• No results found

Onderzoeken naar de effecten van extreme neerslag op waterspanningen in een dijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoeken naar de effecten van extreme neerslag op waterspanningen in een dijk"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

ONDERZOEKEN NAAR DE EFFECTEN VAN EXTREME NEERSLAG OP WATERSPANNINGEN IN EEN DIJK

(3)

Stieltjesweg 2 Postgiro 234342 Postbus 69, 2600 AB Delft Bank Mees en Hope NV

Reknr. 2592.35.911 ___________ -

G RON D I\JI ECHAN I CA

Telex 38234so1lnl

Telefax 015-610821 K.v.K. S 145040 DeIft

=

_________

DELFT

ONDERZOEK NAAR DE EFFECTEN VAN EXTREME NEERSLAG OP WATERSPANNINGEN IN EEN DIJK

CO-280000/25 maart 1990 Swt/GP/13/dijk

Opgesteld in opdracht van:

Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden

AFDELING GRONDCONSTRUCTIES projectleider: ir. C.J. Swart projectbegeleider: ing. J. Dekker

afdelingshoofd: ir. J.W. Sip

Op aVe aanbiedingen en op alle te sluiten overeenkomsten aismede de daaruit voortvloeiende leveringen van diensten en produkten-en de daaruit voortvloeiende uitvoeringen van werk-zaamheden, zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan de Stichting Waterbouwkundig Laborato-rium, welke zijn gedeponeerd ter Gritfie van de Arrondisse-mentsrechtbank te 's-Gravenhage en bij de Kamers van Koop-

(4)

bladnumrner : - 1 -

ons kenmerk: CO-280000/25 datum : maart 1990

MWW

- GRONDMECHANICA

DELFT

INHOUD: blz.:

1. INLEIDING 1

2. EERDER VERRICHT ONDERZOEK 2

2.1 Waterspanningsmeting onderzoek 2 2.1.1 Beschrijving onderzoek 2 2.1.2 Resultaten 4 2.2. Modelonderzoek 4 2.2.1 Beschrijving onderzoek 4 2.2.2 Resultaten 8

3. NADERE BESCHOUWING ONDERZOEKSRESULTATEN 10

4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 12

(5)

bladnurnmer : - 2 -

ons kenrnerk: CO-280000/25 datum : maart 1990 ____

GRONDMECHANICA

AMU DELFT

BIJLAGEN: APPENDIX. A. Dwarsprofiel Fun 187 + 175 m Relatie neersiag - neerslagduur Neersiaggegevens KNMI

(6)

bladnuinmer : - 1 -

ons kenrnerk: CO-280000/25 datum : maart 1990

MMWGRONDMECHANICA

___

DELFT

1. INLEIDING

In opdracht van het Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden is onderzoek verricht naar de effecten van extreme neersiag in een dijk.

Het waterkerend vermogen van een dijk wordt onder andere bepaald door de stabiliteit. De dijken in het benedenrivierengebied worden ten aan-zien van de stabiliteit op twee afzonderlijk optredende extreme si-tuaties onderzocht:

een belasting door hoogwaterstanden een belasting door extreme neersiag. ad.a

In [3] wordt aangegeven op welke wije deze extreme situatie kan wor-den onderzocht.

ad. b

Onder normale dagelijks voorkomende getij-omstandigheden kan ten ge-volge van extreme neersiag het freatisch viak zowel in als achter de dijk stijgen. Uit in het verleden uitgevoerde berekeningen is gebleken dat deze situatie een ongunstiger evenwichtsfactor (verlaging circa 0,05) kan opleveren dan berekend bij een belasting door hoogwaterstan-den (met cirkelvormige glijvlakken).

Vooral de laatste jaren is meer inzicht verkregen in stabiliteitsbe-schouwingen waarbij de maximaal mobiliseerbare schuifweerstand in het grensgebied holoceen/pleistoceen sterk afneemt (het zogenoemde opdrij-yen met rechte glijvlakken). Dit resulteert veelal in aanmerkelijk la-gere evenwichtsfactoren dan gevonden met cirkelvormige glijvlakken en ook lager dan bij een extreme neerslagsituatie. Welke situatie maatge-vend is zal van geval tot geval moeten worden nagegaan.

In [3] wordt globaal aangegeven met welke effecten er bij de even-wichtsbeschouwing voor een extreme neerslagsituatie rekening gehouden moet worden. Er wordt tevens van uitgegaan dat het optreden van hoog-waterstanden en het tijdstip van extreme neersiag niet samenvallen. De invloed van neerslag op de ligging van het freatisch vlak is door middel van waterspanningsmetingen onderzocht. In hoofdstuk 2.1

wordt hier nader op ingegaan.

Los van het onderhavige onderzoek is in opdracht van Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, een studie verricht naar de diepte van invloed van veranderingen in atmosferische omstandigheden op waterge-halte en waterspanning van een kleilaag op een dijk.

