Integraal
Toezicht- en
Handhavingsprogramma
2011-2014
Inhoudsopgave
1. INLEIDING ... 5
1.1 LEESWIJZER... 5
2. TOEZICHT EN HANDHAVING ... 6
2.1 GEMEENTELIJKE TAAK... 6
2.2 BESTUURLIJKE VISIE... 6
2.3 HANDHAVINGSMIDDELEN... 7
2.3.1 Bestuursrechtelijke handhaving ... 7
2.3.2 Strafrechtelijke handhaving ... 7
2.3.3 Privaatrechtelijke handhaving ... 7
2.3.4 Intrekken van vergunning als sanctie ... 7
3. BELEIDSMATIGE ONTWIKKELINGEN... 8
3.1 WETGEVING... 8
3.1.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ... 8
3.1.2 Nieuwe Wet ruimtelijke ontwikkeling (nieuwe Wro) ... 8
3.1.3 Bestuurlijke strafbeschikking... 9
3.2 BELEID... 9
3.2.1 Beleidsnotitie “Huisvesting arbeidsmigranten” ... 9
3.2.2 Beleidsnotitie “Permanente bewoning op recreatieverblijven” ... 9
3.2.3 Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid 2011-2014 ... 10
3.3 SAMENWERKING... 11
3.3.1 Provinciale pilot “Samen Sterk in het Buitengebied” ... 11
3.3.2 Dienstverleningsovereenkomst Provincie Noord-Brabant... 11
3.3.3 Dienstverleningsovereenkomst Waterschap Aa en Maas ... 12
3.3.4 Samenwerking Someren... 12
3.3.5 Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) ... 13
3.3.5 Samenwerking Politie en Openbaar Ministerie ... 13
4. STRATEGIE EN WERKWIJZE ... 14
4.1 TOEZICHTSSTRATEGIE... 14
4.2 SANCTIESTRATEGIE... 14
4.2.1 Afzien van handhaving ... 15
4.2.2 Keuze strafrecht en/of bestuursrecht ... 15
4.2.2 Bestuursrechtelijk handhaven ... 15
4.3 GEDOOGSTRATEGIE... 16
4.4 COMMUNICATIESTRATEGIE... 17
4.4.1 Beleid en geldende regels ... 17
4.4.2 Resultaten van handhavingsacties en toezichtsresultaten ... 17
4.4.3 Aangekondigde en opgelegde sancties... 18
4.4.4 Gedoogbesluiten... 18
4.4.5 Overig... 19
5. BESTUURLIJKE PRIORITEITEN ... 20
5.1 HANDHAVINGSTHEMA’S... 20
5.2 PROJECTEN... 23
5.3 RISICOANALYSE... 24
5.4 PRIORITERING... 26
6. ORGANISATORISCHE BORGING ... 27
6.1 KWALITEITSBORGING... 27
6.1.1 Toezicht- en Handhavingsprogramma ... 27
6.1.2 Uitvoeringsprogramma ... 28
6.1.3 Jaarverslag ... 28
6.1.4 Voorbereiding Toezicht- en handhavingsprogramma 2015-2018 ... 28
6.1.5 Schematische weergave ... 28
6.2 ORGANISATORISCHE BORGING... 29
6.2.1 Interne sturing... 29
6.2.2 Externe sturing ... 30
1. Inleiding
Voor u ligt het Integraal Toezicht- en Handhavingsprogramma 2011-2014 (kortweg: handhavingsprogramma) van de gemeente Asten. Dit
handhavingsprogramma geeft inzicht in de doelstellingen van het toezicht en de handhaving in Asten voor de komende vier jaren. Dit handhavingsprogramma heeft aandacht voor de handhaving op Milieu, Bouwen, Ruimtelijke Ordening, Brandveiligheid en de APV.
Dit handhavingsprogramma is een vervolg op het Handhavingsprogramma 2007- 2010 dat op 29 mei 2007 is vastgesteld door de gemeenteraad van Asten. Het Handhavingsprogramma 2007-2010 heeft de basis gevormd voor de handhaving in de afgelopen vier jaren. Met het aflopen van deze periode is het belangrijk dat er een nieuw handhavingsprogramma wordt opgesteld. Het nieuwe
handhavingsprogramma maakt gebruik van de ervaringen en kennis die in de afgelopen periode is opgedaan en die onder andere is vastgesteld in de
jaarverslagen van de afgelopen jaren. Daarnaast spelen nieuwe ontwikkelingen, zoals wet- en regelgeving, een belangrijke rol.
Aan de hand van dit handhavingsprogramma wordt voor iedereen duidelijk op welke wijze er in de gemeente Asten gehandhaafd wordt. Inzichtelijk is gemaakt welke handhavingsinstrumenten de gemeente kan gebruiken en op welke wijze deze toegepast worden. Uiteindelijk moet het handhavingsprogramma het handvat worden waarop getoetst wordt of er gehandhaafd wordt en op welke wijze. Het handhavingprogramma wordt uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma handhaving, dat jaarlijks wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.
1.1 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is inzichtelijk gemaakt wat toezicht en handhaving is. Daarbij is gebruik gemaakt van de bestuurlijke visie van het college van burgemeester en wethouders en de middelen die het gemeentebestuur heeft om te handhaven.
Hoofdstuk 3 kijkt terug op de ontwikkelingen die de handhaving tijdens de
periode van het afgelopen handhavingsprogramma heeft door gemaakt. Daarbij is gekeken naar veranderende/ nieuwe wetgeving, de beleidsmatige ontwikkelingen en gemaakte samenwerkingsafspraken.
Hoofdstuk 4 geeft inzicht in de strategie en werkwijzen. Het belangrijkste
onderdeel hierin is de opgenomen sanctiestrategie. Daarin is bepaald wanneer en op welke wijze handhaving wordt toegepast.
Hoofdstuk 5 vormt de kern van het verslag. Hierin wordt inzichtelijk gemaakt welke handhavingsthema’s er zijn, hoe prioriteiten worden gesteld en welke prioritering er uiteindelijk is ontstaan.
Ten slotte is in hoofdstuk 6 vastgelegd hoe de handhaving organisatorisch wordt bewaakt en hoe deze vorm krijgt in de organisatie.
2. Toezicht en handhaving
Voordat dit programma ingaat op de daadwerkelijke uitwerking van de
handhaving in Asten is het van belang om duidelijke kaders te stellen. Hiervoor worden landelijke en regionale ontwikkelingen gebruikt. Daarnaast worden de instrumenten inzichtelijk gemaakt. Het is echter belangrijk om eerst vast te stellen wat handhaving daadwerkelijk is.
Handhaving is de zorg voor het naleven van wet- en regelgeving. Handhaving is dus meer dan alleen het opleggen van sancties. Een groot gedeelte bestaat uit toezicht en het eventueel opleggen van (mondelinge en schriftelijke)
waarschuwingen. Er is daarom gekozen om met de titel “Integraal Toezicht- en Handhavingsprogramma” te werken. Deze titel dekt de volledige lading. Om de leesbaarheid te vergroten wordt er echter vooral de term “handhaving” gebruikt.
2.1 Gemeentelijke taak
Het zorgen voor handhavingsbeleid is een gemeentelijke taak. Er zijn allerlei wetten en regels waarvoor het gemeentebestuur verantwoordelijk is. Daarnaast wordt vanuit wetgeving gesteld dat het gemeentebestuur verplicht is om
handhavingsbeleid op te stellen. Zonder adequate handhaving hebben regels weinig waarde. Daarnaast moet het opstellen van handhavingsbeleid ook
bijdragen aan betere en betrouwbare dienstverlening aan inwoners en bedrijven.
2.2 Bestuurlijke visie
In 2007 heeft de gemeenteraad van Asten de bestuurlijke visie op handhaving vastgesteld. Deze visie op handhaving is nog steeds actueel. Ook de komende vier jaar wordt vanuit deze visie gehandhaafd.
“Asten wil een gemeente zijn waarin mensen veilig en gezond kunnen wonen, werken en recreëren in een aantrekkelijke omgeving”
De gemeente Asten erkent zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het wil een veilige en gezonde leefomgeving voor mens en dier kunnen waarborgen. Het is noodzakelijk dat iedereen zich aan de democratisch geformuleerde spelregels houdt. De gemeente neemt zijn verantwoordelijkheid als bevoegd gezag om inwoners en bedrijven aan te spreken wanneer regels niet worden nageleefd.
Daarbij is het van belang dat ook inwoners en bedrijven zelf hun
verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van de naleving van wetten en regels.
Tevens is het belangrijk dat overtredingen worden voorkomen. De gemeente Asten zet dan ook nadrukkelijk in op preventie. Preventie begint bij helder en duidelijk beleid en regelgeving met draagvlak. Goede en tijdige communicatie met burgers en belangenorganisaties is dan ook noodzakelijk. Door het vergroten van het draagvlak kan het naleefgedrag verbeterd worden en kan veel
repressieve handhaving voorkomen worden.
Ten slotte vindt handhaving onderbouwd, planmatig en transparant plaats. Dit betekent dat vergelijkbare situaties op vergelijkbare wijze worden afgehandeld.
Daarmee is voor iedereen duidelijk wat hij van de gemeente kan verwachten.
