• No results found

of wanneer een potentiële afnemer bereid is om daarvoor te betalen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "of wanneer een potentiële afnemer bereid is om daarvoor te betalen"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

102960

Bezwaar vrijgevallen capaciteit GTS

Mevrouw Anemaet - Juridische Dienst, voorzitter

De heer Algera - Juridische Dienst, lid hoorcommissie De heer Elskamp - Juridische Dienst, lid hoorcommissie De heer Van der Meulen - Energiekamer, lid hoorcommissie De heer Hehenkamp - Energiekamer, lid hoorcommissie

De heer Gottschal - Gas Transport Services BV De heer Geertsema - Gas Transport Services BV (‘GTS’)

Mevrouw Geerts-Zandveld - EnergieNed De heer Schurink - EnergieNed

De heer Het Lam - VEMW

De heer Janssen - Verslagdienst NMa

De voorzitter opent de hoorzitting. Zij heet de aanwezigen welkom en stelt de leden van de hoorcommissie voor.

Zij schetst de voorgeschiedenis van de hoorzitting. Op 15 december 2008 heeft de NMa een beslissing op bezwaar genomen inzake de Transportvoorwaarden Gas_LNB en de TarievenCode Gas. Daartegen is door GTS beroep aangetekend. Uit het beroepschrift bleek dat de NMa de capaciteit die kan worden opgewaardeerd, ruimer interpreteerde dan bedoeld. Om een nodeloze gang naar het CBb te voorkomen heeft de NMa besloten om in de voorwaarden nader te definiëren waarover het gaat. Tevens heeft de NMa besloten om onderhavige hoorzitting te beleggen waarna het besluit op bezwaar op dit punt ambtshalve kan worden gewijzigd. Het gaat dan om een definitie van de capaciteit die beschikbaar komt, wanneer dat gebeurt, enzovoort. Ter zitting zal daarover worden gedebatteerd, zodat er geen misverstanden kunnen blijven bestaan. Daarnaast is gebleken dat in de TarievenCode Gas twee misslagen zijn ontstaan door het verkeerd overnemen van teksten. In de artikelen 3.2.4.4 en 3.2.6.3 zijn een paar keer de woorden ’van het entrypunt’

weggevallen.

Zij laat een papier ronddelen waarop de wijzigingen zijn aangegeven. Een kopie ervan is aan dit verslag gehecht als Bijlage 1.

Zij schetst de gang van zaken ter zitting en nodigt de heer Gottschal uit om namens GTS als eerste het woord te voeren.

De heer Gottschal vraagt wat de scope van de hoorzitting precies is. Gaat het alleen over de definitie van het begrip beschikbaar komende capaciteit? Gaat het dus niet over de vraag of er wel of niet automatisch mag worden opgewaardeerd?

De voorzitter antwoordt dat dit alles in de definitie of in de komende voorwaarden vast moet komen te staan. Ter hoorzitting is het de bedoeling dat duidelijkheid ontstaat over het gehele issue automatisch opwaarderen. Het oorspronkelijke besluit zag ook op de TarievenCode Gas,

maandfactoren en nog een heleboel andere issues. Die staan ter huidige hoorzitting niet ter discussie.

De heer Gottschal vervolgt dat GTS in eerste instantie niet veel heeft op te merken. De NMa heeft een tekstsuggestie rondgestuurd voor een definitie van het begrip ‘capaciteit die beschikbaar komt’.

Daarop heeft GTS gereageerd en die reactie is door de NMa toegestuurd aan de andere ter zitting aanwezige partijen. Dat was de laatste stand der dingen. Wellicht was de reactie van GTS niet duidelijk; wellicht zijn er meningsverschillen. Dat kan ter zitting blijken.

(2)

Hij legt uit dat de beroepzaak vooral over het mechanisme gaat. De mening van GTS daarover staat vrij duidelijk in het beroepschrift. Dat beroepschrift kan ter zitting worden voorgelezen, maar hij neemt aan dat het bekend is.

De voorzitter wijst erop dat het beroepschrift uiteraard is ingediend in een beroepprocedure, terwijl de hoorzitting onderdeel is van een bezwaarprocedure. De hoorcommissie heeft GTS nog gevraagd of het mogelijk was het beroepschrift door te sturen, maar dat was niet wenselijk.

De heer Gottschal merkt op dat die vraag een beetje op de valreep kwam.

De voorzitter begrijpt wat hij bedoelt en wil daarover ook verder niet vervelend doen. Maar als ter zitting een inhoudelijke discussie wordt gevoerd, dan moet dat beroepschrift wel behandeld worden. Misschien niet alles en misschien kan het op hoofdlijnen.

De heer Gottschal

(bladert door documenten)

vraagt zich af waar te beginnen. Hij herhaalt dat hij toch enigszins verrast is door de scope van de bijeenkomst.

De voorzitter oppert de mogelijkheid dat het beroepschrift gekopieerd en rondgedeeld kan worden.

De heer Gottschal grinnikt dat zijn eigen exemplaar niet echt voor kopiëren geschikt is.

De heer Schurink meent dat het verstandig is om eerst eens over het proces te spreken. Bij EnergieNed bestaat onduidelijkheid en hetzelfde lijkt bij VEMW aan de hand.

De voorzitter nodigt de aanwezigen daartoe uit.

Mevrouw Geerts-Zandveld meldt dat het voor EnergieNed volstrekt onduidelijk was waarover de hoorzitting zou gaan. Zij heeft daarover gebeld. Het ging over ‘een’ beslissing op bezwaar, die destijds niet via de mailing is rondgestuurd en die ook niet op de eerste pagina van de NMa-site beschikbaar is gekomen. EnergieNed kwam er pas achter op het moment dat de termijn voor het indienen van een beroep al verstreken was. Vervolgens is gevraagd om een procesdossier.

EnergieNed ‘weet niet eens waar het over gaat’. Dan is het lastig om ter zitting even op een beroepschrift te gaan reageren. De procedure is op z’n zachtst gezegd bijzonder te noemen.

De heer Het Lam onderschrijft het standpunt van EnergieNed. Het is een uitermate curieuze procedure. Zoiets heeft hij persoonlijk nog nooit meegemaakt, terwijl hij toch al aardig lang in het vak zit. Voor het eerst is hij op een hoorzitting aanwezig terwijl hij niet weet waarover het gaat. Hij heeft van de NMa brieven ontvangen van 16 juni en 8 augustus 2009. Daarin wordt wel iets gemeld, maar dat roept meer vragen op dan antwoorden. Er zijn geen stukken, die nodig zijn om überhaupt te weten wat de reikwijdte en de context van de hoorzitting is. Hij heeft die stukken opgevraagd, maar ze zijn niet verschaft. Het is duidelijk dat het onderwerp betrekking heeft op een lopende beroepsprocedure tussen GTS en NMa, maar de NMa weigert om het beroepschrift en het verweerschrift ter beschikking te stellen. Uit de brief van 16 juni blijkt ook niet waarop het

onderwerp betrekking heeft. Zo wordt gesteld ‘dat de tweede hoorzitting plaats vindt omdat de NMa een nieuw besluit zal nemen’. Nieuw besluit? Er is een besluit genomen. Hoezo dan nieuw besluit? Wat is de aanleiding daarvoor? Dat blijkt niet uit de brief van 16 juni. Er staat alleen in ‘met betrekking tot het automatisch opwaarderen’. Punt. VEMW heeft geen enkele indicatie wat precies het probleem is. Gaat het over het opwaarderen in de categorieën? Maar uit de brief van 8 augustus blijkt het eigenlijk een dieper probleem te zijn: wat is afschakelbare capaciteit en wat is capaciteit die beschikbaar komt? Dus niet zo zeer het issue van dat automatische, maar meer de vraag wat het onderwerp is van afschakelbare capaciteit. In de brief van 8 augustus wordt gesteld ‘dat de hoorcommissie graag tijdens de hoorzitting zou willen vernemen hoe de definitie van

transportcapaciteit die beschikbaar komt zoals genoemd in paragraaf 2.1 Transportvoorwaarden Gas LNB volgens partijen zou moeten luiden. Dit is nodig om de situatie bedoeld in paragraaf 2.1 te kunnen onderscheiden van de situatie ongebruikte capaciteit zoals bedoeld in art. 5 Verordening 1775/2005 waarin de capaciteit gecontracteerd is’. Die brief duidt er dus op dat het niet gaat om automatisch opwaarderen, maar om het maken van onderscheid tussen capaciteit die vrij valt anders dan in het kader van use-it-or-lose-it. Vervolgens wordt verwezen naar art. 5 Verordening.

Maar dit artikel kent een lid 3 en een lid 4 met twee totaal verschillende regimes en totaal andere onderwerpen. Daarmee zit het onderwerp onmiddellijk vast aan de hele discussie over use-it-or- lose-it en het ontbreken van een regeling daaromtrent, die weer onderwerp is van een beroep van VEMW. Kortom, de verstuurde brieven zijn uiterst beperkt. Ze roepen meer vragen op dan dat ze antwoorden geven en ze maken het volstrekt onduidelijk waarover onderhavige hoorzitting gaat.

VEMW kan gewoon geen zinvol antwoord geven, net zoals mevrouw Geerts-Zandveld stelde.

Daarmee ligt er een probleem. Art. 7:4 Awb is geschonden, want er is geen enkel stuk ter inzage

(3)

gelegd. De stukken, die betrekking hebben op onderhavige procedure, zijn in ieder geval het beroepschrift en het verweerschrift, want GTS verwijst ernaar in haar brief, die VEMW heeft ontvangen. Zonder die stukken kan überhaupt niet worden geoordeeld wat het onderwerp is.

Art. 7:4 Awb is geschonden en dat is een fundamenteel rechtsbeginsel. Tenzij gerepareerd wordt komt dit bij het CBb en die route zal VEMW zeker bewandelen, want dit raakt een zeer belangrijk onderwerp voor VEMW omdat het samenhangt met kwesties als use-it-or-lose-it. Daarmee is het rijp voor vernietiging. VEMW weet niet hoe hier mee om te gaan.

