• No results found

De PBO opnieuw beschouwd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De PBO opnieuw beschouwd "

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

n

L-

e

e .t .t

[J.

.t

P. VER LOREN VAN THE MAAT

De PBO opnieuw beschouwd

Oorspronkelijke doelstelling, realisatie en perspectieven.

Socialistische doelstellingen m.b.t. de PBO

De socialistische doelstelling met betrekking tot de publiekrechtelijke bedrijfsorgani- satie vinden wij reeds duidelijk omschreven in het rapport 'Nieuwe Organen' van de SDAP (1931): 'De gemeenschap moet zich zoveel mogelijk de regeling van alles, waarmede het algemeen belang is gemoeid en wat niet zonder schade voor het geheel aan de sfeer van het individuele leven kan worden overgelaten, aantrekken.

Zij moet voor deze belangenverzorging de nodige organen soheppen. En wel organen met een belangrijke mate van autonomie, echter onder de nodige'waarborgen voor het overheersen van het algemeen belang.' Deze gedachte (in welker formulering zich reeds duidelijk de mogelijkheid van een politiek compromis met het subsidiari- teitsbeginsel van de katholiek politiek georiënteerden aftekent) is ook na de oorlog voor de socialisten centraal gebleven. Ik zou haar alleen voor deze periode wat anders willen samenvatten, waarbij ik op de moeilijkheid stuit, dat vrijwel alle officiële na- oorlogse uitspraken van socialistische zijde over de p.b.o. reeds in zich zelf in sterke mate het karakter droegen van een politiek compromis. Met name is dit het geval met het voorontwerp-Vos, vrucht immers van een gemengd kabinet.

De naoorlogse socialistische gedachten moeten dus bijeengeharkt worden uit een groot aantal losstaande uitspraken, die gedeeltelijk "tussen de regels door' moeten worden gelezen en uitgelegd. Ik meen, dat men in het bijeengeharkte dan de volgende vier hoofdelementen kan onderscheiden:

1. Voor zover niet uit een oogpunt van algemeen belang indifferent, dient de activi- teit van het bedrijfsleven te worden gericht op het algemeen belang.

2. In vergaande mate is hiertoe ordening nodig in plaats van concurrentie.

3. De werknemers dienen ook bij de belangrijke economische beslissingen medezeg- genschap te verkrijgen.

4. Ook vertegenwoordigers van afnemers en van het algemeen belang dienen mede- zeggenschap in belangrijke economische beleidsbeslissingen te krijgen, zowel aan de top als in de bedrijfstakken.

De realisatie van de doelstellingen

Wanneer wij nu de mate van realisatie van de vier genoemde doelstellingen bezien,

komen wij tot de volgende conclusies: '

De eerste doelstelling, het richten van de activiteiten van het bedrijfsleven op het

(2)

algemeen belang, is zeker in een verheugendè mate gerealiseerd, al blijft nog veel te wensen over. Hierbij moet niet alleen gelet worden op de ontwikkeling van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in de formele zin. Stellig zijn de meest specta- culaire successen ten aanzien van deze eerste doelstelling tot stand gekomen in de p.b.o. Met name in vele voortreffelijke adviezen van de . Sociaal-Economische Raad is in een verheugende mate met het algemeen belang rekening gehouden en deze adviezen werden in even verblijdende mate door het georganiseerde bedrijfsleven, ondernemers en arbeiders, gedragen. Ook een aantal produkt- en bedrijfschappen hebben in dit opzicht zeker al een gunstige ontwikkeling te zien gegeven in de richting van een groeiend bewustzijn van en rekening houden met het algemeen belang, al is de ontwikkeling hier nog te kort geweest om duidelijke algemene conclusies te trekken.

Van belang is echter in de beschouwing van de realisatie dezer doelstelling ook ontwikkelingen te betrekken die zich buiten het formele kader der p.b.o. afspeelden.

Ik denk hier op economisch terrein aan het kartelbeleid en het prijsstabilisatiebeleid.

Op sociaal terrein vooral aan de bewonderenswaardige zelfbeheersing van de vak- beweging bij in het algemeen belang noodzakelijke beperkingeLl van loonsverho- gingen. Met name op deze terreinen is gebleken, hoezeer in tien jaren ook in de bedrijfstakken thans meer met het algemeen belang wordt rekening gehouden dan voorheen het geval was.

Het duidelijkste bewijs van de evolutie der gedachten op dit gebied is ten slotte wel de gewijzigde waardering ten aanzien van de taakomschrijving van de p.b.o.

Bij de totstandkoming van de Wet op de Bedrijfsorganisatie werd van tal van zijden als volstrekt onrealistisch en als principieel onjuist gesteld, dat in deze taakomschrij- ving in artikel 71 van de wet het algemeen belang voorop werd gesteld. Thans is de gedachte vrijwel algemeen goed geworden, .dat van een eigen verantwoordelijkheid en zelfdoen van het bedrijfsleven niets terecht kan komen, indien het niet zelf reeds met het algemeen belang in voldoende mate rekening houdt in al die gevallen dat zijn beslissingen voor het algemeen welzijn consequenties hebben. Van dezelfde zijden die destijds de taakomschrijving onrealistisch en onjuist verklaarden, hoort men thans kritiek in de bijna zeldzaam geworden gevallen waarin nog verdedigd wordt, dat een produkt- of bedrijfschap alleen met het groepsbelang kan en moet rekening houden.

Veel minder gunstig moet het oordeel luiden ten aanzien van de realisatie van de tweede doelstelling. De weg van marktordening, .die destijds in socialistische kring veelal als de weg bij uitstek voor het richten van de activiteit van het bedrijfsleven op het algemeen belang werd beschouwd, is all:een in de agrarische sector in belangrijke mate bewandeld, maar ook daar is eerder een teruggang dan een toe- neming van marktordening door ?e schappen te bespeuren. Op dit punt moeten wij meen ik erkennen, dat het socialisme destijds door verschillende oorzaken een onjuiste visie heeft gehad. Wij leefden tussen 1945 en 1950 nog te zeer in de gedachtensfeer van de crisisordening eerst en de schaarsteordening daarna. Met de ontwikkeling in de richting van een Europese integratie kon uiteraard nog geen rekening worden

geh gIo! ( wij voo nen een len

me~

gec tec; gaa de van ind

I de

mei bed miI ma:

Onr

kw EUl blij stal Te: oor te ecl pe< per om zov bel

j

wij

ge~

ecc nel op vel

ME

(3)

te

:Ie

:a- de ad ze

!-D,

en de en ne

ok en.

id.

lk-

10-

de lan

Itte

I.O.

len rij-

de eid

~ds

dat Ede

lort igd oet

de 'ing ven

in :oe-

wij iste :eer

Ung

den

gehouden. De denkbeelden van Keyn,es e.a. over het richten van de economie met globale middelen hadden nog onvoldoende in onze rijen doorgewerkt.

Ook in onze eigen kring zijn de denkbeelden sindsdien geëvolueerd. Enerzijds zijn wij meer vertrouwen gaan koesteren in de concurrentie, een ontwikkeling die wij bij voorbeeld ook bij de socialisten in Duitsland en in het Verenigd Koninkrijk waar- nemen. Weliswaar betekent dit allerminst, dat het socialisme zich is gaan bekeren tot een liberale concurrentieleer. Wij zijn echter ook de concurrentie als een in vele geval- len w~ardevol ordeningsinstituut gaan waarderen. Ook het socialisme is anderzijds meer waarde gaan hechten aan macro-economische leiding van de economie dan aan gedetailleerde ordening per bedrijfstak. Men is voorts meer inzicht gaan krijgen in de technische moeilijkheden om tot een ordening via de p.b.o. te komen. De zeer ver- gaande differentiatie van het bedrijfsleven, de zeer vergaande differentiatie ook van de eventueel nodige ordening verzet zich tegen een vergaande economische ordening van bij voorbeeld de chemische industrie, de textielindustrie, de metaalverwerkende industrie via de p.b.o.

De gevaren van oligopoliesituaties (bedrijfstakken met enkele de markt beheersen- de grote ondernemingen) of van monopolistische concurrentie (waarbij op grond van merken of specialisatie of differentiatie van produkten vele ondernemingen in een • bedrijfstak in belangrijke mate een eigen marktpolitiek kunnen volgen) kunnen even- min door de p.b.o. worden gekeerd. Tenslotte is in een gemeenschappelijke Europese markt een vergaande marktordening door een Nederlandse p.b.o. veelal een feitelijke oIlIl1ogelijkheid. De p. b.o. zou in de meeste industrietakken de markt even weinig kunnen ordenen als een kartel met 90 pct. outsiders. Hoewel zeker ook in een Europese markt bepaalde ordenende maatregelen van de p.b.o. mogelijk zullen blijven, zullen wij goed doen deze ordeningsdoelstelling als onder de huidige om- standigheden slechts van bijkomende betekenis te gaan beschouwen.

