SEC
Tijdschrift over samenleving en criminaliteitspreventie . Oktober 1995 • ge jaargang· nummer 4
I
Amsterdam wint deHein Roethofprijs 1995
2 Colofon
SEC IS een uitgave van de Dienst Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering (P JR) van het Ministerie van Justitie, in samenwerking met het Wetenschappelijk Dnderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Het blad wordt gratis verspreid onder diegenen, die werkzaamheden verrichten op het terrein van de crimlnalit8ltspreventle. Opname van een artikel In het tijdschrift betekent niet dat de Inhoud elVan het standpunt van de Minister van Justitie weergeeft.
Redactieraad H. van den Broek (VNG), M.N. Cramwlnckel (Binnenlandse Zaken), J.J.M. van DIJk (DB), PAO. Josephus Jltta (P JR), H.G. van de Bunt (WODC), H. de Krosse (SI Ba), J.H. Pols (Voorlichting Justitie), J. HUIzing (politie Groningen).
Kemredactie B.M. van der Goes (Binnenlandse Zaken), V. Jammers (P JR), M. Kruisslnk (WODC), G.C. Smulders (Gemeente Rotterdam), J.J. de Waard (CDWO). H.M. Willemse (DB), W. Yspeert (VNO-NCW).
Eindredactie R.G.H. van Kaam (DB)
I.l. van Erpecum (P JR) Redactieadres Ministerie van Justitie, Redactie SEC, (kamer H 927), Postbus 20301.
2500 EH Den Haag. Telefoon 070 - 370 65 42.
Fax 070 -370 79 05.
Abonnementenadministratie Abonnementen zijn gratis. De aanvraag voor a bonnementen, alsmede het doorgeven van wijZigingen In de adressering kunnen (UitslUitend schriftelijk!) worden ingediend bij de redactie Vormgeving Tappan Druk Sdu Grafische Projecten Sluitingsdatum kopy Kopy voor SEC 10-1 Oanuarl 1996) dient
uiterlijk 20 november 1995 In het bezit van de redactie te zIJn. Kopy graag op diskette In WordPerfect (DOS). Ongevraagde kopy kan plaatSing worden geweigerd.
Aan dit nummer werkten verder mee:
E. van den Berg, B. Bleleman, P. Boekhoorn, T Eljken, A. Essers, A. Faas, B. Haasbroek, l.
Hermsen, C. van 't Hoff, G. HUljbregts, G HUisman, H. de Krosse, P. van der Laan, R Meljer, J. Sillppe, E. Spaans, K. SWlerstra, P van der Veer, A. WIelenga.
Artikelen, bijdragen en/of reacties kunnen In overleg met de redactie worden geplaatst.
Tegen overname van artikelen In Nederlandse media uit dit tijdschrift (mits met dUidelijke vermelding van bron en auteur) bestaat geen bezwaar. Voor bUitenlandse tijdschriften gelden a parte regelingen, waaIVoor overleg met de redactie noodzakelijk IS. BIJ overname wordt toezending van een bewIjsnummer op PrijS gesteld ISSN 0920-5128
INHOUD
Op de voorpagilla. De negende editie \an de Hein Roethofprijs is gewonnen door Amsterdam. De jury kende dit jaar vier eervolle vermeldingen toe, een recordaantal. 1
Grote-stedellbeleid, liet grote-stedenbeleid van het kabinet biedt vele kansen.
Het is echter oppassen geblazen voor talloze mogelijke \'alkuilen. 5
Grote-stedellbeleid. liet com enant tussen overheid en VNG met betrekking tot het veiligheidsbeleid richt zich op jeugd, drugs, leefomgeving en toezicht. 8
Ellge plekkeIl. "unstzinnige criminalitelt�pre\entie in de hoofdstad: 'Creatief met tunneb'. /0
Opellbaar vervoer, Een verbetering van toezicht leidt niet per definitie tot ver
hoging van de sociale veiligheid, zo blijkt Uit proeven in Sneek en Groningen. /2
Jongerell, Intensieve dagprogramma's voor jongeren als alternatief voor ge
vangenlsstral'? Project Cashba boekt resultaat, al is het weinig spectaculair. /5
Jongeren. Werkstraffen -dienstverlening tot maximaal 240 uur in plaats van gevangenisstraf - zijn de afgelopen jaren uitgegroeid tot populaire sancties. /8
JongereIl. Sinds een jaar of drie wacht men in Eindhoven niet meer met II1grijpen tot jongeren delicten gaan plegen. 2/
Willkeldiefstal. De preventiebereidheid onder detaillisten neemt toe, zo blijkt uit onderzoek. Niettemin laat nog steeds bijna een op de elf winkeliers maatregelen achterwege. 23
Crimi-trellds. Ondank� d e steeds Iwaardere belasting van het strafrechtelijk apparaat, neemt sinds 1 ggD het aantal strafzaken toe. 26
Natiollaal Platform. Criminaliteitsbeheersillg. Onlangs is het derde regionale platform criminaliteitsbeheersing opgericht. Voorzitter Meijer: 'De argeloosheid moet verdwijnen'. 32
Nationaal Platform Crimil/aliteitsbeheersing. Justitie en politie krijgen onder
wijs in de fijne kneepjes van het bankwelen. Terug naar de schoolbanken. 36
PJR-doClllllelltatie. Een overZicht van de meest recente publikaties op het gebied van de veel voorkomende criminaliteit. 38
PJR-doclllllelltatie, Een literatuuroverzicht over het onderwerp Alternatieve sanctie� en Werkstraffen. 39
Achterpagilla. De column van �H.ondant.
Tekening voorpagina: Hans Sprangers
Hein Roethofprijs
1995Eervolle Vermeldingen voor Beaupère, Visser, Van Doorn en Maertens
Amsterdam wint de Hein Roethofprijs 1995
door Ron van Kaam
Het project 'Meldpunt Extreme Overlast Westerpark' uit Amsterdam is winnaar geworden van de Hein Roethofprijs
1995.De Nederlands-Belgische jury was unaniem vol lof over de onconventionele aanpak van overlast in de hoofdstad, te meer daar de werkwijze perspectieven biedt voor
,\ toepassing elders. Amsterdam
\ ' iS nu net als Rotterdam twee
\ ') maal winnaar geworden van
�
vde jaarlijkse preventieprijs.
\\"\Ç
Na het vorig jaar een uitstapje te hebben gemaakt naar België, waar het Stadhuis aan de Grote Markt in Brussel het toneel was van de uitreiking van de Hein Roethofprijs, had de jury dit jaar de zetel verplaatst naar Amsterdam. Op maandag 2 oktober hadden ruim 200 personen gehoor gegeven aan de oproep van de Nederlandse gastheren om de negende uitreiking van de Preventieprijs bij te wonen in de Beurs van Berlage.
Eervol Voorzitter Peter Hoefnagels reikte in de AGA-zaal allereerst een viertal Eervolle Vermeldingen uit. Aan Christian Beaupère uit Luik, vanwege zijn inzet om de autocriminaliteit in
'bij het Meldpunt Westerpark krijgen bewoners gehoor op hun klachten. De klager wordt gestimuleerd om zelf ook wat te doen. Zoals steeds bij dit type preventie worden eigen weerbaarheid en zelfredzaamheid vergroot'. Foto: Jaap van der Veer
zijn stad terug te dringen, aan de Haagse kunstenaar Willem van Doorn voor zijn onorthodoxe manier om graffiti tegen te gaan door dit met kunst te bestrijden, aan Johan Maertens, die in België de traditionele schoolreizen per trein combineert
met drugsvoorlichting, en aan de Amsterdamse voormalige
taxichauffeur Willem Visser, die een preventief camerasysteem ter beveiliging van taxichauffeurs ontwikkelde.
Preventie Vervolgens ging Hoefnagels in op het basisgegeven van de prijs: Preventie. 'Dat is iets om enthousiast voor te worden. Op een heel concrete manier, in de
samenleving zelf, wordt iets uitgevonden en toegepast dat slacht
offers en ellende voorkomt, dat leefbaarder maakt, dat angst wegneemt én dat voorkomt dat het repressieve strafrechtelijke apparaat, altijd duur en nooit effectief genoeg, in werking moet treden.'
De au/ellr is secretaris UWI de COllllllissie-Hein Hoerhofprijs.
'Preventie maakt leefbaarder en voorkomt slachtoffers. Preventie blijft niet bij illusies. We hebben in de honderden projecten van de laatste negen jaren gezien dat preventie de samenleving in concreto beter maakt, soms een beetje beter, soms zelfs veel beter. Vaak waren er ellende, verloe
dering, criminaliteit en slachtoffers en na de preventieve maatregelen waren ze er niet meer of veel minder. Dat kan van strafrechtelijke handhaving zelden worden gezegd, hoe noodzake
lijk zij ook is. Daarom kan de jury 3
4
enthousiast worden van de genomi
neerde projecten, zoals in Lessines, in Ixelles, Rotterdam en Hoogvliet.' Hoefnagels roemde de werkzaamhe
den in alle vier de steden en riep de afgevaardigden bij zich op het podium, waar zij een oorkonde en een cheque van f 2.500,-kregen uitgereikt.