(7)

bladnummer : - 2 -

ons kenmerk: CO-280000/25 datum : maart 1990

- GRONDMECHANICA

____ DELFT

In deze studie wordt met behuip van een eindige-differenties rekenmo-del de invloed van extreme neersiag op verzadigingsgraad en zuigspan-ning onderzocht. De resultaten hiervan worden in hoofdstuk 2.2. be-schreven.

In hoofdstuk 3 wordt een nadere beschouwing van de onderzoeksresulta-ten gegeven.

(8)

bladnumrner : - 3 -

ons kenmerk: C0-280000/25 datum : maart 1990

MMW GRONDMECHANICA

-- DELFT

2. EERDER VERRICHT ONDERZOEK 2.1 Waterspanningsmeting onderzoek 2.1.1 Beschrijving onderzoek

Ten behoeve van de dimensionering van de dijkversterkingen zijn en worden in de ontwerpfase in een aantal dwarsprofielen waterspannings-meters geplaatst. In bijlage 1 is als voorbeeld voor dp 187 + 75 m, dijkvak Nieuw Lekkerland-Oost de plaats van de meters aangegeven. Aan de hand van een aantal 13-uursmetingen is en wordt nagegaan welke meters, die het dichtst onder het freatisch vlak liggen, gedurende deze meting ongevoelig zijn voor de dagelijkse getijbewegingen.

Vervolgens zijn en worden de waterspanningen bij deze meters gedurende een lange periode periodiek gemeten.

Hieruit blijkt dat er (gebaseerd op neersiagloze perioden) per dwars-profiel een relatie is tussen de gerniddelde buitenwaterstand over een voorafgaande periode van 7 dagen en de stand van het freatisch vlak ter hoogte van de binnenkruinlijn.

Door middel van deze relatie is voor elke periode van 7 dagen het aan-deel van de neerslag op de verhoging van het freatisch vlak berekend. Deze verhoging van het freatisch vlak is uitgezet tegen de neerslag. Door vervolgens een lineair verband aan te nemen tussen beide parame-ters is voor elke gekozen neerslag de verhoging van het freatisch vlak ter hoogte van de binnenkruinhijn te bepalen.

Voor in totaal 7 dwarsprofielen in de dijkvakken:

Nieuw Lekkerland Oost: dp 181 + 0 m, dp 182 + 174 m, dp 187 + 75 m Streefkerk West : dp 194 + 58 m, dp 202 + 20 m, dp 202 + 142 m Streefkerk midden : dp 206 + 8 m

zijn de metingen uit de jaren 1977 en 1978 uitgewerkt en grafisch uit-gezet in figuuur 2.1. De relaties welke de laagste en hoogste verho-ging van het freatisch vlak geven zijn eveneens in de figuur getekend. Bij deze methode wordt, wegens gebrek aan informatie, geen rekening gehouden met:

- verschillen in de verzadigingsgraad van de grond boven het freatisch vlak, noch tussen de meetopstellingen onderling noch bij aanvang van de verschillende inetingen

- een verandering van de bovengrondse afstroming van een gedeelte van de neerslag.

De grootte van de extreme neerslag, welke als uitgangspunt voor de stabiliteitsbeschouwing dient, is afgeleid van de overschrijdingsfre-quentie van het stormvloedpeil in het benedenrivierengebied, namelijk een 7 daagse bui die eens in de 4000 jaar voorkomt.

In [4] is een neerslagformule uitgewerkt voor Nederlandse omstandighe-den, waarbij de neerslag is uitgezet tegen de duur bij een gegeven kans van voorkomen (zie bijlage 2).

(9)

bladnuxnmer: — — ____

GRONDMECHANICA

ons kenmerk: CO-280000/25

=

DELFT

datum : maart 1990

Hieruit volgt voor de 7-daagse bui die eens in de 4000 jaar voorkomt een neerslaghoeveelheid van 155 mm per 7 dagen.

I

extreme neersiaci 155mm/7doQen

H155

/

El

/

El

I

/

a,

p

21

/

Li Cl

/

3Is0 r /V

-

a,J gj

+

--- '01 v/4'

-

I ,?o .vE __

- .dpl8l.Om x dp 182#174m £dp 187, 75m — odp194.58m dp202.20m v dp 202.142 m 4 dp 206.008m

0,2 0:4 0,6 - - 0,8 1,0 1,2 14 16 1,8 20 2.1 Verhoqing freatisch v(ak t.p.v. de binnenkruinlijn tgv neerstag in m

Figuur 2.1 Relatie neersiag-verhoging freatisch vlak ter plaatse van binnenkruinlijn voor 7 dwarsprofielen

2.1.2 Resultaten

Toegepast op de gevonden relatie tussen neersiag en verhoging frea-tisch vlak in binnenkruinlijn wordt met de hiervoor genoemde aannames voor de onderzochte dwarsprofielen een verhoging gevonden welke ligt tussen 0,8 m en 2,1 m. Ter plaatse van dp 202 + 142 m wordt door mid-del van lineaire extrapolatie de minimum verhoging gevonden; ter plaatse van dp 202 + 20 m de maximum verhoging.