Daarnaast wordt jaarlijks door het college, op basis van het
handhavingsprogramma, een uitvoeringsprogramma opgesteld. Hierin wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze in het komende jaar gehandhaafd wordt.
Verantwoording moet jaarlijks afgelegd worden in een jaarverslag.
2.3 Handhavingsmiddelen
Om aan de bestuurlijke visie van Asten te voldoen heeft het gemeentebestuur een aantal instrumenten waarmee het kan handhaven. Deze
handhavingsinstrumenten worden kort beschreven.
2.3.1 Bestuursrechtelijke handhaving
Het gemeentebestuur is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang. Deze bevoegdheid kan het college van burgemeester en wethouders toepassen op wetten waarvoor het gemeentebestuur verantwoordelijk is. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom. Beide instrumenten hebben als doel de overtreding te beëindigen.
Vanuit de gemeentewet is handhaven geen verplichting, maar uit jurisprudentie blijkt dat het gemeentebestuur wel een “beginselplicht tot handhaving” heeft.
Bij het toepassen van de last onder bestuursdwang geeft het gemeentebestuur de overtreder de gelegenheid om de overtreding te beëindigen. Wanneer dit niet gebeurt binnen de gestelde termijn, gaat het gemeentebestuur de situatie herstellen en de kosten daarvan verhalen op de overtreder.
Het meest toegepaste instrument is echter de last onder dwangsom. Ook hier krijgt de overtreder de gelegenheid om de overtreding te herstellen. Wanneer dit niet gebeurt, is de overtreder een geldbedrag verschuldigd. In deze gevallen moet de last onder dwangsom een stimulans bieden om de overtreding te beëindigen.
2.3.2 Strafrechtelijke handhaving
Strafrechtelijke handhaving is een bevoegdheid waarvoor de politie en het Openbaar Ministerie verantwoordelijk zijn. Bij strafrechtelijke handhaving wordt de overtreding bestraft. In tegenstelling tot bestuursrechtelijke handhaving is het doel dus niet om de overtreding ongedaan te maken. Beide middelen kunnen tegelijkertijd worden ingezet. Bestuursrechtelijk handhaven wordt echter als leidend gezien, omdat daarmee de overtreding ongedaan gemaakt kan worden.
Sinds 1 januari 2010 hebben gemeenten ook mogelijkheden om strafrechtelijke handhaving toe te passen. Deze bevoegdheid is in de loop van 2010 voor alle gemeenten beschikbaar gekomen. Hiervoor is de bestuurlijke strafbeschikking in het leven geroepen. Met de bestuurlijke strafbeschikking kan een Buitengewoon opsporingsambtenaar (Boa) een proces-verbaal opstellen. Deze bestuurlijke strafbeschikking kan ingezet worden tegen “kleine overlastfeiten”. De bestuurlijke strafbeschikking wordt op eenzelfde wijze afgehandeld als een proces-verbaal dat door de politie wordt opgesteld.
2.3.3 Privaatrechtelijke handhaving
Wanneer de gemeente overeenkomsten aangaat met (rechts)personen dient het gemeentebestuur naleving af te dwingen door middel van het privaatrecht.
Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om de aan- of verkoop van onroerend goed of het illegaal in gebruik nemen van gemeentelijke eigendommen. Het is echter niet toegestaan om bevoegdheden die de gemeente heeft uit het bestuursrecht in het privaatrecht te regelen.
2.3.4 Intrekken van vergunning als sanctie
Ten slotte kan het gemeentebestuur een verleende vergunning intrekken wanneer de vergunninghouder zich niet aan de vergunningsvoorwaarden houdt.
Deze sanctie wordt echter zeer zelden toegepast omdat het een zware sanctie is en zelden in verhouding staat tot het te bereiken doel.
3. Beleidsmatige ontwikkelingen
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de ontwikkelingen die van invloed zijn geweest in de afgelopen vier jaren. Daarnaast wordt gekeken naar beleidsmatig ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op het gebied van toezicht en handhaving tijdens de looptijd van dit toezicht- en handhavingsprogramma.
3.1 Wetgeving
In de afgelopen vier jaar zijn er verschillende ontwikkelingen geweest binnen wetgeving die van invloed zijn op de handhaving.
3.1.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geeft de kaders aan voor de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is één geïntegreerde
vergunning voor bouwen, wonen, ruimte, natuur en milieu. Daarmee vervangt de Wabo vijfentwintig bestaande vergunningstelsels. De Wabo realiseert het recht van de aanvrager op één aanvraag bij één loket met één beslissing na één procedure met één beroepsgang. Het bevoegd gezag moet het toezicht onderling afstemmen en zorgen voor één handhavingtraject. Bij het overgrote deel van de projecten die onder de Wabo vallen wordt de gemeente bevoegd gezag en verantwoordelijk voor de handhaving ervan.
Behalve een verandering van het proces en verschuiving van bevoegdheden, bevat de Wabo ook een versoepeling van regelgeving. In de Wabo zijn meer activiteiten vergunningvrij geworden. De kans is aannemelijk dat de werkdruk bij toezicht en handhaving groter wordt.
De Wabo heeft tot gevolg gehad dat er een verschuiving is geweest van bevoegdheden. Om zo goed mogelijk in te spelen op deze verschuiving, zijn er samenwerkingsafspraken gemaakt met de provincie Noord-Brabant om elkaar te ondersteunen. Vergelijkbare afspraken zijn gemaakt met Waterschap Aa en Maas.
3.1.2 Nieuwe Wet ruimtelijke ontwikkeling (nieuwe Wro)
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ontwikkeling (nieuwe Wro) in werking getreden. Deze nieuwe Wro vereenvoudigt de rolverdeling tussen het rijk,
provincies en gemeenten. De overheden maken één ruimtelijke schets voor de komende 10 jaar. Dat is de zogenaamde structuurvisie. Die structuurvisie vervangt 3 andere beleidsdocumenten: de Planologische Kernbeslissing (Rijk), het streekplan (provincie) en het structuurplan (gemeente). De structuurvisies bevatten alleen nog beleid en geen normen. Dat betekent dat ze juridisch niet bindend zijn, zoals bij vroegere provinciale streekplannen.
Het Rijk moet vooraf duidelijk aangeven in de structuurvisie welke nationale doelen provincies en gemeenten in hun bestemmingsplannen moeten zetten, en hoe. De provincies geven ook vooraf aan welke provinciale doelen zij in
gemeentelijke plannen willen zien. Gemeenten maken zelf een bestemmingsplan, dat provincies achteraf niet moeten toetsen zoals onder de oude WRO. Alleen bij uitzondering kunnen provincies nog inbreken op een gemeentelijk plan met een inpassingsplan, of een provinciale verordening. De Rijksoverheid kan ingrijpen met een Algemene Maatregel van Bestuur.
Gemeenten moeten in de Wro iedere 10 jaar hun bestemmingsplan actualiseren.
Zij kunnen een hogere dwangsom en boetes opleggen tegen activiteiten die tegen het bestemmingsplan in gaan. Ook kunnen ze bestuursdwang toepassen. De maximale boete van een overtreding is verhoogd tot € 45.000, voorheen was dat
€ 11.250. Dat kan doordat overtredingen van het bestemmingsplan vanaf 13
september 2004 onder de Wet op de economische delicten vallen. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.
De bestemmingsplanprocedure is gehalveerd tot 24 weken. Burgers kunnen bezwaar maken via een zienswijze, een reactie op een ontwerpbesluit, die ze indienen bij de gemeente of provincie. Deze zienswijze wordt op dezelfde manier behandeld als een zienswijze van bijvoorbeeld provincie of Rijk.
3.1.3 Bestuurlijke strafbeschikking
Met de invoering in januari 2010 van de bestuurlijke strafbeschikking heeft de gemeente een instrument in handen om zelf kleine overlastfeiten aan te pakken.
Dit betekent dat de Buiten gewoon opsporingsambtenaar (Boa) zelfstandig overtredingen uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan bestraffen.
Door het gebruik van dit instrument zijn gemeenten minder afhankelijk van de inzet door de politie. Daarnaast wordt de politieorganisatie gedeeltelijk ontlast.
De bestuurlijke strafbeschikking is vanaf januari 2010 gefaseerd ingevoerd. Dit gebeurde onder leiding van het CJIB. De gemeenten in de regio Brabant Zuidoost konden de bestuurlijke strafbeschikking vanaf december 2010 invoeren. Het Regionaal College van het politiekorps Brabant Zuid-Oost heeft een
projectcoördinator aangesteld en de regio begeleid bij de invoering van de bestuurlijke strafbeschikking.
Het college van burgemeester en wethouders heeft in 2010 besloten om de bestuurlijke strafbeschikking te gaan gebruiken.
3.2 Beleid
Naast de ontwikkeling van nieuwe wetgeving, is er in de afgelopen vier jaar op verschillende terreinen nieuwe beleid ontwikkeld.
3.2.1 Beleidsnotitie “Huisvesting arbeidsmigranten”
Op 2 juni 2009 is de Beleidsnotitie “huisvesting arbeidsmigranten gemeente Asten 2009” door de gemeenteraad van Asten vastgesteld. In deze beleidsnotitie is vastgelegd op welke wijze en waar de gemeente Asten de huisvesting van arbeidsmigranten wil toestaan. In het beleid is opgenomen welke stappen genomen moeten worden.
