• No results found

Reactie PO-Raad op het rapport Schoolgebouwen primair en voortgezet onderwijs: de praktijk gecheckt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Reactie PO-Raad op het rapport Schoolgebouwen primair en voortgezet onderwijs: de praktijk gecheckt"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PO Si RAAD

Algemene Rekenkamer

T.a.v. de heer C . C . M . Vendrik Postbus 20015

2500 EA DEN HAAG

Plaats/datum:

Utrecht, 17 december 2015

Kenmerk:

2 0 1 5 . 0 5 5 3 1 9 / R d B / G v M / r e e

Ondervtferp:

Reactie PO-Raad rapport ARK "Schoolgebouwen primair en voortgezet onderwijs: de praktijk gecheckt"

Geachte heer Vendrik,

Terecht wordt de laatste jaren veel geïnvesteerd in de kwaliteit van het onderwijs en de verbetering van de professionaliteit van de leerkrachten. Om vervolgens deze mensen hun werk te laten doen in slechte gebouwen, waarmee de kwaliteit van het onderwijs

aantoonbaar geweld wordt aangedaan. Dit blijkt ook uit het rapport van de Algemene Rekenkamer (ARK) ''^Sctioolgebouwen primair en voortgezet onderwijs: de praktijk gecheckt". De PO-Raad heeft waardering voor het rapport en herkent de conclusies. Toch zijn er een aantal serieuze aspecten die in het rapport worden gemist, of onderbelicht zijn.

In het licht van een aantal ontwikkelingen in de sector primair onderwijs, lichten wij ons bevindingen hieronder nader toe.

Reactie PO-Raad

Naar de mening van de PO-Raad wordt in het rapport onvoldoende aandacht besteed aan de volgende aspecten:

1. Ontoereikendheid van de bekostiging in het primair onderwijs. Wij ondersteunen het herhaalde pleidooi van de ARK om de structurele bekostiging van het primair onderwijs te evalueren, zoals bij de invoering van de lumpsumsystematiek in 2006 is toegezegd.

De PO-Raad vraagt hier meer urgentie om deze evaluatie uiterlijk eind 2016 af te ronden.

2. De ontwikkelingen rond de vorming van Integrale Kindcentra (IKC's) en de knelpunten die zich daarbij voordoen; IKC's vragen om aanvullende maatregelen en aangepaste wet- en regelgeving op het gebied van huisvesting.

Postbus 85.246 3508 AE Utrecht

I Aidadreef 4 I 3561 GE Utrecht

I T 030 - 31 00 933 | www.poraad.nl | KvK Utrecht 30 235 217 I 5# @P0_Raad I info@poraad.nl | Rek. NL22 RABO 0110 7640 56

(2)

PQRAAD

3. De afhankelijkheidsrelatie van schoolbesturen ten opzichten van gemeenten. Als

gemeenten en schoolbesturen gezamenlijk als partners de verantwoordelijkheid moeten dragen voor kwalitatief goede (onderwijs)huisvesting, dan is het noodzakelijk te zorgen voor een betere balans in het stelsel.

4. Een meer regionale aanpak van onderwijshuisvesting; In het PO ontvangt de gemeente waar de leerling woont de huisvestingsmiddelen via het gemeentefonds. In het VO ontvangt de gemeente de middelen op basis van de vestigingsplaats van de school waar de leerling staat ingeschreven. De krimp en de toekomstige verplichting voor

schoolbesturen regionaal samen te werken aan de totstandkoming van gebiedsplannen maakt het noodzakelijk in het PO te kiezen voor een zelfde verdeelsystematiek als geldt voor het VO.

5. Procedures voor nieuwbouw aan laten sluiten bij de vierjarige raadsperiode. Het streven naar een meerjarencyclus onderschrijft de PO-Raad van harte. De raadsperiode is daarvoor echter volstrekt onvoldoende. Wij denken dat het beter is om het integraal huisvestingsplan (IHP) een sterke formele status te geven in de wet, waardoor voorkomen wordt dat bestaande plannen steeds worden doorkruist door

collegewisselingen na verkiezingen. Huisvesting is gebaat bij een langetermijnvisie. De periode van 4 jaar doet daar onvoldoende recht aan.