Ten aanzien van de derde doelstelling, de werknemersmedezeggenschap, Kan het oordeel over de mate van realisatie weer wat gunstiger luiden, zij het dat hier meer te wensen overblijft dan ten aanzien van de eerste doelstelling. Op dit punt lijkt echter, in tegenstelling tot hêt vorige, de ontwikkeling van ,de Euromarkt de pers- . pectieven juist te verbeteren. Samenwerking tussen ondernemers en werknemers, per bedrijfstak en in breder verband, ter verdediging van de werkgelegenheid voor onze groeiende bevolking in de Euromarkt is-stellig een belang van de eerste orde, 'zowel voor werknemers als voor ondernemers, zowel ideëel als zeer nuchter zakelijk

beschouwd.

Oligopoliesituaties en monopolistische concurrentie doen de vraag rijzen, op welke wijze aan de gedachte van economische medezeggenschap inhoud moet worden gegeven in die gevallen, waar de uit een oogpunt van werknemers belang relevante economische beslissingen niet in een bedrijfstak; maar in een afzonderlijke onder- neming worden genomen. Alleen in Duitsland heeft men tot dusverre een antwoord

op deze vraag gevonden, maar over de juistheid van het gegeven antwoord wordt

verschillend gedacht. .

Met betrekking tot de vierde doelstelling, nl. de wijze van medezeggenschap van

675

(4)

afnemers en van vertegenwoordigers van het algemeen belang wijkt de realisatie zeer sterk af van wat 'Nieuwe Organen' en het voorontwerp-Vos voor ogen stond. Er bestaat hier een samenhang met het tweede punt. In verband met het grote belang dat de socialistische beweging toen aan ordening hechtte, stond haar in 1946 een realisatie der p.b.o. in een beperkt aantal verticale marktordenende lichamen voor ogen, waarin ook het algemeen belang en de afnemers rechtstreeks zouden zijn ver- tegenwoordigd. In verband met de kritiek die ook in onze rijen thans in de eerste plaats wordt gehoord op het uitblijven van (horizontale) bedrijfschappen, is het wel pikant en ook niet ondienstig eraan te herinneren, dat het voorontwerp-Vos in het geheel niet in horizontale bedrijfslichamen voorzag. In het horizontale vlak werd eerder aan privaatrechtelijke samenwerking gedacht. Van deze verticale opzet van de p.b.o. is alleen in de agrarische sector iets terechtgekomen. Daarbuiten zijn uitsluitend horizontale bedrijfschappen tot stand gebracht. Blijkens de reeds gesignaleerde kritiek uit onze rijen op het uitblijven van horizontale bedrijfslichamen heeft onze beweging zich bij deze accentverschuiving van verticale naar horizontale bedrijfslichamen neer- gelegd. Ook hierin komt m.i. tot uiting, dat de socialistische beweging feitelijk de gedachte van bedrijfstaksgewijze ordening als alleenzaligmakende methode tot Wllar- . borging van het algemeen belang heeft prijsgegeven.

In medezeggenschap van afnemers en van het algemeen belang is wél voorzien, maar op andere wijze dan ons destijds voor ogen stond. Het algemeen belang komt aan zijn trek via de openbaarheid en de ministeriële vertegenwoordigers met advise- rende stem. Slechts in de SER is het algemeen belang ook rechtstreeks vertegenwoor- digd door middel van onafhankelijke deskundigen, de zgn. Kroonleden. Daarnaast hebben de produktschappen en kunnen ook de bedrijfsschappen hebben een onafhan- kelijke door de regering benoemde voorzitter, die dan echter geen stemrecht heeft.

Naar mijn mening vormt dit geheel van voorzieningen een betere oplossing dan die van het voorontwerp-Vos, waar de vertegenwoordigers van het algemeen belang kon- den worden overstemd, een weinig fraaie figuur, behalve bij de SER waar de beslui- ten hoofdzakelijk adviezen betreffen, waarbij minderheidsadviezen mogelijk zijn. De waarde der argumenten is dan belangrijker dan het aantal daarachter staande stemmen.

Bij de thans gekozen oplossing zijn de verantwoordelijkheden van bedrijfsleven en regering op m.i. juister wijze afgebakend dan in het voorontwerp-Vos. De direct be- langhebbende afnemers komen in de bedrijfschappen (en voor zover zij daarin niet rechtstreeks vertegenwoordigd zijn ook in verschillende produktschappen) aan hun trek via verplicht te horen adviescommissies, waarvan het advies bij de inzending van verordeningen ter goedkeuring mede moet worden overgelegd. Dit is dus een soortgelijke oplossing als waardoor het algemeen belang een recht van inspraak in de bestuursvergaderingen heeft gekregen. De regering is in beide gevallen hoogste arbiter via de uitoefening van goedkeurings en vernietigingsrecht.

Mate van realisatie en functionering van de PBO

Wanneer wij zien waar wel en waar 'geen realisatie van de p.b.o. in de bedrijfstakken plaatsvond, zien wij dat thans 47 produkt- en bedrijfschappen zijn ingesteld, waar- onder zich meer dan de helft van de 33 bedrijfslichamen bevinden die destijds reeds

doe

als

ma' ver het kw: inà ma ten We 1 rig dri:

001

val nel kal kei del on: del

VOl

tie brt pel De

100

me eel va , be pu in no dit

Be Inl ve: a. mt so, pr: ge

(5)

~ 1

1

t

I I

rY

"

I,

,t

,-

.- e

e

fl

n e e

n

[s

door de Jongh in zijn proefschrift in officieus commentaar op het voorontwerp-Vos als in totaal wenselijk werden beschouwd. In zoverre kan zeker van een bevredigende mate van realisatie worden gesproken. Met name de agrarische sector blijkt zowel' verticaal als horizontaal vrijwel volledig (in het horizontale vlak met uitzondering van het overgrote deel der agrarische industrie) te zijn georganiseerd. In de groothandel kwamen echter, buiten de agrarische sector, geen bedrijfschappen tot stand, in de industrie nog veel te weinig. In de detailhandel ook slechts enke1e bedrijfschappen, maar daarnaast een hoofdbedrijfschap. In het ambacht naast een (niet alles omvat- tend) hoofdbedrijfschap Ambachten een aantal bedrijfschappen. In verkeer, bank- Wezen en verzekeringswezen niets.

Het lijkt gewenst, de oorzaken van deze gedifferentieerde ontwikkeling nauwkeu- rig te bestuderen. Vooral de mogelijke taken en de structuur van de betrokken be- drijfstakken verdienen daarbij de aandacht, hoewel bij voorbeeld bij het bankwezen ook de achtergebleven ontwikkeling op het gebied van de verhouding ondernemers- vakbeweging een rol speelt. Alleen door een dergelijk onderzoek zal vastgesteld kun- nen worden, in welke mate een verdergaande realisatie van de p.b.o. met vrucht kan worden bevorderd. Dit zal dan stellig nog in een aantal belangrijke bedrijfstak- ken, ook in de industrie, mogelijk blijken. In de detailhandel vormen de voortschrij- dende parallelisatie, de steeds verder gaande differentiatie van het assortiment, een onjuiste opvatting van de p.b.o. als een instelling die vaste inkomens moet garan- deren, veelal belemmeringen, maar lang niet altijd gereohtvaardigde belemmeringen, voor verdergaande realisatie.

In grote sectoren van de industrie ligt de economische problematiek zo gedifferen- tieerd, dat een gemeenschappelijke ordening hierdoor wordt uitgesloten in hetzelfde brede vlak waar sociale ordening van ouds plaats vindt. Gedeeltelijk betreft dit dus permanente structurele oorzaken, die tot herbezinning op de vormgeving nopen.

De functionering van de bestaande bedrijfslichamen geeft een aantal normale aan- loopproblemen en kinderziekten te zien, moeilijkheden bij de bestuurssamenstelling, moeilijkheden bij de inning van contributie, een instelling van vele bestuursleden en een werkwijze die nog te veel op de vrije verenigingen zijn gebaseerd, overbelasting van een te kleine groep actieve organisatiemensen, een te grote afstand tot de

. bedrijfsgenoten, hier en daar een gevaar, dat een schap zich ontwikkelt tot een

publiekrechtelijke pressuregroep voor groepsbelangen. De korte tijd van functionering in aanmerking genomen, is het algemene beeld echter zeker niet onbevredigend te noemen. Redenen tot fundame~tele herbezinning schijnen niet in de eerste plaats in dit functioneren der bestaande lichamen te zijn gelegen.

Balans en perspectief van de p.b.a.

