• No results found

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot · dbnl"

Copied!
173
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gysbert de Groot

Editie Jos Houtsma

bron

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot. 1710

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_thi001thir08_01/colofon.php

© 2013 dbnl

(2)

Jos Houtsma

De tekst van het eerste deel van Thirsis Minnewit is uitgegeven op basis van de oudst bekende uitgave, die van Willem van Hekeren, Amsterdam 1708, bewaard in de bibliotheek van de universiteit van Amsterdam onder de signatuur MUZ 122. Bij het vaststellen van de tekst is tevens gebruik gemaakt van de uitgave van Johannes van Heekeren, Amsterdam 1712 ( Bibliotheek van de Radbouduniversiteit Nijmegen, signatuur 39 c 296 ), van de ongedateerde uitgave van Johannes van Heekeren (Tresoar, Leeuwarden signatuur 2588 TL) en van twee latere edities: die van Abraham Cornelis, Amsterdam z.j. (ca. 1750, privé-bezit), en die van Marinus de Vries, Deventer, z.j. (na 1735, privé-bezit).

De tekst van het tweede deel is uitgegeven op basis van de oudst bekende uitgave van Johannes van Heekeren: Amsterdam 1710, bewaard in de bibliotheek van de universiteit van Amsterdam onder de signatuur MUZ 122. Bij het vaststellen van de tekst is tevens gebruik gemaakt van de uitgave van Johannes van Heekeren,

Amsterdam 1711 (Bibliotheek van de Radbouduniversiteit Nijmegen, signatuur 39 c 296), van de ongedateerde uitgave van Johannes van Heekeren (Trezoar,

Leeuwarden signatuur 2588 TL) en van latere edities: die van Theodorus Crajenschot, Amsterdam z.j. (ca. 1750, privé-bezit), en die van Marinus de Vries, Deventer, z.j.

(na 1735, privé-bezit).

Er bestaat een afwijkende versie van het tweede deel, die van de Wed. van Gysbert de Groot, de oudst bekende versie uitgegeven in Amsterdam 1710 (bewaard in de Koninklijke bibiotheek in Den Haag onder signatuur 13 L 22). De in de editie van Van Heekeren niet voorkomende liederen uit de editie De Groot zijn apart uitgegeven.

Bij het vaststellen van de tekst van deze liederen is ook de editie De Groot van 1726 (in privé-bezit) geraadpleegd.

De tekst van het derde deel is uitgegeven op basis van ‘verbeterde’ uitgave van Johannes van Heekeren: Amsterdam 1712, bewaard in de bibliotheek van de Radbouduniversiteit Nijmegen, onder de signatuur 39 c 296. De tekst is vergeleken met die van 1711 (bibliotheek van de universiteit van Amsterdam MUZ 122), met die van de editie van Johannes van Heekeren, Amsterdam 1716 (Leeuwarden, Trezoar, signatuur 2588 TL) en met die van Theodorus Crajenschot , Amsterdam z.j. (rond 1750, privé-bezit) en van Marinus de Vries, Deventer, z.j. (na 1735, privé-bezit). De liederen uit de editie 1711 die in 1712 niet opnieuw zijn opgenomen, zijn als bijlage aan de tekst toegevoegd.

De vrolyke zang-godin is uitgegeven op basis van de editie van Jan Graal, Amsterdam 1713 (KB, 233 L 3). Bij het vaststellen van de tekst is gebruik gemaakt van de editie van Jan Graal, Amsterdam 1716 (Trezoar Leeuwarden, signatuur 2588 TL). Tevens is gebruik gemaakt van edities van Abram Cornelitz, Amsterdam, z.d. (ca. 1750, privé-bezit), en Marinus de Vries, Deventer, z.d. (na 1735, privé-bezit)

Tekstpresentatie

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(3)

bron versregels achter elkaar drukt. Binnenrijmen zijn opgelost.

De interpunctie is gemoderniseerd.

Het onderscheid tussen initiaal, kapitaal en klein kapitaal, en tussen grotere en kleinere lettercorpsen (m.n. in de titels) is verwaarloosd. Inspringingen zijn niet weergegeven.

Het brongebruik van cursief (doorgaans om onderscheid te maken tussen directe rede van personages in dialoogliederen) is niet gevolgd. Voor het weergeven van directe rede worden consequent dubbele aanhalingstekens gebruikt. Als wordt aangegeven dat tekstgedeelten herhaald moeten worden door aanduidingen als ‘bis’ zijn deze aanduidingen cursief weergegeven. Ook ondertitels en andere toevoegingen aan de tekst die in de bron werden aangetroffen zijn cursief weergegeven.

Andere afwijkingen van de bron die voor de uitgave is gebruikt, zijn in de noten verantwoord.

De liederen zijn genummerd, met het incipit tussen teksthaken. De strofen zijn genummerd.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(4)

THIRSIS MINNEWIT.

Bestaande in uytgezochte Min- en Drink-Liederen

Harders-Klagt Op een Nieuwe Voys

1.

Ik ginger lest wandelen aan een Fontein En daar ontmoete my een moy Meisje fein, En daar ontmoete my een schone Veldgodin, Sy speelt 'er gestadig al in myn zin.

2.

Sy speelt 'er seer lieflijk op haer Fluit En zey: ‘Wel Herder, ik ben de Bruit;

Ik en mag voortaan geen Jonkmans spreken aan Want het Vryen dat is erre met myn gedaan.’

3.

‘Weetje wat je gisteren avond deet?

Heb je niet gezwooren eenen Eet, Hebje niet gezwooren al by u Trou Dat ik uwen Dienaar wezen zou?’

4.

‘Harder, en dat weet 'er ik zoo wel.

Trouwen dat is 'er geen Kinderspel,

En of gy my bemint, en ik en min jou niet, ‘Ook al bemin je mij, ik bemin jou niet.’

Daarom vertrekt vry, Harder, na een ander ziet.’

5.

‘Wel Adieu dan, spytige Harderin, Wel Adieu, myn overschoon Goddin.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(5)

En als ik u dan niet Trouwen mag,

Soo kust my voor 't laaste eens goeden dag.’

Een vermakelijk Minne-Liedt

Op een aangename Voys

1,

Lestmael quam Cupido myn opwecken Daar ik seer zoet lag in myn rust;

Phoebus die quam myn opwecken Herhaling van het rijmwoord van 1:1. De rol van Phoebus ( de zon) is onduidelijk. Misschien is de tekst hier in het ongerede geraakt.

Want ik was heel ontlust, De bedoeling lijkt te zijn: ‘vervuld van onlustgevoelens.’ Niet in WNT.

Dat ik myn most ontdecken De bedoeling zal wel zijn: ‘ontdoen van de dekens.’

Door brand van minne-lust.

2.

Ik voelde myn hertje heel ontsteken Dat ik moest uyt myn bed opstaan.

Het was om myn Lief te spreken:

‘Och, hoort myn klachten aan,

Lief, wilt u hooft uyt-steken, ‘Uit het venster steken.’

Ach, hoort myn kermen aan.’

3.

‘Stilletjes gaat, Vrouw Venus Jonker,

Myn dunkt ik hoor daar myn Mompeer. ‘Vader.’

Ik wensje gerust, De bedoeling is kennelijk: ‘wees alsjeblieft stil.’ myn Jonker.

Stilt u gelammeteer.

Gaat naar u huys, 't is donker, Want ziet het word onweer.’

4.

‘Liefje, hoe kan ik na huys toe treden!