Wat uitgebreider ging hij in op Amsterdam.
Amsterdam 'We gaan naar Amsterdam, die grote stad, de spreek
woordelijk lastige stad. Dat er volgens het liedje van Johnny Jordaan de humor op straat ligt zolang de lepel in de brijpot staat, wisten we, maar dat tegenwoordig de verkeerde lepels in de foute brijpotten staan, weten we nu ook. Het nieuwe liedje in de wijk gaat zo: gebruik van drugs, spuiten in de portieken, handel in drugs,
intimidatie van buren en voorbijgan
gers, lawaai ook 's nachts, woningver
vulling, stankoverlast en stoken van open vuur in woningen die van gas en elektra zijn afgesloten. Daarin te leven is leven in een explosief mengsel.' ' De conventionele antwoorden van GGD, RIAGG en verslavingszorg werkten niet meer. Toen in Amsterdam-Oost een Turks meisje werd doodgeslagen, was de boot aan.
Het stadsdeel Westerpark richtte samen met politie, GGD, RIAGG, Jellinek en woningcoöperaties het Meldpunt Westerpark op. Hier krijgen bewoners gehoor op hun klachten. De klager wordt gestimuleerd om zelf ook te doen wat kan. Zoals steeds bij dit type preventie worden eigen weerbaarheid en zelfredzaamheid vergroot. Anonieme klachten worden
niet in behandeling genomen, dus klikkers, dat zijn anonieme klagers, krijgen geen kans. Als dat wel zo zou zijn, had u de jury over dit meldpunt niet gehoord.
' Het verloop van de behandeling via het meldpunt is: gerichte hulpverle
ning, wegnemen van de overlast en als dat niet genoeg is: drang en daarna dwang. De mesjoggene druggebruiker kan kiezen tussen afkicken of detentie. Indien nodig komt er een inbewaringstelling of een rechterlijke machtiging. Bij aanhoudende extreme overlast volgt een ontruimingsproce
dure met gedwongen woonbegelei
ding. Uithuiszetting kan meestal voorkomen worden. In 1 994 zijn 500 overlastkJachten behandeld.'
Toepasbaar 'De jury vindt dit een voorbeeldig project, niet alleen omdat het elders goed toepasbaar is: alle juridische en hulpverleningsinstru
menten zijn in het hele land aanwezig.
Andere stadsdelen beginnen nu ook.
Maar het is ook voorbeeldig omdat het gericht is op het voorkomen van slachtoffers, het wegnemen van 'overlast'. Preventie van criminaliteit krijgt pas betekenis als het slachtoffers voorkomt. De jury ziet grote perspec
tieven in preventieve aanpakken als deze voor de vele slachtoffers van de drugsscene. De aantallen slachtoffers op straat, in de wijken, zijn een veelvoud van het aantal drugverslaaf
den en het kwadraat van een veelvoud van het aantal gepakte daders. Want de slachtoffers zijn ook de avondge
vangenen in hun huis, de beroofden op straat en in hun huizen, de traumatisch bedreigden, de in elkaar
geslagenen. '
' Repressie alleen helpt niet. De glorie van monsieur Chirac wappert weliswaar in de vlag van het repressieve ritueel, maar het is een vlag op een modderschuit. De modderschuit zelf kan de
samenleving bespaard blijven door een gericht beleid dat de vele echte slachtoffers in de samenleving voorkomt. Het is vanwege die aanpak en dit perspectief dat de jury una voce besloten heeft aan het Meldpunt Extreme Overlast Stadsdeel Westerpark te Amsterdam de Hein Roethofprijs 1995 te verbinden.'
De indieners van het project kregen uit handen van de jury een oorkonde, een luxe-uitgave van het juryrapport en een bedrag van f 25.000,-te besteden aan het project. En de verplichting om het volgend jaar precies aan te geven wat er met het geld is gedaan.
Het bleef nog lang onrustig in de stad.
I
Grote Steden
Nieuwe kansen voor criminaliteitspreventie
Wie een valkuil graaft ...
door Jaap de Waard en Koert Swierstra
Het Haagse stadhuis stond nog in de steigers, dus dat leek in juni dit jaar de aangewezen plek om een convenant te sluiten met de vier grote steden. Samen met hen zal het kabinet het sociaal en economisch ]
fundament van de steden \
versterken. Een ambitieus plan, omdat het onder meer voorziet in een afname van zowel subjectieve als objectieve criminaliteit in vier jaar tijd.
Speerpunten in het convenant tussen het kabinet enerzijds en Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht anderzijds zijn werk, onderwijs, zorg, veiligheid en leefbaarheid. De laatste twee hebben betrekking op reductie en preventie van criminaliteit, overlast en onveiligheidsgevoelens.
I\Preventie is nadrukkelijk de eerste
\s
chakel van de totale 'veiligheidsketen'. Immers, een uitsluitend reactief optreden is te vergelijken met het verschuiven van de stoelen op de Titanic.
Het doel is ambitieus: zowel de objectief vast te stellen cijfers als de subjectieve beleving van de burger moeten de komende vier jaar een substantiële omslag te zien geven. Een
voorbeeld is de qaling van het aantal valkuilen kunnen opdagen. Om de jongeren per 1 0.000 dat met de politie
I
criminaliteit terug te dringen zijn . in aanraking komt met maar liefst '" 7 samenwerkingsverbanden van politie,\
30%.30 f. P<-f
10. ocv:: ó;'O?�
. justitie, gemeente, bedrijfsleven en buurt in principe de aangewezen weg.Realisme Eerdere beleidsoffensie- Er bestaat echter, we weten het, nogal ven zoals de bestuurlijke preventie
van criminaliteit, sociale vernieuwing en het veiligheidsbeleid hebben de nodige leerstof opgeleverd. Nieuw aan het grote-stedenbeleid is de �egrale aanpak in sociaal-economisch kad�, de grote nadruk op gel
U.
kwa�9.i
gheid en het e�
gen initi�ief van de steden, en de expliciete afspraken in termen van m�tbare streefdjfers.Is het haalbaar? Zijn de verwachtingen realistisch? Streefcijfers moeten immers meer zijn dan rituelen van eigentijdse bestuurlijke bedrijfsvoe
ring.
Alweer bijna dertig jaar geleden werd in de Verenigde Staten de Safe Streets Act aangenomen. 'Buzz words' waren de stijgende criminaliteit, onveilig
heidsgevoelens, verpaupering van buurten, onderklasse, raciale spanningen, en samenwerkingsver
banden. De effect-evaluatie in acht grote 'pilot cities' pakte echter niet in alle opzichten even positief uit.
Onderstaand een aantal elementen die bij de evaluatie begin jaren zeventig aan de orde kwamen.
Wellicht kunnen we ook daar nog iets van leren.
Valkuilen Zonder dat een van de partijen ze nou stelselmatig staat te graven, zouden er links of rechts
eens een forse kloof tussen beleids
theorie en praktijk. Bij het ontwikkelen van maatregelen en experimenten in het grote-steden
beleid moeten uitvoerders en praktijk
mensen dan ook rechtstreeks worden betrokken. Daarbij moeten we ervoor waken dat alle afstemming niet ontaardt in nodeloze papierstromen en energie-slopende vergaderingen.
De bewoners van de steden hebben recht op iets anders.
Een eenduidige strategie op nationaal en lokaal niveau is wenselijk, maar enige interpretatieruimte is nodig voor een flexibel daadwerkelijk optreden ter plaatse. Dit vermindert het risico van korte-termijninitiatie
ven die snel ontwikkeld worden, doch bij een lichte draaiing van de wind even snel weer aan de kant worden geschoven.
Hoe de gewenste resultaten vast te stellen? Bij het ontwikkelen van beleid spreekt men wel van een 'onontwar
bare knoop van factoren'. Hoe weten we dan dat de gewenste verandering inderdaad te danken is aan ons
j
PrOject? Het grote-steden beleid zal jaarlijks worden doorgemeten op zijn effecten. Preventie en reductie van criminaliteit worden onder meer aanDe auteurs zijn beiden werkzaam bij hel millisterie lIan Jlistitie
enkele harde cijfers (en laten we deze nu eens niet tussen aanhalingstekens zetten) afgemeten. Goed nagegaan moet worden of inderdaad effecten van beleid worden gemeten, of 'alleen
5
6
L
maar' het nakomen van afspraken in een convenant, of eerder onderlig
gende maatschappelijke ontwikkelin
gen die niets uitstaande hebben met het beleid van wie dan ook.
