheid te brengen. Belangrijk aspect hierbij is, dat zij zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten, bijvoorbeeld door te vluchten of te schuilen. Het is noodzakelijk dat mensen zich bewust zijn van de risico’s en handelingsperspectieven. De mate van zelfredzaamheid in het rampgebied is bepalend voor de omvang van de hulpverlening tijdens een ramp of een zwaar ongeval. Om de zelfredzaamheid van de aanwezige personen te beoordelen, is gekeken naar de volgende aspecten:

- Zelfredzaam vermogen;

- Mogelijkheden tot vluchten of schuilen - Alarmeringsmogelijkheden.

Zelfredzaam vermogen

- Het voorgenomen ruimtelijke besluit kent geen bestemmingen voor het langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen in het invloedsgebied van de risicobronnen. De toekomstige gebruikers van het plangebied vormen een gemiddelde bevolkingsgroep uit de samenleving, die over het algemeen als zelfredzaam wordt beschouwd.

- Wij adviseren u de mechanische ventilatie handmatig geheel uitschakelbaar te maken. De maatregel om de mechanische ventilatie geheel uitschakelbaar te maken, wordt in de toekomst in de Omgevingswet opgenomen in de AMvB Besluit bouwwerken leefomgeving, artikel 4.124.

Mogelijkheden tot vluchten - Vluchten:

Het plangebied en de omgeving geven voldoende mogelijkheden om van een risicobron af te vluchten.

Alarmeringsmogelijkheden

- Het plangebied ligt binnen het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem. Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft bekendgemaakt, vanaf 2017 in fases met de WAS-sirenes te willen stoppen;

- Eind 2012 is NL-Alert geïntroduceerd. Met NL-Alert kan de overheid mensen in een

rampgebied en in de directe omgeving van een (dreigende) noodsituatie met een tekstbericht informeren via de eigen mobiele telefoon. Daarnaast wordt in de toekomst bij grote rampen alarm geslagen via onder meer calamiteitenzenders, geluidswagens en sociale media.

Hierdoor is een snelle alarmering in het hele plangebied mogelijk.

Advies alarmeringsmogelijkheden

Veiligheidsregio Groningen adviseert om de bevolking bij een ramp niet alleen via het bestaande WAS netwerk te alarmeren maar ook op een andere wijze (NL-Alert, social media, televisie, radio,

geluidswagen, enz.).

Conclusie

De bestaande bluswatervoorzieningen worden voor de Vosholen II vanwege het ontbreken van een primaire bluswatervoorziening niet als voldoende beoordeeld. Veiligheidsregio Groningen adviseert om een adequate primaire bluswatervoorziening aan te leggen.

Veiligheidsregio adviseert om u om de volgende maatregelen te treffen.

• Het aanleggen van een primaire bluswatervoorziening aan de croonhoven om het plangebied te bedienen.

• de maatregel om de mechanische ventilatie geheel uitschakelbaar te maken;

(18)

Vosholen II

• Om de bevolking bij een ramp niet alleen via het bestaande WAS maar ook op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen, enz.).

(19)

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek

(20)

Onderzoek naar de geluidbelasting vanwege weg- en railverkeer

Hoogezand 01-06-2021

(21)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 3

2. Beoordeling ... 4

2.1 Algemeen ... 4

2.2 Wet geluidhinder voor wegen ... 4

2.3 Wet geluidhinder voor spoorwegen ... 4

2.4 Cumulatie van geluid ... 5

2.5 Goede ruimtelijke ordening ... 5

2.6 Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 voor wegen ... 5

2.7 Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 voor spoorwegen ... 6

3. Berekeningswijze... 7

3.1 Overdrachtsberekeningen wegverkeerslawaai ... 7

3.1.1 Algemeen ... 7

3.1.2 Opgesteld rekenmodel ... 7

3.1.3 Gehanteerde verkeersgegevens ... 8

3.2 Overdrachtsberekeningen railverkeerslawaai ... 9

4. Resultaten ... 10

4.1 Rekenresultaten wegverkeerslawaai ... 10

4.2 Rekenresultaten railverkeerslawaai ... 11

4.3 Cumulatie van geluid ... 11

5. Conclusie ... 12

Bijlagen

1 Invoergegevens rekenmodel wegverkeerslawaai 2 Grafische weergave rekenmodel wegverkeerslawaai 3 Rekenresultaten wegverkeerslawaai