Ik zweerje, zoo waarlijk als gy leeft, Dat ik hier sta beneden

Gelijk een Riet dat beeft.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(6)

Liefje, komt dog beneden Dat ikje een zoentje geef.’

5.

‘Jonkman, ik houder myn Contenancy. ‘Ik houd vast aan mijn gedragslijn.’ De verklaring van het meisje werkt met haar hoogdravende bewoordingen ongewild komisch.

Gaat naar u huys, ik zeg u dat, En maakt dog geen samblancy

Te kussen van dit of dat, ‘Gedraag u niet alsof u wilt kussen en zo.’

Want ik heb noyt geen Alliancy ‘Overeenkomst, relatie.’

Met u Persoon gehad.’

6.

‘Liefje, wat isser aan-gelegen ‘Wat maakt het uit.’ De bedoeling is niet helemaal duidelijk.

Dat ik hier voor u deurtje staan, Want ik ontzie hagel of regen,

Donder of Blixem aan ‘Want ik trek me niets aan van’ etc. ‘Ontzien aan’ lijkt niet grammaticaal.

Als ik naar jou behagen

Maar inder jou gracy mag staan.’

7.

‘Hou daare Jonkman, leest dat briefje, Dat ik daar voor u leg op straat.’

‘Seg eens, myn soete Liefje, Al watter geschreven staat.

Hoe komt dat zoo, myn diefje,

Datje myn zoo verlaat? Kennelijk heeft de minnaar tussen 7:4 en 7:5,6 het briefje gelezen.

8.

Hadjeu ‘Adieu.’ dan, myn Lief verheven, Hadjeu dan, myn overschoon Godin.

Dat Briefje dat gy myn hebt geschreven Daar staat myn vonnis in.

Kom Dood, beneem myn 't leven!

Hadjeu dan schoon Godin.’

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(7)

Minnaars-Klacht

Stem: De Winterse Nachten, etc.

1.

Och myn Engel vol waarde, Myn troost op der Aarde, Gunt my het Ja-woord,

Myn smeken verhoord. ‘Verhoor mijn smeken.’

Geeft myn doch u Trouw Of ik sterve van rouw.

Och helpt myn, Och helpt myn, Over schoon Jonkvrouw.

2.

Heele Winterse nachten Citeert waarschijnlijk het lied waaraan de melodie is ontleend.

Heb ik na u staan wachten In den hagel ende wind, Myn oogen verblind.

Myn kaken bennen blouw, Begrieselt van de kouw.

En zie, dat om uwent wille,

Over schoon Jonkvrouw. Herhaalt de slotregel van strofe 1.

3.

De Vensters en deuren Die schynen te scheuren;

Sy tieren en zy razen, De vensters en de glazen;

En, och Maagd zonder genaad, Uwen Dienaar die vergaat En die hier zoo alle nachten

Voor u deurtje staat. Bedoeld lijkt: ‘Terwijl hij’, etc.

4.

Aanschout eens myn oogen - Hoe kond gy't gedogen - Die voor u leecken Als twee water-beecken!

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(8)

Myn Jeugt die verdort Door de tranen die ik stort.

Maar gy, ô wrede Vrouwe,

Niet beweegt en word. ‘Wordt niet bewogen.’

5.

En al wou gy myn geven Een Koninks leven

En om u te derven, Bedoeld lijkt: ‘Als ik het zonder u zou willen stellen.’

Veel liever wil ik sterven Als van u te zyn ontbloot:

Myn liefde is te groot.

En och troost myn, En och troost myn, Eer dat ik sterf de dood.

6.

Myn voeten en myn handen Van liefde staag branden En myn hert dat is ontstelt

Over schoone Belt. ‘Beeld’, te weten de geliefde.

Want u oogen als Christal, ‘Uw ogen zijn als kristal.’

U stem verciert het al, En montje net vol-presen

Met een zoete taal. De traditionele catalogus van schoonheden wordt in de volgende strofe nog eens dunnetjes overgedaan.

7.

Myn Lief, gy doet myn sterve Als ik niet beërve

Uw blanke Borsjes rond, Met uwe zoete mond, Uw Kaken Lely-wit,

En uw Tanden boven dit, ‘Daarenboven.’

Een Lichaam net volpresen De bedoeling is waarschijnlijk: ‘volmaakt.’

Dat een Ziel bezit.

8.

Juno sal getuygen:

De Godinnen moeten buygen

Van uw volmaaktheyt schoon Bedoeld lijkt: ‘Juno zal getuigen dat de godinnen moeten buigen voor’, etc.

Tot spyt van al de Goon.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(9)

Ey lieve, hoort myn klacht.

Myn Lief, ik word verkragt, Wij zouden zeggen: ‘Ik moet het loodje leggen.’

De Geest die moet ik geven.

Cupido met myn lacht.

9.

Met smeeken en vleyen

Kan ik niet bedeyen. ‘In een betere situatie komen.’

Ik sterve door smart Van liefden in myn hart.

Myn leven is gedaan, Na 't Graf zo moet ik gaan.

Adieu, myn Lief geprezen,

Die als een Rots moet staan. Bedoeld is: ‘Die verkiest onbewogen te blijven.’

10.

Tot eer van myn Beminde Soo sal zy bevinden Hoe dat ik uyt een steen Heb doen houwen alleen Haar volmaakte leeden net En by myn graf gezet Daar myn dorre leden rusten

Als myn Lief daar op let. ‘Rust hebben, zo lang mijn lief,’ etc.

Zamenspraak tussen Tryntje en Jan Dirkz.

Op een aangename Voys

1.

Jan Dirkz.

Tryntje wilje mee geen? ‘Gaan Tryntje.

Weer ‘Waar.’ Jan Dirkze? Jan Dirksen wordt ook wel gebruikt als spottende benaming voor het mannelijk lid.

Jan.

Al weer de geelewe Roosjes steen, Tryntje Aryens Dochtertje,

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(10)

Al weer de geelewe Roosjes steen, Myn Alderliefste Keind. Cf. TM III 57.

2.

Tryntje.

En wat zouje me deer doen, O Jan Dirkze?

Jan.

Kittelen sonder zeer doen, Tryntje Aryens Dochtertje, Kittelen sonder zeer doen, Myn Alderliefste Keind.

3.

Tryntje.

Als 'er dan quam een Wouwoutje ‘Aapje’, eig. de benaming voor ‘verschillende soorten, in O.-I. levende langarmapen die tot het geslacht Hylobates behooren en die zich kenmerken door hun onwelluidenden, eenigszins op hondengeblaf gelijkenden kreet’ (WNT). De vroegste vindplaats in WNT: 1784. Hier natuurlijk: ‘kindje.’ kleen,

O Jan Dirkze?

Jan.

Dat zeellewe op het Land besteen, ‘Uitbesteden.' Tryntje Aryens Dochtertje,

Dat zullewe op het Land besteen, Myn Alderliefste Keind.

4.

Tryntje.

En weer sou ik dan Kreeme, ‘Kramen’, het kind ter wereld brengen.

O Jan Dirkze?

Jan.

Al in de Polder van Neeme, ‘De polder van Namen’, voormalige polder in Zeeuwsch-Vlaanderen, ten N.O. van Hulst gelegen. Hij was in 1285 ingedijkt en is op Kerstdag 1717 bij een hevigen storm ondergeloopen en sedert niet weer bovengekomen (WNT). Het WNT suggereert dat diijkdoorbraken in deze polder wellicht vaker voorkwamen, en brengt daarmee in verband de term polder van namen als aanduiding voor ‘een grote kruik, daar ongemeen veel in mag’, met andere woorden: ‘ergens’.

