• No results found

Effectiviteit van Cognitieve Remediatietherapie bij de behandeling van depressie : een meta-analyse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Effectiviteit van Cognitieve Remediatietherapie bij de behandeling van depressie : een meta-analyse"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

L.T. van Vugt (2015)

1

29-5-2015

Effectiviteit van Cognitieve

Remediatietherapie bij de

Behandeling van Depressie:

een Meta-Analyse

Bachelorproject

Loes van Vugt

Studentnummer: 10450718

Begeleider: Raoul Grasman

(2)

Effectiviteit van Cognitieve Remediatietherapie bij de

Behandeling van Depressie: een Meta-Analyse

L.T. van Vugt1

1 Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Universiteit van Amsterdam, NL

Achtergrond. Mensen met een depressieve stoornis ervaren vaak problemen in het dagelijks functioneren. Cognitieve therapieën blijken

effectief te zijn bij de behandeling van depressie. Deze therapieën zorgen echter niet voor verbetering van cognitieve verslechteringen, iets waar twee derde van de mensen met een depressieve stoornis mee te kampen heeft. Cognitieve remediatietherapie is een effectieve behandelmethode voor verbetering van dezelfde cognitieve verslechteringen bij mensen met schizofrenie. Er werd onderzocht of cognitieve remediatietherapie bijdraagt aan het verbeteren van een depressieve stoornis. Bovendien werd onderzocht wat het effect is van cognitieve remediatietherapie op de verbetering van de cognitieve functies: executief functioneren, aandacht, en geheugen. Door dit te onderzoeken kon de effectiviteit van cognitieve remediatietherapie in kaart worden gebracht.

Methode. Er werd een meta-analyse uitgevoerd om de effectiviteit van cognitieve remediatietherapie op het verbeteren van depressieve

verschijnselen te onderzoeken. Ook werd onderzocht wat het effect van cognitieve remediatietherapie is voor het verbeteren van de cognitieve functies en het geheugen van mensen die lijden aan een depressieve stoornis. Door gebruik te maken van studies die cognitieve remediatietherapie vergeleken met een andere actieve therapie of een wachtlijstperiode waren we in staat het effect van cognitieve remediatietherapie te achterhalen.

Resultaten. Met de meta-analyse kon geen positief effect van cognitieve remediatietherapie op depressieve verschijnselen worden

aangetoond (d = 0,18; Z = 1,28, p = 0,2005). Cognitieve remediatietherapie bleek wel een significant positief effect te hebben op de verbetering van het executief functioneren, de aandacht en het geheugen (d = 0,23, Z = 2,16, p = 0,0306).Ook werd er een significant positief effect gevonden in de subanalyse die het effect van cognitieve remediatietherapie op de verbetering van het geheugen onderzocht (d = 0,36, Z = 3,24, p = 0,0012).

Conclusie. Uit de resultaten kan niet geconcludeerd worden dat cognitieve remediatietherapie een effectievere behandelmethode is voor

de behandeling van depressie dan een andere actieve behandeling of een wachtlijstperiode. Wel kan geconcludeerd worden dat cognitieve remediatietherapie een positief effect heeft op het verbeteren van de executieve functies: cognitief functioneren, aandacht en geheugen. Ook uit de subanalyse blijkt dat cognitieve remediatietherapie een effectieve behandelmethode is voor het verbeteren van het geheugen.

Sleutelwoorden: cognitieve remediatietherapie, depressie, cognitieve functies, geheugen.

Inleiding

Een verslechtering van het cognitief vermogen wordt als kernsymptoom gezien van depressie (Austin, Mitchell, & Goodwin, 2001). Twee derde van de mensen die lijden aan een depressieve stoornis laat

verslechteringen zien in de cognitieve

capaciteiten. Zo hebben deze mensen moeite met denken, concentreren of het kunnen maken van beslissingen (Rock, Roiser, Riedel, & Blackwell, 2014). Een depressieve stoornis kenmerkt zich door gevoelens van verlies, boosheid, verdriet of frustratie. Deze

gevoelens kunnen ervoor zorgen dat het vermogen om te genieten van het leven bemoeilijkt wordt (Ehrlich, 2013). Mensen met een depressieve stoornis ervaren het grootste deel van de dag een depressieve stemming en verliezen vaak hun interesse of plezier in alledaagse bezigheden (Trimbos Instituut, 2013). Ondanks het feit dat iedereen dit soort periodes heeft, interfereren deze periodes bij mensen met een depressieve stoornis met het dagelijks leven. Bovendien houden de

periodes langer aan (Ehrlich, 2013). Om deze reden is het belangrijk te onderzoeken hoe

(3)

L.T. van Vugt (2015)

3 mensen met een depressieve stoornis zo

effectief mogelijk behandeld kunnen worden. Cognitieve therapieën, zoals bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie, zijn succesvol gebleken bij de behandeling van depressie (Watts, Turnell, Kladnitski, Newby, & Andrews, 2015). Iets waar deze veel gebruikte

therapieën geen effect op hebben zijn de cognitieve verslechteringen. Ondanks het feit dat de depressie in remissie is, blijven de cognitieve verslechteringen bestaan (Rock, Roiser, Riedel, & Blackwell, 2014). Hier komt bij dat een verslechterd cognitief vermogen geassocieerd wordt met slechte

behandelresultaten bij de behandeling van depressie (Roiser, Elliott, & Sahakian, 2011). Omdat de bestaande cognitieve therapieën wel zorgen voor verbetering van depressieve verschijnselen maar niet zorgen voor

verbetering van de cognitieve functies is het relevant om te onderzoeken of er een meerwaarde is van cognitieve

remediatietherapie (CRT) ten opzichte van de tegenwoordig veel gebruikte therapieën. Dit is belangrijk omdat het van groot belang is dat naast de depressie ook de cognitieve functies verbeteren. Onder het cognitief vermogen wordt verstaan de executieve functies, zoals plannen, organiseren en tijdmanagement, maar ook het inhiberen van impulsen en het focussen en richten van de aandacht valt onder de executieve functies (Morin, z.d.). Verder is het geheugen een belangrijk onderdeel van het cognitieve vermogen. Het geheugen blijkt bij mensen met een

depressieve stoornis verslechterd te zijn (Golinkoff & Sweeney, 1989). Uit onderzoek van Bornstein, Baker en Douglass (1991) blijkt dat de hoeveelheid en de ernst van

depressieve symptomen negatief samenhangt met geheugenprestaties gemeten op de Wechsler Memory Scale (WMS). Daarnaast blijkt dat de autobiografische specificiteit in het geheugen bij ouderen verslechtert naarmate er meer cognitieve achteruitgang is

opgetreden. Ouderen herinneren zich meer algemene herinneringen en rapporteren deze minder specifiek. De mate van specificiteit in de herinneringen hangt echter niet af van de ernst van de depressie (Phillips & Williams, 1997). Ook op hersenniveau is zichtbaar dat mensen met een depressieve stoornis

verslechteringen in het geheugen ervaren. Uit onderzoek van Hickie, Naismith en Ward, et al. (2005) blijkt dat mensen met een depressieve stoornis een afname hebben in het volume van de hippocampus, iets wat gepaard gaat met geheugenverlies. Bovendien blijkt dat depressie gelinkt kan worden aan

verslechtering van specifieke onderdelen van het geheugen(Burt, Zembar, & Niederehe, 1995). Deze cognitieve verslechteringen worden ook aangetroffen bij mensen met schizofrenie (McGurk, Twamley, Sitzer, McHugo, & Mueser, 2007). Zo wordt uit onderzoek bijvoorbeeld duidelijk dat mensen die lijden aan schizofrenie een ernstige verslechtering van het werkgeheugen laten zien (Lee & Park, Nov 2005). Het

werkgeheugen is een hersensysteem dat verantwoordelijk is voor de tijdelijke opslag van informatie. Het werkgeheugen vervult een belangrijke functie tijdens de manipulatie van informatie die nodig is voor het uitvoeren van complexe taken (Baddeley, 1992). Hieronder vallen bijvoorbeeld taalbegrip, leren en redeneren (Baddeley, 1992). Verslechtering van het werkgeheugen heeft vaak negatieve invloed op het werk en de sociale relaties (McGurk & Mueser, 2004), iets wat samenhangt met het ontstaan van een depressieve stoornis (Choenarom, Williams, & Hagerty, 2005). Voor deze problematiek bij mensen met schizofrenie blijkt CRT een effectieve behandelmethode te zijn (McGurk et al., 2007; Wykes, Huddy, Cellard, McGurk, & Czobor, 2011; Wykes et al., 2007) Deze vorm van therapie zorgt voor een verbetering van de cognitieve prestaties (McGurk et al., 2007; Wykes et al., 2011; Wykes et al., 2007).

