• No results found

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe · dbnl"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Emile Seipgens

bron

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe. Hiacinthe, Roermond 1980

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/seip002schi03_01/colofon.php

© 2013 dbnl

(2)

Uitvoeringen in het kader van het eeuwfeest van het ‘Koninklijk Roermonds Mannenkoor’ op 22 - 23 - 29 - 30 - 31 mei 1980 oranjerie Roermond

Personen:

Mathieu Mooren 1e Tenor K.R.M.

Schinderhannes:

kapitein van de ruiversbende

Henri Timmermans Bariton K.R.M.

Hiacinthe:

ein aaj heks, mooder van Schinderhannes

Lambert Zwanenberg Bas K.R.M.

Schwarze Peter:

kastelein van 't ruiverscafé

(3)

Corry Snijders - van Helden

Sopraan Euridice Florenske:

leefste van Schinderhannes, dochter van Schwarze Peter

Vincent Mooren 2e TENORK.R.M.

Belzebub:

de duuvel dae de zeel van Schinderhannes köp

Ignace Ruys Lid K.R.M.

Baer van Rolduc:

ceremoniemeister van geistelikke zake

Jan Evers Lid K.R.M.

Den dauve:

Ruivers:

Lou te Mey Lid K.R.M.

Sjaele Nelis:

Frans van Birgelen Lid K.R.M.

Rooje Driek:

Jack Seuren Lid K.R.M.

Janosj:

Fransje Roncken Anoesjka:

Ruiverinne:

Gita Heynders Lid T.O.R.

Natasja:

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(4)

Verder zinge en sjpele de leje van 't mannekoor en häör dames.

Dames van de Mannekoorleje o.l.v. Mirjam Rosbender Dansgroep:

ontwôrpe en gemaak o.l.v. Renate te Meij Kostuums:

Jo Minten Grime:

ontwôrpe door: Ton Rennings Décor:

Jan Frenken en mannekoorleje Décoruitvoering:

Henk Verbunt, Anton Driessen en Tof Thomassen

Toneel:

Ton Abbenbroek Belichting:

Fons Stijven Changementen:

Hans Ebus en Harrie Wolters Produktie:

Liesbeth Stoks Produktie- en regie-assistente:

Bewerking, teksten en regie: Huub Graus en Jan Huyskens

(5)

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(6)

Korte inhoud van Schinderhannes

Het zijn slechte tijden voor de struikroversbende, die op het einde van de achttiende eeuw het land tussen Rijn en Maas onveilig maakt, omdat een echte leider ontbreekt.

Ruzie en tegenstellingen zijn aan de orde van de dag.

De keuze van de leider wordt overgelaten aan de heks Hiacinthe, die bij de bende een zekere reputatie geniet. Zij beslist dat haar zoon, Schinderhannes, zondermeer voor het leiderschap in aanmerking komt.

Schinderhannes nu is verliefd op de dochter van Schwarze Peter, Florenske, maar hij ontvangt een botte weigering als hij Schwarze Peter, die de hospes van de rovers is, om de hand van zijn dochter vraagt.

In wanhoop doet Schinderhannes een beroep op de duivel om hulp. In ruil voor zijn ziel belooft deze Schinderhannes Florenske te bezorgen, maar ‘hij keert terug na zeven jaren’ om met Schinderhannes ‘ter helle te varen’.

Als intussen Schwarze Peter ervaart dat Schinderhannes hoofdman van de bende is geworden, schenkt hij hem Florenske ‘spontaan’ tot vrouw.

Als de ‘zeven jaren zijn verstreken’ duikt de duivel weer op om Schinderhannes te halen, maar de heks heeft een list beraamd... en de duivel gaat met lege handen terug naar de hel.

... Kom stoten wij samen eens broederlijk aan...

(7)

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(8)

116 jaar Schinderhannes (1864-1980)

De invloed van het Franse toneel is in Maastricht en Roermond - de enige steden in Limburg met een theatertraditie in de 19e eeuw - groot geweest. Niet alleen werd het grootste deel van de opgevoerde werken in het Frans gespeeld (ook door de amateurs), maar ook werd het genre door de Franse opvattingen bepaald. Tot het meest geliefde genre dat gespeeld werd behoorde ongetwijfeld de ‘vaudeville’, het volkse blijspel met tussengevoegde liederen op bekende melodieën.

Voor 't Franse repertoire werd uiteraard geput uit de talrijke bestaande vaudevilles en comedies, terwijl - na 't ontstaan van Momus te Maastricht in 1839 - aldaar regelmatig dialectstukken op het repertoire gaan verschijnen. De dialectstukken waren aanvankelijk niet oorspronkelijk, maar bewerkingen uit 't Frans, Duits of sporadisch uit 't Nederlands.

Ze werden echter wel ‘pasklaar’ gemaakt voor het Maastrichtse publiek, onder bijvoeging van zang en muziek van bekende opera-melodieën, doorspekt met Maastrichtse gezegden en toespelingen op plaatselijke toestanden, zodat ze een oorspronkelijk karakter kregen.

Een paar jaar voordat Emile Seipgens zijn Schinderhannes schrijft gaat in Maastricht (op 10 maart 1861) de première van een oorspronkelijk Maastrichts werk: Jonk bij jonk en auwt bij auwt, een opera-comique in twie akte, van de hand van G.D.

Franquinet, met muziek van V. van Helden.

Het staat vast dat er regelmatig kontakten waren tussen de Société Dramatique et Literaire de Ruremonde en de eveneens liberaal getinte Sociëteit Momus uit Maastricht, en vermoedelijk hebben deze kontakten ertoe geleid dat Seipgens ook eens zijn geluk met het zo succesvolle Maastrichtse genre wil proberen. In ieder geval ontstaat in 1864 de ‘Schinderhannes’ en wordt vanaf dat jaar 't dialect vaste prik op het repertoire van de Dramatique.

De figuur van Schinderhannes en zijn geschiedenis leende zich uitstekend voor een opera comique of te wel opera-bouffe, zoals zulk soort werken in Maastricht werden aangeduid.

(9)

Vermoedelijk heeft Seipgens, die als bierbrouwer veel relaties in het Rijnland onderhield, op zijn zakenreizen de wonderbaarlijkste verhalen horen vertellen over de beruchte en bewonderde struikrover Johannes Bückler, alias Schinderhannes. Aan deze figuur ontleent Seipgens de naam en het milieu voor zijn opera-bouffe. Voorts heeft Schinderhannes met de historische Schinderhannes niets gemeen. De schrijver neemt nog eens het Faustmotief te baat, om de duivel zelf ten tonele te kunnen voeren.

Deze neemt zich de vrijheid - wat kun je van een duivel anders verwachten -om bepaalde gebeurtenissen, aktualiteiten en personen in stad en ommelanden te hekelen of te prijzen. In het jaar 1864 in een stadje, waar de tegenstellingen tussen liberalen en clericalen groeiden, een uitstekende gelegenheid om van je inzicht blijk te geven.

Schinderhannes is in dat jaar vrijwel zeker in besloten kring voor de leden van de Société Dramatique te Roermond opgevoerd, waarvoor hij 't ook uiteindelijk geschreven had. De tekst zoals wij hem kennen uit een gedrukte uitgave van 1871 te Amsterdam, en die vrijwel zeker gelijk is aan de tekst van de oer-opvoering van 1864, staaft ons in deze opvatting.

De tekst en compositie vertoont duidelijk de sporen van haastwerk. Het is niet af.