Tryntje Aryens Dochtertje, Al in de Polder van Neeme, Myn Alderliefste Keind.

5.

Tryntje.

En weer krygh men dan lueren, ‘Luiers.’

O Jan Dirkze?

Jan.

Geet, leentse by de Bueren, Tryntje Aryens Dochtertje,

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(11)

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(12)

6.

Selje me dan wel Trouwen, O Jan Dirkze?

Jan.

O neen, ik heb een Vrouwe, Tryntje Aryens dochtertje, O neen, ik heb een Vrouwe, Myn Alderliefste Keind.

7.

Hebt gy 'er myn zoo bedrogen, O Jan Dirkze?

Jan.

Gy moeter geen Boer geloven, Tryntje Aryens dochtertje, Gy moeter geen Boer geloven, Myn Alderliefste Keind.

8.

Tryntje.

Weer sal ik nu heen geen, O Jan Dirkzen?

Myn Moertje die sal myn soo sleen, - Tryntje Aryens dochtertje -

Omdat ik my soo liet verreen, ‘Bepraten.’

't Sal kosten meenigen treen.

Amoureuze Minne-Klacht

Op een aardige Voys

1.

Waar schuyl ik voor de lonken Van u zoet gezicht

Die myn vol vonken Van de Liefde sticht!

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(13)

Myn boezem, al te fel geraakt,

Gevoel ik dat van binnen Als een Ethna blaakt.

2.

Hoe vrolijk zou ik lyen, Als gy, schoone, waart Gelyk de Byen,

Wreed en zoet van aardt:

Sy quetzen ons wel onverwacht,

Maar geven ook de Honigh, Die de wond verzacht.

3.

De pijlen van uw Oogen Die verwonden my.

Toont my uw medoogen uw aangevuld uit de editie 1711.

Als den Honigh By:

Genees, genees myn harten wond

Met Honing douw en Tranen Van uw lieve mond!

Koffy-Liedt

Voys: Houd 't Lollepotje wel in waarden

1.

‘Vrienden, laat ons nu eens vrolijk wesen By de zoete Coffy uytgelesen.

Waarom sou men nu zoo zitten pronken, ‘Dralen.’

Nu de Kopjes al staan in geschonken.’

2.

‘Juffrouw, ik drinke zonder vresen:

Het sal u Galands gesontheit wesen.’ ‘Op de gezondheid’, etc.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(14)

‘Soete Juffrouw, laat het u behagen,

Want zo moet men nu al veel verdragen.’ ‘Zo gaat het nu eenmaal tegenwoordig’(?) 3.

‘Laat ons nu de kopjes wat omspoelen, De bedoeling is kennelijk ‘roeren’ (Niet in WNT).

Dan zo sal de Coffy wat verkoelen, Want ik voel 't datelijk aan myn tanden Dat de heete Coffy wel kan branden.’

4.

‘Vrienden, gy moet het niet vergeten Daar een klontje Suiker by te eeten Want de Suiker doet de Coffy smaken:

Anders kanse u doch niet vermaken.’ De gewoonte was een klontje kandij op de tong te leggen bij het drinken.

5.

‘Juffrouw, het sal u gesontheyt wesen. Cf. 2:2.

Benje ziek, de Coffy sal 't genesen, Want de Coffy die is Medicyne, Sy geneest ook veelderhande pyne.’

6.

‘Wie heeft lust tot dese zoete dingen:

Hier zyn Koekjes ende Krakelingen.’

‘Sa Monsieur, wilt u Matres bezorgen, ‘Bedien uw dame.’

Anders kent gy 't licht met haar verkorven.’ ‘Anders hebt u het allicht bij haar verkorven.’

7.

‘De kopjes die dienen weer vol geschonken En te samen weer in 't rond gedronken, Want het is noch geen tyd om te scheyden,

Daarom laat ons hier nog wat verbeyden.’ Regels uit de sfeer van het drinkliedje.

8.

‘Lieve Juffers die hier zyn gezeten,

Wilt doch ook het na Bancketje Eigenlijk: ‘Het toetje.’ Hier gebruikt voor een stukje taart o.i.d.

eeten,

Want de Maagh kan 't nat niet al verslinden. ‘Verwerken.’

Hier is ook noch wat dat breekt de winden.’ Bedoeld is gezien de volgende strofe kennelijk iets alcoholisch.

9.

‘Want wy moeten samen noch wat praten.

Wie sou doch dit lecker dropje laten?

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(15)

't Is goed van Hansje uyt de Kelder.

Siet in 't glaasje want 't is heel helder.

10.

Juffertjes, 't is om u te bedanken.

Dit is goed voor de Sieken en Kranken, Editie 1711: voor Sieken en de Kranken.

Of die zyn Maag geen Coffy kan verdragen.

Het drijft de winden af met heele vlagen.’

11.

‘Wel Juffrou, gy zijt heel vol Gallansie.

Ik ben dankbaar voor u Complisansie. Waarschijnlijk vernederlandst van het Engelse compliance:

‘instemming’. Niet in WNT, ook niet in de vorm compliantie.

Ik bid u, wilt myn doch verexcuseren Dat ik zoo stout ben by u tracteeren.’

12.

’ 'k Versoek, laat het u niet verdriete, Geeft myn morgen ook de Vesiete.’

‘Ik blyf u Dienaresse dan tot morgen,

Want de Juffertjes willen niet borgen.’ 'Lenen.’

13.

‘Fy Juffrou, 'k versoek, neemt nog een dropje.

Drinkt dit glaasje uyt tot aan het knopje. ‘Tot de bodem.’ In deze betekenis niet in WNT.

Het zyn van Doctor Quibis ‘Doctor Quibus, dokter kwibus.’ Medicyne, Dat Probatum Quasi-geleerd voor ‘Probaat’ is voor alle pyne.’

Schey-Lied eens Minnaars van sijn Lief

Stem: Als 't Begint.

1.

Hoe kan ik vrolijk wesen Als ik scheyden moet, Want duyzent vresen

Die de Liefde doet. ‘Want de liefde veroorzaakt duizend vrezen.’

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(16)

Wanneer de hoop ten Hemel vaart, Met vrezen staat te beven

Hier te zyn op Aart. ‘Bestaat het hier op aarde zijn uit angstig beven.’

2.

'k Vrees, Cupido, u schigten

Komen myn veel te na. De regel heeft één lettergreep teveel.

Elk schynt te zwigten Voor uw ongena.

De blinde Oorlog die gy voert, Die kan veel quaats verrigten Als hy 't Hert vervoert.

3.

Ik wil niet meer bewogen Wesen door de min.

'k Sal haar vermogen Stellen uyt myn zin,

Op dat geen meerder pyn of smert De stralen van haar oogen

Schieten myn door 't hert. ‘Opdat de stralen van haar ogen niet meer pijn en smart door mijn hart schieten.’

4.

Adieu, adieu dan Schoone, Wrede myn godin!

U Roose Koonen Hebben doornen in.

U lieve lonkjes zyn te dier Om hopeloos te leven

In het Minnevier. De bedoeling is kennelijk: ‘Het is te kostbaar om omwille van uw lieve lonkjes hopeloos te leven in’, etc.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(17)

Drink- en Kus-Liedje

Stem: Hoe draayt 't Fortuyn zo ras

1.