(4)

CRT richt zich voornamelijk op het verbeteren van vaardigheden als aandacht, geheugen, informatieverwerkingssnelheid, probleem oplossen, organisatie en planning (Morin, z.d.). Dit gebeurt door middel van drill en

practice oefeningen en door leerstrategieën

toe te passen die het cognitief functioneren moeten verbeteren. Verder wordt er gebruik gemaakt van compensatiestrategieën die de cognitieve verslechteringen moeten

verminderen (McGurk et al., 2007).

Naast het geheugen zijn bij mensen met een depressieve stoornis ook andere cognitieve functies verslechterd (Konrad, Losekam, & Zavorotnyy, 2015). Omdat CRT een effectieve behandelmethode blijkt te zijn voor het verbeteren van de cognitieve functies bij mensen met schizofrenie is het aannemelijk dat deze behandelvorm ook effectief kan zijn voor de behandeling van dezelfde

problematiek bij mensen met een depressieve stoornis. De werking van CRT is bij het

verbeteren van de cognitieve functies bij mensen met een depressieve stoornis echter nog niet onderzocht. Hier wordt in deze meta-analyse dan ook aandacht aan besteed.

De verwachting is dat CRT een effectieve behandelmethode zal zijn voor de

behandeling van depressie. Bovendien wordt verwacht dat CRT bij zal dragen aan de verbetering van de cognitieve functies executief functioneren, aandacht en geheugen.

Methode

De meta-analyse werd uitgevoerd over online verkregen literatuur. De studies werden gezocht via Psyc Info, Web of Science en Pub

Med met behulp van de volgende zoekterm:

((“cognitive training” OR “cognitive therapy”

OR “cognitive rehabilitation” OR “cognitive remediation” OR “cognitive enhancement”) AND (“cognitive impairment” OR cognition OR “cognitive dysfunction” OR “cognitive

function” OR “cognitive deficits” OR “executive function” OR “executive functioning” OR attention OR memory OR inhibition OR “speed processing”) AND (depression OR “depressive episode” OR “major depression” OR MDD OR unipolar OR mood OR “depressive disorder” OR “major depressive disorder”)). Bij het

zoekproces werd geen tijdvak gehanteerd waarin de studie gepubliceerd moest zijn. Het zoeken van studies in de online databases ging als volgt: bovenstaande syntax werd

ingevoerd als zoekterm. Vervolgens werden alle zoekresultaten geëxporteerd naar Excel. Hierin werden titel, auteur, bron, abstract en trefwoorden meegenomen. Uit de

zoekresultaten werden eerst de duplicaties verwijderd. Op basis van de overgebleven artikelen werd de eerste screening uitgevoerd. Dit gebeurde met de informatie uit de titel en de abstract. Studies die niet bij het onderwerp van deze meta-analyse aansloten, vielen af. De geschikte studies werden vervolgens beoordeeld op de vooraf opgestelde

inclusiecriteria. Wanneer een studie niet aan alle inclusiecriteria voldeed was het

onbruikbaar en werd het geëxcludeerd. Om te kunnen bepalen of een artikel aan alle

inclusiecriteria voldeed werd het hele artikel gelezen. Onderzoekers van studies die geschikt leken en aan de criteria voldeden maar niet genoeg informatie bevatten werden benaderd met de vraag of het mogelijk was de ontbrekende data te verkrijgen. De studies waarvan het volledige artikel onvindbaar was, werden op een andere manier opgezocht. Tot slot werden de referentielijsten van de op titel-en-abstract-geselecteerde studies nagelopen op mogelijk bruikbare artikelen. Artikelen die op basis van de titel en de abstract geschikt leken werden in zijn geheel doorgenomen en beoordeeld op de vijf inclusiecriteria.

Om het effect van CRT te achterhalen werd in alle studies in dit onderzoek een vergelijking gemaakt tussen een interventieconditie,

(5)

L.T. van Vugt (2015)

5 behandeld met CRT, en een controleconditie,

behandeld met een andere actieve behandeling of een wachtlijstperiode (TAU/WL). Hierdoor was het mogelijk de toegevoegde waarde van CRT ten opzichte van een andere actieve behandeling voor

depressie in kaart te brengen.

Inclusiecriteria

De inclusiecriteria die gehanteerd werden voor het selecteren van bruikbare studies voor de meta-analyse waren: (1) De studie maakt gebruik van een randomized of quasi-randomized design, met een treatment as

usual (TAU) of een wachtlijstcontrolegroep

(WL). (2) Deelnemers hebben aan de hand van een gestandaardiseerd instrument

vastgestelde stemmingsproblematiek. (3) Interventies zijn gericht op het verbeteren van één of meer van de volgende functies in het cognitieve domein: executieve functies, aandacht, geheugen. (4) Er wordt gebruik gemaakt van tenminste één breed

geaccepteerde neuropsychologische test om verbetering in het cognitieve domein vast te stellen. (5) De studie bevat data van een pre-behandelingmeting en een

post-behandelingmeting van depressieve

symptomen in zowel de interventieconditie als de controleconditie.

Data-extractie

Uit de geselecteerde artikelen werden de data geëxtraheerd. Zowel de data van de voormeting en de nameting van depressieve symptomen als de data van de voormeting en de nameting van prestaties op cognitieve functies werden uit de artikelen gehaald. Daarnaast werd de standaarddeviatie van elke meting en het aantal proefpersonen per conditie geëxtraheerd. Op basis van deze data was het mogelijk om voor iedere studie twee

effectsizes (Cohen’s d) te berekenen; een effectsize voor het effect van CRT op de verbetering van depressie en een effectsize voor het effect van CRT op de verbetering van cognitieve functies. De effectsizes werden door vier onafhankelijke beoordelaars berekend. Dit werd gedaan in april 2015 met de Practical Meta-Analysis Effect Size

Calculator van de Campbell Collaboration

(Lipsey & Wilson). Daarin werd de functie

mean gain scores, pre and post SDs, and pre-post R gebruikt. De mean gain werd berekend

door de score op de voormeting af te trekken van de score op de nameting voor zowel depressie als voor cognitieve functies. Verder werd de standaarddeviatie van de pre-meting en de post-meting ingevoerd en het aantal proefpersonen per conditie. De effectsize voor cognitieve functies werd voor elke cognitieve test afzonderlijk berekend waarna ze

gemiddeld werden door ze bij elkaar op te tellen en te delen door het aantal cognitieve tests van de betreffende studie. Vervolgens werden de data en de effectsizes van de vier onafhankelijke beoordelaars met elkaar vergeleken. De interbeoordelaars- betrouwbaarheid was hoog. De niet

overeenkomende effectsizes werden opnieuw berekend. Het resultaat van deze

herberekening was overeenstemming over de Cohen’s d’s. Aan de hand van deze effectsizes werden twee meta-analyses uitgevoerd, een voor het effect van CRT op de verbetering van depressie en een voor het effect van CRT op de verbetering van cognitieve functies. Voor de subanalyse van geheugen werden de effectsizes berekend op basis van de vijf studies die gebruik maakten van een

neuropsychologische test om verbetering van het geheugen vast te stellen.

Studies gebruikt in deze meta-analyse verstaan onder executieve functies, aandacht en geheugen het volgende.