De auteur neemt in de afbouw van de verwikkelingen in de tweede akte nauwelijks de moeite (en tijd) aandacht te besteden aan de verhouding Schinderhannes-Florenske, en de finale van 't stuk is op z'n zachtst gezegd heel erg mager. Eigenlijk geen werk voor de concenscieuze auteur Seipgens.

Vermoedelijk heeft op die besloten voorstelling de zustervereniging ‘de Liedertafel’

te Den Bosch kennisgemaakt met de Schinderhannes, want volgens de Volksvriend van 23 dec. 1864 is het stuk twee maal ‘met den meesten bijval’ door de Liedertafel aldaar opgevoerd.

Vandaar heeft het werkje ongetwijfeld de weg gevonden naar Amsterdam, waar opvoeringen zijn gegeven door de Limburgse vereniging Limburgia, hetgeen de druk van 1871 verklaart.

Hoe 't ook zij op 2e Kerstdag 1865 volgt een voorstelling - wederom in besloten kring - voor de leden van de Groote Sociëteit, waarna op zaterdag 30 december 1865 het Roermondse publiek voor 't eerst met Schinderhannes kan kennismaken, dank zij de traditionele jaarlijkse voorstelling door de Sociëteit voor de Armen in de zaal van L. van Weustenraad in de Swalmerstraat.

De tekst is - afgezien van de duivel die A.B. spreekt - in dialekt. De voor de hand liggende reden dat de teksten van de duivel in

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(10)

het A.B. zijn gesteld is gelegen in de omstandigheid dat de duivel allerlei aktuele gebeurtenissen, politieke, godsdienstige of maatschappelijke verwikkelingen op de korrel neemt, en deze teksten moesten ook door talrijke ‘Hollanders’ in de stad goed verstaan en begrepen worden.

De roep, die ongetwijfeld van de besloten voorstelling in de Groote Sociëteit is uitgegaan heeft er toe geleid dat - zoals de Volksvriend van 30 december 1865 weet te melden - ‘de lokalen stampvol bezet waren, zoodat, ter gelegenheid van beide vertooningen, het in den wezenlijken zin des woords aan ruimte ontbrak’.

Zoals te doen gebruikelijk worden er in die dagen - noch op programma's, noch in recensies in de kranten - de namen van de schrijver, de componist en de acteurs vermeld. Volstaan wordt met aan te geven ‘eenige heeren kunstminnaars’.

Het toeval komt ons in deze te hulp. Bij de voorbeschouwing van de opvoering van Schinderhannes door de Schmookers in 1912 geeft Limburgsch Belang van 12 oktober 1912 een kort overzicht van het ontstaan van deze opera-komiek.

Aangenomen moet worden dat zij beschikt of althans toegang heeft tot het archief van de oude Société Dramatique, want zij weet te melden dat Schinderhannes op muziek is gezet door de Roermondenaar J. Jung, die overigens in 1872 een nieuw gezelschap in Roermond zou oprichten: ‘Les Amateurs’.

Ook de oorspronkelijke bezetting van de opvoering in 1865 weet zij te melden:

- Jos Verscheure Schinderhannes

- Rob Routs Florenske

- Felix Routs Sr.

Duivel

- Jean Pieters Hiacinthe

- Jos Stienen Schwarze Peter

- Leden van de Sociëteit Allegretto.

Koor der Rovers

Op 5 mei 1867 volgt reeds een heropvoering van ‘Schinderhannes’. De rolbezetting bij de opvoeringen van 1874 was als volgt gewijzigd: Schinderhannes: Oscar

(11)

Schinderhannes heeft vele jaren het repertoire gesierd van de Société Dramatique, die het werk ook buiten Roermond opvoerde, zoals in 1890 voor de Sociëteit Momus te Maastricht.

Na 1898 wordt het stil rond de oude Société. Er is ook een verklaring voor. In dat jaar namelijk richten een aantal leden van de Société Dramatique een nieuwe vereniging op ‘De 10 Schmookers’, die in feite het repertoire van de Société - overwegend kluchtige eenakters in Roermonds dialekt - overneemt. De traditie van de Schinderhannes-opvoeringen wordt dan ook in 1905 voortgezet door de in 1888 opgerichte Roermondse Zang- en Muziekvereniging met opvoeringen op 5 en 6 november in de zaal van de Harmonie aan de Hamstraat. Overigens herleeft de oude Société plotseling in 1909.

Een aankondiging in de Nieuwe Koerier van 10 april 1909 vermeldt uitdrukkelijk dat de Société Dramatique van Roermond - opgericht 1835 - op zondag 25 april 1909 een opvoering zal geven van ‘Schinderhannes’ - opera-bouffe in 2 akten van Emile Seipgens.

‘Roermond’, aldus de Nieuwe Koerier van 27 april 1909, ‘heeft weer zijn oude Schinderhannes kunnen zien. Men had nog de herinnering bewaard aan de dagen van weleer, toen deze opera-bouffe het successtuk was van het repertoire van de Dramatique. Als een stukje geschiedenis van het oude Roermond leefde dat alles voort en werd overgeleverd aan volgende geslachten.

Nu moest heel Roermond dan ook Zijn Schinderhannes zien.

De harmoniezaal, waar ieder zijn klein plaatsje toegemeten kreeg, was geheel bezet. Dagen te voren was reeds een tweede opvoering noodzakelijk gebleken om onze ingezetenen niet teleur te stellen.

De S.D. had een dankbaar publiek, dat haar een enorm succes bezorgde. Bij hun verschijnen reeds viel aan de oude acteurs een uitbundig applaus ten deel. Een bijzonder succes had Mej. M.R., die als Florenske optrad’.

De hoofdrollen werden - blijkens een voorbespreking - gespeeld door Felix Routs, Laurent Routs, Henri Timmermans, Oscar Claus en Mej. Mia Routs.

De recensie besluit alsvolgt: ‘We hopen dat de herleefde Dramatique thans niet opnieuw op hare lauweren gaat rusten, al heeft zij er nog zoveel behaald’.

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(12)

Tableau de la troupe 1939

(13)

Op 13 oktober 1912 geven De Schmookers - met welwillende toestemming van het Dramatisch Gezelschap, zoals de annonce vermeldt - een opvoering van

Schinderhannes in vrijwel dezelfde bezetting van 1909.

Limburgsch Belang zegt over de opvoering ondermeer het volgende: ‘De types en de costumes waren vrijwel dezelfde gebleven; deze zouden ook moeilijk te verbeteren zijn; de personen hadden echter gewisseld.

Een jonger geslacht verscheen op de planken. De oude Belzebub heeft plaats gemaakt voor den jongen en het mag wel als een bijzonderheid worden vermeld, dat het een echt familielid van den ouden was en deze zijn oom en zijn vader alle eer aandeed.

Het was een duivel van de echte soort’.

De begeleiding verzorgt het Roermondsch Salon Orkest o.l.v. J. Drijkoningen.

In december 1916 is het weer de beurt aan de Société Dramatique. Het andermaal optreden onder de oude naam met twee voorstellingen van Schinderhannes - ‘het klassieke stuk der Société Dramatique’ - heeft ongetwijfeld een bijzondere reden.

De recensie vermeldt: ‘Den Veteraan der Dramatique, die eer de rol van Schwarze Peter vervulde (Laurent Routs) werden onder luid applaus eenige kransen

aangeboden.’

Verdere opvoeringen van Schinderhannes worden in de twintiger jaren - met de familie Routs als belangrijkste leverancier voor de hoofdrollen - gespeeld door Pierre Lommen (Schinderhannes), Leentje Cleef (Florenske) en Harry Jeurissen (de duivel).

De eerste uitvoering na de oorlog vindt plaats op 26 augustus 1950 en wel in de tuin van het Harmonie-paviljoen, en wordt daarmee de eerste opvoering van de Schinderhannes in de openlucht.

