• No results found

Frans van Cauwelaert, Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Frans van Cauwelaert, Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek · dbnl"

Copied!
373
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Belgische politiek

Uit het archief van Frans van Cauwelaert 1

Frans van Cauwelaert

editie Reginald De Schryver

bron

Frans van Cauwelaert, Gedenkschriften over Vlaamse Beweging en Belgische politiek. Uit het archief van Frans van Cauwelaert 1 (ed. Reginald De Schryver). De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen

1971

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/cauw005gede01_01/colofon.htm

© 2008 dbnl / Reginald De Schryver & erven Frans van Cauwelaert

(2)
(3)

Inleiding

Een staatsman van formaat laat niet noodzakelijker wijze een belangrijk archief na, en ook indien veel overgebleven is, wordt zijn leven en werk er soms zeer onvolledig in teruggevonden. Omgekeerd kan men zich zonder moeite een kostbaar archief voorstellen, dat meer het werk is geweest van een verdienstelijk verzamelaar dan het gevolg van een betekenisvol politiek en sociaal engagement. In het geval van Frans Van Cauwelaert evenwel hebben we te maken met een archief, dat in kwalitatief en kwantitatief opzicht merkwaardig mag worden genoemd. De kwaliteit komt van het niveau waarop zich, gedurende meer dan een halve eeuw, zijn ‘openbaar leven’ heeft afgespeeld. Waar men ook uit zijn nalatenschap een document ophaalt, telkens wordt het een verwijzing naar zijn belangrijke en veelzijdige loopbaan. Wie enigszins vertrouwd is met de Belgische politiek en de Vlaamse Beweging van de twintigste eeuw, weet dat Van Cauwelaerts naam er niet meer kan worden uit weggedacht, daar hij beide sterk heeft beïnvloed en mede bepaald. Werd hij niet onlangs nog door een gezaghebbend historicus, eertijds een politiek tegenstander, ‘wellicht de belangrijkste Vlaamse figuur uit de eerste helft van de twintigste eeuw’ genoemd, en door een letterkundige-diplomaat met grote naam als degene die ‘met kop en schouders ver boven vele politici uitstak’?

(1)

Wat de kwantiteit betreft, deze vloeit niet alleen voort uit de genoemde volheid van zijn carrière, maar komt tevens daarvan, dat Van Cauwelaert - hoezeer een man van woord en daad - ook in hoge mate met de pen in de hand heeft geleefd en dat hij, vooral vanaf zijn intrede in het parlement in 1910, vrij systematisch een eigen archief heeft bijgehouden. Het was bovendien een karaktertrek van hem, veel te bewaren: uit wat een massa brieven, notities, knipsels en documenten allerlei zijn archief (thans in bewaring bij zijn dochter in Antwerpen) al niet is samengesteld! Voor de historicus een boeiende speurtocht, en een voorrecht voor wie er publicaties uit verzorgen mag.

(1) Aldus resp. H.J. ELIASen MARNIXGIJSENin een vraaggesprek met Gaston Durnez, verschenen in het dagblad De Standaard resp. op 11 juni en 22 sept. 1970.

(4)

Al kan men voor een reconstructie en beoordeling van Van Cauwelaerts leven en voor een onderzoek naar zijn rol en betekenis ook terecht in menige andere nalatenschap en vooral in een uitvoerig gedrukt bronnenmateriaal - men denke inzonderheid aan de Handelingen van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, of aan de dag- en weekbladen waaraan hij medewerkte of die hijzelf heeft geleid -, toch blijft het onvervangbaar, dit alles aan te vullen met wat zijn archief aan briefwisseling, journaalnotities, gedenkschriften en documenten bevat. Ook wat tot nu toe van en over Van Cauwelaert werd gepubliceerd - hoe waardevol ook -, maakt deze aanvulling niet overbodig. Uitgaande van teksten van zijn hand - doorgaans betrof het reeds gedrukt materiaal, slechts uitzonderlijk een aanhaling uit archiefstukken - hebben R.

Roemans en H. Van Assche een zeer geslaagd levensbeeld van hem opgehangen

(2)

. Van Cauwelaert is ook zelf aan het woord in de publicatie van een voorbereidend gesprek, dat als leidraad heeft gediend voor een televisie-uitzending op 13 mei 1960

(3)

. Over Van Cauwelaert verscheen bij zijn zeventigste verjaardag een vriendenhulde, bestaande uit biografische artikels door kroongetuigen van zijn leven

(4)

. Een jaar na zijn dood gaf H. Borginon een beknopte visie op Van Cauwelaert

(5)

, terwijl als grondiger essay vooralsnog alleen een studie van H.J. Elias kan worden vermeld

(6)

. Voor Van Cauwelaerts bio-bibliografie beschikken we over de uitstekende maar toch nog te vervolledigen lijst van P. Van Molle

(7)

.

(2) Frans Van Cauwelaert. Een levensbeeld gevestigd op persoonlijke getuigenissen en eigen werk door Dr. Rob. ROEMANSen Dra. Hilda VANASSCHE, Hasselt, 1963, 186 blz., 20 foto's.

(3) Frans Van Cauwelaert, in J. FLORQUIN, Ten huize van... Ontmoetingen met Vlaamse kunstenaars en andere vooraanstaanden. Tweede reeks, Leuven, 1964, p. 211-230.

(4) Frans Van Cauwelaert. Vriendenhulde bij zijn zeventigste verjaardag, Antwerpen, 1950, 197 blz.

(5) H. BORGINON, Er had een andere Van Cauwelaert kunnen zijn..., in De Maand, V nr. 5 (mei 1962), p. 272-276.

(6) H.J. ELIAS, Frans Van Cauwelaert (1880-1961), in Geschiedenis van de Vlaamse Gedachte.

Vierde deel: Taalbeweging en Cultuurflamingantisme. De groei van het Vlaamse bewustzijn.

1883-1914, Antwerpen, 1965, p. 105-117.

(7) P. VANMOLLE, Bibliografisch overzicht, in de voornoemde Vriendenhulde (zie noot 4), p.

163-196; voor de tijd vanaf 1950 beknopt aangevuld door ID., in Het Belgisch Parlement.

Le parlement belge. 1894-1969, Ledeberg-Gent, 1969, p. 331-333.

(5)

De uitgaven uit Van Cauwelaerts archief zullen vermoedelijk vier delen bevatten:

twee met een keuze uit de zeer omvangrijke briefwisseling, een ander met de dagboeknotities uit de jaren 1921-1961, en dit boekdeel met gedenkschriften over de jaren 1895-1918 waarbij, ter wille van het tijdsverband en dezelfde thematiek, ook een kort verslag uit 1907 en een journaal uit de eerste wereldoorlog worden gevoegd.

Lange tijd heeft Van Cauwelaert er niet willen aan denken, mémoires te schrijven;

dit genre met zijn al te veelvuldige ‘ik-voorstellingen’ noemde hij een ‘toneelvorm’

voor dewelke hij een ‘grondige afkeer’ had

(8)

. Dit sloot echter niet uit - het kon haast niet anders -, dat hij in artikels of redevoeringen op vroegere bedrijvigheid terugkwam en aan voorbije belevenissen herinnerde. Het bleef evenwel alles eerder sporadisch of toevallig. Pas in de jaren vijftig is hij systematisch aan de voorbereiding begonnen van een werk over vijftig jaar Vlaamse strijd, en nadien, door politieke vrienden reeds herhaaldelijk ertoe aangemaand, aan herinneringen met betrekking tot de algemenere Belgische politiek

(9)

. Met het oog op deze studies is Van Cauwelaert aan historische lectuur begonnen en heeft hij met grote nauwgezetheid, in zijn archief maar ook elders, eigentijdse documentatie opgespoord. Afkerig van onjuistheden wilde hij ernstig en waarheidsgetrouw werk bieden. Vandaar de behoefte om oorspronkelijke documenten na te kijken; vandaar ook in de marge van zijn manuscript de vraag om nadere verificatie, zonder dewelke de passus niet mocht worden afgedrukt. In dit alles vindt men de man terug die aanvankelijk voor wetenschappelijk onderzoek en een professoraat was opgeleid, maar deze weg niet verder is kunnen gaan wegens onbegrip en onverdraagzaamheid tegenover zijn politieke overtuiging.

Jammer genoeg zijn de gedenkschriften in verband met vijftig jaar Vlaamse Beweging grotendeels en die m.b.t. de Belgische politiek voor een goed deel onvoltooid gebleven. Het fragment van eerstgenoemde studie is nauwelijks meer dan de aanloop geworden tot het tijdstip, waarin hij er zelf directer en voller bij betrokken was.

(8) Men leze in dit verband het Woord Vooraf, p. 66-67.

(9) Ibidem.

(6)

Dit verklaart, naast de reeds vermelde afkeer voor de ‘ik-voorstellingen’, het vrij onpersoonlijk karakter ervan. De terminus a quo ligt bij de totstandkoming van de Gelijkheidswet van 1898, die naast het Frans ook het Nederlands als officiële taal in België heeft ingevoerd, en bij het jaar 1897, toen Van Cauwelaert als zeventienjarige, na de poësis (voorlaatste klas van de humaniora), de Davidsfeesten meemaakte te Lier en ook door andere vieringen de Vlaamse gedachte in hem liet inwerken. De terminus ad quem ligt ca. 1903-1904 - Van Cauwelaert was toen hoogstudent te Leuven - en eindigt met de volzin, die de behandeling aankondigt van de katholieke Vlaamse studentenbeweging. Wegens zijn rol hierin kan men niet genoeg betreuren, dat zijn geschiedenis ervan ongeschreven is gebleven

(10)

, vooral daar de door hem uit die tijd bewaarde correspondentie bijzonder schaars is. M.b.t. de Vlaamse Beweging in de jaren 1910-1918 daarentegen kan men wel terecht bij zijn briefwisseling en bij de herinneringen aan de Belgische politiek. Voor de bladzijden over ‘de Vlaamse Beweging in de eerste jaren van grotere volksmedezeggenschap’ heeft Van Cauwelaert wel vaker gebruik gemaakt van het werk van Paul Frédericq

(11)

, maar een nader onderzoek wijst uit dat hij ook dan, in de gedane feitenselectie, vanuit eigen

herinnering en oordeel aanvult of weglaat. Ook het Antwerpse Handelsblad, waarvan het belang voor de studie van de Vlaamse Beweging wordt onderstreept, werd regelmatig als bron gebruikt. Van Cauwelaert schreef dit stuk na 1950 en vóór eind 1955. Het wordt integraal afgedrukt en voorafgegaan door een kort stukje (geschreven vóór de invoering van de nieuwe spelling), waarin hij vertelt hoe en wanneer hij Vlaamsgezind geworden is, en gevolgd door een al even kort verslag uit 1907 over een bezoek bij kardinaal Mercier in verband met de Nederlandse Vacantieleergangen te Leuven.

