• No results found

Uittredeleeftijd in de sectoren. Waar is nog marge?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Uittredeleeftijd in de sectoren. Waar is nog marge?"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Uittredeleeftijd in de sectoren. Waar is nog marge?

Arbeidsmarktflits 114 | 29 maart 2013

Langere loopbanen zijn cruciaal om het behoud van welvaart en sociale bescherming op de langere ter- mijn te kunnen garanderen. Een nauwgezette opvolging van de geboekte vooruitgang is hierbij essenti- eel. De evolutie in de gemiddelde uittredeleeftijd is hiervoor één van de belangrijkste parameters. In deze bijdrage kijken we naar de verschillen in gemiddelde uittredeleeftijd tussen sectoren. Maar we kijken ook vooruit, meer bepaald naar de potentiële invloed van de recente hervormingen van de uittredestelsels op de verwachte evolutie in gemiddelde uittredeleeftijd.

Lage uittredeleeftijd in de industrie

Door de leeftijdsverdeling van de werknemers (bij RSZ) in twee opeenvolgende jaren te vergelijken, krij- gen we een inschatting van het aantal 55-plussers dat de arbeidsmarkt verlaat.1 Op basis daarvan kun- nen we tevens een gemiddelde uittredeleeftijd berekenen.2 In de periode 2005-2010 3 lag de uittredeleef- tijd in Vlaanderen op 59,4 jaar. Hierachter schuilt evenwel een grote sectordifferentiatie. In figuur 1 rang- schikken we de sectoren naar aflopende uittredeleeftijd. De industriële sectoren kennen merkelijk lagere uittredeleeftijden dan de dienstensectoren (maar wellicht ook gemiddeld jongere intredeleeftijden). De automobielsector (vervaardiging van transportmiddelen) laat met 57,2 jaar de laagste gemiddelde uittre- deleeftijd optekenen. Dit is onder meer te verklaren door het gebruik van brugpensioen bij herstructure- ringen in deze sector. Ook bij andere industriële sectoren is het brugpensioen een belangrijke verklaren- de factor voor de lage uittredeleeftijden.

Tussen de commerciële en publieke dienstensectoren zien we geen opvallende verschillen. In de zakelij- ke dienstverlening vinden we de hoogste uittredeleeftijd terug (61,0 jaar). Maar ook publieke sectoren zoals recreatie, cultuur en sport (60,6 jaar), het onderwijs (60,3 jaar) en de overige dienstverlening (60,5 jaar) hebben relatief hoge uittredeleeftijden. Bij het onderwijs moeten we dit relatief ‘hoge’ cijfer nuance- ren aangezien we de instroom van leerkrachten in het stelsel van ‘terbeschikkingstelling voorafgaand aan rustpensioen’ (TBS) niet als uittrede registreren, terwijl dit stelsel vergelijkbaar is met het brugpensioen in de privésector.4 De uitzendsector valt als dienstensector wat uit de toon met een uittredeleeftijd van 58,7 jaar. Hierbij moeten we opmerken dat we uitzendarbeid weliswaar tot de dienstensector rekenen, maar dat het evengoed om industriële jobs kan gaan.

1Hiervoor baseren we ons op de ‘cohortcomponentenmethode’ waarbij de doorstroom van het aantal werkenden per leeftijdscohor- te wordt geanalyseerd.

2 Deze berekening verschilt met die van de uittredeleeftijd op basis van Datawarehouse-gegevens, zoals toegepast in de WSE Boordtabel Eindeloopbaan. Daarbij worden personen opgevolgd (in plaats van cohortes) en is er pas sprake van uittrede wanneer een persoon gedurende twee achtereenvolgende jaren geen job meer heeft.

3We bekijken de uittredeleeftijd als een gemiddelde over vijf jaar aangezien we de projecties – die in het tweede deel van de flits aan bod komen – ook enkel als een gemiddelde over vijf jaar kunnen berekenen.

4 Vanaf 2011 zullen de statistieken van de RSZ – dankzij het Capelo-project – de TBS’ers niet langer als werkenden registreren.

Hierdoor zullen we de instroom in dit stelsel toch als een ‘uittrede’ uit de arbeidsmarkt kunnen beschouwen.