De heer Gottschal verklaart een schone versie van het beroepschrift te hebben gevonden, waarin ook geen bedrijfsvertrouwelijke van wie dan ook staan. Dit document kan worden verspreid.

Daarnaast meent hij uit het betoog van VEMW te hebben begrepen dat dit beroepschrift gedingstuk is geworden door de verwijzing ernaar in de brief van GTS. Misschien wordt het nu vrijwillig

gedingstuk omdat dat handig is, maar het gaat een grote stap te ver om te stellen dat de NMa de bezwaarprocedure heeft geschonden doordat het stuk vanwege die verwijzing niet al van te voren ter inzage is gelegd. Het enige wat GTS in haar brief van 17 augustus deed was één klein stukje citeren. Daarmee wordt in die brief een boodschap overgebracht, die daarmee op zich zelfdragend is. Het is prima dat die brief bij iedereen terecht is gekomen en het lijkt ook voldoende voor de stukken.

De heer Het Lam bevestigt dat hij heeft gezegd dat het beroepschrift onderdeel is. Maar hij benadrukt dat hij in het kader van de procedure helemaal geen stukken heeft ontvangen, helemaal niks. Dat kan sowieso niet; er is niet eens een begin van een procesdossier. Hij heeft het

beroepschrift als voorbeeld genoemd omdat dat fundamenteel lijkt voor een begrip van de situatie.

Maar VEMW heeft geen enkel stuk ontvangen en daardoor is er sprake van een schending. Of het beroepschrift wel of niet onderdeel is van die stukken, dat is een afgeleide vraag.

De heer Gottschal meende te hebben begrepen dat werd teruggegrepen op het bezwaardossier van de vorige keer, omdat de NMa voornemens is om te heroverwegen of het destijds genomen besluit op bezwaar herzien moet worden of niet en eventueel na herziening in de lopende procedure bij het CBb moet worden ingebracht. Als de hoorcommissie iets wil doen met het beroepschrift, dan moet zij dat zeggen.

Mevrouw Geerts-Zandveld onderschrijft het standpunt van VEMW volledig. Ook EnergieNed heeft om het procesdossier gevraagd en ook zij heeft niets ontvangen. EnergieNed weet niet eens waarover het gaat.

De heer Het Lam meldt dat hij om 18.00 uur op de dag vóór de hoorzitting nog een kopie heeft ontvangen van het bezwaarschrift, dat door GTS is ingediend in het kader van de voorliggende beslissing op bezwaar. Dat was dus een beetje laat.

De voorzitter schorst de hoorzitting voor intern beraad van de hoorcommissie.

---

De voorzitter heropent de hoorzitting. Zij meldt dat de hoorcommissie heeft onderzocht wat er in de aanloop naar de hoorzitting precies is gebeurd.

Aan het begin stond een bezwaarschrift van GTS tegen het besluit in primo. Vervolgens zijn alle partijen, die op de hoorzitting in de primaire fase aanwezig waren, uitgenodigd om input te leveren.

Behalve GTS had niemand bezwaar aangetekend, maar omdat heel veel onderwerpen aan de orde waren bestond de mogelijkheid dat er nog partijen meningen hadden. Voor die bezwaarprocedure in 2008 zijn stukken ter inzage gelegd en is iedereen uitgenodigd voor de hoorzitting. Vervolgens is het besluit op bezwaar genomen en toegestuurd aan in ieder geval VEMW, GTS en Netbeheer Nederland. Het subdossier 3 van EnergieNed heeft de hoorcommissie momenteel niet (volledig) in dossier, want er ontbreekt nog één velletje. Tegelijkertijd is het besluit op bezwaar conform de wet gepubliceerd op de website en geplaatst in De Staatscourant. Vervolgens bleek dat er beroep werd ingesteld. De NMa zag in de voorwaarden dat die anders werden geïnterpreteerd. De NMa dacht:

als dat anders geïnterpreteerd moet worden, dan moet dat ook uit die voorwaarden blijken. Toen is de bezwaarfase ambtshalve heropend om op dat ene punt een nieuwe beslissing te kunnen

formuleren. Toen zijn dezelfde partijen als in 2008 uitgenodigd om op dit punt hun zegje te doen.

In de uitnodiging staat welke zaak het betreft en welk onderdeel van die beslissing op bezwaar.

Vervolgens belde mevrouw Geerts-Zandveld twee dagen na het verzenden van de uitnodigingsbrief

(4)

met de vraag: ‘Waar gaat dit eigenlijk over?’ Zij heeft toen gesproken met de heer Elskamp, die haar heeft uitgelegd waarover het ging. Mevrouw Geerts-Zandveld meldde dat zij er nog even naar zou kijken en dat zij graag stukken zou willen krijgen als zij die nodig zou hebben. De heer Elskamp heeft toen benadrukt dat zij die kon krijgen als zij ze zou opvragen bij de hoorcommissie of bij de griffie JD. Dat alles was in juni 2009. Vervolgens gebeurde er een hele tijd niets. De zaak begon weer te ‘leven’ op het moment dat de hoorcommissie een tekstvoorstel deed en daarover input vroeg. Zo is het gegaan. De hoorcommissie ziet in deze gang van zaken niet direct een schending van de Awb. Het is natuurlijk vervelend, maar de hoorcommissie wil die input hebben omdat het anders het woord van GTS tegenover dat van de NMa is, terwijl er een heleboel leeft. De

hoorcommissie wil een algemeen beeld hebben van wat partijen vinden, ook al hebben zij geen bezwaar aangetekend en zijn zij na het besluit in primo louter als belangstellenden en mogelijk belanghebbenden uitgenodigd. Partijen hebben alle kans gehad om alle stukken in te zien, bijvoorbeeld na de uitnodiging voor de eerste bezwaarzitting. Ook na de uitnodiging voor de tweede zitting hadden partijen die stukken kunnen krijgen. Bovendien hebben partijen in bezit waarover het gaat, want de beslissing op bezwaar is zowel op de website als in De Staatscourant gepubliceerd. Mogelijk is dat besluit zelfs aan partijen toegezonden, maar spreekster houdt wat dat betreft een slag om de arm, want zij beschikt slechts over drie van de vier brieven *.

De vraag rijst: hoe nu verder? Het onderwerp moet niet breed, doch eng worden opgevat. Partijen zijn bijeen, dus de hoorcommissie stelt voor dat ter zitting een inhoudelijk debat wordt gevoerd.

Vervolgens krijgen partijen nog de mogelijkheid om nader te reageren: schriftelijk of mondeling. Zij nodigt partijen om hun voorkeur kenbaar te maken.

De heer Gottschal antwoordt dat hij het lastig vindt. De hoorcommissie kent de opvatting van GTS over het besluit op bezwaar, maar de andere partijen nog niet. Dat kan wat GTS betreft nog wel veranderen, maar dat doet vermoeden dat het verstandig is om partijen de gelegenheid te geven over de redenering van GTS iets te vinden. Momenteel heeft GTS echter niets toe te voegen, ook niet spontaan schriftelijk. Hij stelt voor een schriftelijke ronde in twee stappen te organiseren: eerst een reactie voor de andere partijen en daarna nog een reactie van GTS. Of er kan nog een

hoorzitting volgen waarin GTS desgewenst kan reageren op wat andere partijen naar voren brengen. Die laatste variant lijkt het meest elegant.

Mevrouw Geerts-Zandveld sluit zich aan bij het standpunt van GTS.

De heer Het Lam wijst erop dat VEMW ter zitting niet als belangstellende aanwezig is, maar als derde belanghebbende. Uit dien hoofde heeft zij ook gereageerd op de eerdere beslissing op bezwaar. VEMW is daardoor niet rechteloos. Art. 7:4 Awb is van toepassing en de NMa moet dus tijdig stukken ter inzage leggen. De voorzitter stelde wel even dat het onderwerp eng moet worden opgevat. Maar wat betekent dat precies? Het is VEMW nog steeds niet duidelijk wat precies het onderwerp in geschil is en daardoor kan zij nog steeds niet goed inhoudelijk reageren. Eerder werd gesteld dat het automatisch opwaarderen het issue zou zijn. Maar in de brief staat dat een

onderscheid wordt gemaakt tussen klaarblijkelijk verschillende types afschakelbare capaciteit, die al dan niet opgewaardeerd kunnen worden. Dan heeft het onderwerp dus een veel bredere scope, dus het begrip ‘eng’ is niet goed te begrijpen.

VEMW zit er niet op te wachten om naar het CBb te gaan en dan vervolgens weer teruggestuurd te worden voor een nieuwe hoorzitting. Dat is tijdverlies. De beste route is: een schriftelijke ronde, waarbij partijen kennis kunnen nemen van het standpunt van GTS, maar ook van de reden waarom de NMa een ander standpunt heeft ontwikkeld dan in de oorspronkelijke beslissing op bezwaar.

Dan begrijpt VEMW het onderwerp en waarom de NMa tot een onderscheid komt. VEMW betwijfelt of het onderscheid, dat de NMa gaat aanleggen, juridisch juist is. Na deze schriftelijke ronde is een hoorzitting op z’n plaats, want - zoals GTS al stelde - partijen moeten kunnen reageren op elkaars standpunten in deze zeer ingewikkelde discussie.

De voorzitter vraagt of VEMW ter huidige zitting al inhoudelijk wenst te debatteren.

De heer Het Lam antwoordt dat VEMW onder voorbehoud van alle rechten zeker wenst te reageren.

Als zij die gelegenheid niet krijgt en als zij geen duidelijkheid krijgt over de onderwerp van het geschil, dan is de route naar het CBb voor VEMW een gegeven.

* Nawoord hoorcommissie: Na afloop van de hoorzitting is gebleken dat de beslissing op bezwaar alleen per brief aan GTS is gestuurd.

(5)

De voorzitter benadrukt dat de hoorcommissie graag inhoudelijke input wenst.