Een aktie voor het Instrumentenfonds van de Kon. Harmonie is aanleiding tot een zevental voorstellingen van de Schinderhannes in de tuin van de Harmonie in de zomer van 1954. De bezetting is geheel verjongd. Van de oude garde speelt alleen nog Pierre Lommen (Schwarze Peter) mee. De overige bezetting bestaat uit Wullem Allers (Schinderhannes); Paula Tulfer (Florenske); Toine van Bergen (duivel) en Frans Thijssen (heks).

De muzikale leiding berust bij Theo Reynaerdts: de regie voert Driek

Raedemaekers. Om het slot van de eerste akte aantrekkelijker te maken én ook om het geheel wat meer tijdsduur te geven voegt

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(14)

Driek Rademaekers er in 1950 de inmiddels bekend geworden ‘C'est L'amour’ aan toe. Overigens een geheel orginele vondst van de regisseur was het niet. De muziek van de ‘Saltimbanques’ was reeds in 1906 gebruikt door Harry Flowerson

(pseudoniem van Harrie Bloemen en Guillaume Maxiem (Max Guillaume) voor hun operette ‘Sempre Crescendo’, gecomponeerd bij gelegenheid van het 12½-jarig voorzitterschap van Jhr. van Aefferden van de Kon. Harmonie op 29 en 30 december 1906. En ook het refrein voor het koor doet wat de tekst betreft heel bekend aan:

Harmonie: is de schpil wo hiej alles om drejt, Harmonie: blief oos wachwaord in leef en in leid.

Harmonie: hilt in vrundjschap hiej alles bie-ein.

Harmonie: is en blief hiej bie os nommer ein.

Veertien jaar lang moet Roermond vervolgens wachten op nieuwe opvoeringen van Schinderhannes. Bij gelegenheid van het afscheid van Réné Höppener als

burgemeester van Roermond vinden op initiatief van het Kon. Roermonds

Mannenkoor op 26, 27 en 28 juli 1968 opvoeringen van Schinderhannes plaats op de zonneweide te Hattem. Ook nu is de bezetting wederom geheel verjongd: Mathieu Mooren speelt Schinderhannes; Annie van Ooteghem-Sijbers is Florenske; haar man Ben van Ooteghem de duuvel; Lambert Zwanenberg Schwarze Peter en de heks komt in handen te liggen van een kleinzoon van de heks uit vroegere roemruchte jaren:

Henri Timmermans. De regie voert Rein Creemers. De algemene muzikale leiding ligt in handen van Jan Hupperts, dirigent van het Kon. Roermonds Mannenkoor, terwijl Theo Reynaerdts het orgel bespeelt.

Met de opvoeringen van 1975 wordt een lange traditie in Roermond voortgezet, al blijkt uit de historie nergens dat het een traditie van zeven jaren dient te zijn... al zingt de duivel ook: Ik kom hier terug na zeven jaren...

Over het aantal opvoeringen van Schinderhannes kan men slechts gissingen maken.

Ik weet niet hoe publikaties in de pers in het jaar 1968 aan totaal ruim 250 opvoeringen komen. Als we stellen dat in de 116 jaar sinds het ontstaan van Schinderhannes er in totaal rond 125 gegeven zijn, zitten we er - dunkt me - dichter bij... Maar ja, het is de geest die levend maakt...

Aldus Harrie Schillings

bewerker en regisseur opvoering 1975.

(15)

De betekenis van de ‘Schinderhannes’ ligt niet in het werk zelf, maar in datgene wat het in de Roermondse samenleving losmaakt aan nostalgie en traditie.

In de tijdspanne van ± 7 jaar, groeit steeds weer de behoefte ‘Schinderhannes’ te beleven.

Bij de bewerking voor de uitvoeringen van 1980 is het bovenstaande ons

uitgangspunt geweest. Seipgens zal nooit vermoed hebben dat zijn haastig geschreven werk uit 1864 zo'n lang leven beschoren was. Bij de bestudering van de

oorspronkelijke teksten verbaasde ons de vaak onverwachte en onlogisch elkaar opvolgende taferelen. Een probleemstelling, karakterontwikkeling en onderlinge relaties van de hoofdfiguren waren nauwelijks te ontdekken. Ook de gekozen melodieën en tussenspelen sluiten vaak niet aan bij de inhoud van de teksten. Toch realiseerden wij ons dat het hier ging om een ‘opera-bouffe’. ‘Een persiflage op de echte klassieke opera’. Het ‘opera-bouffe-idee’ en de gegroeide tradities hebben wij gehandhaafd en zelfs versterkt. Om het voor de toeschouwer anno 1980, ‘zonder voorkennis’ mogelijk te maken de ontwikkelingen op het toneel te volgen hebben wij gesproken dialogen toegevoegd. Deze dialogen moeten duidelijkheid brengen in de problemen, de oplossingen, het tijdsbeeld en de onderlinge relaties.

Gelijktijdig met het verhaal is ook de muziek opnieuw geordend en gearrangeerd en in een nieuwe partituur vastgelegd, in opdracht van het Koninklijk Roermonds Mannenkoor. De resultaten van de muziekbewerkers Jan Hupperts en Jan Theelen kunt U beluisteren op een dubbel-elpee die gelijktijdig met de life-uitvoeringen zal verschijnen. Geheel in de lijn van onze opvattingen over ‘Schinderhannes 1980’ zijn dekor, belichtingen kostumering gekozen.

Wij hopen dat de totale restauratie van dit werk een hernieuwde aanzet zal zijn voor de jeugd om ook in volgende generaties de Schinderhannes-traditie voort te zetten.

Roermond, mei 1980 Huub Graus Jan Huyskens

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(16)

Tableau de la troupe 1968

(17)

Emile Seipgens (1837-1896)

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(18)

Emile Seipgens (Roermond 1837 - Leiden 1896)

Emile Anton Hubert Seipgens werd op 16 augustus 1837 te Roermond geboren als zoon van Hendrik Seipgens, die in de Jezuietenstraat een bierbrouwerij exploiteerde, en van de uit Heumen afkomstige brouwersdochter Theresia van den Broek.

Door zijn ouders voor de geestelijke staat bestemd studeerde hij aan het

Bisschoppelijk College te Roermond en vervolgens te Rolduc. Na een jaar verlaat hij Rolduc en wil vervolgens een academische opleiding in letteren en wijsbegeerte gaan volgen.

Zijn vader is echter hevig gekant tegen Emiles plannen en beslist dat hij tot notaris zal worden opgeleid. Op het kantoor van notaris Guillon geplaatst om praktische ervaring op te doen, blijkt al snel dat Emile ook niets voor een notariaat voelt. Zijn vader neemt hem dan maar bij zich in het bedrijf.

Emile, op 17-jarige leeftijd begonnen met dichten, is inmiddels lid geworden van het letterkundig genootschap ‘De Lelie’, die in 1858 een bundel publiceert waarin ook werk van Seipgens is opgenomen. Ook is hij inmiddels lid geworden van de Société Dramatique et Literaire de Ruremonde, opgericht in 1835.

Het is voor deze Société dat hij zijn eerste stukken schrijft: Schinderhannes (1864);

Eine Franse Kreegsgevangene (1871) en De letste schlaag of Vrije Verkiezingen in Limburg (1872), benevens een aantal kluchtige éénakters.