(6)

Executieve functies

De RUFF’s Selective Attention Test mat de snelheid van visueel selectieve aandacht (Elgamal, McKinnon, Ramakrishnan, Joffe, & MacQueen, 2007). Het meten van het behoud en de manipulatie van het werkgeheugen gebeurde met de WAIS Digit Span Forwards en de WAIS Digit Span Backwards (Elgamal et al., 2007; Iacoviello et al., 2014). Dit werd ook gedaan met behulp van Letter-Number

Sequencing (LNS) (Iacoviello et al., 2014). Met

de Trail Making Tests – Part A en B - (TMT) werd de mentale flexibiliteit gemeten (Elgamal et al., 2007). De Controlled Oral Word

Association Test (COWAT) mat de verbale

associatieve vloeiendheid (Elgamal et al., 2007). De Kaplan Executive Functioning

System - Sorting en Stroop – werd gebruikt om

het probleemoplossend vermogen en de responsinhibitie te meten (Naismith et al., 2011). Ook werd voor het meten van de executieve functies de Change Detection Task ingezet. Deze taak werd gebruikt om de werkgeheugencapaciteit te meten (Owens, Koster, & Derakshan, 2013).

Geheugen

Het verbale geheugen werd gemeten met de

California Verbal Learning Test (CVLT). Deze

test bestaat uit vijf verschillende subtesten (Elgamal et al., 2007; Myers, 2006). Een andere test die het verbaal geheugen in kaart brengt is de Logical Memory (LOGMEM) subtest van de Wechsler Memory Scale. Deze test mat het vermogen om verhalen te leren en herinneren (Naismith et al., 2011). Ook de

WAIS Digit Span – Forwards en Backwards –

werd hier gebruikt om het behoud en de manipulatie van het werkgeheugen te

achterhalen (Elgamal et al., 2007; Iacoviello et al., 2014), evenals de Letter-Number

Sequencing (LNS) (Iacoviello et al., 2014). De Change Detection Task werd ook hier gebruikt

om de werkgeheugencapaciteit te bepalen (Owens et al., 2013). Het visuele geheugen werd tot slot gemeten aan de hand van Rey

Complex Figure Test (RCFT) (Naismith et al.,

2011).

Aandacht

Volgehouden aandacht werd gemeten met de Spatial Cueing Task (Baert, de Raedt, Schacht, & Koster, 2010). Ook de RUFF’s

Selective Attention Test werd gebruikt om de

snelheid van visueel selectieve aandacht te meten (Elgamal et al., 2007). Daarnaast werd de Controlled Oral Word Association Test (COWAT) gebruikt om de verbale associatieve vloeiendheid te meten (Elgamal et al., 2007).

Analyseplan

Er wordt voor de drie analyses zowel een fixed analyse als een random effects-analyse uitgevoerd. Aan de hand van de resultaten wordt bepaald of de fixed effects-analyse of de random effects-effects-analyse het meest geschikt is. Met de X2- toets wordt onderzocht of er sprake is van heterogeniteit van de effecten in de verschillende studies (weergegeven als percentage in de I2-

statistiek). Deze toets toetst de nulhypothese, die stelt dat de effectsizes in de verschillende studies even groot zijn, tegen de alternatieve hypothese die stelt dat de effectsizes in alle studies van elkaar verschillen. Door deze toets uit te voeren wordt duidelijk of de variantie van de effectsizes over de studies heen sterk afwijkt van de verwachte variantie op basis van de standaardfout van iedere studie. Een percentage van 0% geeft aan dat er geen sprake is van heterogeniteit, een percentage van 25% geeft een lage heterogeniteit weer, een percentage van 50% geeft een

gemiddelde heterogeniteit weer en een percentage van 75% geeft een hoge heterogeniteit weer (Higgins, Thompson,

(7)

L.T. van Vugt (2015)

7 Een fixed effects-analyse is het meest

passend wanneer de X2 - toets niet significant is en de T2 geschat wordt op nul. Dit betekent dat er sprake is van homogeniteit van de effectsizes van de verschillende studies. Wanneer dit het geval is wordt er vanuit gegaan dat er geen verschil bestaat tussen de effectsizes van de verschillende studies. Door een fixed effects-analyse uit te voeren is het mogelijk een schatting van het effect van CRT te verkrijgen. Een random effects-analyse is het meest passend wanneer de X2 - toets significant is en de T2 niet gelijk aan nul geschat wordt. Dit betekent dat er sprake is van heterogeniteit van de effectsizes van de verschillende studies. Een random effects-analyse schat zowel het gemiddelde effect als de variantie van het effect. Een Cohen’s d van 0,2 wordt in alle drie de analyses

geïnterpreteerd als klein effect, een Cohen’s d van 0,5 wordt geïnterpreteerd als gemiddeld effect en een Cohen’s d van 0,8 wordt als groot effect (Cohen, 1988; Becker, 2000). Statistische interferenties werden gemaakt en gebaseerd op een analyse met een 95% betrouwbaarheidsinterval.

Door middel van de Eggers Test wordt achterhaald of er sprake is van een publicatiebias. Het is mogelijk dat het gevonden effect verklaard wordt door een publicatiebias. Dit houdt in dat er een vertekening van de resultaten ontstaat doordat studies die geen, een negatief of een onduidelijk effect van CRT laten zien niet gepubliceerd worden en daardoor dus niet meegenomen kunnen worden in het

onderzoek. De Eggers Test wordt uitgevoerd voor de meta-analyse die het effect van CRT op de verbeterging van depressie onderzoekt en voor de meta-analyse die het effect van CRT op de verbetering van de cognitieve functies onderzoekt.

Combineren van data

Deze meta-analyse werd gedaan volgens de

Preferred Reporting Items for Systematic Reviews and Meta-Analyses Standards

(PRISMA) en uitgevoerd met behulp van My

Forrest Plot in Excel, in het tabblad Simple Meta-Analysis. Dit werd gedaan in april 2015.

De eerste meta-analyse keek naar het overall-effect van CRT op de verbetering van depressie. De tweede meta-analyse keek naar het overall-effect van CRT op de verbetering van de cognitieve functies: executief

functioneren, aandacht en geheugen. Als aanvulling op de tweede meta-analyse werd een subanalyse uitgevoerd. Deze subanalyse onderzocht het overall-effect van CRT

specifiek op de verbetering van het geheugen.

Resultaten

Zoekstrategie

Het gebruik van de in de methodesectie beschreven zoektermen leverde op 16 mei 2015 2425 zoekresultaten op. Uit deze resultaten werden de duplicaties verwijderd, wat een totaal aantal studies opleverde van 2131. Deze 2131 studies werden gescand op bruikbaarheid door te selecteren op titel en abstract. Studies die niet aansloten bij hetgeen er in deze meta-analyse onderzocht werd, werden geëxcludeerd. Aan de hand hiervan bleven 196 bruikbare studies over. Op deze selectie werden de vijf vooraf opgestelde inclusiecriteria toegepast, Bijlage 1. Dit

gebeurde door twee onafhankelijke beoordelaars. Vervolgens werd de nieuwe selectie van de twee beoordelaars met elkaar vergeleken. De

interbeoordelaars-betrouwbaarheid over de bruikbare studies was hoog. In Fig. 1 is af te lezen met welke reden studies werden geëxcludeerd.

Naast de gevonden artikelen van de drie beschreven zoekmachines zijn de

(8)

referentielijsten van de studies doorzocht op mogelijk bruikbare artikelen. Dit leverde drie bruikbare studies op. De uiteindelijke selectie bevatte twintig studies welke voldeden aan de inclusiecriteria. Voor noodzakelijk aanvullende informatie zijn vijf onderzoekers benaderd. Dit leverde echter geen bruikbare nieuwe

informatie op waardoor een vijftal artikelen af moest vallen. Voor de uiteindelijke meta-analyse zijn zeven artikelen gebruikt. Acht geselecteerde artikelen bleken in de praktijk toch niet bruikbaar te zijn voor het onderzoek. De subanalyse met betrekking tot het

geheugen is uitgevoerd over vijf van deze zeven artikelen. De andere twee artikelen namen geen neuropsychologische test mee die geschikt was voor het meten van het geheugen.

Studiekarakteristieken

Deelnemerskarakteristieken en

eigenschappen van de verschillende studies zijn terug te vinden in Tabel 1. en Tabel 2.