Veel omvangrijker dan het deel over de Vlaamse gedachte en strijd rond de eeuwwisseling zijn de gedenkschriften over de jaren 1910-1918. In een Woord Vooraf vraagt Van Cauwelaert, ze niet ‘mémoires’ te noemen maar ‘losse aantekeningen over de Belgische politiek sedert 1910 en over de persoonlijke belevenissen in dat verband’. In feite nochtans gaat het om meer dan dat, en gezien hij

(10) Zie evenwel p. 61, noot 143.

(11) Voor dit werk, zie p. 27, noot 46.

(7)

zelf naderhand meer dan eens de uitdrukking ‘herinneringen’ gebruikt, mag deze beslist in de titel worden aangewend. Wij verdelen de herinneringen in twee: tot en sedert het uitbreken van Wereldoorlog I. Van Cauwelaerts verhaal begint met de omstandigheden waarin hij zijn professoraat in Freiburg opgeeft en te Antwerpen tot volksvertegenwoordiger wordt gekozen. Nadien volgen, met de Kamer-verslagen als belangrijke bron, persoonlijk gekleurde uiteenzettingen, maar zonder apologetische bekommernis, over het politieke leven in de Wetstraat. Ook vindt men enkele bladzijden over Van Cauwelaerts extra-parlementaire activiteiten met o.m. zijn optreden als vooruitstrevend katholiek inzonderheid in Nederland, of als

maatschappelijk geëngageerde in dienst van de algehele ontvoogding van het Vlaamse volk. De herinneringen aan de eerste wereldoorlog worden voorafgegaan door de tekst van een onregelmatig bijgehouden oorlogsdagboekje, waarin de eerste notitie van oktober 1914, de laatste van maart 1918 dateert. Het is nergens beter op zijn plaats dan hier, zowel ter wille van tijdskader en thematiek als omdat het als bron heeft gediend voor enkele bladzijden in de herinneringen; de herhaling die hiervan het gevolg is, hebben we om praktische en principiële redenen in de tekst gelaten.

Voor de herinneringen aan de oorlogstijd in Nederland heeft Van Cauwelaert zeer vaak gebruik gemaakt van zijn artikels uit die tijd, gepubliceerd in het door hem en Julius Hoste jr. uitgegeven weekblad Vrij België; het worden dus citaten van zijn eigentijdse commentaren. De terminus ad quem van dit deel, en meteen ook die van de gedenkschriften in hun geheel, ligt in april 1918, toen Van Cauwelaert in opdracht van de regering naar de leiders van de Frontbeweging ging en, eens te meer, met het Vlaamse drama aan de IJzer werd geconfronteerd.

De gedenkschriften worden getrouw en integraal weergegeven volgens het handschrift van Van Cauwelaert, vergeleken met een getikte copie waarop

verbeteringen van hem voorkomen. Wel werden door ons enkele wijzigingen van

louter vormelijke aard aangebracht. Zo werd, voor een beter begrip en grotere

leesbaarheid, de tekst in de drie hogergenoemde delen en verder in paragrafen

ingedeeld, die door ons werden voorzien van titels, waarvan de formulering zoveel

mogelijk aan woorden of uitdrukkingen van de tekst werd ontleend. Ook de schikking

in alinea's of punctuatie diende

(8)

soms te worden bijgewerkt of aangepast. Verder werden sommige van Van Cauwelaerts voetnoten naar de tekst overgebracht; meer bijzonder slaat dit op oorspronkelijke citaten, die aldus de Nederlandse vertaling vervangen. Ten slotte weze vermeld, dat de orde van de uiteenzetting een keer werd gewijzigd: een langere passus waarbij reeds werd uitgeweid over 1918, werd aan het eind van de

gedenkschriften geplaatst.

Op stuk van spelling en taal werd Van Cauwelaerts tekst eveneens steeds geëerbiedigd. Vandaar twee spellingen, naar gelang de datum van het opstelwerk.

In de stukken volgens de voorkeurspelling werd, ter wille van de eenvormigheid en ook omdat Van Cauwelaert in die spelling wenste te schrijven, de nog vaak gebruikte buigings-n, waarvan Van Cauwelaert veel hield, geschrapt. Anderzijds hebben wij de oorspronkelijke oude spelling hersteld, waar deze in citaten door de auteur was gemoderniseerd. Te dier gelegenheid werden alle aanhalingen geverifieerd in de bron, en dienden ze derhalve soms te worden verbeterd of vervolledigd. Voor het bijzonder geval van namen van instellingen of bladen volgen wij steeds de

oorspronkelijke spelling tenzij deze naderhand werd aangepast; volledige consequentie echter - men denke bv. aan herstichting of voortbestaan met licht gewijzigde namen - kon niet steeds worden bereikt. Al komt de taal van Van Cauwelaert niet altijd overeen met het zgn. A.B.N. van onze dagen, toch voelden we ons alles behalve gerechtigd, daarin wijzigingen aan te brengen; men weet in deze aangelegenheid nog wel waar men begint, maar vaak niet waar men eindigt. Alleen werd ingegrepen in geval van kennelijke contaminatie van twee zegswijzen of in geval van duidelijke verschrijving. We deden hierbij slechts wat de auteur zelf zou hebben gedaan, indien hem daarvoor de tijd zou gegund geweest zijn.

Wetend hoezeer Van Cauwelaert bij het voorbereiden en uitschrijven van zijn

gedenkschriften door wetenschappelijke normen werd geleid, maar ook om deze

uitgave een bijkomende waarde te bezorgen, hebben we niet nagelaten, de tekst van

een uitvoerig kritisch apparaat te voorzien. Dit bevat ruim achthonderd vijftig

aantekeningen; enkele tientallen zijn van Van Cauwelaerts hand, in welk geval ze

gesignaleerd worden door het bijvoegen van zijn initialen. In de voetnoten was het

er ons vooral om te doen, alle verwijzingen

(9)

naar Kamer-debatten of citaten uit bronnen precies op te geven of aan te vullen, vooral echter alle vermelde personen en instellingen nader voor te stellen. Zo hebben we, op twee na, alle dramatis personae kunnen identificeren, o.m. met opgave van plaats en datum van hun geboorte en overlijden. Ter wille van de eenvormigheid en het gemak hebben we dit ook gedaan voor bekende figuren, waarmee dan uiteraard niet veel werk gemoeid was. Voor de meesten nochtans waren tijdrovende

opzoekingen en correspondenties nodig. Voor de parlementairs was dit reeds gebeurd vóór het verschijnen van Paul Van Molles repertorium

(12)

, wat niet belet dat we dit unieke naslagwerk ter aanvulling nog hebben geconsulteerd.

Het ware ondoenlijk al de correspondenten te vermelden, die ons voor de

aantekeningen inlichtingen hebben doorgegeven. Toch wensen wij bijzonder prof.

Jhr.P.J. van Winter uit Groningen te vernoemen, die zeer bereidwillig m.b.t.

Noordnederlandse personen en zaken talrijke gegevens heeft bezorgd. Vooral echter gaat onze dank naar Mevrouw de Schepen Mia Van Cauwelaert te Antwerpen, bij wie wij, voor de opzoekingen in het archief van haar vader, talloze malen gastvrijheid mochten ondervinden en die zo vaak vanuit haar herinnering of door persoonlijke naspeuring gewaardeerde hulp heeft geboden.

R. De Schryver

(Heverlee, oktober 1970)

(12) Zie hoger, noot 7.

(10)

Vlaamse gedachte en Vlaamse strijd aan het

eind van de negentiende en het begin van de

twintigste eeuw

(11)

Hoe mijn Vlaamschgezindheid begonnen is. 1895

Mijn Vlaamschgezindheid

(1)

is begonnen met een paar klappen om mijn ooren. Toen ik met Paschen 1895 tehuis kwam van het Klein-Seminarie van Hoogstraten

(2)

, had ik mijn prijs van goed gedrag verloren, omdat ik bij mijn aanloop voor het

glibberbaantje geroepen had ‘laat me los!’. Een speelkameraad had me bij mijn vest gepakt, en er stond juist een ‘surveillant’ die mijn onbewaakt protest gehoord had.

Een prijs van goed gedrag was geen kleinigheid voor een buitenjongen, die

gedeeltelijk met een beurs studeerde. Mijn vader

(3)

was woedend omdat hij niet in de oprechtheid van mijn uitleg had kunnen gelooven. Ik voelde dees vernedering als een groote grief en met gewettigde verontwaardiging tegenover het onwaardige taalregiem, aan hetwelk we toen in alle katholieke middelbare scholen van het Vlaamsche land nog waren onderworpen.