4 Rekengegevens en resultaten railverkeerslawaai

(22)

1. Inleiding

In opdracht van team Ruimtelijke Ontwikkeling is ten behoeve van het bestemmingsplan Vosholen fase II (deelplan 1b) onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting op 22 nieuwe woningen gelegen direct aan de westzijde van de Croonhoven in Sappemeer. De vigerende woonbestemming hiervoor is op 10 juni 2013 vastgelegd met bestemmingsplan Woongebieden. Over het plangebied liggen echter de gebiedsaanduidingen “geluidszone – weg”. en “geluidszone – spoor”. Op grond van deze gebiedsaanduidingen moet voor deze woonbestemmingen worden aangetoond dat wordt voldaan aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 48 dB en 55 dB voor respectievelijk weg- en railverkeerslawaai of hogere waarden zijn vastgesteld.

Bij de eerste plannen voor woningbouw voor de huidige wijk Vosholen is in 1999 op basis van de toenmalige inzichten en verwachtingen onderzoek uitgevoerd met als uitkomst dat voor de geluidbelasting vanwege de Croonhoven voor bestaande en toekomstige woningen geen hogere waarden noodzakelijk waren. Inmiddels is gebleken dat destijds de hoeveelheid verkeer op de Croonhoven is onderschat en het destijds beoogde wegdek hier niet geschikt is. De geluidbelasting op de omgeving is derhalve aanzienlijk hoger dan destijds voorzien. Figuur 1 toont het

onderzoeksgebied.

Figuur 1: Onderzoeksgebied (bron www.ruimtelijkeplannen.nl)

De berekeningen voor dit onderzoek zijn uitgevoerd volgens de richtlijnen van het Reken- en

(23)

2. Beoordeling

2.1 Algemeen

Per 1 juli 2012 is een ingrijpende wijziging doorgevoerd in de normen en toetsing van geluid. Voor spoorwegen en rijkswegen zijn de zogenaamde geluidsproductieplafonds ingevoerd. Op

vastgestelde referentiepunten langs spoorbanen en rijkswegen mag de per punt vastgestelde plafondwaarde niet worden overschreden. Alle parameters die relevant zijn voor de

geluidsuitstraling van spoorwegen, liggen vast in het openbare geluidregister van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Voor niet-rijkswegen en voor de bouw van geluidsgevoelige objecten langs wegen en spoorwegen met geluidsproductieplafonds blijft de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht.

Het geluid afkomstig van wegen en spoorwegen wordt beoordeeld op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen. Geluidsgevoelige bestemmingen zijn woningen, scholen en gezondheidszorg- gebouwen.

Aan de wijze waarop de akoestische onderzoeken worden uitgevoerd, kunnen regels worden gesteld (artikel 110eWgh).

2.2 Wet geluidhinder voor wegen

Voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen, die binnen de zones van wegen zijn geprojecteerd, zijn de artikelen 76 tot en met 85 van de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. Alle wegen met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt, zijn zoneringsplichtig. De zonebreedte is afhankelijk van de ligging en het type weg. Eén- en tweebaans wegen binnen de bebouwde kom, zoals de Croonhoven en de Vosholen, hebben een zone van 200 meter breed aan weerszijden van de weg (artikel 74 lid 1a sub 1).

Op grond van artikel 82 (Wgh) bedraagt de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting 48 dB. Hogere geluidbelastingen kunnen gemotiveerd worden toegestaan door een hogere waarde vast te stellen.

De maximale hogere waarde is afhankelijk van de situatie. Vanwege de ligging binnen de bebouwde kom is hier sprake van een stedelijke situatie met een maximale hogere waarde van 63 dB (artikel 83 lid 2 Wgh).

De geluidbelasting wordt primair voor elke weg afzonderlijk bepaald en beoordeeld. De situatie in het jaar 10 jaar na planvaststelling wordt beoordeeld. Hier wordt uitgegaan van 2031.

