• No results found

Iedereen krijgt levenslang

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Iedereen krijgt levenslang"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Iedereen krijgt levenslang

Baert, H., Kusters, W., Scheeren, J. & D. Van Damme. (2000). Uitgangspunten en contouren voor een samenhangend beleid van levenslang leren in Vlaanderen.

Eindrapport. K.U.Leuven: Centrum voor Sociale Pedagogiek – Universiteit Gent:

Vakgroep Onderwijskunde.1

Een leerfundament leggen

Het heet dat in een democratische samenleving het onderwijs of toch zeker het leerplichtonderwijs zorg dient te dragen voor het scheppen van gelijke startkansen in de samenleving. Vanuit dit perspec- tief kunnen we stellen dat de basis voor het levens- lang leren gelegd moet worden in het initieel on- derwijs. Fundamenteel hierbij is dat men er in zou moeten kunnen slagen om leren en het voortdu- rend blijven leren als iets plezierig en zinvol aan te brengen. Of zoals men in het Finland zo mooi in-

troduceerde: in levenslang leren gaat het om ‘the joy of learning’.

Een van de grootste belemmering- en voor het leren van volwassenen op latere leeftijd spruit namelijk voort uit de negatieve bijklank die men doorgaans verbindt met vroe- gere ervaringen met leren, en met het schoolse leren in het bijzonder.

Het scheppen van een leerklimaat

Wanneer we vandaag spreken over de informatiesnelweg, dan is het belangrijk dat zowel kinderen en jongeren als volwassenen zich leren oriënteren in de steeds toe- nemende informatiestroom. Ieder- een zou zich, in de vele en veel- vormige sociale, culturele, educa- tieve of organisatorische contexten waarin hij of zij zich bevindt, leer- tijd en leerstimulansen moeten krijgen om de informatie te selecteren en zinvol te verwerken. In dit kader moeten we zoveel als mo- gelijk voor iedereen een positief klimaat t.a.v. edu- catie en leren bewerkstelligen. Het mag niet zo zijn dat alleen de koplopers er baat bij hebben, onze aandacht moet zeker ook uitgaan naar diegenen waarbij de basis nog moet worden gelegd. Het feit dat men niet (of nooit) volleerd is kan zo als iets positief worden gezien, en leren als een investering met zowel sociale, culturele als maatschappelijke meerwaarde. Hierbij moeten mensen veeleer op

OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 1-2/2001 151 Levenslang leren wordt in dit rapport ruim opgevat. Het verwijst

naar het leren in alle levensfasen en in alle levensdomeinen. Dit leren speelt zich niet alleen af in centra en instituten voor bv.

volwassenenonderwijs, beroepsopleiding en -bijscholing of cul- turele vorming en is zowel een uitdaging voor volwassenen als jongeren. De media, de bibliotheken en het internet, het vrijwil- ligerswerk, het verenigingsleven in de buurt en de wijk, en ook de arbeidsplaats of werkplek, kunnen en moeten tot de aantrek- kelijke en krachtige leeromgevingen worden gerekend en uitge- bouwd. Het gaat overigens om méér dan alleen maar het educa- tief aanbod, de voorzieningen en de faciliteiten voor leren. Het vraagt in sterke mate ook om een ingesteldheid en vaardigheden van mensen om te participeren aan de kennisontwikkeling en aan de creatieve vormgeving van het leven en samen-leven. In wat volgt lichten we een 8-tal kernpunten toe die de strekking aantonen van enkele belangrijke prioriteiten voor het levens- lang leren.

(2)

hun mogelijkheden en hun reeds verworven com- petenties worden aangesproken dan op hun ach- terstand, hun falen of hun tekorten.