Voor de verhoging van het freatisch vlak bij de binnenteen is ook een relatie gelegd met de neersiag. Hieruit volgt voor de onderzochte dwarsprofielen een verhoging bij extreme neersiag welke ligt tussen 1,0 m en 2,8 m.

2.2 Modelonderzoek

2.2.1 Beschrijving onderzoek

In dit onderzoek is, naast onderzoek naar de bodemstructuur onder verandering van de atmosferische omstandigheden, nagegaan wat de ef-fecten zijn van een extreme regenbui op een talud, dat reeds in een evenwichtstoestand verkeert onder invloed van langdurige regenval.

(10)

bladnummer : - 5 -

ons kenmerk: CO-280000/25 datum : maart 1990

GRONDMECHANICA

DELFT

Vanwege de sterke niet-lineaire aspecten van stroming in de onverza-digde zone (zie appendix A) is gekozen voor een eindige-differenties berekening.

Voor deze berekening is een 2-dim. eindidifferenties rekenmodel ge-kozen (2- dim. berekeningen met computerprogramma SWANFLO) vanwege: - de helling van het talud en daarmee van de

doorlatendheidsopbouw (zie figuur 2.2) - ligging van het grondwaterniveau.

Voor de invoergegevens van de 2-dim. berekening is uitgegaan van een, relatief geringe, afname van de verzadigde doorlatendheid met de diep-te.

Voor de berekeningen zijn de zogenaamde vochtkarakteristieken van de grond nodig. Dit betreft met name het waterhoudend vermogen van de grond die met zuigspanningscurves wordt aangeduid en de onverzadigde doorlatendheid die afhankelijk is van het watergehalte, aangegeven in curves die de k-

e-

relatie aangegeven.

De gebruikte zuigspanningscurve voor de berekeningen is vastgesteld aan de hand van onderzoek [5]. Daarbij is gekozen voor de zuigspan-ningscurve van kleigrond van een kleibekleding waarvan de samenstel-ling representatief geacht kan worden voor Nederlandse omstandigheden. De onverzadigde doorlatendheidskarakteristiek, k- $- relatie, is geko-zen uit literatuurgegevens. Voor de berekening is gekogeko-zen voor een k-

e-

relatie die is geselecteerd op grond van de vorm van de zuig-spanningscurve.

De geometrie van de dijk en de ligging van het grondwaterniveau zijn gebaseerd op een enigszins vereenvoudigd profiel van een bestaande dijk, zie figuur 2.2. (Alblasserwaard, situatie bij Streefkerk-West, dp 194 + 58 m). De genoemde verandering van doorlatendheid met de diepte is in deze schematisatie ingebracht.

De ligging van het grondwaterniveau is voor de berekening gesimuleerd door de betreffende stijghoogte aan de basis van het rekenraster aan te nemen; alsof daar een doorlatende laag aanwezig is waarin die druk bestaat.

(11)

bladnummer : - 6 -

ons kenmerk: CO-280000/25 datum : maart 1990

GRONDMECHANICA

DELFT

rr

Figuur 2.2: De schematisatie van het dijktalud dat in de siiiulaties is gebruikt. Ret talud maakt een helling van 200 ( 1: 2.7) met de horizontaal.

K is de doorlatendheid van het materiaai in verz.

verzadigde toestand van de verschillende lagen in m/s; CWP - gronduaterpeil.

(12)

M-Ww

o GRONDMECHANICA

DELFT

bladnummer : - 7 -

ons kenmerk: CO-280000/25 datum : maart 1990

tJit de gegevens over extreme neerslag in Nederland die het KNMI op verzoek verstrekte (zie bijiage 3), blijkt dat 16 mm neerslag binnen een periode van een uur kan vallen tijdens intense buien. TJit andere bronnen [4] kan worden afgeleid dat een neerslag van gemiddeld

1 mm/uur gedurende langere tijd (meer dan 1 tot 2 weken) extreem is. De effecten van deze beide gegevens over extreme neerslag zijn daarom met de berekeningen nagegaan.

SWANFLOW (Simultaneous Water Air and Non-aquous plane FLOW) is een re-kenprogramma dat in een 3-dimensionaal bodemsysteem de stroming simu-leert van water (bodemvocht) en eventueel een niet met water mengbare fase (hier kortheidshalve olie genoemd). Het bodemsysteem kan daarbij slechts gedeeltelijk verzadigd zijn.