In 1874 gaat hij op zeven en dertigjarige leeftijd (hij is dan inmiddels vader van vier kinderen) aan de universiteit van Göttingen Duitse taal en letteren studeren. Na een jaar reeds is hij zo ver dat hij met goed gevolg het Nederlands examen Duits M.O.

kan afleggen. Hij wordt vervolgens leraar te Zutphen en Leiden (1883), waar hij tot zijn dood in functie zal blijven (1896).

Behalve de genoemde werken voor de Société publiceerde Seipgens schetsen en novellen in verschillende Nederlandse bladen en tijdschriften (De Gids, de Almanak van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, de Kunstkroniek, de Amsterdammer e.a.) en schrijft voor het grote toneel: De Watermolen aan de Vlierbeek (1875);

Philips van Artevelde (1875); Rooie Hannes (1888).

(19)

Voorts verschenen van zijn hand: De kapelaan van Bardelo (1880); Uit Limburg, novellen en schetsen (1881); In en om het kleine stadje, Limburgse schetsen en novellen (1887); Langs Maas en Geul (1890); Jean - 't Stumke-Hawioe-ho (1893);

Een wilde Rozenkrans (1894); en het posthuum verschenen Daniël (1897).

Seipgens, een productieve schrijver, wiens werk literair gezien op een goed, vaak zelfs op een hoog peil staat, is tot op heden in zijn geboortestad weinig geëerd.

Tableau de la troupe 1876

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(20)

Schinderhannes

Eerste bedrief

No. 1 Introduksie en koor van ruivers

1

Amis, la matinée est belle!

Mer euveral is sjlechten tied.

Veer mótte rouve, maorde, sjtaele Want neemes guf ein duit krediet.

Duks geine cent meer op de tes.

Nieks óm of aan 't lief.

Het beervaat laeg, nieks in de fles.

Half it me zich mer sjtief

En daobiej belasting veur inkóms en bedrief. (bis) 2

Mer zo kan det neet langer blieve, Ein eerder sjteult veur zich allein.

Veer mótte ós neet langer kieve En keeze ein Kapitein,

En dae det waerd, dae haet pordju, Ein heel grote eer!

Dae guf aan ós sjarmante luuj Ei vaat lager beer.

Dan drinke veer nog ins lekker mit plezeer. (bis) Sjoon gezònge - werkelijk sjoon!

En precies wiet geer zèk,

Sjlechte tied, nieks op de tes - nieks om of aan 't lief Maar here, det höb geer aan uch zellef te wiete.

Waat hiej ontbrik is eine sjterke handj, Eine klaore kop, eine man mit couraasj!

(21)

Bravo Peter, Zêk ze maar ins de waorheid.

Veer vrouwe kinne zorge det nog get op taofel kump, Veer zeen 't die zorge veur oos erm bleutjes van kienjer.

Zo mager wie brood zeen ze en nieks aan de vot.

Ze höbbe nog gein kleijer ôm vanaovend mit te doon...

En waat doon die lapsjwens, det sjtelke ongewasse bataviere, nieks angers es wazele euver vreuger, Grauw moppe vertelle - en zoepe bei dich in de kroeg.

Ho, ho dame.

Mien etablissement is gein kroeg, Maar eine herberg.

Ich weit, 't haedt baeter tieje gekind En nobeler volk euver de vloer gehad, Maar ein kroeg is 't nog làng neet.

Geer waert door mich en mien dochter Florenske Altied keurig bedeend.

Trouwes es ich bekiek waat hiej nog op de lat sjteit, kôs ich auch ‘Hanze-bank’ baove de deur zitte.

Gaef ze nieks meer Peter, dan gaon ze waal aan 't werk, Waat waas det vreuger toch sjoon,

zônne echte aajerwetse roufeuverval bie ein of angere rieke sjtinkerd.

Dao waerde gesjaote en gevòchte en taege de morge kwame ze mit ein flinke buit nao hoes.

Of neet natuurlijk, dao zeen ruivers genôg.

die nooit meer toes zeen gekòmme.

Die zeen gekrepeerd in 't kasjot, of opgehange, Of dao, wie Sjaele Nelis, veur 't laeve kreupel gesjlage.

Vertel ze maar ins Nelis, waat de here van 't gerech zich allemaol laote invalle om eine aan 't kalle te kriege.

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(22)

Ich höb ze heure jànke van de pien, as ze de doemsjroeve aandreide.

Ich höb ze heure baeje en vlooke op de pienbank.

Mich höbbe ze alle röbbe en knäök gebraoke, en bie gebrek aan bewies weer laote loupe.

Veur mich hoof 't neet meer, maar as geer weer ins op paad gaot jònges, bedink dan good, waat geer doot.

Zorg op de eerste plaats veur eine leider, precies wie Peter zaet: ein sjterke handj, eine klaore kop, eine man mit couraasj!

Here ruivers, moog ich ein moment sjtilte, Wiet geer heurt is auch Nelis van meining, dat hie ein sjtèrk figuur ontbrik.

Zòl 't neet meugelik zeen om oet os midde, Eine man te keeze, dae dees hoogsbelangrieke funksie geit bekleije?

Es 't maar eine knappe, flinke bink is!

Eine wo-se ins taegenaan kins leune.

Och hèt weer; Wo dèt al neet aan dink.

‘eine flinke bink wo-se ins taegen aan kins leune’

Mòsse die aaj doos heure.

Dames, dames, gein herrie.

Eine houfman keeze is ‘Männersache’.

Haajt geer d'r uch estebleef boete.

Volges mich is hiej eine man, dae genòg postuur haet Veur dees funktie.

Geer kint Janosj es eine man van sjtaol, Dae väöl ervaring haet in 't berouve van aafgelaege boerderieje,

aafgezeen daovan is hae vriegezel en sjpeelt viool.

(23)

Volges mich waas hae waal fout in de oorlog.

Waat zès-ze, Wiezo???

Doe hats wie ich höb heure zegge, Twee duitse herders

Of waat te dinke van oze grote vrundj Bair van Rolduc.

De gròtste intellectueel van de bende, Eine man mit köpsje, köpsje.

In ziene jonge tied sjtudeerde hae op Rolduc veur keplaon en wie geer allemaol wèt:

Kan hae de pien aafbaeje.

Hae haet uch allemaol sjtök veur sjtök van ein of anger lichamelijk mankement aafgeholpe.

Brandjwonje, koppien, tandjpien en pien in de rök, haet t'r uch aafgebaejd.

Jao, en mich haet t'r de ganse beurs laeggetouverd.

Nieks t'r van, hae is good es medecienman, maar neet es houfman.

No. 2

Ich weit waat veer mótte beginne:

Laot ós nao Hiacinthe toe gaon.

Die heks zal det dräödje waal sjpinne En eine toet opperhuit sjlaon.

Dae òs altied wies wo to braeke.

En ós mit couraasj geit veuraan.

Kóm, laot ós die heks noe gaon sjpraeke, Mer zeet precies kump zie dao aan.

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(24)

No. 3

Strooien hoed, (bis) van zeve cente (bis) Strooien hoed, (bis) van zeve cente Die staat zo goed.

No. 4

Veer wisten neet waat te beginne Veer meinde nao uch toe te gaon, Det geer waal det dräödje zólt sjpinne En eine toet opperhuit sjlaon:

Dae ós altied wies wo te braeke En ós mit couraasj geit veuraan, Veer meinde uch prónt te gaon Sjpraeke Precies kwaamt geer toen dao her aan (bis)

No. 5 Solo

Geer zeet ein truupke om te regere!

Och dao kruuts me zich waal van.

Mer wil ich uch de waorheid lere?

Bie uch is neet de waore man.

Wilt geer serjeus eine kapitein?

Dan zegk mich jao, of zegk mich nein!

Jao, jao, jao, enz.