Er wordt verwacht dat de huidige geluidproductie van motorvoertuigen hoger is dan in de toekomst valt te verwachten. Daarom mag op gemeten en berekende geluidbelastingen een aftrek worden toegepast (artikel 110g Wgh).

2.3 Wet geluidhinder voor spoorwegen

In hoofdstuk VII van de Wgh zijn de voorschriften opgenomen die voorzien in de vaststelling van zones langs spoor-, tram- en metrowegen (art. 105, 106 en 107 Wgh).

(24)

Het besluit Geluidhinder (Bgh) bevat nadere bepalingen. Voor geluid vanwege spoorwegen op een nog niet geprojecteerde woning geldt een ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 55 dB (art. 4.9 lid 1.b Bgh).

Hogere geluidbelastingen kunnen gemotiveerd worden toegestaan door een hogere waarde vast te stellen. De maximale hogere waarde bedraagt 68 dB (art 4.10 Bgh).

De omvang van de zones langs spoorwegen wordt bepaald op basis van de regels in artikel 1.4a lid 1 Bgh en is afhankelijk van de hoogte van het geluidproductieplafond ter plaatse. Uit raadpleging van het geluidregister blijkt dat de zonebreedte aan de zuidzijde van het spoor ten westen en oosten van de Croonhoven respectievelijk 100 en 200 meter bedraagt. Het plangebied ligt derhalve volledig buiten de wettelijke zone.

In dit onderzoek wordt spoorweglawaai voor de volledigheid toch onderzocht vanwege de gebiedsaanduiding in het vigerende bestemmingsplan.

2.4 Cumulatie van geluid

Op grond van artikel 110a lid 6 (Wgh) mogen hogere waarden slechts worden vastgesteld als de cumulatie van meerdere geluidsbronnen geen onaanvaardbare situatie oplevert naar het oordeel van het bevoegd gezag (art 110f lid 1 Wgh).

2.5 Goede ruimtelijke ordening

De geluidbelasting op het bestemmingsplan vanwege geluidsrelevante niet-zoneringsplichtige wegen moeten worden beschouwd in het kader van goede ruimtelijke ordening. Hiervoor geldt in principe dezelfde aanpak en afwegingen als voor zoneringsplichtige wegen met dien verstande dat er geen hogere waarden kunnen worden vastgesteld.

De nieuwe wegen binnen het plangebied zijn uitsluitend erftoegangswegen met een

maximumsnelheid van 30 kilometer per uur zonder relevante geluidbelasting op de omgeving. Buiten het plangebied liggen op korte afstand geen geluidsrelevante 30 kilometerwegen.

2.6 Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 voor wegen

Het RMG 2012 definiëert de in artikel 110e Wgh genoemde regels in hoofdstuk 3 en bijlage III. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen Standaardrekenmethode 1 en 2. Standaard-rekenmethode 1 is bedoeld voor eenvoudige situaties en Standaardrekenmethode 2 (SRM2) voor complexe situaties.

Artikel 3.4 van het RMG 2012 geeft uitvoering aan artikel 110g Wgh. Voor wegen met een maximum snelheid lager dan 70 kilometer per uur bedraagt de aftrek 5 dB (artikel 3.4 lid 1 sub d RMG 2012).

Bij het beoordelen van de gevelwering van woningen wordt deze aftrek overigens niet toegepast (artikel 3.4 lid 1 sub e RMG 2012)). Het RMG 2012 definiëert de in artikel 110e Wgh genoemde regels .

De berekende of gemeten geluidsbelasting wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele getal,

waarbij een halve eenheid wordt afgerond naar het even getal (artikel 1.3 lid 1 RMG 2012).

(25)

2.7 Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 voor spoorwegen

Het RMG 2012 definiëert de in artikel 110e Wgh genoemde regels voor onderzoek aan

railverkeerslawaai in hoofdstuk 4 en bijlage IV. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen

Standaardrekenmethode 1 en 2.

(26)

3. Berekeningswijze

3.1 Overdrachtsberekeningen wegverkeerslawaai

3.1.1 Algemeen

Dit onderzoek is uitgevoerd volgens het RMG 2012. Hier is gerekend met module verkeerslawaai van versie 2020.2 van het computerprogramma GeoMilieu dat rekent volgens SRM2.