Bovendien, een politiek en publici
teitsgevoelig thema, zoals preventie van criminaliteit, kan ineens onder heel andere depressies komen te liggen, waardoor bijvoorbeeld incidenten het beleid weer een andere kant opsturen.
Dit alles maakt dat we er verstandig aan doen onze ambities met het grote-steden beleid te richten op een
�
beperkt aantal goed omschreven�
doelen.Verkwisten Het beschikbare geld kan verdwijnen of worden verkwist door het versnipperd te verdelen over vele projecten. Deze kunnen niet
rationeel zijn, of slechts frivool. Geld kan ook verkwist worden aan routine
uitgaven, of door gaten te vullen onder het mom van preventie. Het gevolg hiervan is dat het mogelijke effect van financiële investeringen sterk afneemt.
Zo werd begin jaren zeventig in de Verenigde Staten zo'n 30% van de beschikbare 800 miljoen dollar voor de pilot eities uitgegeven aan extra opleiding voor politieagenten. Deze investering kwam de steden echter niet ten goede. Na de genoten opleiding verliet men massaal het korps om met de opgedane kennis in het bedrijfsleven een lucratiever carrière op te bouwen.
Het gevaar dreigt dat er geen eenduidige strategie zal zijn op
nationaal en lokaal niveau. Dit gegeven, toegevoegd aan het basisprobleem van wat werkt en wat niet, heeft de voorspelbare uitkomst van korte-termijninitiatieven die snel ontwikkeld worden en weer even snel aan de kant worden geschoven.
Amerikaanse voorbeelden hiervan zijn projecten in de sfeer van "Goed gemerkt", verlichtingsprojecten en buurtpreventieprojecten.
Er moet voor worden gewaakt dat grote-steden beleid niet ontaardt in nodeloze en complexe ambtenarij en
I
bijbehorende bureaucratie. Zo had in de VS een door Washingtondwangmatig opgelegde planning en verantwoording van de voorgenomen maatregelen in de grote steden tot gevolg dat de laatsten voorstellen instuurden met een gemiddelde van 1 .000 vellen A4. De uiteindelijke doelen werden hierdoor vaak uit het oog verloren. De extreme richtlijnen hadden tot gevolg dat er alleen planning op papier ontstond, maar die nooit daadwerkelijk werd uitgevoerd.
Bewoners Een belangrijke bevinding in de VS, maar ook in Nederland, is dat de rol van bewoners
I
van de grote steden met betrekking tot criminaliteitspreventie zeer beperkt blijkt te zijn. De preventiebereidheid\ in probleemwijken is ronduit mager.
Drie Amerikaanse meta-evaluaties toonden, onafhankelijk van elkaar, aan dat buurtpreventieprojecten als mislukt beschouwd kunnen worden.
Het bleek hier onmogelijk om gemeenschapszin, preventiebereid-
heid en integratie te verbeteren. Het idee dat zelfredzaamheid en het inzetten van vrijwilligers geen geld kosten, bleek een lege veronderstel
ling. Juist in deze wijken zijn financiële injecties noodzakelijk.
Geld alléén maakt niet gelukkig. 'Hoe meer geld, des te groter de kans op criminaliteitsreductie' klinkt wellicht aardig, maar blijkt op basis van onderzoek uit de VS niet op te gaan.
Het hoofdeffect van een injectie van verschrikkelijk veel geld -- in het topjaar 1 975 ging het om ruim 850 miljoen dollar -was niet een afname van criminaliteit. Daarvan bleek geen sprake.
Een duidelijk effect was wel op een ander gebied vast te stellen: het hoofdeffect van de investeringen was een geweldige toename van het aantal ambtenaren. In 1 980 besloot de toenmalige president Carter dan ook om de geldkraan voor onder andere grote-steden beleid resoluut dicht te draaien.
In de VS werd de centrale overheid door de lokale overheid vaak gezien
als een loket waar men naar hartelust kan shoppen. Iedereen wil wel een stukje van de taart. In de praktijk bleek dat wanneer het geld verkregen was, de uiteindelijke besteding niet
5
volgens de afspraken plaatsvond. HierÎ
moeten we in Nederland voor waken.Vergezichten In het kader van het grote-steden beleid kan de criminali
teitspreventie de kinderschoenen definitief (en ook nog milieu
technisch verantwoord) afdanken. Er is ruimte voor innovatieve,
omvangrijke en effectieve experimen
ten gericht op de delicten met een positieve prognose:
beroving/roofoverval, inbraken en vandalisme. Aan het eind van de convenantsperiode zal structureel meer geld beschikbaar zijn voor preventie en bijvoorbeeld voor jeugdreclassering. Uit het 40.000- banenplan, cruciaal onderdeel van het convenant, zal een flink aantal mensen in te zetten zijn voor functioneel toezicht.
Een betere aansluiting binnen de hele
\
Cruciaal onder
deel van het convenant is de inzet van een mnk aantal mensen voor functioneel toezicht, zoals ftatwachten.
Foto:
Joost v.d. Broek
overheden en bedrijfsleven. Het ---.:...- verder aanhalen van de banden met bedrijven, zowel ten behoeve van preventieprojecten als bijvoorbeeld de tenuitvoerlegging van werkstraffen, is zeer wenselijk. Mogelijk kan een
\
meer gerichte aandacht voor het slachtofferschap van bedrijvenr
meehelpen bij het tegengaan van de�
.trek van grote bedrijven uit de steden.�
strafrechtelijke keten in de stedelijkeo
praktijk, inclusief preventie, is van niet te onderschatten belang ook voor de burgers in de achterstandswijken.Het zal tevens de constructieve beeldvorming ten goede komen van justitie en veiligheidszorg.
Uit de experimenten van bestuurlijke criminaliteitspreventie en sociale vernieuwing kwam een belangrijke rol naar voren voor de inwoners van de grote steden zelf bij het terugdringen
t
van de criminaliteit. Ook in de \.probleemwijken komt steeds meer oog voor de mogelijkheden, ook in de eigen etnische groep, om de gemeen
chapszin en sociale integratie te erhogen. Deze kansen moeten met beide handen worden aangegrepen.
Acties van burgers tegen drugsoverlast kunnen doorslaan in extremen, maar bijvoorbeeld in Amerika zijn op dit punt ook positieve ervaringen opgedaan.
Het grote-stedenbeleid biedt kansen
\
om op innovatieve en effectieve wijze\
te experimenteren met samenwerkingsverbanden tussen het rijk, lokale
�
Zelfs geld alleen maakt niet gelukkig.
Belangrijk is om achterblijvende groepen in de steden de overtuiging te geven dat de plannenmakers, al wonen ze niet bepaald in dezelfde soort wijken, evenzeer de criminaliteit en overlast te lijf willen gaan. Dat, met andere woorden, de maatschappij op dit punt een en ondeelbaar is.
Tenslotte 'De man op straat moet er in deze kabinetsperiode iets van merken', meent staatssecretaris Kohnstamm, de trekker van het grote-steden beleid. Om dit vast te kunnen stellen is in het grote-steden-
1
beleid ook aan onafhankelijk onderzoek een vitale rol toebedacht.Kennisoverdracht over succesvolle -
maatregelen en experimenten kan plaatsvinden naar andere lokaties.
Beleid, praktijk en onderzoek worden op deze manier met elkaar
verbonden.
We moeten tezijnertijd de meetlat van de eerdere Nederlandse en
Amerikaanse ervaringen er nog maar eens naast leggen. We zeiden het al, de grote steden en hun inwoners hebben daar als eersten recht op.
I
7
8
Samenwerken
Binnenlandse Zaken, Justitie en VNG sluiten convenant veiligheidsbeleid
Zonder samenwerking geen integrale aan� Mk
We ct1� ?
door Bernadette van der Goes
Binnenlandse Zaken, Justitie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn overeengekomen gezamenlijk te werken aan de ontwikkeling en uitvoering van het integraal veiligheids
beleid. Het convenant dat zij daartoe hebben ondertekend, bevat een ambitieuze hoeveelheid afspraken. De
( kracht van dit convenant is dat het is ingebed in het totale
I yd) n veiligheidsbeleid dat het (Ç �ocl... vu«� � , kabinet voe rt ·
"Pas wanneer proble�cht in
ontwikkelen en uitvoeren van het integraal veiligheidheidsbeleid. Iets waarover de geciteerde passage geen onduidelijkheid laat bestaan:
"probleemgericht en in nauwe samenwerking". Want dan pas kan er sprake zijn van "een integrale aanpak die door alle betrokkenen is gewenst".
Aard en strekking van het protocol tonen zonneklaar hoezeer de onderte- kenaars die integrale aanpak wensen.