De heer Het Lam antwoordt dat VEMW op zich best een paar dingetjes wil opmerken die haar opvielen, zodat de andere partijen daarover kunnen nadenken. Dat zijn echter voorlopige opmerkingen, omdat ze niet in de totale context van de discussie kunnen worden geplaatst.

Mevrouw Geerts-Zandveld antwoordt dat EnergieNed er de voorkeur aan geeft om in één keer goed te reageren. Niemand zit te wachten op een stukje en dan weer een aanvulling en dan weer een aanvulling.

De heer Elskamp meent dat het praktisch gezien handig is om het er nu wel alvast over te hebben, zodat juist nu duidelijk wordt wat het onderwerp precies omvat en wat de kwesties zijn die met name VEMW en EnergieNed daarbij willen inbrengen. Op die manier kan de discussie worden afgebakend en kan een aftrap worden gegeven voor een discussie met partijen, die tot nu toe alleen tussen de NMa en GTS is gevoerd. Die kleine inhaalslag is dan tenminste gemaakt.

Mevrouw Geerts-Zandveld meldt dat zij slechts een heel klein onderdeel heeft afgestemd met haar achterban. Het onderwerp, waarover de hoorcommissie het kennelijk wil hebben, is slechts in zeer beperkte mate afgestemd. Zij kan daarover dan ook nauwelijks iets zeggen, te meer omdat zij het standpunt van GTS niet kent.

De heer Elskamp recapituleert dat EnergieNed eerder stelde dat zij niet wist waarover de discussie precies zou gaan. Maar door nu alvast te discussiëren kan zij dat te weten komen.

Mevrouw Geerts-Zandveld reageert dat dit ook opgelost kan worden door de stukken te bekijken.

Als zij nu een opmerking maakt, dan zou het kunnen zijn dat die opmerking moet worden gewijzigd omdat er kennelijk andere standpunten naar voren zijn gebracht die zij niet kent. Dat is heel erg lastig.

De heer Het Lam recapituleert dat hij een paar brieven heeft met een paar punten. VEMW kan aangeven wat haar vraagpunten zijn, zodat de hoorcommissie in ieder geval begrijpt dat VEMW de issue breder ziet dan alleen maar het automatisch opwaarderen als mechanisme.

De voorzitter wijst mevrouw Geerts-Zandveld dat zij natuurlijk niets hoeft te zeggen. Tijdens de nog te organiseren tweede hoorzitting kan EnergieNed ook nog input geven. Anders is de huidige hoorzitting echt zinloos.

Mevrouw Geerts-Zandveld antwoordt dat zij slechts een heel klein beetje input kan geven, want zij heeft zich nauwelijks kunnen voorbereiden.

De voorzitter stelt voor dat commissielid Van der Meulen uitlegt waarover de hoorzitting gaat.

Vervolgens hoort de hoorcommissie graag van partijen waarover het debat zou moeten gaan. Er komt in ieder geval een tweede hoorzitting.

De heer Van der Meulen legt uit dat het inhoudelijk gaat over het punt dat in de beslissing op bezwaar dagallocatie het use-it-or-lose-it principe is meegenomen als procedure voor het moment dat er capaciteit vrij valt. De NMa twijfelt er momenteel aan of dat juist is. De hoorcommissie wil graag duidelijkheid krijgen over de procedure, die zou moeten gelden op het moment dat capaciteit vrijvalt. In de voorfase is gesproken over het wel of niet automatisch opwaarderen als proces. De hoorcommissie wil graag helderheid krijgen over de definities en zij wil een procesbeschrijving voor het moment dat er capaciteit vrijvalt.

De heer Het Lam stelt een vraag. In de brief wordt gemeld dat de NMa een onderscheid maakt tussen capaciteit die beschikbaar komt in de zin van art. 5 Verordening - hij neemt aan dat de NMa dan doelt op use-it-or-lose-it achtige capaciteit - en de overige capaciteit. Hij vraagt om een toelichting.

De voorzitter zet uiteen dat de Verordening iets bepaalt over ongebruikte capaciteit, dus capaciteit die gecontracteerd is. Vrijgevallen capaciteit dan wel capaciteit die beschikbaar komt, is capaciteit die niet onder contract staat en die dus echt vrij is. Use-it-or-lose-it capaciteit is niet echt vrije capaciteit, maar ongebruikte capaciteit. Op het moment dat de eigenaar van die capaciteit hem wil gebruiken, dan kan dat volgens de Verordening, want die ongebruikte capaciteit wordt op

afschakelbare basis aangeboden.

De heer Het Lam constateert dat het dus eigenlijk gaat om de verhouding tussen art. 5 lid 3 en art. 5 lid 4, gelezen tegen de achtergrond van het use-it-or-lose-it principe. Dat staat niet in de regeling, omdat het als gevolg van het bezwaar van VEMW onderwerp is van een wijzigingsverzoek.

Het krijgt invulling met het consultatiedocument. Daar tegenover staat nog de discussie hoe dit zich verhoudt tot het begrip ‘niet beschikbare capaciteit’ in paragraaf 2.1 van de

(6)

Transportvoorwaarden Gas LNB. Dan is het dus inderdaad wat ruimer dan alleen het mechanisme van het automatisch opwaarderen. Eigenlijk is volgens VEMW de voorvraag: wat valt onder de reikwijdte van het begrip ‘afschakelbare capaciteit’?

De heer Gottschal wijst erop dat het bezwaar van GTS destijds een lijstje van verschillende, kleine onderwerpen betrof. Onderhavige is kwestie is daar één van en het beroep van GTS gaat alleen nog daarover. Hij heeft de indruk dat de NMa voornemens is om alleen over dit ene punt het besluit op bezwaar te wijzigen. Het zou helpen wanneer de NMa voorafgaand aan de stukkenwisseling tussen partijen de scope van de voorgenomen wijziging van de beslissing op bezwaar helder op papier formuleert. Partijen mogen dan vervolgens zelf vinden of dat een handige cq. verstandige beperking is. Bij een ambtshalve herziening lijkt het aan het bestuursorgaan zelf om te bepalen hoe de

beslissing precies herzien wordt. De discussie over de breedte van het onderwerp, die zich zojuist tussen de hoorcommissie en VEMW ontwikkelde, kan op die manier bij voorbaat worden opgelost.

Dat scheelt dan weer.

Hij benadrukt vaak te constateren dat de begrippen ‘afschakelbare capaciteit’ en ‘use-it-or-lose-it’

tijdens discussies over deze materie heel vaak op onjuiste wijze vermengd worden. Het gaat om wezenlijke verschillende dingen. Dat moet iedereen goed voor ogen houden. De spraakverwarring vindt zelfs plaats op europees niveau, terwijl het echt gaat over iets anders.

De voorzitter vraagt GTS of haar eerdere uiteenzetting goed is verwoord. Dus: de ongebruikte capaciteit staat volgens use-it-or-lose-it nog onder contract van een primaire capaciteithouder.

De heer Gottschal meent dat dit inderdaad de kern van de kwestie is. Use-it-or-lose-it is eigenlijk een vorm van afpakken en dat kan dus alleen als het al onder contract staat.

De voorzitter vervolgt dat lid 4 dan zonder afpakken is.

De heer Gottschal vervolgt dat afschakelbare capaciteit, waar om de een of andere reden iets mee is zodat hij niet vast verkocht kan worden, in de praktijk over het algemeen capaciteit is, die door een ander gecontracteerd is, maar waarvan de ervaring leert dat die geaggregeerd voor het desbetreffende punt - dus niet gekoppeld aan individuele partijen - gedurende grote delen van het jaar bruikbaar is voor derden. Die wordt dus daarom op die basis kort van te voren aangeboden; of langer van te voren op basis van die ervaringsgetallen. Dat staat dus helemaal los van de vraag of je in een bestaand transportcontract wilt inbreken, want dat doe je met afschakelbare capaciteit juist niet.

De voorzitter concludeert dat dit het onderscheid is dat de NMa in de beslissing op bezwaar dus niet had gemaakt.

De heer Het Lam vraagt zich af of dit een juiste benadering is. GTS zei: ‘Het is zo’. Maar in de optiek van VEMW is dat een opvatting, waarover zijzelf een andere mening heeft. Daarom komt VEMW ook terug op de brief van de NMa. De NMa stelde nadrukkelijk dat het ging over het automatisme van het opwaarderen. Maar dan is al bepaald wat afschakelbaar is. Er zou eerst een onderscheid moeten worden gemaakt in paragraaf 2.1 tussen een categorie afschakelbaar in de zin van use-it-or-lose-it en overige afschakelbare capaciteit, die beschikbaar komt.

De voorzitter legt uit dat de NMa dit wilde doen door te definiëren wat nou … .

De heer Het Lam interrumpeert dat dan de discussie ontstaat: wat is niet-beschikbare capaciteit en wat is eigenlijk afschakelbare capaciteit? De opvatting van GTS over de uitleg van dat begrip is niet die van VEMW. Hij wil best een tipje van de sluier oplichten als de aanwezigen daaraan behoefte hebben.

De heer Gottschal nodigt hem daartoe uiteraard uit. Wel wijst hij op de huidige TarievenCode. Er is afschakelbaar en er is niet-afschakelbaar. Meer smaken zijn er niet. Dus differentiëren binnen afschakelbaar, tja, dat is misschien ooit doenlijk als daaraan behoefte is, maar op dit moment is daarvoor binnen de geldende regels geen aanleiding.

De heer Het Lam vraagt de hoorcommissie of zij inderdaad een schot voor de boeg van VEMW wenst. VEMW zal sowieso schriftelijk reageren, want de materie is ingewikkeld en eist juiste bewoordingen. De tweede hoorzitting kan dan vervolgens dienen om te bezien in hoeverre de opvattingen van partijen verschillen en in hoeverre de hoorcommissie in staat is een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.

De voorzitter nodigt VEMW uit haar eerste mening kenbaar te maken.