3.1.2 Opgesteld rekenmodel

De geluidsuitstraling van de beschouwde wegen zijn opgenomen in het modelitem weg dat alle kenmerken van de weg bevat die relevant zijn voor de geluidsuitstraling. Voor de geluidsoverdracht zijn in het model alle geluidsreflecterende bodemgebieden zoals water, wegen, parkeerplaatsen en andere verharde terreinen opgenomen. Aangezien het plangebied nog niet is ingevuld, is hiervoor uitgegaan van half geluidsabsorberend (bodemfactor 0,5). Bestaande gebouwen in het

overdrachtsgebied kunnen zorgen voor geluidsreflecties en –afscherming en zijn daartoe in relevante gevallen in het model opgenomen. Ook afscherming van geluid door hoogteverschillen of schermen kan worden gemodelleerd. Dit is toegepast voor het modelleren van de tunnel die de Croonhoven onder het spoor door leidt.

Vanwege de beoogde maximale bouwhoogte is uitgegaan van 3 bouwlagen met rekenhoogtes van 1,8, 4,8 en 7,8 meter.

De aftrek van 5 dB op grond van artikel

3.4 van het RMG 2012 is in het model opgenomen als groepsreductie van 5 dB. De invoergegevens van het rekenmodel zijn opgenomen in bijlage 1. Figuur 2 en bijlage 2 geven een grafische weergave van het opgestelde rekenmodel en de ligging van de rekenpunten.

Figuur 2: Rekenmodel verkeerslawaai

(27)

3.1.3 Gehanteerde verkeersgegevens

De gehanteerde verkeersgegevens voor de Croonhoven en Vosholen zijn gebaseerd op tellingen uit 2016 voor het “Verkeersonderzoek Knijpsbrug en omgeving”. Voor de Croonhoven die ten tijde van deze tellingen pas recent was opengesteld, is rekening gehouden met 10% extra verkeer vanwege gewenning aan de destijds nieuwe situatie. Voor de Vosholen is ten oosten van de Croonhoven rekening gehouden met een afname van 400 motorvoertuigen ten opzichte van het deel ten westen van de Croonhoven. Met deze aanpassingen en verfijningen ontstaat een representatief

verkeersbeeld voor 2016.

Inmiddels is als onderdeel van het Mobiliteitsplan besloten om de Kerkstraat af te waarderen en als erftoegangsweg te categoriseren en in combinatie met andere projecten geleidelijk ook als zodanig in te richten. Dit zal resulteren in een verschuiving van noord-zuid verkeersstromen en zorgen voor extra verkeersgroei op de Croonhoven en de Vosholen ten westen van de Croonhoven. Voor beide wegvakken is hiervoor worst case 500 motorvoertuigen gehanteerd.

Op basis van de Mobiliteitsmonitor 2019 regio Groningen – Assen, is voor de getelde wegen rekening gehouden met 1,5% autonome verkeersgroei per jaar om de verkeersgegevens voor het

beoordelingsjaar 2031 te bepalen.

De komst van 180 nieuwe woningen in Vosholen 2 zorgt ook voor extra verkeer. Op basis van CROW publicatie 317 “Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie” en uitgaande van de gemiddelde

verkeersgeneratie voor 2 onder 1 kap- en vrijstaande woningen, zijn per woning 8 voertuigbewegingen per etmaal gehanteerd. Dit leidt tot 1440 extra voertuigbewegingen.

Aangehouden wordt dat dit verkeer zich 50/50 verdeelt in noordelijke richting via de Croonhoven en in westelijk richting via de Vosholen. Verder is aangenomen dat 75% van dit verkeer in eerste instantie aantakt op de Croonhoven en 25% op de Vosholen ten oosten van de Croonhoven

De in 2016 per weg getelde verdeling van het verkeer over het etmaal en de samenstelling van verschillende voortuigtypes is voor beide beschouwde wegen in het rekenmodel gehanteerd. Er is voor alle voertuigen uitgegaan van de maximum snelheid ter plaatse van 50 kilometer per uur.