Publicatiebias

In Fig. 2. isaf te lezen dat er sprake is van een niet significant resultaat op de Eggers Test voor de meta-analyse die keek naar het effect van CRT op de verbetering van depressie (t(5) = 1,2, p = 0,2838). Dit houdt in dat er geen overduidelijke aanwijzing is voor een publicatiebias. In Fig. 3. is af te lezen dat er een niet significant resultaat gevonden werd op de Eggers Test voor de meta-analyse die keek naar het effect van CRT op de

verbetering van de cognitieve functies (t(5) = 0,37, p = 0,7261). Dit houdt in dat er geen overduidelijke aanwijzing is voor een publicatiebias.

Effectsizes voor individuele studies voor depressie

Cohen’s d effectsizes werden gebaseerd op de data uit zeven verschillende studies met in totaal 111 patiënten met een depressieve stoornis in de interventieconditie en 111 patiënten met een depressieve stoornis in de controleconditie.

Uit de X2- toets bleek dat er sprake was van een niet significante, lage heterogeniteit in de effectsizes tussen studies (X2 = 11,83, I2 = 49,30%, p = 0,0658). T2 werd geschat op 0,13. Omdat de uitkomst van de X2- toets niet significant was werd er vanuit gegaan dat het niet onwaarschijnlijk was dat T2 gelijk is aan nul. Dit betekende dat er rekening gehouden moest worden met homogeniteit van de effectsizes tussen de verschillende studies. Om deze reden was een fixed effects-analyse het meest passend.

De random effects-analyse liet een klein, niet significant effect zien van CRT op de verbetering van depressie (d = 0,21; Z = 1,07 ,

p = 0,2829). Het overall-effect van CRT versus

TAU/WL berekend met een fixed effects-analyse leverde een klein, niet significant effect op (d = 0,18; Z = 1,28, p = 0,2005). Dit houdt in dat het niet vast te stellen is dat CRT een positief effect heeft op de verbetering van depressieve symptomen. Het is dus niet mogelijk om de H0-hypothese, die stelt dat er geen verschil is tussen de effectiviteit van CRT en TAU/WL, te verwerpen. Dit sluit niet aan bij de verwachting dat CRT een effectieve

behandelmethode zou zijn voor depressie. De studies en hun effecten op de primaire uitkomstmaat depressie zijn weergegeven in een forrest plot in Fig. 4.

Effectsizes voor individuele studies voor cognitieve functies

Cohen’s d effectsizes werden berekend op basis van de data uit zeven verschillende studies met in totaal 111 depressieve

patiënten die behandeld werden met CRT en 111 depressieve patiënten die behandeld

(9)

L.T. van Vugt (2015)

9 werden met een TAU of op een wachtlijst

stonden gedurende de looptijd van het onderzoek.

Uit de X2- toets bleek dat er sprake was van een bijna significante, gemiddelde

heterogeniteit in de effectsizes tussen studies (X2 = 18,40, I2 = 67,40%, p = 0,0053). T2 werd geschat op 0,05. Omdat de uitkomst van de X2- toets zo goed als significant was werd er vanuit gegaan dat het onwaarschijnlijk was dat T2 gelijk is aan nul. Dit, samen met een

gemiddelde score op de I2 - statistiek betekende dat er rekening gehouden moest worden met heterogeniteit van de effectsizes tussen de verschillende studies. Om deze reden was een random effects-analyse het meest passend.

De fixed effects-analyse liet een klein, significant effect zien van CRT op de

verbetering van cognitieve functies (d = 0,22; Z = 3,95 , p = 0,0001). Het overall-effect van CRT versus TAU/WL berekend met een random effects-analyse leverde een klein, significant effect op (d = 0,23, Z = 2,16, p = 0,0306). Dit houdt in dat CRT een positief effect heeft op de verbetering van cognitieve functies. Deze resultaten moeten met voorzichtigheid aangenomen worden omdat de data van een van de gebruikte studies niet volledig was. Hier is rekening mee gehouden door de analyse uit te voeren met verschillende correlaties voor deze studie om Cohen’s d te verkrijgen. De effectsize voor deze studie berekend met een hogere correlatie (lees 0,6) had redelijk veel invloed op de grootte van het overall-effect (d = 0,30, Z = 2,35, p = 0,0187). In de meta-analyse is voor deze studie een effectsize op basis van een correlatie van 0,15 meegenomen. Aan de hand van deze

resultaten is het mogelijk om de alternatieve hypothese, die stelt dat er een verschil is tussen de effectiviteit van CRT en TAU/WL, aan te nemen. Dit sluit aan bij de verwachting dat CRT bij zou kunnen dragen aan de

verbetering van de cognitieve functies:

executief functioneren, aandacht en geheugen.

De studies en hun effecten op de secundaire uitkomstmaat cognitieve functies zijn

(10)

CRT SB/WL

Eerste auteur Jaar Diagnostische criteria

Cognitieve testen Interventie n Leeftijd Sekse

(V/M)

n Leeftijd Sekse

(V/M)

Baert 2010 BDI-II Spatial Cueing Task Attentional bias training 25 19,88 23/2 23 20,09 21/2

Baert 2010 BDI-II Spatial Cueing Task Attentional bias training 15 39,87 7/8 20 46,30 15/5

Elgamal 2007 HAMD-17 California Verbal Learning Test Ruff’s 2&7 Selective Attention Test WAIS-R Digit Span Subtest – Forward & Backward

Trail Making Test – Part A & Part B Controlled Oral Word Association Test – Phonemic & Semantic

Computerized cognitive retraining package 12 50,30 (6,40) 7/5 12 47,40 (6,80) 7/5

Iacoviello 2014 HAMD-17 WAIS-R Digit Span Subtest – Forward, Backward & Letter-Number Sequencing

Cognitive emotional training 11 36,33 (8,50)

6/5 10 39,50

(8,19)

5/5

Naismith 2011 HDRS Rey Auditory Verbal Learning Test – 15 & 7

Rey Complex Figure Test – 3 min recall

Trail Making Test – Part A & Part B WMS Logical Memory

Delis Kaplan Executive Functioning System – Sorting & Stroop

Computer-based cognitive therapy 22 64,80 (8,50) 19 64,80 (8,50)

(11)

L.T. van Vugt (2015)

11

Tabel 1. Studiekarakteristieken en demografische gegevens van de patiënten. Cognitieve Remediatietherapie (CRT), Standaard Behandeling/Wachtlijst (SB/WL)

Owens 2013 BDI-II Change Detection Task Cognitive training 11 27,72

(5,33)

6/5 11 22,63

(3,38)

8/3

Preiss 2013 BDI-II Cambridge Neuropsychological

Test Automated Battery Raven’s Standard Progressive Matrices

Wisconsin Card Sorting Test Continuous Performance Test Stroop Test Reading Tests Computerized cognitive training 15 42,87 (13,83) 10/5 16 45,38 (14,48) 9/7

(12)

Eerste Auteur Studienummer n d SE 95% CI Baert 5 48 -0,057 0,118 [-0,2883;0,1739] Baert 6 35 -0,113 0,140 [-0,3675;0,1407] Elgamal 1 24 0,351 0,120 [ 0,1154;0,5874] Iacoviello 2 21 0,304 0,439 [-0,5574;1,1650] Naismith 4 41 0,367 0,112 [ 0,3425;0,3915] Owens 7 22 0,572 0,435 [-0,2810;1,4240] Preiss 3 31 0,504 0,149 [ 0,4605;0,5475]

Tabel 2. Ruwe data

(13)

L.T. van Vugt (2015)

13

(14)

Fig. 3. Funnel Plot voor publicatiebias uit de meta-analyse voor cognitieve

functies

(15)

L.T. van Vugt (2015)

15

(16)

Subanalyse: effectsizes voor individuele studies voor geheugen

Cohen’s d effectsizes werden berekend op basis van de data uit vijf verschillende studies met in totaal 71 patiënten met een

depressieve stoornis in de interventieconditie en 68 patiënten met een depressieve stoornis in de controleconditie.

Uit de X2- toets bleek dat er sprake was van een niet significante, lage heterogeniteit (X2 = 0,41, I2 =0,00%, p = 0,9816). T2 werd geschat op 0,00. Omdat de uitkomst van de X2- toets niet significant was werd er vanuit gegaan dat het niet onwaarschijnlijk was dat T2 gelijk is aan nul. Dit betekende dat er rekening gehouden moest worden met homogeniteit van de effectsizes tussen de verschillende studies. Om deze reden was een fixed effects-analyse het meest passend.