Een Kusje is wel zoet, Maar zeeker, 't zet geen bloet

- Wanneer ons hert niet met een Roemer wyn Gelaaft werd, en bedwinght de minne-pyn -

Te smooren sonder vocht ‘Als je moet koken zonder het vocht,’ etc.

Van Franse dropjes, lustig om gebrogt, ‘Rondgebracht.’

Daar ‘In een situatie dat’, ‘terwijl.’ d' heldere geur van Juffrouws lipjes Aan het Glaasjen kleeft En ons sijn voedzel geeft.

2.

Nu lustig, Juffrou, za!

U Nabuur wacht 'er na.

Lep uyt, ‘Drink leeg.’ lep uyt, en laat u soete mont Het laatste dropje slorpen van de gront.

My dunkt, ik smaak het al.

Nu eens gesoent, de Wyn heeft aars ‘Anders.’ geen val.

Dat 's eens, dat 's twees, ha broek, ‘Man.’ hoe smaakt dat? 'k Wou voor sulke wyn Niet by de Goden zyn.

3.

Het glas is weer gevult.

Me Juffrouw, heb gedult.

Uyt op syn Fries ‘Laat het ronduit zijn gezegd.’ waaromme dat ik kus, Aan uwe lippen myne vlamme blus.

't Za, 't za, waar wachje na!

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(18)

Kust duizent kusjes, 't kussen kan geen scha.

'k Hebb' voor-gegaan, die lust, die volgt my. 't Za Monsieurs, val aan, En laat het omme gaan. Te weten: de wijn.

[Muskadelle Droppe]

Voys: Le Marie

Muskadelle droppe! ‘Druppels van muskadelwijn": als omschrijving voor wijn.

Coppe, [Schaale]

Roemers en Bokale Strale ‘Stralen, schitteren.’

Schoonder als de Son

Wanneer die staan en pronken, Vol geschonken

Uyt de beste Ton!

Gy zyt die bent de Ziel van mijn vermaak,

Wanneer ik maar een Pintje van u kraak, Kraken voor ‘ledigen.’

Met smaak!

Wyn, ed'le wyn, Die al de pyn,

En sorg uyt myn jonk hert verdwynen doet, Wat geeft gy myn een hert vol moet!

Een stoop, twee, drie, Maakt dat ik geen gevaar, Hoe zwaar, ‘Hoe zwaar ook.’

Onder u Noch vlie.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(19)

[Myn Autaar, myn waarde]

Voys: Son Milli tormente

1.

Myn Autaar, myn waarde, Ach, Schat-kist op d' Aarde, o Schoone, o Schoone Godinne!

Als ik uwe Oogen Aanzie, vol vermoogen,

Soo voel ik, soo voel ik Van binnen. Strikt genomen misschien elliptisch. Bedoeld is ongetwijfeld: ‘dan koester ik hevige gevoelens van binnen.’

2.

Op 't hoogste der Minne

Offer ik myn sinne. Namelijk op het altaar.

Wat helpt myn, wat helpt myn Dit schreyen?

Waar toe dus te zuchten, Want ik geniet geen vruchten Van die ik, van die ik Quam vleyen.

3.

Sy vlugt uyt myn oogen En heeft geen meedogen,

Schoon ik haar, schoon ik haar Met zuchten Quam uytten myn klagen,

By nagten en dagen.

Maar gy gaat, maar gy gaat Nu vlugten. De overgang van tekst óver de geliefde ("zij") naar tót de geliefde ("gij") is opvallend.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(20)

Min-Gezang en Tegen-Zang

Voys: O doelwit van de Min

1.

‘Soet Zieltje, daar de Min

Sig zoo volmaakt laat vinden, Hetzelfde rijmwoord als in regel 5; corruptie voor “binden”?

U Oogjes zyn 't waar in De Zielen zich verblinde.

Het schoonst dat men kan vinden, Zyt gy, ô Engelin!

Doen ik eens u Lipjens drukte, Ach, wat zoetheit my verrukte:

Noyt vermaak, Noyt vermaak Scheen oyt soo groot Als 't geen dat ik genoot.

2.

Een Kusjen en geen meer Wil ik u somtyds vergen.

Myn lusjens zyn zoo teer, Ik kanse niet verbergen.

De lusjens die my tergen, Engelin, die komen weer.

'k Wou wel eens een Kusje steelen Maar het moest u niet verveelen.

Ach Filis, Ach Filis, Ey, sta myn toe Dat ik myn Lust voldoe.’

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(21)

Tegen-Zang

3.

‘Schoon dat gy myn al pryst, Daar is niet mee te winnen.

Ik bid u doch, verryst, Het beeld is dat van de minnaar die geknield ligt.

En wilt een ander Minnen.

Gy schynt bedroeft van zinnen

Wyl men u dit Vonnis wyst, Strikt genomen heeft de regel een dubbele voorslag.

Want gy kunt myn niet behagen Schoon gy Vryde alle dagen.

Daarom keert, daarom keert En stelt dees Min Maar vryelyk uyt u zin.

4.

Gy De strofe gebruikt tot regel 8 dezelfde rijmwoorden als strofe 2. krygt geen Kusjens meer, Wilt myn niet langer tergen.

Myn Min die is te teer, Sy sou sig gaan verbergen.

Wilt ook u lusjens vergen

Dat Bron: Dan. De lezing van de editie Leeuwarden. sy komen nimmer weer:

Want dat gy een Kus soud steele Sal noch kan myn hert niet veele.

Gy en sult, gy en sult Oyt dese keer Genieten nimmermeer.’

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(22)

Minnaars-Liedt

Op een schoone Voys

1.

Gy siet vrolijk de herten in pyn,

Wilt niet minnend' maar vriendelijk zyn, En wanneerje de tanden doet wateren Door een kleyn teekentje van uwe gunst,

Werkt, ‘Bewerkstelligt.’ als gy my doet lacchen en schateren, Dat onverschillentheyt is de grootste kunst.

2.

't Is u jonkheyt en brave gestalt, 't Is u schoonheyt daar gy soo op bralt!

Gy woud datse Namelijk de jeugd en het knappe uiterlijk. u de sinnen betoveren, Dat u bekoorlykheyt ons wetten stelt.

Maar wat baat het een Ziel te veroveren

Die gy niet houden wilt in u gewelt. De nadruk ligt op houden: ‘die u niet blijvend in uw macht wilt houden.’

3.

Denkt, ô Silvia, denkt op den tyt, Denkt dat alles op aarden verslyt,

Denkt dat de Lente geeft blommen en bladeren, Denkt dat men Somers leckere vruchten plukt, Maar als Herfst en Winter komt naderen, Dan alles is verrot en af geplukt.

4.

Merkt u Lenten dan wysselijk aan ‘ Wees u bewust dan van uw lente.’

Als gy de Somer voor handen hebt staan.

Wacht u voor ongevoeglijk te dartelen Als gy een Minnaar om u lyden ziet,

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(23)

Want al meendt gy de Min te ontspartelen, 't Is voor een tyd, maar 't duert voor Eeuwigh niet.

5.

Merkt dan dat gy den Minnaar besint, ‘Let er dan op dat je aandacht voor je minnaar hebt.’

Eer dat u Herfst of Winter begint,

Want als dan van Liefde te handelen: ‘Want u pas dán op de liefde te richten.’

'k Stel 't aan u oordeel of 't wel voegen zou!

'k Meen, gy soud 'er u Minnaar sien wandelen En blyven zitten, Vryster, Weeuw, nog Vrou.

