• No results found

Van kaal naar integraal: het opstellen van een integraal kostenafwegingsmodel voor varianten van kunstwerken in de studiefase

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van kaal naar integraal: het opstellen van een integraal kostenafwegingsmodel voor varianten van kunstwerken in de studiefase"

Copied!
105
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Ceneraal Rijkswaterstaat

B o u w d i e n s t Rijkswaterstaat

Van kaal naa egraal

Het opstellen van een integraal kostenafwegingsmodel voor varianten van kunstwerken in de studiefase

(2)
(3)

BIBUOTHEEK

Boowdjensl Rijkswaterstaat Postbus 20.000 3502 L A Utrecht

BIBLIOTHEEK BOUWDIENST RIJKSWATERSTAAT

NR. . Cd.xu..ti£t/s.

Van kaal naar integraal

Het opstellen van een integraal kostenafwegingsmodel voor varianten van kunstwerken in de studiefase

Auteur

Frits C r e e m e r Stud.nr. 9 1 0 2 5 6 6 Universiteit T w e n t e

Faculteit der T e c h n i s c h e Bedrijfskunde V a k g r o e p C i v i e l e T e c h n i e k

Begel eiders

Prof. dr. ir. H . G . W i n d drs. R.J.H.A. Crijns

ir. A . W . F . Reij ir. L.P. Schouwstra

7 maart 1 9 9 7

(4)
(5)

Samenvatting

A a n l e i d i n g tot dit o n d e r z o e k vormt de b i n n e n de B o u w d i e n s t vigerende vraag of het maken van een k e u z e tussen v e r s c h i l l e n d e varianten van een g e k o z e n kunstwerkalter- natief in de (voor)studiefase niet o p basis van meer kosten(elementen) dan alleen de stichtingskosten dient te geschieden. In dit o n d e r z o e k staat de b e a n t w o o r d i n g van de v o l g e n d e probleemstelling centraal:

Welke kosten(elementen) dienen in een kostenafwegingsmodel van varianten voor kunstwerken in de studiefase door Rijkswaterstaat te worden meegenomen en hoe zijn deze kosten(elementen), rekening houdend met onzekerheden, om te zetten in een integraal kostenafwegingsmodel om tot een meer gefundeerde keuze te komen ten aanzien van de voorkeursvariant?

In eerste instantie z i j n d o o r m i d d e l van een literatuurstudie (kosten)indelingen beke- ken en vergeleken met een referentie-kostenindeling gebaseerd o p levensduurkosten.

Dit leverde geen betere (kosten)indeling o p als de referentie-kostenindeling, maar w e l a a n v u l l e n d e ' d i s c r i m i n e r e n d e ' kostenelementen. M e t d e z e resultaten is in t w e e d e

instantie een ' n i e u w ' integraal kostenindelingsmodel g e b o u w d . V e r v o l g e n s is gekeken naar het b e l a n g van d e kostenelementen in dit n i e u w e integrale kostenindelingsmo- d e l . Hieruit bleek dat het belang van de ' d i s c r i m i n e r e n d e ' kostenelementen bouwkos- ten, ontwerpkosten, onderhoudskosten en maatschappelijke kosten bij d e a f w e g i n g van varianten het grootste is, respectievelijk 6 7 % , 1 1 % , 5 % en 1 3 % (als het totaal aan ' d i s c r i m i n e r e n d e ' kostenelementen samen 1 0 0 % is). V a n d e bouwkosten, ontwerpkosten en onderhoudskosten z i j n vervolgens de specifieke o n z e k e r h e d e n b e k e k e n , waarvan de kengetal-onzekerheden de belangrijkste z i j n . D o o r d e z e kengetallen meer betrouwbaar te m a k e n , neemt o o k d e betrouwbaarheid van d e ramingen toe. V e r v o l g e n s is o p grond van bovenstaande resultaten een integraal kostenafwegingsmodel opgesteld. Dit m o d e l komt er o p neer dat van d e ' d i s c r i m i - n e r e n d e ' fysieke kunstwerkelementen van een variant d e ' d i s c r i m i n e r e n d e ' kostenele- menten w o r d e n b e p a a l d . V e r v o l g e n s vindt daarop afweging plaats tussen d e varian- ten, rekening h o u d e n d met hun o n z e k e r h e d e n .

O m het opgestelde kostenafwegingsmodel in de praktijk te toetsen z i j n drie case- studies verricht. D e resultaten daarvan laten z i e n dat ook andere, n o g niet beschreven (bv. politieke), o v e r w e g i n g e n ten grondslag kunnen liggen aan d e k e u z e v o o r een voorkeursvariant. Daarnaast blijkt het integrale kostenafwegingsmodel het beste bij afwegingen v o o r d e grotere kunstwerken te kunnen w o r d e n gebruikt waarbij meerde- re, min of meer zelfstandige varianten aan de orde z i j n . D e onderhoudskosten z i j n niet ' d i s c r i m i n e r e n d ' gebleken, omdat enerzijds d e verdisconteerde onderhoudskosten relatief gering z i j n t.o.v. b o u w k o s t e n en anderzijds een duurdere brug q u a b o u w - kosten dat o o k q u a onderhoudskosten bleek te zijn en v i c e versa. Het totale percenta- ge aan ' d i s c r i m i n e r e n d e ' onderhoudskosten is bij een totale n a u w k e u r i g h e i d van d e kosten van ± 2 0 % verwaarloosbaar bij de afweging.

(6)
(7)

Voorwoord

Dit o n d e r z o e k is verricht in het kader van mijn afstuderen aan d e Universiteit T w e n t e bij d e faculteit der T e c h n i s c h e Bedrijfskunde, vakgroep c i v i e l e techniek. D e afstudeer- opdracht is uitgevoerd bij de afdeling Beleids- en Projectanalyse van d e hoofdafdeling D r o g e Infrastructuur bij d e B o u w d i e n s t Rijkswaterstaat te Utrecht.

Bij het o n t w i k k e l e n van het integrale kostenafwegingsmodel v o e l d e ik me soms net schoolmeester Bartjens, d i e in 1 6 1 8 in Z w o l l e een v o o r d i e tijd v o l l e d i g n i e u w e rekenmethode o n t w i k k e l d e . W e l l i c h t dat de afweging van kunstwerkvarianten in d e toekomst 'volgens C r e e m e r ' gaat.

D e informatie in dit o n d e r z o e k is o n d e r andere verkregen uit een literatuurstudie en (telefonische) interviews met v e r s c h i l l e n d e personen b i n n e n d e B o u w d i e n s t Rijkswater staat. Langs d e z e w e g w i l ik al d e z e personen b e d a n k e n , d i e mij hebben v o o r z i e n van d e b e n o d i g d e informatie en tijd v o o r mij hebben vrijgemaakt. Speciale dank gaat uit naar d e afstudeercommissie bestaande uit prof. dr. ir. H . G . W i n d , , drs. R.J.H.A.

Crijns, ir. A . W . F . Reij en ir. L.P. Schouwstra.