De belangrijkste stap in het proces is het vastleggen van het beleid in de bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan Woongebieden Asten zijn de uitgangspunten van het beleid al opgenomen. Prioriteit ligt bij het aanpassen van het bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008 op het vastgestelde beleid.
Complicerende factor is de zienswijze van de provincie. De provincie wil zo min mogelijk bewoning in het buitengebied, terwijl de gemeenteraad in Asten dit, onder duidelijk voorwaarden, wel mogelijk wil maken. Duidelijkheid over het beleid is uiteraard van groot belang om op een eenduidige en consistente wijze te kunnen handhaven.
3.2.2 Beleidsnotitie “Permanente bewoning op recreatieverblijven”
Op 25 januari 2005 heeft de raad van de gemeente Asten ingestemd met de beleidsnotitie “Permanente bewoning op recreatieverblijven”. In deze
beleidsnotitie is beschreven hoe wordt omgegaan met de onrechtmatige
bewoning van recreatieverblijven. Tot 2009 is geen uitvoering gegeven aan het vastgestelde beleid. De voornaamste reden hiervoor is de landelijke discussie over de peildatum en het opnemen van eventuele uitzonderingen op dit probleem. Daarnaast is een wetsvoorstel in behandeling die bewoners in staat
stelt een persoonsgebonden beschikking af te dwingen bij gemeenten wanneer zij voor 31 oktober 2003 woonachtig waren in een recreatiewoning.
Eind 2009 is een plan van aanpak opgesteld om de bewoners van
recreatiewoningen in de gemeente Asten duidelijkheid te verschaffen. Het gaat daarbij om personen die woonachtig zijn op de Landgoed Kraneven en
Recreatiepark Prinsenmeer. Het plan van aanpak gaat uit van een nieuwe peildatum die gesteld is op 1 januari 2010. Het plan van aanpak is op 2 maart 2010 door het college vastgesteld.
In 2011 moeten de bewoners die er voor in aanmerking komen een
persoonsgebonden gedoogbeschikking ontvangen. Wanneer iemand niet in aanmerking komt voor een persoonsgebonden gedoogbeschikking wordt een handhavingstraject opgestart. Ook in de toekomst wordt geen permanente bewoning op recreatieterreinen toegestaan.
3.2.3 Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid 2011-2014
De kadernota Integraal Veiligheidsbeleid 2011-2014 vormt de basis voor het veiligheidsbeleid in de gemeente Asten. Deze kadernota beschrijft de prioriteiten en de strategie die als rode draad lopen door het Integraal Veiligheidsbeleid. Door het platform veiligheid, de stuurgroep veiligheid, het college van burgemeester en wethouders en de commissie Algemene Zaken en Control zijn de prioriteiten vastgesteld voor de kadernota.
De prioriteiten (in willekeurige volgorde) zijn:
a. Leefbaarheid,
b. Buitenlandse werknemers, c. Handhaving,
d. Evenementen, e. Jeugd,
f. Georganiseerde criminaliteit.
De prioriteiten verdienen in de beleidsplannen 2011-2014 meer aandacht. Dit betekent echter niet dat de overige strategische thema’s die niet zijn
geprioriteerd, geen aandacht meer krijgen. De uitvoering van de kadernota is wordt vastgelegd in een uitvoeringsplan.
In het veiligheidsbeleid is opgenomen op welke wijze de thema’s benaderd moet worden. Dit vormt de rode draad in het veiligheidsbeleid. Daarbij ligt de focus op preventie. Deze keuze is gemaakt op basis van de ernst, hoeveelheid en mate van criminaliteit die voorkomt in Asten. Daarnaast heeft er een positieve ontwikkeling plaatsgevonden in de afgelopen jaren. Ook de grootte van de gemeente is daarbij in overweging genomen.
Door de focus te leggen op preventie wordt ook de eigen verantwoordelijkheid van de burgers en ondernemers belangrijker. Onder de verantwoordelijkheid van burgers en ondernemers hoort ook vergroting van de zelfredzaamheid en het veiligheidsbewustzijn. Hierbij sluit de gemeente Asten zich aan bij het standpunt van het kabinet. Belangrijk onderdeel hierin is ook het vergroten van
burgerparticipatie bij de beleidsplannen betreffende veiligheid. Het vergroot het veiligheidsbewustzijn en het draagvlak onder de burgers.
Om de zichtbaarheid van de gemeente te vergroten wordt meer tijd besteed aan het communiceren van successen die op korte termijn worden behaald of acties die op korte termijn worden uitgevoerd. Dit moet de negatieve mening van de burgers over de zichtbaarheid van de gemeente ombuigen tot een meer positievere mening.
De problemen die voorkomen hebben vooral betrekking op overlast en niet zo zeer op criminaliteit. Door het platform veiligheid en de commissie AZ/C is op 4 oktober 2010 aangegeven dat de gemeentelijke handhavingsteams een
belangrijke rol kunnen spelen bij de aanpak van de aanwezige overlastvormen.
De kadernota Integraal Veiligheidsbeleid geeft aan dat er aandacht moet zijn voor:
- Een duidelijk stappenplan waarmeer toezichthouders en handhavers direct kunnen optreden wanneer de situatie dit vraagt en de veiligheid in het geding is;
- Prioriteiten uit het integraal handhavingsbeleid, integraal veiligheidsbeleid en het leefbaarheidsbeleid naadloos op elkaar laten aansluiten. Dit
betekent echt niet dat deze één op één overgenomen dienen te worden.
Binnen het veiligheidsbeleid gaat het om de gehele veiligheidsketen waar de nadruk ligt op preventie, binnen handhaving ligt de nadruk vaak op repressief optreden;
- Betere afstemming tussen de preventieve taken van de Brandweer en het team Vergunningen en Toezicht;
- Verminderen van de werkdruk binnen handhaving en toezicht, die is ontstaan door deregulering en de toegenomen focus op kerntaken binnen het politiebestel;
- Formatie en prioritering op elkaar afstemmen;
- Onderzoek naar het verhalen van schade aan het publieke domein op vandalen.
3.3 Samenwerking
De gemeente Asten is deelnemer in een pilot-project van de provincie Noord- Brabant. Daarnaast heeft de gemeente Asten een dienstverleningsovereenkomst met de provincie gesloten en is het in overleg met het waterschap om een samenwerkingsovereenkomst te sluiten. Deze samenwerkingsovereenkomsten spelen in op nieuwe wet- en regelgeving, zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
3.3.1 Provinciale pilot “Samen Sterk in het Buitengebied”
Op 1 augustus 2009 is het provinciale pilot-project “Samen Sterk in het
Buitengebied van start gegaan. Dit pilot-project is een initiatief van de provincie Noord-Brabant om de kwaliteit van het buitengebied te verhogen. Door het aanstellen van regiohandhavers wordt er extra toezicht gehouden waar de gemeente geen capaciteit voor heeft. De regiohandhavers kunnen een groot aantal overtredingen zelf afhandelen, maar zoeken wel afstemming met de verschillende partners.
Het pilot-project richt zich op de regio Zuidoost Brabant. De betrokken partners zijn de provincie Noord-Brabant, de waterschappen Aa en Maas en De Dommel, alle gemeenten, de politie Brabant Zuid-Oost, de Algemene Inspectiedienst en de terreinbeheerders Vereniging Natuurmonumenten, Brabants Landschap en Staatsbosbeheer betrokken. De provincie Noord-Brabant heeft het
Samenwerkingsverband Regio Eindhoven de opdracht gegeven om het project te coördineren. Het pilot-project loopt tot 1 augustus 2012. Wanneer de pilot een duidelijke meerwaarde heeft, wordt het project mogelijk uitgebreid en verlengd.
3.3.2 Dienstverleningsovereenkomst Provincie Noord-Brabant
Op 5 augustus 2010 heeft de gemeente Asten een dienstverleningsovereenkomst gesloten met de provincie Noord-Brabant. De overeenkomst is gesloten doordat de komst van de Wabo een verschuiving van taken en bevoegdheden met zich meebrengt tussen provincie en gemeente. In de overeenkomst is vastgelegd dat beide partijen de kennis en capaciteit van elkaar benutten. Deze kennis en
capaciteit wordt ingezet bij de verlening en verdediging van vergunningen, toezicht, handhaving en de afhandeling van klachten en incidenten.
In de gemeente Asten bevinden zich drie bedrijven die vallen onder de dienstverleningsovereenkomst. Twee van deze bedrijven vallen sinds de inwerkingtreding van de Wabo onder het bevoegd gezag van de gemeente.
Voorheen was de provincie het bevoegd gezag voor deze bedrijven. Dit betekent dat de provincie de gemeente blijft ondersteunen op het gebied van toezicht en handhaving van de deelvergunning milieu van deze bedrijven. Het derde bedrijf blijft onder bevoegd gezag van de provincie. De gemeente gaat bij het toezicht en de handhaving op het onderdeel bouwen en ruimtelijke ordening de provincie ondersteunen.