Indien wij thans de balans opmaken en daarbij·met name het saldo aan perspectie- . ven nagaan, dan komen wij tot het volgende:

a. De doelstelling van het richten van de activiteit van het bedrijfsleven op het alge- meen belang blijft onverminderd van waarde. Zo goed als destijds de gedachte van socialisatie als enig juist instrument voor het bereiken van dit doel moest worden prijsgegeven, zo goed zullen wij echter thans moeten erkennen, dat ook bedrijfstaks- gewijze ordening en p.b.o. als aanvullende instrumenten niet voor alle in dit opzicht

677

(6)

bestaande gebreken een oplossing kunnen bieden, al blijft verdere uitbreiding van de p.b.o. mogelijk en gewenst.

b. Samenwerking tussen ondernemers en werknemers, per bedrijfstak en in nationaal verband, is door de ontwikkeling van de Europese integratie meer dan ooit nood- zakelijk geworden, met name voor het behoud van de werkgelegenheid voor een groeiende beroepsbevolking. Deze samenwerking zal zich veelal wel, maar soms ook niet binnen het formele kader van de p.b.o. dienen af te spelen.

c. Het zelfdoen van het bedrijfsleven, ook een der essentiële grondslagen van de p.b.o., krijgt bij een toenemende Europese integratie nieuwe kansen, daar de be- voegdheden der Europese organen om voor de gehele Europese markt eventueel wenselijke ordenende maatregelen per bedrijfstak tot stand te brengen, beperkt zijn,

terwijl een bedrijfstaksgeWijze ordening door de nationale overheden niet voldoende De zou zijn. Een probleem dat in het bijzonder voor ons als socialisten van belang is, is ove de vraag op welke wijze bij een te verwachten zelfordening van het bedrijfsleven op staa Europees vlak het algemeen belang gewaarborgd moet worden. Dit vraagstuk heeft sen naast het negatieve aspect van kartelbestrijding ook een positieve kant. het d. Een vraagstuk, dat zowel nationaal als internationaal een oplossing behoeft, is verl voorts de vraag welk antwoord uit een oogpunt van algemeen belang gegeven moet heb worden op de verschijnselen van monopolistische concurrentie en oligopolie. Bij deze I concurrentievormen, die bij alle grote verschillen dit gemeen hebben, dat de afzon- de derlijke ondernemingen een grote mate van vrijheid bij de bepaling van hun markt- voo politiek hebben, treden gevaren voor het algemeen belang op, waarvoor nóch de Voc voorstanders van vrije concurrentie, nóch de voorstanders van oroening of overheids- ert(

controle tot dusverre ~en bevredigende oplossing hebben gevonden. eve Een van deze gevaren is het gevaar van verspilling. Deze kan het gevolg zijn van gou een te vér gaande differentiatie van de produkten, die massaproduktie bemoeilijkt. faO' Zij kan ook het gevolg zijn van de consument geen voordeel opleverende concurrentie I met overdreven reclame en overdreven service. Naast het gevaar van verspilling be- rin!

staat het gevaar van prijsopdrijving of -verstarring (in de handelsgeledingen b.v. par bij margeconcmrentie tussen merkartikelen, bij de industrie zelf in oligopolieverhou- hoc

dingen). ' sleI

e. De verschijnselen van oligopolie en monopolistische concurrentie maken ook her- . en bezinning op het vraagstuk der economische medezeggenschap nodig, omdat thans , blijkt dat vele, voor de werknemers essentiële, economische bes1issingen niet in de 4 n bedrijfstak en niet onder een voldoende controle van vrije concmrentie tot stand veE komen, maar genomen worden in afzonderlijke ondernemingen, die een. zodanige we.

machtspositie op de markt bezitten, dat zij een grote mate van beslissingsvrijheid Ser hebben ten aanzien van niet alleen voor afnemers maar ook voor werknemers uiterst nu gewichtige vraagstukken. De vooronderstelling van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, nie dat de voor de werknemers belangrijkste economische beslissingen of op landelijk del niveau of in de bedrijfstak als geheel zouden worden genomen, blijkt in vele gevallen is , onjuist te zijn. Het is echter voor Nederland twijfelachtig of het Duitse antwoord op kei dit vraagstuk, de Duitse wetgeving op de medezeggenschap binnen de onderne- wit

mingen, wel het juiste antwoord vormt. one

(7)

J. F. ENGERS

De Amerikaanse verkiezingsuitslag

De betekenis va~ tussentijdse verkiezingen in de Verenigde Staten dient vooral niet overschat te worden. ~Tel wordt het gehele Huis van Afgevaardigden vernieuwd, en staat het mandaat van een derde der Senatoren (plus tussentijds opengevallen plaats- sen) op het spel, maar de regeringspartij, ook al verliest zij bij de stembus, blijft in het zadel. De scheiding van de uitvoerende en wetgevende macht is absoluut, en de verkiezingsuitslag is een volksuitspraak die wel invloed op het regeringsbeleid kan hebben, doch die geen absolute gevolgen met zich meebrengt.

Daar komt bij, dat de Amerikaan niet partijvast is: integendeel, zijn liefde voor de 'balance of power' tussen de uitvoerende en wetgevende macht doet hem vaak de voorkeur geven aan een situatie waarbij geen van beide grote partijen beide beheerst.

Voorts leidt het districtenstelsel met kandidaten die aldaar woonachtig moeten zijn, ertoe, dat het plaatselijke belang en de persoonlijkheid van de kandidaat vaak een even grote rol bij de verkiezing spelen als zijn politieke kleur. Ook bij de Senaats- en gouverneurs verkiezingen, die gedeeltelijk gelijktijdig gehouden worden, zijn dezelfde factoren, zij het in ietwat groter verband, van groot belang.

Kleine verschuivingen hier en daar zijn dus altijd te voorzien, en met één uitzonde- ring - 1934 - zï;n deze in de laatste halve eeuw altijd ten koste van de regerings- partij geweest. Dit ligt voor de hand: de president, die ·twee jaar tevoren aan het hoofd van de lijst stond, heeft altijd een zeker aantal zwakke broeders mee weten te slepen in zijn glorietocht. Deze trekpleister ontbreekt bij de tussentijdse verkiezingen, . en degenen die ,twee jaar geleden geprofiteerd hebben, hebben nu een harde dobber.

Wanneer echter de verliezen van de regeringspartij buitensporig blijken, gelijk op 4 november 1958, dan ontstaat een geheel andere situatie. Van de 34 senatoren die verkozen moesten worden, waren 21 Republikein en 13 Democraat. Deze ~aatsten

werden allen herkozen, doch van de 21 Republik~inen bleven er slechts 8 over. De Senaat, waar de partijverhouding 49 Democraten tegen 47 Republikeinen was, bestaat nu uit 62 Democraten en 34 Republikeinen. Later in het jaar komen daar nog de twee nieuwe senatoren voor Alaska bij, en het zou niemand verwonderen, indien die de democratische meerderheid nog met twee zouden komen versterken. Voorts, en dat is van bijzondere betekenis, is het mathematisch vrijwel uitgesloten, dat de Republi- keinen in 1960 weer in de meerderheid kunnen komen, daar van de 32 senatoren wier ambtstermijn. dan verstreken is, slechts 10 noordelijke Democraten zijn, waar- onder bovendien een aantal sterke broeders.

In het Huis van Afgevaardigden bedraagt de democratische winst ongeveer 46:

(8)

dat bestaat nu uit 281~Democraten en 154 Republikeinen, ook hier een winst die meer dan de normale voor dit soort verkiezingen betekent.

Bij de 33 tegelijkertijd gehouden verkiezingen voor gouverneurs van de staten, wonnen de democraten 9 zetels en verloren er 4, en de totalen, met inbegrip van de zittende gouverneurs, zijn nu 34 tegen 14.

Tegenover al deze winst voor. de Democraten staat een aantal niet onbetekenende verliezen: het gouverneurschap van New York, waar Rockefeller Harriman versloeg, de herverkiezing van senator Goldwater in Arizona en het verlies van het gouverneur- schap in Oregon, om de voornaamste te noemen.

Hoewel de Democratische winst overal in de lucht zat - zelfs in New York werden ondanks RockefelIer twee in het noorden van de staat gelegen districten veroverd -, verraadt de verkiezingsuitslag nader beschouwd een gewijzigde politieke structuur van de Verenigde Staten_ Ondanks de gevoelige verliezen blijft de Republikeinse Partij zeer sterk in het oosten des lands. De overwinning van RockefelIer stond bepaald niet op zich zelf. De republikeinen verdedigden met succes de Senaatszetels in Pennsylvania, Delaware en Maryland, wonnen na twintig jaar het gouverneurschap in Rhode Island terug en handhaafden zich in New Hampshire. In Massachusse.ts verloren zij ondanks de geweldige meerderheid die senator Kennedy daar behaalde, slechts 1 zetel in het Huis van Mgevaardigden.

Het wil voorkomen, dat het goede figuur dat de Republikeinen in het oosten geslagen hebben, vooral in New York, Pennsylvania, Maryland en Delaware, mede te danken is geweest aan de negers_ Deze groep, die in deze staten onbelemmerd het stemrecht kan uitoefenen, is bepaald niet ongevoelig gebleken voor de uitspraak van de Hoge Raad onder leiding van de Republikein Warren in de onderwijskwestie en de daarmee samenhangende affaire van-Faubus, een gouverneur die ten slotte nog altijd lid is van de Democratische Partij.