De heer Het Lam geeft een toelichting uit het hoofd, terwijl het zeer ingewikkelde materie is. Enige ongestructureerde woorden moeten hem worden vergeven.

(7)

Er moet worden gekeken naar capaciteit die beschikbaar komt. VEMW meent dat het eigenlijk gaat om drie categorieën. Op de eerste plaats is er vrijvallende capaciteit, die was gecontracteerd, maar waarvan de overeenkomst om de een of andere reden eindigt. Dat kan zijn door wederzijdse opzegging, door ontbinding wegens toerekenbare tekortkoming, door faillissement of anderszins.

Doordat de overeenkomst eindigt, valt de capaciteit vrij. Dat is dus een groep capaciteit, die beschikbaar komt op de markt. Het gaat dan niet over de vraag of die capaciteit als afschakelbaar moet worden gekwalificeerd. Op grond van art. 5 lid 1 Verordening 1775/2005 moet alle

vrijkomende capaciteit ter beschikking worden gesteld aan de markt, dus ook capaciteit die vrijvalt door het eindigen van de overeenkomst. Op de tweede plaats kan er capaciteit ontstaan doordat er wordt bijgebouwd of doordat GTS beter gaat plannen of andere systemen bedenkt om de

technische capaciteit optimaal te benutten. Ook die capaciteit komt beschikbaar op de markt. Op de derde plaats is er de capaciteit die samenhangt met het use-it-or-lose-it principe. Art. 5 lid 3 en art. 5 lid 4 Verordening vormen eigenlijk twee regimes. Art. 5 lid 3 zegt: voor nieuwe contracten en voor heronderhandelde bestaande contracten moet je use-it-or-lose-it contractueel opnemen in de overeenkomst. Daar komt het kort samengevat op neer. Maar er zijn ook bestaande contracten die niet worden heronderhandeld en dan gaat het over art. 5 lid 4 Verordening. Daarbij geldt het uitgangspunt dat degene, die recht had op de capaciteit op grond van een transportovereenkomst, altijd recht blijft houden. De netbeheerder kan die capaciteit niet eenzijdig afpakken. Dat is ook een vorm van capaciteit, die weliswaar beschikbaar komt, maar die evident afschakelbaar is, want je hebt in dat geval nooit de zekerheid dat het vaste capaciteit wordt. De rechthebbende op die capaciteit kan volgens art. 5 lid 4 Verordening altijd zegen dat hij hem wil hebben, ook al heeft een derde partij die afschakelbare capaciteit al gekregen en genomineerd. Het is sowieso een vorm van capaciteit die vrij komt, maar dan zeker voorwaardelijk.

VEMW onderscheidt dus drie groepen. Dan is het natuurlijk de vraag: wat is dan capaciteit, die beschikbaar komt in het kader van afschakelbaar? Daarbij hoort de vervolgvraag: wat is capaciteit, die niet als afschakelbaar beschikbaar komt, maar als primaire capaciteit die rechtstreeks op de markt moet worden aangeboden conform de vigerende procedures ex art. 2.1.2

Transportvoorwaarden Gas LNB, waarbij het first-come-first-served principe geldt. Capaciteit, die het gevolg is van het eindigen van een overeenkomst, is volgens VEMW capaciteit, die op de primaire markt rechtstreeks door de netbeheerder moet worden aangeboden. Die valt buiten afschakelbaar, want inherent is dat die capaciteit een vast karakter heeft. Het contract is immers weg en de capaciteit valt weer vrij. Conform art. 2.4 Richtsnoeren Verordening moet de

netbeheerder haar best doen om zoveel mogelijk vaste capaciteit aan te bieden. Bedoelde capaciteit kan vast worden aangeboden, want er is geen rechthebbende meer en dus ook geen afschakelkans.

Dergelijke capaciteit dient volgens VEMW op de primaire markt terecht te komen.

Daarnaast is er de capaciteit, die ontstaat door bijbouwen of betere planmatige benutting van de beschikbare capaciteit. Voor bijgebouwde capaciteit geldt eigenlijk hetzelfde. Die capaciteit was nog niet gecontracteerd en moet dus ex art. 2.1.2 op de primaire markt rechtstreeks worden

aangeboden als vaste capaciteit.

Er zijn twee procedures voor het aanbieden van primaire capaciteit. Dat blijkt ook uit een brief van in de procedure 102990. Daarin speelde een wijzigingsverzoek met een reactie daarop van de gezamenlijke netbeheerders de dato 25 juni 2008. De gezamenlijke netbeheerders meenden dat het woord ‘bestaande’ moest worden verwijderd uit het begrip ‘bestaande capaciteit’ want dat zou verband houden met ‘open season’. Of de NMa meende dat het eruit moest, terwijl de

gezamenlijke netbeheerders het wilden handhaven. Bedoelde brief meldt vervolgens dat GTS twee routes kent voor het contracteren van entry- en exit capaciteit (dus primair en vast): contracteren op basis van first-come-first-served ex art. 2.1.2 én contracteren door het aangaan van

verbintenissen in een open inschrijfprocedure - open season - voor nieuw te ontwikkelen capaciteit.

Die discussie speelt dus ook, maar hier hoort wel een zijstapje.

VEMW meent dat de open season niet is geregeld in de Transportvoorwaarden Gas of in enige bepaling van de Gaswet. De Transportvoorwaarden Gas hebben een limitatief karakter, dus je kunt je afvragen of deze procedure überhaupt een wettelijke grondslag heeft. Hij verwijst ook naar Gasrichtlijn 2003/55, waarin staat dat de netbeheerder kan weigeren capaciteit ter beschikking te stellen. Art. 21 lid 2 Gasrichtlijn stelt ‘dat de Lidstaten de nodige maatregelen kunnen nemen om ervoor te zorgen dat het aardgasbedrijf, dat de toegang tot het systeem op grond van een gebrek aan capaciteit of het ontbreken van een verbinding weigert, de nodige uitbreidingswerkzaamheden

(8)

verricht voor zover dat economisch verantwoord is

of wanneer een potentiële afnemer bereid is om daarvoor te betalen

’. Bij open season zegt iemand: ‘Ik wil capaciteit en ik betaal ervoor’. GTS zegt dan: ‘Ik ga overwegen of ik die uitbreiding realiseer’. Open season valt dus volgens VEMW onder art. 21 lid 2 Gasrichtlijn. Als dat zo is, dan staat daar uitdrukkelijk ‘de Lidstaten moeten

maatregelen nemen om’. Dus die moeten dat invoeren bij wet, maar die wet is er niet. VEMW heeft de grondslag voor open season niet in de Codes of in de wet kunnen vinden.

Het is een zijstapje of die procedure eigenlijk wel kan. Maar in ieder geval gaat het om capaciteit, die vrij komt en rechtstreeks vast beschikbaar is voor de primaire markt. Althans, dat vindt VEMW.

En eigenlijk is dat dus ook geen afschakelbare capaciteit, want het is vaste capaciteit in de zin van de Gasverordening.

Tot slot de derde categorie capaciteit, waarbij de kwestie iets ingewikkelder ligt. Art. 5 lid 3 Verordening gaat over nieuwe- dan wel over heronderhandelde bestaande contracten. Daar geldt het uitgangspunt dat de netbeheerder in die contracten feitelijk een contractuele use-it-or-lose-it constructie moet opnemen. Maar dan gaat het dus over nieuwe contracten en dan praat je dus over een vorm van afschakelbaarheid, maar dan wel contractueel geregeld. Dat zou mogelijk onder de werking van afschakelbaarheid vallen in de zin van art. 2.1 Transportvoorwaarden Gas. Er is ook nog de categorie ‘bestaande contracten’, want daarvoor geldt natuurlijk het uitgangspunt dat de netbeheerder niet eenzijdig een bestaand contract kan openbreken.

De voorzitter wijst erop dat de week na de hoorzitting een nieuwe Verordening gaat gelden waarin dat onderscheid wordt opgeheven .

De heer Het Lam benadrukt dat het onderscheid er nu nog is. Hij verwijst naar de zaak

Zebra

, welke uitspraak mogelijk gevolgen heeft voor het verleden.

Een netbeheerder kan dus niet eenzijdig een contract wijzigen, ook niet op grond van art. 5 lid 4 Verordening. Dit artikel moet echter zo worden gelezen ‘dat de transmissienetbeheerder niet de bevoegdheid heeft om de capaciteit terug te nemen waardoor het recht op capaciteit vervalt’. Dat is echter anders als er in de wet een regeling wordt voorzien waarbij use-it-or-lose-it wordt toegepast zodat het recht wél kan vervallen. Dat volgt uit overweging 11 en 16 van de Verordening, waarin uitdrukkelijk staat dat use-it-or-lose-it onverlet wordt gelaten, terwijl use-it-or-lose-it inhoudt dat vaste capaciteit ter beschikking kan worden gesteld omdat het kan worden teruggenomen. Ook in de CBb-uitspraak is de gedachte te vinden dat een wettelijke grondslag een grondslag kan zijn voor use-it-or-lose-it, waarbij de capaciteit wordt teruggenomen in die zin dat de oorspronkelijke

rechthebbende zijn capaciteit verliest. Datzelfde is ook te vinden in de beslissing op bezwaar van de NMa. Over deze capaciteit stelt de Verordening vooralsnog: capaciteit, die thans bij een

rechthebbende behoort en die de netbeheerder zou willen terugnemen maar die hij niet terug krijgt, moet worden aangeboden als afschakelbaar. Die afschakelbare capaciteit heeft zeker afschakelbare kenmerken, want die capaciteit is nooit vast, want de oorspronkelijke rechthebbende behoudt het recht om te nomineren, zelfs als een derde die afschakelbare capaciteit toegewezen heeft gekregen en wil benutten. Dan nog kan hij zeggen dat hij het wil hebben en dan heeft die ander toch nog steeds een probleem. Dus dat is zeker in de kern afschakelbare capaciteit.