Minne-Liedt

Voys: Courante la Reyne Nouvelle

1.

Als het hert door getrouwe Liefde sterft, Wat sal 't u, moorderesse, dan baten!

En als de Ziel het Lichaam moet verlaten Indien ik geenen troost verwerf!

Als het Niet in de bron. Aangevuld uit de editie Van Heekeren. hert van getrouwe Liefde sterft, Wat sal 't u moorderesse dan baten.

2.

Gy weet dat u toe-komt myn hert En gy kent myn getrouwe Liefde.

Ach, dat ik u geliefde! ‘Welgevallig was.’

Maar nu zoo loont gy my met smert, En gy weet dat u toe komt myn hert En gy kent myn getrouwe liefde.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(24)

3.

Liever wil ik sterven van u handt Als dat ik sonder u zou leven.

Ach, moet ik u begeven?

Gy staat dog in myn hert geplant.

Liever wil ik sterven van uw handt Als dat ik sonder u zou leven.

Minnende Zamenspraak

Stem: Van de Wasser

1.

Jongman

Aerdsche Godinne, Aangename brave Maagt, Doel van myn verliefde Sinnen, Die myn teere Ziel behaagt:

Seg eens, wie bekoort gy niet Die uw schoonheyt maar aanziet?

Seeker, 'k moet u eeuwig minnen

Schoon 't u strafheyt ‘Onwelwillendheid.’ myn verbiedt.

2.

Dochter

Ey, ey, loop henen!

'k Heb in 't minste geen vermaak In u woorden zonder meenen En uw praatjes voor de vaak.

Vryers, vryers, in der daat, Want het uytterlijk gelaat

- Suchten, steenen, klagen, weenen -

Haar niet eens ter herten gaat. ‘Is niet echt gemeend.’ De editie Crajenschot heeft: vryers, ruyers, in der daat. Als dit de oorspronkelijke lezing is, is de betekenis misschien: ‘Vrijers zijn inderdaad onruststokers, want wat ze tonen (…) menen ze niet van harte.’ Een uitdrukking ‘vrijers, ruiers’

is voor zover bekend niet elders geattesteerd. Een alternatieve mogelijkheid is: ‘vrijers, schreiers’

– een uitdrukking die men overigens niet in de woordenboeken terugvindt.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(25)

3.

Jongman Soudt gy geloven

Dat ik door ontrouwe Min Soek u teere hert te rooven?

Neen, myn schoonste Engelin!

Proef, ach Lief, ach, proef my maar:

Schoon dat liep myn lyf gevaar, Nimmer sal dat vier verdoven Al was lyden noch zoo zwaar.

4.

Dochter

Tussen het zeggen

En het doen is onderscheyt, Even als de bergen leggen

Tussen 't Zuyd en Noord verspreyt.

Als den Vogel-vanger zet Het arglistig Garen-net,

Schuylt hy achter heg en struyken Tot het Beesjen is in 't Net.

5.

Jongman

Eer sal den Hemel

Plett'ren Zaat en Land en Volk, Eer sal 't çierlyk Pluym-gewemel Nestelen in een dorre Kolk, Eer een logge Walvis vloog:

Eer ik u, myn Lief, bedroog,

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(26)

Sal den aldergrootsten Kemel Gaan door 't kleynste Naalden-oog.

6.

Dochter

Hoe zwaarder eeden,

Hoe veel lichter van waardy! ‘Van waarde.’

Zet die leuren ‘Beuzelarijen.’ en gebeden, Met dit zweeren aan een zy.

Vryers, met u eeden loop! ‘Loop heen.’

Eeden die zyn heel goet koop.

Wilt die aan geen Maagt besteden, Duysent hebjer op een hoop.

7.

Jongman

Moet ik dan dragen

Smaatheyt, ‘Smaad.’ straf, of and're schult, Of hebt gy alleen behagen

In den toets van myn gedult? ‘Of wil je alleen mijn geduld uitproberen.’

Wel, ik sal langmoedig zyn.

'k Hoop dat noch u Sonne-schyn Eyndelijk eens op myn sal dagen:

Hoop van gunst en voelt geen pyn.

8.

Dochter

Gy draagt geen lyden,

Smaatheyt, schult, of and're straf.

Ben ik vier, zoo wilt my myden, Brand ik u, gaat van my af.

Want of ik u scheen getrouw, Ik u eynd'lyk dan nog zou

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(27)

Als een gladden draat afsnyden, Want ik heb geen sin in jou.

9.

Jongman

'k Kan 't niet verkroppen,

't Hert en Ziel leyt my en beeft. ‘Ligt mij te beven.’

Voelt eens hoe myn ad'ren kloppen!

Ach, myn Asem my begeeft!

Ach, ach, ach, dat zyn geen reen ‘Dat is niet redelijk.’

Dat gy altyd roept van neen.

Selfs een Key door 't droppen. Elliptisch: ‘wordt uitgehold. ’ Het bekende Ovidius-citaat. De regel past niet in het metrum. Misschien is ‘holt uit’ o.i.d. uitgevallen.

Zyt gy harder dan een Steen?

Hedendaagse Liefde

Stem: 's Winters wil ik van Liefde spreken

1.

Cupido, Venus dartel Wigje, Berooft van Schepter en van Kroon, Legh af uw' Boogje met uw' Schigje:

De Munt-Godin zit op sijn Throon.

Legh af uw' Boogje met u Schigje:

De Munt-godin zit op sijn Throon.

2.

Laat Vrouw Natuur van u vry pronken

Met een volmaakt geschapen beelt, ‘Laat Vrouw Natuur wat u betreft rustig pronken met een volmaakt geschapen schoonheid.’

Het kan geen herte meer ontfonken:

Het gelt alleen de liefde teelt. ‘Alleen geld weet liefde te wekken.’

Het kan geen herte meer ontfonken:

Het gelt alleen de liefde teelt.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(28)

3.

De Deugt, wel waardig om te loven, Verzelster van oprechte Min,

Siet men nu t'eenemaal verschoven: De deugd is volledig van zijn plaats beroofd.

De Gelt zucht keert nu yders sin. Alleen geldzucht telt nog.

Siet men nu t'eenemaal verschoven:

De Gelt-zucht keert nu yders sin.

4.

Verstant en deftigh redeneren, Wel eer by yder een ge-eert, Siet men eylaas de rugh toe keeren:

Het gelt maakt yder een geleert.

Siet men eylaas de rugh toe keeren, Het gelt maakt yder een geleert.

5.

Weg dan met sinnelyke leeden, Met deugt en schranderheid van geest:

Die Gelt heeft, word hier aan gebeden, Al was hy plomper als een beest.

Die Gelt heeft word hier aangebeden, Al was hy plomper als een beest.

Minne-Klagt

1,

Gelijker de Beekjes vloeyen Met een standvastige vloed, Soo sal de Min steeds groeyen Binnen in myn gemoed.

Ach, ach, hoe soet zyn de boeyen Die myn de liefde doet!

2.

Wel, waarom soo soud ik dan vluchten Voor de geen dien ik bemin?

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(29)

Dat soud myn jonk hert doen zuchten, Daar ik geen troost en verwin.

Ach, ach, wat zyn dat genugten!

Niet is zoo soet als de Min.

3.

Filis, in 't ruyssen der bladeren, Daar een kleyn beekje doorvloeyt, Laat ons te samen vergaderen Daar het kruyd weeldrig groeyt.

Ach, ach, komt laat ons dan paderen ‘Plattreden.’