De democratische winst in het oostelijke gedeelte des lands, hoewel niet onbelang- rijk - 1 senator en alle zes zetels in het Huis van Connectieut, alle zeven voor Mary- land, de enige voor Vermont, twee van de drie in Maine benevens de senator en de gouverneur van laatstgenoemde staat - waren veelal aan bijzondere persoonlijke oorzaken toe te schrijven en lijken voor een groot deel weinig stabieL

Het zwaartepunt van de Republikeinse Partij ligt nu zeer bepaald in de elf ooste- lijke staten, waar zij 14 van' hun 34 senatoren hebben_ Tegelijkertijd is het zwaarte- punt van de Democratische Partij naar het westen en het middenwesten verlegd, hetgeen op het karaktèr van de pro-tij zijn invloed zeker zal doen gelden. Typische landbouwstaten, zoals Kansas, Iowa, Wisconsin en Minnesota en 'gemengde' staten als Illinois, Ohio en Michigan, nog kortgeleden als typisch republikeins te boek staand, zijn nu, de een meer, de ander minder, een factor in de Democratische Partij gewor- den. Ook in Nebraska en South Dakota is het monopolie van de Republikeinen door- broken.

Nog belangrijker is de ommekeer in het verre westen_ Gedeeltelijk door transmigra- tie, gedeeltelijk door hechte organisatie, gedeeltelijk ook ten gevolge van de onenig- heid tussen de Republikeinen onderling, zijn de Democraten nu eindelijk in Californië aan de macht gekomen. Dit is een belangrijke staat met meer dan dertig kiesmannen in de presidentsverkiezingen. De democratische kandidaat voor gouverneur won met

een der eer! Me: hee

001

In, red ont

HOI

ziel bou wa! kie:

hOE

miC die vae I

bOE

kei: me ren Wi ree toe

vor KOl bra bilj toe san de

len dis vel del keI de en

(9)

een meerderheid van een miljoen stemmen, die voor senator versloeg zijn tegenstan- der met meer dan een half miljoen. Beide Huizen van de Staat gingen om, voor het eerst in 100 jaar. Ook in de omliggende kleinere westelijke staten, Nevada, New Mexico, Oregon, Washington, Wyoming en Montana ~ijn de Democraten nu de over- heersende partij.

Oorzaken

In een land uitgestrekt als Amerika, is het moeilijk een enkele algemeen geldende reden voor de verkiezingsuitslag te geven. Van invloed was ongetwijfeld zowel het ontbreken van de 'Vader' figuur Eisenhower, als diens toch ook gedaald prestige.

Hoewel de economische neergang duidelijk achter de rug was, vertoonde het herstel zich in ongelijke mate in de verschillende streken. Zowel in de zwaargetroffen mijn- bouwstaat West-Virginië als in het centrum van de automobielindustrie, Michigan, was de Republikeinse nederlaag zeer zwaar. Voor het eerst had een nieuwe generatie kiezers uit eigen ervaring kennis gemaakt met het euvel van de werkloosheid, en hoewel de sociale voorzieningen nu veel beter zijn dan 25 jaar geleden en velen in- middels weer te werk gesteld konden worden, schijnt het verschijnsel als zodanig een

diepe indruk gemaakt te hebben en vele jeugdige arbeiders naar de partij van hun vaders hebben doen terugkeren.

De landbouw- en kredietpolitiek van de federale regering heeft ongetwijfeld veel boeren in de oppositie gedreven. Dit zijn grotendeels proteststemmen van Republi- keinen, geen nieuwe zieltjes die blijvend voor de Democraten gewonnen zijn. In ge- mengde staten, zoals Indiana en Ohio, brachten deze twee gr.oepen, arbeiders en boe- ren, zeer, grote verschuivingen tot stand. In staten waar de zuivelindustrie primair is, Wisconsin en Minnesota, is de democratische winst echter een bevestiging van de reeds enige jaren waarneembare ontwikkeling, en wettigt meer vertrouwen voor de

toekomst.

De grote overwinning in Californië danken de Democraten aan een dosis geluk in de vorm van onenigheid en jaloezie bij de republikeinse leiders en de houding van Knowland tegenover de vakbeweging, die de arbeiders in stromen naar de stemlokalen bracht om hem - en zijn voorstellen tot grondwetsherziening, die ook op het stem- biljet onder de misleidende titel 'Right to Work' -, te verslaan. Toch lijkt ook hier de toestand, ondanks deze toevallige oorzaken, meer blijvend, daar door transmigratie de samenstelling van de bevolking in de laatste jaren duchtig gewijzigd is, en vele van de nieuwelingen van huis uit Democraten zijn.

De persoonlijkheid van de diverse kandidaten heeft uiteraard in een aantal geval- len een rol gespeeld. Rockefeller, die zich overigens duidelijk van de federale regering

distantieerde, won gemakkelijk, hoewel ook hij op zijn beurt geholpen werd door de verdeeldheid van zijn tegenstanders. Zwakke democratische senaatskandidaten wer- den verslagen in Maryland en Pennsylvania, hoewel de rest van de lijst daar gemak- kelijk won. De buitenlandse politiek speelde een ondergeschikte rol, vooral omdat de de Republikeinen hun gebruikelijke slagzin van 'vrede en welvaart' dank zij Quemoy en de werkloosheid, liever niet van de daken schreeuwden.

Al met al een voortgaand democratisch herstel, dat sinds 1954 in iedere verkiezing

(10)

waarneembaar is geweest, benevens een aanzienlijk aantal antistemmen, ook, zoals in , nader uitgelegd zal worden, in New York, waar de Democraten verloren. nab

Nieuwe persoonlijkheden

Aangezien de ambtstermijn van de senatoren zes jaren bedraagt - de afgevaardigden zitten slechts twee jaar -, is hun karakter als groep van veel meer blijvende aard.

Om die redenen bepalen wij ons hier tot de Senaat. De jeugd heeft in vele gevallen een oudere generatie verslagen: van de 13 nieuwe democratische senatoren zijn er 2 onder de 40 en 8 onder de 50. Het zijn meest intellectuelen, grotendeels juristen; twee zijn hoogleraar. Een aantal van hen is eerder lid van het Huis van Mgevaardigden geweest. Vier van de nieuwe senatoren zijn katholiek en volgen protestanten in grote meerderheid protestantse staten op. Dit zijn Dodd (Connecticut), Hart (Michigan), Muskie (Maine) en Eugene McCarthy (Minnesota). Katholieke senatoren wier termijn was afgelopen (Kennedy, Mass., Pastore, Rhode Island en Chavez, New Mexico) hadden geen moeite te worden herkozen.

Ook bij de gouverneursverkiezingen speelde religie geen belangrijke rol. Brown in Californië en Lawrence in Pennsylvania waren de eerste katholieken die ooit in hun staat tot het hoogste ambt geroepen werden; di SalIe won gemakkelijk in Ohio.

Vier jaar geleden won de joodse emigrantenzoon Ribicoff het gouverneurschap in Connectièut met even drieduizend stemmen; ditmaal was zijn meerderheid bijna een kwartmiljoen. En tegen de stroom in, in Arizona, werd de rechts-republikeinse senator Goldwater, een halfjood, tegen verwachting met grote meerderheid herkozen.

Alleen New York met zijn vele minderheidsgroepen, de tegenstelling tussen platteland en stad, beroepspolitici en intellectuelen, de eigen 'Liberale' Partij van een aantal vakbonden, en een 'onafhankelijke' pers, die meestal geen goed woord voor de Republikeinen heeft, maar hen trouw bij iedere verkiezing steunt, vertoont een afwijkend patroon.

Het gekibbel bij de Democraten begon al vroeg. Harrimans kandidatuur stond natuurlijk vast, maar over de kandidaat voor senator werd van den beginne een verwoede strijd in eigen kring gevoerd. De redenering van de beroepspolitici was, dat naast de joodse republikeinse senator Javitts en de protestantse gouverneur Harri- man een katholieke kandidaat diende te komen, waarvoor het oog om allerlei redenen viel op de onkreukbare Officier van Justitie in New York, Frank Hogan. De meer links georiënteerde groepen, waaronder Harriman, mevrouw Roosevelt en oud-senator Lehmann, begonnen een campagne voor Thomas Finletter, voormalig minister voor de Luchtmacht, en een protestant. Op de.conventie in Buffalo zette de partijleiding enigszins hardhandig haar zin door, wam'bij mede de overweging voorzat, dat nu de katholieke Robert Wagner in 1956 tegen Javitts het loodje had mOeten leggen, het niet meer dan billijk was, dat de katholieken een tweede kans zouden krijgen. Daarbij kwam, dat het verloop van Ierse en andere katholieke kiezers naar de Republikeinen de New-Yorkse partijleiding ernstige zorgen baarde.