Volgens VEMW is de use-it-or-lose-it achtige constructie ex art. 5 lid 3 en lid 4 zonder meer afschakelbare capaciteit. En het is zeker capaciteit, die onder de reikwijdte valt van paragraaf 2.1 Transportvoorwaarden Gas LNB. VEMW meent dat het onderscheid, dat GTS op voorhand al aanbrengt tussen capaciteit die samenhangt met de toepassing van art. 5 lid 3 en lid 4 van die Verordening, dat die los moet worden gezien van bijvoorbeeld capaciteit, die beschikbaar komt in het kader van het eindigen van een overeenkomst dan wel nieuwbouw of betere benutting. Dit onderscheid is mogelijk onjuist. Als er al een onderscheid gemaakt moet worden, dan meent VEMW dat capaciteit, die in het kader van use-it-or-lose-it constructies tot stand komt,

afschakelbaar is terwijl de andere twee categorieën bijbouw en beëindigd contract daar niet onder vallen.

Hij wenst nog te reageren op het voorstel van GTS, waarin wordt aangegeven: ‘Capaciteit, waarover wij niet de beschikking hadden, is capaciteit die onder afschakelbaar valt’.

De voorzitter vraagt de heer Het Lam waarover hij precies spreekt.

De inwerkingtreding van de nieuwe Verordening is uitgesteld tot 3 maart 2011 (Pb 1.9.2009 1, 299, blz. 29)

(9)

De heer Het Lam antwoordt dat GTS een wijziging van een definitie heeft voorgesteld in haar reactie op de brief van de NMa. GTS stelt op blz. 2: ‘Capaciteit die beschikbaar komt, is entry- of exit capaciteit op een entry- of exit punt welke voor het moment van beschikbaar komen niet door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet aan de markt kon worden aangeboden’. Daarin zit volgens VEMW dat capaciteit, die is toegedeeld in het kader van de open season, volgens GTS niet kan worden toegedeeld en dat die dus niet onder de categorie beschikbare capaciteit valt.

Daarin is weer de verwevenheid te zien met voorstel 102990, dus de discussie over de vraag of wel of niet bestaande capaciteit onder de regeling valt.

Hij rondt af dat dit het eerste schot voor de boeg van VEMW was. Zij zal schriftelijk nog uitvoeriger reageren en daarbij zal ook de nieuwe Verordening worden meegenomen.

De heer Hehenkamp herinnert eraan dat de heer Van der Meulen reeds heeft aangegeven dat de NMa twijfelt over hetgeen over dit punt in de beslissing op bezwaar is verwoord. De NMa twijfelt, omdat zij meent dat in het kader van het opwaarderen van contracten - daar gaat het immers in wezen over - onderscheid moet worden gemaakt tussen de eerste twee door VEMW genoemde categorieën en de derde.

De heer Het Lam herhaalt dat het naar de mening van VEMW dat het gewoon primaire capaciteit is die via art. 2.1.2 moet worden aangeboden en dus niet als afschakelbaar. Dan kom je aan het opwaarderen van afschakelbaar niet toe. Als je zou doen wat de NMa nu doet, dan krijgen degenen met afschakelbare capaciteit bij het verkrijgen van vaste capaciteit dus eigenlijk een

voorrangspositie boven derden, die niet een aanspraak op nieuw te bouwen capaciteit kunnen krijgen of op capaciteit die vrij valt door het beëindigen van een overeenkomst. Bovendien is het de vraag hoe dat zich verhoudt tot art. 3 Verordening, waarin staat dat het gaat om het moment van aanbieden van de capaciteit. In feite ga je dan dus een contract doorbreken. Bestaande rechten betekent: capaciteit die iemand heeft, die mag je niet afpakken. Kun je dan zeggen tegen iemand die afschakelbaar heeft gecontracteerd: ‘Jij krijgt van rechtswege vaste capaciteit in plaats van afschakelbaar met bijbehorend hoger tarief, of je daar nou mee instemt of niet’. Het is de vraag of dat het respecteren is van bestaande rechten en dus van de daarmee samenhangende

rechtszekerheid, die in de jurisprudentie van het Europese Hof een belangrijke rol speelt.

De heer Hehenkamp vraagt VEMW in haar schriftelijke reactie op deze kwestie in te gaan. De NMa heeft ook gediscussieerd over de keuze tussen het hebben van afschakelbare capaciteit en vaste capaciteit.

De heer Het Lam antwoordt dat VEMW daarover ook heeft gediscussieerd.

De heer Hehenkamp vult aan dat het gaat om punten waar geen contractuele congestie is, dus waar geen keuze mogelijk is tussen afschakelbare capaciteit en vaste capaciteit.

De heer Het Lam wijst erop dat het gaat om het moment van het aangaan van de overeenkomst.

Vaste capaciteit wordt altijd als eerste aangeboden en afschakelbare capaciteit wordt niet aangeboden als er nog vaste capaciteit is. Dat is de regel van art. 2.1. Ze zijn wel verweven of verbonden, maar je kunt geen afschakelbare capaciteit contracteren als er vast is. Als je eenmaal geen vaste capaciteit hebt, dan kun je afschakelbaar contracteren en dan kun je ook nog in tranches terecht komen van meer of minder kans op afschakelen. Maar dan contracteer je wel afschakelbaar.

Heb je dat eenmaal gecontracteerd, dan is dat ook een contractueel recht. Dan kun je niet automatisch inbreuk gaan maken op die contractuele rechten door een partij, die op dat moment een risico is gaan lopen door afschakelbaar te kopen omdat hij niet precies wist wanneer hij het nodig had. Als zo’n partij afschakelbare capaciteit heeft gecontracteerd en hij wil een half jaar na het sluiten van die overeenkomst gaan nomineren, dan loopt hij het risico dat er ‘nee’ wordt gezegd omdat er toevallig geen capaciteit is. Als die capaciteit dan een half jaar later wel toevallig aanwezig is, dan is hij het risico in één keer kwijt want hij krijgt vaste capaciteit, maar dan wel met een bijbehorend tarief. Dat is dan zeer waarschijnlijk een inbreuk op een bestaand contractueel recht. Want hij had afschakelbaar gecontracteerd; zijn wil was gericht op het contracteren van afschakelbare capaciteit en niet op vast. Als je dan automatisch opwaardeert, dan komt de wil, die de partij bij het aangaan van de overeenkomst had, niet overeenkomt met de toepassing van de overeenkomst een jaar later. Art. 5 lid 4 Verordening stelt dat je niet zomaar inbreuk mag maken op bestaande rechten op grond van bestaande overeenkomsten.

Hij benadrukt dat hij uitdrukkelijk verwijst naar de tekst van de Verordening, waar het uitdrukkelijk gaat over ‘de netbeheerder biedt aan’. Het gaat om het moment van aanbieden.

(10)

Mevrouw Geerts-Zandveld geeft een aanvulling. Wat EnergieNed betreft betekent dit alles dat iemand, die afschakelbaar contracteert, op dat moment - dus op het moment van contractering - kan aangeven of hij al dan niet in aanmerking wil komen voor opwaardering of niet. Een soort voorwaardelijke positie.

De heer Het Lam beaamt dat je zoiets zou kunnen opnemen in het contract. Dan is het geen inbreuk meer op dat contract.

De heer Gottschal geeft een reactie. Met genoegen heeft GTS naar VEMW geluisterd, maar

tegelijkertijd kreeg zij toch het gevoel dat - in ieder geval deze keer - ingewikkeld wordt gemaakt wat niet zo ingewikkeld is. In Nederland bestaan twee soorten capaciteit:vast of afschakelbaar. Zolang er nog vast is, biedt GTS dat aan en wordt daarover een contract gesloten. Soms is het op en dan komt afschakelbaar aan de beurt. Het kan voorkomen dat er op dat punt na het sluiten van zo’n contract toch weer ruimte is bij de vaste capaciteit. Tot nu toe is in de sector altijd het uitgangspunt geweest - en dat staat ook vastgelegd in de Codes - dat er vast wordt verkocht als er vast is. Dan is er dus geen ruimte voor afschakelbaar. Daaraan verbindt GTS de gedachte: als er dan een gat bij het vaste ontstaat, dan moet het weer opschuiven zodat het aansluit. Anders zou je ook iets raars doen ten opzichte van de regel, die bij afschakelbaar hoort en die ook in de Verordening staat: het tarief van afschakelbare capaciteit moet ook de kans op afschakeling weerspiegelen. Dat klopt dan niet meer, want als er een gat tussen zit, dan is in ieder geval het eerste plakje afschakelbare capaciteit van dienovereenkomstige omvang vast geworden. Misschien kun je het etiket wel zo laten, maar dan zul je in ieder geval de rekening moeten aanpassen door het vaste tarief te

factureren. Dat zou een oplossing kunnen zijn, maar GTS vindt het niet mooi: noem het wat het is geworden, dus vast.

GTS vindt het verhaal van VEMW over de drie categorieën niet echt spannend. Want waar gaat het om? Er is afschakelbare capaciteit gecontracteerd en er komt vaste capaciteit vrij. Hoe, dat doet er eigenlijk niet toe. Of er nu een contract eindigt of dat er iets wordt bijgebouwd, dat maakt allemaal niet uit. Er komt vaste capaciteit vrij en daar moet je wat mee. Wat moet je daarmee? Afschakelbaar opwaarderen totdat het opgebruikt is en dan schuift iedereen met behoud van z’n time stamp door de tranches heen. Het kan verschuiving van een paar niveaus tot gevolg hebben, dus van een tranche met een grotere kans op afschakeling naar een tranche met een kleinere kans. Het blijft afschakelbaar, het is iets anders en er zit ook een ander tarief aan en het schuift dan door.