Met deze persoonlijke ervaring verbond zich een herinnering, die me was bijgebleven uit eenige jaren te voren. Een arme dompelaar van mijn dorp, die leed aan de vallende ziekte, was uit het leger ontvlucht. Hij werd ontdekt onder eenige stroobusseltjes boven den geitenstal van het oudershuis en kreeg bij het zicht der gendarmen een ontzettenden aanval. Hij werd gebracht in ons huis, maar er werd uit zijn omgeving niemand binnengelaten, zelfs niet de moeder. Het dreigde te ontaarden tot een gewelddadige volksopstoot, wanneer de gewapende macht de verwoede vrouw, die met een doornelaar wilde toeslaan, met een kolf van het geweer wilde treffen. Geheel deze onmenschelijke scene was het gevolg geweest van het feit dat de bevelhebber der gendarmen, in

(1) We volgen de spelling van het manuscript van F.V.C.

(2) Frans Van Cauwelaert volgde er onderwijs van sept. 1892 tot aug. 1899. ‘Met Pasen 1895’, d.w.z. toen hij in de vijfde Latijnse zat.

(3) Emilius Philibertus Van Cauwelaert,oDenderwindeke 20 aug. 1846, † Leuven 15 aug. 1907, baatte in O.L.V.-Lombeek de hoeve uit die zijn vrouw (zie volgende noot) van haar ouders geërfd had. Op deze hoeve, die aan het eind van vorige eeuw werd afgebroken en op dezelfde plaats werd herbouwd, werd Frans Van Cauwelaert geboren op 10 jan. 1880.

(12)

het Vlaamsche kanton Lennick, geen gebenedijd woord Vlaamsch verstond en vermoedelijk ook niet een deel van zijn manschappen. Zonder de tusschenkomst van mijn moeder

(4)

, die in het Fransch de noodige opheldering kon brengen, ware misschien een ongeluk gebeurd.

Een kind heeft scherpe voelhorens voor al wat onrecht is, en kleine incidenten veropenbaren hem soms een nieuwe wereld. Wanneer men eenmaal zijn oogen had geopend voor de miskenning van onze taal in de jaren 1890, was het niet moeilijk om zich te vullen met afschuw.

(4) Seraphina Carolina Vossen,oO.L.V.-Lombeek (thans Roosdaal) 23 april 1838 † ald. 29 mei 1899.

(13)

De Vlaamse Beweging in de eerste jaren van grotere volksmedezeggenschap. 1896-1904

1

1897 een goed jaar voor de Vlaamse strijdbeweging: de huldedagen voor David, Ledeganck en Benoit. Betekenis van de Vlaamse gedachte

Op zondag 22 augustus 1897 werd te Lier het standbeeld ingehuldigd van Kanunnik David

(1)

, wiens naam reeds geëerd werd door de stichting van het Davidsfonds

(2)

; het werd de gelegenheid voor een indrukwekkende Vlaamsgezinde volksbetoging. Het wetsvoorstel-De Vriendt-Coremans

(3)

, dat sedertdien de Gelijkheidswet is geworden en dat in de Kamer van de Volksvertegenwoordigers op 19 november 1896 met 92 stemmen tegen 3 en 1 onthouding was aangenomen, werd op 5 februari 1897 door de Senaat met 50 stemmen tegen 47 zodanig gewijzigd, dat het oorspronkelijk voorstel als verworpen moest worden beschouwd. In de plaats van de volkgelijkwaardigheid tussen de Vlaamse en de Franse wetteksten en de verplichting om ze gelijktijdig aan de stemmingen van de Kamers te onderwerpen, werd door senator

(1) Jan Baptist David,oLier 25 jan. 1801, † Leuven 24 maart 1866, 1823 priester van het aartsbisdom Mechelen, 1836-1865 te Leuven hoogleraar in de Nederlandse taal- en letterkunde en in de vaderlandse geschiedenis.

(2) Het Davidsfonds werd als katholieke cultuurvereniging gesticht te Leuven op 15 jan. 1875.

(3) Juliaan Jozef De Vriendt,oGent 20 aug. 1842, † Oude God (Mortsel) 20 april 1935, kunstschilder en politicus, okt. 1894-1900 kath. volksverteg voor het arr. Brussel. - Edward Coremans,oAntwerpen 1 febr. 1835, † ald. 2 nov. 1910, promoveerde te Luik in de letteren en de wijsbegeerte en te Brussel in de rechten, maart 1868-1910 kath. (Meetingpartij) volksverteg voor het aar. Antwerpen. - De Vriendt en Coremans dienden in maart 1895 elk een wetsvoorstel in, om naast het Frans ook het Nederlands als gelijkwaardige officiële taal te doen erkennen; beide voorstellen werden in okt. 1895 versmolten tot één tekst die, na veel verzet, tot de zogenaamde Gelijkheidswet van 18 april 1898 heeft geleid.

(14)

1 / De ouders van Frans Van Cauwelaert: Emilius Philibertus Van Cauwelaert en Seraphina Vossen

(15)

Lejeune

(4)

voorgesteld dat de wetten in beide talen zouden worden afgekondigd, maar de Vlaamse wettekst werd maar voorgeschreven als toevoegsel bij het Koninklijk Besluit dat de wet bekrachtigt

(5)

. De miskenning werd door de Vlamingen om zo pijnlijker gevoeld, dat bij de bespreking in de Senaat - in tegenstelling met de welwillende geest die bij de Kamer was gebleken - niet alleen veel onzin was uitgehaald over de noodlottige gevolgen welke uit de wettelijke taalgelijkheid voor het land zouden voortvloeien, maar dat sommige sprekers zich op een voor de vlaamsgezinden zeer krenkende wijze hadden uitgelaten. Oud-minister Bara

(6)

had zich daarin onderscheiden. Tournay-Detillieux

(7)

sprak van de flaminganten als de flamendiants, een benaming die zij - gelijk eenmaal de Geuzen - bij hun verdere propaganda voor de Gelijkheidswet als een eretitel gebruikten. Maar de meeste ergernis werd verwekt door de bespotting waaraan zij werden

(4) A.L. Jules Lejeune,oLuxemburg 5 mei 1828, † Elsene 18 febr. 1911, jurist, socioloog en politicus, okt. 1887-maart 1894, als extra-parlementair jurist, minister van Justitie, nov.

1894-juni 1900 kath. prov. senator voor Brabant, 28 maart 1894 minister van Staat.

(5) Het amendement-Lejeune, op 5 feb. 1897 met 50 tegen 47 stemmen door de Senaat aangenomen, luidde: ‘Tout arrêté royal sanctionnant une loi contiendra, à côté du texte adopté par les Chambres, un texte flamand de la loi. La loi sera promulguée en langue française et en langue flamande’. Op diezelfde dag werd in de Senaat ook over het geheel van het voorstel gestemd: 51 ja, 23 neen, 23 onthoudingen. Annales parlementaires, Sénat (voortaan afgekort met A.P.S.) 1896-1897, p. 303-314. - Voor de Kamerzitting van 19 nov. 1896 zie Annales parlementaires, Chambre (voortaan afgekort met A.P.C.) 1896-1897, p. 39-45. Voor meer bijzonderheden zie men o.a. L. DOSFEL, De Belgische wetten op het gebruik der

Nederlandsche Taal voor het volk toegelicht, Brugge, 1910. (Noot F.V.C.).

(6) Jules Bara,oDoornik 23 aug. 1835 † Sint-Joost-ten-Node 26 juni 1900, promoveerde 1875 in de rechten te Brussel, sept. 1862-juni 1894 liberaal volksverteg. voor het arr. Doonik, nov.

1894-juni 1900 prov. senator voor Henegouwen, 1865-1870 en 1878-1884 minister van Justitie, 8 juni 1884 minister van Staat.

(7) Julien Louis Tournay-Detillieux,oBrussel 7 jan. 1851 † ald. 29 juni 1911, promoveerde te Brussel in de rechten, juni 1880-1884 liberaal volksvertegenwoordiger voor het arr. Namen, okt. 1894-1900 senator voor het arr. Philippeville. Als erevoorzitter van de ‘Société de la propagande wallonne’ publiceerde hij Le flamingantisme. Conférences données à la Société de la propagande wallonne les 26 mars et 9 avril 1896, Brussel, 1896.

(16)

prijsgegeven in de rede van Baron Surmont de Volsberghe

(8)

, senator voor het arrondissement Ieper. Nooit tevoren was in Vlaanderen een zo algemene ontroering rondom een taalaangelegenheid ontstaan. Meetings werden zondag na zondag in alle voorname steden belegd, vele gemeenteraden namen moties aan ten gunste van het wetsvoorstel-De Vriendt-Coremans en de dertien senatoren uit het Vlaamse land, die voor het amendement-Lejeune gestemd hadden, werden duchtig als

‘volksverraders’ uitgekreten. Op 23 februari moest te Brussel een grote volksbetoging plaats vinden, waarvan het initiatief door de Vlaamsche Volksraad

(9)

werd genomen en waarvan alle partijen konden deelnemen. Zij werd verboden en door schepene De Mot

(10)

, die op dat ogenblik de dienst van burgemeester waarnam en die gerust kan worden beschouwd als een typische vertegenwoordiger van het onbegrip dat de Brusselse magistraten al te dikwijls voor de Vlaamse gedachte hebben getoond. De ontworpen volksvergadering mocht wel doorgaan in de Vlaamse Schouwburg, maar er mocht geen manifestatie worden gehouden in de straten van Brussel, uit - zoals hij later zelf moest bekennen - ingebeelde vrees voor woelingen. De volksgezinde burgemeester van Schaarbeek - de heer Kennis

(11)

- was immers zoveel wijzer geweest

(8) Arthur Surmont de Volsberghe (baron),oGent 5 okt. 1837 † Sint-Denijs-Westrem 30 okt.

1906, juni 1878-1900 kath. senator voor het arr. Ieper, 1900-1903 voor Kortrijk-Ieper, 1903-1904 prov. senator voor West-Vlaanderen. Voor zijn vernoemde rede zie A.P.S.

1896-1897, 29 jan. 1897, p. 249-251.

(9) Op initiatief van het op 7 juni 1891 te Brussel opgerichte Nationaal Vlaamsch Verbond waarvan de grondslagen reeds in juli 1890 waren gelegd en dat buiten alle partijgeest aan Vlaamse taalstrijd deed, werd te Brussel op 18 april 1892 de Vlaamsche Volksraad gesticht.

