• No results found

De kleinste kwadratenmethode

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De kleinste kwadratenmethode"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De kleinste kwadratenmethode

(2)

Laat A een m × n matrix zijn en b een vector in Rm. Veronderstel dat de matrixvergelijking A x = b geen oplossingen heeft omdat

b /∈ Col(A). Wat is dan de ‘best passende oplossing’ van deze matrixvergelijking?

Bepaal de vector ˆb in Col(A) met de kleinste afstand tot b.

Figuur:||Aˆx − b|| ≤ ||Ax − b|| voor alle x ∈ Rn dist(Aˆx, b) ≤ dist(Ax, b) voor alle x ∈ Rn

(3)

Los vervolgens de matrixvergelijking A x = ˆb op.

Figuur:De kleinste kwadratenoplossing ˆx in Rn

(4)

De vector in Col(A) met de kleinste afstand tot b is de loodrechte projectie van b op Col(A).

Hoe vinden we ˆb = projCol(A)b = Aˆx?

Daartoe moeten we ons realiseren dat de vector

(5)

Dus:

aj r(b − ˆb) = 0 (j = 1, 2, . . . , n) ⇔ aTj (b − ˆb) = 0 (j = 1, 2, . . . , n) ⇔

AT(b − ˆb) = 0 ⇔

AT(b − Aˆx) = 0 ⇔

ATb − ATAˆx = 0 ⇔

ATAˆx = ATb

De matrix ATA en de vector ATb kunnen met A en b eenvoudig worden bepaald.

(6)

Definitie

De vergelijkingen ATAx = ATb heten de normaalvergelijkingen bij Ax = b.

De niet-lege oplossingsverzameling van de normaalvergelijkingen heten de kleinste kwadraten oplossingen van Ax = b.

(7)

Voorbeeld

Wat zijn de ‘kleinste kwadratenoplossingen’ van Ax = b als

A =

1 1

−1 3

1 −2

en b =

 1

−2 1

.

ATA =

"

3 0

0 14

#

en ATb =

"

4

−7

# .

Hieruit volgt dat ˆx =

"

4 3

12

# .

(8)

Opgaven

Voorbeeld ( §6.5, opgave 1)

Wat zijn de ‘kleinste kwadratenoplossingen’ van Ax = b als

A =

−1 2

2 −3

−1 3

en b =

 4 1 2

.

ATA =

"

6 −11

−11 22

#

en ATb =

"

−4 11

# .

Hieruit volgt dat ˆx =

"

3 2

# .

(9)

Voorbeeld

Zie ook §6.6, opgave 12

De relatie tussen de systolische bloeddruk p ( milimeter-kwikdruk [mmHg]) en gewicht w (in ponden) van een kind worden bij benadering gegeven door de vergelijking p = β0 + β1 ln(w ).

Gegeven is de volgende tabel met meetresultaten:

w 44 61 81 113 131

p 91 98 103 110 112

Gevraagd wordt een schatting te bepalen van de systolische bloeddruk van een kind met een gewicht van 100 pond.

(10)

1 clear;

2 close all;

3 clc;

4 %

5 % Methode 1

6 % Toepassing van de kleinste kwadratenmethode zoals ...

dat met de

7 % hand zou gebeuren.

8 %

9 % We zoeken de kromme die het best past bij de punten

10 % (44,91),(61,98),(81,103, (113,110) en (131,112).

11 % Er wordt verondersteld dat deze kromme als ...

vergelijking p = b(1)+b(2)*ln(w) heeft.

12 %

13 % Berekening beta(1) en beta(2)

14 %

(11)

15

16 w p = [44,61,81,113,131];

17 p p = [91,98,103,110,112];

18 n = length(w p);

19 A = [ones(1,n);log(w p)]';

20 ATA = A'*A;

21 b = A'*p p ';

22 beta = ATA\b;

23

24 %

25 % Voor het berekenen van de fout bepalen we ye = A*b.

26 %

27

28 p e = A*beta;

29

30 %

31 % Berekening van de fout

32 %

33

(12)

35

36 %

37 % We tekenen in een plaatje de punten en de gevonden ...

kromme.

38 %

39

40 alpha = 40;

41 gamma = 135;

42 n = 1001;

43 w = linspace(alpha,gamma,n);

44 p = beta(1)+beta(2)*log(w);

45 plot(w p ,p p ,'*r',w,p,'b');

46

47 title('Een voorbeeld van de kleinste kwadratenmethode');

48 text(80,100,['p = ',num2str(beta(1)),' + ...