In de dienstverleningsovereenkomst zijn afspraken gemaakt op welke wijze de samenwerking verloopt. Er is concreet invulling gegeven aan werkinstructies, levertermijnen en vergoedingen. De overeenkomst heeft een duur van twee jaren. Daarnaast wordt deze een jaar na het in werking treden door beide partijen geëvalueerd, waarbij het initiatief bij de provincie ligt.
3.3.3 Dienstverleningsovereenkomst Waterschap Aa en Maas In navolging van de dienstverleningsovereenkomst met de provincie Noord- Brabant, wordt gekeken om een soortgelijke overeenkomst te sluiten met het waterschap Aa en Maas. Door de komst van de Wabo vallen indirecte lozingen onder het bevoegd gezag van de gemeenten. De Unie van Waterschappen heeft de waterschappen geadviseerd om gemeenten onder de Wabo te ondersteunen bij indirecte lozingen. Indirecte lozing is de lozing van afvalwater via de riolering naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie en van daaruit na reiniging op
oppervlaktewater. Voor de inwerkingtreding van de Wabo waren de waterschappen hiervoor verantwoordelijk.
Verwacht wordt dat begin 2011 definitief een samenwerkingsovereenkomst gesloten kan worden. In deze overeenkomst wordt vastgelegd dat het
Waterschap Aa en Maas de gemeente Asten ondersteund bij taken die te maken hebben bij indirecte lozingen. Dit betekent dat in veel gevallen het waterschap een compleet advies geeft. De gemeente blijft echter altijd eindverantwoordelijk.
3.3.4 Samenwerking Someren
De gemeenten Asten en Someren werken al enkele jaren samen. Om de samenwerking ook bestuurlijk te verankeren is door de gemeenteraden in juli 2010 besloten in te stemmen met de notitie “Asten en Someren, samen over de brug”. Op basis van dit raadsbesluit is door de beide colleges een
bestuursopdracht vastgesteld, waarin wordt aangegeven op welke terreinen de gemeentebesturen van Asten en Someren verdergaande samenwerking willen.
Effecten van verdere samenwerking moeten zijn het behoud van kwaliteit, het verminderen van de kwetsbaarheid, behoud van lokale identiteit en een besparing van kosten.
In de bestuursopdracht staat onder andere dat in de verdere samenwerking de beheers- en uitvoerende taakvelden en bijbehorende organisatieonderdelen worden betrokken. Daaronder valt ook de handhaving, inclusief Boa en APV- bijzondere wetten. Dit betekent dat in 2011 bekeken wordt of een zogenaamde business case opgesteld kan worden aan de hand waarvan de beide colleges een bestuursopdracht voor verdere samenwerking op het gebied van handhaving kunnen geven.
3.3.5 Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s)
In 2008 heeft de centrale overheid vastgesteld dat de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving op veel plaatsen te wensen overlaat. De versnippering van de uitvoerende taken over 431 gemeenten, 12 provincies en waterschappen is hier in belangrijke mate debet aan. Eind 2008 heeft het kabinet Balkenende IV een gewenst eindbeeld opgesteld van de uitvoering van het omgevingsrecht.
In dit beeld spelen de te vormen Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) de belangrijkste rol. Vastgesteld werd dat er 25 uitvoeringsdiensten moeten komen die geografisch gelijk zijn aan de veiligheidsregio’s. Doel daarvan is bundeling van kennis en kunde, betere afstemming tussen Openbaar Ministerie, Politie en
bestuur en betere uitwisseling van toezichtinformatie. In het eerste voorstel zouden de RUD’s de vergunningverlening, toezicht en handhaving uitvoeren op het gebied van milieu, ruimte en bouwen.
Doordat de betrokken provincies en gemeenten zich niet volledig in dit beeld konden vinden, is een afspraak gemaakt tussen het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Rijk. Het takenpakket dat gemeenten verplicht bij een RUD moet onderbrengen is nagenoeg beperkt tot de milieuaspecten van IPPC en BRZO-bedrijven.
Er is nog altijd discussie over de vraag hoe de RUD’s er uiteindelijk uit komen te zien. In de regio Zuidoost Brabant is besloten dat de SRE Milieudienst deze rol moet krijgen. Er wordt momenteel gewerkt aan het opstellen van een plan van aanpak om een RUD te kunnen vormen in de regio Zuidoost Brabant. Het rijk, de provincies en gemeenten hebben afgesproken om voor 1 juni 2011 helder te hebben op welke wijze het landelijk dekkende netwerk van RUD’s eruit moet komen te zien.
3.3.5 Samenwerking Politie en Openbaar Ministerie
De samenwerkingsafspraken die gemaakt zijn met de politie en het Openbaar Ministerie zijn vastgelegd in de Brabantse handhavingsstrategie “Zo handhaven we in Brabant”. Hierin is beschreven op welke wijze het bestuursrecht en strafrecht wordt toegepast en wanneer zij samen optrekken. De Brabantse handhavingstrategie is toegelicht in paragraaf 4.2 Sanctiestrategie.
4. Strategie en werkwijze
Om de bestuurlijke visie van Asten te realiseren worden de
handhavingsinstrumenten ingezet. De instrumenten kunnen op verschillende wijzen worden ingezet. Deze mogelijkheden zijn vertaald in strategieën.
Daarnaast is het belangrijk dat burgers en bedrijven op de hoogte zijn van de geldende regels.
4.1 Toezichtsstrategie
Toezicht kan zich richten op een specifieke doelgroep waar extra aandacht voor is vereist. Controles worden uitgevoerd op basis van de prioritering, op grond van (regionale) projecten en klachten en meldingen. Door het uitvoeren van controles kunnen overtredingen voorkomen worden. Daarnaast kunnen gebreken tijdig worden gesignaleerd zodat deze eenvoudig kunnen worden hersteld.
Jaarlijks wordt per thema bekeken welke inspanning wordt verricht. Deze inspanning geeft invulling aan de bestuurlijke prioritering.
De volgende randvoorwaarden zijn van toepassing:
1. Maatwerk leveren per doelgroep. Onderscheiden kunnen worden voorlopers, middenmotors en achterblijvers. Het streven van deze doelgroepbenadering is gericht op een optimale verhouding tussen inzet en resultaat/
risicovermindering.
2. De verantwoordelijkheid ligt bij de bedrijven, de instellingen en de particulieren.
3. Als uitgangspunt van de handhaving geldt een strikte eenduidige lijn in het optreden tegen overtredingen. Dit houdt in dat de regel het vertrekpunt voor handhaving vormt. Op het moment dat een overtreding wordt geconstateerd, wordt niet gediscussieerd over de inhoud van de norm.
4. Centraal staat het positief beïnvloeden van het gewenste naleefgedrag; doel is naleving van de regels en niet handhaving op zichzelf.
5. De gemeente heeft een voorbeeldfunctie.
4.2 Sanctiestrategie
In 2007 hebben alle toezichthoudende en opsporingsinstanties in de provincie Brabant zich verbonden aan de Bestuursovereenkomst handhaving
omgevingsrecht 2007-2012. Onder het motto “Zo handhaven we in Brabant”
hebben alle organisaties gezamenlijk een uniforme sanctiestrategie opgesteld. Op deze wijze kunnen alle burgers en ondernemers in de provincie Brabant op een uniforme en transparante handhavingsaanpak van de overheid rekenen.
Handhaving van de naleving van de wet- en regelgeving is van belang om de volgende redenen:
1. Het voorkomen van herhaling, beperken van schade en herstel in de oorspronkelijke toestand;
2. Het wegnemen van ongerechtvaardigd voordeel dat de overtreder heeft genoten;
3. De bevestiging van normen gesteld in het belang van:
- de veiligheid, behoud van natuur, landschap, milieu, ruimtelijke kwaliteit, waterhuishouding en de volksgezondheid;
- de geloofwaardigheid van de (normerende) overheid;
- de mogelijkheid tot overheidscontrole;
- eerlijke concurrentieverhoudingen.
De Brabantse handhavingsstrategie maakt een afweging tussen het belang van zowel strafrechtelijk en bestuursrechtelijk optreden.
4.2.1 Afzien van handhaving
Wanneer een overtreding wordt geconstateerd wordt eerst bepaald of er moet worden gehandhaafd. Wanneer er zicht op legalisatie is kan worden afgezien van handhaving. Zicht op legalisatie volstaat wanneer er binnen overzienbare termijn gelegaliseerd kan worden. Het is niet voldoende dat de legalisatie van de
overtreding in beginsel mogelijk is.
Daarnaast kan afgezien worden van handhaving wanneer het college van burgemeester en wethouders wil gedogen. Het college neemt een
gedoogbeschikking wanneer handhaving leidt tot een ongewenste situatie, het achterliggende belang beter gediend is met gedogen of wanneer er sprake is van een zwaarwegend belang dat gedogen rechtvaardigt.
4.2.2 Keuze strafrecht en/of bestuursrecht
Wanneer de overtreding niet gelegaliseerd kan worden of wordt gedoogd, wordt bepaald wanneer en op welke wijze gehandhaafd wordt. Bij professionele
handhaving moet er sprake zijn van “een op elkaar afgestemd bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden tegen overtreding van gestelde normen”. De
Brabantse handhavingstrategie geeft daar invulling aan.