Deze was ‘bedoeld als een Vlaamse volksvertegenwoordiging die alle vraagstukken zou bespreken die van belang waren voor het Vlaamse volk. (...) Het was een studerend parlement zonder leven en zonder politieke agitatie. Verbond en Volksraad bleven bestaan tot 1914’.

H.J. ELIAS, Geschiedenis van de Vlaamse Gedachte, IV, Antwerpen, 1965, p. 232-233.

(10) Emile Jean André De Mot,oAntwerpen 20 okt. 1835, † Brussel 23 nov. 1909, advocaat, juni 1892-1894 liberaal volksvertegenwoordiger voor het arr. Antwerpen, 25 okt. 1881-23 nov. 1909 gemeenteraadslid, dec. 1881-okt. 1887 en jan. 1888-dec. 1899 schepen, dec.

1899-okt. 1903 burgemeester van Brussel.

(11) Guillaume Kennis,oLeuven 26 sept. 1839, † (tijdens de vergadering van de gemeenteraad) Schaarbeek 23 dec. 1903, ingenieursstudies te Luik, 1869-1903 kath. gemeenteraadslid, 1873-1878 en 1896-1903 burgemeester van Schaarbeek.

(17)

en stelde spontaan het gebied van zijn gemeente ter beschikking voor een betoging, die zowel door het aantal van haar deelnemers als door haar ordelijk verloop de beste indruk op de bevolking had nagelaten.

Het was in die gemoedsstemming dat de Davidsfeesten werden voorbereid en gehouden. De burgemeester van Lier, notaris Florent van Cauwenbergh

(12)

, die tevens volksvertegenwoordiger was voor het arrondissement Mechelen en een hoog aanzien genoot, was verslaggever voor de Gelijkheidswet geweest in de Kamer bij haar eerste behandeling en zou het opnieuw worden voor haar definitieve aanneming. Het Lierse feestcomité, waarvan o.m. de onvermoeibare Vlaamse werker Dr. Aug. Laporta

(13)

deel uitmaakte, had zowel in de schoot van de regering als bij de Vlaamse katholieke verenigingen uit de provincie Antwerpen en de afdelingen van het Davidsfonds een bereidwillige medewerking gevonden voor een grootse volkshulde, met welke de onthulling van het standbeeld zou gepaard gaan en die als vanzelf een indrukwekkende manifestatie voor het wetsvoorstel-De Vriendt-Coremans moest worden. De HH.

Begerem

(14)

, minister van Justitie, en Schollaert

(15)

, minister van Binnenlandse Zaken, die zich - de

(12) Florent August van Cauwenbergh,oLier 10 nov. 1841, † ald. 16 sept. 1923, promoveerde 1863 in de rechten te Leuven, notaris, 2 nov. 1872-26 dec. 1911 burgemeester van Lier, okt.

1894-dec. 1921 kath. volksverteg voor het arr. Mechelen, dec. 1921 tot zijn dood gecoöpteerd senator.

(13) August Laporta,oLier 29 maart 1864, † ald. 29 mei 1919, promoveerde 1889 te Leuven in de geneeskunde, arts te Lier, speelde een vooraanstaande rol in de katholieke Vlaamse Beweging, inzonderheid als leider 1882-1914 van De Student. Tijdschrift voor het Vlaamsche Studentenvolk; Frans Van Cauwelaert droeg hem in 1908 zijn Verbandelingen en Voordrachten op. Verbleef tijdens Wereldoorlog I in Engeland.

(14) Victor Begerem,oIeper 25 feb. 1853, † Gent 20 dec. 1934, promoveerde te Leuven in de rechten en in de politieke en administratieve wetenschappen, advocaat te Gent, juni 1886-1921 kath. volksverteg. voor het arr. Gent, maart 1894-juli 1899 minister van Justitie.

(15) Frans Victor Schollaert,oWilsele 19 aug. 1851, † Sainte-Adresse (bij Le Havre) 29 juni 1917, promoveerde 1875 in de rechten te Leuven, advocaat aldaar, juni 1888 tot zijn dood kath. volksverteg. voor het arr. Leuven, mei 1895-aug. 1899 minister van Binnenl. Zaken, nov. 1901-jan. 1908 en nov. 1912-juni 1917 voorzitter van de Kamer van Volksverteg., jan.

1908-juni 1911 hoofd van de regering en bovendien jan. 1908-sept. 1910 minister van Binnenl.

Zaken, okt. 1908-aug. 1910 van Landbouw, aug. 1910-juni 1911 van Kunsten en Wetenschappen, 6 mei 1912 minister van Staat.

(18)

eerste vooral

(16)

- voor de verwezenlijking van de wettelijke taalgelijkheid verdienstelijk hadden gemaakt, werden rond half twaaf vóór het station bij hun aankomst te Lier opgewacht en konden nadien, van de pui van het stadhuis, samen met de ontwerpers van de oorspronkelijke voorstellen, E. Coremans en J. De Vriendt, de geestdriftige hulde en de nadrukkelijke gelijkheidseisen in ontvangst nemen van de duizenden betogers - Het Handelsblad

(17)

telde zesennegentig deelnemende groepen - die de straten van de anders zo rustige Nethestad van hun gelijkheidsgeroep en hun Vlaamse strijdzangen deden weergalmen.

Ook de studenten lieten zich bij deze gelegenheid niet onbetuigd. Het Vlaamsch Katholiek Studentenverbond

(18)

had een oproep tot deelneming aan de Davidsfeesten tot de studerende jeugd gericht. Het Klein-Seminarie van Hoogstraten, waar Eerw.

Heer Th. Spaeninckx

(19)

als jong leraar sedert een goed jaar in alle stilte

(16) Bedoeld wordt de wet-Begerem. Begerem had op 30 nov. 1893 een wetsvoorstel neergelegd omtrent de vrijheid van taalkeuze bij het afleggen van de door de wet bepaalde eden. Het werd in april-mei 1894 door de Kamers goedgekeurd.

(17) Het katholieke dagblad Het Handelsblad werd opgericht te Antwerpen in 1844; zie Van Cauwelaerts hulde aan dit blad en typering ervan p. 55. Het blad werd in 1957 door de N.V.

De Standaard aangekocht en verschijnt sedertdien, met behoud van eigen titel, als een lokaal-Antwerpse uitgave van de ‘Standaard-groep’.

(18) Nadat het in sept. 1877 te Gent, met Albrecht Rodenbach (o1856- † 1880) als ‘hoofdman’, gestichte Algemeen Vlaamsch Studentenverbond was verdwenen, werd te Leuven op 15 juni 1890, op katholieke grondslag, het Katholiek Vlaamsch Studentenverbond gesticht met als hoofdman o.m. dokter A. Laporta. Maar ook dit verbond ging, niet het minst wegens de tegenwerking van de kerkelijke hiërarchie, ten gronde. In 1903 kwam dan het (derde) Algemeen Katholiek Vlaamsch Studentenverbond, het eigenlijke A.K.V.S. tot stand dat, heropgericht in 1919, ten gevolge van zijn politieke actie en Vlaams-nationale grondslag, na een conflict met de kerkelijke overheid in de late jaren twintig ten onder is gegaan.

(19) Thadée SpaeninckxoTombeek (gehucht van Overijse) 23 maart 1872, † Baarle-Hertog 20 mei 1947, 1896 priester van het aartsbisdom Mechelen, 1896-1914 leraar aan het

bisschoppelijk college te Hoogstraten waar hij dé promotor was van het gebruik van het beschaafd Nederlands zoals hij dat ook was van de vernederlandsing van het middelbaar onderwijs in Vlaanderen; mei 1914-1918 directeur bij de Zusters van het Kind Jezus te Borsbeek, nadien wegens activisme in de gevangenis; dec. 1921 tot zijn dood directeur van de Broeders der Christelijke Scholen te Baarle-Hertog. Zie hiervoor en voor Spaeninckx' rol ook het art. En zo is het voor mij begonnen, dat F.V.C. op zijn vijfenzeventigste verjaardag schreef in het dagblad De Nieuwe Gids-De Antwerpse Gids, 10 jan. 1955, p. 1-2.

(19)

een actie was begonnen, die van grote invloed is geworden op de degelijkheid en de voornaamheid van de studentenbeweging in het aartsbisdom, was op zijn aansporing door een dertigtal studenten vertegenwoordigd. Zo zijn de Davidsfeesten voor mij de eerste grote Vlaamse betoging geworden, waaraan ik heb deelgenomen. Ik was er in gezelschap van mijn vriend en klasgenoot, de later zo gunstig bekende

bijbelgeleerde Dr. Theodoor van Tichelen

(20)

. Het is voor mij een onvergetelijke dag geworden

(21)

.

Er volgden weldra op de Davidsfeesten twee andere opwekkende gelegenheden. Op zondag 29 augustus werd te Eeklo het standbeeld onthuld van Ledeganck

(22)

, een werk van onze grote West-Vlaamse beeldhouwer Julius Lagae

(23)

, aan wiens kunstvaardigheid wij ook het beeld van Guido Gezelle te Kortrijk en Albrecht Rodenbach-met-de-blauwvoet te Roeselare te danken hebben. Op zondag 12 september vierde Antwerpen op uitbundige wijze Meester Peter Benoit naar aanleiding van de verheffing van de Antwerpse muziekschool tot Koninklijk Vlaams

Conservatorium

(24)

.

(20) Theodoor van Tichelen,oStabroek 2 sept. 1877 † Sint-Gillis (Brussel) 4 dec. 1945, promoveerde 1905 in de wijsbegeerte te Leuven en studeerde 1906-1908 aan de Bijbelschool te Jeruzalem, 1911-1945 leider van het apologetisch tijdschrift Ons Geloof, schreef meerdere bijbelstudies en ook moraliserende verhalen.