Een belangrijk uitgangspunt van de
t ir
spraken vormt de nota Veiligheidsbeleid 1995-1998, die staat ecretaris Kohnstamm kort daarvoor aan de Tweede Kamer zond.In het verlengde van die nota is de samenwerking tussen Binnenlandse Zaken, Justitie en de VNG voor een groot deel gericht op de speerpunten van het kabinetsbeleid: jeugd, drugs,
VI
leefomgeving en toezicht.
V
Jeugd Voor wat betreft het onderwerp 'jongeren en veiligheid' nauwe samenwer!9ng vorm en
tl.t��
inhoud �ordt gegeven aan veilig-
�)
heidsbeleid kan er sprake zijn van een door alle betrokkenen gewenste integrale aanpak." Deze zin staat bijna
terloops neergeschreven in de
f
zullen de ondertekenaars uitvoering geven aan de aanbevelingen van de commissie-Van Montfrans. Ook zullen zij onderzoeken of er extra geld U nodig is voor Halt-afdoeningen. Het inleiding van het samenwerkingsprotocol dat de ministeries van
Binnenlandse Zaken en Justitie en de VNG op 29 juni hebben ondertekend.
Cryptische taal die zich niet zo een, twee, drie laat doorslikken. Woorden waar je even op moet zuigen voordat ze hun geheim prijsgeven, maar die
huidige gemeentelijke jeugdbeleid zal
�
op succes- en faalfactoren geïnventariseerd worden. Verder zullen de maatregelen waarmee gemeenten onveiligheid door jongeren kunnen bij nader inzien eigenlijk heel goed als
N
oplossen, in een handreiking worden motto van het protocol hadden samengebracht.kunnen dienen.
Samenwerking In het convenant is vastgelegd op welke wijze de beide departementen en de VNG
gezamenlijk zullen werken aan het
Drugs De prioriteit 'drugs en veiligheid' gaan de convenantpartners in nauwe samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te lijf. Zij zullen
gemeenten, politie, justitie en hulpverlening stimuleren tot
\
afstemming en samenwerking bij hetI:
oplossen van problemen die met�
drugs te maken hebben. Daarnaast komt er een gez�menlijk onderzoekN
naar het gemeentelijk drugbeleid,[
\waarbij wordt ingegaan op overlastbestrijding, criminaliteit, verslavingszorg en hulpverlening. Verder zal de VNG
r
eenp�e
uitgeven diegemeenten kunnen gebruiken bij het opzetten van hun beleid. Daarin komen onderwerpen aan de orde variërend van de aanpak van veiligheids- en openbare-ordeproble
men tot de vormgeving van lokale ambulante drughulpverlening.
Leefomgeving Voor het speerpunt 'veilige leefomgeving en ri
�
obeheersing' is afgesproken dat de �e aspecten van het veiligheidsbeleid meer onder de aandacht van bestuurders zullen worden gebracht.
Ook zal in overleg met het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer worden bezien hoe eisen op het gebied van technopreventie in b�wverorde--..J
�
ningen kunnen woraen opgenomen I \ en op welke wijze een
11.a.ti.an.aa! vt.Q.
certificaat 'veilige woning' kan worden ingevoerd. Daarnaast zal het brandveiligheidsbeleid worden geïn tegreerd in beleidsterreinen die daar invloed op hebben. Zo zal onder
f
meer de in�açtie tussen brand pre-)
ventie en het voorkomen van criminaliteit worden bekeken.
Toezicht De vierde prioriteit van het kabinetsbeleid, 'toezicht', geeft
gemeenten de komende jaren veel mogelijkheden toezichthouders aan te stellen. Het ministerie van
Binnenlandse Zaken en de VNG zullen er alert op zijn dat gemeenten die mogelijkheden ook ten volle
benutten. Daarnaast zal het ministerie zich inspannen voor financiering van
\
extra toezichthouders zonder opsporingsbevoegdheid, zoals stadswachten, buurtconciërges, flatwachten en toezichthouders openbaar vervoer. Ten slotte hebben de drie convenantpartnersafgesproken te zullen bevorderen, dat op lokaal niveau afspraken worden
i
gemaakt over de afs!.êmming tussen toezicht, handhaving en opsporing en zal de VNG de verschillende vormen van toezicht en de diverse samenwer- kingsverbanden met particuliere organisaties i�
ngen.En meer Omdat gemeentelijk veiligheidsbeleid meer omvat dan
Het bevorderen van de veiligheid in de stadswijken behoort tot de speerpunten van het convenant Foto: Jerry Lampen
�V1
deze vier speerpunten, :IS in het protocol ook over een aantal andere onderwerpen afspraken gemaakt. Een
\
daarvan is stim uleren dat gemeen ten een actieve rol spelen bij de be�rli�ak van geo.rgani§eerde criminaliteit. Dit gebeurt onder meer door het uitgeven van de leidraad tV Bewust besturen en het organiseren ., van workshops. Ook zal een inventari
satie worden gemaakt van de mogelijkheden die politie en openbaar ministerie hebben om gemeenten te informeren over de i
�
it van potentiële contractpartners en wordt bekeken hoe die eventueel kunnen worden doorgelicht.
Bovendien zullen de convenantpart
ners bezien hoe gemeenten met de bestaande regelgeving, voorschriften en procedures hun aandeel kunnen leveren in de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en of veranderingen daarvan nodig zijn.
I
Voor het speelautomatenbeleid bevat het protocol afspraken om gemeenten te stimuleren tot een bewuste en geïntegreerde aanpak. Zo zal onderzoek worden verricht naar de relatie tussen gokverslaving en\
(verwervings)criminaliteit en zullen ontwikkelingen binnen gemeenten worden gevolgd en uitgedragen.Verder staan er in het convenant voornemens over horeca wetgeving,
5
prostitutiebeleid, gedifferentieerdel.
detentie en wijkveiligheids lannen.Daarnaast is een aantal ondersteu
nende maatregelen opgesomd. Er zal regelmatig onderzoek worden verricht
( I
naar de ontwikkeling van gemeentelijk veiligheidsbeleid en de belangrijk
ste succes- en faalfactoren.
Samenwerking binnen gemeenten zal zoveel mogelijk worden ondersteund.
Via een nieuwsbrief en het organiseren van workshops en studiedagen wordt informatie uitgewisseld.
Veel Alles bij elkaar bevat het protocol een ambitieuze hoeveelheid afspraken. Het zijn er zoveel, dat ze aan sceptici misschien de opmerking
"papier is geduldig" zullen ontlokken.
Maar dat is niet terecht. De kracht van het protocol is dat het niet op zichzelf staat. Het is ingebed in het totale veiligheidsbeleid dat het kabinet voert. Een beleid dat inmiddels in volle gang is en waarbij gemeenten een cruciale rol vervullen. Het protocol gaat over de wijze waarop rijk en lokale overheid in het veilig
heidsbeleid samenwerken en biedt
\
gemeenten een aantal faciliteiten die hun taak vergemakkelijken. Over de uitvoering en voortgang van de afspraken zullen de convenantpartners regelmatig overleg voeren.
I
9
10
Enge plekken
Artistieke criminaliteitspreventie in de hoofdstad
Creatief met tunnels
door Anton Faas
Hoe kunnen voetgangerstun
nels en onderdoorgangen veiliger worden? Op deze vraag denkt men in Amsterdam een antwoord te hebben gevonden.
Kunstenaars en vormgevers gaan hun parti jtj e meeblazen bij het opknappen van onveilige tunnels.
Amsterdam kent een rijke historie op het gebied van vormgeving, ook als het om de openbare ruimte gaat.
Goede voorbeelden zijn de bruggen met beelden van architect Kramer en de ontwerpen van Berlage.
Functionaliteit werd zeker nog in de eerste helft van deze eeuw sterk gekoppeld aan vormgeving.
Echter, in de afgelopen decennia is er op dat gebied het nodige veranderd.
Er zijn door stadsuitbreiding nogal wat onderdoorgangen (een soort ondergronds niemandsland) bijgekomen. Bovendien kwam de zakelijkheid bij het ontwerpen en bouwen voorop te staan. De aantrek
kelijkheid van de openbare ruimte werd hierdoor minder.
Gevolgen De gevolgen laten zich raden: de lust om je te voet of per fiets in het ondergrondse Amsterdam te verplaatsen nam af. Moet de beeldende kunst dit probleem
oplossen? Zullen de resultaten niet verworden tot 'aardige' oplossingeri die weer snel verloederen? Nee, niet als kunst op het juiste niveau wordt ingezet, met de juiste kunstenaars en vormgevers en gebaseerd op een stevig draagvlak. Voorbeelden hebben dit inmiddels aangetoond. Het onder de titel 'Kunstwerken' gepresenteerde tunnelplan bouwt voort op deze ervaringen en overwegingen.