Utrecht, 6 maart 1 9 9 7 F. B. C r e e m e r

(8)

Inhoudsopgave

Samenvatting V o o r w o o r d

Inhoudsopgave

1 A a n l e i d i n g en o n d e r z o e k s o p z e t 1

1.1 Inleiding 1 1.2 O p d r a c h t f o r m u l e r i n g 1

1.3 D o e l - e n probleemstelling 3

1.4 O n d e r z o e k s v r a g e n 5 1.5 Uitgangspunten en randvoorwaarden 5

1.6 A a n p a k en leeswijzer 6 2 Inventarisatie van kostenindelingen 7

2.1 Inleiding 7 2.2 Fase-afbakening 7

2.3 Kosten begrip 9 2.4 K o s t e n i n d e l i n g Bouwdienst 10

2.5 D e categorische en functionele kostenindeling 11 2.6 Indeling aan de hand van het maatschappelijk nut 14

2.7 Indeling o p basis van criteriumgroepen 18 2.8 Indeling o p basis van Life-cycle costing 2 0

2.8.1 Stichtingskosten 21 2.8.2 Exploitatiekosten 21 2.8.3 Sloopkosten 2 3 2.9 Resultaten van de vergelijkingen 2 4

2 . 1 0 S l o t c o n c l u s i e 2 6 3 Belang van d e kostenelementen 2 7

3.1 Inleiding 2 7 3.2 Het ' n i e u w e ' integrale kostenindelingsmodel 2 7

3.3 Schatting stichtingskosten 3 0 3.3.1 Schatting ontwerpkosten 3 0 3.3.2 Schatting bouwkosten 31 3.3.3 Schatting maatschappelijke kosten 31

3.4 Schatting exploitatiekosten 32 3.4.1 Schatting beheerkosten 32 3.4.2 Schatting onderhoudskosten 32 3.4.3 Schatting aanpassingskosten 33 3.4.4 Schatting sloopkosten 33 3.4.5 Schatting maatschappelijke kosten 33

3.5 Resultaten en conclusies 34

3.6 E i n d c o n c l u s i e s 35 4 Het ramen van de belangrijkste kostenelementen 36

4.1 Inleiding 36 4.2 Recapitulatie 36

(9)

4.4.1 R a m i n g onderhoudskosten vaste stalen bruggen 4 0 4.4.2 R a m i n g onderhoudskosten betonnen overbrugging 41 4.4.3 R a m i n g onderhoudskosten o p basis van o n d e r h o u d s c e n a r i o ' s 43

4.5 Ramen volgens ' W e r k in U i t v o e r i n g ' 44

4.6 D i s c o n t e r i n g 47 4.7 C o n c l u s i e s 49 5 O n z e k e r h e d e n bij kosten ram in gen van varianten 50

5.1 Inleiding 50 5.2 H a r d h e i d van ramingen 50

5.3 O n z e k e r h e d e n en onderlinge afhankelijkheid 51 5.4 M e t h o d e n o m o n z e k e r h e d e n in kaart te brengen 54

5.5 C o n c l u s i e s 56 6 O p e r a t i o n e e l integraal kostenafwegingsmodel 57

6.1 Inleiding 57 6.2 Integraal afwegingsmodel 57

7 Het integrale kostenafwegingsmodel in de praktijk 58

7.1 Inleiding 58 7.2 Case-opzet 58 7.3 Z o e k t o c h t naar en selectie van geschikte cases 59

7.4 Kwalitatieve vergelijking voorontwerpnota's/variantenstudies 62

7.5 VARI-case 65 7.5.1 A l g e m e e n 65

7.5.2 R a m i n g onderhoudskosten 6 6 7.5.3 A f w e g i n g onderhouds- en stichtingskosten 68

7.6 Zaltbommel-case 6 9 7.6.1 A l g e m e e n 69 7.6.2 B e o o r d e l i n g varianten Z a l t b o m m e l 69

7.7 Dintelhavenbrug-case 71 7.7.1 A l g e m e e n 71 7.7.2 Stichtings- en onderhoudskosten 71

7.8 C o n c l u s i e s 73 8 C o n c l u s i e s en aanbevelingen 74

8.1 C o n c l u s i e s 74 8.2 A a n b e v e l i n g e n 75 Literatuurlijst

Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV Bijlage V Bijlage VI Bijlage VII

(10)

1 Aanleiding en onderzoeksopzet

1.1 Inleiding

Rijkswaterstaat is het rijksorgaan dat z i c h continu bezighoudt met d e 'natte' en ' d r o g e ' infrastructuur van N e d e r l a n d . Z i j heeft daarin z o w e l een taak in d e uitvoering (bouwen en o n d e r h o u d e n ) als in de beleidsvoorbereiding (meten, analyseren, maatschappelijk draagvlak creeren). In het laatste d e c e n n i u m van d e z e e e u w zal d e voornaamste opdracht van Rijkswaterstaat zijn de infrastructuur d u u r z a a m te o n t w i k - k e l e n . Dat betekent v e i l i g h e i d , e c o n o m i s c h e belangen en leefmilieu v o o r d e k o m e n d e generaties v e i l i g stellen en een optimale v e r h o u d i n g tussen natuur, m i l i e u en sociaal- e c o n o m i s c h e o n t w i k k e l i n g bereiken [5].

D e B o u w d i e n s t Rijkswaterstaat is het steunpunt v o o r d e vertaling van beleid in realisatie. A l s c i v i e l t e c h n i s c h ingenieursbureau verricht de B o u w d i e n s t beleids- en uitvoerende taken in opdracht van d e regionale directies en de hoofddirectie van Rijkswaterstaat en andere overheidsdiensten. D r i e van d e vier technische hoofdafde- lingen (Droge Infrastructuur, Natte Infrastructuur en W a t e r b o u w ) van de B o u w d i e n s t hebben een afdeling d i e speciaal is belast met het uitvoeren van beleids-analytische studies en het opstellen van milieu-effectrapportages en projectnota's. V o o r de h o o f d - afdeling D r o g e Infrastructuur is dat de afdeling Beleids- en projectanalyse (afgekort DIA). Z i j houdt z i c h b e z i g met het analyseren van p r o b l e m e n , het z o e k e n naar alter- natieve o p l o s s i n g s m o g e l i j k h e d e n , het bepalen van de voor- en nadelen van alternatie- ven en het i n b e d d e n van projecten in de samenleving en het o v e r h e i d s b e l e i d o p het gebied van d e droge infrastructuur [1], O o k het optimaliseren van beslissingsproces- sen met betrekking tot het maken van k e u z e n tussen v e r s c h i l l e n d e (voor)ontwerpen van kunstwerken in de (voor)studiefase behoort hiertoe.

D e nadruk van dit o n d e r z o e k heeft gelegen o p het optimaliseren van dit beslis- singsproces o p basis van een integrale kostenafweging. H i e r v o o r is in eerste instantie een literatuurstudie verricht naar de verschillende soorten kosten(indelings)modellen.

D e z e literatuurstudie heeft een integraal kostenafwegingsmodel v o o r kunstwerken o p g e l e v e r d , w e l k e in tweede instantie v i a een casestudie (toegepast o p bruggen en viaducten) is o n d e r z o c h t o p bruikbaarheid en discriminerend v e r m o g e n .

1.2 Opdrachtformulering

A a n l e i d i n g tot dit o n d e r z o e k vormt d e binnen de B o u w d i e n s t / D I A vigerende vraag of het maken van een k e u z e tussen verschillende varianten van een g e k o z e n kunstwerk- alternatief in d e (voor)studiefase niet o p basis van meer kosten(elementen) dan alleen d e stichtingskosten dient te geschieden. Hierbij gaat het z o w e l o m d o o r d e B o u w - dienst gemaakte (voor)ontwerpen van kunstwerken als o m (voor)ontwerpen voort- v l o e i e n d e uit z o g e n a a m d e ' D e s i g n and Build'-contracten. O n d e r ' D e s i g n and B u i l d ' - contracten w o r d t verstaan dat samen met d e b o u w o o k het ontwerp aan een aanne- mer w o r d t opgedragen [1],

In de h u i d i g e beslissingsmethodiek w o r d t d e k e u z e v o o r d e voorkeursvariant v o o r n a m e l i j k gebaseerd o p alleen d e stichtingskosten. D e stichtingskosten z i j n d e

(11)

kosten d i e gepaard gaan met de daadwerkelijke realisatie van het ontwerp. In een enkel geval w o r d e n o o k de onderhoudskosten m e e g e n o m e n , maar dat is eerder u i t z o n d e r i n g dan regel. In de praktijk komt het er dan o o k vaak o p neer dat de variant met d e laagste stichtingskosten (d.w.z. de laagste aanneemsom) w o r d t g e k o z e n . Een nadeel van d e z e methode is dat een g e k o z e n variant o p basis van een enkel kostenelement (bv. de stichtingskosten) de beste optie kan z i j n , maar dat dit veelal niet meer het geval is z o d r a o o k andere kostenelementen (zoals beheer- en onderhoudskosten) w o r d e n m e e g e n o m e n .