Dan gaon ich uch Schinderhannes haole Zeet sekuur, dae kint de sjmik.

Dan kónt geer uch neet meer verdaole, En krieg geer aldaag krinte-mik Ein ballotaasj is neet vandoon, Es ich uch zegk: 't is miene zoon.

Nae, nae, nae, nae, enz.

(25)

Waat heur ich, höb geer eine zoon?

Eine zekere Schinderhannes?

Nooit van geheurd.

Nooit van geheurd.

Hae is al jaore op 't Duits, bie de bende van Gladbach Aaf en toe kump hae, midde in de nach nao mich, zien aaj moder.

Dan sjleup t'r soms twee daag aan ein sjtök.

Soms sjwurf hae ein paar daag hiej rondj, Wo der es kiendj gesjpeeld haet.

Maar aeve geruusloos es hae kump, Is t'r auch weer vertròkke.

En zol dae zoon van uch genaege zeen, De leiding van dit gezelsjap op zich te naeme?

Es ich hem det vraog, duit t'r det.

De lètste keer det ich hem zoog,

Leet hae al doorsjemere, det hae terök wol kòmme.

Ich geluif det t'r ein vrouw in 't sjpel is.

Zo gauw hae weer opduuk gaef ich uch dit teike:

Leef Hiacinthe, geer höb ós enorm geholpe.

Mit eure zoon es houfman höbbe dees luuj weer toekoms Florenske; maak de pöt ins vol.

Veer höbbe get te viere.

No. 6

Noe zinge veer, noe drinke veer, noe laote veer, 't hem litse Make ónsjöldig get laege óngerein,

Al sjlaon veer auch vanaovend eine sjtool of zeve klein.

Veer zólle waal betale, dan blieve veer biej-ein!

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(26)

Ei glaeske beer Geer ruivers in koor Remunjsen drank Dae laot ós mer drinke Ei good glaas wien Is auch gei sjlech voor Mer ei good glaas beer Det geit d'r mit door Ei glaeske beer Veer ruivers in koor Remunsjen drank Dae laot ós mer drinke Ei good glaas wien Is auch gei sjlech voor

Zeet, z'n glaas beer, det löp zo zaag nao binne, Det duit altied mie buukske jao zo good;

En is 't laeg, waem leet het neet ins winne?

't Water löp waal weg, mer 't beer geit in 't blood.

Ei glaeske beer, enz.

No. 7

Och waat veul ich toch hiebinne.

Och waat drök mien hertje weer Waat mós ich toch gaon beginne Zoog ich hem ins nooit neet meer?

'ch Kós al döks zo get verweije 'ch Zoog het waal zo euver 'n ziej.

Mit hem nog get op te dreije Zoot d'r zich op ziene kniej.

Och Heer, och Heer, Zoog ich hem ins neet meer!

Dan kan ich neet langer laeve, Kreeg ich mienen Hannes neet, 'ch Mót aan hem mien hertje gaeve Angers sjterf ich van verdreet.

(27)

No. 9 Duo

Mer mie vader wet 't neet Waat noe te beginne?

Leever eer ich dich verleet Ging ich van mien zinne.

Mer det kan jao niks make.

Es d'r auch ins keef, Ich zal dich nooit verzake Doe bös mich väöl te leef!

Och dao kump mie vader haer, Waat geit noe passeere?

Hae is auch nog geine baer, 'ch Zal 'm waal mores leere

No. 10 Trio

Schwarze Peter, zègk mich gauw Wie 't mit oos vriejazje sjeit!

Nooit kriegs doe mien kiendj toet vrouw, Zuug, noe höbse mien besjeid

Wètse 't noe?

Want get al te min bös doe!

Vaderleef,

Gaeft hem mich toch estebleef!

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(28)

'ch Had ze toch zo geer gehad, Zègk, waat höbs doe taege mich?

Doe bös mich get al te plat En de boesje faele dich.

Det zègk ich,

Jao de boesje faele dich.

Vaderleef,

Gaeft hem mich toch estebleef!

Alle laege op ein inj,

Dien Florenske sjafs doe mich!

Es ich auch d'n dood hiej vinj, Det is geine kos veur dich!

Det is good!

Det betaals doe mit dien blood!

Vaderleef,

Gaeft hem mich toch estebleef!

No. 11 Solo

Doe geis mit nao hoes toe En leets mich dae kaerel loupe.

Doe geis mit nao hoes toe En kieks hem neet meer aan.

(29)

No. 12 Aria

Nae det is ongepermieteerd Mich mit afronte aaf te wieze, Mer dao weurd hem noch ins geleerd Det d'r te doon haet mit eine vieze;

't Bès is, ich maak noe neet väöl kal En in de plaats van hem te wörge, Zjwaer ich det ich op eedre val Mit häör nao Gladbach toe zal sjörge.

Mer veur zo'n importante daod Dao bringk de nach ós altied raod.

No. 13

Zoekt gij de duivel, dat ben ik...

Ik ben vandaag zo in mijn schik:

Ik ben eens gauw de hel ontvlucht, Pouah! ik zweette daar geducht...

? ? ?

Maar Hannes heb ik 't liefst van al...

Hem krijg ik stellig in de val En zeker raakt hij mij niet kwijt Voordat hij in de appel bijt...

No. 14 Duo

Vous qui reposez sur cette froide pierre, Eveillez vous!

Qui trouble mon sommeil?

Comment, c'est vous compère?

Comment vous portez-vous?

Wie des-te zuus, mager en gezóndj.

Zegk mich ins gauw, waat kums ste doon?

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(30)

Ik kom U mijn hulpe bieden.

Op konditie als 't U blieft.

Ik kan elk geheim bespieden, Waarde vriend ge zijt verliefd.

Gij mocht aan elkaar behagen Bij Florence is alles klaar.

Gij gingt straks het jawoord vragen.

Maar papa maakt groot misbaar!

Is 't niet waar?

Ja, 't is waar

Haar papa maakt groot misbaar!

Laat mij nu die zaak eens drijven, Ziet, dat valt in mijne stiel.

Wilt Uw naam hieronder schrijven, Gij verkoopt mij lijf en ziel.

Ik zal U Florenske geven, Maar 'k haal U na zeven jaar, Zolang moogt ge blijven leven.

Dan is alles kant en klaar.

Is dat waar?

Is dan alles kant en klaar?

Ja, 't is waar!

Dan is alles kant en klaar!

No. 16

Ich höb mich ongersjreeve, Mer bring nao zeve jaor,

Door in Florenske mich te verleeve Mie lief en zeel in groot gevaor.

(31)

Ik kom hier terug, na zeven jaren, Dan moet gij met mij ter helle varen.

En nu adieu, houdt u steeds wel,

Als ik weerkom/gij weerkomt moet gij/ik met mij/u naar de hel

No. 17

Doe priej, waar höbse noe gedaon?!

Ich mós dich op die wames sjlaon!

Dae zjwarte költ dich woos doe sjteis, En kump dich aan dien zeel en vleis. (bis) Ich had dich auch det kiendj gebrach, Hads doe et mich mer eer gezach, Mer wach ich haol ze dich nog vaort Dao-op gaef ich mien heksewaord. (bis) Ich weet eine ruiverstroep biej-ein, Daovan is Peter kastelein,

Ich maak dich kapitein daovan Zodet d'r 't dich neet weigere kan. (bis) En kump d'n duvel hiej terök,

Dan jeuk hem lang nog ziene rök, Es hae kump vraoge nao dien zeel Dan veult d'r miene bessemsjteel.

Es hae kump vraoge nao dien zeel Dan houw ich hem eine sent diek zjweel.