Behoeftedetectie en de bepaling van educatieve noden

De verschuiving in het spreken over ‘permanente vorming’ naar ‘levenslang leren’ die zich internatio- naal heeft voorgedaan, gaat – retorisch althans – gepaard met een verschuiving van een aanbodsge- richt naar een vraaggericht denken in de beleids- voering. Het beleid kan evenwel niet of slechts ten dele vertrekken van een klaarliggende vraag. Dit is een vraag van personen en van organisaties die, na een proces van reflectie en behoeftearticulatie te hebben doorlopen, zich op basis daarvan als po- tentiële lerenden respectievelijk kandidaat-deelne- mers aan een welbepaald educatief programma be- schouwen, en die bovendien in staat en bekwaam zijn om daarop in te gaan wanneer het programma zou worden aangeboden. Voor een vraaggestuurd beleid waarin de overheid een rol wil en moet spe- len, is het nodig systemen van behoeftedetectie op te zetten die zowel uitgaan van het bevorderen van gewenste ontwikkelingen als van het beoordelen van welk leren een maatschappelijke meerwaarde kan creëren.

Het ondersteunen en erkennen van non-formeel en informeel leren

Het mag ondertussen duidelijk zijn dat een beleid inzake levenslang leren zich niet uitsluitend mag richten op formele educatieve settings, maar ook moet trachten het leereffect in non- en informele omgevingen te optimaliseren. Het zal in de toe- komst overigens van steeds minder belang worden wáár kennis en vaardigheden zijn verworven: ‘niet de weg, maar het resultaat telt’, zo stelde de UNESCO reeds in 1972. Er zit bv. een enorm leer- potentieel in sociaal-culturele verenigingen, bewe- gingen en allerlei andere buurt-, wijk- en zelfhulp- groepen. Ook dit leren verdient waardering en aanmoediging in een samenleving waarin de op- bouw van sociale netwerken en het actief burger- schap levensbelangrijke kwesties vormen. In der- gelijke netwerken wordt vaak grondig en veel geleerd en worden algemene en persoonlijke kwa-

lificaties verworven die niet alleen belangrijk zijn voor het functioneren van de democratische sa- menleving, maar die ook in de professionele sfeer kunnen worden toegepast.

Het versterken van leren op de werkplek en van arbeidsorganisaties

Leren in arbeidsorganisaties is voor de toekomst dé vitale investering. Het gaat hier over arbeidsorgani- saties als kennisintensieve organisaties en over me- dewerkers als lerende individuen. De participatie aan arbeidsprocessen – en dit zowel op de regulie- re arbeidsmarkt als in de sfeer van de sociale economie – is voor de individuele ontplooiing en zingeving van mensen, hun sociaal-economische positie én voor de maatschappelijke cohesie uiter- mate belangrijk. De toegang tot deze arbeidspro- cessen en het leveren van kwaliteitsvolle arbeid worden in steeds grotere mate bepaald door het vermogen om kennis te verwerken en te genere- ren. Zeker in de context van flexibele loopbanen is dit een onmisbare troef om aan de slag te kunnen en te blijven. Voor zowel medewerkers in kader- en staffuncties als voor medewerkers in uitvoeren- de functies zal de werkplek ook een leerplek moe- ten zijn, waarbij men leert omgaan met complexe kennis die bovendien nog eens voortdurend veran- derd.

Toeleiding, leerbemiddeling en ontsluiting van het aanbod

Voor individuen en organisaties wordt het steeds moeilijker om een overzicht te krijgen van het groeiend aantal programma’s en educatieve moge- lijkheden in de diverse educatieve instellingen en media. Tegelijkertijd hebben de educatieve vra- gen van diezelfde individuen en organisaties ook steeds meer betrekking op onderwijs, vorming en opleiding die de afzonderlijke instanties niet volle- dig kunnen beantwoorden. De problematiek van toeleiding alsook leerbemiddeling en ontsluiting van het aanbod kan in de huidige context niet los worden gezien van de opkomst van allerlei dwars- verbindingen, vaak de grenzen van het educatieve systeem als zodanig overschrijdend. Zowel toelei- ders als leerbemiddelaars hebben hier een belang- rijke rol te vervullen in het op effectieve wijze bij

152 OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 1-2/2001

(3)

elkaar brengen van de ervaren educatieve noden, behoeften en aspiraties enerzijds, en het beschik- bare aanbod van educatieve mogelijkheden en voorzieningen anderzijds.