Bij constatering van een overtreding kan een keuze gemaakt worden tussen:
alleen bestuursrechtelijk handhaven, alleen strafrechtelijk handhaven of een combinatie van bestuursrechtelijk- en strafrechtelijk handhaven.
De keuze en inzet van het juiste middel hangt af van verschillende factoren.
Wanneer de overtreding niet meer ongedaan kan worden gemaakt en de gevolgen niet meer zijn te herstellen, wordt alleen strafrecht toegepast.
Wanneer een overtreding ongedaan kan worden gemaakt, wordt altijd
bestuursrecht ingezet. De keuze om ook strafrecht toe te passen is afhankelijk van zes criteria:
1. Actuur gevaar;
2. Ernstige schade leefomgeving;
3. Risico voor de volksgezondheid;
4. Economisch voordeel van ten minste € 50.000,-;
5. Malafide, calculerende of belemmerende dader;
6. Recidive.
Wanneer strafrecht van toepassing is wordt in het geval van milieuovertredingen het Regionaal Milieu Team (RMT) van de politie op de hoogte gebracht van de overtreding. Bij overige overtredingen doet het gemeentebestuur aangifte bij de plaatselijke politie. Zij zorgen ervoor dat het openbaar ministerie de zaak in behandeling neemt.
4.2.2 Bestuursrechtelijk handhaven
Wanneer er in ieder geval bestuursrechtelijk wordt gehandhaafd, is de ernst van de overtreding bepalend op welke wijze wordt gehandhaafd. Daarbij zijn drie categorieën van toepassing:
0. Categorie 0; hierbij gaat het om urgente, ernstige zaken die direct dienen te worden beëindigd. Er is sprake van acuut gevaar voor natuur en milieu en/of de volksgezondheid is in gevaar en/of de veiligheid is in het geding.
1. Categorie 1; dit zijn ernstige overtredingen maar er is geen sprake van een acute (gevaar)situatie.
2. Categorie 2; daarbij gaat het om de overige overtredingen die niet passen binnen categorie 0 of 1.
Bestuursrechtelijk dienen er bij de verschillende overtredingen de volgende acties te worden ondernomen:
Categorie 0 Direct toepassen bestuursdwang - Geen begunstigingstermijn
- Afschrift RMT (wanneer milieu gerelateerd) Categorie 1 1. Bestuurlijke waarschuwing
- Voornemen met hersteltermijn bekend maken - Termijn zienswijze bekend maken
- Afschrift RMT
Indien niet tijdig hersteld:
2. Sanctiebeschikking (opleggen dwangsom/bestuursdwang) - Afschrift RMT
Indien niet tijdig hersteld:
3. Verbeuren en innen dwangsom/ uitvoering bestuursdwang Categorie 2 1. Brief met hersteltermijn
Indien niet tijdig hersteld:
2. Bestuurlijke waarschuwing
- Voornemen met hersteltermijn bekend maken - Termijn zienswijze bekend maken
- Afschrift RMT
Indien niet tijdig hersteld:
3. Sanctiebeschikking (opleggen dwangsom/bestuursdwang) - Afschrift RMT
Indien niet tijdig hersteld:
4. Verbeuren en innen dwangsom/ uitvoering bestuursdwang
4.3 Gedoogstrategie
Uitgangspunt bij het opstellen van wetten en regels is dat deze regels worden nageleefd. Wanneer het bestuur afziet van beschikbare handhavingsmiddelen wanneer er regels worden overtreden, wordt er gesproken van gedogen.
Daarnaast kan het bestuur ook voordat er een overtreding plaatsvindt verklaren dat er niet gehandhaafd wordt. In deze gevallen wordt gesproken van actief gedogen. Omdat regelgeving en beleid niet in alle omstandigheden kan voorzien, kan gedogen soms nodig zijn. Echter, alleen in uitzonderingsgevallen kan
gedogen aanvaardbaar zijn.
Naast het actief gedogen, bestaat ook passief gedogen. Van passief gedogen is sprake zodra een overtreding wordt geconstateerd en er bewust niet gehandhaafd wordt. Tevens kan er sprake zijn van passief gedogen indien een opgelegde last onder dwangsom/bestuursdwang de begunstigingstermijn dusdanig ruim is gesteld dat deze niet in verhouding staat tot de opgelegde last. Passief gedogen is niet wenselijk.
Actief gedogen is slechts aanvaardbaar in uitzonderingssituaties, mits deze zijn beperkt in omvang en/of tijd. Daarnaast vindt gedogen plaats na een zorgvuldige belangenafweging en wordt deze aan controle onderworpen. Gedogen kan zich
voordoen wanneer handhaving zou leiden tot onredelijke situaties, wanneer het achterliggende belang beter gediend is met gedogen, of wanneer een
zwaarwegend belang dit rechtvaardigt.
Gedogen mag er niet voor zorgen dat er sprake is van hinder en/of overlast die voor de omgeving onevenredig groot wordt. Daarnaast is gedogen niet mogelijk wanneer de gedoogsituatie leidt tot een onomkeerbare situatie die niet-wenselijk is. Ten slotte mag recidiverend of bewust calculerend gedrag niet beloond worden door middel van gedogen.
4.4 Communicatiestrategie
De communicatiestrategie beperkt zicht tot de wijze waarop de
handhavingsorganisatie over beleid en regels, toezichtsresultaten, aangekondigde en opgelegde sancties en gedoogbesluit communiceert met de eigen organisatie en het publiek.
4.4.1 Beleid en geldende regels Intern
Het beleid is vastgelegd in het onderliggende plan en is bestuurlijk vastgesteld.
Alle medewerkers worden op de hoogte gesteld door het Toezicht- en
Handhavingsprogramma op intranet te plaatsen. Daardoor is het voor iedereen op elk gewenst moment beschikbaar. Op de plaatsing op intranet wordt men via een interne mail geattendeerd. De Raad zal worden geïnformeerd door middel van een jaarverslag.
Extern
Het Toezicht- en Handhavingsprogramma wordt bekend gemaakt in het
Peelbelang en wordt op de gemeentelijke website geplaatst. Op deze wijze is het voor alle betrokken partijen in te zien.
4.4.2 Resultaten van handhavingsacties en toezichtsresultaten Intern
Intern wordt tweemaal per jaar een rapportage voorgelegd aan het College van B&W met betrekking tot de resultaten van de handhavingsacties en de
toezichtsresultaten. Deze verantwoordingsrapportages worden door het college vastgesteld.
Tussentijds komen de resultaten in de overleggen tussen de handhavers aan de orde.
Overige medewerkers worden normaal gesproken niet actief van de toezichtsresultaten op de hoogte gesteld.
Extern
De indiener van een handhavingsverzoek ontvangt een ontvangstbevestiging als reactie op zijn verzoek. In de ontvangstbevestiging wordt aangegeven hoe de vervolgprocedure eruitziet. Er wordt vervolgens met inachtneming van de wettelijke termijnen een besluit genomen. Hiervan wordt de indiener van het handhavingsverzoek en degene die onderwerp is van een dergelijk verzoek op de hoogte gesteld.
Degene die onderwerp is van een toezichtsbezoek/ handhavingsactie wordt middels een uitgewerkt bezoekverslag op de hoogte gesteld van de resultaten.
Dit verslag wordt opgesteld op basis van een ingevulde controlelijst en wordt in beginsel binnen twee weken aan de gecontroleerde toegezonden. Een
toezichtsbezoek wordt uitgevoerd aan de hand van het vastgestelde protocol toezichtsbezoeken.
Derdebelanghebbenden en het grote publiek worden normaal gesproken niet actief van de toezichtsresultaten op de hoogte gesteld. Wel wordt de raad jaarlijks geïnformeerd over de toezichtsresultaten.
Bepaalde handhavingsacties en toezichtsbezoeken zullen van te voren worden aangekondigd. Groter opgezette handhavingsacties kunnen via het Peelbelang worden aangekondigd en specifieke acties/ bezoeken kunnen via een brief of mondeling worden aangekondigd. Dit vergt maatwerk. Bij spraakmakende handhavingsacties en ernstige overtredingen kan gebruik worden gemaakt van een persbericht. Ook dit vergt maatwerk.
Aan andere handhavingsorganisaties worden daar waar nodig afschriften van bezoekrapporten gezonden. De handhavingsstrategie is hierbij leidend.
4.4.3 Aangekondigde en opgelegde sancties Intern
Om een handhavingstraject te starten is een collegebesluit nodig. Dit betekent dat een voornemen tot het opleggen van een sanctie wordt uitgedaan. De portefeuillehouder wordt gedurende de procedure op de hoogte gehouden.
Opgelegde sancties worden vastgelegd in verantwoordingsrapportages. Deze lopen via het college.
Tussentijds komen de aangekondigde en opgelegde sancties in de overleggen tussen de handhavers aan de orde. Overige medewerkers worden normaal gesproken niet actief van de aangekondigde en opgelegde sancties op de hoogte gesteld.
Extern
In beginsel wordt op anonieme meldingen/klachten/ handhavingsverzoeken niet gereageerd. Meldingen worden in dergelijke gevallen wel op de handhavingslijst geplaatst.