(21) Voor deze Davidsfeesten zie het Gedenkboek der Davids-Feesten te Lier. 22 en 23 Augustus 1897. (Schriften door het Davids-Fonds uitgegeven, nr.110). Lier, s.d.,95 blz.

(22) Karel Lodewijk Ledeganck,oEeklo 9 nov. 1805 † Gent 19 maart 1847, promoveerde 1835 in de rechten te Gent, vrederechter te Zomergem, 1842 provinciaal inspecteur lager onderwijs.

Naast zijn literair werk weze hier vooral de Nederlandse vertaling van wetboeken vermeld.

(23) Julius Lagae, beeldhouwer,oRoeselare 15 maart 1862 † Brugge 1 juni 1931.

(24) Peter Benoit,oHarelbeke 17 aug. 1834 † Antwerpen 8 maart 1901, was sedert 2 aug. 1867 te Antwerpen directeur van de stedelijke muziekschool. Deze werd bij koninklijk besluit van 15 juni 1898 verheven tot Koninklijk Vlaamsch Conservatorium. Bij K.B. van 1 juli 1898 werd Benoit tot directeur benoemd; een jaar eerder nochtans, in juni 1897, was over de verheffing tot conservatorium een officieuze bevestiging meegedeeld.

(20)

Deze feestelijkheden vertoonden een meer algemeen Vlaams karakter dan de viering van Kanunnik David, die begrijpelijkerwijze een meer overwegend katholiek uitzicht had aangenomen, alhoewel de godsdienstige plechtigheden, op welke Kardinaal Goossens

(25)

persoonlijk aanwezig was, slechts op de maandag werden gehouden. De viering van Ledeganck verkreeg ook een meer officiële betekenis door de

aanwezigheid van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Albert, die door het vroegtijdig afsterven van Prins Boudewijn de troonopvolger was geworden

(26)

. De feestrede werd gehouden door Zeereerwaarde Heer Claeys

(27)

, lid van de Koninklijke Vlaamse Academie, en na hem spraken de burgemeesters van de drie zustersteden, de HH.

Braun

(28)

voor Gent, Graaf

(25) Petrus Lambertus Goossens,oPerk (Vilvoorde) 18 juli 1827 † Mechelen 25 jan. 1906, 1850 priester van het aartsbisdom Mechelen, 16 juli 1883 bisschop van Namen, 24 maart 1884 aartsbisschop van Mechelen, 1889 kardinaal.

(26) De prinsen Boudewijn en Albert waren zonen van Filips graaf van Vlaanderen (o1837 †1905), broer van LeopoldII. Sedert de dood van Leopold (o1859 †1869), enige zoon van Leopold

II, was eerst Boudewijn (oBrussel 4 juni 1869 †ald. 23 jan. 1891) nadien Albert (oBrussel 8 april 1875 †Marche-les-Dames 17 febr. 1934) vermoedelijk troonopvolger.

(27) Hendrik Claeys,oZomergem 7 dec. 1837 †Gent 17 nov. 1910, 19 dec. 1863 priester van het bisdom Gent, aanvankelijk leraar aan het bisschoppelijk college te Oudenaarde, nadien aan het Klein-Seminarie te Sint-Niklaas, 31 juli 1884 pastoor te Oostakker, 8 mei 1890 tot zijn dood pastoor van de Sint-Niklaaskerk te Gent; van bij haar stichting op 8 juli 1886 lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en bestuurder ervan in 1894;

14 okt. 1904 erekanunnik van Sint-Baafs te Gent; gevierd vlaamsgezind redenaar met welbekende luide stem.

(28) Emile Braun,oNijvel 2 dec. 1849 †Vichy (Fr.) 30 aug. 1927, ingenieursstudies te Gent, 1879-1895 hoofdingenieur aldaar, 1891-1898 liberaal lid van de Brabantse Prov. Raad, 17 nov. 1895 lid van de Gentse gemeenteraad, 26 dec. 1895-24 april 1921 burgemeester van Gent, mei 1900-april 1925 liberaal volksverteg. voor het arr. Gent-Eeklo.

(21)

Visart de Bocarmé

(29)

voor Brugge en Jan van Rijswijck

(30)

voor Antwerpen. Maar het hoogtepunt van de plechtigheid was de toespraak van Prins Albert zelf, die het jaar tevoren ook aanwezig was geweest op de 10e verjaringsplechtigheid van de

Koninklijke Vlaamse Academie en er zijn redevoering, op stormachtige bijval, geëindigd had met de tot slagwoord geworden verzen: ‘Zij wilden wat was recht en wonnen wat zij wilden.’

(31)

Bij beide feestgelegenheden was het tevens opvallend hoe de Prins zich bezorgd had getoond, om zich uitsluitend en op keurige wijze van de Vlaamse taal te bedienen, hetgeen door de Vlamingen, die tot dan toe zo weinig aanmoediging en waardering van hogerhand hadden mogen ondervinden, als een verblijvend omen voor de toekomst werd aanvaard.

De Eeklose herdenking stond aldus minder in het teken van de strijd dan deze van Lier, en de frisse gelegenheidscantate door Peter Benoit getoonzet

(32)

en door meer dan duizend zangers uitgevoerd beantwoordde volkomen aan de opgewekte atmosfeer, waarin de viering werd gehouden. Maar bij de opening had zich een tragicomisch incident voorgedaan. Volksvertegenwoordiger Flor Heuvelmans

(33)

was er in geslaagd op onverwachte wijze

(29) Amedée Charles Louis Visart de Bocarmé (graaf),oSint-Kruis (Brugge) 4 nov. 1835 †Brugge 29 mei 1924, promoveerde 1861 te Leuven in de rechten, 26 okt. 1875 tot zijn dood lid van de Brugse gemeenteraad, 12 febr. 1876 tot zijn dood burgemeester, jan.-aug. 1864 en juni 1868-1923 kath. volksverteg. voor het aar. Brugge.

(30) Jan van Rijswijck,oAntwerpen 14 febr. 1853 †Testelt 23 sept. 1906, promoveerde in de rechten na studies te Leuven en te Brussel, advocaat te Antwerpen, 1889 liberaal gemeenteraadslid en 1892-1906 burgemeester van Antwerpen.

(31) Prins Albert was op 18 okt. 1896 te Gent aanwezig geweest op de plechtige openbare zitting van de Koninklijke Vlaamse Academie. Zijn korte toespraak eindigde hij aldus: ‘De Vlamingen van heden blijven waardig hunner voorouders, die een onzer dichters, van wien wij eerlang het standbeeld in Vlaanderen zullen zien oprijzen(N.V.D.R. bedoeld wordt Ledeganck), in onsterfelijke woorden aldus heeft afgeschilderd: Zij wilden wat was recht, en wonnen wat zij wilden!’. Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1896, Gent, p. 613-653; prins Alberts toespraak p.650-652.

(32) Bedoeld wordt Benoits ‘Vokshulde aan een Dichter’ (ook ‘Ledeganck Cantate’), gecreëerd op tekst van Jan BoucherijoGent 17 nov. 1846 †Antwerpen 16 mei 1911), en te Eeklo gedirigeerd door Lodewijk Mortelmans (voor deze zie hierna, noot 52).

(33) J.T. Florimond Heuvelmans,oAntwerpen 12 jan. 1858 †'s-Gravenhage 21 april 1931, 1877 medestichter van het eerste A.K.V.S. (zie hoger, noot 18), promoveerde 1882 te Leuven in de rechten, advocaat te Antwerpen, juni 1892-1900 kath. (Meetingpartij) volksverteg. voor het arr. Antwerpen, na WereldoorlogIwegens activisme tot levenslange dwangarbeid veroordeeld maar naar Nederland uitgeweken.

(22)

bij de behandeling van de wet op de burgerwacht een amendement te doen aannemen waarbij de Vlaamse taal voor het beheer en de aanvoering van de burgerwacht in de Vlaamse gemeenten werd voorgeschreven

(34)

. Het zou nu bij het bezoek van Prins Albert te Eeklo de eerste maal zijn dat de wet bij een officiële plechtigheid van toepassing zou worden. Met begrijpelijke nieuwsgierigheid werd het aantreden van de burgerwacht gevolgd, wanneer ze zich ging opstellen vóór het stadhuis. Toen een der wachten bij de naamafroeping op spottenden toon antwoordde met present, riep Maurits Josson

(35)

, een flamingant uit Brussel, hem verontwaardigd toe: ‘spreek Vlaams!’ Woedend sprong de kapitein van de compagnie met blanke sabel op hem toe. Een paar wachten en de politiecommissaris sprongen, en Josson, die duchtig had tegengesparteld, werd met verhakkelde en verscheurde kleren binnen het stadhuis gebracht en opgesloten, vanwaar hij weldra triomfantelijk door een groep Vlamingen werd te voorschijn gehaald. Op 13 juni 1909 deed zich te Antwerpen in gelijkaardige omstandigheden het berucht gebleven geval voor van Majoor Kopaf, waarbij Majoor Albrecht

(36)

, die de jagers-verkenners nog steeds in het Frans aanvoerde, met zijn sabel de hoed doorkliefde van de jongeheer Grote

(37)

, die hem eveneens tot den eerbied van de wet openbaar had aangemaand. Het ontbreekt de Vlamingen niet aan zin voor humor en de vermakelijke zijde van

(34) N.a.v. dit wetsontwerp van minister Schollaert dienden Heuvelmans en Edw. Coremans op 29 juli 1891 met betrekking tot het taalgebruik een amendement in bij artikel 135. Dit amendement werd niet aangenomen. (A.P.C., 1896-1897, p. 2161-2163).

(35) Maurits Josson,oBrussel 7 mei 1855 †Leiden 13 dec. 1926, advocaat te Brussel, in de Transvaalse Oorlog secretaris van generaal Smuts en twee jaar lang krijgsgevangen, tijdens WereldoorlogIactivist en daarom naar Nederland uitgeweken.