De belangrijkste uitgangspunten van het programma zijn:

- luchtdruk in de porin is constant en gelijk aan atmosferische druk

- viscositeit van olie en water is onafhankelijk van de druk - dichtheid van olie en water is onafhankelijk van de druk - relatieve doorlatendheid van water is een functie van de

waterverzadigingsgraad

- relatieve doorlatendheid van olie is een functie van lucht- en waterverzadigingsgraad

- -capillaire druk is een functie van waterverzadigingsgraad - luchtverzadigingsgraad is een functie van oliedruk

- porositeit is een lineaire functie van druk - stroming vindt plaats in een poreus medium - Darcy stroming voor meerdere fasen is geldig

- intrinsieke doorlatendheid is een functie van de ruimte

- er is geen overdracht van massa tussen fase, de olie kan bij- voorbeeld niet in water oplossen of verdampen.

De fysische invoergegevens zijn:

- dichtheid van water (kg/m3)

- dichtheid van olie (kg/m3)

- dynamische viscositeit van water (kg/m3)

- dynamische viscositeit van olie (kg/m/s) Gegevens die locatie-afhankelijk zijn, betreffen:

- doorlatendheid x-richting (m2 )

- doorlatendheid y-richting (m2)

- doorlatendheid z-richting (m2 )

- systeem compressibiliteit (ms2/kg)

- referentiedruk voor porositeit (Pa)

- referentieporositeit (-)

(13)

I

bladnuxnmer: - 8

-

=

GRONDMECHANICA

ons kenmerk: CO-280000/25 =

datum : maart 1990

_______

DELFT

- initi1e waterverzadigingsgraad (-)

- bron/put sterkte (kg/s)

- relatie tussen capillaire druk en verzadigingsgraad

- relatie tussen relatieve doorlatendheid en verzadigingsgraad. Bij de berekening is (wegens de toenemende gecompliceerdheid bij ande-re randvoorwaarden) ervan uitgegaan dat de zijranden van het model on-doorlatend zijn.

De uitgevoerde berekeningen welke de extreme neerslag simuleren zijn: aanpassen van de waterspanning en verzadigingsgraad van veldca-paciteittoestand tot er onder invloed van neerslag van 1 mm/uur een stationaire toestand ontstaat (debiet onderzijde is gelijk debiet bovenzijde en er treden geen noemenswaardige veranderin-gen in waterspanning meer op)

neerslag van 16 mm binnen een periode van 1 uur (extreme bui), aansluitend aan 1

aanpassen van de waterspanning en verzadigingsgraad aan het op-pervlak tot er onder invloed van neerslag van 1 mm/uur een sta-tionaire toestand ontstaat, aansluitend aan 2.

Daarnaast zijn er nog enkele vervolgberekeningen gemaakt, waarmee de effecten op de bodemstructuur zijn onderzocht.

2.2.2 Resultaten

Intense neerslag kan het freatisch vlak in de dijk be!nvloeden. Door een geringe afname van de doorlatendheid in de toplaag van het talud kan zich water bij de teen van de dijk verzamelen. In de simulatie van een extreme bui (1 mm/uur gedurende meer dan 2 weken aaneen) stijgt het grondwater aanmerkelijk. De resultaten van de simulatie geven een stijging van meer dan 1 meter te zien, hetgeen echter mede het gevolg is van een als ondoorlatend gemodelleerde zijrand van het rekenmodel. Bovendien is de gesimuleerde neerslag hoger dan in werkelijkheid in Nederland ooit verwacht kan worden. Bij een doorlatende zijrand wordt geschat dat de verhoging onder dezelfde belastingsituaties circa 0,5 m bij de teen van de dijk zal zijn. Afstromen van neerslagwater over het oppervlak zou in de simulatie slechts voorkomen bij de teen als er nog een hogere neerslaghoeveelheid zou vallen. Bij de simulatie van zon hoge neerslag, 16 mm, gedurende een uur aansluitend op de twee weken neerslag van 1 mm/uur kwam het freatisch viak enkele uren tot aan het maaiveld bij de teen.

Indien vervolgens weer aansluitend een constante neerslag van 1 mm/uur wordt gesimuleerd, is de grondwaterstand bij de teen binnen 1 dag weer op het niveau voorafgaand aan de simulatie van 16 mm gedurende 1 uur.

(14)

bladnummer : - 9 -

ons kenmerk: CO-280000/25 datum : maart 1990

MWW

-

GRONDMECHANICA

____ DELFT

Het freatisch viak in de kruin blijkt niet toe te nemen bij de gesimu-leerde neerslag van 1 mm/uur gedurende twee weken.

In de kruin neernt, bij de 16 mm neersiag simulatie gedurende een uur, het vochtgehalte in de onverzadigde zone met circa 2% toe tot 77%. Een deel van het vocht stroomt door de onverzadigde zone in het talud om-laag. Hierdoor neemt de grondwaterstand in de kruin bij deze extreme neersiag niet toe.

