Redactionele kanttekeningen
Verdraagzaamheid
Of: de betrekkelijke waarde van het recht
In Frankrijk woedt de laatste maanden een debat over het dragen van religieuze
symbo-len op de openbare school. Het begon allemaal toen in de Parijse voorstad Creil enkele meisjes van Noordafrikaanse herkomst niet van het idee af te brengen waren dat zij in de klas hun hoofddoekjes op moesten houden. Het stukje textiel was hun 'chador' ('tsja-door', zegt Van Dale) dat tot uitdrukking bracht dat zij tot de islamitische gemeenschap behoorden; en zij konden dat doekje in de klas niet afdoen, net zo min als van de overige kinderen verlangd kon worden andere kledingstukken uit te trekken. Door de koppig-heid van het schoolhoofd, dat van geen inbreuk op de regels van de school wilde weten, en de vasthoudendheid van de ouders, die het deden voorkomen alsof hun recht op het belijden van een niet-christelijke godsdienst op het spel stond, ontbrandde er een soort loopgravenoorlog waarin vrijwel iedereen tenslotte partij probeerde te kiezen. En door het gedruis dat daardoor ontstond doken andere moeilijkheden op: ouders die weigerden hun kinderen aan het godsdienstonderwijs te laten deelnemen; meisjes die niet naar de gymnastiekles wilden; het dragen van keppeltjes door joodse jongens; het kruisje om de hals; e.d.
De rel om de hoofddoekjes doet in Nederlandse ogen misschien wat overdreven aan; wij zouden waarschijnlijk geneigd zijn er niet zo zwaar aan te tillen. Daarbij valt natuur-lijk aan te tekenen dat de 'école publique' in Frankrijk een voorwerp van nationale trots is, vooral omdat de Fransen het gevoel hebben dat pas de Derde Republiek, in de late ne-gentiende eeuw, in staat is geweest om, door de schepping van de openbare school, de eeuwenlange bevoogding van het onderwijs door de Kerk te beëindigen en om aldus een 'éducation laïque' in het leven te roepen, een moderne republiek waardig. Het is die' la'i-cité' die in het geding schijnt te komen wanneer religieuze symbolen weer hun intrede zouden kunnen doen in de klas. Zoalsjuffrouw Laps, in Multatuli 's Woutcrtje Pieterse, zo treffend zou zeggen: 'Het begint met de bijbel, en het eindigt met ... wat anders.' Als men de zaken maar voldoende extrapoleert, wordt het meningsverschil fundamentcel en tegelijkertijd onoplosbaar.
De Franse discussie is interessant omdat eruit blijkt hoe weinig houvast onze gebrui-kelijke oriëntatiepunten ons in dit opzicht opleveren. Het publieke debat had tragi -ko-mische momenten. Het eerste wat duidelijk werd was dat het politieke systeem geen op-lossing had te bieden. De regering wist niet wat te doen: de Eerste minister en de minister van onderwijs trokken met verschillende boodschappen het land in; de socialistische partij, regeringspartij, viel in twee ongeveer gelijke delen uiteen; de parlementaire op-positie wist daar geen munt uit te slaan omdat ze zelf verdeeld was. De media deden in-tussen hun uiterste best onzuivere elementen uit het debat te halen, of die er juist zachtjes in te brengen: anti-Arabische gevoelens; de onderdrukking van de vrouw in (sommige) islamitische landen; de vrijheid van iedere gezindte om zelf religieuze scholen te stich-ten. De minister van onderwijs, met deze uitbarsting van gekrakeel geconfronteerd, meende tenslotte dat het probleem volgens de regelen des rechts moest worden opgelost;
er werd dus juridisch advies gevraagd aan de d 'Etat. ~fa ar de juridische weg
bleek ook al erg begaanbaar: er kwam na korte tijd een advies te voorschijn dat
'mi-figue, mi-raisin' was (tekst in Monde van 29 november 1989). het hoge
col-lege vanStaat hing het allemaal de omstandigheden van het concrete geval, en de
schoolbesturen moesten zich maar te redden.
vraag die aan deze episode vastknoopt is het algemeen
tot overschatting van mogelijkheden recht bij de oplossing van dit soort
ma-problemen van te Onze
bijv. erg. Niet zozeer omdat het daarbij gaat om
tegen overheid - daar is met wat horizontale werking wel
moeilijkheid is veeleer dat inroepen van
niet gauw tot oplossingen wanneer er andere
door in het kunnen komen. Verdraagzaamheid is
de Europese voor de Rechten van de Mens te
in het Statuutvoor het Koninkrijk). in. Het
voor politici, dag- en
"'""'"""'""geïnspireerde eenstuitop
selen en moet UlA..-rl"''" ...,, ... .., ... .
in zoverre gemakkelijk dat zij nogal
standkoming van individualistische klimaat dat
kenmerkt. grondrechten-ethos heeft tot een
.t:.vJ, ... n .... bijv. in het familierecht en in de voorzieningen .
... A ... ~-·,A· zeker mee gescoord, vooral wat
O'I"'I' ... .PT\P1'1 zoals r.cu'iof'n"\o,a..-f"l.o-n
meer een te staan.
tegenreactie alimentatieregime van oudere vrouwen
met een langdurig achter is een voorbeeld; van JOngere vrouwen over
rechtspraak van de Raad inzake erkenning van buitenechtelijke
te-wil van de eveneens. En debat blijft Nederland
moralistisch van toon, het meestal over gelijk van een of van
ontbreekt is het besef (om het ook eens ethisch gekruide te zeggen) dat we
met elkaar moeten leren leven voor zover we het kunnen. Als
op de lange de individualisering
wij al gauw dat in Nederland, met
mee zal vallen. dat zou wel eens een iets te rappe _,_.,, .. ~&-~,,~
een vanzelfsprekend gegeven: moet JUISt weer
worden In de jaren werden Jehova's getuigen nog met stenen
weggejaagd; vijfentwintigjaar was de simpele datje
genoeg om gewetensbezwaarde erkend te voor dienstplicht.
dezelfde periode slingerden sexuele zeden, vergelijking tot van onze
buurlan-den, van afgedwongen preutsheid tot uitersten van tolerantie. Ook juridische
cussie we voorbeelden: verbod om te houden grote
river-ienis tientallen jaren lang niet als een kwestie van tolerantie: men het hetzij
religieuze groep die slechts één onder vele was. Men kan er de Leidse dissertatie van :'an Boven uit 1967 nog op nalezen (Th.C. van Boven, De volkenrechtelijke beschernung van de godsdienstvrijheid, Assen 1967; zie bijv. p. 133-134).
Waarschijnlijk zullen we ons moeten troosten met de gedachte dat andere rnaa~schap
pelijke factoren dan het recht zullen bijdragen tot het behoud of de totstandkonung van een tolerant klimaat. De manier waarop wij elkaar in een samenlevin.g tegemoettreden
laat zich tenslotte lastig voorschrijven en nog minder afdwingen. Van der Hoeven
hee~t,
in zijn pas voor de Vereniging voor AdministratiefRecht geschreven boek over
'D~ dn~
dimensies van het bestuursrecht' (p. 69) nog in herinnering gebracht dat Montesqmeu ~r
al op gewezen heeft hoeveel meer vrijheid de burger soms geniet dan uit de constitutie
kan worden afgeleid. Want, zo zegt Montesquieu over de vrijheid, 'des moeurs, des .rna~
nières, des exemples reçus peuvent la faire naître; et certaines lois civiles la favonser
(De 1' esprit des lois, XII, 1).
zou voor de verdraagzaamheid nog wel eens sterker kunnen gelden dan voor de vrijheid.