Het enige echte probleem dat VEMW naar voren brengt is dat zij er moeite mee heeft dat het automatisch opwaarderen inbreuk zou maken op bestaande contractuele rechten. Daarmee is GTS het wel eens: dat moet je gewoon niet doen. Maar wat je wel moet doen is de dingen van te voren goed regelen. Als onderhavige regeling in de Transportvoorwaarden staat en er worden daarna contracten gesloten, dan is van te voren helder wat de omvang is van de rechten en plichten aan beide zijden. Het is onderdeel van het pakket en van de wilsovereenstemming dat de kans bestaat dat gecontracteerde afschakelbare capaciteit wordt opgewaardeerd met tariefgevolgen. Zo

eenvoudig is het volgens GTS. Of je nou wel of niet te maken hebt met use-it-or-lose-it, dat doet er helemaal niets toe. Op dit moment is de discussie overigens theoretisch. GTS is geconsulteerd hoe zij het in Nederland zou moeten doen. GTS had een use-it-or-lose-it voorziening in de

privaatrechtelijke transportvoorwaarden naar aanleiding van de zogenaamde marathon commitments, die overigens gelukkig al afgelopen zijn. Toen de gereguleerde toegang in

Nederland vorm kreeg, is dat omgezet van contractueel naar de Transportvoorwaardenzoals door de NMa vast te stellen. Uiteindelijk is dat stukje van de Transportvoorwaarden in bezwaar

gesneuveld. Nu is er dus in Nederland de facto geen use-it-or-lose-it regeling, dus geen regel in de Transportvoorwaarden die leidt tot het afpakken van bestaande vaste capaciteitsrechten van bestaande klanten. En dat maakt het probleem dus alleen maar nog theoretischer. Maar ook al zou zo’n regeling er zijn, functioneren en ertoe leiden dat GTS voor zover mogelijk rechtmatig

capaciteit zou terugnemen op grond van use-it-or-lose-it, dan zou dat vaste capaciteit zijn. Die gaat gewoon het proces in en die komt dan op een of meer punten. Dan gaat GTS kijken of het daar ‘op’

is of niet. Als het daar op is en er is al afschakelbaar gecontracteerd, dan zou GTS daar het liefst die

(11)

afschakelbare contracten opwaarderen. Is daar geen contractuele schaarste, dan meldt GTS gewoon op de website dat er nog capaciteit was en dat er nog weer iets bij komt. That’s it.

De heer Het Lam meent dat het zojuist door GTS geschetste systeem erop neer komt dat een partij, die afschakelbaar heeft, voorrang krijgt bij het krijgen van vaste capaciteit. Realiseert GTS zich dan wel dat nieuwkomers op de markt dus geen gelegenheid krijgen om vaste capaciteit te kopen? Zij zullen altijd worden geconfronteerd met afschakelbare partijen, die automatisch de status van shipper met vaste capaciteit krijgen. Het is de vraag of dat een eerlijke handeling is.

Dat sluit ook aan bij de stelling van VEMW dat capaciteit, die om allerlei redenen vrij valt, capaciteit is, die gewoon wordt aangeboden op voet van art. 2.12, zodat eenieder de gelegenheid heeft om daarop aanspraak te maken. Dat is natuurlijk vooral van belang voor nieuwe partijen, want anders zullen ze altijd achter het net vissen, omdat bestaande partijen per definitie eerder afschakelbaar zullen hebben gecontracteerd dan de nieuwkomers. Dat is volgens VEMW niet echt

handelsbevorderend.

De heer Gottschal reageert dat deze stelling van VEMW in de ogen van GTS wat ongefundeerd is.

Toen afschakelbaarheid destijds in Nederland werd geïntroduceerd, was de gedachte dat dit nieuwe toetreders ten goede zou komen omdat zij dan niet zo’n last zouden hebben van bestaande

partijen, die de bestaande capaciteit allemaal al bezet zouden hebben. Nu zijn het opeens de nieuwe toetreders, die er last van zouden hebben dat er al afschakelbaar gecontracteerd zou zijn.

De basisgedachte achter het hele systeem van opwaarderen is nu juist om wel met first-come-first- served te werken en te blijven werken; iedereen houdt z’n time stamp. Dat is volstrekt in lijn met wat daarover in de Gasvoorwaarden staat.

De heer Het Lam wijst erop dat in de beslissing op bezwaar Gasvoorwaarden deel 1 is besloten dat de afnemers ook recht hebben om transportcapaciteit te gaan contracteren. In de praktijk blijkt geen enkele afnemer dat tot op heden te kunnen. Als zij dat zo meteen wel zullen gaan kunnen, dan betekent dat alle afnemers nog geen afschakelbare capaciteit hebben gecontracteerd, want dat kunnen ze niet. Maar de shippers kunnen dat wel en dat betekent dus dat alle afnemers per definitie achter in de rij staan. Het is juist dat nieuwe shippers ten opzichte van de toen gevestigde partijen door de afschakelbaarheid een voet aan de grond konden krijgen op de Nederlandse gasmarkt. Dat was dus de tweede tranche die een voordeel had, maar achter die tranche komen de afnemers als derde en die vallen dus per definitie buiten de boot. Het ligt dus wat genuanceerder dan GTS zojuist stelde, maar het laat het oordeel van VEMW onverlet dat de vaste capaciteit als primaire capaciteit rechtstreeks op de markt moet worden aangeboden en dat vaste capaciteit in die zin valt onder de regeling van art. 2.1.2. Het moet niet zo zijn dat partijen met afschakelbare capaciteit automatisch via opwaardering recht krijgen op vaste capaciteit waarmee ze eigenlijk voorrang krijgen. Dat systeem is niet verenigbaar met het stelsel van de wet en de Verordening.

De voorzitter vraagt VEMW of zij vindt dat die hele afschakelbare mogelijkheid eruit moet.

De heer Het Lam antwoordt dat afschakelbaar sowieso in de regeling moet omdat de Verordening dat soms voorschrijft. Het lijkt een mogelijkheid dat partijen op voorhand de gelegenheid krijgen om aan te geven of ze het wel of niet willen, bijvoorbeeld uit hoofde van kostenbesparing. Maar er moet wel een onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende typen capaciteit. Als er een nieuwe leiding wordt gebouwd, dan wordt dat betaald uit de transporttarieven en dan moet iedereen de kans krijgen om voor dat stuk capaciteit in aanmerking te komen. Dat is een andere situatie dan afschakelbaar waarbij use-it-or-lose-it wordt toegepast zolang er nog geen wettelijke regeling is.

De heer Gottschal recapituleert dat VEMW het had over afnemers, die zich kennelijk nu nog niet, maar wellicht straks op de markt voor transportdiensten gaan begeven. Tenzij die afnemers collectief uit de lucht komen vallen, gaat het om bestaande capaciteit die al lang voor die afnemers wordt gebruikt. Het ergste wat er gebeurt is dat er capaciteit van etiket wisselt, dus van de shipper die eerst voor de afnemer transporteerde naar de afnemer. Als dat al zou gaan gebeuren. Wat dat betreft is er feitelijk helemaal niets aan de hand. De open season gedachte staat daar helemaal los van; dat is een heel ander verhaal.

De heer Van der Meulen brengt het proces van de open season ter sprake. Hoe loopt dat proces precies? Op een gegeven moment wordt er vanuit open season nieuwe capaciteit bijgebouwd.

Wordt er dan exact dezelfde hoeveelheid capaciteit bijgebouwd als de hoeveelheid waaraan partijen,

(12)

die in open season meededen, zich aan gecommitteerd hebben? Of wordt er op dat moment nog meer bijgebouwd?

De heer Gottschal antwoordt dat hij niet direct ziet hoe het onderwerp ‘open season’ binnen de scope van onderhavige procedure kan vallen. Het gaat de breedte van het oorspronkelijke bezwaarschrift te buiten.

Desondanks wil hij de vraag beantwoorden. GTS mikt om allerlei redenen zo nauwkeurig mogelijk op het precies bouwen van de uiteindelijk door de definitief gebonden klanten gevraagde capaciteit.

Dat zal natuurlijk nooit tot achter de komma kloppen, maar dat is een feitelijk gegeven. Of dat terug te vinden is in de relevante hoeveelheid aan te bieden hoeveelheid capaciteit, dat valt in z’n algemeenheid niet te zeggen.

De voorzitter licht toe waarom de open season opeens opduikt. Dat komt, omdat de NMa de capaciteit die beschikbaar komt wil ‘vangen’ in een omschrijving. Bij open season moet je je transportcontracten zeer lang vastleggen omdat het een grote investering is. Uit de reactie van GTS blijkt dat zij niet wenst dat de afschakelbare contracten worden opgewaardeerd naar de nieuwe capaciteit van de open season van het oude stukje dat al bestond.

De heer Gottschal geeft uitleg. Stel dat het om een bepaald punt gaat waar wordt uitgebreid via de open season route. Het moet klanten, die daar afschakelbare capaciteit hadden, helder zijn dat zij niet opgewaardeerd kunnen worden met de voor de open season gebouwde capaciteit. Dat is gedekt door de definitie die GTS heeft geprobeerd te formuleren, omdat het daarin gaat om capaciteit die niet eerder kon worden aangeboden.

De voorzitter interrumpeert dat de hoorcommissie het nog iets te ruim vindt.

De heer Gottschal vervolgt dat die capaciteit er alleen maar komt omdat hij gecontracteerd is.

De voorzitter concludeert dat het opwaarderen volgens GTS alleen betrekking kan hebben op die paar kleine procentjes, die niet precies zijn afgestemd op de contracten.

De heer Gottschal bevestigt dit. Die is dan niet gecontracteerd en dus vrij.

De voorzitter vraagt wanneer GTS weet wat zij kan aanbieden.

De heer Gottschal antwoordt dat zij dat weet op het moment dat zij weet hoeveel het is.

De voorzitter begrijpt het niet helemaal. Er zijn contracten en GTS gaat bouwen. Blijkt er dan opeens iets?

De heer Gottschal antwoordt dat dit voor een deel inderdaad juist is. Er is een wisselwerking tussen de plaats in het net waar de uitbreiding plaats vindt en de andere capaciteiten in het net. Juist in die marge

(onverstaanbaar)

.