Aan degene die onderwerp is van de aangekondigde/ op te leggen sanctie wordt een waarschuwingsbrief verzonden en vervolgens een beschikking. Basis hiervoor is de handhavingsstrategie. Indien er een indiener is van een handhavingsverzoek ontvangt deze een kopie van de beschikking.
Sanctiebesluiten worden vermeld op de besluitenlijst. Eventuele
derdebelanghebbenden en andere geïnteresseerden kunnen zich via die weg op de hoogte stellen.
Aan andere handhavingsorganisaties worden daar waar nodig afschriften van waarschuwingen en beschikkingen gezonden. De handhavingsstrategie is hierbij leidend.
4.4.4 Gedoogbesluiten Intern
Indien wordt besloten te gedogen is hiervoor een collegebesluit nodig. Inzicht in gedoogsituaties worden vastgelegd in verantwoordingsrapportages, deze lopen via het college.
Extern
Aan degene die onderwerp is van een controle en bij wie een bestuursrechtelijke overtreding is geconstateerd wordt een gedoogbesluit gezonden met daaraan
voorafgaand een vooraankondiging waarin hem gelegenheid wordt geboden zijn zienswijze kenbaar te maken. Gedoogbesluiten zijn gebaseerd op de
gedoogstrategie, waarin is vastgelegd in welke situaties en onder welke condities inzet van sancties tegenover overtreders tijdelijk achterwege kan blijven. Actief gedogen vindt zeer beperkt plaats. Die situaties waarin gedoogd wordt, zullen dan ook vaak gecompliceerde, gevoelige situaties betreffen waarvoor een op maat gesneden communicatiestrategie wenselijk is.
Gedoogbesluiten worden altijd gepubliceerd. Eventuele derdebelanghebbenden en andere geïnteresseerden kunnen zich via die weg op de hoogte stellen. Daarbij geeft het gelegenheid aan belanghebbenden om zienswijzen in te dienen tegen het voorgenomen gedoogbesluit.
Aan andere handhavingsorganisaties worden daar waar nodig afschriften van gedoogbesluiten gezonden. De handhavingsstrategie is hierbij leidend.
4.4.5 Overig Intern
Uitspraken van de Rechtbank en Raad van State die van belang zijn voor de praktijk, worden binnen de organisatie gecommuniceerd. Iedereen die tijdens het werk te maken heeft met uitspraken draagt hier een eigen verantwoordelijkheid voor en zorgt voor communicatie met andere medewerkers die daarvoor in aanmerking komen.
Extern
Persberichten naar aanleiding van uitspraken van de rechtbank te ‘s-
Hertogenbosch en de Raad van State, die ervoor in aanmerking komen dienen gepubliceerd te worden. Dit dient per zaak beoordeeld te worden.
5. Bestuurlijke prioriteiten
Het college van burgemeester en wethouders heeft een voorstel gemaakt wat de komende vier jaren de prioriteiten op het gebied van handhaving moeten zijn.
Deze afweging is gemaakt met behulp van een risicomatrix. Achtereenvolgens zijn de thema’s beschreven, wordt het proces inzichtelijk gemaakt en zijn de thema’s vastgesteld.
5.1 Handhavingsthema’s
Omdat het onmogelijk is om alle handhavingstaken te prioriteren, zijn de taken gebundeld in thema’s. Alle thema’s zijn hieronder kort omschreven.
Bouwen met vergunning
Omschrijving Handhavingstaak
Het handhaven van de naleving van de voorschriften van omgevingsvergunnin- gen (bouwen) en onderdelen die daar- aan zijn gerelateerd.
- Omgevingsvergunning (activiteit bou- wen);
- Welstandsnota.
Slopen met vergunning
Omschrijving Handhavingstaak
Het handhaven van de naleving van de voorschriften van omgevingsvergunnin- gen (slopen) en de onderdelen die daaraan zijn gerelateerd.
- Omgevingsvergunning (activiteit slo- pen);
- Toezicht asbestverwijdering.
Bouwen zonder vergunning
Omschrijving Handhavingstaak
Het handhaven van de naleving van de voorschriften van aspecten die gerela- teerd zijn aan illegale bouwactiviteiten.
- Bestemmingsplan;
- Nasporen gebruik gebouwen en bouwwerken zonder vergunning;
- Nasporen illegale (ver)bouw;
- Nasporen vergunningsvrije bouwwer- ken voor de BAG.
Slopen zonder vergunning
Omschrijving Handhavingstaak
Het handhaven van de naleving van de voorschriften van aspecten die gerela- teerd zijn aan illegale sloopactiviteiten.
- Bestemmingsplan;
- Nasporen illegale sloop;
- Illegale asbestverwijdering;
- Toezien op juiste scheiding en afvoer puin.
Afval
Omschrijving Handhavingstaak
Het handhaven van niet bedrijfsgebon- den afvalaspecten.
- Afvalafvoer;
- Aanbieden afval;
- Illegale stort particulier afval;
- Zwerfafval.
Bestemmingsplan Buitengebied
Omschrijving Handhavingstaak
Het handhaven van de voorschriften opgenomen in bestemmingsplannen voor het buitengebied.
- Illegaal splitsen van woningen;
- Illegaal gebruik percelen;
- Aanlegactiviteiten;
- Vrijgekomen agrarische bebouwing.
Bestemmingsplan Bebouwde kom
Omschrijving Handhavingstaak
Het handhaven van de voorschriften - Illegale bouw;
opgenomen in bestemmingsplannen voor de bebouwde kernen.
- Strijdig gebruik.
Recreatie
Omschrijving Handhavingstaak
Het handhaven van wet- en regelgeving op het gebied van recreatie.
- Kampeervoorschriften;
- Gebruiksvergunningen;
- Wet milieubeheer;
- Parkeeroverlast;
- Beleid Permanente huisvesting op recreatieterreinen.
Horeca
Omschrijving Handhavingstaak
Het handhaven van voorschriften van bedrijven zoals cafés, eetgelegenheden, campings en sportaccommodaties.
- Geluidshinder;
- Drank- en horecawet;
- Gebruiksvergunning;
- Milieuvoorschriften;
- APV;
- Wet op de kansspelen.
Evenementen
Omschrijving Handhavingstaak
Het toezien op de naleving van de ei- sen, gesteld aan elke voor publiek toe- gankelijke (relatief) kortdurende ver- richting van vermaak, weekmarkten, collectieve en individuele festiviteiten binnen een horeca-inrichting, betogin- gen en samenkomsten en dergelijke.
- APV;
- Evenementenbeleid;
- Geluidshinder;
- Drank- en horecawet;
- Evenementenvergunning;
- Tijdelijke verkeersmaatregelen;
- Gebruiksvergunning;
- Standplaatsvergunning;
- Terrasvergunning;
- Zwerfafval.
Reclame
Omschrijving Handhavingstaak
Het handhaven van de voorschriften met betrekking tot reclame.
- Permanente reclame;
- Tijdelijke reclame;
- Omgevingsvergunning (activiteit re- clame).
Risicovolle bedrijven
Omschrijving Handhavingstaak
Het handhaven van de eisen, gesteld aan bedrijven, die door hun aard en ligging een verhoogd risico voor hun directe omgeving vormen.
- Milieuvoorschriften;
- Beleid externe veiligheid;
- Risico kaart;
- Bestemmingsplan;
- Bouwbesluit;
- Gebruiksvergunning;
- Milieugevaarlijke stoffen;
- Opslag gevaarlijke stoffen;
- Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer.
Veehouderijen
Omschrijving Handhavingstaak
Het toezien op de naleving van de voor- schriften voor veehouderijen op het gebied van de Wet milieubeheer en Wet bodembescherming en de daaraan ge-
- Bouwbesluit;
- Milieuvoorschriften;
- Woningwet;
- Emissiearme stalsystemen.
relateerde RO en bouwaspecten.
Overige bedrijven
Omschrijving Handhavingstaak
Het toezien op de naleving van de voor- schriften voor bedrijven op het gebied van de Wet milieubeheer en de daaraan gerelateerde RO-aspecten op alle ove- rige inrichting gebonden activiteiten.
- Milieuvoorschriften;
- Bestemmingsplan;
- Bouwvoorschriften.
Industrieterrein Oud
Omschrijving Handhavingstaak
Het toezien op de naleving van de voor- schriften voor bedrijven op het gebied van de Wet milieubeheer en de daaraan gerelateerde RO-aspecten voor bedrij- ven op industrieterrein Molenakkers en Industrieterrein 1978.
- Milieuvoorschriften;
- Bodem;
- Bestemmingsplan;
- Bouwbesluit;
- Gebruiksvergunningen;
- Parkeren in de groenstrook en laden en lossen op de openbare weg.
Industrieterrein Nieuw
Omschrijving Handhavingstaak
Het toezien op de naleving van de voor- schriften voor bedrijven op het gebied van de Wet milieubeheer en de daaraan gerelateerde RO-aspecten voor bedrij- ven op Nobis 2/3 (Noordoost-hoek in- dustrieterrein Nobis) en het voormalige Campinaterrein.
- Milieuvoorschriften;
- Bodem;
- Bestemmingsplan;
- Bouwbesluit;
- Gebruiksvergunningen;
- Parkeren in de groenstrook en laden en lossen op de openbare weg.
