• No results found

Bijlagen bij toelichting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bijlagen bij toelichting"

Copied!
464
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlagen bij toelichting

Asten Industrielaan Prins Bernhardstraat 2017

Gemeente Asten

(2)
(3)

Asten Industrielaan Prins Bernhardstraat 2017 Gemeente Asten

Pouderoyen Compagnons vormgeving van stad en land is een handelsnaam van Pouderoyen BV St. Stevenskerkhof 2

6511 VZ NIJMEGEN

Inhoud : Bijlagen bij toelichting

IDN-nummer : NL.IMRO.0743.BP02017002-VS01

Projectnummer : 122035

Profitmanagernr. : P154963

Opdrachtgever : v.d.Loo

Opsteller : H. Arts

Status : vastgesteld

Datum : 17 januari 2018

(4)
(5)

Inhoudsopgave

Bijlage 1 Schetsontwerp 6

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan 8

Bijlage 3 Archeologisch rapport 27

Bijlage 4 Bodemonderzoek 66

Bijlage 5 Boomeffectanalyse linde en beukenbomen 134

Bijlage 6 Luchtkwaliteit 152

Bijlage 7 Industrielawaai 157

Bijlage 8 Geluidbelasting wegverkeer 277

Bijlage 9 Verkeersgeneratie 394

Bijlage 10 QS flora Fauna 414

Bijlage 11 Notitie vleermuizenonderzoek 440

Bijlage 12 Watertoets 449

Bijlage 13 Resultaat en beantwoording reacties omgevingsdialoog 455

(6)

Pouderoyen Compagnons

(7)

Bijlagen bij toelichting

(8)

Pouderoyen Compagnons

Bijlage 1 Schetsontwerp

(9)

Patiowoning 19st.

Totaal 75 woningen Loftwoning 13st.

Appartement (bovenwoning) 12st.

Rijwoning 16st.

Tweekapper 15st. (incl 1 vrijst.)

(10)

Pouderoyen Compagnons

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

(11)

Herontwikkeling locatie Industrielaan/Prins Bernhardstraat Asten november 2017

(12)

Beeldkwaliteitsplan Locatie Industrielaan/Prins Bernhardstraat Asten Project P154963/122-035

(13)

1. Inleiding 4

1.1. Aanleiding 4

1.2. Planlocatie 5

1.3. Doel beeldkwaliteitsplan 6

2. Planbeschrijving 7

2.1. Planconcept 7

2.2. Stedenbouwkundig plan 9

3. Beeldkwaliteit deelgebieden 10 3.1. Transformatie van het woonwarenhuis 10 3.2. Criteria beeldkwaliteit woonwarenhuis 11

3.3. Woningen middengebied 13

3.4. Woningen aan het dorpslint 14

3.5. Criteria beeldkwaliteit woonbuurt 15

(14)

1. INLEIDING

1.1. Aanleiding

Aan de Industrielaan en Prins Bernhardstraat in Asten is in het verleden een bedrijventerrein met woonwarenhuis gerealiseerd. Inmiddels is deze functiecombinatie minder passend op deze locatie, aan de rand van het centrumgebied van Asten en zijn er mogelijkheden om het gebied te transformeren tot een gebied met gemengde functies en een groot aandeel wonen. De opgave is om van de verschillende gebouwen, ruimten en functies een samenhangend gebied te maken dat past binnen de centrumdorpse context.

De locatie bestaat uit een woonwarenhuis met twee verdiepingen, een bouwmarkt, een sportschool, een tandartspraktijk en enkele opslag- loodsen. Het gebied grenst aan achterkanten van woningen en bedrijfs- bebouwing, en heeft daardoor een introvert karakter. Een deel van het warenhuis blijft behouden, alle andere gebouwen op het terrein worden gesaneerd. Met behulp van voorliggend beeldkwaliteitsplan worden de ambities en uitgangspunten van het stedenbouwkundig plan verder uitge- werkt. Hiermee geeft dit document richting aan de vervolgstappen van het ontwikkelingsproces van het terrein.

(15)

Het plangebied ligt in de bebouwde kom van het dorp Asten, ten noorden van het centrum. Aan de noord- en oostzijde van het plangebied liggen respectievelijk de Industrielaan en de Prins Bernhardstraat.

De begrenzing van het plangebied is als volgt:

• Noordzijde: de Industrielaan en het achterliggende bedrijventerrein Molenakkers;

• Oostzijde: de Prins Bernhardstraat met de achterliggende woonwijk;

• Zuidzijde: de woningen aan de Langstraat;

• Westzijde: de woningen aan de Lindestraat en de Langstraat, en de bedrijvigheid aan de Industrielaan.

(16)

Vogelvluchtfoto planlocatie 1.3. Doel beeldkwaliteitsplan

Het beeldkwaliteitsplan geeft richting aan de stedenbouwkundige, archi- tectonische en landschappelijke uitwerking van het terrein. Het is een inspiratiebron voor architecten, zelfbouwers en de inrichters van de open- bare ruimte. Ook dient het plan als leidraad en toetsingskader voor de beoordelingen van omgevingsvergunningen en de welstandsbeoordeling.

Het beeldkwaliteitsplan vormt daarmee de brug tussen de uitgangspunten en gedachten achter het stedenbouwkundig plan en de daadwerkelijke bouw op het terrein. Het zorgt dat de beoogde ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing en openbare ruimte voor alle belanghebbenden inzichtelijk wordt gemaakt.

(17)

Achterkantsituaties van woningen en bestaande bedrijfsgebouwen van derden vormen het startpunt van de opgave.

Herontwikkeling van het woonwarenhuis met winkelruimten op de begane grond en woningen op de verdieping. Een centrale straat verbindt de omgeving met het plangebied en zorgt voor ontsluiting van woningen, winkels en bedrijven.

De locatie bestaat uit diverse bedrijfsgebouwen en winkelruimten waarvan het grootste deel behouden blijft. Aan de westzijde grenst de planlocatie aan de achtertuinen van de woningen van de Lindestraat. Het introverte karakter en de verschillen in maat, schaal en functie van de bebouwing vragen om een heldere planopzet voor de herontwikkeling van deze locatie.

2.1. Planconcept

Het stedenbouwkundig ontwerp is erop gericht om de planlocatie op een vanzelfsprekende wijze onderdeel te maken van de omgeving, op een manier die beter aansluit bij de aangrenzende woonwijken en het centrum van Asten. Het creëren van een prettige woonomgeving en een goede harmonie tussen wonen, bedrijvigheid en winkels is daarbij het belangrijkste uitgangspunt. Dit betekent dat de huidige situatie met blinde muren en gebouwachterkanten die naar een binnenterrein zijn gericht plaats maakt voor straatgerichte gevels met een levendige bebou- wingsplint. Daarnaast zal een duidelijk leesbare openbare ruimte zorgen voor aansluiting met de omliggende wegen en een goede toegankelijk- heid voor zowel het vrachtverkeer naar de bestaande bedrijven als voor toekomstige bewoners.

(18)

Patiowoning 19st.

Woningen

Totaal 75 woningen Loftwoning 13st.

Appartement (bovenwoning) 12st.

Rijwoning 16st.

Tweekapper 15st. (incl 1 vrijst.)

122-035 2017-11-07 Schetsontwerp Bedrijventerrein Asten

0 10 20 30 40 50m N

Stedenbouwkundig ontwerp De transformatie van de huidige bedrijvigheid naar woonbuurt vraagt om

de realisatie van bebouwing met een kleinere schaal en maat. Het woon- warenhuis, dat getransformeerd zal worden naar een multifunctioneel gebouw met woningen en winkelruimten, heeft een aanzienlijk grotere korrel en hoogte dan de omliggende (half-) vrijstaande woonbebouwing.