Niemandsland Het idee om een tunnelplan te maken ontstond in een ambtelijke werkgroep die het gemeen
tebestuur adviseert over de financie
ring van buurtveiligheidsplannen.
Tunnels en onderdoorgangen vielen meestal buiten deze regeling, omdat ze weliswaar de verbinding vormen tussen woonbuurten, maar zelf geen onderdeel van de buurt zijn.
\
Misschien is dit niemandslandkarak-I ter wel een oorzaak voor hun geringe aanzien, hun onoverzichtelijke inrichting en hun slechte onder
'houdstoestand. Daardoor zijn tunnels zwakke schakels tussen stadsdelen, wijken en buurten. Maar mensen moeten er wel doorheen, of ze dat nu prettig vinden of niet. Tunnels hebben extra aandacht nodig, als het om veiligheid gaat.
Nu bestonden in Amsterdam recente voorbeelden van creatieve
oplossingen voor tunnelproblemen.
Op die lokaties waren beeldend kunstenaars ingeschakeld. Hun creatieve oog leidde tot vandalisme
vaste, en voor het publiek aantrekke-
De auteur is werkzaam bij de afdeling ABjZ uan de gemeente Amsterdam.
lijk oplossingen. Een goed voorbeeld is de onderdoorgang in het renovatie
project 'De Liefde' aan de
Bilderdijkstraat in Amsterdam-West.
De kunstenaar Daniel Buren paste daar als wandbekleding kleurige, geëmailleerde stalen platen toe die na een paar jaar nog steeds brandschoon zijn. Deze lijn wordt nu in het nieuwe tunnelplan doorgetrokken. De ontwikkeling van het tunnelplan werd toevertrouwd aan een afzonderlijke projectgroep waarin een lid van de Werkgroep Kunst Oude Stad (KOS) was vertegenwoordigd. De Werkgroep KOS is een permanent adviesorgaan dat bemiddelt bij het uitzetten van beeldende-kunstopdrachten in de openbare ruimte.
Veiligheid Hoe veilig zijn tunnels in Amsterdam? Met deze vraag zijn medewerkers van de Stichting Assistentie Produktiemiddelen, afdeling Toegepaste Kunst en Onderzoek (STAP, TK&O) op pad gegaan. Zo werd na een eerste inventarisatie duidelijk dat ruim zeventig tunnels het predikaat 'onveilig' kregen. Het onderzoeksteam (een tekstschrijver, fotograaf, architect
en onderzoeksleiderl heeft vervolgens 23 van deze tunnels in kaart gebracht.
Telefonisch of persoonlijk zijn met politie, gemeentelijke instellingen, buurtorganisaties, passanten en omwonenden in totaal 1 3 1 gesprekken gevoerd. De tunnels werden tevens gefotografeerd, geschetst en beschreven. Met behulp van dit interview- en beeldmateriaal werd van iedere tunnel een profiel gemaakt.
Naast de profielen konden uit de onderzoeksgegevens ook algemene conclusies worden getrokken.
Nagenoeg geen der onderzochte tunnels was vrij van klachten. Tochtig, vochtig, donker en onoverzichtelijk, vies en vaak lokaties voor criminaliteit en vandalisme. Het is allemaal waar of men dènkt dat het waar is. Verder zoeken daklozen nogal eens een onderkomen in de tunnels. Kortom, in algemene zin vertonen tunnels problemen op het gebied van verlichting, bekladding, inrichting, gebruik en onderhoud.
Studieopdrachten Met deze gegevens kon een begin gemaakt
Tunnels hebben extra aandacht nodig als het om veiligheid gaat Foto: Gemeente Amsterdam
worden met het formuleren en verstrekken van studieopdrachten aan kunstenaars en vormgevers. Om het bereik van de ontwerpen zo groot mogelijk te laten zijn moesten de ontwerpen betrekking hebben op de zes meest voorkomende typen tunnels: NS-spoortunnels; ringweg
onderdoorgangen;' tunnels met metro-entree of tramhalte; tunnels met entree park; brede dreef
onderdoorgangen en rechte tunnels.
Tien kunstenaars uit diverse vakgebieden, ieder met hun eigen specialisatie, zijn door KOS geselec
teerd op basis van hun affiniteit met de problematiek. Voor het ontwerp golden in principe geen inhoudelijke beperkingen. Wel zou het op prijs gesteld worden als het artistieke voorstel een maatschappelijke meerwaarde kon genereren. Daarbij werd gedacht aan een prettiger en veiliger gevoel bij de passant, een respectvol gebruik, minder vandalisme en bekladding, beter en vooral gemakkelijker beheer en onderhoud.
Resultaten De resultaten van het tunnelplan zijn neergelegd in een 'schetsboek' en in een reizende expositie. Het plan is enthousiast ontvangen, door de politiek, door de media, maar ook - en dat is belangrij
ker - door een aantal beherende instanties. Van verschillende kanten is inmiddels bereidheid getoond om gezamenlijk dit plan tot uitvoer te brengen. Het uiteindelijke succes hangt af van het aantal tunnels dat metterdaad aan een face-lift zal worden onderworpen. Om de
voortgang te kunnen volgen wordt regelmatig geëvalueerd.
Ontwerpfase De activiteiten van de projectgroep Tunnelplan hebben nog eens enkele waarheden onderstreept. Voor een effectieve aanpak van onveiligheid die samenhangt met de kwaliteit van de gebouwde omgeving of openbare ruimte is een integrale aanpak nodig.
Al in de ontwerpfase van nieuwe bouwwerken zou rekening gehouden moeten worden met vandalisme en criminaliteit. Ontwerpers moeten idealiter denken vanuit de eisen die een goed beheer aan het ontwerp stelt. Is er eenmaal gebouwd, gerenoveerd of opgeknapt, dan blijkt pas hoe het gebouw, het park, de tunnel wordt gebruikt of onverhoopt misbruikt. De ontwerper, de beheerder, de toezichthouder, de politie, eventueel een bewonersorga
nisatie, al deze partijen zijn soms nodig om een onveilige situatie werkelijk te verbeteren. Samenhang en samenwerking zijn ook bij de uitvoering van het tunnelplan de sleutelwoorden.
Voor in.lichtingen over de studieop
drachten en. het boek: Amsterdams Fonds voor de Kunst, Werkgroep KOS, 020 - 6242443 (vragen naar Peter van der Heijden). Voor reservering expositie: STAP, afd. TK&O, 020 - 685 4143 (vragen naar Marleen
Kalshoven).
I
1 1
1 2
Openbaar Vervoer
Toezicht in het openbaar vervoer
Reis veilig
door Bert Bieleman en ]aceo Snippe
In Groningen en Sneek zijn enkele jaren geleden een aantal maatregelen genomen om de sociale veiligheid in het openbaar vervoer te vergroten. Uit onderzoek blijkt duidelijk dat toezicht niet altijd direct tot een aanzienlijke verbetering daarvan hoeft te leiden.
Het openbaar vervoer heeft, evenals andere (bedrijfs)sectoren in
Nederland, het afgelopen decennium te maken gehad met toenemende agressie. Deze agressie is niet alleen gericht tegen reizigers, maar vooral ook tegen de werknemers, onder anderen tegen personeelsleden van het Groninger Vervoerbedrijf en de Nederlandse Spoorwegen. In de steden Groningen en Sneek zijn daarom enkele maatregelen genomen om de sociale veiligheid in het openbaar vervoer te vergroten.
Het Groninger Vervoerbedrijf GVB heeft het functioneel toezicht in het busvervoer in de stad Groningen verbeterd door kaartcontroleurs en zogenoemde vervoersinformanten aan te stellen. Als aanvulling op de twee fulltime kaartcontroleurs zijn 1 2 parttime (25%) controleurs
aangesteld, elk met uitgebreide(re)
bevoegdheden. Vervoersinformanten worden op drukke knooppunten van het stadsvervoer ingezet en
verstrekken desgevraagd informatie over het stads- en streekvervoer. Deze maatregelen zijn vooral gericht op het verbeteren van de veiligheid van het eigen personeel.
De allfeurs Zijll als directeur respectiel'elijk onderzoeker lIerbonden aan het sociaal-wetenschappelijk onderzoek- en aduiesbureau lntraual te Groningen en Rotterdam.
Camera's Op het NS-station Sneek is het to� vergrQQ! dom de vestiging van een taxicentrjlle in een gedeelte van het stationsgebouw.