Desniettemin kandideerde de Liberale Partij Finletter toch, en nam pas genoegen met Hogan, nadat Finletter voor de eer bedankt had en Hogan een hele catechismus van vraagpunten bevredigend beantwoord had, ten einde aan te tonen, dat hij zuiver

een zij J

hei<

}

ha< op cra 'ver Pos wa: ker zaa na

zo~

1 De de een joo km

wel gin Da. het zijl de

ne~

en tot lau sel nir.

teg 'de om pla eel vel tw, val en

(11)

in de liberale leer was. Al dit. geschiedde in het openbaar en gaf de Republikeinen natuurlijk een prachtig propaganda-object in de vorm van de 'partijbonzen'. En nog een week voor de verkiezingen deelde mevrouw Roosevelt voor de televisie mede, dat zij niet op Hogan zou stemmen, aangezien zij twijfelde of hij wel de nodige bekwaam- heid bezat.

Aan de vooravond van de verkiezingen barstte een nieuwe bom. Alle grote bladen hadden zich uiteraard voor Rockefeller en de zijnen uitgesproken - Hearst.hield zich op de vlakte - behalve de New York Post, die, zij het niet van ganser harte, de demo- cratische lijst aanbeval. Omstreeks vijf uur op 3 november in een van de latere edities, 'verscheen' plotseling op de voorpagina een aanbeveling van de eigenaresse van de Post, mrs. Schiff, om niet op Harriman te stemmen, aangezien hij, naar haar gebleken was ten onrechte, de genegenheid van RockefelIer voor Israël in twijfel had getrok- ken. Waarschijnlijk was reeds voordien de verkiezing voor Harriman een verloren zaak, maar voor Hogan, hoewel die niet genoemd werd, was dit de genadeslag, want na de excommunicatie van de hoofdman van deze zijde en op zulke gronden, was de zogenaamde kandIdaat van de bonzen helemaal niets meer waard.

Hoe dit ook moge zijn, de uitkomst van de verkiezingen heeft naar het voorkomt De Sapio, de partijleider, geheel in het gelijk gesteld, hoewel zijn tegenstanders hem de schuld van de nederlaag geven. Harriman verloor met een verschil van meer dan een half miljoen stemmen, Hogan kwam slechts 130.000 stemmen te kort, en het joodse democratische hoofd van het depart.ement van Financiën, Levitt, werd her- kozen met ruim 40.000 stemmen verschil.

Harrimans campagne was gehandicapt doordat zijn beleid als gouverneur weinig briljant was geweest. Aangezien beide Huizen van de volksvertegenwoordi- ging in N~w York in republikeinse handen waren, was er weinig tot stand gebracht.

Dan was er de steeds weer schertsenderwijs opgebrachte kwestie, dat het nu tijd was, het eens met een andere multimiljonair te proberen. Voorts scheen de sex-appeal van zijn veel jongere tegenstander veel vrouwelijke kiezers te bekoren. RockefelIer sprak de Portoricanen in het Spaans toe, de goede werken van hem en zijn familie voor de negers was een sterk punt bij die groep. Het joodse element werd ook niet vergeten, en hierbij gaf Washington hulp: tijdens de campagne werd Lewis Sh'auss benoemd tot minister van Handel, en kwam eindelijk de veelomstreden promotie van de popu- laire schout-bij-nacht Riekover tot vice-admiraal door. Bij een aantal intellectuelen schijnt voorts de mening ingang gevonden te hebben, dat een Rockefeller-overwin- ning de ambities van de door hun gevreesde vice-president Nixon zou dwarsbomen.

Harrimans overwinning in 1954 met 11.000 stemmen op een veel zwakkere tegenstander was met de hakken over. de sloot geweest. Waarschijnlijk was. de 'democratie trend' in de staat dit jaar niet voldoende geweest om ook onder gunstiger omstandigheden ROèkefeller te weerstaan. Maar zonder het onverkwikkelijke en mis- plaatste gekibbel zou Rockefellers meerderheid zeker gehalveerd zijn en zou Hogan een goede kans op de overwinning hebben gemaakt. New York, eens de bakermat van vernieuwing, de staat van Smith, Roosevelt en Lehmann, is nu in Washington door twee hooshnidd~lmatige republikeinse senatoren vertegenwoordigd; de meerderheid van de leden die het naar het Huis van Afgevaardigden zendt is tevens republikeins,

en een Rockefeller is gouverneur.

(12)

De vooruitzichten voor de presidentsverkiezingen

Wat de Democraten betreft, speelt New York geen rol meer. Integendeel, de neiging zal bestaan, een meerderheid in het kiescollege op te bouwen naar het patroon van Truman in 1948: West en Mid-West met Californië, Ohio en Michigan als de voor- naamste steunpunten; ecn deel van de zuidelijke staten, wat in New-England, en verder verspreide stemmen. New York en een groot deel van het zuiden worden als vrijwel hopeloos beschouwd. Of dit plan in de praktijk uitvoerbaar is, valt moeilijk te voorspellen, want veel zal van de kandidaat afhangen.

Op de Democratische conventie zullen de gouverneurs Brown (Californië), di Sallé (Ohio), Lawrence (Pennsylvania) en de burgemeester van Chicago Daily, allen katho- lieken, met Truman wel de voornaamste 'kingmakers' zijn. Op het ogenblilc treedt Kennedy, de fotogenieke en schatrijke senator voor Massachusetts, die juist met een overweldigende meerderheid van meel' dan driekwart miljoen stemmen herkozen is, het meest op de voorgrond. Ribicoff heeft zijn steun al toegezegd, en in het zuiden staat hij door zijn gematigdheid vrij goed aangeschreven. Twee factoren staan echter zijn benoeming in de weg. De vraag is, of de conventie na het gebeurde in 1928 een katholiek aandurft, en of, gezien het gewijzigde geografische patroon van de partij, een kandidaat uit het oosten des lands de voorkeur dient te genieten. Dit laatste bezwaar bestaat ook tegen Robert Meyner, gouverneur van New Jersey, die boven- dien het feit dat hij katholiek geboren de kerk verlaten heeft, tegen zich gebruilct zal zien. Brown komt als gouverneur van de op een na grootste staat automatisch in aanmerking. Ook hij is echter katholiek en nog weinig bekend buiten zijn eigen staat.

Zoals hierboven beschreven, is het succes van katholieke kandidaten in niet-katho- lieke staten dit jaar meer dan bevredigend geweest. Maar het gevoelen overheerst, dat presidentsverkiezingen van een andere orde zijn dan die voor het Congres of voor gouverneur. Tenzij de tekenen bedriegen, ligt het veeleer in de lijn der verwach- tingen, dat men het in 1960 eerst eens met een katholieke kandidaat voor vice-presi- dent zal proberen, vooral omdat dan verwacht kan worden, dat de Republikeinen, dit voorbeeld wellicht uit tactische overwegingen zullen volgen.

Een andere beslissende factor voor de kandidatuur is niet alleen de streek waal' de kandidaat vandaan komt, maar vooral of hij daarin een belangrijke staat vertegen- woordigt. De bekwaamste kandidaat bij de Democraten is waarschijnlijk senator Milce Mansfield van Montana. Mam' aangezien hij een dunbevolkte staat met weinig kiesmannen vertegenwoordigt, wordt zijn naam niet eens. genoemd.

Ongetwijfeld zal er, nadat deze om de ene, gene om de andere reden uitgeslO'ten is geworden, veel sentiment voor Stevenson naar buiten treden. Tegen hem zal wor- den gehouden, dat hij al twee maal verloren heeft, vóór hem dat tegen Eisenhower niemand had kunnen winnen, en dat hij dus recht heeft op een derde kans. Het zou echter geenszins behoeven te verwonderen, wanneer het verzet tegen Stevenson voor- al zal uitgaan van Truman, die daarbij niet in de laatste plaats bedacht zal zijn, de kansen van zijn protégé en streekgenoot, senator Stuart Symington, met kracht te bevorderen. Deze laatste is een grootindustrIeel die door de president in 1948 ertoe werd overgehaald het zakenleven vaarwel te zeggen en minister van Oorlog te wor- den. In 1952 bevorderde Truman zijn kandidatuur voor senator van Missouri, en

onc re}:

1

voc bel

WOl

Hij kei syl en sen Cr, mij zijl

]

vel Mi uit eel

in het

di€

Ca Af, dit zeI 1 mi wa reg nOl kOl pla hel

Nb bij mt rel

JOl

bO'

mu

Val

(13)

ondanks de democratische debacle tegen Eisenhower wist Symington deze tot dusver republikeinse zetel te veroveren.

Hij is ditmaal met vergrote meerderheiÇl herkozen. In de Senaat is hij de deskundige voor defensiezaken, en door zijn meedogenloze en zakelijke kritiek op het defensie- beleid heeft hij zich een goede naam verworven. In het rassenvraagstuk vertegen- woordigt hij een tussenstandpunt, wat hem voor noord en zuid aanvaardbaar maakt.