Rijkswaterstaat w i l z i c h d a a r o m in de toekomst bij d e b e o o r d e l i n g van varianten in de (voor)studiefase meer gaan baseren op een beeld van de integrale kosten, zoals daar z i j n :

• stichtingskosten: kosten d i e gepaard gaan met de daadwerkelijk b o u w van het kunstwerk;

• kosten van beheer en onderhoud: kosten van inspectie, reparatie, herstel en het o p peil h o u d e n van de conditie van de kunstwerken;

• aanpassingskosten: kosten die gemoeid zijn met de flexibiliteit (het 'upgraden') van het oorspronkelijke ontwerp ten behoeve van toekomstige functievervullingen (bv. v e r b r e d i n g kunstwerk t.b.v. extra rijstroken);

• sloopkosten: kosten d i e gepaard gaan met het verwijderen van (delen van) het kunstwerk;

• financieringskosten: kosten van het geinvesteerde vermogen gedurende het b o u w - proces van het kunstwerk, zoals bouwrente;

• maatschappelijke kosten: kosten van (negatieve) externe effecten, zoals m i l i e u - en veiligheidskosten.

Een eerste aanzet in d i e richting is d o o r R W S gegeven bij de aanleg van de (tui)- brug over de W a a l bij Z a l t b o m m e l , het z g n . project Z a l t b o m m e l . Bij dit project is namelijk al geexperimenteerd d o o r o o k andere aspecten dan alleen de stichtings- kosten een rol te laten spelen bij de keuze van de voorkeursvariant. D a a r b o v e n o p moest bij dit project n o g van tevoren kunnen w o r d e n aangegeven bij w e l k verschil in a a n n e e m s o m de v o o r k e u r v o o r de ene variant z o u omslaan in een v o o r k e u r v o o r de andere. V o o r dit k e u z e p r o b l e e m w e r d DIA verzocht een oplossing te v i n d e n .

O m tot een oplossing te k o m e n is toen in eerste instantie getracht v i a een multicri- teria-analyse ( M C A ) tot een voorkeursvolgorde van de b e s c h o u w d e varianten te k o m e n . A a n d e hand van een aantal criteria z i j n de varianten b e o o r d e e l d d o o r per criterium aan iedere variant een score toe te k e n n e n . Daarbij was niet ieder criterium even belangrijk ('zachte' en 'harde'), wat tot uitdrukking k w a m d o o r v e r s c h i l l e n d e gewichten aan d e criteria te geven. D e z e aanpak bleek echter w e i n i g b e v r e d i g e n d , omdat enerzijds de vraag bleef: " W a t heb ik nu impliciet over v o o r dat zachte criteri- um?" en anderzijds kon v o o r enkele zachte criteria o p dat moment o n m o g e l i j k een z i n n i g e score w o r d e n gegeven [2].

D e toegepaste Evamix-techniek (EVAIuation M I X e d data) was n o g w e l in staat zachte en harde (in geld gewaardeerde) criteria in een en hetzelfde evaluatieproces mee te w e g e n . M a a r juist d o o r die k o p p e l i n g was het niet mogelijk dat met b e h u l p van d e z e evaluatietechniek d e onderlinge 'afstand' tussen d e varianten in geld k o n w o r d e n uitgedrukt. D e kwalitatieve vaststelling dat variant A m o o i e r is dan variant B

(12)

zegt niets over h o e v e e l mooier A nu eigenlijk is. D o o r het m e e w e g e n van zachte criteria kon d e uitkomst van de M C A - a a n p a k dus niet v o l d o e n aan de eis een getals- matig omslagpunt te bepalen [14].

In t w e e d e instantie is besloten d e diverse criteria z o v e e l mogelijk o p geld te waar- d e r e n . D e gedachte daarachter w a s , dat als de totaalkosten per variant b e k e n d z i j n , d o o r m i d d e l van vergelijken valt vast te stellen w e l k e a a n n e e m s o m bij d e meest e c o n o m i s c h e variant hoort. O p d i e manier is ook het verschil in a a n n e e m s o m vast te stellen, waarbij een omslagpunt in d e voorkeur v o o r een bepaalde variant ontstaat [14]. H i e r o p z i j n d e varianten w e e r getoetst en uiteindelijk is er een voorkeursvariant uitgerold.

N u , ruim vier jaar later, is de B o u w d i e n s t van m e n i n g dat met het rapport (Eindrapportage keuzeproblematiek Zaltbommel [2]) over dit k e u z e p r o b l e e m niet v o l d o e n d e is gedaan. Het rapport gaat niet expliciet genoeg in o p d e vraag w e l k e kosten(elementen) z o u d e n moeten w o r d e n meegenomen in de besluitvorming en hoe d e z e kosten(elementen) z i c h ten o p z i c h t e van elkaar v e r h o u d e n . Daarnaast verdient het ramen van d i e kosten(elementen) nadere aandacht in verband met d e v e l e o n z e k e r h e d e n en variaties die daarmee gepaard gaan. G e d a c h t moet w o r d e n aan het d i s c o n t e r i n g s p r o b l e e m (onzekerheden q u a geldswaarde), 'kostenolifanten'-probleem (onzekerheden in d e tijd) en hoe met d e z e o n z e k e r h e d e n dient te w o r d e n o m g e g a a n . O n d e r 'kostenolifanten' w o r d t hier de kosten van het relatief dure groot o n d e r h o u d verstaan [16]. O o k het p r o b l e e m van d e o v e r l a p p e n d e bandbreedtes (door d e o n z e k e r h e d e n in tijd en kosten) w a a r d o o r twee of meerdere varianten min of meer 'gelijk' kunnen e i n d i g e n , is in het rapport n o g niet naar v o i l e tevredenheid opgelost.

A l s laatste (but-not-least) dient n o g eens in z ' n total iteit naar de relevantie c . q . significantie van d e d o o r het kostenafwegingsmodel genereerde getallen te w o r d e n gekeken (d.m.v. een casestudie).

D e B o u w d i e n s t ziet d e z e w e n s e n graag z o d a n i g gematerialiseerd, dat een operationele aanpak ter b e s c h i k k i n g komt o m een dergelijke integrale kostenafweging uit te v o e r e n . Bij v o o r k e u r sluit een en ander dan ook n o g aan bij de gangbare ra- mingsmethodiek en d e w i j z e w a a r o p daarin met o n z e k e r h e d e n w o r d t omgegaan.

1.3 Doel- en probleemstelling

U i t de bovenstaande opdrachtformulering is de v o l g e n d e doelstelling gedestilleerd:

Het ontwikkelen van een integraal kostenafwegingsmodel voor Rijkswaterstaat, waar- mee een (beter) beeld van de integrale kosten van varianten voor kunstwerken in de (voor)studiefase kan worden gevormd en die het mogelijk maakt op een meer gefun- deerde manier (rekening houdend met onzekerheden) keuzen te maken met betrek- king tot deze varianten.

(13)

D e daarbij b e h o r e n d e probleemstelling luidt dan als volgt:

Welke kosten(elementen) dienen in een kostenafwegingsmodel van varianten voor kunstwerken in de studiefase door Rijkswaterstaat te worden meegenomen en hoe zijn deze kosten(elementen), rekening houdend met onzekerheden, om te zetten in een integraal kostenafwegingsmodel om tot een meer gefundeerde keuze te komen ten aanzien van de voorkeursvariant?

Kernbegrippen in d e probleemstelling z i j n kosten(elementen), kunstwerken e n integraal kostenafwegingsmodel. Kosten(elementen) z i j n hier d e verschillende catego- rieen 'offers', d i e gedurende d e (diverse stadia tijdens de) levensduur v a n d e over- brugging w o r d e n gemaakt. O n d e r kunstwerken w o r d e n civieltechnische constructies verstaan z o a l s bruggen, tunnels en s l u i z e n . M e t integraal kostenafwegingsmodel w o r d t een ' t o o l ' b e d o e l d , waarmee verschillende varianten o p basis v a n h u n totale kostenpIaatje, rekening h o u d e n d met hun (door o n z e k e r h e d e n veroorzaakte) variaties, tegen elkaar k u n n e n w o r d e n afgewogen.

Kosten

(elementen) Varianten 0PZ <

he(

jker- ien

• ~]

Integraal kostenafwegingsmodel

1 J L

Voorkeurs

variant

Figuur 1.1 Visualisering probleemstelling.