Handhaving bestaande bouw en monumenten
Omschrijving Handhavingstaak
Het toezien op de naleving van de voor- schriften van het gebruik van bouw- werken en de bouwaspecten van bouwwerken.
- Bouwbesluit;
- Gebruiksvergunning;
- Rijks- en gemeentelijke monumenten.
Natuurschoon en groen
Omschrijving Handhavingstaak
Het handhaven van APV-regels natuur- schoon en het beschermen van ge- meentelijke “groene” bezittingen.
- Illegale kap;
- Stroperij;
- Halen van materialen (zoals zand, mos, kerstbomen e.d.).
Bodem
Omschrijving Handhavingstaak
Toezicht op het voorkomen en saneren van bodemverontreinigingen
- Wet bodembescherming;
- Besluit bodemkwaliteit;
- Grondwaterbeschermingsgebied.
Glastuinbouw
Omschrijving Handhavingstaak
Toezicht op glastuinbouwbedrijven - Bodembeschermende maatregelen;
- Afval;
- Lozing;
- Energie;
- Licht;
- Opslag.
Illegale bewoning en tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten
Omschrijving Handhavingstaak
Het handhaven van de naleving van de voorschriften van aspecten die gerela- teerd zijn aan illegale bewoning en tij- delijke huisvesting arbeidsmigranten.
- Bestemmingsplan;
- Woningwet;
- Beleid huisvesting arbeidsmigranten.
Overlast
Omschrijving Handhavingstaak
Het handhaven op overlastgevende jeugdgroepen, alcohol en drugsgebruik.
Overlast tussen bewoners en verloede- ring van straten en of wijken.
- Naleving van de APV;
- Preventief handhaven.
IPPC
Omschrijving Handhavingstaak
Het toezien op de naleving van de voor- schriften voor IPPC-bedrijven.
- Milieuvoorschriften;
- Bouwbesluit;
- Besluit ammoniak emissie huisvesting veehouderijen.
Gevaarlijk afval
Omschrijving Handhavingstaak
Betreft het toezicht op gevaarlijk afval. - Afvoeren van gevaarlijk afval;
- Illegale stort gevaarlijk afval;
- Asbestverwijdering;
- Toezicht afvoer gevaarlijk afval.
5.2 Projecten
Naast de vierentwintig thema’s zijn er vier projecten. Deze projecten moeten om verschillende redenen in de komende vier jaar over een periode van een jaar extra aandacht krijgen. Daarna worden de projecten in de reguliere vierentwintig thema’s opgenomen.
Project “Speerpunt asbest illegaliteit”
Omschrijving Handhavingstaak
Het handhaven op het illegaal verwijde- ren van astbest door niet gecertificeerde ondernemers of personen.
- Het in beeld krijgen van de omvang van malafide praktijken, met betrek- king tot asbestsaneringen en deze, indien mogelijk, aanpakken;
- Invulling geven aan landelijk speer- punt.
Project “Riolering”
Omschrijving Handhavingstaak
Handhaven op naleving van het juiste gebruik van het drukrioolstelsel.
- Lozingen;
- Milieuvoorschriften;
- Wet verontreiniging oppervlaktewa- ter;
- Aansluiting en lozingsvoorwaarden.
Ketenproject “Grondstromen”
Omschrijving Handhavingstaak
Uitvoeren ketenproject in samenwerking met als doel:
- Bevorderen van de onderlinge samen- werking;
- Het uitwisselen van kennis tussen de partners;
- Zicht te krijgen op de grondstromen
- Grondwaterbeschermingsgebied;
- Wet bodembescherming (o.a. het bouwstoffenbesluit en grondverzet).
tussen de DAS-gemeenten;
- Signaal afgeven naar ondernemers.
Uitvoeren van speerpunt uit provinciaal meerjarenprogramma handhaving.
Project “RIEC”
Omschrijving Handhavingstaak
Een effectieve bestrijding van georgani- seerde criminaliteit vraagt een geïnte- greerde aanpak op regionaal niveau, waarbij de strafrechtelijke opsporing en vervolging aansluiten op preventieve en bestuurlijke handhavende maatregelen.
Doel:
- Voorkomen dat criminelen door de overheid worden gefaciliteerd;
- Voorkomen dat vermenging ontstaat tussen boven- en onderwereld;
- Doorbreken van economische machts- posities, die zijn opgebouwd met behulp van op criminele wijze vergaart kapitaal.
- Uitwisselen van informatie;
- Afstemmen handhavend optreden;
- Inbrengen van expertise en kennis in diverse bestuurlijke processen.
5.3 Risicoanalyse
Het college heeft de risicoanalyse uitgevoerd door middel van een risicomatrix.
De matrix is een instrument voor het stellen van prioriteiten tussen de
verschillende thema’s en slechts een hulpmiddel voor het maken van keuzes. De matrix is een objectief middel maar wordt subjectief ingevuld. De matrix maakt gebruik van het (negatief) effect als gevolg van niet naleven van voorschriften en de kans dat voorschriften niet worden nageleefd.
De matrix gebruikt de volgende zes (negatieve) effecten:
• Fysieke veiligheid;
• Kwaliteit sociale leefomgeving;
• Financieel economisch;
• Natuur;
• Volksgezondheid;
• Imago.
Het college hecht veel belang aan de criteria “fysieke veiligheid” en
“volksgezondheid”. Daarom worden de effecten dubbel geteld in de berekening van de risicomatrix. Alle effecten krijgen een score van 1 (nauwelijks negatief effect) tot en met 5 (groot negatief effect) of een score van 0 (geen effect).
De kans wordt bepaald aan de hand van drie criteria:
• Bekendheid regels;
• Nut regels;
• Bewust overtreden.
Ook deze criteria krijgen een score van 1 (zeer goed bekend/ zeer veel nut/
nauwelijks bewust overtreden) tot en met 5 (niet bekend/ geen nut/ altijd bewust overtreden).
De methodiek van Programmatisch handhaven stelt dat het negatief effect belangrijker is dan de kans op overtreding. Met andere woorden; de schade die een overtreding kan aanbrengen wordt belangrijker geacht dan de kans dat een overtreding wordt begaan. Hiermee rekening houdend zie de prioritering er schematisch als volgt uit.
Het resultaat is een prioriteitenvolgorde van de thema’s. Hoge prioriteit betekent niet automatisch dat gerekend in tijd en middelen veel aandacht aan het thema wordt geschonken. Het betekent evenmin dat aan thema’s met een lage prioriteit geen aandacht wordt besteed. Hoge prioriteit geeft aan dat ten opzichte van de huidige inzet in tijd en middelen, thema’s binnen deze prioriteit gelijke of meer aandacht krijgen dan voorheen. Laag geprioriteerde thema’s krijgen gelijke of minder aandacht dan voorheen. Op klachten wordt altijd gereageerd, ongeacht de prioriteit.
Wat de prioritering betekent in inzet van tijd en middelen wordt jaarlijks uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma, zoals beschreven in paragraaf 6.1.2 Uitvoeringsprogramma.
5.4 Prioritering
Nadat het college van burgemeester en wethouders de risicoanalyse heeft uitgevoerd, heeft het de prioriteiten als volgt vastgesteld:
Prioriteit 1
• Gevaarlijk afval
• Industrieterrein oud
• Bouwen zonder vergunning
• Illegale bewoning en tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten
• Overlast Prioriteit 2
• Horeca
• Evenementen
• Bestaande bouw & Monumenten
• IPPC
• Risicovolle bedrijven
• Bouwen met vergunning*
• Slopen zonder vergunning Prioriteit 3
• Bodem
• Bestemmingsplan Buitengebied
• Bestemmingsplan Bebouwde kom
• Slopen met vergunning
• Recreatie
• Natuurschoon en groen
• Reclame
• Overige bedrijven Prioriteit 4
• Afval
• Glastuinbouw
• Industrieterrein nieuw
• Veehouderijen
* De nadruk ligt op de constructieve veiligheid van de bouwwerken.
6. Organisatorische borging
Het vaststellen van handhavingsbeleid is alleen van waarde wanneer dit onderdeel is van een continu proces. Om dit proces te bewaken is de wijze waarop dit moet gebeuren vastgelegd in het handhavingsbeleid. Daarbij wordt rekening gehouden met de wettelijke eisen die van toepassing zijn uit het Besluit omgevingsrecht. Deze worden toegepast binnen een Plan-Do-Check-Act-cyclus (PDCA-cyclus).
6.1 Kwaliteitsborging
In hoofdstuk zeven van het Besluit omgevingsrecht zijn de kwaliteitseisen voor de handhaving gesteld. In dit hoofdstuk is beschreven welke samenhangende pro- cesstappen er moeten zijn om de handhaving te organiseren. Deze stappen moe- ten er aan bijdragen dat de handhaving tot stand komt op basis van inzichtelijke keuzes. Door het toepassen van de “Big-8” wordt vormgegeven aan een PDCA- cyclus. In de Big-8 zijn de verschillende eisen van het Besluit omgevingsrecht verwerkt. Ook de voorschriften die gesteld zijn tijdens de professionalisering van de handhaving zijn verwerkt in het onderstaande figuur.