Het stimuleren van netwerken, partnerships, samenwerking en coördinatie

Netwerken, partnerships, samenwerking en coör- dinatie zijn essentiële elementen in hedendaagse besturingsvraagstukken. Het gaat hier om een hori- zontale beleidsbenadering waarbij diverse actoren betrokken worden in samenwerkingsverbanden en hiërarchische sturing zoveel mogelijk vermeden wordt. Het principe van levenslang leren werkbaar maken betekent in de eerste plaats dat men op regionaal, lokaal en intersectoraal vlak lokale net- werken en partnerships opzet, aansluitend bij reeds bestaande praktijken en initiatieven. Er zal bijgevolg verhoudingsgewijs minder geïnvesteerd worden in het stimuleren van nieuwe aanbieders, maar des te meer in manieren om de huidige aan- bieders met elkaar te verbinden. Centrale bekom- mernis is het creëren van synergie tussen de ver- schillende educatieve deelsystemen en het inbed- den en verankeren van levenslang leren in allerlei maatschappelijke en organisatorische contexten.

Flexibilisering van de traditionele educatieve voorzieningenstructuur

Om levenslang leren te kunnen verwezenlijken, is het noodzakelijk de educatieve voorzieningen- structuur open te breken met het oog op een effi-

ciënter gebruik. Andere en minder traditionele doelgroepen zullen andere educatieve behoeften aan het licht brengen. O.a. om aan die behoeften te beantwoorden zullen de educatieve voorzieningen een grotere vraaggerichtheid aan de dag moeten leggen en het aanbod flexibeler moeten organise- ren. Om de educatieve voorzieningen te kunnen flexibiliseren is het essentieel om diverse aanbie- ders een grotere autonomie en verantwoordelijk- heid te geven. Er moet gewerkt worden aan een beperkte, maar effectieve regelgeving. Om de toe- gankelijkheid van het aanbod te vergroten, zullen educatieve voorzieningen hun aanbod zo moeten organiseren dat de lerende meer autonomie krijgt qua tijd, plaats en tempo van het leerproces.

Herman Baert Walter Kusters

Centrum voor Sociale Pedagogiek K.U.Leuven

Noot

1. Dit onderzoek vond plaats in het kader van het Program- ma Beleidsgericht Onderzoek van de Vlaamse Regering.

Na een looptijd van ongeveer 2 jaar (1998-2000) werd een rapport neergelegd dat een aanzet wil vormen voor een proces van maatschappelijke discussie en politieke besluitvorming inzake een samenhangend en doortas- tend beleid voor het levenslang leren van de Vlaamse be- volking voor de komende 5 à 10 jaar. Het onderzoek vormt de basis voor een maatschappelijk debat in Vlaan- deren waarover u alles verneemt op www.psy.kuleu- ven.ac.be/levenslangleren.

OVER.WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 1-2/2001 153

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om de impact van levenslang leren op individu- eel niveau te analyseren, kijkt onderzoek niet en- kel naar de loonopbrengst maar ook naar de mate waarin levenslang

In het Vlaams Gewest ligt de vormingsparticipatie van de oudere generaties werkenden op een hoger niveau dan gemiddeld in de Europese Unie: 9,1% van de 50-64-jarigen volgt vorming

In tabel 3 zien we welk percentage van de bevolking in het Vlaams Gewest en in EU-25 tussen 25 en 64 jaar een vorm van opleiding binnen of buiten het regulier onderwijssysteem

Op basis van deze module dient geconcludeerd dat bijna de helft van de 15-64-jarige Vlamingen deelneemt aan een van de drie vormen van levenslang leren die in de module

Aan de deelnemers van een of meer niet-formele vormingsinitiatieven wordt gevraagd naar de voor- naamste reden om vorming te volgen.. 8 Daaruit blijkt dat maar liefst 87% van

Dou- terlungne vraagt meer aandacht voor kansengroe- pen: zij komen niet steeds voldoende uit de verf in de beleidsinitiatieven, al kan net bij hen de nood aan bijkomende opleiding

In de APS-survey van 2001 werd aan de responden- ten gevraagd of zij de afgelopen 12 maanden één of meer bijkomende opleiding(en), vormingsactivi- teit(en) of training(en)

Indien abstractie gemaakt wordt van kortlopende cursussen van minder dan 1 dag en van zuiver per- soonsgerichte vorming, dan wordt het aantal cur- sisten volgens de meest enge