D e probleemstelling kan als volgt w o r d e n gevisualiseerd (zie figuur 1.1). H i e r i n v o r m e n d e kosten(elementen), varianten en o n z e k e r h e d e n d e input v o o r het o p te

(14)

stellen integrale kostenafwegingsmodel. Dit integrale kostenafwegingsmodel moet uiteindelijke d e gewenste output leveren, namelijk de voorkeursvariant van het (nieuw) te realiseren kunstwerk.

D e geformuleerde probleemstelling is tweeledig. Enerzijds is er een descriptief d e e l , namelijk het k o m e n tot een beschrijving van d e relevante kosten(elementen).

A n d e r z i j d s is er een exploratief d e e l , namelijk het k o m e n tot een afwegingsmodel van relevante variabelen (hier de kosten(elementen)) en de relaties daartussen.

1.4 Onderzoeksvragen

O p grond van de gestelde doelstelling zijn de v o l g e n d e onderzoeksvragen geformu- leerd:

1. Welke kosten(elementen) zijn van belang bij het beoordelen van (voor)ontwerpen voor kunstwerken in de (voor)studiefase?

2. Hoe zijn deze kosten(elementen) van (voor)ontwerpen voor kunstwerken te ramen en welke rol speelt discontering daar eventueel bij?

3. Hoe 'hard' is zo'n kostenraming, welke onzekerheden (zowel conceptueel als operationeel) spelen daarbij een rol en hoe kan daar het beste mee worden omge- gaan?

4. Hoe zijn de met onderzoeksvragen 1, 2 en 3 gevonden resultaten om te zetten in een operationeel kostenafwegingsmodel ter beoordeling van (voor)ontwerpen voor kunstwerken in de (voor)studiefase?

1.5 Uitgangspunten en randvoorwaarden

Uitgaande van de in paragraaf 1.2 beschreven opdrachtformulering z i j n v o o r dit o n d e r z o e k de v o l g e n d e uitgangspunten en randvoorwaarden geformuleerd:

- M e t alternatieven w o r d e n de v e r s c h i l l e n d e kunstwerkmogelijkheden ter o p l o s s i n g van een c i v i e l t e c h n i s c h p r o b l e e m b e d o e l d , b i j v o o r b e e l d een brug of een t u n n e l . Binnen een (gekozen) alternatief bestaan echter o o k w e e r k e u z e m o g e l i j k h e d e n , d e z o g e n a a m d e varianten. Z o kan b i n n e n het g e k o z e n alternatief brug b i j v o o r b e e l d n o g w e e r w o r d e n g e k o z e n tussen het type brug (bv. een tuibrug of een b o o g - brug), het type materiaal (bv. staal of beton), etc.

D e 'nut en noodzaak'-discussie is reeds achter de rug, d . w . z . dat d e (politieke) beslissing is g e n o m e n dat er uberhaupt een n i e u w kunstwerk moet k o m e n en o o k dat er v o o r een bepaald alternatief is g e k o z e n ;

Dat alle varianten (min of meer) d e z e l f d e functionaliteit bezitten. Dat w i l zeggen dat alle varianten v o l d o e n aan de gestelde eisen met betrekking tot d e functie(s) die z i j d i e n e n te v e r v u l l e n ;

- D e standaard-kostprijs wordt gebruikt en niet de werkelijke kosten, dit o m het 'markt-effect' uit te sluiten. D o o r ' w e r k h o n g e r ' (door concurrentie tussen d e aanne- mers in b e p a a l d e perioden) van aannemers kunnen de kosten v o o r d e beheerder namelijk lager uitvallen dan eigenlijk verwacht z o u mogen w o r d e n [13];

(15)

- Het o p te stellen integrale kostenafwegingsmodel dient aan te sluiten bij d e , b i n n e n de Bouwdienst R W S , gangbare ramingsmethodiek en de w i j z e w a a r o p daarin met o n z e k e r h e d e n w o r d t omgegaan.

1.6 Aanpak en leeswijzer

D e doelstelling, probleemstelling, onderzoeksvragen en uitgangspunten z i j n reeds b e h a n d e l d in hoofdstuk 1.

In hoofdstuk 2 w o r d t de fase waar dit o n d e r z o e k z i c h t tot beperkt, namelijk de studiefase, afgebakend t.o.v. de overige fasen. Daarnaast w o r d t het kostenbegrip uitgelegd. H i e r n a w o r d t een literatuurstudie verricht naar (kosten)indelingsmodellen.

D e z e m o d e l l e n w o r d e n vervolgens vergeleken met een referentie-kostenindeling o m enerzijds te bekijken of de gevonden (kosten)indelingen in vergelijking met d e referentie-kostenindeling beter bruikbaar zijn als 'kapstok' v o o r de kostenelementen en anderzijds of d e z e indelingen aanvullende ' d i s c r i m i n e r e n d e ' (kosten)elementen bezitten. M e t b e h u l p van de 'scorecard'-methode w o r d e n de gevonden resultaten n o g eens o p een rij gezet.

O p basis van de referentie-kostenindeling aangevuld met ' d i s c r i m i n e r e n d e ' kostenelementen uit andere indelingen w o r d t in hoofdstuk 3 een ' n i e u w ' integraal kostenindelingsmodel g e b o u w d . Vervolgens w o r d t bekeken wat het belang van de kostenelementen in dit model is bij een afweging van varianten. Hiertoe w o r d t de grootte van de kostenelementen geschat in een percentage ten o p z i c h t e van een referentie-kostenelement.

Ramingsmethoden o m de belangrijkste kostenelementen uit hoofdstuk 3 te ramen w o r d e n besproken in hoofdstuk 4 . Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan o p d e effecten van het disconteren van kosten.

In hoofdstuk 5 w o r d t de hardheid van ramingen besproken. Verder k o m e n in dit hoofdstuk d e specifieke o n z e k e r h e d e n van de belangrijkste kostenelementen aan b o d . Tevens w o r d e n methoden besproken o m o n z e k e r h e d e n in kaart te brengen.

Het integrale kostenafwegingsmodel w o r d t gepresenteerd in hoofdstuk 6. O p grond van dit m o d e l z i j n in hoofdstuk 7 case-studies verricht o m te kijken w e l k effect het m e e n e m e n van de onderhoudskosten heeft naast de bouwkosten bij de afweging van varianten in d e (voor)studiefase.

Dit o n d e r z o e k w o r d t afgesloten met conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 8.

(16)

2 Inventarisatie van kostenindelingen

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staat d e b e a n t w o o r d i n g van d e eerste onderzoeksvraag centraal, namelijk w e l k e kosten(elementen) v a n belang zijn bij het b e o o r d e l e n v a n (voor)ont- w e r p e n v a n kunstwerken in d e (voor)studiefase. Hiertoe w o r d t eerst d e studiefase, d e fase waar dit o n d e r z o e k vanuit gaat, ten o p z i c h t e v a n d e overige fasen afgebakend (paragraaf 2.2). In paragraaf 2.3 w o r d t vervolgens uitgelegd wat er in d e literatuur z o a l o n d e r het begrip kosten w o r d t verstaan. Nadat d e z e twee z a k e n z i j n afgebakend, w o r d e n in paragraaf 2.4 d e huidige ' k o s t e n i n d e l i n g ' v a n d e B o u w d i e n s t en d e (ge- wenste) ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' besproken. Vervolgens is d o o r m i d d e l v a n e e n litera- tuurstudie gekeken w e l k e andere (kosten)indelingen er z i j n en of d e z e indelingen in vergelijking met d e ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' beter bruikbaar z i j n c . q . a a n v u l l e n d e (kos- ten)elementen bezitten. A l s eerste van d e andere kostenindelingen k o m e n in paragraaf 2.5 d e twee klassieke kostenindelingen aan b o d , namelijk d e categorische kosteninde- ling en d e functionele kostenindeling.

Vervolgens w o r d t een uitstapje gemaakt naar andersoortige integrale i n d e l i n g e n , waarbij w o r d t getracht d e elementen z o v e e l mogelijke in geld uit te d r u k k e n . D e z e indelingen z i j n in v o l g o r d e v a n bespreking: aan d e hand v a n het maatschappelijke nut (paragraaf 2.6) en o p basis v a n criteriumgroepen (paragraaf 2.7). O o k d e z e indelingen w o r d e n vergeleken met d e ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' . T e n slotte w o r d t in paragraaf 2.8 ingegaan o p d e 'Lifecycle-costing'-methode, d i e d e basis vormt v a n d e ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' . In paragraaf 2.9 w o r d e n d e resultaten v a n d e vergelijkingen van d e (kosten)indelingen met d e ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' n o g eens o p een rij gezet met b e h u l p v a n d e 'scorecard'-methode. Het hoofdstuk w o r d t afgesloten met c o n c l u - sies (paragraaf 2.10).