6.1.1 Toezicht- en Handhavingsprogramma
Het bovenste gedeelte van de 8 is gericht op het proces, het onderste gedeelte is gericht op de uitvoering. In de gemeente Asten wordt eens per vier jaar handha- vingsbeleid opgesteld in de vorm van een handhavingsprogramma. Dit handha- vingsprogramma geeft inzicht in de verschillende strategieën, geeft invulling aan samenwerking, bepaalt de prioriteiten en maakt inzichtelijk hoe de voortgang wordt bewaakt en geëvalueerd. Het college van burgemeester en wethouders legt het handhavingsprogramma voor aan de gemeenteraad.
6.1.2 Uitvoeringsprogramma
De uitvoering van het handhavingsprogramma is vastgelegd in een jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma. Hierin wordt beschreven welke inspanningen het college van burgemeester en wethouders doet om het handhavingsprogramma uit te voeren. In het uitvoeringsprogramma is aangegeven welke financiële en per- sonele middelen worden ingezet. Deze worden zo nodig aangevuld of het uitvoe- ringsprogramma wordt aangepast. Het uitvoeringsprogramma wordt ter informa- tie aan de gemeenteraad gestuurd.
6.1.3 Jaarverslag
Het college van burgemeester en wethouders geeft jaarlijks inzicht in de daad- werkelijke inspanning die gedaan is op basis van het uitvoeringsprogramma. Het jaarverslag geeft daarnaast inzicht in de verhouding tussen de voorgenomen acti- viteiten en de prioriteiten uit het handhavingsprogramma. Daarnaast worden de samenwerkingsafspraken geëvalueerd. Het jaarverslag draagt bij aan het eventu- eel bijstellen van de prioriteiten zoals opgenomen in het handhavingsprogramma.
Het college maakt het jaarverslag bekend aan de gemeenteraad.
6.1.4 Voorbereiding Toezicht- en handhavingsprogramma 2015-2018 In het laatste jaar van het handhavingsprogramma wordt een start gemaakt met het opstellen van een nieuw handhavingsprogramma. Aan de hand van product- bladen, een evaluatie van het aflopende programma en de jaarverslagen maakt het college opnieuw een prioritering. De productbladen beschrijven onder andere de verschillende thema’s aan de hand van de wet- en regelgeving, de verschillen- de taken en de handhavingshistorie.
6.1.5 Schematische weergave
In het onderstaande schema zijn de verschillende stappen inzichtelijk gemaakt.
Product Wanneer Cyclus
Toezicht- en handhavingsprogramma 2011-2014 2011 Vierjaarlijks
Uitvoeringsprogramma Eerste kwar-
taal
Jaarlijks
Jaarverslag Eerste kwar-
taal
Jaarlijks
Voorbereiding Toezicht- en handhavingspro- gramma 2015-2018
- Productbladen
- (concept) Programma-evaluatie - Prioritering
Begin 2014 1e kwart 2014 2e kwart 2014 3e kwart 2014
Vierjaarlijks
Programma-evaluatie 4e kwart 2014 Vierjaarlijks Toezicht- en handhavingsprogramma 2015-2018 Begin 2015 Vierjaarlijks
6.2 Organisatorische borging
Naast de kwaliteitsborging, is de organisatorische borging vastgelegd. Deze borging vindt zowel intern als extern plaats. In alle gevallen wordt er gezocht naar mogelijkheden om efficiënt en effectief te handhaven. Daarbij wordt gekeken naar zowel de preventieve als repressieve kant van de handhaving.
6.2.1 Interne sturing
Binnen de eigen organisatie zijn er twee integrale overlegvormen. Deze vinden plaats op beleidsmatig en uitvoerend niveau. Binnen beide overleggen zijn de disciplines milieu, bouwen/ruimtelijke ordening, APV, veiligheid en de brandweer vertegenwoordigd. Daarnaast is er een afstemmingsoverleg met leefbaarheid en veiligheid.
In het beleidsmatig handhavingsoverleg worden de beleidsmatige ontwikkelingen op de diverse beleidsterreinen gevolgd en waar nodig vertaald naar de Astense situatie met betrekking tot handhaving. De integraliteit van handhaven wordt hiermee verbeterd.
Door de integraliteit en de sterke verwevenheid tussen handhaving en de beleidsterreinen veiligheid en leefbaarheid is er afstemming nodig. Om tot een goede afstemming te kunnen komen is er een tweewekelijks overleg tussen deze disciplines, zowel op uitvoerings- als beleidsniveau.
Het uitvoerend handhavingsoverleg geeft invulling aan de uitvoering van het integraal handhavingsprogramma. In dit overleg worden grotere en complexere handhavingszaken integraal benaderd. Vanuit de verschillende invalshoeken wordt bekeken hoe een zaak aangepakt moet worden. Dit overleg biedt ook ruimte aan de externe partners, zoals politie en de regiohandhavers uit de provinciale pilot, om deel te nemen. Hiermee wordt voorkomen dat
handhavingspartners dubbel werk doen of elkaar tegenwerken.
Binnen de afdeling Publiekszaken hebben de toezichthouders een wekelijks planningsoverleg. Hierin worden alle controles die gepland staat voor de komende week besproken. Gekeken wordt welke integraal moeten worden opgepakt of waarbij afstemming nodig is van externe partners. Deze controles komen in een overzicht te staat, met uitzondering van reguliere bouwcontroles. Deze
overzichten worden gebruikt om te monitoren aan welke prioriteiten en thema’s tijd is besteed.
6.2.2 Externe sturing
In regionaal verband is een aantal periodieke overlegsituaties te onderscheiden.
Het Servicepunt Handhaving (Seph) vervult daarbij een faciliterende en coördine- rende rol. Zo bestaat er het Bestuurlijk Regionaal Handhavingsoverleg (B-RHO), het Ambtelijk Regionaal Handhavingsoverleg (A-RHO) en het Uitvoeringsoverleg (UVO). Deze overlegsituaties hebben allen betrekking op de regio Zuidoost Bra- bant. Het A-RHO is het voorportaal van het B-RHO. In deze overleggen worden beleidsmatige zaken besproken en worden nieuwe ontwikkelingen gesignaleerd.
In beide overleggen wordt geprobeerd zo veel mogelijk een gezamenlijke strate- gie te volgen. Het UVO is gericht op het zoeken naar praktische oplossingen en richtlijnen die van toepassing kunnen zijn tijdens het handhaven. Bovenvermelde overleggen worden door medewerkers en de bestuurlijk vertegenwoordiger van de gemeente Asten bezocht.
Op provinciaal niveau bestaan er op beleidsmatig niveau vergelijkbare overlegsi- tuaties. Dit zijn het Bestuurlijk Provinciaal Handhavingsoverleg (B-PHO) en het Ambtelijk Provinciaal Handhavingsoverleg (A-PHO). In tegenstelling tot het B-RHO en A-RHO zitten hier niet alle gemeenten in, deze worden vertegenwoor- digd door afvaardiging van de verschillende Brabantse regio’s. Vanuit de gemeen- te Asten zijn er geen deelnemers. De taakverdeling is vergelijkbaar met de regio- nale situatie. Ook hier is de insteek om in grote lijnen in Brabant op dezelfde wij- ze te handhaven in alle Brabantse regio’s en gemeenten.
Lijst met afkortingen en begrippen
APV: Algemene Plaatselijke Verordening
A-PHO: Ambtelijk Provinciaal Handhavingsoverleg A-RHO: Ambtelijk Regionaal Handhavingsoverleg BAG: Basis Administratie Gebouwen
Boa: Buitengewoon opsporingsambtenaar
B-PHO: Bestuurlijk Provinciaal Handhavingsoverleg B-RHO: Bestuurlijk Regionaal Handhavingsoverleg CJIB: Centraal Justitieel Incasso Bureau
DAS-gemeenten: De gemeenten Deurne, Asten en Someren
Flankerend beleid: het gelijktijdig bestuursrechtelijk als strafrechtelijk handha- ven
Gebruiksbesluit: Besluit brandveilig gebruik bouwwerken. Dit besluit bevat voorschriften in het kader van brandveiligheid en zorgt voor een afname van het aantal gebruiksvergunningplichtige situaties.
GS: Gedeputeerde Staten IPO: Interprovinciaal Overleg
IPPC(-richtlijn/ -bedrijf): Integrated Pollution Prevention and Control. De IPPC- richtlijn bestaat uit een set regels om industriële installaties te controleren. Een IPPC-bedrijf is een bedrijf dat onder de IPPC-richtlijn vergunningsplichtig is.
PDCA: Plan-Do-Check-Act; De cirkel beschrijft vier activiteiten die op alle verbe- teringen in organisaties van toepassing zijn. De vier activiteiten zorgen voor een betere kwaliteit. Het cyclische karakter garandeert dat de kwaliteitsverbetering continu onder de aandacht is.
RMT: Regionaal Milieu Team van de politie RO: Ruimtelijke Ordening
RUD: Regionale Uitvoeringsdienst Seph: Servicepunt Handhaving
SRE: Samenwerkingsverband Regio Eindhoven UVO: Regionaal Uitvoeringsoverleg handhaving VNG: Vereniging Nederlandse Gemeenten
Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Wro: Wet ruimtelijke ontwikkeling