(36) Edward Albrecht,oAntwerpen 6 sept. 1857 †ald. 27 mei 1930, officier, zijn optreden leidde tot een proces met veroordeling tot 25 fr. boete of drie dagen voorwaardelijk. Van de doorgehouwen hoed werden prentkaarten verspreid. Zie De Zaak Albrecht-Grote. Veroordeling van den majoor, in Het Handelsblad, 2 maart 1910.

(37) Josephus Grote, verzender,oAntwerpen 18 sept. 1885 †ald. 21 feb. 1963.

(23)

beide incidenten bleef niet onbenut. Dergelijke toevalligheden mogen wel als tekenend worden beschouwd voor de geestesgesteldheid waarin de burgerij van onze Vlaamse provinciesteden in die tijd verkeerde. De moedwil met welke zekere officieren van de burgerwacht de wettelijke taalvoorschriften bleven miskennen, heeft tot meer incidenten aanleiding gegeven. Te Gent was het Karel van der Cruyssen

(38)

(die na een heldhaftige deelneming als vrijwilliger aan de strijd aan de IJzer de beroemde heropbouwer en abt van de abdij van Orval is geworden) - hij maakte deel uit van het artilleriecorps van de burgerwacht - die op 29 april 1900 aan de Franse bevelen weigerde te gehoorzamen. Hij werd als straf voor zes maand naar het

onderrichtingspeleton verwezen, maar de maatregel bleef na tussenkomst van volksvertegenwoordiger Heuvelmans bij de minister zonder verder gevolg. Te Leuven was het L. Scharpé

(39)

, professor aan de hogeschool, die aan de Franse bevelen weigerde te gehoorzamen. Hij werd eenvoudig naar huis gezonden maar bleef verder zonder bestraffing.

De viering van Peter Benoit was natuurlijk in de eerste plaats een Antwerpse aangelegenheid. Hij was weliswaar geen Antwerpenaar van geboorte en zijn benoeming aan het hoofd van de Antwerpse Muziekschool in 1867 was niet zonder moeite gegaan. Zij werd in feite aan het Antwerps gemeentebestuur, dat zich wilde vergenoegen met een muziekliefhebber die zich bereid verklaard had de school zonder bezoldiging te besturen, opgedrongen door de Minister van Binnenlandse Zaken, de Vlaamsgezinde Alfons Vandenpeereboom

(40)

, die een jaarlijkse staatstoelage beloofde indien

(38) Karel van der Cruyssen,oGent, 12 juli 1874 †Abdij van Orval 30 april 1955, architect te Gent, 1914 op veertigjarige leeftijd oorlogsvrijwilliger tot 1918, 1919 monnik te Soligny (Frankrijk); na zijn priesterwijding begon hij na aankoop van de ruïnes in 1926, aan de wederopbouw van de trappistenabdij van Orval (1949 ingehuldigd), waaraan hij van 1936 tot zijn dood als Dom. Albert Marie abt is geweest.

(39) Lodewijk Scharpé,oTielt 24 okt. 1869 †Betekom 4 mei 1935, promoveerde 1894 te Gent in de germaanse filologie, aanvankelijk beambte op het ministerie van Binnenlandse Zaken, 1898 docent en 1902 hoogleraar te Leuven.

(40) Alfons Vandenpeereboom,oIeper 7 juni 1812 †Sint-Gillis (Brussel) 10 okt. 1884, advocaat te Ieper, gemeenteraadslid, schepen en 1859 burgemeester aldaar, lid van de Westvlaamse Provinciale Raad, juni 1848-1879 liberaal volksverteg. voor het arr. Ieper, 1861-1868 minister van Binnenlandse Zaken, 4 febr. 1868 minister van Staat. Voor zijn Vlaamsgezinde bedrijvigheid zie H.J. ELIAS, Geschiedenis van de Vlaamse Gedachte, IV, p.32 en 48-50.

(24)

de plaats werd toevertrouwd aan de jonge toonkunstenaar P. Benoit, die met zijn oratorio ‘Lucifer’

(41)

pas te Brussel een overweldigende bijval had geoogst. Maar sedertdien was Peter Benoit door zijn inmiddels beroemd geworden kunstscheppingen, de merkwaardige ontwikkeling welke hij aan zijn muziekschool had gegeven en door de bezielende invloed die van zijn Vlaamse en volkse kunstvernieuwing was uitgegaan, een lievelingszoon geworden van de Scheldestad. Met Conscience

(42)

en Baron Leys

(43)

behoorde hij tot de trits van kunstenaars op welke het Antwerpen van de negentiende eeuw zich het meest heeft beroemd. De Antwerpse muziekschool was bij zijn aanstelling een onbeduidende onderwijsinrichting en de taal was er Frans zoals overal elders. Benoit begon met ze te vervlaamsen zowel in haar geest als in haar taalgebruik. Hij gaf haar zulke aantrekkingskracht dat zij, niettegenstaande haar geringe geldmogelijkheden, al de conservatoria van het land in aantal van leerlingen ver overtrof. Toen zij in 1897 tot Koninklijk Vlaams Conservatorium werd verheven, telde zij niet minder dan twaalfhonderd leerlingen.

Desniettemin was er een lange en volhardende strijd nodig, vooraleer deze zo natuurlijke voldoening werd verkregen. De zaak werd voor het eerst in het openbaar gebracht in 1878 op een toneelcongres, dat te Antwerpen plaats greep. Op 18 oktober 1879 besliste de gemeenteraad van Antwerpen, zich officieel tot de regering te wenden met het verzoek, van de Antwerpse Muziekschool een Koninklijk Vlaamsch Conservatorium te maken, aldus

(41) De creatie van het oratorium ‘Lucifer’ op tekst van Emmanuel Hiel (o1834-†1899), had plaats te Brussel op 30 sept. 1866.

(42) Hendrik Conscience,oAntwerpen 3 dec. 1812 †Brussel 10 sept. 1883, leefde als letterkundige eerst te Antwerpen waar hij verschillende beroepen uitoefende, daarop 1856-1868 te Kortrijk als arrondissementscommissaris, en nadien tot zijn dood als conservator van het

Wiertzmuseum te Elsene-Brussel.

(43) Hendrik Leys, historieschilder,oAntwerpen 18 feb. 1815 †ald. 26 aug. 1869.

(25)

gevolg gevend aan een wens van het Nederlands Congres dat in augustus van dat jaar te Mechelen werd gehouden

(44)

en aan het verzoek van Jan van Beers

(45)

om in de titel zelf van het verhoopte conservatorium het Vlaams karakter van de instelling te vermelden. De kwestie bleef voortaan aan de orde van de dag. Bij elke bespreking van de begroting voor Binnenlandse Zaken werd zij te berde gebracht, maar het kostte nog acht jaar van inspanning, van onbevredigde onderhandelingen en van steeds door de Vlaamse verenigingen vernieuwde aandrang en protesten vooraleer het verhoopte doel werd bereikt

(46)

. Het opgestapelde ongeduld bracht om zo uitbundiger enthousiasme teweeg, wanneer eindelijk het goede nieuws de openbaarheid bereikte. Peter Benoit bereidde zich voor om in de Dierentuin een laatste herhaling te dirigeren van zijn ‘Rubenscantate’

(47)

- het was op zaterdag 22 juli - wanneer de heuglijke tijding te Antwerpen bekend werd. Een machtige ovatie begroette zijn verschijnen op het podium en men schat dat niet minder dan

vijfentwintig duizend mensen aanwezig waren, bij de uitvoering die de volgende dag in openlucht plaats vond, om de Vlaamse meester een enthousiaste begroeting te brengen.

Maar de gebeurtenis was te schoon en te gewichtig om er niet een grootse hulde van te maken voor de man die aan Vlaanderen door zijn kunst zoveel eer, door zijn strijdvaardige en zijn opwekkende liefde zoveel levensvreugde en fiere zelfbewustheid had geschon-

(44) De tweeëndertig Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen grepen afwisselend in Vlaamse en Nederlandse steden plaats, het eerste te Gent in 1849, het laatste te Antwerpen in 1912. Het Nederlandse Congres van 1879 te Mechelen was het zeventiende.

(45) Jan van Beers,oAntwerpen 22 febr. 1821 †ald. 14 nov. 1888, leraar Nederlands en letterkundige, nov. 1875 tot zijn dood liberaal gemeenteraadslid te Antwerpen.

(46) Zie o.a.PAUL FREDERICQ, De wording van het Koninklijk Vlaamsch Muziek-Conservatorium van Antwerpen, in Schets eener Geschiedenis der Vlaamsche Beweging (Vlaamsch België sedert 1830, Derde deel-eerste stuk, Gent, 1908), hoofdstukIV, p. 172-175. (Noot F.V.C.).

(47) ‘Vlaanderens Kunstroem’ of ‘De Rubenscantate’ werd in 1877, bij de driehonderdste verjaring van Rubens geboorte, door Benoit op tekst van Julius De Geyter (o1830 †1905) getoonzet en op 18 aug. 1877 te Antwerpen gecreëerd.

(26)

ken. Benoit was reeds enkele jaren tevoren, op 23 juli 1892, ter gelegenheid van zijn zilver jubileum als bestuurder van de Antwerpse muziekschool, het voorwerp geweest van een indrukwekkende hulde, aan welke door geheel Vlaanderen en ook van Nederlandse zijde werd deelgenomen. Maar nu was er een gelegenheid, die niet kon worden overtroffen en die niet meer zou weerkeren, om aan Benoit de tol van dankbaarheid en verering te betalen, welke het Antwerpse volk en het strijdende Vlaanderen zich tegenover hem schuldig wisten.

De feestelijke betoging werd aangekondigd voor zondag 12 september. Het Vlaamse Antwerpen kwam onmiddellijk in beweging om er een onvergetelijke dag van te maken. De politieke tegenstellingen, welke zich toen heel wat scherper lieten gevoelen dan thans

(48)

het geval is, werden op zij gezet. De parochie van St.-Joris stelde haar jaarlijkse processie uit en de muziekmaatschappijen gingen om wedijver oefenen, ten einde de volksbetoging uitsluitend met muziek van de meester op te wekken en op te luisteren. Reeds op de vooravond werd het feest ingeluid door het machtig gebons van de Carolus-klok. De toren van O.L.V.-Kerk bracht opgewekte stemming door het uitzenden van het zo geliefde ‘Beiaardlied’

(49)

en door de bewoners van de buurt van Benoit werd aan de viering ook de maandag toegevoegd, met straatverlichting en volkse serenades. Maar de grote dag bleef natuurlijk de zondag.