Het wegdektype is van invloed op de geluidsuitstraling van een weg. Hier ligt op de Vosholen en het deel van de Croonhoven in de tunnelbak Dicht Asfaltbeton (DAB) of Steenmastiekasfalt 0/11 (SMA 0/11). De Middenstraat en de Croonhoven met uitzondering van de tunnelbak zijn voorzien van elementenverharding in keperverband. Het wegdek op de Croonhoven is tijdelijk en in de volgende uitvoeringsfase worden de klinkers hergebruikt binnen het project en wordt het resterende deel van de Croonhoven eveneens voorzien van DAB of SMA 0/11. DAB en SMA 0/11 gelden als standaard geluidsneutraal wegdek.

De gehanteerde verkeersgegevens zijn opgenomen in bijlage 1 en samengevat in tabel 1.

Tabel 1: Gehanteerde verkeersgegevens

Wegnaam Weekdag-

etmaal- intensiteit

Etmaalverdeling (dag-/avond-/nachtuur%)

Voertuigsamenstelling (lichte - /middelzware -/zware

mortorvoertuigen %)

Wegdek

Vosholen west van Croonhoven

10.039 6,9/3.1/0,59 97,1/1,7/1,20 neutraal

(28)

Wegnaam Weekdag- etmaal- intensiteit

Etmaalverdeling (dag-/avond-/nachtuur%)

Voertuigsamenstelling (lichte - /middelzware -/zware

mortorvoertuigen %)

Wegdek

Vosholen oost van Croonhoven

8.554 6,9/3.1/0,59 97,1/1,7/1,20 neutraal

Croonhoven 4.558 6,7/3,5/0,64 98,7/1,0/0,26 neutraal

3.2 Overdrachtsberekeningen railverkeerslawaai

De berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van het programma Geluidregister++ (versie 5.0.0). Voor de bodemreflectie is een factor 0,5 aangehouden in overeenstemming met het

wegverkeerslawaaimodel. Geluidregister++ rekent volgens SRM1.

Ter hoogte van het plangebied ligt een afschermende wal langs het spoor. Deze eindigt ter hoogte van de westzijde van de tunnelbak. Op de tunnelbak staat een scherm en ten oosten daarvan is geen permanente afscherming voorzien. Deze afscherming is ten opzichte van de afstand tussen woningen en het spoor te kort om in SRM1 te worden toegepast. Deze afscherming wordt hier derhalve worst case buiten beschouwing gelaten.

De gehanteerde gegevens en rekenresultaten zijn opgenomen in bijlage 4.

(29)

4. Resultaten

4.1 Rekenresultaten wegverkeerslawaai

De berekende geluidbelasting op de nieuwe woningen vanwege de Croonhoven zijn opgenomen in bijlage 3 blad 1 en samengevat in tabel 2. De ligging van de rekenpunten is te vinden in bijlage 2 en figuur 2.

Tabel 2: Berekende geluidbelasting vanwege de Croonhoven

Omschrijving rekenpunt Rekenhoogte in meters Berekende geluidbelasting in dB

Berekend Hogere waarde

1, deelvlak noord (3 woningen)

1,8 54 54

4,8 54 54

7,8 54 54

2, deelvlak midnoord (5 woningen)

1,8 53 53

4,8 54 54

7,8 54 54

3, deelvlak midden (6 woningen)

1,8 53 53

4,8 54 54

7,8 54 54

4, deelvlak midzuid (5 woningen)

1,8 53 53

4,8 54 54

7,8 54 54

5-6, deelvlak zuid (3 woningen)

1,8 53 53

4,8 53 53

7,8 53 53

De berekende geluidbelasting vanwege de Croonhoven is op alle beschouwde woningen hoger dan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 48 dB. De berekende geluidbelastingen zijn nergens hoger dan 63 dB waarmee in alle gevallen hogere waarden mogelijk zijn. Op deelvlak zuid zijn de geluidbelastingen lager dan op de andere deelvlakken omdat de ten zuiden van het plangebied eindigt in een splitsing met de weg Vosholen en enigszins wordt afgeschermd door de bestaande panden ten zuiden van het plangebied.