Een geleidelijke overgang van de ruime maat van het woonwarenhuis en het aangrenzende bedrijventerrein naar het fijnmaziger woongebied hier ten zuiden van, vraagt om een zorgvuldige invulling van het tussenge- legen gebied. De geplande appartementen op de eerste verdieping van het woonwarenhuis spelen hierin een belangrijke rol. In het bijzonder is de vormgeving van de zuidgevel van het warenhuis, waar de blinde wand een passende afwerking dient te krijgen, is cruciaal voor het slagen van het stedenbouwkundig plan.

De ligging van het plangebied aan de Prins Bernhardstraat biedt kansen om op deze plek de karakteristieken van het dorpslint ter plaatse te herstellen en te completeren. Toepassen van straatgerichte bebouwing in de rooilijn van het lint is hierbij het aangewezen middel. Het introverte middengebied tussen de gebouwachterkanten biedt de mogelijkheid om een rustig en besloten woongebied te creëren op loopafstand van het centrum.

(19)

De woonbuurt met grondgebonden woningen.

Transformatie van het woonwarenhuis.

Openbare ruimte; verkeer, parkeren en groen. Parkeerplaatsen; openbaar en op eigen perceel.

Een nieuwe centraal gelegen straat vormt de hoofdontsluiting van het plan. Aan de ene kant van de straat is een kleinschalige woonbuurt met grondgebonden woningen gepland. Aan de overzijde staat het getrans- formeerde woonwarenhuis. Op de eerste verdieping van het warenhuis maken de winkelruimten plaats voor appartementen. De huidige winkel- corridor krijgt een functie als woongalerij. Aan de straatzijde krijgen de appartementen ruime terrassen op het zuiden.

De kleinschalige woonbuurt bestaat uit een middengebied met mogelijk- heden voor patiowoningen en woningen van 1 of 2 bouwlagen met een kap en een parkje. De openbare ruimte fungeert als een woonerf: verschil- lende verkeersstromen delen de ruimte en de auto is ‘te gast’. Bewoners parkeren zoveel mogelijk op de eigen kavel, voldoende grote parkeer- stroken aan de randen van de buurt zorgen dat het aantal parkeerplekken in het middengedeelte beperkt blijft.

Het plangebied grenst aan een historisch bebouwingslint van de Prins Bernhardstraat waar ter plaatse van het plangebied de kleinschaligheid van grondgebonden (half-) vrijstaande woningen plaats heeft gemaakt voor grootschalige bedrijfspanden en relatief veel onbebouwde tussen- ruimte. In het plan wordt het bebouwingslint hersteld door de sloop van de bedrijfspanden en de realisatie van grondgebonden woningen. Door de eenduidige rooilijn, toepassing van twee bouwlagen en een kap, sluiten

de woningen aan bij de ruimtelijke karakteristieken van het dorpslint. Het gespaard. De grasweide met volwassen bomen ligt straks aan de voeten

(20)

10 122-035 Beeldkwaliteitsplan locatie Industrielaan/Prins Bernhardstraat Asten

3. BEELDKWALITEIT DEELGEBIEDEN

3.1. Transformatie van het woonwarenhuis

Op de eerste verdieping van het warenhuis maken de winkelruimten plaats voor appartementen. Aan de zijde van de rotonde blijft een kantoorruimte en medische ruimte (tandartspraktijk) behouden. De huidige winkelcor- ridor krijgt een functie als woongalerij. Aan de noord- en zuidzijde worden appartementen gerealiseerd met binnentuinen of (deels overdekte) terrassen.

De vormgeving van de naar het woongebied gerichte gevel van het woonwarenhuis dient te passen bij de schaal, sfeer en het beeld van de aangrenzende woonbuurt met rij- en patiowoningen. Het warenhuis heeft een moderne architectuur vormgegeven middels moderne materialen als beton, tegelwerk en glazen gevels, steen en hout. Een zelfde beeldentaal is voor het woongebied beoogd; moderne vormgeving met dito materi- alen maar zonder dat het dorpse karakter van de omgeving teniet wordt gedaan. Hierna wordt de beoogde invulling van het plan beschreven en worden de criteria voor de beeldkwaliteit puntsgewijs toegelicht.

Appartementen zuidzijde (zijde woonbuurt)

De appartementen aan de zuidzijde van de eerste verdieping van het woonwarenhuis spelen een belangrijke rol in de overgang van de grote schaal van het woonwarenhuis naar het fijnmaziger karakter van de woonbuurt. De appartementen worden ontsloten via een centrale toegang aan de zuidzijde van het woonwarenhuis. De huidige winkelcorridor wordt verbouwd tot centrale woongalerij met aan weerszijden de toegangen naar de appartementen. De appartementen aan de straatzijde krijgen

Patiowoning 19st.

Woningen

Totaal 75 woningen Loftwoning 13st.

Appartement (bovenwoning) 12st.

Rijwoning 16st.

Tweekapper 15st. (incl 1 vrijst.)

A B

Bovenaanzicht woonwarenhuis met op de eerste verdieping (loft) appartementen aan de Industrielaan (A) en de appartementen aan de zuidzijde (B).

Huidige gevel aan de Industrielaan en de entree aan de rotonde (foto rechts).

(21)

van de gevel op de begane grond.

Op de begane grond blijven de winkelruimten gehandhaafd. De wand aan de zuidzijde grenst aan de centrale straat van de woonbuurt en krijgt waar mogelijk gevelopeningen. De rest wordt voorzien van metselwerk dat aansluit bij het metselwerk van de patiowoningen. Eventueel wordt de gevel voorzien van verticaal groen in de vorm van diverse soorten (gevel-) beplanting. In de ruimte tussen de parkeerplaatsen en de gevel worden hagen en enkele bomen aangeplant.

Appartementen Industrielaan

Aan de noordzijde van het woonwarenhuis, het gedeelte dat aan de Indus- trielaan grenst, worden op de eerste verdieping eveneens appartementen (loftwoningen) gerealiseerd. Op de begane grond blijven de winkelruimten gehandhaafd. De huidige gevel bestaat uit betonnen pilaren met daar- tussen een glazen pui. Aan de bovenzijde zit een betonnen daklijst met kleine overstek. Het streven is om aan deze zijde de huidige gevel zoveel mogelijk te behouden.

3.2. Criteria beeldkwaliteit woonwarenhuis

Gevelopbouw en gevelindeling Zijde Industrielaan en rotonde:

• Puien zijn beeldbepalend. Naar buiten gericht op begane grond, onder-

Referenties appartementen (loftwoningen) op de eerste verdieping van het woonwarenhuis.

(22)

• Samenhangende gevel heeft het primaat boven geleding in verdie- pingen of horizontale panden.

Zuidzijde woongebied:

• Bijdragen aan de woonstraat. Begane grond als voorzijde ontwerpen met gevelopeningen en een eventuele groene gevel. Parkeren combineren met een groene invulling;

• Eenvoudige en heldere ritmiek;

• Terugliggende verdieping met gevelindeling (schaal, maat, korrel en verdeling passend bij woningen;

• Herkenbare beukmaat woningen.

Materiaal en kleurgebruik

• Zijde Industrielaan: conform bestaande toepassing.

• Zijde woongebied:

• Samenhangend met woonbebouwing aan overzijde straat;

• Metselwerk passend bij het metselwerk van de rij- en patiowoningen;

• Een dakrand die past bij de dakranden van de rij- en patiowoningen;

• Toepassing van een glazen balustrade zijde woonbuurt, of een andere transparante oplossing;

• Het trappenhuis wordt voorzien van ruime gevelopeningen met glas.

Detaillering

• Bijzondere aandacht voor detaillering zoals horizontale banden, deuren, bovenlichten, uitkragingen, lateien of plinten indien toege- past.

Referenties toe te passen architectuur voor de verbouwing van het woonwarenhuis.

(23)

Patiowoning 19st.

Woningen

Totaal 75 woningen Loftwoning 13st.

Appartement (bovenwoning) 12st.

Rijwoning 16st.

Tweekapper 15st. (incl 1 vrijst.)