De random effects-analyse liet een

gemiddeld, significant effect zien van CRT op de verbetering van het geheugen (d = 0,36; Z = 3,24, p = 0,0012). Dit resultaat kwam overeen met het overall-effect van CRT versus TAU/WL berekend met een fixed effects-analyse (d = 0,36, Z = 3,24, p = 0,0012). Dit betekent dat CRT een positief effect heeft op de

verbetering van het geheugen. Patiënten met een depressieve stoornis die behandeld werden met CRT lieten meer verbetering zien dan patiënten met een depressieve stoornis die behandeld werden met een TAU of een periode op een wachtlijst stonden. Ook deze resultaten moeten met voorzichtigheid aangenomen worden omdat de data van een van de gebruikte studies niet volledig was. Hier is rekening mee gehouden door de analyse uit te voeren met verschillende correlaties voor deze studie om Cohen’s d te verkrijgen. De effectsize voor deze studie berekend met een hogere correlatie (lees 0,6) had redelijk veel invloed op de grootte van het overall-effect (d = 0,43, Z = 3,77, p = 0,0002). In de subanalyse is voor deze studie een

meegenomen. Aan de hand van deze

resultaten is het mogelijk om de alternatieve hypothese, die stelt dat er een verschil is tussen de effectiviteit van CRT en TAU/WL, aan te nemen. Dit sluit aan bij de verwachting dat CRT bij zou kunnen dragen aan de

verbetering van het geheugen.

Discussie

Deze meta-analyse heeft onthuld dat aan de hand van bestaand onderzoek niet te concluderen is dat CRT een betere

behandelmethode is voor depressie dan TAU of een wachtlijstperiode. Het feit dat er geen positief effect van CRT gevonden werd voor de behandeling van depressie zou echter kunnen liggen aan het aantal studies dat is gebruikt voor het uitvoeren van de meta-analyse. Het aantal studies dat is meegenomen was beperkt. Bovendien kenden de verschillende studies weinig deelnemers. Het feit dat er geen significant resultaat gevonden werd zou kunnen liggen aan de te kleine power van de toets. In vervolgonderzoek zou hier rekening mee gehouden kunnen worden door meer studies mee te nemen in de analyse. Het is hiervoor wel noodzakelijk dat er meer studies naar het effect van CRT gedaan zijn. Een andere optie is studies te gebruiken met een grotere N (meer deelnemers). Hierdoor zal de power vergroot worden en daarmee zal de kans dat de H0-hypothese verworpen wordt wanneer de alternatieve hypothese waar is groter worden. Een ander punt van discussie is de duur van de interventieperiode. In een studie besloeg de interventieperiode

bijvoorbeeld twee weken, het zou kunnen dat in zo’n korte tijdspanne nog geen effect van CRT op de verbetering van depressie

opgetreden is, terwijl dit effect na een langere periode wel zichtbaar zou zijn. Er is een kans dat cognitieve functies sneller verbeteren dan dat depressieve verschijnselen verminderen. Dit zou kunnen verklaren waarom er wel een effect van CRT op de verbetering van

(17)

L.T. van Vugt (2015)

17 het verbeteren van depressie. In

vervolgonderzoek is het interessant om te onderzoeken of er bij een langere

interventieperiode naast de verbetering van de cognitieve functies ook sprake is van verbetering van de depressieve symptomen. Op deze manier kan de vraag of cognitieve remediatietherapie een effectieve

behandelmethode is voor het verbeteren van een depressieve stoornis met meer zekerheid beantwoord worden. Ook hiervoor geldt echter dat er eerst meer onderzoek gedaan moet zijn voordat dit mogelijk is.

Aandachtspunt voor vervolgonderzoek is de volgorde van excluderen van studies. Bij replicatie van dit onderzoek moet er rekening mee gehouden worden dat de eerste

screening op relevantie van de titel en

abstract plaatsvond, waarbij de inclusiecriteria alleen impliciet zijn toegepast. De vastgestelde inclusiecriteria zijn pas bij de tweede

(18)

Eerste auteur Titel Jaar Zoekmachine 1 2 3 4 5 Adams S. Effects of emotion recognition training on mood among individuals with high levels of

depressive symptoms: study protocol for a randomised controlled trial

2013 Pub Med nee

Adler, AD. Change in automatic and strategic cognition: An examination of Cognitive Therapy for

depression

2013 Psyc Info ja ja ja ja ja

Adler, AD. What Changes in Cognitive Therapy for Depression? An Examination of Cognitive Therapy Skills and Maladaptive Beliefs

2015 Web of Science

nee ja ja ja

Alladin A. Cognitive hypnotherapy for major depressive disorder 2012 Pub Med nee nee nee Alliani D. Interactive typology in depression according to cognitive theory and systemic theory. 1992 Pub Med nee

Alvarez, L. Computer program in the treatment for major depression and cognitive impairment in

university students.

2008 Psyc Info ja ja ja ja ja

Avila, R. Neuropsychological rehabilitation of memory deficits and activities of daily living in patients with Alzheimer’s disease: a pilot study

2004 Web of Science

nee

Baert, S. Attentional bias training in depression: therapeutic effects depend on depression severity, study 1

2010 Pub Med ja ja ja ja ja

Baert, S. Attentional bias training in depression: therapeutic effects depend on depression severity, study 2

2010 Pub Med ja ja ja ja ja

Barber JP. Change in compensatory skills in cognitive therapy for depression 2011 Pub Med nee Bark, N. The impact of cognitive remediation on psychiatric symptoms of schizophrenia 2003 Web of

Science

nee

Batink, T. How does MBCT for depression work? studying cognitive and affective mediation pathways 2013 Pub Med ja ja nee Beach, SRH. Treating depression in the context of martial discord-outcome and predictors of response of

martial therapy versus cognitive therapy

1992 Web of Science

(19)

L.T. van Vugt (2015)

19

Eerste auteur Titel Jaar Zoekmachine 1 2 3 4 5

Beck, AT. Treatment of depression with cognitive therapy and amitriptyline 1985 Pub Med

Beevers, CG. Unlinking negative cognition and symptoms of depression: Evidence of a specific treatment effect for cognitive therapy

2005 Web of Science

nee

Beevers, CG. Depression and the ironic effects of thought suppression: Therapeutic strategies for improving mental control

1999 Web of Science

nee

Beevers, CG. Efficiently assessing negative cognition in depression: an item response theory analysis of the Dysfunctional Attitude Scale

2007 Pub Med ja nee

Bellivier F. Cognitions and functioning in euthymic bipolar patients: screening and treatment 2012 Pub Med nee Belus, JM. Thinking About Your Thoughts: Investigating Different Cognitive Change Strategies 2012 Web of

Science

nee

Bennett-Levy, J. The ups and downs of cognitive therapy training: What happens to trainees' perception of their competence during a cognitive therapy training course?

2007 Web of Science

nee

Bevan, D. A multiple-baseline study of the effects associated with metacognitive therapy in postpartum depression

2013 Pub Med nee

Bhar, SS. Sequence of improvement in depressive symptoms across cognitive therapy and pharmacotherapy

2008 Web of Science

ja ja nee

Bhatia, T. Adjunctive cognitive remediation for schizophrenia using yoga: an open, non-randomised trial

2012 Web of Science

nee

Blackburn, IM. A two-year naturalistic follow-up of depressed patients treated with cognitive therapy, pharmacotherapy and a combination of both

1986 Pub Med nee nee

Blackburn, IM. Experimental effects of a cognitive therapy technique in depressed patients 1980 Pub Med

Blackburn, IM. The efficacy of cognitive therapy in depression: a treatment trial using cognitive therapy and pharmacotherapy, each alone and in combination

(20)

Eerste auteur Titel Jaar Zoekmachine 1 2 3 4 5 Bockting, C. A lifetime approach to major depressive disorder: The contributions of psychological

interventions in preventing relapse and recurrence

2015 Pub Med nee

Bockting, CLH. Preventing relapse/recurrence in recurrent depression with cognitive therapy: A randomized controlled trial

2005 Web of Science

ja ja nee ja

Bogner The effects of memory, attention, and executive dysfunction on outcomes of depression in a primary care intervention trial: The prospect study