Hij is een aristocraat, 57 jaar oud, via zijn vrouw geparenteerd aan de grote republi- keinse families, maar ook aan de ultraliberale aristocratische senator Clark van Penn- sylvania. Behalve van Truman kan hij ook steun uit de zuidelijke staten verwachten, en voorts is het niet uitgesloten, dat invloedrijke leden van de noordelijke radicale senatorenclub als Humphries (Minnesota), Douglas (IÜinois), MansHeld (Montana) en Green (Rhode Island) hun collega en vriend uiteindelijk hulp zullen verlenen. Hij is minder 'volks' dan Kennedy, maar religie en ge.ografie zijn belangrijke factoren die zijn keuze kunnen doen bevorderen.

Hoewel er nog andere kandidaten zijn, zoals senator Johnson (Texas), die nu een vergrote maar veel woeligere fractie moet leiden, gouverneur Mennen Williams van Michigan, een miljonair die sterk onder de invloed van de vakbeweging staat, zal het uiteindelijk toch wel gaan tussen Kennedy, Stevenson en Symington, met Meyner als een mogelijkheid als geen der anderen een absolute meerderheid kan behalen.

Bij de Republikeinen is Knowland nu uitgeschakeld en Nixon de onbetwiste leider in Californië. Maar ook Nixons prestige heeft geleden, want ondanks al zijn pogen, heeft hij de debacle in zijn eigen staat niet kunnen voorkomen. Die staat is nu boven-

dien 'om' en waarschijnlijk voor lange tijd, want de herverdeling van de districten - Californië krijgt er wegens de bevolkingsuitbreiding zeven zetels in het Huis van Afgevaardigden bij -, is in handen van de Democraten, die er wel voor zullen zorgen, die nieuwe bedeling voor de Republikeinen bijzonder ongunstig te maken, nadat zij zelf jarenlang onder de republikeinse dispensatie aan het kortste eind trokken.

Daar staat tegenover dat Nixon in vele staten nog heel wat heeft gered, niet het minst door partijgangers te bewegen grote geld~ommen in de partijkas te storten, iets waartoe dezen oorspronkelijk wegens de onorthodoxe economische politiek van de regering weinig bereidheid hadden getoond. Daarbij komt, dat hij als vice-president nog altijd in het volle licht der publiciteit staat; voorts kan hij, mocht de president komen te overlijden of onbekwaam worden zijn ambt verder uit te oefenen, in diens plaats treden en aldus het prestige van het hoge ambt voor zijn persoon verkrijgen. Hij

heeft echter ongetwijfeld veel vijanden, ook in zijn eigen partij.

De verkiezingscampagne heeft ertoe geleid, dat Eisenhower, en in diens voetspoor Nixon, duidelijk naar rechts gezwenkt is, het overheersende sentiment ongetwijfeld bij de partijleiding. Goldwater in Arizona ging nog veel verder in die richting en met succes, maar dat is een' kleine, onbelangrijke staat. De enige werkelijk grootse republikeinse overwinnaar was Rockefeller, een Republikein die, zoals de Wall Street Journal het niet onaardig uitdrukte, 'zich als Democraat had vermomd'. Een man bovendien met een innemende persoonlijkheid, fotogeniek, en ondanks de vermom- ming waarschijnlijk een vooruitstrevend staatsman in wording. Dat hij de steun had van de anti-Nixon-groep in de partij staat buiten twijfel; maar ook Democraten die 685

(14)

de politieke ondergang van Nixon een groter landsbelang achtten dan de overwinning van hun eigen partij in 1960, hebben op hem gestemd.

Natuurlijk heeft hij een kans; een gouverneur van New York, de grootste staat met de meeste kiesmannen heeft dat altijd. Maar winnen in een polyglotte staat tegen een andere rasechte multi-miljonair is nog iets heel anders dan een nationale campagne, waar weldaden voor de negers, vriendschap voor Israël en de verheffing van de Porto-Ricanen van minder belang zijn dan landbouw- en defensiepolitiek, en waar de naam Rockefeller toch in de eerste plaats associa,ties met de Standard Oil en het bank- wezen moet oproepen.

Hij heeft ongetwijfeld het voordeel dat Nixon nu als lid van een regering die onder doorlopende kritiek van een haar niet welgezind parlement verkeert, in het hoekje zit waar de slagen vallen, en hij in Albany rustig zijn reputatie als staatsman

kan opbouwen.

De Republikeinse conventie in 1960 zal waarschijnlijk eenzelfde beeld vertonen als die van 1940 en zal tot op zekere hoogte vergelijkbaar zijn met die van 1952. Ook toen ging het tussen de kandidaat, die 'recht' had op de nominatie, in beide gevallen Robert Taft, 'mr. Republican himself', en meer populaire volkshelden, in het eerste geval Willkie, in het tweede Eisenhower. 1) Geen van beide laatsten was zuiver in de republikeinse leer, maar dat werd minder belangrijk geacht dan de overtuiging, dat zij in staat waren de Democraat te verslaan. Deze houding mag niet bij voorbaat moreel veroordeeld worden, als zouden de Republikeinen hun eigen goede zaak in de persoon van de partijleider niet aan de kiezers durven voor te leggen. Zij komt veeleer voort uit hun, nooit toegegeven, besef dat zij, zeker gedurende de laatste vijfentwintig jaar, de minderheidspartij zijn en slechts kunnen hopen te winnen, in-

dien een groot gedeelte van de onafhankelijke kiezers en ontevreden democraten voor hun man gewonnen kunnen worden.

Indien de Republikeipen een kans menen te hebben in 1960 - en dat is twintig maanden van tevoren moeilijk te voorspellen -, zal de beweging om Nixon van de erfopvolging uit te sluiten, onweerstaanbare vormen aan gaan nemen. Voorlopig staan echter zijn kansen - mede gezien de ouderdom en de gezondheidstoestand van de president - er het best voor.

Welke partij uiteindelijk met de hoofdprijs, het presidentschap, zal gaan strijken, is met zoveel onzekerheid over de kandidaten in het geheel niet te voorzien. Vast staat slechts, dat de komende twee jaren voor Eisenhower zeker de meest ondankbare zullen zijn, met zijn partij zozeer in de minderheid in het Congres, en republikeinse zowel als democratische kandidaten in spe erop uit naam te maken ten koste van het regeringsprogram. Het zal een strijd worden vooral om de gunst van de boeren, bij de Democraten om die te behouden en te vergroten, bij de Republikeinen om die terug te winnen. Wat er onder die omstandigheden terecht zal komen van de politiek van de gave 'dollar, waar de president zijn hart aan verpand heeft, vereist weinig verbeeldingskracht.

1) Willkie was een Democraat die pas kort tevoren de partij had verlaten; Eisenhowers politieke kleur was zo onzeker, dat hij in 1948, toen Trumans kansen hopeloos schenen, door vooraanstaande Democraten aanbevolen werd als democratisch kandidaat voor het president- schap.

In de uitgel reeds nizati pelijk De C. Ki op dl organ gen

WOOf(

van richt!

scha}:

voeg~

muni laat i onze

wOOr!

Ro geme bepa, geval kan i In het 2

nïng orga]

uitee soda comr Bovs activ maal doch den het l

nen-

meel

bezil de r vore!

(15)

"

e e :-

n

k n . e e lt lt n It e

1- Ir

g Ie

n

Ie

11.,

st 'e ie

~t

lij ie lk tg

rs

')J'

t-

G. HEND RIKS

Gemeenschapsorganisatie

'Gemeenschapsorgaf}oisatie', Murray G. Ross. Oorspronkeliike titel: 'Community organization', Uitget>er: Van Loghum Slaterus, Arnhem (281 pag.) 1957.

In de sociale bibliotheek van vorengenoemde uitgever is een vertaling verschenen van de reeds bekende studie over community orga- nization, welke de hoogleraar in maatschap- pelijk werk Ross in 1955 het licht deed zien.

De vertaalster van dït boek, Johanna M . C. Kievit, wijst er in het begin uitdrukkelijk op dat de Nederlandse titel gemeenschaps- organisatie alleen uit praktische overwegin- gen is gekozen. Met name moet bij het woord organisatie niet worden gedacht aan van buiten af komende aanwijzingen en richtlijnen voor de vorming van een gemeen- schap. Er zou bovendien nog aan ·toege- voegd kunnen worden dat het woord com- munity zich weliswaar door gemeenschap laat vertalen, doch dat dit laatste begrip in onze samenleving (helaas) vaak ~lei

weerstanden oproept.

Ross stelt duidelijk in zijn studie dat de gemeenschap betrekking kan hebben op een bepaald geografisoh gebied, doch in andere gevaUen ook een gemeenschap van belangen kan inhouden.