Geluidsreducerende maatregelen zijn in redelijkheid niet mogelijk. De toegestane snelheid op de weg is in overeenstemming met de functie van de weg en kan niet verlaagd worden. Het toegepaste wegdek is in overeenstemming met het vastgestelde “Handboek ontwerprichtlijnen Openbare Ruimte”. Het afschermen van de woningen met wallen of schermen is stedenbouwkundig ongewenst.

Voorgesteld wordt om ontheffingen in de vorm van hogere waarden vast te stellen waarbij de voorwaarde geldt dat de gevelisolatie zodanig moet zijn dat een aanvaardbaar binnengeluidsklimaat ontstaat.

De berekende geluidbelastingen vanwege de Vosholen zijn te vinden in bijlage 3 blad 2. De geluidbelasting is op geen enkele woning hoger dan 48 dB en daarmee per definitie aanvaardbaar.

(30)

4.2 Rekenresultaten railverkeerslawaai

De berekende geluidbelastingen vanwege railverkeerslawaai zijn opgenomen in bijlage 4 en samengevat in tabel 3. Bij elk rekenblad in de bijlage staat een figuur met de ligging van het rekenpunt. Figuur 3 vat de resultaten samen.

Tabel 3: Berekende geluidbelasting vanwege railverkeerslawaai

Omschrijving rekenpunt Rekenhoogte in meters Berekende geluidbelasting in dB

Berekend Hogere waarde

Deelvlak 1 noord 1,8 49 -

4,8 50 -

7,8 50 -

De berekende geluidbelasting vanwege railverkeerslawaai is op het meest nabij het spoor gelegen deel van het plangebied lager dan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 55 dB. Dit geldt eveneens voor de rest van het plangebied dat verder van het spoor is verwijderd.

4.3 Cumulatie van geluid

Een voorwaarde voor het vaststellen van hogere waarden is dat de cumulatieve geluidbelasting aanvaardbaar moet zijn. Aangezien hier de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting slechts ten gevolge van 1 bron wordt overschreden, is er per definitie geen sprake van cumulatie van geluid.

(31)

5. Conclusie

In opdracht van team Ruimtelijke Ontwikkeling is ten behoeve van het bestemmingsplan Vosholen fase II (deelplan 1b) onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting op 22 nieuwe woningen gelegen direct aan de westzijde van de Croonhoven in Sappemeer. De vigerende woonbestemming hiervoor is op 10 juni 2013 vastgelegd met bestemmingsplan Woongebieden. Over het plangebied liggen echter de gebiedsaanduidingen “geluidszone – weg”. en “geluidszone – spoor”. Op grond van deze gebiedsaanduidingen moet voor deze woonbestemmingen worden aangetoond dat wordt voldaan aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 48 dB en 55 dB voor respectievelijk weg- en railverkeerslawaai of hogere waarden zijn vastgesteld.

De berekende geluidbelasting vanwege de Croonhoven is op alle beschouwde woningen hoger dan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 48 dB maar niet hoger dan de maximale

ontheffingswaarde van 63 dB. Het treffen ven bron- en overdrachtsmaatregelen is in redelijkheid niet mogelijk. Voorgesteld wordt om voor deze woningen ontheffingen in de vorm van hogere waarden vast te stellen.

De berekende geluidbelasting vanwege de Vosholen is op geen enkele beschouwde woning hoger dan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 48 dB en daarmee per definitie aanvaardbaar.

De berekende geluidbelasting vanwege railverkeerslawaai is op geen enkele beschouwde woning hoger dan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 55 dB en daarmee per definitie

aanvaardbaar.

Bij het dimensioneren van gevelmaatregelen ten behoeve van het binnengeluidsklimaat moet rekening worden gehouden met de cumulatieve geluidbelasting. Voor hier beschouwde woningen is geen sprake van cumulatie van geluid. De cumulatieve geluidbelasting is daarmee gelijk aan de geluidbelasting ten gevolge van de Croonhoven.