(2)

2

© Steunpunt WSE – Parkstraat 45 bus 5303 – Leuven T: +32 (0)16 32 32 39 | F: (0)16 32 32 40 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@econ.kuleuven.be

Figuur 1. Rangorde sectoren volgens gemiddelde uittredeleeftijd (55-65 jaar) in periode 2005-2010 (Vlaams Gewest)

Bron: RSZ Gedecentraliseerd (Bewerking Steunpunt WSE)

Wat brengt de toekomst?

De effectieve uittredeleeftijd ligt in alle sectoren ver onder de officiële pensioenleeftijd van 65 jaar. Om deze kloof te verkleinen werden vorig jaar maatregelen genomen die mensen langer aan het werk moe- ten houden. De meest fundamentele wijziging ligt in het optrekken van de leeftijds- en loopbaanvoor- waarden binnen de stelsels van het vervroegd rustpensioen en het brugpensioen.5

Om een beeld te krijgen van de potentiële effecten van deze hervormingen schuiven we twee toekomst- scenario’s naar voor. Het eerste scenario gaat uit van een ongewijzigd beleid en gelijkblijvende uittrede- patronen, dit is het BAU-scenario (‘business as usual’).6 Het tweede scenario tracht de recente hervor- mingen van de uittredestelsels mee te nemen in de projecties. Hiervoor nemen we de verstrenging van de leeftijdsvoorwaarden als vertrekpunt.7 In dit ‘langer werken’-scenario verwachten we dat het uittrede- gedrag dat we vroeger op 58 jaar observeerden door de hervorming van het brugpensioenstelsel nu op 60 jaar zal vertoond worden. Het patroon dat we in het verleden op 60 jaar zagen – met name een sterke uitstroom omwille van de mogelijkheid tot vervroegd rustpensioen – verschuift naar 62 jaar. We verschui-

5Voortaan SWT (stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag) genoemd.

6De projecties gebeuren aan de hand van de ‘cohortcomponentenmethode’, waarbij de doorstroom van het aantal werkenden per leeftijdscohorte op de toekomst geprojecteerd wordt.

7Van de loopbaanvoorwaarden maken we abstractie aangezien daar geen sectorale gegevens over beschikbaar zijn. Deze loop- baanvoorwaarden werden wel in rekening gebracht in de analyses van Braes, Herremans & Sels (2012) en Neefs, Herremans &

Sels (2012). Daarbij werd een beeld geschetst van het potentieel effect van de hervormingen op de begunstigden van een ver- vroegd pensioen en op de totale tewerkstelling, zonder opsplitsing naar sectoren.

56 57 58 59 60 61

Zakelijke dienstverlening Recreatie, cultuur en sport Overige dienstverlening Onderwijs Diensten aan personen Horeca en toerisme Groot- en kleinhandel Informatica, media en telecom Transport, logistiek en post Maatschappelijke dienstverlening Gezondheidszorg Financiële diensten Openbare besturen Energie, water en afvalverwerking Overige industrie Verv. dranken, voeding en tabak Houtindustrie en verv. van meubels Bouw Chemie, rubber en kunststoffen Grafische nijverheid Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling Verv. van bouwmaterialen Textiel en kleding Metaal Verv. van machines en toestellen Verv. van transportmiddelen

(3)

ven niet enkel de uitstroom op 58 en 60 jaar, maar ook die van de andere leeftijdsjaren tussen 55 en 61, aangezien de nieuwe wetgeving ook voor deze leeftijden een uitgestelde uittrede beoogt.

In tabel 1 geven we een overzicht van de toekomstprojecties volgens de twee scenario’s. Opmerkelijk is dat er in vrijwel alle sectoren onder het BAU-scenario al een kleine stijging te merken is ten opzichte van de periode 2005-2010. In het scenario van ongewijzigd beleid verwachten we dat de gemiddelde uittrede- leeftijd in Vlaanderen stijgt van 59,4 jaar in de periode 2005-2010 naar 59,7 jaar in 2010-2015 en 59,9 jaar in 2015-2020. Dit heeft uitsluitend te maken met cohorte-effecten, in de zin dat de werknemerspopu- latie veroudert en hierdoor de gemiddelde uittredeleeftijd automatisch omhoog gaat.