122-035 2017-11-07 Schetsontwerp Bedrijventerrein Asten

0 10 20 30 40 50m N

B

A

In het stedenbouwkundig plan (VO) is een stratenpatroon vastgelegd en zijn straatgerichte bouwstroken uitgewerkt. Het VO gaat uit van twee-onder-een-kap woningen aan de Prins Bernhardstraat, patiowo- ningen aan de binnenzijde van het terrein en meest westelijk op het terrein een aantal bouwstroken met rijwoningen. De definitieve invulling is evenwel nog niet bepaald en is in beperkte mate nog flexibel. Daarom is hierna ingegaan op deze 3 verschillende woning typologieën en is aange- geven welke criteria er in voorkomende gevallen gelden.

Patiowoningen

Aaneengesloten straatwanden met een afwisseling tussen gevels en carports, vormen de begrenzing van de (openbare) ruimte. De woningen hebben op de begane grond alle woonvoorzieningen en zijn straatgericht.

Een beperkte opbouw voorziet de woning van een tweede slaapkamer of hobbyruimte.

Rijwoningen

De rijwoningen hebben één of twee bouwlagen en eventueel een kap. De woningen zijn straatgericht. Een rij bestaat uit maximaal 8 woningen. Een beperkte rooilijnverspringing (minimaal 0.5 meter) aan de straatzijde dient te worden toegepast bij een rij van meer dan 6 aaneengesloten woningen.

Grondgebonden woningen met woningen aan het dorpslint (A) en in het daarachtergelegen middengebied (B).

(24)

3.4. Woningen aan het dorpslint

Twee-onder-een-kap woningen, zoals die in het VO worden voorzien aan de Prins Bernhardstraat, maken deel uit van het karakteristieke bebou- wingslint. Een meer traditionele vormgeving is hier meer op zijn plaats dan op het middenterrein met rij- en patiowoningen.

Door de eenduidige rooilijn, twee bouwlagen en een kap sluiten de woningen aan bij de ruimtelijke karakteristieken van het dorpslint. Afwij- kingen in bouwhoogten, kleine rooilijnverspringingen, kaprichtingen etc.

zijn mogelijk om het individuele karakter van de woningen (of tweekapper) te accentueren, maar zijn ondergeschikt aan de samenhang binnen de lintbebouwing. Dit betekent dat bouwplannen niet alleen op zichzelf beoor- deeld moeten worden, maar ook in de compositie van de lintbebouwing.

Naast de in het VO stedenbouwkundig plan opgenomen bebouwing met twee-onder-een-kap woningen, is hier ook de toepassing van vrijstaande of rijwoningen denkbaar. Woningen dienen hier wel altijd met een kap uitgevoerd te worden.

Het kleine parkje dat momenteel aan het bebouwingslint grenst wordt hierbij gespaard. De grasweide met volwassen bomen ligt straks aan de voeten van de nieuwe bewoners en vormt zodoende een mooie entree van de nieuwe woonbuurt.

Referentieafbeeldingen patiowoningen.

(25)

• De woningen dienen een duidelijke gerichtheid naar de straat te hebben;

• Bij hoekwoningen geldt een tweezijdige oriëntatie.

Massa en vorm Patiowoningen:

• Bestaan uit één volledige bouwlaag met een beperkte tweede bouw- laag;

• De oppervlakte van de tweede bouwlaag mag niet meer dan 30 procent van het grondvlak beslaan;

• Enkel de toepassing van platte daken.

• Carports mogen niet worden afgesloten.

Rijwoningen en twee-onder-een-kapwoningen:

• Bestaan uit één of twee bouwlagen met of zonder kap;

• Indien een kap wordt toegepast:

• Een variatie in kaprichting is bij de twee-onder-een-kapwoningen gewenst; bij de rijwoningen is dit mogelijk door in de rijen hoofdzake- lijk langskappen toe te passen en deze op een hoek of in het blok te combineren met een steekkap.

• Dakkapellen dienen ondergeschikt te blijven aan het dakvlak.

Referentieafbeeldingen twee-onder-een-kapwoningen aan het lint.

(26)

Referentieafbeeldingen rijwoningen.

Gevelopbouw

• De gevels zijn eenvoudig opgebouwd en hebben een rustig beeld;

• Zijgevels die gericht zijn op het openbaar gebied moeten met speciale aandacht worden ontworpen. Gesloten gevels zijn daarbij uitgesloten;

• Toepassing van verticale gevelgeleding door ondermeer topgevels, gevelopeningen en schoorstenen is wenselijk.

Bij toepassing van een kap:

• Variatie in kappen is gewenst: voornamelijk zadeldaken, incidenteel wolfseind, mansarde-, schild-, sleep- of lessenaarskap;

Materiaal en kleurgebruik

• Het materiaal moet passend zijn bij het karakter van de omgeving;

• De gekozen detaillering, materialen en kleuren ondersteunen het karakter van het bouwwerk;

• Voorkeur voor traditioneel materiaalgebruik; combinaties van steen, hout, pleisterwerk, keimen, staal en glas zijn mogelijk.

• Gevels: van lichte tot donkere baksteen of stucwerk;

• Accenten in de gevels middels andere materialen is gewenst;

• Niet toegestaan zijn felle kleuren of glimmende materialen.

Gevelindeling

• De openingen in de gevels worden bij voorkeur zo geplaatst dat het vlak heel blijft en de vorm solide;

• Reliëf in de gevel (ondergeschikt aan bovenstaande): dieptewerking wordt verkregen door het voor en achter in het gevelvlak plaatsen van

(27)

• Bijzondere aandacht voor detaillering zoals horizontale banden, deuren, bovenlichten, borstweringen, erkers, uitkragingen, lateien of plinten indien toegepast.

Aan- en bijbouwen

• De vrijstaande bijgebouwen hebben sterke verwantschap met het hoofdgebouw;

Tuinen

• Bijzondere aandacht voor erfscheidingen die aan de openbare ruimte grenzen.

• Erfscheidingen bestaan bij voorkeur uit hagen of gemetselde muurtjes of een combinatie hiervan; Gebouwde erfscheidingen worden mee- ontworpen met de woning en bijgebouwen.

(28)
(29)

Bijlage 3 Archeologisch rapport

(30)
(31)

ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 17027

Industrielaan, Asten Gemeente Asten

Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O);

Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek

Richard Exaltus Joep Orbons

Maart 2017

ArcheoPro

Concept versie 13-03-2017

(Zonder opmerkingen zal deze versie na 3 maanden als definitief rapport worden opgeleverd)

(32)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 2

Colofon

Opdrachtgever: Pouderoyen, St. Stevenskerkhof 2, 6511 VZ

Nijmegen

Status: Concept versie 13-03-2017

Projectcode : 16-047

Bestandsnaam : ArcheoPro, Industrielaan, Asten, 2017 03 13

Archis melding (OM nummer): 4036208100

Bevoegd gezag: Gemeente Asten

Opslagplaats documentatie: Provincie Noord-Brabant

ISSN: 1569-7363

Auteur: Richard Exaltus, Joep Orbons

Projectleider: Richard Exaltus

Projectmedewerkers: Richard Exaltus, Joep Orbons, Hon Rik

Onderaannemers : nvt

Autorisatie: Drs. R.P. Exaltus; senior-archeoloog

Uitgegeven door ArcheoPro

© Copyright 2017 ArcheoPro, Eijsden ArcheoPro

Sint Jozefstraat 45 Tel : 0(0 31) 43 3672586 Kamer van Koophandel Limburg: 14117581 NL 6245 LL Eijsden www.archeopro.nl e-mail: info@archeopro.nl

Nederland

ArcheoPro Archeologisch rapport Nr 17027

Industrielaan, Asten Gemeente Asten

Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O);

Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek

Concept versie 13-03-2017

(Zonder opmerkingen zal deze versie na 3 maanden als definitief rapport worden opgeleverd)

(33)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 3 Samenvatting ... 4 1. Inleiding ... 5 1.1 Algemeen ... 5 1.2 Locatiegegevens ... 5 1.3 Aard van de ingreep ... 5 1.4 Onderzoek ... 6 2 Bureauonderzoek ... 9 2.1 Methode en bronnen ... 9 2.2 Geo(morfo)logie, aardkunde en bodem ... 11 2.3 Archeologie ... 17 2.4 Informatie amateurarcheologen ... 19 2.5 Historie ... 21 2.6 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel ... 27 2.7 Onderzoeksstrategie ... 28 3 Veldonderzoek ... 29 3.1 Verrichte werkzaamheden ... 29 3.2 Resultaten booronderzoek ... 29 4 Conclusies en aanbevelingen (beleidsadvies) ... 32 Verklarende woordenlijst ... 33 Archeologische tijdschaal ... 33 Bronnen ... 34 Literatuur ... 35 Bijlage 1: Boorbeschrijving ... 36 Betekenis van de afkortingen: ... 36

(34)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 4

Samenvatting

Op 24 februari 201 is door ArcheoPro een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVO-O) uitgevoerd op een terrein aan de Industrielaan te Asten.