2.2 Fase-af baken ing

Z o a l s beschreven in d e doelstelling (zie paragraaf 1.3) richt dit o n d e r z o e k z i c h o p het o n t w i k k e l e n v a n e e n integraal kostenafwegingsmodel v a n varianten v a n kunstwerken

in d e studVefase en d a n met name o p d e voorstudiefase d a a r b i n n e n . O m d e z e fase af te bakenen ten o p z i c h t e van d e overige fasen w o r d t gebruik gemaakt v a n d e , in ' W e r k in u i t v o e r i n g ' [9] beschreven, fasering zoals d i e bij projecten v a n Rijkswater- staat w o r d t gehanteerd (zie figuur 2.1). In d e z e fasering d o o r l o o p t een (kunstwerk)pro- ject d e v o l g e n d e fasen:

iniatieffase studiefase realisatiefase

Figuur 2.1 Door RWS gehanteerde fasering voor projecten.

(17)

D e studiefase vormt hierin d e tweede fase, na de initiatief fase en v o o r de rea/isat/e- en beheerfase. D e projectfasen laten z i c h als volgt omschrijven [9]:

- Initiatief fase

D e z e fase, o o k w e l verkenningsfase g e n o e m d , begint bij een idee v o o r een o p te lossen (mogelijk toekomstig) civieltechnisch p r o b l e e m , hetgeen kenbaar w o r d t gemaakt. D e fase eindigt met een goedgekeurd projectvoorstel en o p n a m e in het M e e r j a r e n p r o g r a m m a Infrastructuur en Transport (MIT) als studieproject.

- Studiefase

D e studiefase, de fase waar dit o n d e r z o e k z i c h o p richt, w o r d t onderverdeeld in een voorstudiefase en een trajectstudiefase. D e voorstudiefase start na de Initiatief- fase en behelst het verkennen w e l k e reele varianten o n d e r z o c h t moeten w o r d e n en het definieren van een functioneel Programma van eisen. D e voorstudiefase eindigt met een goedgekeurd (studie)projectplan en een goedgekeurde startnotitie waarin d e resultaten van d e z e v e r k e n n i n g w o r d e n beschreven. In de d a a r o p v o l - gende trajectstudiefase w o r d t de M E R / trajectstudie uitgevoerd, vervolgens w o r d t een Traject N o t a gemaakt en daarna wordt, o p basis van inspraak o p de Traject N o t a , een O n t w e r p Trace Besluit en uiteindelijk een Trace Besluit g e n o m e n .

- Realisatiefase

D e realisatiefase bestaat uit een planuitwerkingsfase, een besteksfase en een uitvoeringsfase. D e planuitwerkingsfase start met de formele opdracht aan een projectleider het Trace Besluit uit te werken tot een definitief ontwerp, uitgewerkte gefaseerde uitvoering en d e e l p l a n n e n . Bestemmingsplannen w o r d e n aangepast d o o r gemeenten. D e planuitwerkingsfase eindigt met een goedgekeurd o n t w e r p . Dit is de start van d e besteksfase. D e besteksfase eindigt met een goedgekeurd bestek, een 'vertaling' van het ontwerp in bestekken en uitvoeringstekeningen, o p basis waarvan prijzen in de markt kunnen w o r d e n aangevraagd v o o r het uitvoeren van het project. D e daarop v o l g e n d e uitvoeringsfase bestaat uit het h o u d e n van de aanbesteding, de g u n n i n g en de fysieke realisatie. D e fase eindigt met de o p l e v e - ring, proces verbaal van overdracht en overname.

- Beheerfase

Het gerealiseerde project w o r d t in gebruik g e n o m e n . D e nazorg, het beheer en o n d e r h o u d v o r m e n hier de belangrijkste activiteiten.

O p g e m e r k t w o r d t dat in d e z e (voor)studiefase o o k de kosten v o o r de overige fasen van d e v e r s c h i l l e n d e varianten dienen te w o r d e n geraamd. Immers het object van studie bevindt z i c h in de studiefase, terwijl de raming v o o r dit object z i c h als het w a r e over alle fasen heen strekt o m een integraal beeld te kunnen krijgen. D e M E R / - trajectstudiefase w o r d t hier verder buiten b e s c h o u w i n g gelaten.

(18)

2.3 Kostenbegrip

N u de studiefase e e n d u i d i g is gedefinieerd, dient o o k het begrip kosten te w o r d e n afgebakend. In d e literatuur w o r d e n kosten onderscheiden in [4,6]:

1. kosten en offers;

2. directe en indirecte kosten;

3. vaste en variabele kosten;

4 . 'tangible' en ' i n t a n g i b l e ' kosten.

A d 1.

Klein Nagelvoort [4] maakt onderscheid tussen kosten en offers. Bij de voorcalculatie spreekt hij over kosten. D e z e kosten w o r d e n gevormd d o o r de gepermitteerde offers (ook w e l standaard kostprijs genoemd). Bij de nacalculatie spreekt hij over offers.

D e z e offers bestaan uit de werkelijk gemaakte kosten.

In dit o n d e r z o e k w o r d e n varianten van n i e u w te b o u w e n kunstwerken onder- z o c h t , d i e z i c h in de (voor)studiefase b e v i n d e n . In d e z e fase w o r d t een globale voor- calculatie van de kosten v o o r de verschillende varianten gemaakt. Z o d o e n d e zal in dit o n d e r z o e k over kosten w o r d e n gesproken. Opgemerkt w o r d t dat schattingen van d e kosten gebaseerd z i j n o p offers (marktprijzen) uit het v e r l e d e n . D e v o o r de case-studie gebruikte kengetallen z i j n namelijk grotendeels gebaseerd o p nacalculatorische gege- vens.

A d 2 .

Directe kosten z i j n kosten verdeeld over een type product. Z e w o r d e n gekenmerkt d o o r hun rechtstreekse relatie met het product, bv. materiaalkosten. D e indirecte kosten daarentegen w o r d e n gekenmerkt d o o r het ontbreken van een directe relatie met het product, bv. 'overhead'-kosten. In de (voor)studiefase w o r d e n b e i d e typen in d e d o o r Rijkswaterstaat gehanteerde kostenraming meegenomen (zie verder paragraaf 4.5).

A d 3.

K e n m e r k e n d v o o r variabele kosten z i j n de s c h o m m e l i n g e n in het totaal per p e r i o d e ten gevolge van d e fluctuaties in o.a. de productiegrootte, bv. materiaalkosten. V o o r vaste kosten daarentegen is het typerend dat zij binnen een bepaalde periode niet reageren o p fluctuaties in de productiegrootte, bv. materieel kosten.

D e z e uitsplitsing is v o o r de doelstelling van dit o n d e r z o e k niet relevant, g e z i e n het globale karakter van de kostenschattingen in de (voor)studiefase. Het gaat in d e z e fase o m een b e e l d van de totale kosten. O f een kostenpost daarbij vast of variabel is, is in dat stadium van geen belang.

A d 4 .

D e 'tangible costs' z i j n g e w o o n l i j k redelijk kwantificeerbare kosten, bv. materiaalkos- ten. V o o r d e 'intangible costs' is wat meer verbeeldingskracht n o d i g en o o k het uitdrukken in geld geeft meer p r o b l e m e n . D e 'intangible costs' k o m e n vaker v o o r bij projecten in d e p u b l i e k e sector dan d i e in de private sector. Een v o o r b e e l d van een

(19)

'intangible cost' vormt de waardering van schade aan het landschap d o o r d e aanleg van een n i e u w kunstwerk.

O o k d e z e uitsplitsing is v o o r d e doelstelling van dit o n d e r z o e k niet relevant, omdat het in de (voor)studiefase gaat o m een globaal beeld van d e totale kosten. O f een kostenpost daarbij 'tangible' of 'intangible' is, doet verder niet ter z a k e .