Daar het gras weeldrig groeyt.

Herders Gesangh

1.

‘Waar mag myn schoone Laura zyn, Dat ik haar niet en sien.

Ik gaan door bos en haagen, sy gaat vlien.

Ik wil myn spoen Al door het groen

Al om myn schonen Engelin haar wil te doen

En voegen my Al aan haar Sy. In de andere strofen op deze plaats geen binnenrijm.

Sy singt en is zeer bly, Haar helder keeltje klingt Dat het door het bos heen dringt.

't Gediert Dat zwiert

En maakt geluyt: In de andere strofen op deze plaats een binnenrijm.

Het is al om t'eere myn schoon Laura Bruyt.

2.

Vind ik u hier, ô Laura schoon, Onder dees groene Boom!

Myn hert en ziel die heeft by u gewoont, Ja dag en nagt,

Seer onverwagt,

Speelt gy, ô schoon Godin, gestaag in myn gedagt.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(30)

Mogt ik van u eens troost ontfaan, Al myn quelling was gedaan!

Mogt ik op u lipjes zoet U geven een kusje goet!

'k Verdwyn Voor ‘ik verga’ o.i.d.

Van pyn, Van Min, Godin,

En dat om uwent wil, myn schoonste Engelin!’

3.

‘Tyter, ik hoor u Minne-klagt Die gy doet dag en nagt.

't Schynt dat gy in de liefde heel versmagt…’

‘En hoort gy niet

Myn klagen? Ziet!’ Ik vat 3:5 en 6 op als tekst van de aanbidder.

‘…En brengt de Maagden door het vleyen in 't verdriet.

Toont dat gy een trouw Minnaar zyt, Ik sal u maken verblyd.

Gunt my u echte Trouw, 'k Sal u zyn een waarde Vrouw.

Daar is myn hand Tot een pand.’

‘Waarde Bruydt, Tot besluyt,

Hier mee is al myn klagen en myn droefheyt uyt.’

Engels Air

1.

Het Kusje dat ik laast van uwe Lipjes

Ontstal, die vreught was Nectar aan myn mont.

Het Ambrosijn van die Coraale tipjes, Tipjes als metoniem voor ‘lipjes.’

Ag myn Filemeen, is balzem voor myn mont! Zo in alle bronnen, met uitzondering van de editie De Groot 1726: wont.

2.

Hoe joeg myn Hert wanneer ik steelswys plukten

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(31)

Die Honig-douw! Noyt was ik meer verheugt

Doen ik myn mond aan uwe Lipjes drukte. ‘Dan toen’, etc.

Gestrengeldt om u hals, smolt ick van zoete vreugt.

3.

Gy zogt t'ontworstelen, myn zoeten Engel, Gy waart te zwak de Min te wederstaan.

Ik wierd geholpen van die kleyne Bengel, Maar Baasje loeg wanneer ik had gedaan.

4.

Hy scheen vergramt, maar 't schynt dat Venus Wigje

Sal maken dat ik u omhelsen mag ‘Voorheen leek hij ontstemd, maar nu’, etc.

En u treffen met sijn vergulde schigje, ‘En u zal treffen.’

En gy dan vluchten sult voor myn ontzag. ‘Uit vrees voor mij’ - enigszins ongerijmd.

Nieuwe Minnaars-Klagt

1.

Ach myn Schoone, myn Beminde, Troost myn in dees droeven staat, Want by u is troost te vinden Die 't Verstant te boven gaat.

Gy alleen kunt myn genezen En verheugen myn gemoet, Hoe zoud gy dan bitter wezen Daar gy zyt het zoetste zoet.

2.

Hoe zoud gy myn kunnen haten Daar ik u zoo trouw bemin, Ik en sal u noyt verlaten, En noyt stellen uyt myn zin.

Voor dat myn de doot sal scheyden, Eer en verlaat ik u dog niet.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(32)

Aanhoort myn klagten, aansiet myn lyden Dat om uwent wil geschiet.

3.

Min die doet ons Hert verteeren Door het weygeren van het zoet, Min die doet ons vleyen leeren En baard ons veel tegenspoet.

Door haar uyt-gespanne netten Bron: Wetten. Gevolgd wordt de editie Van Heekeren 1710.

Vangt sy ons in veel verdriet.

Sy is wreed en stelt ons wetten, Maakt ons Slaaf, als sy 't gebiedt.

4.

Laten wy de Liefde haten, Vlieden wy dat groot gevaar.

Min die speelt by allen Staten

Menig grol zo droef en naar, Ze haalt in allerlei omstandigheden onaangename grappen uit.

En, in wreetheyt uytgelaten, ‘In teugelloze wreedheid.’

Brengt veel Minnaars in gevaar.

Laten wy de Liefde haten,

Vlieden wy dat groot gevaar. Herhaling van de eerste regels van de strofe.

Klagende Minnaar

1.

Vlied, snelle winden, haast ‘Snel.’ voorheen, Na Carileen!

Bruyst, schommelt zoetjes, bracke stroom, Met zuyder vlaagjes

Dan hoog, dan laagjes, Tuygt dat ik koom!

2.

O soete golfjes van de Meer, De Haarlemmermeer?

Spoelt op en neer!

Y, blauwe Tye, dryft u vloet Bron: Tye-drijft. De lezing van de editie De Groot 1710 - ‘IJ, blauw getij,’ etc.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(33)

En d'Eyke Boome En snelle stroomen Eens ruyssen doet!

3.

Spoelt zagjes tegen het zwacke riet, Tot dat sy siet

Myn uytgespannen zeyltjes staan Door gunst der stroomen Voor wind afkomen Met Min belaan 4.

Wanneer ik kom ter plaats daar zyn oog fyn Namelijk het oog van de geliefde. Bron: hy zyn.

Editie Van Heekeren 1710: Waneer ik kom daar het oog fyn.

Sal sien na myn:

Soo stiert myn tong, O God Jupyn,

Dat hy De meeste edities hebben hier ‘zij’. met reeden Mag aangebeeden

Werden van myn! Kennelijk is het idee dat in deze strofe de geliefde aan het woord is.

5.

Eerbiedig val ik haar te voet, Met heusse groet

En klagen van myn zware pyn, Opdat, met lusjes,

Drie zoete kusjes Myn welkom zyn.

Een Ander

1.

Ach, hoe wreed is 't als men mind En geen mededogen vind!

Gy kunt, bloemen, bos en hagen, Van mijn leed getuygnis dragen, Gy ziet dagelijks myn verdriet, En hoe Damon voor myn vliedt.

En hoe Damon voor myn, En hoe Damon voor myn vliet.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(34)

2.

Die tot lyden is geteeld,

Werd noyt van 't geluk gestreeld.

Dan komt ons de Min-God plagen,

Elk is slaaf na sijn behagen. Sc. het behagen van de minnegod.

Hy lacht selfs ‘Zelf.’ met ons verdriet En acht al ons klagen niet.

En acht al ons klagen, En acht al ons klagen niet.

Drink-Liet

1.

Vriend, neemt het Glas in u handt Ende drink aan alle kant,

Vriend, neemt het Glas in u hand En houd gestadigh standt.

Drink uyt

Dees Fluyt, Een soort wijnglas.

Roept overluydt, En eert Bacchus En denk niet om Venus,

En laat, en laat het glas niet staan tot flus, ‘Dadelijk.’

En laat, en laat het glas niet staan tot flus.

