Vraag nr. 63
van 29 oktober 2004
van de heer HERMAN REYNDERS
Hydro-elektriciteitsproject Albertkanaal – Stand van zaken
1. In 2000 werd door toenmalig minister van Openbare Werken Steve Stevaert de opdracht gegeven om de mogelijkheden te onderzoeken van alternatieve energiewinning (hydro-elektri-citeit) op het Albertkanaal.
Een uitgevoerde studie terzake toonde aan dat per sluizencomplex een vermogen van 1 mega-watt kan worden opgewekt. Bij een activiteit van 8.000 uren per jaar betekent dit dat circa 1.600 gezinnen per sluizencomplex, aan een gemiddeld jaarverbruik van 5.000 kilowattuur, van elektriciteit kunnen worden voorzien. In september 2000 werd overgegaan tot de aanbe-steding en in december van dat jaar werd het project definitief goedgekeurd en toegewezen aan een kandidaat-exploitant.
Toen kwam er plots een kink in de kabel. Van-uit het departement Leefmilieu werd bezwaar gemaakt wegens de mogelijke impact op het visbestand. De toen bevoegde ministers (Openbare Werken en Leefmilieu) kwamen overeen dat deze impact zou worden onder-zocht en dat er maatregelen zouden worden genomen om de impact te beperken.
Het rapport met de resultaten van deze impact-studie werd medio 2003 aan de kandidaat-exploi-tant voorgelegd. Na analyse ervan maakte hij begin dit jaar bekend af te zien van het project. Graag vernam ik van de minister bevoegd voor
zowel Openbare Werken als Leefmilieu hoe dit dossier in zijn huidige vorm verder zal worden aangepakt.
2. Naar verluidt, is er momenteel ook een denkpi-ste om het project van de alternatieve energie-winning te combineren met een project dat past in het concretiseren van de waterverdragen met Nederland.
Indien dit effectief zo is, dan zou ik graag geïnformeerd worden over de inhoud van dit project en over de huidige status ervan.
3. Ik stel tevens vast dat in het Vlaams regeerak-koord niet wordt gesproken over hydro-elektri-citeit. Daarin staat : "We kiezen resoluut voor een groter aandeel hernieuwbare energie uit windenergie, biomassa, zonne-energie."
Is het weglaten van hydro-elektriciteit hier een bewuste keuze, of een vergetelheid ?
Betekent dit dat men afziet van hydro-elektrici-teit als hernieuwbare energie ?
Indien het een vergetelheid is, dan kan er wel-licht nog een rechtzetting gebeuren in de beleids-nota.
Antwoord
1. De door de NV De Scheepvaart geselecteerde kandidaat voor het bouwen en exploiteren van waterkrachtcentrales op de sluizencomplexen van het Albertkanaal besloot na kennisname van de milieuvoorwaarden af te zien van het project. Door deze voorwaarden zou het ren-dement van de waterkrachtcentrales immers onvoldoende zijn.
Aangezien de potenties voor het opwekken van energie door waterkracht op de sluizencom-plexen van het Albertkanaal echter behoorlijk groot zijn, heeft de NV De Scheepvaart zich voorgenomen het project toch verder op zijn realiseerbaarheid te onderzoeken.
De resultaten van een multidisciplinaire studie naar visvriendelijke technieken bij kleinscha-lige waterkrachtcentrales, die einde 2004 zal worden gefinaliseerd, zullen hierbij richtingge-vend zijn. Op basis hiervan zal een werkgroep van technici onderzoeken hoe het project vorm kan krijgen. Een eerste vergadering van de werkgroep zal plaatsvinden eind november 2004.
Vanuit de Leefmilieuadministratie blijft de bouw van waterkrachtcentrales op kanalen zoals het Albertkanaal aanvaardbaar mits de nodige voorzorgen genomen worden om vis-schade tot een minimum te beperken.
pompgemalen op de sluizencomplexen van het Albertkanaal onvermijdelijk. Deze pompge-malen moeten Vlaanderen toelaten om, bij lage Maasafvoer, water op het Albertkanaal terug te pompen en zo aan zijn verplichtingen in het kader van het Maasafvoerverdrag te voldoen. Aangezien de bouwkundige en
elektromecha-nische voorzieningen voor de bouw van deze pompgemalen gelijklopend zijn met deze van waterkrachtcentrales, zal binnen de bovenver-melde werkgroep onderzocht worden hoe beide projecten kunnen worden gecombineerd zodat voor het Vlaams Gewest een voordelige situatie ontstaat.
3. Uit verschillende analyses blijkt dat de moge-lijkheden voor hydro-elektriciteit in Vlaanderen beperkt (onder andere gezien het geringe hoog-teverschil) zijn. Bovendien moet bij de bouw van waterkrachtcentrales rekening gehouden worden met een negatieve milieu-im-pact (vrije vismigratie, beperking visschade, wijzi-ging hydrologie,...).
Er werden afspraken gemaakt tussen de beheerders van de bevaarbare waterlopen en de Leefmilieuadministratie dat er geen water-krachtcentrales gebouwd worden op waterlo-pen waar vismigratie van groot belang is. Voor de kanalen, die veelal voor vismigratie
minder belangrijk zijn, werd afgesproken dat verschillende afschermende maatregelen wor-den genomen naargelang de waarde van de visstand.
Het niet vermelden in het Vlaams regeerak-koord van hydro-elektriciteit als bron voor her-nieuwbare energie mag zeker geen aanleiding zijn om deze vorm van energieproductie uit te sluiten.