No. 18

Of ich wil of neet, ich zal 't mótte doon:

Ruivershuitman pas bie heksezoon,

't Sjoonste waat ich wins, waerd dan auch volbrach, Want Florenske kump dan in mien mach,

Waat ich wil of wins, kan ich dan voldoon, Ruivershuitman pas biej heksezoon.

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(32)

No. 19 Koor

Veer zeen noe hiej biej-ein. Wo is oze kapitein?

Gaef ós naat oet 't vaat, van de kastelein!

Laot ós noe ins lekker drinke En op zien gezondjheid klinke,

Veur 't eerst hiej biej-ein, mit de kapitein.

No. 20 Solo

Ich wil uch hiej bie mienen Hannes bringe, Zeet euvertuug, hae duit zien zakes good, Zeet euvertuu, hae duit zien zakes good,

Numt uch in ach, hem veur ziene kop te sjpringe, Hae is neet mak, hae is mien vleis en blood.

Ich höb hem zelf zien börgersjool gegaeve, Halt hem noe auch, altied in eer!

Ich, zie mama, waak euver zie laeve:

Doot geer hem get, dan doon ich uch nog meer!

No. 21

Heurt hiej, heurt hiej, ich verklaor mich bereid, Van jóngs-aaf-aan door de miense versjtoote, Zal noe mienen erm häöre sjrik nog vergroote, Dae wo-d'r kan häör mit sjoevering sjleit!

Geer hoof noe niks meer te begaere, Ich zal uch wieze wódet geer mót gaon.

Heurt mienen eid, ich zal 't uch zjwaere, Uch toet den dood biej te sjtaon.

‘Heur Belzebub, heur deez wäörd mich hiej sjpraeke, Eer ich mie waord aan de bende zal braeke,

Sjleip mich dan vaort mit de haore van kantj

(33)

No. 23

Kapitein, had ich 't mer gewete,

Ich had uch dan vaort mie kiendj gebrach.

Ich had uch zoväöl auch neet verwete, En die graovigheid auch neet gezach.

Laot ós same, blieve laeve,

Want veur uch vergeet ich gaer mie blood, Och geer mót 't mich vergaeve

Want ich mein 't toch zo good.

No. 24 Duo

Mädel rück, rück, rück an meine grüne Seite Ich hab' dich gar so gern

Und mag dich leiden.

Ich had dich auch so gern Wirst bei mir bleiben

No. 25

Koor (Ruivers)

Noe höbbe veer eine kapitein, Gekaoze sinds zo-aeve, Haolt noe flambouwe, groot en klein Laot ós hem allemaol bie-ein Ein serenaad gaon gaeve!

No. 26

No. 27

Als ik eens del hel uitkom, Dan heb ik nog goede dagen 'k Spook dan over 't aardrijk rond, Tracht de mensen wat te plagen, 'k Neem dan alle list te baat En verheug mij in 't kwaad.

?

?

?

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(34)

No. 28

Noe des te bös gekaoze Kriegs toe ein serenaad, Doe höbs ós aan de haoze Veer kómme aan die naat!

Gaef ei glaeske lekker wit, Gaef ei glaeske lekker rood Wo det vuur en pit in zit En ós geit in 't blood!

Gaef ei glaeske lekker wit Gaef ei glaeske lekker rood

Gaef ei glaeske lekker, lekker, lekker, lekker rood!

No 29 t/m 34: Toegevoegd in 1950 door Driek Rademaekers

No. 29

Wien kint geer kriege, Wien wit en rood

Van de herkóms zal ich mer zjwiege Mer sjmake zal hae uch aeve good.

Viert mit mich broelof Toet 't morgerood!

Laot sjónk en flaaj uch sjmake En aet en dans allemaol mer ins good.

No. 30

Tijdens deze dans ‘huwelijksinzegening’

door Baer van Rolduc

‘Quod ergo Deus conjunxit homo non separet’

Waat oos-leef-heer verbònje haet, zit veur eeuwig vàs.

(35)

in riekdom en ermooi;

bie gezòndjheit en krankheid.

Florenske, nums doe Schinderhannes

toet diene man en blief-se hem veur eeuwig troe?

Schinderhannes, nums doe Florenske toet dien vrouw en zal-se good veur hem zorge?

Leef Hiacinthe, jank maar neet.

Geer höb geine zoon verlaore, maar ein dochter d'r bie gekrege en veer haope, det eur naogesjlach aeve talriek zal

zeen wie de knien in 't veldj en de neut aan de buim.

En laot ich dees plechtige ceremonie besjloete mit de biebelse sjpreuk:

VINUM - PANUM!...

... AAN 'M!

No. 31

Waat kan 't sjoonder gaeve Es veer es man en vrouw, Aan dich beheurt mie laeve, Ich blief dich altijd troew.

De pries veur dich gegaeve Is neet de meujte waerd

Mien hert, mien zeel, mie laeve, Veur dich de ganse aerd!

No. 32

‘C'est l'amour’ des de sjpil wo hiej alles om dreijt,

‘C'est l'amour’ zeen de wäörd die ein eder versjteit

‘C'est l'amour’ blief besjtaon toet de waereld vergeit

‘C'est l'amour’ die Florenske en Hannes vereint.

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(36)

No. 33

't Gelök is mich besjaore Det ich dich höb es man, Ich haop nog heel väöl jaore Det ich dich minne kan.

En kómme sóms de zorge Es sjaduw óm oos erf Dan veul ich mich gebórge In diene sjterken erm.

No. 34

‘C'est l'amour’ des de sjpil wo hiej alles om dreijt,

‘C'est l'amour’ zeen de wäörd die ein eder versjteit

‘C'est l'amour’ blief besjtaon toet de waereld vergeit

‘C'est l'amour’ die Florenske en Hannes vereint.

No. 35

Och... kóm mien kienjerkes, Kóm mien kienjerkes, kóm, Det duit mich good vandaag!

Ich waer nog grootmama INJ EERSTE AKTE

(37)

Opvoering 1968

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(38)

Tweede bedrief

(zeve jaor later)

Ouverture

Noe help mich ins.

Wo mit?

Mit prakkezere!

Octaefke, de zoon van Schinderhannes waerd morge zeve en veer höbbe nog altied gein kedoo.

Waerd dae al zeve, wo geit de tied haer?

Veer höbbe hem altied sjoon sjpulle gegaeve:

Eine sabel, ein windjbuks en wie d'r zès waerde, eine ponnie.

De zoon van oze kapitein mòt auch sjoon sjpulle höbbe, dae kinne veer neet de eerste de beste pòngel in de henj duuje.

Mer waat det menke dìt jaor mòt kriege, weit ich auch neet.

(39)

Kyrie eleison, Heer, wo mòt det haer?

Ein kedootje veur ein kiendj van zeve

is al ein probleem. Det kump door de riekdom.

Geer gaef oet eur beurs, mer neet oet eur hert.

Oorlogstuug in plaats van sjtichtelijke lectuur.

Sodom en Gemorra, ich ruuk 't ònheil.

Waat ruuk oze pater noe weer?

Och Peter, laot dae kwakzalver maar.

Hae is bang det hae get mòt bieligke veur de kedoo van diene kleinzoon.

Dan gaef ich 't döbbele, Estebleef 25 piek van Opa, koup hem maar get duurs. En geer jònges krieg al eine pils op verdach.

No. 1

Dao kump d'r, (bis) griep gauw nao lans en zjwaerd, Dao kump d'r, (bis) dao kump d'r haer te paerd!

Mer hae haet weer get in zien huit Want zeet ins waat er triestig duit!

Dao kump d'r, (bis) dao kump d'r haer te paerd!