Prof. P. Frédericq schreef dat ‘het alles overtrof wat Vlaamsch België had te zien gekregen sedert Hendrik Conscience's verheerlijking te Brussel in 1881.’

(50)

De stad was in feesttooi. Triomfbogen waren ter ere van Benoit opgericht. In de harmonie werd door 1 200 zangers en orkestleiders zijn ‘Feestzang’

(51)

uitgevoerd onder leiding van Lod. Mortel-

(48) F.V.C. schreef dit stuk in de jaren vijftig (vóór 1956).

(49) ‘Het Beiaardlied’ (‘Dan mocht de beiaard spelen/Van al uw torentransen/Dan mocht de grijsheid kweelen/Dan mocht de Jonkheid dansen, ...’) is een onderdeel van de hiervoor vermelde ‘Rubenscantate’.

(50) P.FREDERICQ, op. cit. p. 190. (Noot F.V.C.).

(51) Deze ‘Feestzang’ (‘O Land van Maas en Schelde !/O bloem- en vruchthof, lustwarand, ...’), heette oorspronkelijk, bij de opening van de Wereldtentoonstelling te Antwerpen in 1885,

‘Hymnus aan den Vooruitgang’ en was in dat jaar gedicht door Jan van Beers.

(27)

mans

(52)

en in de grote zaal van de Dierentuin was het Edw. Keurvels

(53)

die voor een groot concert had gezorgd met werken van de meester. Maar het toppunt van de hulde werd bereikt bij de ontvangst op het stadhuis, waar Benoit op plechtige wijze, in de beroemde Leyszaal, door de magistraat van de stad, onder het voorzitterschap van Jan van Rijswijck als burgemeester, de gouverneur van de provincie baron Osy

(54)

, de militaire bevelhebber generaal Marchal

(55)

, de consul-generaal van Nederland

(56)

, allen in ambtsgewaad, en in de aanwezigheid van de meest vooraanstaande genodigden werd gehuldigd. Een machtige volksstoet, voor welke de grote markt niet eenmaal voldoende ruimte kon bieden en waaraan delegaties en muziekkorpsen uit geheel Vlaanderen met vlaggen en bloemen deelnamen, was meester Benoit naar het stadhuis voorafgegaan. Wanneer hij voor een open venster van de Leyszaal de toejuichingen van het volk kwam in ontvangst nemen, werd door de talloze menigte, op het teken van Edw. Keurvels een machtige ‘Strijdzang van de Vlamingen’

(57)

aangeheven zoals er zelden in Vlaanderen ten gehore werd gebracht. Het was in deze roes van geestdrift dat Benoit het hoogtepunt

(52) Lodewijk Mortelmans,oAntwerpen 5 febr. 1868 †ald. 24 juni 1952, leerling van Benoit en zelf 1924-1933 directeur van het Antwerps conservatorium.

(53) Edward Keurvels,oAntwerpen 8 maart 1853 †Hoogboom 19 jan. 1916, leerling van Benoit, richtte 1890 te Antwerpen bij de Koninklijke Nederlandse Schouwburg het Nederlandsch Lyrisch Tooneel op; dit werd geen succes en moest worden opgegeven. In 1893 werd Keurvels medestichter van de Antwerpse Vlaamse Opera.

(54) Edward Jozef Frans Osy van Zegwaart (baron),oDeurne 25 maart 1832 †Ekeren 5 dec. 1900, 26 jan. 1889 tot zijn dood gouverneur van de provincie Antwerpen.

(55) Felix Paul Nicolas Marchal,oSint-Joost-ten-Node 5 juni 1836 †Schaarbeek 8 okt. 1908, sedert dec. 1893 met de graad van generaal-majoor commandant van de provincie Antwerpen.

(56) Bedoeld wordt Jacques De Kuyper,oRotterdam 5 mei 1835, †Antwerpen 15 feb. 1900, zakenman te Antwerpen, 10 juni 1888 tot zijn dood Nederlands consul-generaal aldaar voor de provincies' Antwerpen, Brabant en Henegouwen.

(57) Met ‘Strijdzang der Vlamingen’ wordt de ‘Strijdkreet’ (ook ‘Strijdlied’) bedoeld, door Benoit gecomponeerd naar een gedicht van K.L. Ledeganck: ‘Hoera! Hoera! Wij wilden wat was recht! Hoera! Hoera! en wonnen wat wij wilden.’ (Zie ook hoger noot 31).

(28)

van zijn populariteit bereikte. Het was, eilaas, ook het einde van zijn zo moedig volgehouden en zegerijk gevoerde levensstrijd. Weldra begonnen de lichaamlijke en zedelijke kwellingen, die slechts op 8 maart 1901 met zijn leven eindigden.

Het is mogelijk, aan de feestelijkheden die de zomer van 1897 hebben gekenmerkt, een oordeel te ontlenen omtrent de plaats welke de Vlaamse gedachte op dat ogenblik reeds had ingenomen in de bekommernis van het volk. Men zou ze ten onrechte beschouwen als een louter dagverschijnsel. Voorzeker, de taalstrijd had nog op verre na het belang niet verkregen, welke hij enkele jaren later, o.m. bij de keuze van de openbare mandatarissen, zou aannemen. Maar de ontwaking van het Vlaamse volksbewustzijn was zichtbaar begonnen, en het jaar 1897 mag in de ontwikkeling van de Vlaamse strijdbeweging een goed jaar worden geheten. Wij zullen verder zien hoe de zucht naar een eigen geestesleven en de daartoe noodzakelijke

hervormingen zich voortaan in een versnellend tempo bij de studerende jeugd en de hogeschoolgediplomeerden heeft laten gelden.

De snel voortschrijdende democratische omvorming van ons politiek en

maatschappelijk leven heeft op beslissende wijze bijgedragen om van de Vlaamse eisen weldra een volkszaak te maken. Wij waren evenwel op dat ogenblik nog vrij ver verwijderd van een volledig en principieel programma van vervlaamsing van ons volksleven. Er werd bij gelegenheid gesproken van een Vlaamse hogeschool, maar aan de stelselmatige vervlaamsing van de Gentse universiteit werd nog niet gedacht, laat staan een ontdubbeling van de hogeschool te Leuven, welke nog vele jaren voor een chimera zou worden gehouden. Men wilde meer ruimte geven aan het onderwijs van en door de moedertaal in het middelbaar onderwijs, maar een algemene

verplichting om het Vlaams als onderwijstaal te gebruiken werd niet als een bereikbaar doel beschouwd. Wat het gerecht, het leger en 's lands bestuur betreft, bleef men vrij algemeen bij hervormingen, die nodig waren voor de bescherming van de burgers en soldaten tegen al te schreeuwende misbruiken. Het zo ingrijpend program van taalregeling, dat door de officiële taalcommissie in 1856 werd ingediend, scheen sedert de brutale uitlating van Rogier

(58)

‘il n'y a plus de griefs flamands’ voor

(58) Charles Rogier,oSaint-Quentin 12 aug. 1800, †Sint-Joost-ten-Node 27 mei 1885, 1830-1831 lid van het Nationaal Congres, 1831-1854, 1856-1859 en 1863-1885 liberaal volksverteg.

voor verschillende arrondissementen, 1831-1832 en 1834-1840 gouverneur van de provincie Antwerpen, tussen 1832 en 1868 herhaaldelijk minister. Voor Rogiers ontkenning van het bestaan van taalgrieven zie zijn verklaringen van 10 dec. 1858 in de Kamer. (A.P.C.

1858-1859, p. 197-205).

(29)

goed uit het zicht te zijn verdwenen

(59)

. De Vlaamse hervormingen, die sedertdien waren bereikt, werden als bij stoten en zonder algemeen plan naar voren gebracht.

Het zag eruit alsof nog lang op deze weg zou worden voorgegaan.

2

De strijd rondom de Gelijkheidswet. Het Nederlands in het Parlement in de jaren negentig

De strijd rondom het wetsvoorstel-Coremans-De Vriendt had evenwel een sterke invloed op de ontwikkeling van de Vlaamsgezindheid van het volk uitgeoefend en de ongewone bijval van de Vlaamse huldedagen, die in 1897 plaats vonden, was er voorzeker voor een goed deel aan te danken. De praktische gevolgen, welke deze hervorming in het onmiddellijke voor het openbaar leven en alvast voor de gewone man konden meebrengen, waren gering. Maar bij geen enkele voorgaande

parlementaire taalstrijd had het Vlaamse volk zo scherp de schampere aanvallen van de Waalse tegenstanders en de miskenning door zijn eigen ontrouwe

vertegenwoordigers gevoeld als bij deze gelegenheid. Het was gewoon geraakt aan de ongemakken van een verfranst regiem, dat reeds meer dan een halve eeuw geduurd had en het was niet in staat om zich een tastbare voorstelling te maken van de stoffelijke en zedelijke verliezen, welke het gevolg waren van deze stelselmatig gewilde achteruitstelling. Maar bij het voorstel van Coremans-De Vriendt ging het om ‘gelijkheid’ en dat verstond ook de eenvoudigste werkman. Niet ieder reageerde met een zelfde vinnigheid, maar een burgerschap van tweede rang was niemand gelegen. Zo

(59) Over deze taalcommissie, bij koninklijk besluit van 27 juni 1856 ingesteld, zie o.m. H.J.

ELIAS, op. cit., II (Antwerpen 1963), p. 283-298 en 320-326.