Het archeologisch onderzoek betrof een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVO-O) met bureaustudie. Bureauonderzoek heeft tot doel om op basis van beschikbare informatie te komen tot een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel. Het Inventariserend Veldonderzoek heeft vervolgens tot doel om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen door middel van veldwaarnemingen. Hiermee kan de vraagstelling beantwoord worden of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of deze vervolgonderzoek en/of planaanpassing vereisen.

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting voor archeologische resten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Deze verwachting is middelhoog in plaats van hoog in verband met de verwachte bodemverstoring ten gevolge van het ruimen van houtwallen en de bebouwing van het plangebied in de twintigste eeuw. In verband met de relatief grote afstand tot open water en niet in een gradiëntzone, geldt een lage verwachting voor resten uit het laat-paleolithicum en het mesolithicum. Omdat het plangebied van oudsher op akkerland ligt, geldt eveneens een lage verwachting voor resten van bebouwing uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd.

Om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen zijn binnen het plangebied tien boringen gezet met een dichtheid van tien boringen per hectare. Tevens zijn twee boringen pal ten zuidoosten van het plangebied gezet.

Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat de bodem binnen vrijwel het gehele plangebied minimaal een halve meter tot in de C-horizont is verstoord. De bodemverstoring vanaf het maaiveld bedraagt in negen van de tien binnen het plangebied gezette boringen, een meter of meer. Uit de aanwezigheid van relatief moderne insluitsels in het opgeboorde zand, blijkt dat de bodemverstoring in twintigste eeuw moet hebben plaatsgevonden. Dit stemt overeen met de periode waarin houtwallen zijn geruimd en het plangebied is bebouwd. De oorspronkelijke bodemopbouw resteert nog slechts in de uiterste zuidoosthoek van het plangebied. Hier is een dertig centimeter dikke bouwvoor aanwezig met daaronder een dertig centimeter dik restant van een akkerdek. Het naboren met een megaboor en het zeven van het hiermee opgeboorde zand, heeft echter ook op dit deel van het plangebied, geen relevante archeologische indicatoren opgeleverd.

In verband met de diepe bodemverstoring en het ontbreken van relevante archeologische indicatoren, geven de resultaten van het onderzoek geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden.

Ondanks de diepe bodemverstoring, kan op basis van het onderhavige onderzoek nooit met zekerheid worden uitgesloten dat binnen het plangebied nog diepe delen van archeologische sporen bewaard gebleven zijn. Om uit te sluiten dat dergelijke delen van grondsporen verloren gaan, zou ook hier bij (vlakdekkende) ingrepen die dieper reiken dan de huidige verstoringsdiepte, proefsleuvenonderzoek moeten worden uitgevoerd of een archeologische begeleiding moeten worden uitgevoerd. Het is echter aan het bevoegd gezag om te beoordelen of zij dit werkelijk noodzakelijk acht.

(35)

1. Inleiding

1.1 Algemeen

Opdrachtgever: Pouderoyen, St. Stevenskerkhof 2, 6511 VZ Nijmegen Datum uitvoeringveldwerk: 24-02-2017

Archis onderzoeksmelding: 4036208100

Bevoegd gezag: Gemeente Asten

Bewaarplaats vondsten: Provincie Noord-Brabant Bewaarplaats documentatie: Provincie Noord-Brabant

1.2 Locatiegegevens

Provincie: Noord-Brabant

Gemeente: Asten

Plaats: Asten

Toponiem: Industrielaan

Globale ligging: Ten noorden van de oude kern van Asten Hoekcoördinaten plangebied: 179804 / 379854

179804 / 380053 180044 / 380053 180044 / 379854 Oppervlakte plangebied: 2.58 ha

Eigendom: particulier

Grondgebruik: Bebouwing, bestrating en groenstroken

Hoogteligging: ± 29 m +NAP

Bepaling locaties: GPS Garmin, meetlinten

1.3 Aard van de ingreep

Aard ingreep: De herontwikkeling tot woongebied op het aangegeven terrein.

(36)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 6

1.4 Onderzoek

Op 24 februari 201 is door ArcheoPro een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVO-O) uitgevoerd op een terrein aan de Industrielaan te Asten.

Het archeologisch onderzoek betrof een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVO-O) met bureaustudie. Bureauonderzoek heeft tot doel om op basis van beschikbare informatie te komen tot een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel. Het Inventariserend Veldonderzoek heeft vervolgens tot doel om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen door middel van veldwaarnemingen. Hiermee kan de vraagstelling beantwoord worden of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of deze vervolgonderzoek en/of planaanpassing vereisen.

Het plangebied ligt in een gebied waar een gemeentelijk archeologisch beleid is vastgesteld.

Op grond van dit beleid valt het plangebied in een zone van categorie 5. Hier is onderzoek vereist bij bodemingrepen die groter zijn dan 2500 vierkante meter en die dieper reiken dan veertig centimeter. Het betreft gebieden met een middelhoge archeologische verwachting Vaak gaat het om de wat lager gelegen dekzandvlakten en dekzandruggen, voormalige heidegebieden die pas in de loop van de afgelopen eeuwen in cultuur zijn gebracht of woonwijken van na de Tweede Wereldoorlog. Wat betreft deze laatste geldt dat er een zeker mate van verstoring is opgetreden bij de aanleg van de wijken, maar dat de funderingswijze van de gebouwen over het algemeen tot op het archeologisch vlak plaatsvond. Dat wil zeggen dat op plaatsen nog een redelijk bewaard bodemarchief aanwezig kan zijn.

Om in deze zone een omgevingsvergunning te kunnen verkrijgen, dient de initiatiefnemer een rapport te overleggen waarin naar oordeel van de bevoegde overheid de archeologische waarde van het plangebied voldoende is vastgesteld. In het kader van dit proces heeft het in dit rapport beschreven onderzoek plaatsgevonden.

ArcheoPro voert haar onderzoeken uit conform de hiervoor vastgelegde normen en richtlijnen (KNA 3.3) en is door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) vergunning verleend tot het verrichten van bepaalde archeologische werkzaamheden in het kader van het doen van opgravingen, bestaande uit prospectie door middel van booronderzoek.

Het onderzoek is uitgevoerd door drs. R.P. Exaltus (senior-archeoloog), ing. P.J. Orbons (senior vakspecialist) en H. Rik (veldtechnicus).

(37)

Figuur 1: De ligging van het plangebied (rood omlijnd) met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.

(38)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 8

Figuur 2: De binnen het plangebied voorgenomen her-inrichting

(39)

2 Bureauonderzoek

2.1 Methode en bronnen

Onderzoeksgebied bureauonderzoek: Cirkel met een straal van één kilometer rond het centrum van het plangebied

Tijdens het bureauonderzoek wordt door de bestudering van beschikbare bronnen, kennis vergaard omtrent de bodem en geologie van het onderzoeksgebied en de hierin bekende en te verwachten archeologische waarden.