Verder zijn op zowel het hoofdstation als Sneek-Noord cJ!.!.llera's
opgehangen �aarvan de beelden dQor k�toormedewerkers van bet t
�
bedrijf in de gaten worstenr gthouden. O,ok houden zij toezicht op de fietsenstallingen van beide stations. �
Tekeningen: Hans Sprangers
Onderzoeksopzet De door beide openbaar-vervoerbedrijven genomen maatregelen zijn onderzocht en geëvalueerd. In Groningen zijn bij alle personeelsleden en een groep busrei
zigers twee metingen verricht. De eerste meting in 1 993 inventariseerde de aard en omvang van de objectieve en subjectieve veiligheid voordat de maatregelen van kracht waren. Door middel van de tweede meting ( 1 994) is nagegaan op welke wijze de situatie na invoering van de maatregelen is veranderd.
In Sneek is een eenmalige meting gehouden onder de treinreizigers. Zij zijn ondervraagd over de aard en de omvang van de objectieve en
subjectieve onveiligheid in en rondom beide stations en in de trein
gedurende de afgelopen twee jaar.
Bovendien zijn gegevens over geregis
treerde delicten bij de politie en schadecijfers bij de S over 1 992, 1 993 en 1994 met elkaar vergeleken.
Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met medewerkers van de diverse bij de maatregelen betrokken organisa
ties.
Objectieve veiligheid Groningen Het slachtofferschap van het GVB-personeel is in een jaar tijd fors afgenomen. Tijdens de eerste meting gaf ruim de helft (56%) van het GVB-personeel aan slachtoffer van een of meer incidenten te zijn geweest, terwijl dit een jaar later 39%
bedraagt. De ernstige incidenten (mishandeling, bedreiging en diefstal) blijken met name afgenomen op de buslijnen waarop kaartcontroleurs zijn ingezet.
Tegen de verwachting in blijkt kaarlcuntrole niet van invloed op het slachtofferschap van reizigers. Van de reizigers op buslijnen met en zonder kaartcontrole is 25% slachtoffer geweest van één of meer incidenten.
De kaartcontrole blijkt met andere woorden niet van invloed te zijn op het feit dat reizigers al dan niet slachtoffer van een delict zijn geweest.
Objectieve veiligheid Sneek Zowel in 1 994 als 1 993 is minder dan
1 0% van de treinreizigers in Sneek slachtoffer van een delict geweest. I n 1 994 i s 2% van d e treinreizigers bedreigd en 7% bestolen, terwijl in
1993 1 % is bedreigd en 7% slachtoffer is geweest van diefstal. Uit de cijfers van de politie Sneek blijkt een afname van een aantal delicten. Zo is het aantal aangiften van fietsdiefstallen voor beide stations tezamen terugge
lopen van 1 2 1 in 1 992 tot 29 in 1 994.
De aangiften van vernielingen van fietsen vertonen eveneens een sterk
1 3
1 4
dalende trend. Uit een overzicht van glasschades van de NS blijkt eveneens een aanzienlijke afname. In 1 992 en in 1 993 bedroeg de glasschade nog ruim 1 0.000 gulden, in 1 994 is dit gedaald tot 1 .300 gulden.
Subjectieve veiligheid
Groningen Van het GVB-personeel geeft in 1 993 22% aan zich weleens onveilig te voelen. Een jaar later is dit percentage afgenomen tot 1 5. In vergelijking met landelijke cijfers zijn deze percentages laag te noemen.
Landelijk voelt 40% van het personeel van busvervoerbedrijven zich weleens onveilig. De cijfers bij de reizigers laten hetzelfde beeld zien. In 1 993 zegt 20% van de reizigers zich (soms) onveilig te voelen in en rondom de bus. Een jaar later, in de nameting, geldt dit voor 1 2 % van de reizigers. In tegenstelling tot de verwachting zijn er nauwelijks verschillen tussen reizigers op de lijnen waarop kaartcontroleurs zijn ingezet en de niet gecontroleerde buslijnen.
Opmerkelijk is dat de reizigers op lijnen met relatief veel criminaliteit en overlast (de risicolijnen) zich, vergeleken met een jaar geleden, veiliger voelen; reizigers op de buslijnen met geen of weinig overlast (de niet-risicolijnen) geven
daarentegen aan zich enigszins )onveiliger te voelen. Opvallend is ( vooral de verbetering van onveilig-
\
heidsgevoelens bij de reizigers op risicolijnen waarop geen kaartcon-j
trole heeft plaatsgevonden. Kennelijk spelen andere factoren dan de kaartcontrole een belangrijke rol bij de gevoelens van veiligheid.Subjectieve veiligheid Sneek In Sneek voelen de reizigers zich in 1 994 beduidend veiliger op de stations dan in 1 993. Twaalf procent van de reizigers die gebruik maken van station Sneek, voelt zich nu veiliger op het station dan een jaar geleden; van de reizigers op station Sneek-Noord is dat 7elfs 23%. Ook uit een meting door NS onder reizigers (de zogenoemde thermograaf) blijkt dat de veiligheid van station Sneek-Noord aanzienlijk hoger wordt beoordeeld dan een jaar eerder.
Conclusie Uit de evaluatie van de veiligheidsmaatregelen in het openbaar vervoer in Groningen en Sneek blijkt duidelijk dat toezicht niet altijd direct tot een aanzienlijke verbetering van de sociale veiligheid bij de reizigers leidt. Bovendien blijken er grote verschillen te zijn tussen het feit of men
slachtoffer/ooggetuige was van een delict (objectieve onveiligheid) en gevoelens van onveiligheid
subjectieve onveiligheid).
Het succes van maatregelen is ook sterk afhankelijk van andere factoren.
Een belangrijk aspect is het reeds bestaande niveau van slachtoffer
schap en dito onveiligheidsgevoelens.
Wanneer dit reeds laag ligt, dan vergt het duidelijk verbeteren van de sociale veiligheid aanzienlijke inspanningen.
Een ander aspect is de zichtbaarheid en intensiteit van de maatregel(en).
Zo zijn de camera's in Sneek duidelijk ----
zichtbaar opgehangen en wordt met bordjes aangegeven dat de stations met çamera's worden bewaakt. Dit gebeurt bovendien van 's morgens
�
..�
r�Sz-"� 'j \
vroeg tot 's avonds laat. Bijna iedereen blijkt dan ook van de maatregelen af te weten.
In Groningen daarentegen zijn er in totaal slechts vijf volledige arbeids
plaatsen (ingevuld door 1 4 medewerkers) voor kaartcontrole beschikbaar, terwijl tien informanten vijf dagen per week gedurende de dagdienst werkzaam zijn. Een aanzienlijk deel van de reizigers is dan ook niet op de hoogte van de
maatregelen en geeft aan nog nooit te zijn gecontroleerd en/ of een vervoers
informant te hebben gezien.
Kosten-baten Bovenstaande ervaringen maken duidelijk dat het belangrijk is bij de invoering van nieuwe veiligheidsmaatregelen vooraf de mate van onveiligheid vast te stellen. Is deze relatief laag, dan '
�
ienen de in te voeren maatregelenzeer intensief en duidelijk zichtbaar te ijn. Is dit niet mogelijk dan kan men
\
uit oogpunt van een goede kosten- baten analyse de invoering van de maatregelen beter in heroverweging nemen.
J\..M� n;, ek 'i)� 'IAN'I<,,5 � e..-
,�V\
��- Ze staan ervoor. Evaluatie l1roject
k
verbetering sociale veiligheid NS- stations Sneek. St. Intraval,
"",QY�
Groningen-Rotterdam, 1995.
ISBN 90-72337-33-6
- Veilig op weg. Evaluatie veilig
heidsmaatregelen Groninger Vervoerbedrijf St. lntraval, Groningen-Rotterdam, 1 995.
ISBN 90- 72337-32-8 De rapporten zijn te bestellen bij Intraval-Groningen: 050 - 13 40 52, na
10 oktober 050 -313 40 52.
I
7
IJongeren
Experimenteel dagprogramma Cashba geëvalueerd
Alternatief met perspectief?
door Ad Essers, Peter van der Laan en Petm van der Veer
Maart
1992ging in Rotterdam het project Cashba van start. Dit experimentele dagprogramma � een alternatieve straf, gericht op jongeren van
16tot
25jaar in de arrond�sementen Rotterdam, Dordrecht en Den Haag. Het project stelt zich ten doel de sociale competentie van de jeugdige
1 986 voor de arrondissemen ten Amsterdam, Alkmaar en Haarlem, gevolgd in 1 990 door het
Dagtrainingscentrum (DTCl in Eindhoven, begon in maart 1 992 het experiment Cash ba in Rotterdam.