(15)

bladnuinmer : - 10 - - ons kenmerk: CO-280000/25

datum : maart 1990

3. NADERE BESCHOIJWING ONDERZOEKSRESULTATEN

GRONDMECHAN ICA

DELFT

Extreme neersiag

Uit het modelonderzoek blijkt dat na twee weken een evenwichtsituatie ten aanzien van de helling van het freatische vlak is bereikt bij een continue bui van 1 mm/uur; dit is 336 mm/2 weken. Bij deze door het KNMI gegeven neersiag is geen kans van voorkomen te koppelen. Door deze hoeveelheid te vergelijken met de via [4] verkregen hoeveelheid neersiag is enigszins een kans van voorkomen voor de 336 mm/2 weken te schatten. In het waterspanningsmeting onderzoek is gekozen voor een extreme neerslag van 155 mm/week (310 mm/2 weken) bij een kans van voorkomen van gemiddeld een keer per 4000 jaar.

Hieruit kan globaal de conclusie worden getrokken dat de in beide on-derzoeken gebruikte extreme neersiag dezelfde kans van voorkomen zou kunnen hebben.

Waterspanningsmeting onderzoek

Door de hoogte van het freatisch vlak onder de kruin alleen afhanke-lijk te stellen van de gemiddelde buitenwaterstand over een vooraf-gaande periode van 7 dagen, worden andere invloeden buiten beschouwing gelaten. Uit het modelonderzoek [2] is gebleken dat de hoogte van het freatisch vlak door een veelheid van factoren wordt bepaald.

Dit betekent dat bij de bepaling van het aandeel van de neersiag op de verhoging van het freatisch vlak rekening met deze factoren zal moeten worden gehouden.

De aanname dat er een lineair verband zou bestaan tussen de neersiag en de verhoging van het freatisch vlak wordt in [1] al aanvechtbaar genoemd.

Wegens het beperkte aantal metingen was een betere benadering echter niet mogelijk.

Uit het modelonderzoek [2] blijkt dat de stijging van het freatisch vlak voor een groot deel wordt bepaald door de mate van afstroming van het grondwater in het talud. Dit betekent dat de lineaire extrapolatie zeer waarschijnhijk de werkelijkheid niet zal benaderen.

Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het door extrapolatie van waterspanningsmetingen bepalen van de verhoging van het freatisch vlak bij extreme neersiag, zonder de processen in de onverzadigde zone in beschouwing te nemen, niet goed mogelijk is.

delonderzoek

Met de toegepaste schematisatie van het dijkprofiel met ondoorlatende zijranden is berekend dat zich grondwater bij extreme neersiag vooral

in de teen van de dijk verzameld.

Het blijkt tevens met deze schematisatie dat in de kruin geen verho-gingen van het freatisch vlak optreden. Wel neemt het vochtgehalte in

(16)

bladnummer : - 11

ons kenmerk: CO-280000/25 datum : maart 1990

MMW GRONDMECHANICA

____ DELFT

de onverzadigde zone toe met 2% tot 77%. De resultaten van het mo-delonderzoek geven enig inzicht in de berging en stroming door de on-verzadigde zone bij extreme neersiag.

Dat geen verhogingen zijn berekend lijkt in tegenspraak met de meetre-sultaten van het waterspanningsmeting onderzoek, waar in de kruin aan-zienlijke drukverhogingen in de bovenste waterspanningsmeters zijn vastgesteld.

Deze drukverhogingen zijn via lineaire extrapolatie vertaald naar ver-hogingen van het freatisch viak (zie lijn a in figuur 3.1). Indien echter rondom het freatisch viak ten gevolge van omhooggericht vocht-transport er nog geen evenwicht is, kan het drukverloop volgens lijn b verlopen.

Uitgangspunt hierbij zijn de gemeten waterspanningsverhogingen uit het waterspanningsmetingonderzoek; in het modelonderzoek is de bemnvloe-ding van het grondwater door de neersiag niet gedetailleerd aan de orde gekomen.

waterspanning (neg.) 0 waterspanning (pos.)

freatisch viak volgens lijn a \

1 = oorspronkelijke gemeten waterspanning 2 = verhoogde gemeten waterspanning freatisch viak volgens Lijn b

freatisch viak (atmosferische druk=0) 1 "2 waterspanningsmeters1 Q. 10 I 2

(17)

bladnummer : - 12 -

ons kenmerk: CO-280000/25 datum maart 1990

4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

- GRONDMECHANICA

DELFT

De resultaten van beide onderzoeken sluiten niet op elkaar aan. Een aantal redenen hiervoor kunnen zijn:

- bij de lineaire extrapolatie in het waterspanningsmeting onder- zoek wordt geen rekening gehouden met de berg ing en stroming in de onverzadigde zone en stroming in de verzadigde zone