Aan de hand van de resultaten van het bureauonderzoek kan de beste aanpak voor het veldonderzoek worden bepaald.

Hierbij zijn de volgende bronnen geraadpleegd (voor bronvermelding; zie ook literatuurlijst, dit geldt ook voor de kaarten die in de tekst opgenomen zijn):

• Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)

• Archeologische MonumentenKaart (AMK)

• ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS)

• Atlas van topografische kaarten Nederland 1955-1965, 1:50.000

• Bodemkaart 1:50.000

• Gemeente Asten, Archeologische beleidskaart

• Historische topografische atlas van Noord-Brabant 1836-1843, 1:25.000

• Geomorfologische kaart 1:50.000

• Geologische kaart 1:50.000

• Grote historische atlas van Nederland 1:50.000 1838-1857 (Deel Zuid)

• Grote historische topografische atlas van Nederland, provincie Noord-Brabant 1:25.000 1894-1926

• Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW)

• Kadastrale minuutplan met aanwijzende tafels, 1830

• Overig historisch kaartmateriaal

(40)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 10

Figuur 3: Luchtfoto met daarop rood omlijnd het plangebied.

(41)

2.2 Geo(morfo)logie, aardkunde en bodem

Het plangebied ligt in de Roerdalslenk, ten westen van de overgang met het hoger gelegen Peelblok. Door de hogere ligging vormt het Peelblok een waterscheiding. Ten westen van het Peelblok stroomt het water via de slenk richting ’s Hertogenbosch en ten oosten monden de rivieren in de Maas uit. In het Pleistoceen (2,6 miljoen - 11.755 jaar geleden) is de laaggelegen slenk opgevuld met rivierafzettingen van de Rijn en de Maas (Formatie van Beegden) en aan het einde van het Pleistoceen met dekzand (Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel). Op het Peelblok zorgde erosie ervoor dat het dekzandpakket verdween. Hierdoor kunnen de Pleistocene rivierafzettingen op het Peelblok al vanaf de oppervlakte worden aangetroffen, terwijl het dekzandpakket in de Roerdalslenk tientallen meters dik kan zijn. Ten gevolge van de vrijwel continue zeespiegelstijging gedurende het Holoceen (vanaf 11,755 jaar geleden), is ook het grondwater gestegen en zijn de laagste delen van het dekzandlandschap dermate sterk vernat dat hierin veen is ontstaan.

Het plangebied zelf ligt in een gebied waar de rivierafzettingen, behorende tot de Formatie van Beegden zijn bedekt met een laag dekzand. Volgens de geomorfologische kaart van Nederland (figuur 5) ligt het plangebied waarschijnlijk op een dekzandrug die al dan niet bedekt is met een oud bouwlanddek (figuur 5, code 4K14). Deze gaat naar het noorden, westen en zuiden toe, over in een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden (figuur 5, code 2M9). Verder naar het noorden en zuidwesten liggen dalvormige laagten zonder veen (figuur 5, code 2R2). Deze liggen op meer dan een kilometer afstand van het plangebied en zijn goed herkenbaar op de uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN; figuur 6). Tevens is hierop te zien dat het reliëf binnen het plangebied niet noemenswaardig afwijkt van dat op de omringende terreinen.

Op de drogere delen van het dekzandlandschap zijn veelal veldpodzolgronden ontstaan.

Deze worden gekenmerkt door een uitspoelingslaag (E-horizont) en een inspoelingslaag (B- horizont). De B-horizont gaat veelal via een overgangslaag (de BC-horizont) over in het niet door bodemvorming beïnvloede zand (de C-horizont).

De bodemkaart van Nederland (figuur 7) geeft in de ruime omgeving van het plangebied de aanwezigheid aan van lage zwarte enkeerdgronden die zijn ontstaan in leemarm en zwak lemig fijn zand (figuur 7, code EZg21). De grondwatertrap VII betekent dat het goed ontwaterde bodems betreft.

De enkeerdgronden worden gekenmerkt door een tenminste 50 cm dikke sterk humeus akkerdek dat veelal in de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd ( tot ± 1900), is ontstaan ten gevolge van intensief agrarisch gebruik. Soms is het akkerdek ontstaan tengevolge van eeuwenlange bemesting met potstalmest. Veelal gaat het akkerdek geleidelijk aan over in het niet door (plaggen)bemesting met humus verrijkte zand.

(42)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 12

Figuur 4: Uitsnede uit de paleogeografische kaart met daarin rood omlijnd het plangebied met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.

(43)

Figuur 5: Uitsnede uit de geomorfologische kaart met daarin rood omlijnd het plangebied met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.

(44)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 14

Figuur 6: Uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand Nederland met daarin rood omlijnd het plangebied met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.

(45)

Figuur 7: Uitsnede uit de bodemkaart met daarin rood omlijnd het plangebied met

daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft. Voor uitleg van de codes, zie hoofdstuk 2.2

(46)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 16

Figuur 8: Uitsnede uit de grondwatertrappenkaart met daarin rood omlijnd het plangebied met daaromheen de cirkel die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.

(47)

2.3 Archeologie

Voor dekzandgebieden in hun algemeenheid geldt dat hierbinnen bewoningssporen kunnen worden aangetroffen die dateren vanaf het laat-paleolithicum. Vuursteenvindplaatsen van jager-verzamelaars uit het laat-paleolithicum en het mesolithicum liggen veelal op relatief hoog gelegen delen van het dekzandlandschap in de nabijheid van water. Later, in het neolithicum wanneer een sedentair bestaan in de plaats komt van een nomadisch levenswijze, verkiest men vooral de hoogste delen van het dekzandlandschap. Deze nederzettingskeuze blijft tot in de vroege middeleeuwen bestaan. In de late middeleeuwen en de nieuwe tijd zijn de nederzettingen met name gesticht langs doorgangswegen, op kruispunten van wegen en aan de overgangen van rivieren.

Binnen het onderzoeksgebied liggen 24 archeologische waarnemingen en één beschermd monument. Al deze vindplaatsen zijn opgesomd in tabel 1. De vindplaatsen die binnen een halve kilometer rond het plangebied liggen, worden hieronder nader besproken.

Het monument (AMK-terrein 16807) betreft de oude dorpskern van Asten. In het noorden van dit AMK-terrein, ligt op ruim tweehonderd meter ten zuidwesten van het plangebied de waarneming 56207. Deze betreft de resten van een huisplaats uit de middeleeuwen. Ruim driehonderd meter ten noorden van het plangebied ligt de waarneming 421113. Deze betreft de vondst van aardewerkscherven uit de ijzertijd, de Romeinse tijd en de middeleeuwen. De waarneming 40558 ligt ruim tweehonderd meter ten zuiden van het plangebied. Hier zijn door het ADC in 1999 vier proefputten gegraven waarbij een groot aantal vondsten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd is aangetroffen. Een groot deel van het terrein was verstoord door diepe kuilen die waarschijnlijk iets met tuinbouw te maken hebben. De waarnemingen 401743 en 401744 liggen tweehonderd meter ten zuiden van het plangebied en betreffen de vondst van een bakstenen waterput met dichte boog uit de 19e eeuw. Waarschijnlijk gaat het om een bron voor een waterpomp die voor de Protestantse kerk stond. De waarneming 415446 ligt driehonderd meter ten zuiden van het plangebied. Hier is in 200 door Synthegra een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn paalkuilen aangetroffen die uit de middeleeuwen of de nieuwe tijd dateren. Vrijwel alle vondsten dateren eveneens uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. De waarneming 419684 ligt ruim honderd meter ten zuidoosten van het plangebied. Naast aardewerkresten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd, zijn hier ook aardewerkscherven uit de ijzertijd en de Romeinse tijd aangetroffen. De waarnemingen 419896 en 424695, liggen vierhonderd meter ten zuiden van het plangebied en betreffen talrijke vondsten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Tijdens het onderzoek zijn tevens sporen aangetroffen die op basis van aardewerkdateringen vanaf 1700 n. Chr. gedateerd kunnen worden. Door de grondverbetering die in het midden van de 18e eeuw heeft plaatsgevonden, is de bodem in het noordwestelijk deel van het plangebied verstoord. Er zijn slechts drie fragmenten middeleeuws aardewerk aangetroffen dat te dateren is tussen 1300 en 1525 n. Chr. Dit aardewerk is echter aangetroffen in jongere sporen. Dat er slechts drie laat middeleeuwse fragmenten zijn aangetroffen geeft aan dat het plangebied in deze periode vermoedelijk niet bewoond is geweest, maar dat het terrein een andere functie had, mogelijk bouwland.