Kortom in dit o n d e r z o e k w o r d t uitgegaan van kosten, waarbij het o n d e r s c h e i d tussen direct/indirect, variabel/vast en tangible/intangible v o o r de doelstelling van dit onder- z o e k niet relevant is.

In de v o l g e n d e paragraaf k o m e n kostenelementen aan de orde zoals d i e tot nu toe d o o r de B o u w d i e n s t w o r d e n meegenomen en die waarvan het wenselijk w o r d t geacht z e in de toekomst mee te n e m e n .

2.4 Kostenindeling Bouwdienst

Tot o p heden w o r d e n d o o r de Bouwdienst alleen de stichtingskosten m e e g e n o m e n in d e (voor)studiefase bij het afwegingsproces tussen de verschillende varianten (zie o o k paragraaf 6.4). In een heel enkel geval w o r d e n ook d e onderhoudskosten meegeno- men (zij het o p een kwalitatieve manier), maar dat is eerder uitzondering dan regel.

T o c h w o r d t in d e klapper ' W e r k in uitvoering' [9] aanbevolen bij een raming de onderhoudskosten mee te n e m e n . In de praktijk is het echter n o g te lastig daar een goede inschatting van te geven in de voorstudiefase.

D e B o u w d i e n s t w i l echter af van een keuze-afweging louter o p basis van d e stich- tingskosten, omdat dat geen v o l l e d i g beeld van de werkelijk totale kosten geeft. D e B o u w d i e n s t acht het dan ook wenselijk naast de stichtingskosten andere, ' d i s c r i m i - n e r e n d e ' kosten mee te n e m e n . M e t ' d i s c r i m i n e r e n d e ' kosten w o r d e n hier kosten b e d o e l d d i e q u a grootte niet v o o r elke variant hetzelfde z i j n . Doordat de varianten o p d e z e kosten verschillend ' s c o r e n ' is een voorkeursvolgorde aan te geven.

Een eerste poging andere kosten mee te nemen is o n d e r n o m e n bij het project v o o r d e brug bij Z a l t b o m m e l . Bij dit project zijn per variant de totale kosten tijdens d e levensduur geanalyseerd. Daarbij zijn in b e s c h o u w i n g g e n o m e n [14]:

- d e a a n n e e m s o m ;

- d e geprognotiseerde onderhoudskosten v o o r een levensduur van 75 jaar;

- d e geprognotiseerde beheerskosten v o o r dezelfde periode;

- de engineerings- en toezichtkosten post-aan bested ing;

- de aanpassingskosten i.v.m. d e tweede fase van het project;

- d e sloopkosten en restwaarde van de brug aan het e i n d e van de levensduur;

- de maatschappelijke kosten t.g.v. files, veroorzaakt d o o r reparatie- en o n d e r h o u d s - w e r k z a a m h e d e n .

D e z e ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' , aan de hand van de L C C - m e t h o d e (zie paragraaf 2.8), geeft een goed integraal beeld van de kosten. Positief is dat o o k d e maatschappelijke kosten w o r d e n m e e g e n o m e n , zij het in eerste instantie slechts beperkt tot d i e ten gevolge van files. Een bredere i n v u l l i n g van dit kostenelement z o u d e integrale afwe- ging w e l l i c h t n o g meer ten goede k o m e n .

(20)

M e t d e z e ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' als referentie-indeling is vervolgens een literatuur- studie verricht o m een antwoord te geven o p de eerste onderzoeksvraag, namelijk w e l k e kostenelementen dienen te w o r d e n meegenomen bij een integrale kostenafwe- ging van varianten. Het d o e l van d e z e literatuurstudie was enerzijds te kijken of d e g e v o n d e n (kosten)indelingen in vergelijking met d e ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' beter bruikbaar z i j n als 'kapstok' v o o r de kostenelementen en anderzijds of d e z e indelingen a a n v u l l e n d e ' d i s c r i m i n e r e n d e ' (kosten)elementen bezitten.

Het literatuuronderzoek leverde twee klassieke bas/sindelingen v o o r kosten o p , namelijk: d e categorische en de functionele kostenindeling. D e z e indelingen w o r d e n in de v o l g e n d e paragraaf b e h a n d e l d .

2.5 De categorische en functionele kostenindeling

Bij d e categorische indeling w o r d e n kostensoorten ingedeeld o p basis van vijf catego- rieen, namelijk [4]:

- materialen, b.v. staal, beton;

l o n e n , salarissen en hiermee v e r b o n d e n kosten, zoals sociale premies;

- d e kosten van machines, g e b o u w e n en overige outillage;

belastingen en assurantiekosten, b.v. B T W ;

- d e diensten van d e r d e n , b.v. een ingenieursbureau.

Een zesde kostensoort vormt de rente. D e z e komt echter niet afzonderlijk v o o r en is in z e k e r e mate afhankelijk van de vijf eerder g e n o e m d e kostensoorten.

In vergelijking met de ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' levert d e z e categorische i n d e l i n g geen n i e u w e bruikbare kostenelementen o p . D e o n d e r k e n d e kostencategorieen zitten daarvoor o p een te algemeen n i v e a u . A a n de kostencategorieen valt niet af te lezen o p w e l k e h a n d e l i n g , plaats of fase z e betrekking h e b b e n , w a a r d o o r niet inzichtelijk is of het o m kosten v o o r bv. de aanleg, exploitatie of sloop van kunstwerken gaat.

Daarnaast k o m e n maatschappelijke kosten niet expliciet tot uitdrukking in d e z e i n d e l i n g , terwijl R W S d e z e kosten graag w i l m e e n e m e n .

D e categorische i n d e l i n g is d o o r haar algemene karakter meer geschikt als onder- b o u w i n g van d e kostenelementen in de ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' en meer algemeen van d e kostenelementen zoals R W S d i e graag wenst mee te nemen in haar integrale kostenafwegingsmodel.

Naast d e z e categorische i n d e l i n g van kosten bestaat er in de literatuur n o g een andere klassieke kostenindeling, namelijk de functionele indeling. In 'Cost A c c o u n - t i n g ' [17] w o r d e n d e volgende functionele kostencategorieen o n d e r s c h e i d e n (zie figuur 2.2):

(21)

Research and Development

Product

Design Manufacturing Marketing Distribution Customer Service

Figuur 2.2 Functionele kostenindeling.

Bij d e z e i n d e l i n g w o r d e n d e kosten ingedeeld o p grond van d e functionele afdeling waar z e w o r d e n gemaakt, z o d o e n d e ligt d e plaats van d e kosten vast. Het v o o r d e e l ten o p z i c h t e van d e categorische i n d e l i n g is, dat d e kosten ' g e l a b e l d ' z i j n waar z e vandaan k o m e n . H i e r d o o r is v o o r een organisatie beter te lokaliseren waar d e (mees- te) kosten zitten. Een nadeel van d e z e functionele kostenindeling is dat o o k hier d e maatschappelijke kosten niet expliciet tot uitdrukking k o m e n . Dit is echter geen o n o v e r k o m e l i j k p r o b l e e m , omdat z e per ' a f d e l i n g ' eventueel inpasbaar z i j n . Een ander nadeel is dat een directe link van d e kosten met d e fase waarin het kunstwerk- project z i c h bevindt ontbreekt. Indirect bezit d e indeling w e l een zekere c h r o n o l o g i - sche v o l g o r d e : van het ontstaan (R&D) tot het vergaan (customer service), tenminste als d e z e laatste ruim w o r d t g e z i e n .