Opgelopen achterstanden bij onderwijshuisvesting.

De PO-Raad constateert dat de gemeentelijke rol bij de onderwijshuisvesting belangrijk is en blijft, maar is van mening dat de aanbevelingen van de ARK onvoldoende zijn om de opgelopen achterstand in te lopen. Dat wordt mede veroorzaakt door de toegenomen druk op de gemeentebesturen als gevolg van verschillende decentralisatiemaatregelen. In combinatie met de uitname van de 256 miljoen euro uit het gemeentefonds zijn de

beschikbare financiële middelen fors afgenomen en is de bemensing en de kennis van het dossier onderwijs(huisvesting) bij gemeenten navenant afgenomen.

Ontoereikendheid van de bekostiging in het primair onderwijs

Scholen hebben al jaren niet genoeg geld om goed onderwijs voor leerlingen te blijven garanderen. De PO-Raad becijferde dat het gat tussen kosten en bekostiging in het primair onderwijs sinds 2010 is opgelopen van 291 miljoen euro tot 754 miljoen euro dit jaar (zie bijlage). Dat komt voor een belangrijk deel door stijgende werkeloosheidskosten. Daarnaast is al veel eerder uit de vijfjaadijkse evaluatie gebleken dat de bekostiging van het

vergoedingsdeel voor de materiele instandhouding fors tekort schiet. Deze evaluatie heeft echter niet geleid tot adequate aanpassingen in de bekostiging. Technisch gezien ligt de materiele bekostiging nog steeds op het niveau van de technische eisen uit de jaren 80 (Londo-normen) . Daarnaast daalt het aantal leerlingen, waardoor er minder leraren nodig zijn. Het primair onderwijs draait zelf op voor die werkloosheidskosten. Ook de kosten (denk aan energie en schoonmaak) van de leegstand in de gebouwen komen volledig voor

rekening van de schoolbesturen.

De sector heeft de afgelopen jaren via het Nationaal Onderwijsakkoord en Herfstakkoord weliswaar geld ontvangen - in 2015 gaat het om 289 miljoen euro - dat is bij lange na niet voldoende om de achterblijvende bekostiging mee te compenseren. Bovendien zijn met het geld extra taken meegekomen.

(3)

PQRAAD

Renovatie en nieuwbouw

De ARK constateert terecht dat het tempo waarin gebouwen worden vervangen of

gerenoveerd veel te laag is. De PO-Raad heeft dit al eerder gesignaleerd en ondersteunt dit pleidooi. Een schoolgebouw is gemiddeld ruim 40 jaar oud. Om de achterstanden weg te werken zijn niet alleen aanpassingen aan het bestaande stelsel nodig, maar is ook een forse financiële injectie noodzakelijk.

In het huidige stelsel is de gemeente gebaat bij een zo laag mogelijk investeringsniveau terwijl schoolbesturen gebaat zijn bij een kwalitatief goed schoolgebouw, waarmee

exploitatielasten kunnen worden beperkt en een gebouw kan worden gerealiseerd dat past bij de school. Terecht stelt de ARK dat dit niet stimuleert om gezamenlijk zo doelmatig mogelijk te opereren. Aanvullend concludeert de ARK dat '^Renovatie als mogelijkheid om de levensduur van een gebouw te verlengen wettelijk niet is belegd bij gemeenten of

schoolbesturen." De PO-Raad pleit al geruime tijd om renovatie als huisvestingsvoorziening in de wet te laten opnemen. Het is daarbij noodzakelijk vast te leggen (naast een definitie van het renovatiebegrip) dat renovatie een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van gemeenten en schoolbesturen en dat beide partijen afspraken dienen te maken over een redelijke verdeling van de kosten.