In het ‘langer werken’-scenario komt hier nog een aanzienlijke stijging bovenop, doordat de uittredepatro- nen worden verlegd en de werknemers twee jaar langer aan de slag blijven.In dit scenario schatten we de gemiddelde uittredeleeftijd over alle sectoren heen op 61 jaar in de periode 2010-2015 en op 61,3 jaar in de periode 2015-2020.In de meeste industriële sectoren evolueert de gemiddelde uittrede in dit scena- rio richting 60 jaar. In de dienstensectoren – tertiaire en quartaire sector – schommelt deze eerder tussen 61 en 62 jaar.

Volgens deze projecties blijft de rangorde tussen de sectoren min of meer dezelfde. De automobielsector zou de sector met de laagste gemiddelde uittredeleeftijd blijven. De zakelijke dienstverlening haalt nog steeds de hoogste uittredeleeftijd.

(4)

4

© Steunpunt WSE – Parkstraat 45 bus 5303 – Leuven T: +32 (0)16 32 32 39 | F: (0)16 32 32 40 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@econ.kuleuven.be

Tabel 1 Gemiddelde uittredeleeftijd (55-65 jaar), periode 2005-2010 en projecties 2010-2015 en 2015-2020 volgens BAU- en

‘langer werken’-scenario (Vlaams Gewest)

Gemiddelde uittredeleeftijd 2005-

2010

2010-2015 2015-2020

BAU langer

werken BAU

langer werken

Totaal 59,4 59,7 61,0 59,9 61,3

Primaire sector 59,8 60,0 60,4 60,0 60,6

s1 Verv. dranken, voeding en tabak 59,1 59,1 60,1 59,2 60,4

s2 Textiel en kleding 58,1 58,3 59,1 58,3 59,4

s3 Grafische nijverheid 58,7 58,9 59,9 58,8 60,0

s4+5 Chemie, rubber en kunststoffen 58,8 59,1 60,2 59,0 60,4

s6 Verv. van bouwmaterialen 58,4 58,8 59,9 58,7 60,1

s7+8 Metaal 58,0 58,5 59,5 58,5 59,8

s9+10 Verv. van machines en toestellen 57,9 58,4 59,4 58,4 59,8

s11 Verv. van transportmiddelen 57,2 57,5 58,5 57,7 58,9

s12 Houtindustrie en verv. van meubels 59,0 59,2 60,3 59,3 60,7

s13 Overige industrie 59,3 59,6 60,5 60,2 61,2

s14+15 Energie, water en afvalverwerking 59,3 59,4 60,8 59,5 61,0

s16 Bouw 58,9 59,2 60,5 59,4 60,8

Secundaire sector 58,5 58,8 59,8 58,9 60,2

t1+2+3+4 Groot- en kleinhandel 60,0 60,1 61,2 60,2 61,3

t5+6+7 Transport, logistiek en post 59,8 60,0 61,3 60,3 61,6

t8 Horeca en toerisme 60,0 60,3 60,7 60,6 61,1

t9+10+11 Informatica, media en telecom 60,0 60,2 61,5 60,3 61,7

t12 Financiële diensten 59,5 59,9 61,2 60,1 61,6

t13+15+16 Zakelijke dienstverlening 61,0 61,3 62,7 61,3 62,5

t14 Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling 58,7 58,8 60,0 58,8 60,3

t17 Diensten aan personen 60,0 60,5 60,9 60,5 60,9

Tertiaire sector 59,9 60,2 61,5 60,4 61,8

q1 Recreatie, cultuur en sport 60,6 61,2 61,9 61,4 62,1

q2+3+4 Openbare besturen 59,3 59,4 60,9 59,8 61,1

q5 Onderwijs 60,3 60,4 61,9 60,4 61,9

q6 Gezondheidszorg 59,5 59,9 61,4 60,2 61,6

q7 Maatschappelijke dienstverlening 59,8 60,1 61,6 60,4 61,8

q8 Overige dienstverlening 60,5 60,5 61,8 60,6 61,8

Quartaire sector 60,0 60,2 61,7 60,3 61,8

Bron: RSZ Gedecentraliseerd (Bewerking Steunpunt WSE)