2007 Psyc Info nee ja

Bornstein, RA. Depression and memory in major depressive disorder 1991 Web of

Science

ja ja ja ja ja

Bosia, M. Factors affecting cognitive remediation response in schizophrenia: the role of comt gene and antipsychotic treatment

2014 Pub Med nee nee

Bossert, M. Cognitive Remediation in Clinical Routine: A Study on Psychiatric Patients' Acceptance 2014 Web of Science

nee

Bostanov, V. Event-related brain potentials reflect increased concentration ability after mindfulness-based cognitive therapy for depression: A randomized clinical trial

2012 Web of Science

nee nee

Bowie Cognitive remediation for treatment-resistant depression: Effects on cognition and

functioning and the role of online homework

2013 Psyc Info ja ja ja ja ja

Bowins B. Cognitive regulatory control therapies 2013 Pub Med nee Browning, M. The use of cognitive bias modification and imagery in the understanding and treatment of

depression

2013 Pub Med nee

Browning, M. Using attentional bias modification as a cognitive vaccine against depression 2012 Pub Med ja ja nee Brunoni, AR. Cognitive control therapy and transcranial direct current stimulation for depression: A

randomized, double-blinded, controlled trial

2014 Web of Science

(21)

L.T. van Vugt (2015)

21

Eerste auteur Titel Jaar Zoekmachine 1 2 3 4 5

Busch, AM. A follow-up analogue study on the effectiveness of the cognitive rationale 2007 Web of Science

nee

Campbell, JM. Treating depression in well older adults: use of diaries in cognitive therapy 1992 Pub Med

Castonguay, LG. Predicting the effect of cognitive therapy for depression: A study of unique and common factors

1996 Web of Science

nee

Churchill, R. Mindfulness-based 'third wave' cognitive and behavioural therapies versus treatment as usual for depression

2010 Pub Med

Clark, DA. Cognitive theory and therapy of anxiety and depression: convergence with neurobiological findings

2010 Pub Med nee

Coffman, SJ. Extreme nonresponse in cognitive therapy: Cean Behavioral activation succeed where cognitive therapy fails?

2007 Web of Science

nee

Coleman, D. Cognitive and Psychodynamic Mechanisms of Change in Treated and Untreated Depression 2010 Web of Science

nee

Collet, L. Cognitive therapy of depression and counterdemand effects: a pilot study 1987 Pub Med nee Covi, L. Cognitive group psychotherapy of depression: the close-ended group 1982 Pub Med nee Dams-O'Connor, K. Role and Impact of Cognitive Rehabilitation 2010 Web of

Science

nee

Deckersbach, T. Cognitive Rehabilitation for Bipolar Disorder: An Open Trial for Employed Patients with Residual Depressive Symptoms

2010 Web of Science

nee ja ja ja ja

D'Elia, G. Cognitive therapy--a process of learning that changes dysfunctional thought patterns 1992 Pub Med nee De Lissnyder, E. The association between depressive symptoms and executive control impairments in

response to emotional and non-emotional information

Web of Science

(22)

Eerste auteur Titel Jaar Zoekmachine 1 2 3 4 5

Demant, KM. Effects of cognitive remediation on cognitive dysfunction in partially or fully remitted patients with bipolar disorder: study protocol for a randomized controlled trial

2013 Web of Science

ja ja ja ja ja

De Raedt Changes in attentional processing of emotional information following mindfulness-based cognitive therapy in people with a history of depression: Towards an open attention for all emotional experiences

2012 Psyc Info nee nee

Derouesne Cognitive and psycho-affective modification 2007 Pub Med nee De Rubeis, RJ. Cognitive therapy versus medication for depression: treatment outcomes and neural

mechanisms

2008 Pub Med nee

De Rubeis, RJ. How does cognitive therapy work? Cognitive change and symptom change in cognitive therapy and pharmacotherapy for depression

1990 Pub Med ja ja nee

Diekstra, RF. Cognitive therapy of depression: a means of crisis intervention 1988 Pub Med nee

Docteur, A. The role of CBT in explicit memory bias in bipolar I patients 2013 Pub Med ja ja nee Dozois, DJ. Normative data on cognitive measures of depression 2003 Pub Med nee

Dunn, BD. Helping depressed clients reconnect to positive emotion experience: current insights and future directions

2012 Pub Med nee

Ekkers, W. Competitive Memory Training for treating depression and rumination in depressed older adults: a randomized controlled trial

2011 Pub Med ja nee

Elgamal, S. Successful computer-assisted cognitive remediation therapy in patients with unipolar depression: A proof of principle study

2007 Psyc Info ja ja ja ja ja

Engen, H. How working memory training improves emotion regulation: neural efficiency, effort, and transfer effects

2013 Pub Med nee

Escolano, C. A controlled study on the cognitive effect of alpha neurofeedback training in patients with major depressive disorder

2014 Web of Science

(23)

L.T. van Vugt (2015)

23

Eerste auteur Titel Jaar Zoekmachine 1 2 3 4 5

Fiszdon, JM. Predictors of remediation success on a trained memory task 2005 Pub Med nee Fournier, JC. Differential change in specific depressive symptoms during antidepressant medication or

cognitive therapy

2013 Pub Med nee

Fritze, J. Cognitive training adjunctive to pharmacotherapy in schizophrenia and depression: a pilot study on the lateralization hypothesis of schizophrenia and depression and on cognitive therapy as adjunctive to pharmacotherapy

1988 Pub Med nee

Galinowski, A. Cognitive therapies of depression 1986 Pub Med nee Gelder, MG. Is cognitive therapy effective?: discussion paper 1983 Pub Med nee Glenthoj, LB. The FOCUS trial: cognitive remediation plus standard treatment versus standard treatment

for patients at ultra-high risk for psychosis: study protocol for a randomised controlled trial

2015 Web of Science

ja Ja ja ja nee

Goldberg, D. Cognitive therapy for depression 1982 Pub Med nee

Goldberg, JF. Dysfunctional attitudes and cognitive schemas in bipolar manic and unipolar depressed outpatients: implications for cognitively based psychotherapeutics

2008 Pub Med nee nee nee

Gosling, JA. The GoodNight study--online CBT for insomnia for the indicated prevention of depression: study protocol for a randomised controlled trial

2014 Pub Med ja ja nee

Greer Dose-dependent changes in cognitive function with exercise augmentation for major depression: Results from the tread study

2014 Psyc Info nee nee nee

Gunther, V. Cognitive training in organic psychogeriatric syndromes 1991 Medische bibliotheek

nee

Hamilton, KE. Cognitive therapy of depression: Pretreatment patient predictors of outcome 2002 Web of Science

nee

Hardy, GE. Client interpersonal and cognitive styles as predictors of response to time-limited cognitive therapy for depression

(24)

Eerste auteur Titel Jaar Zoekmachine 1 2 3 4 5 Hardy, GE. Sudden gains in cognitive therapy for depression: a replication and extension 2005 Pub Med nee

Hayes, AM. Discontinuities and cognitive changes in an exposure-based cognitive therapy for depression 2007 Pub Med nee Heeren, A. The effects of mindfulness on executive processes and autobiographical memory specificity 2009 Web of

Science

ja nee ja

Highfield, J. An investigation into the experience of self-conscious emotions in individuals with bipolar disorder, unipolar depression and non-psychiatric controls

2010 Pub Med nee

Howren, MB. Computerized cognitive training interventions to improve neuropsychological outcomes: evidence and future directions

2014 Pub Med nee

Iacoviello, BM. Cognitive-emotional training as an intervention for major depressive disorder 2014 Psyc Info ja ja ja ja ja

Inoue, K. Cognitive therapy for a major depressive episode in residual schizophrenia 1999 Web of Science

nee

Ives-Deliperi, VL. The effects of mindfulness-based cognitive therapy in patients with bipolar disorder: A controlled functional MRI investigation

2013 Web of Science

nee nee

Jackson, CJ. Mechanisms underlying rebt in mood disordered patients: predicting depression from the hybrid model of learning

2012 Pub Med nee

Jacobs, LI. Cognitive therapy of postmanic and postdepressive dysphoria in bipolar illness 1982 Pub Med nee Kenny, MA. Treatment-resistant depressed patients show a good response to Mindfulness-based