Veranderende bestuurlijke verhoudingen in het primair onderwijs

Tot slot. Het primair onderwijs heeft de maatschappelijke opdracht om kinderen te laten leren. Elk kind moet zich binnen het primair onderwijs maximaal kunnen ontwikkelen. De laatste tijd zijn er veel maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen geweest die invloed hebben op de scholen in het primair onderwijs, zoals de demografische ontwikkelingen en leerlingendaling, de invoering van passend onderwijs en decentralisatie jeugdzorg naar gemeenten.

Deze ontwikkelingen stellen andere eisen aan schoolgebouwen en vragen om een betere integratie van onderwijs en andere voorzieningen (kinderopvang, welzijn, cultuur, sport, etc). Deze ontwikkelingen vragen ook om andere bestuurlijke verhoudingen voor de voorzieningen van jonge kinderen. Kinderen moeten optimale kansen krijgen om zich te ontwikkelen, waarbij de ontwikkeling van het kind centraal staat en de instituties zich rond het kind positioneren, in plaats van dat het kind zich door de instituties heen moet

bewegen.

Vanuit die overtuiging werken de PO-Raad en de VNG al geruime tijd samen aan de totstandkoming van een "samenwerkingsagenda" waarbinnen verschillende - door de Algemene Rekenkamer - genoemde thema's nader zullen worden uitgewerkt.

Met vriecidelijljfèygfoet,\ bijlage: i

Rinda d

Voorzitter PO-Raad

(4)

Blamm öasissehülea niét vond kunm komm

L _ _ _ _ J

MINDER LEERLINGEN

2012 1.6 r

1.45

2019

X miljoen

tttt

/ • N k » . _ J

MINDER LERAREN NODIG

139.215 leraren

2014

2019

STIJGENDE WERK- GEVERSLASTEN

Werkloosheidskosten

stijgen met €175 miljoen. De sector draait hier zelf voor op.

265

90

2015

2 0 1 0 . ••

X €i miljoen

Ook pensioenpremies en kosten materiële instandhouding zijn gestegen.

c:?

VERSCHIL WERKELIJKE KOSTEN EN BEKOS- TIGING

-€291 miljoen

2012

-€644 miljoen

GELD EN TAKEN ERBIJ

Met het geld zijn ook extra taken erbij gekomen. Bijvoorbeeld professionalisering, onderwijs op maat, meer ICT-toepassingen.

PO Si

RAAD

'

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zo was de wijze waarop de minister zijn eindverantwoordelijkheid inhoud zou geven onvoldoende duidelijk, ontbraken afspraken over de precieze vorm en inhoud van de

De bouwstenen worden beschreven voor verschillende niveaus in het primair en het voortgezet onderwijs, waardoor een heldere doorlopende leerlijn voor leerlingen ontstaat..

Voor de toename van deze contractvormen noemen schoolbesturen veelal dezelfde redenen: de arbeidsrechtelijke risico’s zijn minder groot met deze contractvormen, (verwachte) afname

Voor alle andere leerlingen die niet onder categorie A, B of C vallen en die zijn ingeschreven op een school voor speciaal onderwijs, een basisschool of een school voor

Zoals in het vorige hoofdstuk is vermeld, heeft het oordeel ‘zeer zwak’ per juli 2017 een wettelijke basis: in de wetgeving voor het primair, voortgezet en (voortgezet)

Figuur 6.1, Tabel 6.1 en Tabel 6.2 laten zien in welke mate scholen, volgens inspecteurs, zicht hebben op de gevolgen van de coronacrisis voor de ontwikkeling naar leerlingen..

De schoolleiders zijn daarom gevraagd naar hun ervaring met oefenen voor de eindtoets basisonderwijs, door eigen leerkrachten en meer in het algemeen door ouders buiten de school

Zwakkere financiële positie: In 2014 stond twintig procent van alle dertig vrije schoolbesturen onder aangepast financieel toezicht, dit was op dat moment een factor tien hoger