In eerste instantie is d e z e i n d e l i n g toegepast o p R W S als organisatie. Dit leverde echter een i n c o m p l e e t beeld van d e kosten o p , omdat R W S in p r i n c i p e drie van d e zes afdelingen mist. D e 'manufacturing' wordt immers veelal uitbesteed aan derden evenals een deel van 'product d e s i g n ' . Daarnaast kent R W S geen 'marketing'- c . q . 'distribution'-afdeling pur sang. In tweede instantie is d e i n d e l i n g toegepast o p het ' p r o d u c t ' kunstwerken, omdat d e z e - organisatie-onafhankelijk - w e l alle functionele afdelingen d o o r l o o p t . Dit leverde het v o l g e n d e beeld o p :

- Research and Development

Het z o e k e n naar en het o n t w i k k e l e n van m o d e l l e n , methoden en h u l p m i d d e l e n ten b e h o e v e van civieltechnische vraagstukken. D i t z o e k e n en o n t w i k k e l e n w o r d t vooral d o o r d e Bouwdienst gedaan en v o o r het overige deel d o o r een dienstkring, regionale directie of aannemer. Dit brengt kosten met z i c h mee: d e ontwikkelings- kosten. G e d a c h t kan w o r d e n aan bijvoorbeeld experimenten met hoogsterkte- beton, etc.

- Product Design

Het genereren van alternatieven c . q . varianten v o o r het kunstwerk en het v e r v o l - gens nader uitwerken en detailleren van (voor)ontwerpen tot bestekken. Dit w o r d t meestal d o o r d e regionale directie in samenwerking met d e B o u w d i e n s t gedaan.

Dit uitwerken en detailleren brengt kosten met z i c h mee: d e z g n . voorbereidings- kosten en 'engineering costs'.

- Manufacturing

D e realisatie van het kunstwerk gebeurt veelal d o o r een aannemer o n d e r het toe

(22)

z i e n d o o g van de projectleider van R W S . D e aanleg brengt kosten met z i c h mee, d e z g n . stichtingskosten.

- Marketing

H o e w e l d e z e afdeling pur sang niet bestaat b i n n e n R W S , kan toch aan d e v o l g e n d e kosten w o r d e n gedacht. Kosten verband h o u d e n d met een 'marktstudie' naar knelpunten en/of het bepalen waar een civieltechnische o p l o s s i n g het meest n o o d z a k e l i j k c . q . gewenst is. Daarnaast kunnen kosten v o o r het creeren van een z o breed mogelijk maatschappelijk draagvlak (o.a. d o o r ' i n s p r a a k a v o n d e n ' en P K B - ronden) v o o r d e voorkeursvariant hieronder w o r d e n geschaard. D e z e kosten k o m e n overigens veelal v o o r rekening van d e regionale directie.

- Distribution

D e distributiefunctie van kunstwerken als z o d a n i g is (bij RWS) o n b e k e n d , omdat d e c i v i e l t e c h n i s c h e constructies v r i j w e l allemaal in situ w o r d e n g e b o u w d .

Eventuele kosten van distributie z u l l e n daarom marginaal z i j n en k u n n e n hier verder buiten b e s c h o u w i n g w o r d e n gelaten.

- Customer Service

H i e r b i j gaat het o m de n a z o r g , in brede z i n , van het geleverde product. Een dienstkring z a l het opgeleverde kunstwerk beheren en o n d e r h o u d e n , hetgeen exploitatiekosten met z i c h meebrengt. Daarnaast kan het gebeuren dat het kunstwerk na een aantal jaren dient te w o r d e n aangepast (om te k u n n e n v o l d o e n aan de dan g e l d e n d e eisen en doelstellingen met betrekking tot zijn functie) of te w o r d e n gesloopt (als de aanpassingskosten niet (meer) o p w e g e n tegen het geheel vervangen van het kunstwerk). Het aanpassen c . q . slopen z a l veelal d o o r een aannemer w o r d e n gedaan en aanpassings- c . q . sloopkosten met z i c h m e e b r e n g e n . In vergelijking met d e ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' levert d e functionele kostenindeling (op bovenstaande manier toegepast) drie ' n i e u w e ' kostenelementen o p , te w e t e n : research

& development-kosten, marketingkosten en distributiekosten. Dit laatste kostenele- ment kan echter gelijk al weer w o r d e n geschrapt, omdat distributie van kunstwerken als z o d a n i g niet bestaat. V o o r de twee overgebleven kostenelementen is vervolgens naar het ' d i s c r i m i n e r e n d v e r m o g e n ' gekeken.

D e R & D - k o s t e n z i j n meestal niet specifiek aan een (kunstwerk)project toe te w i j - z e n , maar w o r d e n gelijkmatig verdeeld over alle projecten. Z o d o e n d e z u l l e n d e z e kosten niet verschillen per variant, lets dergelijks geldt v o o r d e marketingkosten.

H o e w e l d e z e kosten per project k u n n e n v e r s c h i l l e n , z u l l e n de kosten b i n n e n een project v o o r al d e varianten hetzelfde z i j n . D e R & D - k o s t e n en marketingkosten z i j n dus niet ' d i s c r i m i n e r e n d ' en v o r m e n dan ook geen relevante a a n v u l l i n g o p d e 'Zalt- b o m m e l - i n d e l i n g ' .

Conclusie

Samenvattend kan w o r d e n g e c o n c l u d e e r d dat d e twee 'klassieke' kostenindelingen geen a a n v u l l e n d e meerwaarde bezitten t.o.v. d e ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' . Enerzijds komt dit doordat d e indelingen praktisch gezien minder geschikt z i j n als 'kapstok'

(23)

v o o r d e kostenelementen dan de huidige ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' en anderzijds omdat d e indelingen geen a a n v u l l e n d e ' d i s c r i m i n e r e n d e ' kostenelementen bezitten.

O p grond van d e z e c o n c l u s i e is besloten verder te z o e k e n in de literatuur naar andersoortige indelingen d i e niet per se de kosten als uitgangspunt hoefden te heb b e n . Dit resulteerde in een i n d e l i n g aan de hand van het maatschappelijk nut, een i n d e l i n g o p basis van criteriumgroepen en een indeling o p basis van levensduurkos- ten.

2.6 Indeling aan de hand van het maatschappelijk nut

D e eerste van d e andersoortige indelingen is die aan de hand van het maatschappelij- ke nut. Bij d e evaluatie van - v o o r g e n o m e n - infrastructurele projecten w o r d t o p basis van een aantal effecten een oordeel uitgesproken over het 'maatschappelijke nut' van een project. Tot de effecten die tezamen dit maatschappelijk nut b e p a l e n , behoren onder meer [18]:

economische effecten

• pi an kosten

• aanlegkosten;

• kosten van o n d e r h o u d , b e d i e n i n g , beheer en exploitatie;

• reistijdwinsten en - v e r l i e z e n ;

• veranderingen in afstandsgebonden kosten;

• b e t r o u w b a a r h e i d ;

• efficiency;

• w e r k g e l e g e n h e i d ;

macro-economische effecten

• verkeersveiligheid;

• geluidshinder;

• emissies van lucht verontreinigende stoffen;

• d o o r s n i j d i n g landschap;

• sociaal-maatschappelijke aspecten.

N a d e e l van d e z e i n d e l i n g is dat verschillende effecten, zoals de m a c r o - e c o n o m i - sche, moeilijk in geld zijn uit te drukken en daardoor moeilijk tegen elkaar af te w e g e n .

Een omissie m.i. vormt het ontbreken van het e c o n o m i s c h e effect financieringskos- ten. Dat d e z e kosten hier niet w o r d e n meegenomen is te ' w i j t e n ' aan de kasstelselsys- tematiek d i e d e Nederlandse overheid (hier RWS) hanteert. Dit kasstelsel houdt in dat

[38]:

- investeringen in een keer w o r d e n betaald uit de (jaar)budgetten;

- van d e objecten (kunstwerken) geen boekwaarde w o r d t b e p a a l d ; - niet o p d e objecten w o r d t afgeschreven.

(24)

D o o r d e z e systematiek w o r d e n de kapitaallasten (financieringskosten) optisch g e e l i m i - neerd. D e beslissers w o r d e n niet geconfronteerd met d e hoogte van de kapitaal lasten.

O o k w o r d t het m o e i l i j k de relatie tussen afschrijving en onderhoudskosten te leggen.

In vergelijking met de ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' v o r m e n de financieringskosten een ' n i e u w ' element. D e financieringskosten kunnen w o r d e n onderverdeeld in b o u w r e n t e - kosten en inflatiekosten.