Die geen die drinkt van dese wyn, Die voeld geen Minne-pyn, Maar volght gy uwen sin Soo blijft gy verwart in de pyn.

2.

Dus Vriend, verband de Min En steldze uyt u zin:

Sy geeft u geen gewin.

Laat Bacchus treden in, 't Sal u gezonder zyn Te houden met de wyn,

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(35)

Want liefde is voor ons te kleyn!

O Goôn, Uw Soon Geeft loon

Al na gewoon! ‘Geeft uw zoon zijn gebruikelijke loon.’

Vader van Bacchus nat, Gy maakt ons sat.

Wat soud dit zyn Zonder uw Wyn?

3.

Al wat men doet met springen, Met danssen en met dringen:

Houdt aan dit Glas. ‘Wat er ook gedaan wordt [etc.], houdt u aan dit glas.’

Gelooft dog ras Aan deze Goôn,

Gy wort geëert met dese kroon. ‘Dan wordt ge geëerd met deze kroon.’

Verband dan de Min Uyt u sin

En houd u aan den drank:

Gy sult niet worden krank, Al duurde 't al jou leven lank.

Vermakelijk Drink-Liedt

1.

Siet Tewis met sijn Vryster Spanseeren door het groen:

‘Jonkman gy bent te byster, Verslingert in uw doen.

Ik hou het met Jaap en Piet, Die zitten in de Kroeg, En hebben geen verdriet,

Van 's nachts tot 's morgens vroeg, Van 's nachts tot 's morgen vroeg.’

2.

Sa, laat ons dan maar drinken Een frisse Roemer Wyn,

En laat Kannen en Glasen klinken, 't Sal dan wel beter zyn.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(36)

Want Vader Noach heeft ook dat Wel eer beleeft, dat hy was vol en sat, Van 't eedele Bacchus nat,

Van 't eedele Bacchus nat.

Lied aan Cloris

1.

‘Ach, hoe zoet is, Cloris, nu te minnen, Hoe zoet is te syn u De uwe. Vriendinne!

Want als op u speelt mijn oog gewemel, Dunkt my dat mijn Ziel is in den Hemel.’

2.

‘Minnaar laat dees reden dog wat varen Want sy mijn jeugdig hert bezwaren, Want de Minnaars woorden die zoo vleyen Sijn maar om een Meisjen te verleyen.’

3.

‘Ver moet van mijn zyn, schoon lief gepresen, Dat ik u sou een bedrieger wesen.

Neen, mijn Cloris, ik sal u beschermen En behoeden in beyde mijn armen.’

4.

‘Jongman, ey, dat zyn niet uw gedagten, Daarom ik dees woorden niet wil agten:

Want als gy myn eertje maar kond steellen,

Dan zoo liet gy mijn voor eeuwig queellen.’ In een treurige toestand verkeren.

5.

‘Liefste Lief, ik zweer u by al de Boomen Die hier staan by al de water-stroomen, Son en Maan die zyn getuygen meden, Dat ik u min in eerbaarheden.’

6.

‘Valschen Minnaar, staakt dit droevig klagen

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(37)

Hoe soud' gy myn Liefde konnen dragen, ‘Hoe zou u mij liefde kunnen toedragen.’

Daar gy hebt een ander Lief verkooren Die gy lang gevryt hebt van te vooren.’

7.

‘Dat en sal den Hemel niet gedoogen,

Dat ik Alle vroege bronnen lezen hier u. Gevolgd wordt de lezing van de editie Crajenschot.

sal een ander liefde toogen!

Noyt geen Harderin sprak ik voor desen, Als gy, Cloris, die myn Bruid sal wesen.’

8.

‘Soo dit waar is, ô mijn lieven Herder, Wil ik vlugten van u dan niet verder.

'k Sal u groote trouheyt gaan betoonen En uw liefd met weder liefde kroonen.’

9.

‘Liefste Lief, gy komt mijn hert verquicken, Dat daar scheen in tranen te versticken.

Als den Morgen-zon gaat ligt ophalen,

Hebt gy my verligt met uwe stralen.’ Bedoeld is ongetwijfeld: ‘Zoals de morgenzon, die,’ etc.

10.

‘Minnaar, door u ontrouwe Minnen Hebt gy ook mijn hert ontstelt van binnen.’

‘Als den Zeylsteen trekt gy mijn gedachten, Die naar uwe gunst en liefde trachten.

11.

Komt dan Cloris, Maget uytverkooren, Kom dan tweede Ziel van mijn gebooren, Komt dan, liefste Lief, mijn waarde Vrouwe,

Neemt dees Rink met Diamant op Trouwe.’ Als teken dat ze zijn verloofd.

12.

‘Ach mijn Harder, mijnen Beminden, 'k Sal my door de Trouw nu aan u binden;

Ziet daar is mijn hand, Minnaar gepresen, Gy mijn Troost, en ik u Vreugt sal wesen.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(38)

Gesprek tussen Moeder, Dochter, en een Schilder

Op een bekende Voys

1.

‘Helaas, wat droefheyt en wat smert Voel ik in mijn Jonk-hert!

Cupidoos schigten Die bragten my in gequel:

Mijn hertje stigten ‘Was gecharmeerd van.’

Een fraay, fris, Jong-gesel.’

2.

‘Wel Dochter, bent gy dol of zot Of houd gy met myn de spot?

U jonge jaren

Die zynder nog veel te vroeg.

Wacht u van paren,

Gy hebt 'er nog tyds genoeg.’

3.

‘Moeder, drie maanden gepasseert ‘Geleden.’

Heb ik 'er op 't Schip geleert

Van eenen Schilder, Bedoeld is waarschijnlijk: ik heb hem leren kennen.

Die schonk 'er mijn sijn Potret. De formulering is waarschijnlijk opzettelijk dubbelzinnig: het meisje blijkt zwanger te zijn.

Ja moeder, ik wilder Nu wesen op 't Echte Bed.’

4.

‘Wel Dochter, schort u dan de Trouw ‘Als je er behoefte aan hebt getrouwd wezen.’

Of wilt gy wesen een Vrouw, Ik hoor dat Steven,

Ons aldernaaste Buurman, Sijn Trouwtje wil geven Aan u, mijn Dochter, dan.

5.

Wel Dochter, werd dog niet zoo quaad,

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(39)

Maar hoord na wyzen raad:

Steven heeft schyven Geld.

En alles wat daar by hoort, Gy sult 'er by blyven

En woonen in zyn Poort.’ De bedoeling moet wel zijn: ‘binnen zijn deur’, misschien met de connotatie van ‘een rijk huis.’

6.

‘Ik woon veel liever in een Huys, Al was het maar een kluys, Een hutje.

Als by ons Steven

Te woonen op een Casteel.

Mijn hertje moet leven

By een Schilders Penceel.’ Waarschijnlijk weer opzettelijk dubbelzinnig.

7.

‘Wel Dochter, bent gy dan bevrucht Dat gy om hem zoo zucht?’

‘Moeder, ik sterve,

Hij heeft 'er geleyd de grond: Hij heeft de grondverf gelegd.

Syn eerste verwe

Heeft myn jonk hert doorwond.’ Weer dubbelzinnig.

8.

‘Dochter, hoe lang is het geleen Dat gy met den Schilder gong heen?’

‘Moeder, drie maanden

Als ik was inne de Schouw Een ‘schouw’ is een platboomde schuit: het schip waarvan in de eerste strofe sprake is.

Hy deed 'er gestadig

Al wat ik maar hebben wou.’

9.