- de nauwkeurigheid van het meetsysteem (Bourdonmeters) is te klein om een redelijk betrouwbare relatie te leggen tussen de gemiddelde buitenwaterstand over een voorafgaande neerslagloze periode van 7 dagen en de stand van het freatisch vlak ter hoogte van de binnenkruinlijn. Met andere woorden: de nultoe-stand voorafgaand aan de bewerking van de neerslaginvloed kan onvoldoende nauwkeurig worden vastgelegd. Dit kan betekenen dat de gemeten verhoging van het freatisch vlak ten gevolge van de neerslag te groot wordt ingeschat

- bij het vastleggen van de nultoestand wordt geen rekening ge- houden met capillaire opstijging en verdamping in de beschouwde neerslagloze periode van 7 dagen

- de aannames in het modelonderzoek komen niet geheel overeen met de in situ aanwezige variabelen.

In het modelonderzoek zijn een aantal aannames gedaan zoals: - vochtkarakteristieken van de klei zijn gekozen

- de kleilaag reikt tot in het grondwater

- snelheid van verandering van zuigspanningen is opgelegd - intensiteit van neerslag is gekozen

- geometrie van het gemodelleerde dijktalud.

Teneinde het inzicht in de gevoeligheid voor de genoemde variabelen te verbeteren, is het aan te bevelen de gevoeligheid van de gesimuleerde invloeden voor veranderingen van de variabelen na te gaan.

Omdat in de stabiliteitsberekeningen primair de invloed van de korrel-spanningsafname ten gevolge van de waterspanningstoename van belang is, is het aan te bevelen na te gaan welke processen de drukverande-ringen beneden het freatisch vlak beInvloeden.

Hierbij wordt gedacht aan de processen die zich afspelen in de onver-zadigde zone, de capillaire (veronver-zadigde) zone en de zone beneden het freatisch vlak. In een eerste fase kunnen in een geconditioneerde om-geving (laboratoriuxnonderzoek) waterspanningsmetingen worden uitge-voerd. Met het programma SWANFLO kunnen deze gemeten processen worden gesimuleerd en geijkt, zodat in combinatie met het gevoeligheidsonder-zoek een theoretisch betrouwbare voorspelling naar de effecten van extreme neerslag in een dijk is te maken.

Vervolgens kunnen in een tweede fase nauwkeurige waterspanningsmetin-gen boven en onder het freatisch vlak in de dijk worden uitgevoerd.

(18)

MWW GRONDMECHANICA

DELFT

bladnumrner : - 13 -

ons kenmerk: CO-280000/25 datum maart 1990

Vooruitlopende op de resultaten van het in dit rapport beschreven Wa-terspanningsmetingonderzoek is reeds in 1975 besloten voor de extreme neerslagsituatie een verhoging van het freatisch viak onder de kruin van 0,8 m aan te houden. In [3] worden verhogingen tussen 0,5 en 1,0 m genoemd.

(19)

bladnummer : - 14 - ons kenmerk: C0-280000/25 datum : maart 1990

GRONDMECHANICA

DELFT

LI TERATTJTJR

GD 1980: onderzoek naar de invloed van neersiag op de freatische lijn in de dijk van de Alblasserwaard. Rapport CF-4654, Grondmechanica Deift, Deift, 20pp

GD 1989: simulatie van watergehalteveranderingen en structuur-vorming in een kleilaag op een dijk onder invloed van het weer. Rapport C0-275927, Grondmechanica Deift, Deift, 50pp.

TAW 1989: leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken, deel 2 - benedenrivierengebied, 126pp.

Oostwoud Wijdenes, J.M.J.W. 1941: de specifieke neersiaginten-siteit voor Nederland. Publieke Werken Amsterdam, pp 145. GD 1987. Onderzoek van kleibekledingen van dijken aan zout en brak water in Friesland, Zuid-Holland en Zeeland, voor het ont-wikkelen van keuringseisen voor klei. Rapport CO-275923/29, Grondmechanica Deift, Deift, 79pp.

(20)

Bijiagen

1,2en3

(21)

4

'

K)

IY

i

I -\l

\ç J

1= Ill —I rn diepte in m. by NAP UI -v

=

I- 0 I- 0 (1) —4 (_) o m O m m

z

m

z

GRONDMECHANICA Postbus 69,2600 AB Deift Telefax (015)61 0821 d.d get

DELFT Telefoon (0 15) 69 3500 Telex 38234 soil nl

ONDERZOEK NEERSLAG FREATISCH VLAK

gez

CO. 280000

PLAATS WATERSPANNINGSMETERS

Dp 187 4.75m

BUL. 1

form

(22)

\

240 200-

(,(T

9)

3420 .0.369)

180- \

pkansvanvoorkomen in

16O \ p4000jr

jaren.

rhoeveeheid neerslag in

L/s per ha.