Hiermee werd voorzien in de behoeFte aan een dergelijke voorziening in de arrondissementen Rotterdam, Dordrecht en Den Haag. Hier werd namelijk een gebrek geconstateerd aan voldoende intensieve en inhoudelijk gestructureerde alterna
tieve sanctiemogelijkheden voor jeugdige plegers van ernstige delicten.
daders te verhogen en een
Deelnemers Het programma vantoekomstperspectief te
Cashba duurt 1 3 weken. Deontwikkelen en daarmee het rI
deelnemers�
edere werkdag teb d · k
verschijnen. Cash ba is bedoeld voorover
019 ma en van onacceptabel en delinquent gedrag. Onderzoek laat een positief resultaat zien, al is het weinig spectaculair.
In de tweede helft van de jaren tachtig is in Nederland een begin gemaakt met de ontwikkeling van intensieve, ambulante dagprogramma's van drie
maanden.
De projecten worden toegepast als alternatieve sanctie voor jeugdige daders van ernstige delicten.De programma's bestaan uit sociale en praktische vaardigheidstrainingen, arbeidstraining en activiteiten van deelnemers op stageplaatsen.
Na de start van de Kwartaalkursus in
jeugdigen van 16 tot 25 jaar die wegens een relatief zwaar vergrijp een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van ten minste 6 weken te wachten staat.
Door deel te nemen aan Cashba kunnen zij een vrijheidsstraf voorkomen of de duur ervan
bekorten. De doelgroep kenmerkt zich door een tekort aan vaardigheden, een laag opleidingsniveau en een beperkt toekomstperspectief.
Het programma
biedt de
mog
elijkh
ei
dtot deelname aan zowel schoolgaande en werkende jongeren als aan jongeren zonder vaste dagbesteding.
Jongeren met ernstige verslavingspro
blematiek of problemen van psychia
trische aard zijn van deelname uitgesloten.
!Je ol/Ieurs zijll per/)oll(/ell aall hel Welellschappelijk Ollder;:.oe!.:-1'11 Docu 1111'11 latiecell I 111/11 uall hi'1 lIIillis(i'rii' I'all jl/slilil'.
Activiteiten Cashba beoogt de deelnemers sociale en praktische
�rdigheden aan te leren, zodat zij zich staande kunnen houden in de maatschappij en minder snel in problematische situaties verzeild raken. Cashba wil ook een toekomst
perspectief voor de jongeren
onlWiKkelen, danwel zorg dragen voor het behoud daarvan bij schoolgaan
den en werkenden. Individuele sociale vaardigheidstraining, praktische vaardigheidstraining en arbeidstraining zijn de drie pijlers van het programma.
Om de deelnemers het nodige houvast te bieden, hecht Cash ba belang aan een duidelijke structuur:
een vaste dagindeling, vaste medewerkers bij terugkerende programma-onderdelen en een consequente hantering van regels.
[n het kader van de sociale vaardig
heidstminingvindt er minstens één maal per week een gesprek plaats tussen deelnemer en trainer. Op basis van observaties geven de
medewerkers - trainers genoemd - de deelnemers inzicht in eigen gedrag en de vaardigheden en de tekorten daarin. Per deelnemer worden
individuele leerdoelen geformuleerd,
waarbij het accent ligt op versterking van maatschappelijk aanvaardbaar gedrag.
Praktische vaardigheidstraining bestaat uit studie, techniek, sport, koken en creatieve expressie. Elke deelnemer werkt aan eigen opdrachten op zijn eigen niveau.
Arbeidstraining staat in het kader van beroepsoriëntatie, opleidings- en arbeidstoeleiding. Bij beroepsoriënta-
1 5
1 6
tie staan testafnames, sollicitatietrai
ningen en oriëntatiebezoeken aan opleidingen en bedrijven centraal. Ter realisering van opleidings- en arbeids
toeleiding worden stagemogelijkhe
den aangeboden. leders stagepro
gramma is afhankelijk van vaardighe
den en motivatie.
Vormingsactiviteiten zoals voorlich
ting en het één maal per kwartaal terugkerende survivalkamp worden in groepsverband gevolgd.
Evaluatie Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie
centrum (WODC) van het ministerie van Justitie heeft het experiment Cash ba geëvalueerd. Het accent in deze evaluatie, die medio september 1 995 werd gepubliceerd, ligt op e
ffuc
ten van Cashba wat betreft het beperken of terugdringen van nieuwe justitiecontacten. Hiertoe zijn gegevens verzameld van 73 jongeren die tussen maart 1 992 en mei 1 994 naar Cash ba zijn verwezen. Ter vergelijking zijn ook gegevens verzameld over jongeren die niet naar Cash ba zijn verwezen, maar een vrijheidsstraf hebben ondergaan.Enkele resultaten Ca5hba heeft te maken met problematische jongeren. Ruim de helft van alle deelnemers ging voorafgaand aan het programma niet naar school en had ook geen werk; schoolgaande jongeren spijbelden veel. A1cohol- en druggebruik alsmede regelmatig gokken komen veel voor onder de deelnemers.
Van de deelnemers haakte 38%
voortijdig af. Dit uitvalpercentage, dat
overigens aan schommelingen onderhevig is, is hoger dan bij de doorsnee taakstraffen ( 1 2%). Dit is het gevolg van de omstandigheid dat het bij Cash ba een zwaardere categorie delinquenten betreft. Bij hen is het risico op voortijdige uitval groter, zeker bij een project waar intensief toezicht op de deelnemers wordt uitgeoefend. Zondigen tegen huisregels, verzuim en nieuwe politie
contacten zijn de voornaamste uitvalsoorzaken. Van het grote aantal allochtone deelnemers -66% van de deelnemers is allochtoon -blijken vooral Turkse en Marokkaanse jongeren meer moeite te hebben hun programma volgens plan af te ronden.
Recidive Ongeveer 60% van de deelnemers is binnen een periode van enkele maanden tot een paar jaar opnieuw in aanraking met justitie gekomen. Degenen die het
programma afrondden, deden het in dit opzicht beter dan de afhakers.
Vergeleken met soortgelijke jongeren die een onvoorwaardelijke vrijheids
straf hebben ondergaan, is er sprake van minder nieuwe justitiecontacten en ook -als er dan toch sprake was van recidive - van minder ernstige feiten dan in het verleden. Er kan dus van een weliswaar weinig spectacu
lair, maar niettemin positief resultaat worden gesproken.
Knelpunten Een structureel knelpunt bleek de benutting van Cash ba door de drie arrondissemen
ten. De meeste deelnemer
;k
wamen - enkomen - uit de arrondissementen Rotterdam en Dordrecht. Deelnamedoor m�s was tot op heden nihil.
Voorts was - en is - er bij tijd en wijle sprake van onderbezetting van het project. Verwijzing naar Cashba is (te) sterk afhankelijk van de bereidheid bij slechts enkele (kinder)rechters hiertoe over te gaan. Regelmatig overleg met alle betrokkenen, dat wil zeggen (kinder)rechters, officieren van justitie, advocaten en reclasserings
medewerkers, is van groot belang.
Voortdurend moet worden gewezen
op het bestaan van Cashba, zodat het bestaansrecht wordt gegarandeerd.
Ten aanzien van belangrijke aspecten, zoals de woonsituatie, relaties met ouders en familie en besteding van vrije tijd, hebben zich bij de deelnemers weinig aansprekende veranderingffivoorgedaan. De interventie duurt daarvoor ongetwij
feld toch te kort. Dat de successen op dit punt en op dat van de recidive -
gering zijn, is wellicht mede het
Het project Cash ba wil jongeren een toekomstperspec
tief bieden Foto: Jeny Lampen
gevolg van het grot tbreken a van Cash ba nogal abrupt op. Pas na verloop van tijd is Cashba er in geslaagd nazorg van de grond te krijgen, maar op grote schaal is dit (nog) geen haalbare kaart gebleken.
Reden om in overleg te treden met andere voorzieningen, zoals jeugd re
classering en organisaties op het terrein van het
JeugdWerkGarantieplan UWG) om hierin te voorzien.
Detentie Hoewel Cashba er door het aantrekken van de juiste categorie delinquenten in is geslaagd een alternatief te zijn voor detentie, wordt detentie toch niet volledig
voorkomen. De deelnemers aan Cashba blijken gemiddeld 50 dagen in (voorlopige) hechtenis te hebben doorgebracht alvorens zij aan het programma konden beginnen.
Deelname leverde hen toch een besparing op van gemiddeld 35 dagen detentie.
Tenslotte Voor een aantal jongeren is deelname aan het Cash ba
programma zeker zinvol. Aan zowel de praktische als de sociale vaardighe
den is veelal met succes 'gesleuteld'.