Sporen van voor de middeleeuwen zijn mogelijk verloren gegaan door de latere bebouwing van het gebied. Dat er echter geen enkele archeologische indicatoren uit de ijzertijd of bronstijd zijn aangetroffen geeft echter aan dat in deze periodes het plangebied waarschijnlijk niet bewoond is geweest (Wemerman,P. & S.M.Koeman & T.Deville & I.

Hesseling, 2009). De waarneming 433828 ligt eveneens vierhonderd meter ten zuiden van

(48)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 18

Ondanks de grote verstoringen zijn er resten overgebleven van paalkuilen, kuilen en waterputten. De ondiepe sporen en een eventuele vondstlaag zijn als gevolg van (recente) bodemroerende activiteiten echter niet bewaard gebleven. Alle sporen zijn aangetroffen onder een verstoringslaag, in de C-horizont. Resten van oude ophogingslagen of van een plaggendek zijn niet aangetroffen. Het oudst aangetroffen spoor is een waterput die tussen 1100 en 1300 wordt gedateerd. Verder zijn twee waterputten aangetroffen uit de periode 1300 -1450. Één is waarschijnlijk een tonput is. De andere is mogelijk een waterput opgebouwd uit plaggen. De laatste periode waarvan sporen zijn aangetroffen is de periode1650 -1800. Het gaat om de resten van twee kelders, een bakstenen waterput, twee waterputten met een onbekende constructie, twee waterputten met (waarschijnlijk) een plaggenconstructie, een aantal paalkuilen en twee (afval) kuilen. Eén van de kelders kan toegewezen worden aan een gebouw dat is gebouwd in 1780. Er lijkt een bewonings(gebruiks)hiaat te zijn tussen ca. 1450 en 1650. Het is echter mogelijk dat het gebied wel degelijk bewoond of in gebruik is geweest, maar dat de sporen daarvan vergraven zijn. Ondanks het bewonings(gebruiks)hiaat tussen ca. 1450 en 1650, lijkt het erop dat het onderzoeksgebied vanaf de 12e eeuw tot heden ononderbroken bewoond of in gebruik is geweest (Benthem, A., van, 2012).

Tabel 1

Waarnemingen en Monumenten

Nummer Coördinaat Periode Vondsten

AMK 16807 180007/379387 Middeleeuwen, Nieuwe Tijd Nederzetting W 14122 179460/379280 IJzertijd, Romeinse tijd Keramiek, steen W 36315 180170/380670 Bronstijd, IJzertijd Steen, keramiek W 40558 179875/379680 Middeleeuwen, Nieuwe Tijd IJzer, keramiek, steen W 44228 180400/380450 IJzertijd, Romeinse tijd,

Middeleeuwen

Keramiek, steen, ijzer W 44261 180140/380660 Bronstijd, IJzertijd Keramiek

W 44262 180300/380600 Romeinse tijd Metaal

W 49181 180300/380475 Niet nader bepaald Keramiek W 53272 180280/379220 Niet nader bepaald Keramiek

W 53286 180280/379220 Middeleeuwen, Nieuwe Tijd Keramiek, steen, metaal

W 56207 179680/379850 Middeleeuwen Hout/houtskool

W 401743 180000/379660 Nieuwe Tijd Steen

W 401744 180000/379700 Nieuwe Tijd Steen

W 409581 179914/379056 Middeleeuwen, Nieuwe Tijd Keramiek, bot, leisteen W 415446 180004/379564 Niet nader bepaald Bot, glas, keramiek W 419684 180065/379811 Niet nader bepaald Keramiek, dierlijk bot W 419896 180083/379518 Niet nader bepaald Keramiek, metaal,

(lei)steen, bot, leer, glas W 421113 180126/380257 IJzertijd, Romeinse tijd,

Middeleeuwen, Nieuwe Tijd

Keramiek W 424695 180087/379518 Middeleeuwen, Nieuwe Tijd Keramiek W 433828 179915/379525 Middeleeuwen, Nieuwe Tijd Keramiek, glas W 437280 180795/380212 Niet nader bepaald Keramiek W 442889 179932/379172 Niet nader bepaald Keramiek

W 443248 180057/379831 Niet nader bepaald Keramiek, bot, steen W 444544 179845/379449 Middeleeuwen, Nieuwe Tijd Keramiek

W 445989 179900/379363 Nieuwe Tijd Keramiek

(49)

2.4 Informatie amateurarcheologen

ArcheoPro heeft contact opgenomen met de heer W. van den Bosch, leider van de groep archeologie van heemkundevereniging De Vonder. De heer van den Bosch heeft acht jaar geleden een begeleiding gedaan op Molenakker/ Moleneind. De vondsten waren minimaal, oorlogsmateriaal en onbelangrijke late munten, Willem III enz.

Figuur 9: Kaart met Archis-gegevens met daarop een cirkel met een straal van één kilometer rond het plangebied die de buitengrens van het onderzoeksgebied aangeeft.

(50)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 20

Figuur 10: Uitsnede uit de gemeentelijke beleidskaart

(51)

2.5 Historie

Asten ligt op een zandrug langs de Aa en wordt voor het eerst genoemd in oorkonden uit 1202 en 1212. In de oorkonden wordt een "steenen huysinge" genoemd. Hiermee wordt de voorganger bedoeld van het kasteel van Asten. Het gebied was echter al veel langer bewoond. Mogelijk stond hier in de Romeinse tijd al een villa. Omdat Asten de eerste plaats was aan de rand van de Peel, werden hier reparatiewerkplaatsen voor wagens, kroegen en herbergen opgericht ten behoeve van reizigers en peelwerkers. Hieruit kwam ook een aanzienlijke handelsactiviteit voort. Het plangebied ligt vanoudsher op de Molenakkers die tussen Asten en het noordelijker gelegen buurtschap Laarbriek inlagen. Nederzettingen zoals Laarbroek bestonden doorgaans slechts uit enkele langgevelboerderijen die langs veldwegen lagen. Dit komt overeen met het bewoningspatroon dat vanaf de dertiende/veertiende eeuw voor deze regio kenmerkend is waarbij de bewoning langs de rand van wegen lag die aan de randen van de akkergebieden lagen. Vaak lag de bewoning op de overgang van de wat hogere naar de iets lagere delen in het landschap. Vanuit dergelijke kleine nederzettingen werden zogenaamde éénmansakkers geexploiteerd en vond beweiding plaats van de natte beemden in de beekdalen. De uitgang broek duidt op een vochtig deel van het landschap.

De kadasterkaart uit 1832 (zie figuur 14) laat zien dat het plangebied toen nog geheel uit akkerland bestond. Dit is ook nog duidelijk het geval op de topografische kaart uit 1845 (zie figuur 15). De topografische kaart uit 1906 toont voor het eerst bebouwing binnen het plangebied. Hierlangs liep een veldweggetje. In de eerste helft van de twintigste eeuw ontstond bebouwing ten zuiden van het plangebied. De hiertoe behorende erven strekten zich tot binnen de zuidelijke helft van het plangebied uit en werden omgeven door houtwallen (zie de uitsnede uit de topografische kaart uit 1954 in figuur 15). In de tweede helft van de twintigste eeuw is het plangebied vrijwel volledig bebouwd met bedrijfsgebouwen.