(32)

Bijlagen

(33)

Model: Vosholen 2 1B Verkeerslawaai Vosholen 2 1B mei 2021 - Vosholen 2 Groep: (hoofdgroep)

Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012

Naam Omschr. X-1 Y-1 X-n Y-n M-1 M-n

1 Croonhoven Noord>zuid 248293,31 575711,44 248295,66 575582,52 -0,09 0,00 2 Croonhoven Zuid > Noord 248337,95 575105,22 248299,52 575582,81 0,00 0,00 2 Croonhoven Zuid > Noord 248299,52 575582,81 248296,66 575711,42 0,00 -0,09 1 Croonhoven Noord>zuid 248295,66 575582,52 248325,86 575104,56 0,00 0,00 3 Vosholen west W>O 247985,70 575085,61 248331,62 575104,88 0,00 0,00 6 Vosholen oost O>W 248793,93 575133,55 248331,18 575108,78 0,00 0,00 4 Vosholen west O>W 248331,18 575108,78 247985,20 575089,70 0,00 0,00 5 Vosholen oost W>O 248331,62 575104,88 248794,33 575130,19 0,00 0,00

(34)

Model: Vosholen 2 1B Verkeerslawaai Vosholen 2 1B mei 2021 - Vosholen 2 Groep: (hoofdgroep)

Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012

Naam Helling Wegdek Wegdek V(LV(D)) V(LV(A)) V(LV(N)) V(MV(D)) V(MV(A)) V(MV(N)) V(ZV(D)) V(ZV(A))

1 0 W0 Referentiewegdek 50 50 50 50 50 50 50 50

2 0 W0 Referentiewegdek 50 50 50 50 50 50 50 50

2 0 W0 Referentiewegdek 50 50 50 50 50 50 50 50

1 0 W0 Referentiewegdek 50 50 50 50 50 50 50 50

3 0 W0 Referentiewegdek 50 50 50 50 50 50 50 50

6 0 W0 Referentiewegdek 50 50 50 50 50 50 50 50

4 0 W0 Referentiewegdek 50 50 50 50 50 50 50 50

5 0 W0 Referentiewegdek 50 50 50 50 50 50 50 50

(35)

Model: Vosholen 2 1B Verkeerslawaai Vosholen 2 1B mei 2021 - Vosholen 2 Groep: (hoofdgroep)

Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012

Naam V(ZV(N)) Crow965 Totaal aantal %Int(D) %Int(A) %Int(N) %LV(D) %LV(A) %LV(N) %MV(D) %MV(A) %MV(N) 1 50 False 2294,00 6,70 3,50 0,64 98,70 98,70 98,70 1,00 1,00 1,00 2 50 False 2294,00 6,70 3,50 0,64 98,70 98,70 98,70 1,00 1,00 1,00 2 50 False 2294,00 6,70 3,50 0,64 98,70 98,70 98,70 1,00 1,00 1,00 1 50 False 2294,00 6,70 3,50 0,64 98,70 98,70 98,70 1,00 1,00 1,00 3 50 False 5020,00 6,90 3,10 0,59 97,10 97,10 97,10 1,70 1,70 1,70 6 50 False 4277,00 6,90 3,10 0,59 97,10 97,10 97,10 1,70 1,70 1,70 4 50 False 5020,00 6,90 3,10 0,59 97,10 97,10 97,10 1,70 1,70 1,70 5 50 False 4277,00 6,90 3,10 0,59 97,10 97,10 97,10 1,70 1,70 1,70

(36)

Model: Vosholen 2 1B Verkeerslawaai Vosholen 2 1B mei 2021 - Vosholen 2 Groep: (hoofdgroep)

Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012

Naam %ZV(D) %ZV(A) %ZV(N) LE (D) Totaal LE (A) Totaal LE (N) Totaal

1 0,26 0,26 0,26 104,22 101,40 94,02

2 0,26 0,26 0,26 104,22 101,40 94,02

2 0,26 0,26 0,26 104,22 101,40 94,02

1 0,26 0,26 0,26 104,22 101,40 94,02

3 1,20 1,20 1,20 108,04 104,57 97,36

6 1,20 1,20 1,20 107,35 103,87 96,67

4 1,20 1,20 1,20 108,04 104,57 97,36

5 1,20 1,20 1,20 107,35 103,87 96,67

(37)