No. 2 Duo

Waat höbs ste weer in diene kop, Kóm leever ins mit klinke!

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(40)

Ich kan 't neet, ich krieg 't neet op.

Blief geer mer sjtilkes drinke.

Doe wèts waal, waat mich triestig maak.

Preuf mer ins wie det beerke sjmaak!

Kóm löstig op, zit 't oet diene kop En laot ós same drinke!

No. 3

Le vin, l'amour, le vin, l'amour, les belles;

Voilà, voilà, voilà nos seuls plaisirs (bis).

No. 4

Kóm jonges noe raapt uch ins gauw weer bie-ein En gaot mer get traeje en laot mich allein Geer wèt ich bevinj mich in 't grootste gevaor, Want noe zeen versjtreeke die zeve gooj jaor Ich mót mich bedinke waat det ich gaon doon, Mer zeet geer de Heks, sjik ze bie häöre zoon Noe gaot auch mien kienjer en doot ins eur bès, Mesjien zeet geer hiej Schinderhannes veur 't lès Mer köl ich den duuvel, ónthaaj 't dan maar Dan höb geer vriej drinke, daoveur aan de baar.

No. 5

Laot ós oetgaon óm te sjtaele Want oos geldj vermindert braaf!

Om ós neet lang te vervaele Sjtruipe veer de boere aaf.

(41)

D'r duuvel zal neet lang meer blieve, Verdreijd die zeve jaor zeen óm.

Ich gluif det grepke zal neet douge, Hae kump mich dit keer aan mie laer...

Mer es ich good kiek oet mien auge } (bis) Dan kump hae dao perseunlik haer } (bis)

No. 7

Wel, vriend Hannes van voor dezen 'k Zie gij zijt nog de oude klant.

Maar wil hier eens even lezen Wat gij schreef met eigen hand.

Uit de datum zal 't U blijken Waarom ik vandaag juist kom, Zeven jaren gingen strijken, Heden is die tijd dus om.

Moog'lijk hebt ge horen kikken Dat die reis gevaarlijk is,

Maar wil toch daarvoor niet schrikken Ik verzeker U, 't is mis

Gij behoeft voor niets te schromen, Gans eenvoudig is die vaart, Om gemakkelijk daar te komen, Houdt ge mij maar bij den staart.

Maak U aanstonds dus reisvaardig En kus gauw Uw vrouw vaarwel.

Ge zult zien 't is niet onaardig Ja, zelfs prettig in de hel.

Daar is alle slag van mensen Dagelijks komt een trein of tien Meer dan Gij zoudt kunnen wensen Zult g'er oude kennissen zien.

? ? ?

Maar 'k herinner mij zo-even, Wat mijn hart met vrees beklemt, Dat 'k U een plaats in 't hok moet geven Dat voor Roermond is bestemd.

Nu moet ik eens gauw gaan kijken Of daar nog wel plaats in is.

Want van alle helse wijken Is 't daar het volst gewis.

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(42)

No. 8 Aria

Dao höbse noe de póppe aan 't danse Ich zèk uch mien poziesie is kritiek.

Sjtrak ligk ich op 'ne berm van gleujende sjanse Op turf en kluut es kienjerköp zo diek.

Ich had 't toen auch lever mótte laote, Mer waat gebeurt al óm ei vroumes neet?

Zo bald es me de waerde haet genaote, Dan kump gemeinlik eers 't verdreet.

No. 9 Duo

Waat mot ich dao van dae ruiverstroep heure?

Zègk, leutste mich op deez waereld allein?

Zal Belzebub in 't óngelök dich sjleure, Ich bön dien vrouw en veer blieve bie-ein.

Nae mie leef kiendj, doe mós mich noe vergaete, Want ich höb gauw op deez waereld gedaon.

Ich höb altied dien leefde gans bezaete, Ich branj veur dich, good maag 't dich gaon!

No. 10 Romance

Och had ich toch mer nooit besjtaon, Want baeter altied nach

Es laevend nao de hèl te gaon In Belzebub zien mach!

Och had geer mich in tieds 't sjpaor Doon mieje van 't kwaod.

Det ich noe ómkóm in 't gevaor.

Det is door eure raod!

(43)

de Heks, Hiacinthe, Henri Timmermans 1867

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(44)

de Heks, Hiacinthe, Henri Timmermans 1968

(45)

Ich sjpeelde op eure sjoot.

Ich neumde uch mit de moodernaam Jao mit det heilig waord;

Noe zegk ich: Heks! geer zeet infaam!

Geer höb mien zeel vermaord!

No. 11 Solo

Doe neums mich ‘heks’ mich die dich haet gebaore.

Det duit d'n angs, dae maak dich zo brutaal.

Waem van ós twee is hiej 't meis gesjaore?

Det is dan toch dien eige moeder waal.

Zeen ich det d'n duuvel dich hiej kump haole, Det is ein hèl, die ich al es mooder liej,

Doe weurs gesjtraof, doe höbs nog mer gesjtaole.

Ich bön nog heks d'r biej.

Mer wètste waat, laot 't zo wied neet kómme, Roop op die volk, en kal die aan häör zeel.

Doe leets dich auch get àl te gauw verdómme!

Troew leever get op miene bessemsjteel.

En wil ich dich ins op 't bèste raoje:

Reskeer ein manj van diene bèste wien, Jaag hem die drin, dan waer se neet gebraoje En köls d n duuvel fien!

Mit 'n manj van diene wien.

Gooi jónges, geer, die zeve jaor geleje, Hem bie uch kreeg es dapper opperhuit Geer höb hem leef, geer zeet van hem tevreje, Help mich noe auch det Satan hem nieks duit.

Veer wille hem zich ein proem in doon zoepe, Es det gelök, dan doon v'r'm in de doos.

Geer kómp dan vaort hem op zien jak gekroepe En drink dan ein gooj voos.

No. 12 Solo

Allons mien vrunj geer mot uch sjtiepe, Want Belzebub haet fòrse knäök.

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(46)

Haaj uch gereid òm hem te griepe!

Al krieg geer auch hie en dao eine kräök Zo wie d'r kump Schinderhannes te haole, Dan ligk geer uch sjtilkes op de loer.

Dae wien dae waerd d'n duuvel zoer.

Es d'r hem zuup, dan is t'r nog besjtaole.

Griep gauw nao eur gewaer!

En gaot noe allemaol haer!

Marchons, mes amis!

Qu'un sang impur abreuve nos sillons.

No. 13

Ich sjöp noe weer get nuuje mood Licht kòm ich nog ter door Ich höb nog wien jao väöls te good Te fien veur duuvels voor.

Mer 't bèst is nog ins ferm getoet En Satan good gedaon,

Want waem drink hem mich later oet Es ich ins mit mós gaon?

No. 14 Duo

Ça, Hannes, vriendje, de tijd is verstreken En in de hel is Uw plaats reeds gereed.

Ja, Belzebub het is uit met mijn streken En gij, ik weet het, gij hebt mijnen eed.

Ik ben bereid om met U te verzinken,

Maar wist gij eens, hoe 't mijn hart beven doet!

Laten wij eerst nog tesamen eens drinken, Wat maakt het U en het geeft mij wat moed.

Laten wij eerst nog tesamen eens drinken Wat maakt het mij/U en 't geeft U/mij wat moed

(47)

No. 15 Recitatief

Heij, kastelein, wo zits-te weer?

Waat bleef menheer? Bombaris beer?

Es zónne vrundj bie mich lozjeert, Dan waerd hae auch good getracteerd En fien, fien, fien!

Dróm haol ein ganse manj vol wien!