Volgens de kaart van de historische landschappen en historische relicten (zie figuur 11 en 12) is het plangebied van oudsher in gebruik als akkerland.

(52)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 22

Figuur 11: Uitsnede uit de kaart met historische relicten Oost Brabant (Naar de Bont, 1993)

(53)

Figuur 12: Uitsnede uit de kaart met historische landschapselementen Oost Brabant (Naar de Bont, 1993)

(54)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 24

Figuur 13: Uitsnede uit de kaart cultuurhistorische monumenten

(55)

Figuur 14: Uitsnede uit de kadastrale kaart uit 1832

(56)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 26

Figuur 15: Uitsneden uit de topografische kaarten uit achtereenvolgens: 1845, 1906, 1954 en 2013.

(57)

2.6 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel

Specifieke ligging (locatie)

Het plangebied ligt van oudsher op de Molenakkers tussen Asten en Laarbroek en is tot aan het einde van de negentiende eeuw in gebruik geweest als akkerland. Na in de negentiende eeuw uit verschillende erven te hebben bestaan (de zuidelijke helft) is het plangebied in de twintigste eeuw bebouwd met bedrijfsgebouwen.

Verwachte perioden (datering)

Op basis van de bekende gegevens van archeologische waarden in het onderzoeksgebied in combinatie met de verwachte bodemverstoring, moet worden geconcludeerd dat voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting geldt voor archeologische resten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. In verband met de relatief grote afstand tot open water en niet in een gradiëntzone, geldt een lage verwachting voor resten uit het laat-paleolithicum en het mesoltihicum. Omdat het plangebied van oudsher op akkerland ligt, geldt eveneens een lage verwachting voor resten van bebouwing uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd.

Complextypen

Binnen het plangebied kunnen zowel resten van bewoning als begraving aanwezig zijn uit het neolithicum, de bronstijd, de ijzertijd, de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen.

Begravingen uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd hoeven niet te worden verwacht omdat deze gewoonlijk rond de kerken in de dorpskernen lagen. Uit historische

kaartgegevens blijkt dat binnen het plangebied geen resten van historische huisplaatsen aanwezig zijn die van voor het einde van de negentiende eeuw dateren.

Uiterlijke kenmerken

Nederzettingsresten uit alle perioden zullen binnen het plangebied uit vondststrooiingen bestaan en/of uit opgevulde spoorvullingen en funderingsresten onder de bouwvoor of onder een esdek.

Mogelijke verstoringen

Indien binnen het plangebied een dik akkerdek aanwezig is, kunnen archeologische sporen hier goed onder bewaard gebleven zijn. Op de zuidelijke helft van het plangebied kan het ruimen van houtwallen tot ingrijpende bodemverstoring hebben geleid. Vervolgens kan op vrijwel het gehele plangebied ingrijpende bodemverstoring zijn opgetreden bij de bouw van bedrijfsgebouwen.

(58)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 28

2.7 Onderzoeksstrategie

Tijdens het veldwerk moet allereerst worden vastgesteld hoe de bodem is opgebouwd, in hoeverre deze intact is en of hierin archeologische indicatoren aanwezig (kunnen) zijn.

Om de bodemopbouw zo exact mogelijk te kunnen bestuderen kan het beste gebruik gemaakt worden van een guts.

Indien blijkt dat de huidige grondbewerking tot in de natuurlijke bodem reikt en een goede vondstzichtbaarheid heerst, is een oppervlaktekartering het meest geschikt voor het opsporen van archeologische indicatoren. Veel van de archeologische vondsten in de omgeving van het plangebied zijn immers gedaan als oppervlaktevondsten.

Indien een oppervlaktekartering niet mogelijk is of in onvoldoende mate effectief zal zijn, wordt nageboord met een edelmanboor met een diameter van 15 cm. Het hiermee opgeboorde materiaal wordt gezeefd op een zeef met een maaswijdte van vier millimeter.

Rekening houdend met de aanwezige bestrating en bebouwing, zijn binnen het plangebied tien boorpunten zo gelijkmatig mogelijk verdeeld. Hierdoor is op het ruim één hectare grote deel van het plangebied dat vooralsnog onderzocht kon worden, een boordichtheid bereikt van ongeveer tien boringen per hectare. Tevens zijn twee boringen ter referentie gezet pal ten zuidoosten van het plangebied.

Op basis van booronderzoek is nooit te garanderen dat alle typen archeologische resten kunnen worden opgespoord. De kans op het aantreffen van grondsporen is bijvoorbeeld aanmerkelijk groter indien een proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd. Een dergelijke aanpak zou echter in dit stadium van het onderzoek een te zwaar middel vormen

Van alle boorpunten is de NAP-hoogte bepaald door middel van het AHN en de waterpas.

Figuur 16: Het plangebied nabij boorpunt 3, gezien in noordoostelijke richting

(59)

3 Veldonderzoek

3.1 Verrichte werkzaamheden

Positie boringen: Regelmatige verdeling over het plangebied (figuur 19).

Gebruikt boormateriaal: Zandguts met een diameter van 2 cm en edelmanboor met een diameter van 15 cm.

Totaal aantal boringen: Twaalf waarvan twee net ten zuidoosten van het plangebied

Boordichtheid: Tien boringen per hectare

Geboorde diepte: 1-2 m –Mv

Inmeten boorlocaties: GPS, meetlint en waterpas

Boorbeschrijving: Archeologische Standaard Boorbeschrijving (ASB 5.2) Inspectie bodemontsluitingen en/of oppervlaktekartering: In verband met de bebouwing, bestrating en begroeiing van het plangebied was geen oppervlaktekartering mogelijk.

Evenmin waren bodemontsluitingen aanwezig die geïnspecteerd konden worden op de aanwezigheid van archeologische indicatoren.

3.2 Resultaten booronderzoek

Binnen het plangebied zijn tien boringen gezet in min of meer noord – zuid gerichte boorraaien. Tevens zijn twee boringen gezet pal ten zuidoosten van de bebouwing die het zuidoostelijke deel van het plangebied bedekt. De ligging van de boorpunten is weergegeven op de boorpuntenkaart. De resultaten van het booronderzoek zijn opgesomd in Bijlage 1.

Bovenin boring 5 is een dertig centimeter dik pakket bestratingszand aangetroffen.

Hieronder is een dik pakket aanwezig dat bestaat uit brokken zand van uiteenlopend humusgehalte. Dit pakket loopt in de boringen 1 tot en met 7, 9, 10 en 11, door tot een diepte van meer dan een meter. In de boringen 1 en 2 is dit pakket zelfs meer dan anderhalve meter dik. In dit pakket vergraven zand zijn relatief moderne insluitsels aangetroffen zoals brokjes kachelslak en twintigste eeuwse glas- en metaalresten. Hieruit blijkt dat de bodemverstoring in de negentiende/twintigste eeuw moet hebben plaatsgevonden. Waarschijnlijk is de bodemverstoring derhalve het gevolg van het ruimen van houtwallen en de bouwactiviteiten die hier in de twintigste eeuw hebben plaatsgevonden. In geen van de boringen zijn intacte podzolhorizonten aangetroffen.

Binnen het plangebied is de bodem het minst diep verstoord op boorpunt 8. Hier is een humusrijke toplaag aanwezig van ruim dertig centimeter met daaronder een eveneens ongeveer dertig centimeter dik pakket matig humeus zand. Waarschijnlijk betreft het hier het oorspronkelijke akkerdek. Vanaf ruim zestig centimeter beneden het maaiveld is hier de C-horizont aangetroffen. Een soortgelijke bodemopbouw is aangetroffen op de net buiten het plangebied gezette boring 12. Hier bleek de C-horizont zelfs al vanaf een halve meter beneden het maaiveld aanwezig te zijn. Vergelijking van de in deze twee boringen aangetroffen bodemopbouw et die in de overige boringen, laat zien dat de bodem op alle overige boringen minimaal een halve meter tot in de C-horizont is verstoord. Op de

(60)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 30

In verband met de nog intacte bodemopbouw is op de boorpunten 8 en 12, nageboord met een megaboor waarbij het opgeboorde zand is gezeefd. Dit heeft op deze beide boorpunten slechts een enkele (natuurlijk) grinddeeltje opgeleverd. Relevante archeologische indicatoren, ontbreken eveneens volledig. In verband hiermee is het KNA-onderdeel Waardestelling, in dit rapport niet nader uitgewerkt.