Het met goed gevolg afleggen van het programma alléén blijkt echter niet altijd afdoende om de positieve tred erin te houden. De overgang van drie maanden intensieve begeleiding naar een leefsituatie zonder enige vaste dagbesteding is groot. De kans op terugvallen in het oude 'criminele' levenspatroon is niet gering. Het
gegeven dat het aantal jongeren dat niet naar school gaat en geen werk heeft ondanks deelname aan Cashba gelijk (en aan de hoge kant) is gebleven, is weinig positief. Het verdient daarom aanbeveling nadruk
kelijk te streven naar verdere uitbreiding van stagemogelijkheden ter bevordermg van de ten doef gestelde opleidings- en arbeidstoelei
ding. Eveneens is duidelijk dat (intensieve) nazorgactiviteiten een meer structureel KaräRter dienen te KrIjgen, zo nodig en mogelijk als verplicht reclasseringscontact en via nauwe samenwerking met en taakver
deling tussen Cashba en de (jeugd) reclassering. Zo kan Cash ba een waar alternatief, met perspectief op een betere toekomst, betekenen.
I
1 7
1 8
Alternatieve sancties
Ernst van de zaak is dikwijls bepalende factor
Werken in plaats van zitten
door Eric Spaans
Sinds
1 981worden steeds meer meerderjarige wetsover
treders veroordeeld tot een werkstraf, in plaats van een korte onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Door
max
imaal
240uur onbetaald te werken, voorkomt de dienstverlener dat hij voor maximaal een halfjaar achter de tralies verdwijnt. De werkstrafis in korte tijd uitgegroeid tot een populaire sanctie. Het WODG, het onderzoekcentrum van Justitie, is onlangs nagegaan waarom en in welke gevallen zo'n werkstrafwordt opgelegd.
De werkstraf - ook wel dienstverle
ning of straf van onbetaalde arbeid genoemd - wordt sinds 1981 opgelegd aan meerderjarige wetsovertreders.
Kort gezegd komt de werkstraf neer op de verplichting om gedurende een vastgesteld aantal uren werkzaamhe
den te verrichten voor een niet
commerciële instelling, zonder daar een financiële vergoeding voor te ontvangen. Door maximaal 240 uur onbetaalde arbeid te verrichten, voorkomt de dienstverlener dat hij of
zij voor maximaal een half jaar achter de tralies verdwijnt. 'Werken in plaats van zitten' dus. De werkstraf is in korte tijd uitgegroeid tot een
populaire sanctie. Dit valt onder meer af te leiden uit de ontwikkeling van het aantal jaarlijks opgelegde sancties.
In een periode van veertien jaar is het aantal werkstraffen gestegen van 2 1 3 per jaar ( i n 1 98 1 ) tot ruim 1 2.000 per jaar (in 1 994). Voor de toekomst wordt een verdere groei voorzien.
Alternatief De werkstraf is uitdruk
kelijk bedoeld als alternatief voor de korte onvoorwaardelijke vrijheids
straf. De wetgever heeft bepaald dat werkstraffen alleen mogen worden opgelegd ter vervanging van een (voorgenomen) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van maximaal zes maanden. Op deze wijze wordt geprobeerd korte vrijheidsstraffen zoveel mogelijk terug te dringen. Aan korte vrijheidsstraffen zitten namelijk belangrijke nadelen: ze zijn duur, leggen beslag op de schaarse ceIcapa
citeit en kunnen leiden tot het verlies van een baan en van sociale contacten. Bij werkstraffen spelen dit soort nadelen veel minder. De veroor
deelde wordt niet uit de samenleving verwijderd, maar verricht nuttig werk in en ten behoeve van de maatschap
pij, de tenuitvoerleggingskosten zijn relatief laag en de werkzaamheden kunnen in principe in de vrije tijd, dus naast een volledige baan, worden verricht. Deze voordelen van de
f)1' aWel/r is l'erl7olldell {/(II/ hl'/ WI'/(,lIsc!wJlpeliiA.
Ollder;;oek-('11 /)oclllllell /(I/ il'cell/ rtI 11/ /1(11/ he/ 11/ i 11 is/erie /1(1/1 JI/s/i/il'.
werkstraf boven de vrijheidsstraf worden evenwel alleen gerealiseerd indien de werkstraf daadwerkelijk in de plaats komt van de korte onvoor
waardelijke vrijheidsstraf. Er zijn aanwijzingen dat dit lang niet altijd het geval is.
Aanwijzingen Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek tonen aan dat de afgelopen jaren niet alleen het aantal werkstraffen is gestegen, maar ook het aantal korte (deels) onvoorwaardelijke vrijheids
straffen. Het totaal aantal afdoeningen door de rechtbank is daarentegen vrijwel gelijk gebleven.
Zo'n ontwikkeling zou zich niet voordoen indien de werkstraf altijd als alternatief voor de korte vrijheidsstraf wordt/is toegepast. In dat geval namelijk zou de toename van het aantal werkstraffen, bij een gelijk blijvend totaal aantal afdoeningen, gepaard gaan met een daling of in ieder geval het niet of nauwelijks stijgen van het aantal onvoorwaarde
lijke vrijheidsstraffen. Onderzoek laat verder zien dat dienstverleners, wat hun j ustitieel verleden betreft (dat wil zeggen, aantal, aard en afdoening van
eventuele eerdere justitiecontacten), veel meer lijken op personen met een korte vóórwaardelijke vrijheidsstraf dan op personen met een korte onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Uit interviews met rechters en officieren van justitie valt bovendien op te maken dat men bij herhaling werkstraffen oplegt/eist in zaken die, gezien hun relatief geringe ernst, eigenlijk niet in aanmerking komen voor een onvoorwaardelijke vrijheids
straf. Kortom, er zijn voldoende aanwijzingen dat de werkstraf in de praktijk niet uitsluitend als alternatief voor de korte onvoorwaardelijke vrijheidsstrafwordt toegepast, maar dat zij ook lichtere sancties zoals boetes en voorwaardelijke vrijheids
straffen vervangt.
Onderzoek Om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop de werkstraf in de praktijk wordt toegepast, heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en
Documentatiecentrum (WODe) van het ministerie van Justitie een uitgebreid onderzoek verricht. Van de i n totaal 600 personen die in 1 992 een werkstraf opgelegd kregen en 600
Dienstverleners - hier bezig met het opknappen van een kinderspeel
plaats - verrichten nuttig werk in en ten behoeve van de maatschappij Foto: Joost van den Broek
personen die in dat jaar veroordeeld waren tot een korte vrijheidsstraf, werd het strafdossier geraadpleegd.
De groep kortgestraften bestond voor een deel uit personen met een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf
(61 %); een straf die, volgens de wet althans, qua zwaarte overeenkomt met de werkstraf. De rest was veroordeeld tot een voorwaardelijke vrijheidsstraf; een Lichtere sanctie dan zowel de werkstraf als de onvoorwaar
delijke vrijheidsstraf. Wat betreft leeftijd, geslacht, geboorteland en gepleegd delict verschilden de dienst
verleners en de beide groepen kortge
straften weinig van elkaar.
VerschiUen en overeen
komsten Uit de strafdossiers viel een aantal interessante verschillen en overeenkomsten tussen de drie groepen te constateren. Zo namen de dienstverleners een eerste plaats in wat betreft het aantal gepleegde delicten en de aangerichte materiële schade. Toegebracht letsel kwam daarentegen bij de drie groepen even vaak voor (in 1 5% van de gevallen).
Ten aanzien van preventieve hechtenis namen de dienstverleners
een tussenpositie in. Van de dienst
verleners had bijna een kwart gedurende gemiddeld drie weken in voorlopige hechtenis gezeten. Dit is veel minder dan van de onvoorwaar
delijk gestraften (bijna 50% gedurende gemiddeld zeven weken), maar veel meer dan van de voorwaardelijk gestraften (6% gedurende gemiddeld twaalf dagen). Wat betreft hun justitieel verleden leken de dienstver
leners veel op de personen die een lichtere, voorwaardelijke vrijheidsstraf hadden gekregen. De dienstverleners en de voorwaardelijk gestraften waren in het verleden veel minder (vaak) met justitie in aanraking geweest dan de onvoorwaardelijk gestraften. Ook voegingen - dat wil zeggen, het tegelij
kertijd afdoen van m eerdere strafzaken - kwamen bij de dienstver
leners en de voorwaardelijk gestraften minder vaak voor.
Ernst van de zaak Het aantal gepleegde delicten, de toegebrachte schade of letsel, het justitieel verleden en eventuele gevoegde zaken zijn verschillende elementen van een strafzaak, die gezamenlijk de ernst van de zaak bepalen. De ernst van de zaak is op zijn beurt een zeer belangrijke factor in de straftoeme
ting: hoe ernstiger de zaak, des te zwaarder de opgelegde sanctie gewoonlijk is. Door na te gaan in hoeverre de onderzochte werkstraffen in genoemde opzichten overeenko
men met de korte vrijheidsstraffen, kan een indruk worden verkregen van de 'vervangingswaarde' van de werkstraf.
Voor het maken van deze vergelijking 1 9