Model: Vosholen 2 1B Verkeerslawaai Vosholen 2 1B mei 2021 - Vosholen 2 Groep: (hoofdgroep)

Lijst van Toetspunten, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012

Naam Omschr. Maaiveld Hdef. Hoogte A Hoogte B Hoogte C Hoogte D Hoogte E Hoogte F Gevel 1 Deelvlak noord 0,00 Relatief 1,80 4,80 7,80 -- -- -- Nee 3 Deelvlak midden 0,00 Relatief 1,80 4,80 7,80 -- -- -- Nee 5 Deelvlak zuid 0,00 Relatief 1,80 4,80 7,80 -- -- -- Nee 6 Deelvlak zuid west 0,00 Relatief 1,80 4,80 7,80 -- -- -- Nee 2 Deelvlak midnoord 0,00 Relatief 1,80 4,80 7,80 -- -- -- Nee 4 Deelvlak midzuid 0,00 Relatief 1,80 4,80 7,80 -- -- -- Nee

(38)

Model: Vosholen 2 1B Verkeerslawaai Vosholen 2 1B mei 2021 - Vosholen 2 Groep: (hoofdgroep)

Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012

Naam Omschr. Bf

01 weg 0,00

02 weg 0,00

03 weg 0,00

04 weg 0,00

05 weg 0,00

06 weg 0,00

07 weg 0,00

08 weg 0,00

09 weg 0,00

10 weg 0,00

11 weg 0,00

12 weg 0,00

13 weg 0,00

14 weg 0,00

15 weg 0,00

16 weg 0,00

17 weg 0,00

18 weg 0,00

19 weg 0,00

20 weg 0,00

21 weg 0,00

22 weg 0,00

23 weg 0,00

24 weg 0,00

25 weg 0,00

26 weg 0,00

27 weg 0,00

28 weg 0,00

29 weg 0,00

30 weg 0,00

31 weg 0,00

32 weg 0,00

33 weg 0,00

34 weg 0,00

35 weg 0,00

36 weg 0,00

37 water 0,00 38 water 0,00

81 weg 0,00

82 weg 0,00

83 weg 0,00

84 weg 0,00

86 water 0,00 87 water 0,00

88 weg 0,00

(39)

Model: Vosholen 2 1B Verkeerslawaai Vosholen 2 1B mei 2021 - Vosholen 2 Groep: (hoofdgroep)

Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012

Naam Omschr. Hoogte Maaiveld Hdef. Functie Gebouwtype BAG-id Gemeente Jaar AHN-jaar Trust Cp

01 schuur 3,00 0,00 Relatief 0 0 0 0 dB

02 woning 5,00 0,00 Relatief 0 0 0 0 dB

03 woning 5,00 0,00 Relatief 0 0 0 0 dB

04 schuur 3,00 0,00 Relatief 0 0 0 0 dB

05 woning 6,00 0,00 Relatief 0 0 0 0 dB

06 woning 6,00 0,00 Relatief 0 0 0 0 dB

07 woning 6,00 0,00 Relatief 0 0 0 0 dB

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wijzigingen in het sanitair zijn alleen mogelijk, indien het tegelwerk door ons voor de oplevering wordt

Er is geen geschikt habitat voor dergelijke beschermde soorten op de onderzoekslocatie aanwezig en er zijn geen waarnemingen bekend in de directe omgeving van de

information storage and retrieval system without express written permission from Leeuwenkamp Architecten and would otherwise be considered copyright infringement..

Deze informatie kan overigens niet alleen als scenario-analyse interessant zijn (hoe verandert het beeld wanneer er meer of minder woningen van een bepaald type worden gebouwd),

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde

In de plankosten van 2021 is rekening gehouden met een toerekening van gemaakte voorbereidingskosten van totaal € 197.000, deze kosten worden vanuit het voorbereidingskrediet voor de

Programma: 5 Bestuur en bedrijfsvoering -3.260 3.260 87.500 -84.240. Totalen begrotingswijziging exploitatie -87.500 87.500

176x Geleidebakens totaal Vooraankondiging 2:. Markering