Cognitive Therapy

2007 Pub Med nee

Keune, PM. Mindfulness-based cognitive therapy (MBCT), cognitive style, and the temporal dynamics of frontal EEG alpha asymmetry in recurrently depressed patients

2011 Pub Med ja ja nee

Kingdon, D. Hypomania following cognitive therapy 1986 Pub Med nee Koenig, AM. Cognition in Late Life Depression: Treatment Considerations 2014 Pub Med nee

(25)

L.T. van Vugt (2015)

25

Eerste auteur Titel Jaar Zoekmachine 1 2 3 4 5

Kohlenberg, RJ. Improving cognitive therapy for depression with functional analytic psychotherapy: Theory and case-study

1994 Web of Science

nee

Koster, EH. Introduction to the special section on cognitive bias modification in emotional disorders 2009 Pub Med nee

Kovacs, M. Cognitive therapy in depression 1980 Pub Med

Kovacs, M. Depressed outpatients treated with cognitive therapy or pharmacotherapy. A one-year follow-up

1981 Pub Med nee

Kovacs, M. The efficacy of cognitive and behavior therapies for depression 1980 Pub Med

Kurtz, MM. Social cognitive training for schizophrenia: a meta-analytic investigation of controlled research

2012 Pub Med nee

Kuyken, W. Mindfulness-based cognitive therapy to prevent relapse in recurrent depression 2008 Pub Med ja ja nee Lam, D. Dysfunctional assumptions in bipolar disorder 2004 Pub Med nee nee nee

Lee, RSC. Cognitive remediation improves memory and psychosocial functioning in first-episode

psychiatric out-patients

2012 Web of Science

ja ja ja ja ja

Lee, RSC. Letter to the editor: Comments on 'Cognitive remediation improves memory and

psychosocial functioning in first-episode psychiatric out-patients': a reply

2014 Pub Med ja ja ja ja ja

Lethbridge, R. Mood induced cognitive and emotional reactivity, life stress, and the prediction of depressive relapse

2008 Pub Med nee

Lewandowski, KE. Is cognitive enhancement therapy equally effective for patients with schizophrenia and schizoaffective disorder?

2011 Web of Science

ja ja nee nee nee

(26)

Eerste auteur Titel Jaar Zoekmachine 1 2 3 4 5

Lindenmayer, JP. A randomized controlled trial of cognitive remediation among inpatients with persistent mental illness

2008 Pub Med ja ja ja ja ja

Lohman, M. The effect of depression on memory and memory training intervention in older adults: results from the advanced cognitive training for independent and vital eldery (active) study

2011 Web of Science

nee

Lothmann, C. Cognitive bias modification training in adolescents: effects on interpretation biases and mood

2011 Pub Med nee nee nee ja

Ma, SH. Mindfulness-based cognitive therapy for depression: replication and exploration of differential relapse prevention effects

2004 Pub Med ja ja nee

Manber, R. CBT for insomnia in patients with high and low depressive symptom severity: adherence and clinical outcomes

2011 Pub Med nee nee

Marta-nez, A. Cognitive dysfunctions in bipolar disorder: evidence of neuropsychological disturbances 2000 Pub Med nee Marton, P. The prevalence of cognitive distortion in depressed adolescents 1995 Pub Med nee McIntyre Cognitive deficits and functional outcomes in major depressive disorder: Determinants,

substrates, and treatment interventions

2013 Psyc Info nee

Meusel, LAC. Neural correlates of cognitive remediation in patients with mood disorders 2013 Web of Science

nee

Meusel, LAC. Improvement in Memory Deficits Following Computer Assisted Cognitive Remediation in Patients with a Mood Disorder

2010 Web of Science

nee

McGurk, SR. Cognitive training and supported employment for persons with severe mental illness: One-year results from a randomized controlled trial

2005 Web of Science

ja nee

Michalak, J. Embodied effects of mindfulness-based cognitive therapy 2010 Pub Med

Michalak, J. Mindfulness predicts relapse/recurrence in major depressive disorder after mindfulness-based cognitive therapy

(27)

L.T. van Vugt (2015)

27

Eerste auteur Titel Jaar Zoekmachine 1 2 3 4 5

Michalak, J. New ways of relapse prevention in depression Web of Science

nee

Mirabel-Sarron, C. Mindfulness based cognitive therapy (MBCT): A pilot study in bipolar patients 2009 Web of Science

nee

Morimoto, SS. Cognitive Deficits in Geriatric Depression Clinical Correlates and Implications for Current and Future Treatment

2012 Web of Science

nee

Morimoto, SS. Neuroplasticity-based computerized cognitive remediation for treatment-resistant geriatric depression

2014 Web of Science

nee

Moynihan, JA. Mindfulness-Based Stress Reduction for Older Adults: Effects on Executive Function, Frontal Alpha Asymmetry and Immune Function

2013 Web of Science

ja nee

Naismith, SL. Cognitive training in affective disorders improves memory: a preliminary study using the NEAR approach

2010 Referentielijst ja ja ja ja ja

Naismith, SL. Enhancing memory in late-life depression: The effects of a combined psychoeducation and cognitive training program

2011 Psyc Info nee ja ja ja

Netto, TM. Effect of a Working Memory Training Program in Older Adults 2013 Web of Science

ja nee

Nicholl, CR. Cognitions and post-stroke depression 2002 Pub Med nee Ono, H. Cognitive therapy combined with drug therapy for the treatment of patients with depressive

disorder

2001 Pub Med nee

Ono, Y. Cognitive therapy/cognitive behavior therapy for depression 2002 Pub Med nee

Owens, M. Improving attention control in dysphoria through cognitive training: transfer effects on working memory capacity and filtering effeiciency

2013 Referentielijst ja ja ja ja ja

(28)

Eerste auteur Titel Jaar Zoekmachine 1 2 3 4 5

Payzieva, S. NIRS study of the effects of computerized brain training games for cognitive rehabilitation of major depressive disorder patients in remission: A pilot study

2014 Psyc Info

Pfeifer, S. Cognitive therapy of depression 1983 nee

Porter, RJ. Cognitive remediation as a treatment for major depression: A rationale, review of evidence and recommendations for future research

2013 Psyc Info

Preiss, M. Personalized cognitive training in unipolar and bipolar disorder: A study of cognitive functioning

2013 Psyc Info ja ja ja ja ja

Raes, F. Mindfulness and reduced cognitive reactivity to sad mood: evidence from a correlational study and a non-randomized waiting list controlled study

2009 Pub Med nee

Raffard, S. Learning potential and cognitive remediation in schizophrenia 2009 Psyc Info nee Rapp, SR. Memory enhancement training for older adults with mild cognitive impairment: A

preliminary study

2002 Psyc Info ja nee

Rector, NA. Cognitive change and the therapeutic alliance: The role of technical and nontechnical factors in cognitive therapy

1999 Web of Science

nee nee

Reinecke, MA. Cognitive-behavioral therapy of depression and depressive symptoms during adolescence: A review and meta-analysis

1998 Web of Science

nee

Ricarte, JJ. Effects of event-specific memory training on autobiographical memory retrieval and depressive symptoms in schizophrenic patients

2012 Pub Med ja ja ja ja ja

Riviera Cognitive approach to anticipation in depression 1990 Pub Med nee Rose, RD. A randomized controlled trial of a self-guided, multimedia, stress management and resilience

training program

(29)

L.T. van Vugt (2015)

29

Eerste auteur Titel Jaar Zoekmachine 1 2 3 4 5

Ross, M. An evaluation of the effectiveness of individual and group cognitive therapy in the treatment of depressed patients in an inner city health centre

1985 Pub Med ja ja nee

Rush, AJ. Cognitive therapy of depression and suicide 1978 Pub Med nee Rush, AJ. Cognitive therapy of depression: rationale, techniques, and efficacy 1983 Pub Med nee

Schmitter-Edgecombe, M.

Cognitive Rehabilitation Multi-family Group Intervention for Individuals with Mild Cognitive Impairment and Their Care-Partners

2014 Web of Science

ja nee

Scholey, KA. A series of brief cognitive therapy interventions with people experiencing both dementia and depression: A description of techniques and common themes

2003 Web of Science

nee ja

Schroevers, MJ. Is learning mindfulness associated with improved affect after mindfulness-based cognitive therapy?