.140 \

\

T= neersiag duur in rrinuten

cl

\

N.

\ p1OOOjr c 4- 0) 4- 80- p:lOOjr p: 10 Jr p1jr 0 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 220 240 Neerslag duur 7

mm

Raw

GRONDMECHANICA Postbus 69, 2600 A8 Deift Telefax (0 15) 61 0821

d.d get DELFT Telefoon (0 15) 69 35 00 Telex 38234 soil ni

ONDERZOEK NEERSLAG FREATISCH VLAK

CO-280000

form

(23)

Neers laggegevens

Maandoverzichten van neersiag (KNMI, De But):

Meest extreme maandsom, waaronder tevens meest extreme dagsoni ooit in Nederland gemeten

Extreme maandsom gemeten in De But, uurlijkse waarnemingen

Dagelijk$e aftappingen van de neersiag l over de aaand augustus 1948 te VOORTHUIZEN

dig neersia; a: 2 20.8 3 208.0 4 4.0 6 1.8 '7 1.7 8 5.0 9 0.8 10 3.8 11 0.1 12 4.7 13 19.3 14 1.4 15 16 2.1 17 6.1 18 2.2 19 0.2 20 5.1 21 0.3 22 3.0 23 1.0 24 25 0.6 26 0.4 27 28 29 30 31 --- totaal 292.4

(c) Copyright ENHI - 91iato1ogische Dienst

9eued00r .5 '•'

Augu.ft... 1912 to DC SILT Aodt

';J... .. ..

_ 6_j7.

1Tj'

Il0.i3j4j9i9J7I1j5.j.

_

3 I

:

,,, I ,.6

.

s a.l I

.

:

114 3

-I': ...

3. 6 6 0 II

-

.3.11.10.1 0.4

. . . .

34 0.4 LI

. .

I.? LI 5 #5 I

...

I a- -3

...

59 II ... 3' JIt:l3I40.4I5.49

.

,.,,.f .,;•I .0 0.5 35 II 0.9 35 5.0 3.6 0.7 I .6

.

.7.6 13 3 3 3 0. 3'30. 0.55.40.5 5 60.5.4 0, O3.0,7.4I56..5 '1,, 3-3 II 3.0 0.0 30

.

31 :6 0.3

...

9

,

_ I00 _3_00 _56

_

60 _I_'I7. _43 _9

....

_

94

...'.

3'

kIiI'nafoIosChe senst

CO- 28 00 00

BIJL.

3

(24)
(25)

bladnuminer : - 1 -

ons keninerk: CO-28000/23 datum : juni 1989

GRONDMECHANICA

____ DELFT

APPENDIX A

Opmerkingen over onverzadigde stroming

In onverzadigde grond is het watergehalte afhankelijk van de heersende waterspanning en van de mogelijkheden van aan- en afvoer van water. De aan- en afvoer van water in onverzadigde grond kan plaatsvinden door respectievelijk:

- verzadigde stroming door verzadigde porieruimte, onder andere in een waterfilm langs het vaste stofopperviak

- diffusietransport langs het vaste stofopperviak - diffusie van water (moleculen) door met gas gevulde

porieruimte.

Watertransport in grond zal plaatsvinden indien er verschillen in potentiele energie optreden. De potentiele energie van water in grond is opgebouwd uit:

- zwaartekracht

- externe belasting die middels korrels op het water wordt uit- geoe fend

- interactie tussen stofopperviak en oppervlaktespanning van het water in de grond (capillaire potentiaal)

- aantrekken van water door erin opgeloste stoffen (osmotische potentiaal)

- aantrekken of afstoten van water door het vaste stofopperviak (vergelijk osmotische potentiaal)

- activiteit van water (temperatuur, zowel van de vloeibare fase als van de gasfase).

Verzadigde stroming in de grond zal veelal onder invloed van zwaarte-kracht en door capillaire werking plaatsvinden.

Diffusietransport zal het gevoig zijn van verschillen in osmotische waarde door bijvoorbeeld verschillen in zoutgehalte, verschillen in adsorptie van water aan de vaste stof door temperatuursverschillen in de grond. In deze gevallen zal water van grond met lagere naar grond met hogere zoutconcentraties gaan en van grond met hogere temperatuur naar grond met lagere temperatuur.

Externe factoren kunnen verschillen in potentialen veroorzaken en bemnvloeden de beschikbaarheid van water. Zo belnvloedt de relatieve luchtvochtigheid boven de grond het watergehalte van de grond. Evenzo verhoogt een regenbui de beschikbaarheid van water in de grotere porieruimten en verhoogt de potentile energie ervan. En zo kan er door verwarming van de bovengrond transport van water naar dieper ge-legen, koudere lagen optreden.