De voorzitter concludeert dat je met een open season proces niets kunt doen voor de korte termijn contracten, die shippers zouden willen hebben.

De heer Gottschal meent dat dit een hele andere stelling is, want dan gaat het over de economische grondslag van zo’n investering.

(verbatim)

Daarvan zou je kunnen zeggen … ik wil 100 bouwen voor lange termijn contracten … andersom: er is voor 100 capaciteit belangstelling voor lange termijn contractanten. Dan vind ik principieel voor marktwerkingsdoeleinden of iets dergelijks … vind ik dat er ook ruimte moet zijn korte capaciteit. Dan is onze basispositie: dat is problematisch bij de economische verantwoording van zo’n uitbreiding, want dan ga ik 120 bouwen, waarvan ik 100 lange termijn gedekt heb en 20 voor oplopend tot een jaar. Dan is het maar de vraag of het vervolgens …. uiteindelijk ook door de NMa een efficiënte investering wordt geacht te zijn als je die niet verder met contracten hebt belegd en als na dat jaar blijkt dat hij geheel of gedeeltelijk leeg komt te staan. Dat is een ander verhaal. Maar waar u naar zoekt waarschijnlijk … is of je met die marge of dat afrondingsprobleem korte termijn contracten kunt voorzien. Ja, als het een marge van enige betekenis is, dan denk ik dat wel. Het hangt even van af wat er op dat moet op dat punt aan de hand is. Uit first-come-first-served vloeit naar ons idee voort dat partijen, die zich eerder al gemeld hadden om daar capaciteit te kopen maar die afschakelbaar moesten nemen omdat het op was, dat die voor zouden moeten gaan. Wij bewaren die time stamps. Onderling gebruiken we dat voor de volgorde van afschakelen, maar dus ook bij het opwaarderen gaat het van de oudste naar de jongste

(einde verbatim)

.

De heer Van der Meulen recapituleert dat EnergieNed al schetste dat een partij met afschakelbare capaciteit de mogelijkheid moet hebben om te weigeren.

Mevrouw Geerts-Zandveld herhaalt wat EnergieNed heeft gesteld: op het moment dat er geen vaste capaciteit meer is en een partij geconfronteerd wordt met alleen maar de mogelijkheid van

(13)

afschakelbare capaciteit, dan moet hij ook de mogelijkheid hebben om aan te geven dat hij afschakelbaar wil blijven houden op het moment dat er nieuwe capaciteit beschikbaar komt. Een soort ‘vinkje’ in de eerste overeenkomst.

De heer Van der Meulen vraagt of dat moet gebeuren op het moment dat zich zoiets voordoet. Kan het ook vooraf worden aangegeven?

Mevrouw Geerts-Zandveld bevestigt dat dit middels een vinkje bij het afsluiten van de overeenkomst kan worden openomen.

De voorzitter concludeert dat zo’n partij dan bij het vrijvallen van capaciteit gewoon afschakelbaar heeft terwijl er niets boven zit en het dus feitelijk vast is. Dat laatste is het probleem dat GTS ermee heeft.

De heer Gottschal ziet nog een oplossing. De desbetreffende klant zou kunnen kiezen of hij wel of niet opgewaardeerd wil hebben. Zegt hij ‘ja’ dan gaat de volgorde door. Zegt hij ‘nee’ dan zou je hem kunnen overslaan en naar de volgende gaan. Dan blijft het ook echt afschakelbaar. Maar dan wordt het voor GTS wel een stuk ingewikkelder. Met het oog op de time stamps zijn de

administratieve systemen zo ingericht dat daar niet zomaar mee gemanipuleerd kan worden. En dat moet je dan wel doen.

De voorzitter vraagt of er klanten zijn die dat ook echt willen. Tijdens de vorige hoorzitting is daarover gesproken. Partijen, die geen opwaardering willen, zouden zich niet hebben gemeld.

Mevrouw Geerts-Zandveld bevestigt dat daarover tijdens de hoorzitting naar aanleiding van de zienswijze expliciet is gesproken. Er zijn inderdaad partijen die de mogelijkheid willen hebben om afschakelbaar te blijven. Opwaarderen is de hoofdlijn, maar er zijn ook partijen die via het vinkje vooraf afschakelbaar willen blijven.

De heer Van der Meulen vraagt wat er moet gebeuren wanneer in een bepaalde tranche geen enkele partij opgewaardeerd wil worden.

De heer Schurink meldt dat meerderheid van de leden van EnergieNed opgewaardeerd wil worden.

Alleen zijn er een paar specifieke partijen - bijvoorbeeld partijen die beschikken over dual fuel systemen - die zeggen: ‘Wij hebben geïnvesteerd in een back up voorziening omdat wij alleen maar afschakelbaar konden krijgen. Dus nu hoeven wij niet per se opgewaardeerd te worden. Want opgewaardeerd worden is leuk, maar als dat ook leidt tot een hogere prijs, dan willen wij die afweging bij jet aangaan van het contract kunnen maken’.

De heer Elskamp vraagt wat EnergieNed precies bedoelt. Wenst zij alleen maar dat partijen, die afschakelbaar hebben gecontracteerd en dat ook altijd willen blijven houden, dat van te voren aangeven? Of wenst zij daarnaast nog een groep te creëren van partijen, die afschakelbaar contracteren, maar die pas opgewaardeerd willen worden als zij dat zelf aangeven?

De heer Schurink antwoordt dat wat EnergieNed betreft de hoofdlijn zou zijn: als je niks doet, dan mag je automatisch opgewaardeerd worden tenzij je bij het aangaan van een afschakelbaar transportcontract een vinkje hebt geplaatst met de strekking: waardeer mij niet automatisch op;

laat mij op datzelfde prijsniveau zitten.

De heer Elskamp vraagt: moet die partij dan helemaal overgeslagen worden, of moet die partij gevraagd worden of hij opgewaardeerd wil worden op het moment dat het zich voordoet.

De heer Schurink antwoordt dat het natuurlijk het mooiste zou zijn als je dat die partij op het moment zelf vraagt. Maar dat is wel het meest lastig in de uitvoering. Met het vooraf vastleggen zouden die partijen al een heel eind geholpen zijn.

De heer Gottschal vindt die gedachte op zich sympathiek. Theoretisch is het te begrijpen dat je bijpassende arrangementen met je klanten afstemt als je een afschakelbaar contract hebt moeten accepteren omdat vast op was. Maar in het verlengde van de gedachte dat GTS natuurlijk niet in gaat breken op bestaande contracten, lijkt het in de praktijk niet zo’n probleem. Al bijna zes jaar zijn er af en toe momenten geweest waarin afschakelbare capaciteit werd opgewaardeerd. Er waren door de jaren heen 14 verschillende shippers. Tot nu toe hebben al die shippers in alle gevallen ‘Ja’

gezegd als hen werd gevraagd of ze opgewaardeerd wilden worden. Het valt dus te betwijfelen of de issue in de praktijk een groot probleem is. In ieder geval ziet GTS er geen enkele substantie onder.

De laatste ronde was overigens per 1 juni 2009.

De voorzitter wijst erop dat de heer Gottschal zojuist sprak over een overzicht. Dat was blz. 3 van de beantwoording van de definitiekwestie. Dat stuk is vertrouwelijk, omdat er shippers worden

(14)

genoemd op de bepaalde punten. De hoorcommissie heeft daarover wel een reeks algemene vragen voor GTS.

De heer Het Lam oppert de mogelijkheid dat de namen van die shippers worden vervangen door symbolen X,Y en Z zodat wel de frequentie zichtbaar is.

De voorzitter meent dat er twee kolommen zijn die dan ‘gekuist’ zouden moeten worden.

De heer Gottschal oppert de mogelijkheid dat de laatste twee kolommen blijven staan, namelijk

‘datum uitvoering’ en ‘antwoord opwaarderen ja/nee’. De andere informatie behelst start en einddata, namen van partijen, codes, enzovoort.

De heer Het Lam meent dat hij niks heeft aan start en data als hij niet weet welke partijen het zijn.

De heer Gottschal antwoordt dat er partijen zijn die daar meer mee kunnen.

De voorzitter vraagt of de entry- en exitpunten ook moeten worden verwijderd.

De heer Gottschal bevestigt dit.

De heer Van der Meulen vraagt wat het overzicht precies omvat. Zijn het de opwaarderingen die hebben plaatsgevonden? Of zijn het ook de events cq. momenten waarop er capaciteit vrijgevallen was? Het zijn heel veel records. Hebben meerdere records betrekking op één event dat er capaciteit vrij viel?

De heer Geertsema antwoordt dat de events in de laatste kolom staan. Dat is de datum van uitvoering, dus het moment waarop de capaciteit beschikbaar is gekomen en het opwaarderen in werking gaat.

De heer Van der Meulen vraagt of GTS kan aangeven wat die events precies waren. Valt dat te omschrijven?

De heer Geertsema antwoordt dat dit op dit moment niet mogelijk is.

De heer Van der Meulen vraagt of die informatie aan te leveren valt. Ging het om de uitbreiding van een net of om een contract dat vrij viel?

De heer Gottschal durft niet te beweren dat GTS dat nog weet. Hij vraagt de hoorcommissie waarom zij zoiets eigenlijk wil weten.

De heer Van der Meulen antwoordt dat de hoorcommissie goed inzicht wil krijgen in de oorzaken of de redenen waarom er op een bepaald moment in de tijd capaciteit beschikbaar komt.

De heer Gottschal wijst erop dat GTS dat reeds heeft verteld. Maar het lukt niet om een bepaalde reden te koppelen aan één event, zeker niet de oudere gevallen. Het gaat om wijzigingen in de planning, veranderingen in gebruik van capaciteit, uitbreidingsinvesteringen en dat soort dingen.

Daarbij hoort dus ook het beëindigen van contracten. Vermindering van het gebruik van capaciteit kan van alles betekenen. Een contract kan eindigen of een grote eindverbruiker geeft aan dat zijn verbruik structureel naar beneden gaat waarna het contract wordt aangepast. Het kan ook zijn dat er bij Fluxys of Ruhrgas iets verandert, waardoor er per saldo meer de grens over kan.