(30)

hebben het dwaas verzet van sommige senatoren en de onzinnige aanvallen van Vlaamsonkundige parlementairen bij de strijd rondom de Gelijkheidswet meer bijgedragen tot de verlevendiging van het Vlaamse volksgevoel dan in jaren door de eigen Vlaamse verenigingen werd bereikt!

Het jaar 1897 kwam inmiddels ten einde zonder dat de Kamer van de

volksvertegenwoordigers het door de Senaat verminkte voorstel opnieuw in openbare zitting had behandeld. Het verslag van de heer van Cauwenbergh was neergelegd en rondgedeeld, maar met de bespreking scheen geen haast gemoeid. Op 10 februari 1898 werd zelfs de onmiddellijke behandeling geweigerd, omdat de regering verkoos dat eerst een einde zou worden gemaakt met het onderzoek van de begrotingen. Het ongeduld van het Vlaams land sprak elke dag luider uit het aantal van vertoogschriften, welke niet alleen door Vlaamse verenigingen maar ook door gemeenteraden uit het Vlaamse land aan de Kamers werd toegezonden. Bij de Senaat alleen werden er tweehonderd vierentachtig ontvangen. De openbare behandeling van het voorstel, dat inmiddels door de commissie van de Kamer in zijn eerste artikel in meer bijzonderheden was uitgewerkt, begon eindelijk op 9 maart; op 18 maart werd het voorstel zonder verdere wijzigingen aangenomen met 99 stemmen tegen 19 en 4 onthoudingen. Tussen de voor-stemmers waren 81 katholieken en 7 leden van de oppositie; de 4 onthouders behoorden allen tot de linkse groeperingen

(60)

.

De Senaat ging ditmaal met bekwame spoed te werk. Reeds op 5 en 6 april werd de openbare bespreking aangevangen en op 13 april voortgezet na een onderbreking door het Paasverlof veroorzaakt. Zij eindigde op vrijdag 15 april met de aanneming van de wet met 47 stemmen tegen 39 en 3 onthoudingen

(61)

. Meester Edmond Picard

(62)

had zich bij de verdediging van de hervorming door zijn warm pleidooi onderscheiden en ook de Waalse

(60) Zie de A.P.C. 1897-1898, zitting van 18 maart 1898, p.885-899.

(61) Zie de A.P.S. 1897-1898, 15 april 1898, p.301-326.

(62) Edmond Picard,oBrussel 15 dec. 1836 †Dave (Namen) 20 feb. 1924, promoveerde 1860 in de rechten te Brussel, advocaat aldaar, nov. 1894-1908 socialistisch prov. senator voor Henegouwen.

(31)

2 / Gedenkkader met zes lauwerkronen: Frans Van Cauwelaert zesmaal eerste van de klas in Hoogstraten

(32)

senator Poncelet

(63)

oogstte de dankbaarheid van de Vlamingen door de vrijmoedige wijze op welke hij ten haren gunste was opgetreden. Deze zo moeizaam verkregen uitslag werd door de Vlamingen terecht als een gedenkwaardige overwinning gevoeld.

De politieke persoonlijkheden die zich voor het ontstaan en de bekrachtiging van de Gelijkheidswet bijzonder verdienstelijk hadden gemaakt - auteurs, verslaggevers of ministers, maar meer in het bijzonder de eersten, volksvertegenwoordigers E.

Coremans en J. De Vriendt, - werden over geheel het Vlaamse land uitbundig gevierd en toegejuicht. ‘Voor de eerste maal,’ zo riep Adolf Pauwels

(64)

uit op de jubelmeeting welke reeds de dag na de stemming in de Senaat te Antwerpen werd gehouden, ‘voor de eerste maal hebben alle Vlamingen zich geschaard onder één vlag. Nu we onze taalgrondwet hebben verkregen zullen de andere wetten volgen.’

Zoveel optimisme zou nog dikwijls op harde proef worden gesteld, maar de strijdlust van de Vlamingen had intussen een zichtbare aanvuring gekregen. Dit bleek onder meer uit de vinnige twisten tot welke zekere Waalse kandidaturen voor de provinciale verkiezingen die in hetzelfde jaar zouden plaats vinden o.a. te Antwerpen en te Gent hebben geleid. De gezindheid van de verkiezingskandidaten en hun bekwaamheid om zich van de Vlaamse taal bij openbare besprekingen te bedienen, had trouwens sedert de veralgemening van het stemrecht bij de grondswetsherziening van 1893 een werkelijke betekenis gekregen. Reeds bij de eerste algemene verkiezingen die op 14 oktober 1894 op grond van het nieuwe stelsel plaats vonden werden, onder de invloed van de opkomende arbeidersbeweging, enkele vertegenwoordigers naar het Parlement gezonden, die zoals de heer Aug. Huyshauwer

(65)

van Gent zich

(63) Florent Poncelet,oGedinne 26 aug. 1836, †Dinant 12 jan. 1909, promoveerde in de rechten te Leuven, nov. 1894-maart 1907 kath. prov. senator voor Namen.

(64) Adolf Pauwels,oBerchem (Antw.) 12 sept. 1864 †Antwerpen 31 maart 1902, promoveerde 1887 te Leuven in de rechten, tijdens zijn studies zeer actief in de Vlaamse studentenbeweging, advocaat te Antwerpen en als radicaal flamingant en christen-democraat wel vaker

tegenstander van Edward Coremans.

(65) August Huyshauwer,oGent 29 jan. 1862, †ald. 5 mei 1926, typograaf, okt. 1894-1900 kath.

volksverteg. voor het arr. Gent, 1902-1904 en 1908-1926 voor dat van Gent-Eeklo, in 1911 en ook na WereldoorlogIpromotor van de vernederlandsing van de Gentse universiteit.

(33)

slechts op gebrekkige wijze van de Franse taal konden bedienen, of die zoals de stichter van de Christelijke Volkspartij, Priester Daens

(66)

, van het gebruik van de Vlaamse taal in de Kamer een beginselkwestie wensten te maken.

Het gebruik van de Vlaamse taal was tot dan toe zo goed als onbekend gebleven.

Wel hadden Edw. Coremans op 27 november 1888 in de Kamer en Baron de Coninck

(67)

op 6 maart 1890 in de Senaat een korte rede in onze taal gehouden, maar dat was slechts bij wijze van antwoord op een uitdaging van Waalse zijde gebeurd

(68)

. Wel hadden een zeker aantal gekozenen reeds de gewoonte aangenomen bij hun aanstelling de grondwettelijke eed in het Vlaams af te leggen. Bij de samenstelling van de grondwetgevende Kamers van 1892 werden er, in de Kamer, 41 Vlaamse tegen 27 Franse eden en in de Senaat 20 Vlaamse tegen 12 Franse eden door gekozenen uit het Vlaamse land afgelegd; en het kon niet eenmaal gebeuren zonder dat van Waalse zijde geprotesteerd of de spot gedreven werd met deze in de ogen van sommigen vrijpostige handelswijze. Maar verder was men voorlopig met het gebruik van de Vlaamse taal in onze wetgevende Kamers niet gekomen. Edw.

Coremans zelf was, om redenen van opportunistische aard, tegen een stelselmatig gebruik van het Vlaams

(66) Adolf Daens,oAalst 18 dec. 1839 †ald. 14 juni 1907, 1873 priester van het bisdom Gent, 1876-1888 onderpastoor en leraar, mei 1893 stichter van een Christene Volkspartij die hij dec. 1894-1898 voor het arr. Aalst en mei 1902-1906 voor dat van Brussel in de Kamer vertegenwoordigde. (Bij de passage over het principieel Vlaams-spreken plaatste F.V.C. in zijn manuscript een vraagteken).

(67) Charles Leopold Auguste de Coninck de Merckem (baron),oGent 18 juni 1836 †Merkem 7 dec. 1890, mei 1863-dec. 1869 kath. volksverteg. en mei 1878 tot zijn dood senator voor het arr. Veurne-Diksmuide.

(68) Deze Nederlandse redes in het Parlement waren opvallend kort. Die van Coremans in de Kamer, op 27 nov. 1888, was eigenlijk slechts een Nederlandse passus uit een langere redevoering, en gericht tot de Nederlandsonkundige Bara; in de A.P.C. 1888-1889, p. 53 beslaat zij minder dan veertig regels. Senator De Conincks korte rede van 9 maart 1890 is niet meer dan een tussenkomst van tien regels, en dan nog in een ‘flamand de Dixmude, mais avec un accent de Gand’; zie A.P.S. 1889-1890, p. 199.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wat ter wereld ziet God dan toch in de mens, Dat Hij wordt de ‘Man aan het kruis’.. De Farizeeërs samen, ja ze kijken

En Robbetje kon kind zijn met de kleinen; ze danste niet alleen voor; soms, terwijl er even pauze werd gemaakt, wipte ze ineens weer recht en ze begon te dansen, iets anders dan

Maar is de vraag daarmee niet politicologisch? Als politicologie begrepen wordt als de verklarende wetenschap van de politiek,' als politicologen zich van filosofen onderscheiden

Daarmee strekken die hande- lingen van de aannemer immers nog niet tot nako- ming van zijn tweede verbintenis tot (op)levering van het tot stand gebrachte werk: zij hebben enkel

En toen nu de natuur hem toch eigenlijk geen inspiratie meer bleek te geven en hij ook innerlijk niets nieuws meer beleefde, dus noch ‘van buiten’, noch ‘van binnen’ toevoer

Als hij/zij een ernstige fout heeft gemaakt Als hij/zij niet integer is geweest Als inwoners gemeente geen vertrouwen meer hebben Als gemeenteraad geen vertrouwen meer heeft

Andere, kleinere, onderwerpen waarbij ambtenaren wordt verweten hun werk niet goed te hebben gedaan of waarbij zij als incompetent worden bestempeld zijn onder meer:

V RAAG NAAR DE PLAATS VAN DE THEOLOGIE – In dit onderzoek ga ik uit van de veronderstelling dat Heidegger omstreeks zijn eerste keerpunt niet alleen de