',num2str(beta(2)),' * ln(w)']);

49

50 text(80,90,['De berekende fout is = ',num2str(err)]);

51

52 pk = beta(1)+ beta(2)*log(100);

(13)
(14)

Opgaven

§6.6, opgave 3

Wat is de vergelijking van de vorm y = β0+ β1x die het ‘best past’ in de zin van de kleinste kwadratenmethode bij de punten:

(−1, 0), (0, 1), (1, 2), (2, 4).

(15)

x =

"

β0

β1

#

zou de oplossing moeten zijn van het stelsel vergelijkingen:

β0+ β1· −1 = 0 β0+ β1· 0 = 1 β0+ β1· 1 = 2 β0+ β1· 2 = 4

of de matrixvergelijking Ax = b met A =

 1 −1

1 0

1 1

1 2

 en b =

 0 1 2 4

 .

(16)

§6.6, opgave 7

Wat is de vergelijking van de vorm y = β1x + β2x2die het ‘best past’, in de zin van de kleinste kwadratenmethode, bij de punten:

(1, 1.8), (2, 2.7), (3, 3.4), (4, 3.8), (5, 3.9).

x =

"

β1

β2

#

zou de oplossing moeten zijn van het stelsel vergelijkingen:

β1· 1 + β2· 1 = 1.8 β1· 2 + β2· 4 = 2.7 β1· 3 + β2· 9 = 3.4 β1· 4 + β2· 16 = 3.8 β1· 5 + β2· 25 = 3.9

(17)

Vraag

Is de kleinste kwadratenmethode oplossing altijd ´e´enduidig?

Het antwoord hierop wordt gegeven door de volgende stelling.

Stelling

Laat A een m × n matrix zijn. Dan zijn de volgende beweringen gelijkwaardig:

De matrixvergelijking Ax = b heeft een ´e´enduidig bepaalde

‘kleinste kwadratenoplossing’ voor alle b ∈ Rm.

De kolommen van A zijn lineair onafhankelijke vectoren.

De matrix ATA is inverteerbaar.

(18)

De kleinste kwadratenoplossing is de enige oplossing van de normaalvergelijkingen.

(19)

§6.5, opgave 5

Wat zijn de ‘kleinste kwadratenoplossingen’ van Ax = b als

A =

1 1 0 1 1 0 1 0 1 1 0 1

 en b =

 1 3 8 2

 .

ATA =

4 2 2

2 2 0

2 0 2

en ATb =

 14

4 10

.

Hieruit volgt dat ˆx =

 5

−3 0

+ t

−1 1 1

 (t ∈ R).

(20)

Bewijs.

Ax = b heeft precies ´e´en kleinste kwadratenoplossing ⇔ de normaalvergelijkingen ATAx = ATb hebben precies ´e´en oplossing ⇔

ATA is inverteerbaar ⇔

dim(Col(ATA)) = n ⇔

dim(Nul(ATA)) = 0 (omdat dim Col(ATA) + dim Nul(ATA) = n) ⇔

dim(Nul(A)) = 0 (omdat Nul(A) = Nul(ATA)) ⇔

dim(Col(A)) = n ⇔

de kolommen van A vormen een basis voor Col(A) Zie ook: §6.5, opgaven 19-21.

(21)

Stelling

Als A een m × n matrix is met lineair onafhankelijke kolommen, b ∈ Rn en A = QR waarbij Q een m × n matrix is met orthonormale kolommen en R een n × n bovendriehoeksmatrix met positieve getallen op de hoofddiagonaal dan zijn Rˆx = QTb de normaalvergelijkingen.

Bewijs.

ATA = (QR)T(QR) = RTQTQR = RTInR = RTR en ATb = (QR)Tb = RTQTb dus

ATAˆb = ATb ⇔ RTRˆx = RTQTb ⇔ Rˆx = QTb

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De zalen waren leeg (en bezoekers moesten zich zelf een voorstelling van kunstwerken

Voor een antwoord dat een weergave is van het voorbeeld uit de eerste alinea (in plaats van een algemene eigenschap te noemen) geen scorepunt toekennen. 15

Wanneer het citaat begint bij “Meanwhile, rich”/“rich countries”, dient geen scorepunt toegekend te worden. 40 maximumscore 1 (Ja),

• Niet alleen trainen voor wat in examens getoetst kan worden / meer aandacht geven aan bepaalde talenten (die niet in examens getoetst. kunnen worden)

Omdat zij/kinderen van rijke ouders er belang bij hebben hun erfenis veilig te stellen / het risico lopen minder te erven / veel te verliezen hebben. 6

De publieke opinie (in Frankrijk) is vóór (bepaalde vormen

Dat (verslaving aan) opium zeldzaam is geworden

Dierlijke virussen kunnen een ander effect hebben op mensen dan op dieren / kunnen een dodelijk effect hebben op mensen. 40