In ons land, en in de westerse wereld in het algemeen, zullen we er inderdaad reke- nïng mee moeten houden dat de 'community organization' zoals deze door de schrijver uiteen wordt gezet, zowel de territoriaal, als sociaal en levensbeschouwelijk omgrensde community tot werkterrein kan hebben. · Bovendien is community organization een activiteit, welke zich niet uitsluïtend tot het maatschappelijk werk behoeft te bepalen, doch ook op andere terreinen kan wor- den toegepast. Wel kan gesteld worden, dat het moderne maatschappelijk werk, in bin- nen- en buitenland, zich tot dusver het meest met de community organization heeft beziggehouden, en ook van daaruit veelal de nieuwe zienswijzen op dit terreïn naar voren komen.

Murray Ross geeft in zijn gedegen studie allereerst een uitvoerige uiteenzetting over de aard van de gemeenschapsorganisatie.

Over de ontwikkeling van de samenleving en de verschillende groepsverbanden is de laatste jaren vooral van sociologische zijde een stortvloed van literatuur verschenen. De structuur van onze westerse samenlevïng wordt steeds ingewikkelder. Er is een veel- heid van organisaties en instellingen geko- men, welke zich veelal met één specifiek aspect van die menselijke samenleving bezig- houden, maar die slechts voor een klein deel het werkelijk samenleven van de mensen in groepen primair op het oog ·hebben. Ander- zijds wordt in de minder ontwikkelde gebie- den waar in het algemeen nog betrekkelijk samenhangende gemeenschappen aanwezig zijn, met allerlei middelen getraoht mo- derne produktiemethod~ en andere leef- wijzen te introduceren. De laatste tijd komt men echter steeds meer tot de ontdekking dat de gemeenschap als geheel zich aan de ver- anderde situatie zal moeten aanpassen en dat het weinig zin heeft slechts enkele sectoren op een wat hoger niveau te brengen. Het zal· er zowel in de westerse als niet-westerse landen ook om gaan de leden van een lokale samenleving of van een bepaalde groep van belangen zoveel mogelijk verantwoordelijk- heid te laten dragen voor de ontwikkeling van hun ei'gen gemeenschap.

Gemeenschapsorganisatie omschrijft M.

Ross dan ook als het proces waardoor de capaciteit van een gemeenschap om als ge- ïntegreerde eenheid te functioneren toeneemt door de behandeling van één of meer pro- blemen. Door dit laatste wordt dan bereikt dat de aanwezige behoeften en hulpbronnÉm beter op elkaar worden afgestemd, en dat de leden van de gemeenschap zoveel moge-

(16)

lijk zelf actief bij dit proces worden inge- schakeld.

Gelukkig zien we nog dagelijks, dat een lokale samenleving of groep door eigen initiatief en activiteit zelf bepaalde belem- meringen wegneemt, welke de ontplooiing van die gemeensohap en van haar leden in de weg staan. Op dezelfde wijze worden ook 2londer de directe hulp van een maat- schappelijk werkorganisatie of socia,le dienst individuele moeilijkheden opgelost door de hulp van de naaste aan zijn medemens.

Deze vrijwillige hulpverlening aan ge- meenschap, groep of individu zal als een zeer gezonde vorm ook in de toekomst niet uit het oog mogen worden verloren.

Zoals echter bij het individuele maat- schappelijk werk zich speciale methoden en technieken hebben ontwikkeld en ook be- roepskrachten voor de hulpverlening aan het indivïdu worden opgeleid en ingezet, zo kan het in bepaalde situaties ook van belang zijn in een gemeenschap systematisoh een proces op gang te brengen, waardoor deze zelf meer in staat wordt gesteld de helemmeringen in de eigen samenleving weg te nemen. Dit behoeft geenszins een bedilzucht in te hou- den, mits ook hier zoals bij alle maatschap- pelijk werk, de geholpene ïn zijn eigen waar- de wordt gelaten en slechts de nodige bij- stand wordt verleend om zijn eigen probleem te onderkennen en wegen te vinden om die problemen zelf op te lossen.

De onoverzichtelijkheid van een samen- leving en/of het snel aan verandering onder- hevig zijn daarvan, brengt met zich mee, dat vaak geen duidelijk inzicht meer bestaat in de behoeften van de mensen en dat het nog moeilijker is de potentieel aanwezige good- wïll bij de mensen ~amen te brengen en voor een of ander doel te mobiliseren.

Gezien de vergaande organisatie op vrij- wel ieder terrein in de westerse samenleving - zal de primaire taak van de community organization daar niet zijn - het oprichten van nog meer instituten. Meer zal het werk gerïcht zijn, op het tot stand brengen van een vruchtbaar contact tussen de vele orga- nisaties en' van deze met de betrokken bevol- king.

Bovendien blijkt een grOeiende groep van de bevolking wel bereid te zijn een verant- woordelijkheid in de lokale samenleving of in een bepaalde groep te willen <kagen doch deze niet tot uitdrukking te willen brengen

in de formele organïsatiekanalen. Met andere woorden er is veelal een grotere bereidheid bij de bevolking aanwezig iets te doen in het belang van hun gemeenschap, doch wij slagen er vaak niet in, deze mensen op te sporen eri hen zelf die verantwoordelijkheid te laten dragen.

Na in het eerste deel van zijn studie uit- voerige aandacht te hebben besteed aan de aard van de gemeensohapsorganisatie neemt de schrijver vervolgens de factoren in be- schouwing welke nauw samenhangen met de methoden betreffende de gemeenschaps- organisatie. De verhouding tussen de sub- groepen en de betekenis daarvan voor de gemeenschapsintegratie, het leiderschap, symbolen en riten, enz. worden hierbij o.a.

in beschouwing genomen.

Interessant zijn ook de uiteenzettingen over de planning en de fasen welke hlerbij gevolgd ,dienen te worden. Deze beschou- wingen zijn niet alleen van belaIig uit een oogpunt van community organization, doch ook voor andere activiteiten op maatschap- pelijk terrein.

In het laatste deel gaat Ross in op de grond- beginselen van de gemeenschapsorganisatie.

Ook het proces van de community organiza- tion,vereist een zekere structuur en s'Ociale or- ganisatie. Deze organisatorische aspecten en de rol van de beroepskracht worden hierin besproken. Het reeds veel gebruikte woord voor deze beroepskracht, nl. 'community organizor' treffen we in de studie van Ross niet aan. De naam is ook psychologisch niet gunstig omdat deze een optreden van boven- af ten behoeve van een gemeenschap sugge- reert. Een beroepskracht bij de gemeen- schapsorganisatie vervult echter prirnaïr de Tol van gids, die de gemeenschap helpt haar eigen doeleinden vast te stellen en de mid- delen te vinden deze te verwezenlijken.

Het is in een kort bestek slechts mogelijk op enkele interessante punten van deze studie te wijzen. De theoretische uiteenzet- tingen over het terrein en proces van de conununity organization moet men in het gehele verband lezen. Het boek geeft ove- rigens ook vele praktische voorbeelden zowel in Oost en 'West over de betekenis van deze hulp aan de gemeenschap. De actie in de grote stadsWijk, de plattelandssamenleving, de assimilatie van de migrantengroep en

verl uin

var de

OVE

we, in21 me gro Zo enl sti< bie de pel ïs grc

,l ont bel anI

keI

(17)

e d n ij e :l.

e . t

:t

!-

e

I, l.

h.

ij

n

n

,.

n n :l.

y s t

r

verschillende andere werkterreinen worden uitvoerig beschreven.

Wij staan ïn ons land nog aan het begin van de werkzaamheden op het gebied van de community organization. Het gesprek over en de bezinning op dit werk zijn even- wel in volle gang. Steeds meer rijpt ook het inzicht dat' de begeleiding van het ge- meenschapsleven territoriaal of in bepaalde groepsverbanden een onmisbare activiteit is . Zo zien we de provinciale opbouworganen, enkele sociale raden en regionale welzijns- stiohtingen op dit ter,rein hun diensten aan- bieden. Ook de komst en ontwikkeling van de samenwerkingsorganen voor maatschap- pelijk werk wijst op een proces dat gaande i's in de verschillende levensbeschouwelijke groeperingen van ons volk.

De sociale planning in de zogenaamde ontwikkelingsgebieden en de activiteiten in bepaalde streken met sterke structurele ver- anderingen duiden eveneens op deze ontwik- keling.

De bijdragen van studie en ervaring op het terrein van de community organfzation welke ons uit de USA bereiken zullen we niet altijd zonder meer in de Nederlandse situatie kunnen gebruiken. Er zal in ons Land nog veel geëxperimenteerd, voorgelicht en bijgeschoold moeten worden. Wanneer wij echter de theorie en opvattingen over de community organization uit de USA op de juiste wijze 'vertalen' voor de Nederlandse situatie, dan zal deze activiteit een wezen- lij,ke bijdrage kunnen gaan leveren om nieuwe 'Vormen van. samenleven, verantwoor- delijkheid en creativiteit te doen baarrbreken.