(26)

MMW

- GRONDMECHANICA

DELFT

bladnummer : - 2 -

ons kenmerk: CO-28000/23 datum : juni 1989

In grond speelt de aantrekkende en afstotende werking tussen respec-tievelijk water, de daarin opgeloste stoffen en de vaste stoffen een belangrijke rol. Het watergehalte van een bepaald volume grond bij een bepaalde potentiaal hangt af van de complexe interactie tussen deze verschillende factoren. Evenzo hangt het watergehalte af van de moge-lijkheden van watertransport door de grond die mede afhankelijk zijn van de opbouw van de grond.

In de praktijk van onderzoek naar watergehalte van in onverzadigde grond wordt gebruik gemaakt van zogenaamde pF- curves of zuigspan-ningscurves. In dergelijke curves wordt het watergehalte van een grondmonster bij een bepaalde opgelegde negatieve waterspanning, zuig-spanning, uitgezet tegen die waterspanning. De zuigspanning wordt in die grafieken als de logaritme van de spanning in centimeters waterko-lam uitgezet als de zogenaainde pF-waarde. Met de pF- curve van een bepaalde grond kan de zuigspanning die op een locatie onder gegeven omstandigheden (seizoen, diepteligging en dergelijke) optreedt nage-gaan warden. De zuigspanning wordt dan afgeleid door het watergehalte van de grond te meten en met de pF- curve de daarmee overeenkomende zuigspanning van die grond te bepalen.

pF - VocNtghoIte reIate 0.45 0.4 0.35 0.3 - 0.25 1 a > 0.2 w 0.15 I 0.1 I., I— I 0.05 U 0 0 pF - 3 4 5 zuigspanning (kPo)—. 1 10 100 1000 10.000

(27)

bladnummer - 3 -

ons kenmerk: CO-28000/23 datum juni 1989

GRONDMECHANICA

DELFT

De doorlatendheid in onverzadigde toestand is sterk afhankelijk van het watergehalte en de verzadigingsgraad van de grond. De relatie tus-sen watergehalte (0) en onverzadigde doorlatendheid (k) wordt bepaald door materiaalkarakterjstjeken zoals porievorm- en poriegrootteverde-ling, grootte van het vaste stofopperviak van de grand en adsorptie-eigenschappen van het vaste stofopperviak voor water. Deze relatie wordt eveneens veelal in de vorm van k- 0 curves gepresenteerd.

De bepaling van de onverzadigde doorlatendheid is een tijdrovende en complexe aangelegenheid. Meestal wordt de doorlatendheid afgeleid uit infiltratie- of evaporatiekarakteristieken van grand; bijvoorbeeld door herhaaldelijk watergehalte- en zuigspanningsprofielen te bepalen tijdens een infiltratie- of evaporatieproef (in situ, of van mon-sters). Vanwege deze beperkende omstandigheden die de bepaling met zich meebrengt wordt vaak gebruik gemaakt van een verzameling van k-0- relaties die voor een groot aantal Nederlandse gronden zijn be-paald. In het modelonderzoek (hoofdstuk 2.2) is van deze gepubliceerde relaties gebruik gemaakt.

(28)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

beeld van de wateroverlast. Naast de maaiveldanalyse zijn ook resultaten van een rioolmodel nodig. Opmerkelijk is dat de gemeente bij het aanpakken van wateroverlast voor

Het is mogelijk, dat er van deze cultivar meer dan één kloon gekweekt wordt, maar de verschillen tussen de planten in de botanische tuin in Wageningen zijn gering. Smith te Newry

De ertussen gelegen vlakke delen kunnen uitgestoven laagten zijn (Zn21); meestal zijn het echter niet verstoven gebieden waarin veldpodzolgronden liggen die soms in cultuur zijn.

DE BASISSTATISTIEK VERGELEKEN MET OUDE STATISTIEKEN (UIT 2004 EN 2007) De verschillen tussen de basisstatistiek en de afzonderlijke statistieken voor korte en lange duren, uit 2015

De wijze, waarop dit gebeurt, bepaalt in sterke mate of regionale verschillen in het voorkomen van neerslaghoeveelheden ≥ 15 mm (of ≥ 25 mm) statistisch significant zijn of niet.

Tabel 1 Neerslaghoeveelheden (mm) gebaseerd op de neerslagreeks 1906-2003 voor het gehele jaar, voor duren van 4 uur tot 9 dagen voor overschrijdingsfrequenties van gemiddeld 10

In de studie ‘Statistiek van extreme neerslag in Nederland’ is op basis van de neerslagdata van de periode 1906 tot 2003 een nieuwe neerslagstatistiek voor De Bilt opgesteld voor de

x De in dit onderzoek afgeleide frequentietabellen wordt aanbevolen om als standaard te hanteren in het waterbeheer. x De in deze studie afgeleide statistiek is tot stand