Figuur 17: Foto van het sterk verstoorde zandpakket zoals dat in veruit de meeste boringen is aangetroffen.

Figuur 18: Boorprofielen

(61)

Figuur 19: Boorpunten met verstoringsdiepten.

(62)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 32

4 Conclusies en aanbevelingen (beleidsadvies)

Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting voor archeologische resten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Deze verwachting is middelhoog in plaats van hoog in verband met de verwachte bodemverstoring ten gevolge van het ruimen van houtwallen en de bebouwing van het plangebied in de twintigste eeuw. In verband met de relatief grote afstand tot open water en niet in een gradiëntzone, geldt een lage verwachting voor resten uit het laat-paleolithicum en het mesolithicum. Omdat het plangebied van oudsher op akkerland ligt, geldt eveneens een lage verwachting voor resten van bebouwing uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd.

Om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen zijn binnen het plangebied tien boringen gezet met een dichtheid van tien boringen per hectare. Tevens zijn twee boringen pal ten zuidoosten van het plangebied gezet.

Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat de bodem binnen vrijwel het gehele plangebied minimaal een halve meter tot in de C-horizont is verstoord. De bodemverstoring vanaf het maaiveld bedraagt in negen van de tien binnen het plangebied gezette boringen, een meter of meer. Uit de aanwezigheid van relatief moderne insluitsels in het opgeboorde zand, blijkt dat de bodemverstoring in twintigste eeuw moet hebben plaatsgevonden. Dit stemt overeen met de periode waarin houtwallen zijn geruimd en het plangebied is bebouwd. De oorspronkelijke bodemopbouw resteert nog slechts in de uiterste zuidoosthoek van het plangebied. Hier is een dertig centimeter dikke bouwvoor aanwezig met daaronder een dertig centimeter dik restant van een akkerdek. Het naboren met een megaboor en het zeven van het hiermee opgeboorde zand, heeft echter ook op dit deel van het plangebied, geen relevante archeologische indicatoren opgeleverd.

In verband met de diepe bodemverstoring en het ontbreken van relevante archeologische indicatoren, geven de resultaten van het onderzoek geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden.

Ondanks de diepe bodemverstoring, kan op basis van het onderhavige onderzoek nooit met zekerheid worden uitgesloten dat binnen het plangebied nog diepe delen van archeologische sporen bewaard gebleven zijn. Om uit te sluiten dat dergelijke delen van grondsporen verloren gaan, zou ook hier bij (vlakdekkende) ingrepen die dieper reiken dan de huidige verstoringsdiepte, proefsleuvenonderzoek moeten worden uitgevoerd of een archeologische begeleiding moeten worden uitgevoerd. Het is echter aan het bevoegd gezag om te beoordelen of zij dit werkelijk noodzakelijk acht.

In alle gevallen geldt dat indien bij toekomstig graafwerk archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, hiervan direct melding dient te worden gedaant bij de minister conform de Erfgoedwet 2016, artikel 5.10 & 5.11. Wij adviseren dit te doen bij de gemeente Asten en bij de provinciaal archeoloog.

(63)

Verklarende woordenlijst

AHN Actueel Hoogtebestand Nederland.

AMK Archeologische Monumentenkaart.

ASB Archeologische Standaard Boorbeschrijving.

Archis Archeologisch Informatie Systeem.

BP: Before Present (present = 1950) GIS Geografische InformatieSystemen.

GPS Global Positioning System.

IKAW Indicatieve kaart van archeologische waarden IVO Inventariserend VeldOnderzoek.

KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

-mv Onder maaiveld.

NAP Normaal Amsterdams Peil PVA Plan van Aanpak.

PVE Programma van Eisen.

RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

SBB Standaard Boor Beschrijvingsmethode.

SIKB: Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer

Archeologische tijdschaal

Periode Datering

Midden- en Laat Paleolithicum (oude

steentijd) 250.000 - 9000

Mesolithicum (midden steentijd) 9000 - 4500

Neolithicum (nieuwe steentijd) 4500 - 2000

Bronstijd 2000 - 800

IJzertijd 800 - 12 v. chr.

Romeinse tijd 12 v chr. - 500 n. chr.

Vroege middeleeuwen 500 - 1000

Volle middeleeuwen 1000 - 1250

Late middeleeuwen 1250 - 1500

Nieuwe tijd 1500 - heden

(64)

Archeologische onderzoek Industrielaan, Asten, Gemeente Asten. ArcheoPro Rapport, 17027, Pagina 34

Bronnen

Encyclopedie van Noord-Brabant (red. A. van Oirschot, A.C. Jansen en L.S.A. Kroesen; Baarn 1985)

Grote historische Provincie Atlas van Nederland; deel 4 Zuid-Nederland 1838-1857 1:50.000. Topografische dienst Wolters Noordhoff Groningen 1990

Grote historische topografische Provincie Atlas Noord-Brabant; 1905 1:25.000. Nieuwland Tilburg 2006

Grote topografische atlas van Nederland 1:50.000 Deel 4 Zuid-Nederland. Topografische dienst. Wolters Noordhoff Groningen 1997

Kadaster Topografische Dienst, Top25Raster, Top10Vector, GBKN kaarten, Emmen 2008 Luchtfoto, http://maps.google.nl

Provincie Noord-Brabant, Cultuurhistorische waardekaart (http://www.noord- brabant.nl/CHW)

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, IKAW 2 (Indicatieve kaart Archeologische Waarden), Amersfoort.

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, AMK (Archeologische monumentenkaart), Amersfoort.

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, ARCHIS II (Archeologisch Informatie Systeem), http://archis2.archis.nl/

Rijkswaterstaat, Servicedesk Data, AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland), Delft.

Stichting voor Bodemkartering, Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Wageningen, 1968.

Stichting voor Bodemkartering: Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, Staring Centrum, Wageningen, 1989

Stichting voor Bodemkartering, Geologische kaart van Nederland 1:50.000. Wageningen, 1968.

Twaalf provinciën 2007. Atlas van topografische kaarten. Nederland 1955-1965. Uitgeverij twaalf provinciën. Landsmeer.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hierdoor is deze mogelijkheid waarschijnlijk alleen toepasbaar in die situaties waarbij de wijze waarop de verantwoordelijkheden worden gerealiseerd overduidelijk is of van

Wat ter wereld ziet God dan toch in de mens, Dat Hij wordt de ‘Man aan het kruis’.. De Farizeeërs samen, ja ze kijken

Tabel 2: Aantal broedparen bij broedvogels in Vlaanderen tijdens de periode 2007-2012 (1 tot 6), het minimum en maximum aantal/schatting voor 2007-2012 (7), de populatiedoelen

De in dit rapport vermelde analyses zijn geaccrediteerd volgens ISO/IEC 17025:2005, tenzij bij de analyse het symbool " * " staat vermeld.. Marc van Gelder Dr. Paul Wimmer.

De plankosten die de gemeente voor dit plan moet maken, evenals de kosten die betrekking hebben op planschade, worden verhaald op de initiatiefnemer (zie

Om dit plan planologisch mogelijk is het bestemmingsplan “Asten Industrielaan Prins Bernhardstraat 2017” opgesteld.. Dit bestemmingsplan is op een zorgvuldige wijze tot stand

Asten Industrielaan Prins Bernhardstraat

Om dit plan planologisch mogelijk is het bestemmingsplan "Asten Industrielaan Prins Bernhardstraat 2017" opgesteld.. Dit bestemmingsplan is op een zorgvuldige wijze tot