Maatschappelijke werkers, functionarissen bij overheidsdiensten en maatschappelijke instellingen zullen derhalve de mogelijkheid moeten krijgen zich op di't nieuwe terrein het nodige inzioht en de daarvoor geëigende insteling eigen te maken. Als zodanig vraagt de voorlichting over de ontwikkeling op dit terrein en de scholing van hen die zulks nodig hebben ïn de naaste toekomst de aan- dacht van de verantwoordelijke instellingen.

689

(18)

H. PA ULIDE S

In de ban der v oorouders

Bij de belangwekkende tentoonstellingen in het Koninklijk Instituut voor de Tropen, zijn er wel eens, die de mens van deze tijd met zijn verworvenheden, zoals nu weer, stelt voor het mysterie van zijn kunst, omdat we hier a.h.w. aan het begin, de ele- mentaire kracht ervan ondergaan.

Dat kan hem ertoe brengen aan de hand van het geëxposeerde zich te laten gaan, d.w.z. de weg terug te aanvaarden in de menselijke ontwikkelingsgeschiedenis, die over dood en geboorte heep. ook zijn ontwikkelingsgang is. Dan kan hij, even los van zijn eigen wereld, in gedachte blijven staan met zo'n platte, ruwscherpe kleine steen in zijn hand, een eerste stuk gereedschap in zijn allerprimitiefste vorm. Een werk- tuig, zelf uitgedacht, dat daarna beitelvormig werd en weer later gepolijst en zo- danig vernuftig in een houten steel bevestigd, dat in zijn soort een volmaakt slag- en hakwerktuig ontstond.

Dat betekende niet alleen een grote vooruitgang in zijn primitief bestaan, maar ook het ontstaan, het creëren van de bij zijn animistische levensbeschouwing en daar- mee vetbonden magische praktijken onontbeerlijke objecten.

Er is bijna geen voorwerp, stuk sculptuur of wat ook, waarop de primitieve mens zijn artistiek stempel heeft gedrukt of wij hebben dat symbolisch te zien als een van de bouwstenen in de massale dam tegen dreiging van allerlei onheil, waarachter hij zich veilig meende te kunnen stellen.

Aan de hand van waarnemingen bij primitieve volken, kan aangenomen worden dat al vroeg in de loop van het bestaan van de mens, dus voor de tijd dat hii. enig werktuig tot zijn beschikking had, er een zekere binding was tussen bepaalde objecten in zijn omgeving - ' een eigenaardig gevormde steen of boom :.. en zijn instinct om staande te blijven, waarbij het offeren daaraan om te beïnvloeden te zijnen gunste zich reeds deed gelden.

Eenmaal in het bezit van het door hem zelf uitgevonden gereedschap, waarmee hij gestalte kon geven aan alles wat hij nodig oordeelde tot afweer of aantrekking waar het zijn welzijn betrof, waarmee het ontstaan van zijn kunst verankerd, dus zuiver functioneel was, deden hem een andere nieuwe wereld geleidelijk ingaan door invloed van eigen denken en doen, die beide plaats en betekenis kregen in zijn bestaan. Dit tijdv.ak van zijn ontwikkeling is 'het steentijdperk', en hierbij denken we aan het verre verleden, o.a. aan de bewoners van Zuid-Europa. Ook hier zal wel, gezien de nog levende volken die in dat tijdperk verkeren, een betrekkelijk evenwicht

(19)

en, er, le-

ln,

ne

"an

!en rk- w-

en

lar ar-

ms

"an hij

.en lig .de ijn

te

lee ng lus lor ijn en

el, Sepito-gebied. Familie-altaar in de vorm van een stoel, waarvan de rug een voor-

!ht ouderfiguur voorstelt.

(20)

zijn geweest, niet slechts tussen hun primitieve materiële behoeften en de middelen die hun daartoe ten dienste stonden, maar ook tussen hun innerlijke onrust en de magisch rituele praktijken die zij daartegenover konden stellen. Dit doet vermoeden dat zij in hun primitieve ontladingen - evenals de Papoea's - de uitersten wel onder- gaan zullen hebben, nl. van het extatische geluk of beter geluksverlangen, tijdens magisch rituele handelingen. Wij kunnen daarom ook in de primitieve mens in 't algemeen, allerminst alleen een lichtschuw wezen zien, dat de hunkering naar het geluk niet kende~ Het tegendeel mogen wij aannemen, omdat achter alles wat leeft, op welk niveau ook, bewust of onbewust het geluksverlangen drijft. Ook achter het grimmigste Papoea-masker, waarvan de huiver ons kan bevangen door zijn barbaarse expressie, staat de mens die in zijn kleine door angsten gekwelde wereld, het geloof in uitkomst waarmee hij zijn geluksverlangen koestert, behoeft.

In zijn primitieve staat, in de schemer der bewustwording, waarin droom en werkelijkheid als schering en inslag verweven zijn, schept hij hiertoe door zijn kunst, een zichtbare wereld om zich heen van goede en kwade geesten, van voorouderbeel- den en demonen tot aan de verpersoonlijking van het gewas toe. Alle zijn dit voor hem bezielde wezens, die hij ieder naar zijn belangrijkheid de plaats geeft die het toekomt. Door de magie gevat in het raam van zijn rituele handelingen, zijn elemen- tair gebed, zal hij in zijn soms extatisch verlangen, waarachter het dwingende stuwt, alles zo gunstig mogelijk stellen om zijn doel te bere.iken en zijn onmisbaar geloof behouden, hoe de uitslag ook moge zijn.

Als wij de tentoonstelling 'In de ban der voorouders' binnengaan, wordt ons oog getrokken door een foto, een levensgroot portret van dr. Wirz, de Zwitserse etnoloog, die de hier geëxposeerde collectie aan het Instituut voor de Tropen heeft gelegateerd.

In dit forse gelaat, afgesloten door een vrij laag voorhoofd en een geprononceerde onderkaak, kijken scherp in de verte een paar diep liggende ogen, die blijkbaar niet gewend zijn los te laten wat hun vorsende blik eerunaal heeft ontdekt. Uit deze collectie, die niet zomaar een verzameling is van allerlei etnografica, spreekt de scherpzinnige speurder en de bewogen mens, die naast zijn kennis intuïtief kon omvatten wat deze primitieve mensen in het diepst van hun ziel dreef tot het scheppen van hun begeesterde wereld.

Hetgeen hier geëxposeerd wordt, betreft het westelijk deel van Australisch-Nieuw- Guinea, dicht grenzend aan het Nederlandse en is van noord naar zuid in vier gebie- den verdeeld, nl. het Maprikgebied, het Sepikgebied, dan het Centrale Hoogland en ten slotte aan de zuidkant het gebied aan de Papoeagolf.

Wanneer wij deze vier gebieçlen onderling vergelijken, dan constateren wij een sterke gebondenheid aan het patroon, d.i. de norm van de vormgeving in lIun kunst, maar ook de verschillen daarin van ieder afzonderlijk zijn even opmerkelijk. Nemen we b.v. het Sepikgebied, waar in welhaast elk stuk sculptuur - en hoevele zijn daar niet - is vastgelegd, tot uitdrukking gebracht, waarvan de emotionele primitieve mens vervuld is, naast die van het Centrale Hoogland. Hier zijn de kunstuitingen sober en schaars, gering de voorbeelden waarin het innerlijk bewogen leven tot uit- drukking komt. De verschillen in levensomstandigheden zullen hieraan zeker wel ten grondslag liggen. B.v. de onrust van het laagland, de onderlinge krijg, het koppen-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Vervolgens neemt de grafiek van de afgeleide af maar blijft positief: dit betekent dat de grafiek van N afnemend stijgend is 1. • Voor de overgang tussen toenemend stijgend

Oudere vrouwen die één tot twee glazen al- cohol per dag drinken, ontdekte Beulens, hebben der- tig procent minder kans op diabetes-2 dan vrouwen die geen alcohol

Voor alles is het van belang dat energie wordt gestoken in de ontwikkeling van het technologisch burgerschap – burgerschap in een technologische cultuur – zodat burgers zich

Natuurlijk is dat geen godsbewijs (proberen te bewijzen dat God bestaat, is even dwaas als proberen te bewijzen dat Hij niet bestaat), maar wie zich voor de lente open- stelt, zal

Op grond van de voornoemde wetgeving is het College van de rechten voor de mens (hierna: ‘het College’) bevoegd om te oordelen op schriftelijke verzoeken en te onderzoeken of in

[r]

De macro-economische omstandigheden zijn langere tijd ongunstig geweest voor de bouwsector, vooral in Europa.. Ook in olie-exporterende landen zijn de omstandigheden nog

In het eerste deel van deze dichtbundel richt Ed Franck zich ‘in stille brieven’ tot personen uit zijn jeugd, of misschien zijn de namen toch fictief.. Het eerste