- bouwrentekosten z i j n de kosten van interest o p het (vreemde) v e r m o g e n , w a a r m e e de b o u w van het kunstwerk w o r d t gefinancierd. D e z e kosten z i j n v o o r al d e varianten m i n of meer hetzelfde, omdat de kosten ongeacht d e variant moeten w o r d e n gemaakt. D e bouwrentekosten zijn d a a r o m niet ' d i s c r i m i n e r e n d ' en v o r m e n geen a a n v u l l i n g o p de ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' ;

- inflatiekosten z i j n de kosten, die gepaard gaan met geldontwaarding en prijsstijgin- gen. D e z e kosten zijn w e d e r o m v o o r al d e varianten v r i j w e l gelijk, omdat d e prijsstijgingen en geldontwaarding onafhankelijk van de varianten plaats v i n d e n . D e inflatiekosten z i j n daarom niet ' d i s c r i m i n e r e n d ' en v o r m e n geen a a n v u l l i n g o p d e ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' .

Een punt dat momenteel in het m i d d e l p u n t van de belangstelling staat is: het (laten) versnellen dan w e l uitlopen van (kunst werk)projecten. A n a l o o g hieraan is het gege- ven dat de ene kunstwerkvariant een kortere of langere b o u w t i j d kan h e b b e n dan d e andere kunstwerkvarianten. H i e r o n d e r w o r d e n de effecten van een kortere dan w e l langere b o u w t i j d b e s p r o k e n .

In geval van een kortere b o u w t i j d (c.q. versnelling) bij een kunstwerkvariant treden de v o l g e n d e effecten o p :

- het kunstwerk komt eerder beschikbaar v o o r de maatschappij. Dit kan w o r d e n vertaald in een maatschappelijke bate, die uit de hierboven g e n o e m d e economi- sche effecten kan bestaan, zoals: reistijdwinsten, veranderingen in afstandsgebon- den kosten, efficiency en w e r k g e l e g e n h e i d . Daarnaast kan gedacht w o r d e n aan v e r m i n d e r d e kosten t.g.v. files. D e grootte van d e z e bate is echter moeilijk te b e p a l e n . W e l l i c h t dat hier in een vervolgstudie meer aandacht aan kan w o r d e n g e s c h o n k e n ;

- v o o r R W S betekent dit extra inzet van capaciteit o m het kunstwerkproject eerder gereed te krijgen. D e z e extra inzet betekent alleen extra kosten als extra perso- neel, etc. moet w o r d e n aangetrokken. O o k d e aannemer zal extra capaciteit moeten inzetten o m het kunstwerkproject versneld af te krijgen. Dit brengt extra kosten v o o r personeel en materieel met z i c h mee, d i e boven o p d e a a n n e e m s o m k o m e n (die R W S uiteindelijk moet betalen). Daarnaast zal R W S de aannemer een bonus uitkeren, als het project daadwerkelijk versneld klaar komt;

- v o o r d e bouwrentekosten maakt d e versnelling geen verschil uit, omdat d e te betalen b o u w s o m per saldo d e z e l f d e blijft.

U i t e i n d e l i j k zal d e politiek moeten beslissen of d e maatschappelijke baten o p w e g e n tegen de extra kosten v o o r R W S (en d e aannemer).

(25)

In geval van een langere b o u w t i j d (c.q. vertraging) bij een kunstwerkvariant treden d e v o l g e n d e effecten o p :

- het kunstwerk komt later beschikbaar voor de maatschappij. Dit kan w o r d e n ver- taald in maatschappelijke kosten, die uit de hierboven g e n o e m d e economische effecten k u n n e n bestaan, zoals: reistijdverliezen, veranderingen in afstandsgebon- den kosten, efficiency en w e r k g e l e g e n h e i d . Daarnaast kan gedacht w o r d e n aan kosten t.g.v. files. D e grootte van d e z e maatschappelijke kosten is echter moeilijk te b e p a l e n . W e l l i c h t dat hier in een vervolgstudie meer aandacht aan kan w o r d e n g e s c h o n k e n ;

- v o o r R W S betekent dit het 'uitsmeren' van capaciteit over een langere periode. Dit kan betekenen dat andere projecten hierdoor later van start kunnen gaan of in d e knel k o m e n . In p r i n c i p e betekent het geen extra kosten, o m dat geen extra perso- n e e l , etc. hoeft te w o r d e n aangetrokken. V o o r d e aannemer betekent dit dat hij later van start kan gaan met andere projecten, hetgeen kosten met z i c h meebrengt.

Daarnaast zal R W S de aannemer een malus in rekening brengen, als het project daadwerkelijk te laat gereed komt.

- v o o r de bouwrentekosten maakt de versnelling geen verschil uit, omdat de te betalen b o u w s o m d e z e l f d e blijft.

Zoals gezegd z i j n de effecten (met de huidige inzichten) moeilijk kwantificeerbaar, d a a r o m w o r d t er in dit o n d e r z o e k vooralsnog vanuit gegaan dat de eventuele v e r s c h i l - len tussen varianten o p d e z e effecten een dusdanige grootte hebben dat z e niet 'discri m i n e r e n d ' z i j n .

A a n het e i n d e van de Initiatieffase is o p basis van de 'nut en n o o d z a a k ' - d i s c u s s i e d e v o o r k e u r uitgesproken v o o r een bepaald alternatief. O p grond hiervan k u n n e n de v o l g e n d e economische en macro-economische effecten bij voorbaat w o r d e n geschrapt: reistijdwinsten en - v e r l i e z e n , veranderingen in afstandsgebonden kosten, efficiency, w e r k g e l e g e n h e i d effecten: geluidshinder, emissies van lucht verontreini- gende stoffen en sociaal-maatschappelijke effecten. D e g e n o e m d e effecten k u n n e n w e l i s w a a r per alternatief v e r s c h i l l e n , maar v o o r de varianten b i n n e n een alternatief z i j n z e v r i j w e l hetzelfde. H i e r d o o r bezitten d e z e effecten geen ' d i s c r i m i n e r e n d v e r m o g e n ' .

V a n d e overgebleven 'effecten' zijn er in vergelijking met d e ' Z a l t b o m m e l - i n d e l i n g ' tot nu toe vier ' n i e u w ' , namelijk: plankosten, betrouwbaarheid, verkeersvei- ligheid en doorsnijding landschap. V o o r d e z e effecten is vervolgens naar het ' d i s c r i - minerend v e r m o g e n ' gekeken.

D e plankosten zijn de kosten v e r b o n d e n aan het verder uit detailleren van het (voor)ontwerp, d e w e r k m e t h o d e , het maken van een p l a n n i n g , etc. D e z e kosten w o r d e n v o o r de varianten als totaal gemaakt en kunnen niet specifiek aan een variant w o r d e n t o e g e w e z e n . Per variant bedragen de plankosten dan ook v r i j w e l hetzelfde, oftewel d e plankosten z i j n niet ' d i s c r i m i n e r e n d ' .

Het effect betrouwbaarheid kan v o o r een kunstwerk w o r d e n vertaald in de kosten d i e b e n o d i g d z i j n o m het kunstwerk beschikbaar te h o u d e n v o o r z i j n functie(s) en d e

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De organisatie van zorg is ingewikkeld en informatie over gezondheid voor veel mensen, onbereikbaar, onbegrijpelijk of ontoepasbaar (Heijmans et al, 2016 &amp; Van den

In dit rapport wordt de standaardmethode vergeleken met doorrekening onder FTK regels als gesloten fonds omdat deelnemers geen recht hebben op nieuwe opbouw en omdat de som van

The challenge to researchers described in the article pertained to the training, in particular the concept and language support via mobile technology of student teachers in

Evaluate the effectiveness of the literacy learning programme... What have

Naar aanleiding van de discussie over de doorgaande route in Riel zijn verschillende ramingen gemaakt op basis waarvan een beeld wordt gegeven van de kosten voor de aanpassing van

Department of Civil Engineering – Stellenbosch University Page 86 FIGURE 52: PHOTOMICROGRAPHS OF A THIN SECTION SHOWING ANGULAR TO SUB-ANGULAR QUARTZ IN A.

Integraal werken mag geen excuus zijn voor bezuini- gingen. Er moet een oprechte wil zijn om anders te werken en samen

Het kan op zijn minst bevreemding wekken dat archivarissen deze waar- deringsdiscussie lange tijd alleen aan historici hebben overgelaten, met als gevolg dat de invloed van