‘Dochter, bent gy dan bevrucht

Dat gy om hem zoo zugt?’ Herhaalt de opening van strofe 7.

‘Moeder, ik sorgen: ‘Ik maak me zorgen.’

Myn rokken worden zoo naauw, Dat 's alle morgen

Word mijn jonk-hert zoo flaauw.’

10.

‘Wel Dochter, maakt dog geen getier,

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(40)

Haalt mijn den Schilder hier.

Dat geestige Quantje Dan Schilderen kan zoo net, Hy voelde met zyn handje

En boorden met zyn Lanzet.’ Dubbelzinnig.

11.

‘Moeder, geeft mijn dan u kind

Dat tot mijn is gezind.’ De schilder is aan het woord.

‘Schilder verheven, Mijn Dochter is u gegunt.

Schildert na 't leven

Soo dikmaals als gy kunt.’ Het lied eindigt met een laatste dubbelzinnigheid.

Bruylofts-Gesangh

Stem: Als 't Begint

1.

Wat is het een heerlijk leven De Bruydegom en Bruyd te zyn En te drinken de koele wyn, En te drinken de koele wyn.

Men dunkt, ‘Me dunkt.’ men zouder expres om Trouwen, Om ook een reysje Bruyloft houwe.

Speelnootjes, volgt de Bruydt, ‘Doe net als de bruid.’

Wilje wel doen, zoo scheyt 'er niet uyt. Een aanmoediging aan de aanwezige meisjes, de vriendinnen van de bruid.

2.

De eerste mens en Eva Die Trouwden met malkaar:

Wil je wel doen, zoo volgt haar naar, Wilje wel doen, zoo volgt haar naar.

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(41)

Want hadden 't ons ouders niet gedaan, Wy hadden niet eens te Bruyloft gegaan.

Speelnootjes volgt de Bruydt,

Wilje wel doen, zoo scheyt 'er niet uyt.

3.

Ik ben daar in verwondert Dat gy u groene tyt

Zoo in een eensaamheyd verslyt, Zoo in een eensaamheyd verslyt.

Uw Moeder heeft u ter wereld gebragt, 't Is billik dat je daar ook na tragt.

Speelnootjes, volgt de Bruydt, Wilje wel doen zoo scheyt 'er niet uyt.

4.

Dat zoenen, dat kussen en streelen, Het omarmen in het Bedt,

Dat 's winters de kouw belet, Dat 's winters de kouw belet!

Daarom is 't treffelijk wel gezeyd:

Ten deugd niet datje alleenig leyd.

Speelnootjes, volgt de Bruydt, Wilje wel doen zoo scheyt'er niet uyt.

5.

Nu wensch ik Bruyd en Bruydegom Een Poppetje binnen het Jaar,

Kan het niet toe, ‘Als dat niet genoeg is.’ ik wens 'er een Paar, etc.

Want het is zeeker, dat door het by-slapen Den Mensch zyn selfs zoekt na te apen.

Speelnootjes, volgt de Bruydt, Wilje wel doen, en scheyt 'er niet uyt.

6.

Avoes, ‘Proost.’ op die conditie Een Glaasje frisse wyn!

Dat 'er haast weer een Bruydje mag zyn,

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(42)

Dat 'er haast weer een Bruydje mag zyn.

En als dat Glaasje is uytgedronken, Dan eens gekust en weer in-geschonken!

Speelnootjes, volgt de Bruydt, Wilje wel doen, soo scheyt 'er niet uyt.

Harders Gezang

Stem: 't Schynt dat mijn Zieltje zyn etc.

1.

Lestmaal, in 't krieken al vanne den dagen

Als 'er de Sonne sijn ryzen quam doen, Opmerkelijk formulering voor ‘opging.’

Gingh ik myn Schapen te veldewaarts jagen Om in het bedouwde Gras te voen. ‘Grazen.’

Ik leydze Voor: ‘leidde ze.’ zoetjes aan een water kant, Daar ik myn soete Herderinne vant,

Dien ik met eenen aangenamen lag Doen heb geboden eenen goeden dag.

2.

Ik zeyde: ‘Wel zoete Herderinne, Waar wilje alzoo vroeg na toe.

Rust dog een weynig, myn zoete Vriendinne.’

‘Neen’, zeydse, ‘Harder, ik ben noch niet moe, Den dagh genaakt 'er, ik ruste noch niet.’

Maar op het lest zy haar gezeggen liet.

Daar vonden zy eene bequame stee,

Daar gingen zy stil rusten met haar twee. Traditionele formulering. De tekst schiet van een ik-verteller naar een externe verteller.

3.

Daar gingen zy beide zitten en rusten Aan eenen klaren water-kant,

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

(43)

Daar hy zyn Liefje wel duizentmaal kusten, Daar hy zyn zoet vermaak in vant.

Hy ley zyn Hoofje in zyn zoete Liefs schoot En met zyn handen op haar Borsjes bloot.

Daar lagen de twee tot aanne den dagh

Dat men de Sonne uyt het Zuyden zagh. ‘Totdat de zon in het zuiden stond, ’ d.w.z. ‘tot het midden van de dag.’ De tekst is doorschoten met traditionele elementen.

4.

Doe wouder myn Herdinnetje scheyden En weer terug naar een ik-verteller.

En met haar Schaapjes heenen gaan.

Ik zey: ‘Herderinne, wilt noch wat beyden

En laat het vry op Philander staan. ‘Laat het rustig over een Philander.’

Ik salze dryven over Berg en Dal Alwaar het myn Princes believen sal.

Ik sal 'er ze leyden en brengen in rust Aldaar het myne Herderinne lust.’

5.

Sy zeyde: ‘Wel Harder, wilt gyze dryven, Dryftze vry aan myn Vaders Hof.

Ik sal hier zoo lang wagten en blyven.’

En daar mee zoo nam hy oorelof, En weer naar een externe verteller.

Daar mede zoo nam hy syn afscheyt, En met een kusje haar adieu gezeyt.

Hy zeyde: ‘Wel Liefste, na de Sonne-schyn Soo sal ik weder by myn Engel zyn.’

Thirsis Minnewit. Deel 2, editie Weduwe Gysbert de Groot

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor 15 euro wordt u lid en steunt u niet alleen de organisatie, maar kunt u via de gezellige ledenverga- dering tevens meepraten over de koers van de vereniging?. Lid worden kan via

Kaart : Aandeel (%) van de inwoners dat de afgelopen maand vaak of altijd last heeft ondervonden van onaangepaste snelheid van het verkeer in de

Veel sportclubs willen meer zijn dan enkel een vereniging voor bestaande leden.. Zij willen openstaan voor kwetsbare mensen voor wie sporten niet

In Valkenswaard zijn er al verschillende mooie voorbeelden van organisaties die zich inzetten voor een gezonde leefomgeving voor de jeugd. OBS ’t Smelleken is een Gezonde

Vanaf januari 2016 zal gestart worden met de werving van leden die plaats zullen nemen in deze Subsidie Adviescommissie.. Sportclubs aan de slag

Voor de nieuwe editie van het naschoolse sportprogramma Sport4Kids wordt gezocht naar verenigingen die hun sport en verenigingen willen promoten onder de jeugd.. Doel is

De gemeente en adviesraad werken samen aan het gemeentelijk beleid op het gebied van sport en bewegen. Profiel

Op vrijdag 20 april organiseren de sportconsulenten van Sportief Valkenswaard in het kader van de Koningsspelen een sportdag voor alle basisscholen binnen de