No. 16

Drinklied - duo

Vriend Hannes, wat zie ik, trakteert gij op wijn?

Welnu, 'k ben nieuwsgierig hoe of hij zal zijn.

Ja voor wij gaan wagen den lastigen rit Geef ik U het best wat mijn kelder bezit, Proef vrij wat bouquet hij aan 't kernige paart, 'k Verklaar U geen betere bestaat op deez' aard!

Kom, stoten wij lustig tezamen eens aan Wij hebben nog tijd om ter helle te gaan.

Vriend Hannes, dat's fijn, 'k maak U mijn compliment, Ik zeg U zo'n glaasje dat smaakt mij patent.

Ja Belzebub proef die Pauillac maar terdeeg En drink ondertussen Uw glaasje eens leeg!

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(48)

Van al wat men heeft is de wijn toch het best, Het is of een engel mijn tongetje lest!

Kom stoten wij, enz.

Vriend Hannes, ik zeg U, tot mijn groot verdriet, Gij vindt in de helle zo'n druivensap niet.

Wel, drinken wij dan nog eens lustig op aard!

Totdat ik ga rijden aanstonds op uw staart.

Welaan dan, wat zou het, het kan toch geen kwaad Al komen wij heden een uurtje te laat.

Kom stoten wij, enz.

Hoe langer hoe beter bevalt mij die wijn Ik wilde wel eeuwig op 't wereldrond zijn!

Wel Belzebub, 't doet mij enorm veel plezier.

Kom laat het U smaken en blijft nog wat hier!

Geloof me, vriend Hannes, 'k ga nooit in de kroeg, Maar eens aan 't drinken, krijg ik nooit genoeg.

Kom stoten wij, enz.

(49)

Opvoering 1975

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(50)

Ik houd van de wijn, die zich zelve zo looft, Maar krijg het waarachtig er reeds van in 't hoofd.

Welnu dan, gij fopt mij, geloof ik terdeeg, Wij hebben tezamen drie flessen pas leeg.

Ik drink met dit glas op Uw heil Belzebub Lang leve de vorst van de duivelenclub!

Kom, stoten wij, enz.

Maar Hannes, waar moet het met U dan toch heen?

Zo 'k zie houdt gij U niet meer recht op de been.

Geef daar maar geen acht op, dat ligt in mijn aard En dan ben ik nog voor ons reisje vervaard.

Heb daarvoor geen zorgen, ik breng U er wel, En heet met dit glaasje U welkom ter hell'.

Kom, stoten wij, enz.

Maar Hannes 't wordt tijd jong, kom laten wij gaan.

Wij kunnen toch niets in de fles laten staan.

Als 'k tijd had, dan dronk ik me gaarne zo rond.

Een glaasje, ik bid U, die wijn is gezond.

(51)

Ik voel in de hersens reeds stijgen het bloed.

Een flesje champagne, dat maakt ons weer goed.

Maar, stoten wij, enz.

Ik heb nog een fles Carte-noire bewaard Die legen we samen ten afscheid aan d'aard!

Champagne! vriend Hannes, gij doet me veel eer!

Och vriendlief, mij dragen de benen niet meer.

Zeg mij dan, waar vind ik die fles bij de hand?

Ja 'k bid U haalt gij ze; gij vindt ze in die mand.

Maar stoten wij eerst nog eens broederlijk aan, enz.

No. 17 Solo

Ich höb'ne sjtert mit 'ne kwas

Ich höb'ne sjtert dae ich kan bewaege, Ich höb'ne sjtert mit 'ne kwas

Ich höb'ne sjtert wo ich mit kan vaege Ich höb'ne sjtert mit 'ne kwas

En dae sjtert dae zit mich vas!

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(52)

No. 18

Koor (Ruivers)

Victoire! veer höbbe euverwónne, Veer höbbe hèm noe d'r bie, Det kump van zaatlapperie.

De heks had daen draod auch gesjpónne D'n duuvel haet grote sjanj.

Veer höbbe hem in de manj!

No. 19

Schinderhannes, ik ben gevangen, Gij ziet hoe ik lij

Medelij

Ik zal voldoen aan wat gij zult verlangen, heb medelij

Medelij met mij.

Nae, nae, nae, nae!

Meelij met mij

Ach, dat ik door veel te drinken, Ook in deze mand moest zinken Meelij, enz.

No. 20 Solo

Doe gifs det perkament terök, Waat ich höb ongersjreve;

Of doe kins jaore aan ein sjtök Dich in dees manj gereve.

Hoera, mien vrunj, ich bön weer vriej!

Veer gaon ins lekker drinke, Mer Belzebub, doe zols noe hiej Op sjtaonde voot verzinke!

(53)

Sjpan, herfs, kòm veer sjaffe dae bink weg!

Moment, zelfs de duuvel haet rech op ein mienselijke begrafenis.

‘Requiem aeternam’

‘Laot òs veur eeuwig mit rös’

Bienao waas 't dich gelök òm oze Schinderhannes in de hèl te sjörge.

Veer danke de heer en veural Hiacinthe det dich det neet is gelök.

‘Laot zakke die manj en gauw zandj d'r euver!’

21 Koor

Dae Zjwarte is veur good vertrokke, hiep, hiep, hoera!

Dae wien dae brach hem van de zokke, hiep, hiep, hiep, hoera!

22

Amis la matinee est belle!

Noe kump veur ós de gooie tied.

Veer hove noe neet meer te sjtaele en ederein gif òs krediet.

Veer höbbe cente op de tes en heel get om 't lief.

't beervaat en de flesse vol, veer aete os weer sjtief

en nooit meer belasting veur inkôms en bedrief.

23

C'est l'amour INJ VAN DE OPERA

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(54)

Huub Graus regisseert...

(55)

... Hads-doe mich det maar eer gezag...

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

(56)

... Nooit kriegs doe mien kiendj toet vrouw...

(57)

... Wilt Uw naam hieronder schrijven...

Emile Seipgens, Schinderhannes, opéra bouffe

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Emile Seipgens, Jean.. tiek en de katholieke beginselen, praatte onder zijn intiemen bijna over niets anders dan over jacht, honden en paarden, pleizierreisjes naar Brussel,

Emile Seipgens, Uit Limburg.. thans eerst recht lief hadden, of het alles niets beduidde, wat ze vroeger voor haar gevoeld, voor haar gedaan hadden. Ze hadden haar bedje naar de

Ich kin mich, ich bin zwaak; zeen ich en aordig snuutske, Dan póppelt mich men hart, dan speúlt dat wie e guutske, Dan flikkert mich men oug; en ich bin neet content, Nein, ich bin

Emile Seipgens, Langs Maas en Geul.. varen: als er een schipper geweest was, moest hij met het spoor zijn gekomen. Haastig liep Peer naar huis en verzocht een buurvrouw voor zijn

Kobus Mulders was overal. Hij oefende een buitengewoon geweld op zich zelven uit om kalm te zijn. Geen onnoodig woord kwam over zijn lippen. Kort doch afdoende had hij allen

Op een der laatste dagen van deze vacantie, tegen 't vallen van de avond, wandelde Peter van het dorp, langs een omweg, naar Nuenenhof. Hij had de pastoor, die bij een zieke

Felix werd oud genoeg om als profeet in eigen land te worden geëerd: bij zijn 80e verjaardag verleende Sittard hem het ereburgerschap; ietwat verlaat (op 25 januari 1963)

Ouch al höb ich dich noajt ech lere kenne Toch zits se heël deep bie mich van bènne En nao al die jaore dat ich awwer waer Num ich dich toch nog euveral mit mich haer, Mer vandaag