De heer Van der Meulen begrijpt dat niet valt aan te geven of het bijvoorbeeld komt door bepaald gedrag van een shipper of een gebruiker of doordat op een bepaald punt het net is verzwaard. Het laatste heeft te maken met bouw in de infrastructuur; het eerste heeft te maken met contracten die komen te vervallen.

De heer Geertsema reageert dat contracten hoogst zelden komen te vervallen. Contracten mogen immers niet ontbonden worden. Als een contract bijvoorbeeld door een faillissement eindigt, dan weet je dat van te voren en dan wordt er gewoon weer vaste capaciteit opdat punt ter beschikking gesteld.

De heer Gottschal vult aan dat er twee faillissementen zijn geweest. Of die op het overzicht staan, dat is onduidelijk. Misschien is die capaciteit wel overgenomen.

De heer Hehenkamp vraagt GTS of zij een verschil ziet tussen de contractsduur van vaste capaciteit en die van afschakelbare capaciteit. Is het bijvoorbeeld zo dat afschakelbare capaciteit over het algemeen voor één jaar wordt gecontracteerd, terwijl vaste capaciteit over het algemeen voor veel langer wordt gecontracteerd?

De heer Geertsema antwoordt dat afschakelbare capaciteit hoofdzakelijk voor de kortere termijn wordt gecontracteerd. Dan zijn dus dag, maand of jaarcontracten. Contracten van langer dan een jaar zijn uitzonderingen. Vaste capaciteit wordt wel over meerdere jaren gecontracteerd.

De heer Hehenkamp vraagt of het volgende mogelijk is: kan een partij, die in aanmerking komt voor opwaarderen maar daaraan geen behoefte heeft, opnieuw een afschakelbaar contract afsluiten in een nieuwe periode, waardoor hij in de (rij van) time stamps onderaan komt te staan?

(15)

De heer Geertsema antwoordt dat een partij achteraan de rij komt te staan op het moment dat hij een nieuw contract afsluit. Dan heeft hij immers de jongste time stamp.

De heer Gottschal vult aan dat de time stamp verandert als hij alleen het opwaarderen weigert.

(men spreekt even door elkaar heen)

De heer Hehenkamp herhaalt zijn gedachtegang. Stel er is sprake van automatisch opwaarderen.

Een of meer partijen hebben daar geen zin in. Zij kunnen steeds een nieuw afschakelbaar contract afsluiten en

(onverstaanbaar)

blijven vallen.

De heer Gottschal meent dat er dan wel een nieuwe beëindigingsgrond zou moeten worden geïntroduceerd, namelijk ‘het hebben van bezwaar tegen opwaardering’. Dat zou misschien theoretisch wel kunnen, alleen wordt dan bij GTS opnieuw de boel in het honderd gegooid.

(men lacht even door elkaar heen)

De heer Hehenkamp herhaalt de kern van zijn gedachtegang: een partij die steeds opnieuw een afschakelbaar contract afsluit, heeft steeds de laatste time stamp en komt dus überhaupt niet in aanmerking voor opwaarderen omdat er nog partijen boven hem zijn.

De heer Gottschal wijst erop dat je dan nog steeds niet weet wie er nog meer afschakelbare

contracten hebben en waar je dus in de rangorde staat. Dat kan ook wisselen, zeker omdat het vaak korte termijn contracten zijn. GTS weet ook niet precies wanneer er nieuwe vaste capaciteit

beschikbaar kan komen.

De voorzitter vraagt GTS waarom het proces geautomatiseerd moet zijn als het zo weinig gebeurt.

De heer Gottschal antwoordt dat daarvoor twee redenen zijn. Ten eerste is het voor GTS het meest efficiënt werken op die manier. Ten tweede is het ook principieel het zuiverste, want je houdt consequent overeind dat eerst vast is uitverkocht voordat afschakelbaar aan bod komt. Je voorkomt dat er gaten vallen. First-come-first-served blijft daardoor onbeschadigd in de lucht.

De voorzitter vraagt hoe het dan zit met het belrondje dat GTS vroeger deed. Was dat meer een soort kennisgeving?

De heer Gottschal antwoordt: nee, toen niet, maar dit jaar wel, want vanaf 1 januari tot 1 oktober wordt er wel automatisch opgewaardeerd, maar daarvoor niet. Toen was het nog een vraag aan de klant: wilt u het wel of niet? Toen zeiden ze gelukkig allemaal ‘ja’, dus er hoefden geen ingewikkelde kunstgrepen te worden uitgehaald. Maar GTS zag dat wel als een risico. Als er wel iemand een keer

‘nee’ zou zeggen, dan zou GTS een probleem hebben.

De voorzitter kondigt aan dat hoorcommissie even wenst te schorsen voor intern beraad.

De heer Gottschal vraagt de hoorcommissie om tijdens die schorsing aandacht te besteden aan de door hem reeds genoemde datum 1 oktober. Zoals het besluit nu in elkaar zit, kan GTS tot 1 oktober verder met de opwaardering. Maar zoals de zaken nu lopen, is er vermoedelijk geen nieuw besluit vóór 1 oktober, laat staan een uitspraak van het CBb. Hij vraagt de hoorcommissie met enige klem om de mogelijkheid te bezien om die termijn op te schuiven.

De voorzitter kondigt aan dat de hoorcommissie dit verzoek zal bezien. Zij schorst de hoorzitting.

----

De voorzitter heropent de zitting. Zij schetst de voortgang van de procedure. De hoorcommissie heeft het beroepschrift van GTS ontvangen en wil het inbrengen in het bezwaardossier. Zij meent dat er overeenstemming bestaat dat dit kan. Het beroepschrift zal partijen worden toegestuurd.

Het gehele bezwaardossier ligt ter inzage; een afschrift ervan kan worden opgevraagd. Zij verzoekt partijen om binnen twee weken na de hoorzitting schriftelijke input aan te leveren. Het

zittingsverslag zal partijen zo spoedig mogelijk worden toegestuurd. De hoorcommissie is voornemens om binnen vier weken een soort conceptbesluit te schrijven, waarin zij de discussie afbakent en waarin zij meldt wat zij er zelf van vindt. Twee weken daarna zal een tweede hoorzitting worden gepland, dus eind oktober. Partijen zijn dan in staat om hun standpunten mondeling te verwoorden en op elkaar te reageren. Zij vraagt partijen wat zij van dit plan vinden.

Mevrouw Geerts-Zandveld concludeert dat partijen dus wordt gevraagd om te reageren op de stukken zonder dat zij de scope kennen. Hen wordt immers gevraagd om binnen twee weken op de stukken te reageren, terwijl de scope pas over vier weken wordt toegestuurd.

(16)

De heer Het Lam oppert de mogelijkheid dat de NMa bij het opsturen van het beroepschrift alvast iets zegt over die scope. Niet helemaal dichtgetimmerd, want dat gebeurt in het conceptbesluit, maar wel een overzicht van de punten waarop de discussie zich concentreert.

De voorzitter kondigt aan dat dit zal gebeuren.

Zij herinnert eraan dat de implementatietermijn van de huidige beslissing op bezwaar 1 oktober 2009 is. In de komende brief zal de NMa aangeven hoe zij met die datum om zal gaan. De datum zal waarschijnlijk moeten worden opgeschoven.

De heer Het Lam merkt op dat de datum 1 oktober wel een wettelijke regeling is. Als die wordt gewijzigd, dan is eigenlijk een wijzigingsbesluit nodig. In wezen gaat het over een gedoogsituatie.

De voorzitter kondigt aan dat in de brief zal worden aangegeven op welke wettelijk verantwoorde manier die datum kan worden verschoven.

De voorzitter nodigt partijen uit een laatste commentaar te geven.

Mevrouw Geerts-Zandveld vraagt om het procesdossier.

De heer Het Lam vraagt eveneens om het procesdossier.

De voorzitter kondigt aan dat dit partijen zal worden toegestuurd.

De heer Gottschal dankt de voorzitter voor het late aanvangstijdstip van de hoorzitting. Op die manier kan een hoorzitting vanuit Groningen worden bezocht zonder een overnachting vooraf.

Hij vraagt of dat vaker kan.

De voorzitter kondigt aan dat dit zal worden geprobeerd.

De heer Janssen knikt instemmend.

De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun komst en inbreng. Zij sluit de hoorzitting.

---

Bijlage 1: papier met voorgenomen wijzigingen art. 3.2.4.4 en 3.2.6.3 TarievenCode Gas

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het voorstel waar sportpark De Omloop direct betrokken wordt bij de bouw van woningen, werd ons duidelijk gemaakt dat in die optie er 2 voetvalvelden zouden moeten verdwijnen

de waterkering Een bouwwerk zoals een dam, dijk of duin, bedoeld om water tegen te houden.. het

Beroep Van 16 juli 2010 tot en met 26 augustus 2010 kan schriftelijk beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan Bedrijvenlocatie

Voor een optimale tranport-in zoekt Replenishment naar een evenwicht tussen een aantal factoren namelijk: wat is de capaciteit van het DC (deze is bepaald in hoofdstuk 5), wanneer

Dit bevreemdt het Platform Detailhandel Nederland , misschien hebben deze partijen baat bij de huidige inefficiënte marktstructuur van dit moment. Wellicht wel, maar daar heeft

In tabel 6.5 is af te lezen dat geen van de systeem entiteiten een benutting boven 95% (behalve de huifwagens) heeft en dus zou op basis van de benutting het aantal aankomsten

Voor welke producten moet en kan het KOOP verlegd worden op basis van capaciteit en kosten, en wat zijn de gevolgen hiervan voor de productie en voorraad met een nieuwe machine..

Aanbieders zien dat de psychologische problematiek verergert, waardoor de vraag naar zorg toeneemt van mensen die al onder behandeling zijn.. Daarnaast is er is sprake van uitval