De projecties geven aan dat de hervormingen van de uittredestelsels een niet te verwaarlozen effect kunnen hebben op de uittredeleeftijd indien alle werknemers effectief twee jaar langer doorwerken. Toch moeten we vaststellen dat het nog een hele tijd duurt vooraleer een substantieel aantal sectoren in de richting van een gemiddelde van 62 jaar evolueert. Extra stappen zijn nodig om dit proces te versnellen en een verdere vooruitgang te verzekeren. De analyse toont ook aan dat er wel degelijk nog marge is om de vervroegde uittrede verder af te remmen. Toch is het nog maar de vraag of een echt substantiële stij- ging van de gemiddelde uittredeleeftijd gerealiseerd kan worden zonder te raken aan de officiële pensi- oenleeftijd. Het niet verder optrekken van de officiële pensioenleeftijd zou immers betekenen dat de leef- tijdsrange om uit te treden nog korter wordt en dat iedereen uiteindelijk tussen pakweg 64 en 65 jaar zou (moeten) uittreden. De lat zou met andere woorden voor iedereen op gelijke hoogte komen te liggen, ongeacht de loopbaanduur of fysieke belasting in de job, waardoor er erg weinig ruimte blijft om nog te differentiëren in loopbanen. Het geleidelijk loslaten van uittredeleeftijden en de volledige overstap naar een pensioenloopbaan die in gewerkte jaren uitgedrukt wordt, kan hier een uitweg bieden.

(5)

Verder lezen?

Neefs, B., Herremans, W. & Sels, L. 2013. Vergrijzing in de sectoren. Waar is de nood aan vervanging het hoogst? WSE Report. Leuven: Steunpunt Werk en Sociale Economie

Neefs, B., Herremans, W. & Sels, L. 2012. De doelstelling binnen handbereik? Potentiële tewerkstellings- effecten van een hervorming van de uittredestelsels. Over.Werk. Tijdschrift van het Steunpunt Werk en Sociale Economie, 22(2). 93-101. Leuven: Steunpunt Werk en Sociale Economie

Braes, S., Herremans, W. & Sels, L. 2012. De eindmeet in zicht? Impact van de pensioenhervorming op de begunstigden voor een vervroegd pensioen. Over.Werk. Tijdschrift van het Steunpunt Werk en Sociale Economie, 22(2). 102-111. Leuven: Steunpunt Werk en Sociale Economie

Boie Neefs Wim Herremans Luc Sels

Steunpunt Werk en Sociale Economie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Centra voor Alcohol- en andere Drugproblemen Limburg vzw en de Vereniging Geestelijke Gezondheidszorg vzw zijn sinds juni 2019 gefusioneerd.. Ze vormen nu samen zorGGroep

Het is altijd een wat ‘academisch’ tijdschrift geweest en heeft afstand gehouden tot de ‘waan van de dag’, maar daarmee zijn ook essentiële ontwikkelingen (zoals

De in artikel 4 bedoelde aanvullende vergoeding, die toegekend wordt aan de arbeid(st)ers die vrijwillig een deeltijdse betrekking in de kleding- en confectienijverheid

Een Kristof Calvo of een Peter Mertens hoeven zelden te vrezen voor zo’n ‘fact check’ achteraf als ze nog eens goed op dreef zijn, maar zelfs als Theo Francken officië- le

Op specifiek verzoek van de monitoren kiezen we er voor om de groepen reeds bij inschrijving op te splitsen in een groep kleine (3-4 jaar) en grote (5-6 jaar) kleuters en kleine

Het loon dat als berekeningsbasis diende voor uw eerste aanvraag (zie percentages in de tabel hoger) blijft van toepassing tenzij u al minstens 2 jaar geen uitkeringen meer

Gedurende de cyclus heeft eenzelfde wer- king plaats op de twee andere zijden van de rotor, zodanig dat er voor een volledige omwenteling van de rotor drie

Het merendeel van de spelletjes en knutselactiviteiten kun je heel eenvoudig maken met kosteloos materiaal zoals karton en wc-rolletjes.. Of ga aan de slag met dingen uit