2010 Pub Med nee

Schwalbe, E. Cognitive dysfunction and competency restoration: Using cognitive remediation to help restore the unrestorable

2007 Web of Science

nee

Scogin, F. Cognitive bibliotherapy and memory training for older adults with depressive symptoms 2014 Pub Med ja ja ja ja ja

Seligman, ME. Explanatory style change during cognitive therapy for unipolar depression 1988 Pub Med nee nee

Shachar, A. Cognitive therapy of depression 1982 Pub Med nee

Shaw, BF. Comparison of cognitive therapy and behavior therapy in the treatment of depression 1977 Pub Med nee ja nee Shean, GD. Is cognitive therapy consistent with what we know about emotions? 2003 Pub Med nee

Sherrill, JT. Nonsomatic treatment of depression 2002 Pub Med nee

Shiraishi, S. Cognitive therapy for reducing and preventing depressive moods: A practical study with undergraduates

2005 Web of

Science

Simons, AD. Cognitive therapy and pharmacotherapy for depression. Sustained improvement over one year

1986 Medische biblotheek

(30)

Eerste auteur Titel Jaar Zoekmachine 1 2 3 4 5 Solé, B. Functional remediation for patients with bipolar II disorder: Improvement of functioning and

subsyndromal symptoms

2014 Pub Med nee nee ja

Standage, H. Is manipulation of mood a critical component of cognitive bias modification procedures? 2010 Pub Med nee nee Stürz, K. Computer assisted cognitive training advances mood and psychological wellbeing - a

comparison to paper pencil training relating to neuropsychological parameters, mood and cognitions

2010 Pub Med nee

Tam, CWC. Clinical remission of late-onset depression in elderly Chinese: A short-term outcome study 2013 Psyc Info

Teasdale, JD. Cognitive therapy for major depressive disorder in primary care 1984 Pub Med ja nee Teasdale, JD. Emotion and two kinds of meaning: cognitive therapy and applied cognitive science 1993 Pub Med nee

Teasdale, JD. Emotional processing, three modes of mind and the prevention of relapse in depression 1993 Pub Med nee Teasdale, JD. How does cognitive therapy prevent depressive relapse and why should attentional control

(mindfulness) training help?

1995 Pub Med nee ja

Teasdale, JD. Metacognitive awareness and prevention of relapse in depression: empirical evidence 2002 Pub Med ja nee Teasdale, JD. Prevention of relapse/recurrence in major depression by mindfulness-based cognitive

therapy

2000 Pub Med ja ja nee

Teismann, T. A randomized controlled trial on the effectiveness of a rumination-focused group treatment for residual depression

2013 Pub Med nee ja

Theilemann, S. Modification of cognitive disorders in schizophrenic and schizoaffective psychoses using cognitive therapy in comparison with sociotherapy

1993 Pub Med

Torrent, C. Efficacy of funcional remediation in bipolar disorder: a multicenter randomized controlled study

(31)

L.T. van Vugt (2015)

31

Eerste auteur Titel Jaar Zoekmachine 1 2 3 4 5

Trapp, W. Cognitive remediation improves cognition and good cognitive performance increases time to relapse - Results of a 5 year catamnestic study in schizophrenia patients

2013 Psyc Info ja nee

Trebo, E. The effects of a computer assisted cognitive training on neuropsychological parameters, mood and dysfunctional cognitions in depressive patients

2007 Web of

Science

Van Aalderen, JR. The efficacy of mindfulness-based cognitive therapy in recurrent depressed patients with and without a current depressive episode: a randomized controlled trial

2012 Pub Med ja ja nee

Van Dam, NT. How Does Mindfulness Reduce Anxiety, Depression, and Stress? An Exploratory Examination of Change Processes in Wait-List Controlled Mindfulness Meditation Training

2014 Web of Science

ja nee nee

van Vugt, MK. The effects of mindfulness-based congnitive therapy on affective memory recall dynamics in despression: a mechanistic model of rumination

2012 Web of Science

ja ja nee

Vauth, R. Cognitive strategies versus self-management skills as adjunct to vocational rehabilitation 2005 Pub Med ja nee ja ja Walsh, ND. An investigation of cognitive 'branching' processes in major depression 2009 Pub Med nee

Weber, B. Mindfulness-based cognitive therapy for bipolar disorder: a feasibility trial 2010 Pub Med nee Wells, A. Metacognitive therapy in treatment-resistant depression: a platform trial 2012 Pub Med nee

Whisman, MA. Cognitive therapy with depressed inpatients: specific effects on dysfunctional cognitions 1991 Pub Med ja ja ja ja ja

Whisman, MA. Mediators and moderators of change in cognitive therapy of depression 1993 Pub Med nee Williams, JMG. Mindfulness-Based Cognitive Therapy for Preventing Relapse in Recurrent Depression: A

Randomized Dismantling Trial

Web of Science

nee

Wilkes, TC. Adaptations of cognitive therapy for depressed adolescents 1988 Pub Med nee Wolinsky, FD. The ACTIVE cognitive training interventions and the onset of and recovery from suspected

clinical depression

(32)

Eerste auteur Titel Jaar Zoekmachine 1 2 3 4 5 Wolinsky, FD. The Effect of Speed-of-Processing Training on Depressive Symptoms in active 2008 Web of

Science

ja ja

Wong, Y. Dejian mind-body intervention for patients with depression: A randomized controlled trial 2014 Psyc Info nee Wright, JH. Cognitive therapy of depression: theory and practice 1983 Pub Med nee Wykes, T. The effects of neurocognitive remediation on executive processing in patients with

schizophrenia

1999 Pub Med ja nee

Zeiss, AM. Nonspecific improvement effects in depression using interpersonal skills training, pleasant activity schedules, or cognitive training

1979 Pub Med ja nee nee

Zettle, RD. Component and process analysis of cognitive therapy 1987 Pub Med nee Zettle, RD. Group cognitive and contextual therapies in treatment of depression 1989 Pub Med ja ja nee

Bijlage 1. Studies beoordeeld op inclusiecriteria.

Paars, niet online te openen; groen, geschikt op basis van inclusiecriteria.

(33)

L.T. van Vugt (2015)

33 Referenties

Austin, M., Mitchell, P., & Goodwin, G. M. (2001). Cognitive deficits in depression possible implications for functional neuropathology. The British Journal of Psychiatry, 178(3), 200-206. doi:10.1192/bjp.178.3.200.

Baddeley, A. (1992) Working Memory. Science, 255 (5044), 556-559. Verkregen in februari 2015

van http://www,sciencemag.org/content/255/5044/556.short.

Baert, S., De Raedt, R., Schacht, R., & Koster, E. H. W. (2010). Attentional bias training in depression: Therapeutic effects depend on depression severity. Journal of Behavior Therapy and Experimental

Psychiatry, 41(3), 265-274.

Becker, L.A. (2000). Effect Size. Verkregen op 27 mei 2015, van University of Colorado, Colorado Springs. http://www.uccs.edu/lbecker/effect-size.html#V. Effect size measures in ANOVA.

Bornstein, R. A., Baker, G. B., & Douglass, A. B. (1991). Depression and memory in major depressive disorder. The Journal of Neuropsychiatry and Clinical Neurosciences, 3(1), 78-80.

Burt, D. B., Zembar, M. J., & Niederehe, G. (1995). Depression and memory impairment: A meta-analysis of the association, its pattern, and specificity. Psychological Bulletin, 117(2), 285-305.

Choenarom, C., Williams, R. A., & Hagerty, B. M. (2005). The role of sense of belonging and social support on stress and depression in individuals with depression. Archives of Psychiatric Nursing,

19(1), 18-29. doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.apnu.2004.11.003.

Cohen, J. (1988). Statistical Power Analysis for the Behavioral Sciences. Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.

Ehrlich, S.D. (2013). Depression. Verkregen in februari 2015 van

(34)

Elgamal, S., McKinnon, M. C., Ramakrishnan, K., Joffe, R. T., & MacQueen, G. (2007). Successful computer-assisted cognitive remediation therapy in patients with unipolar depression: A proof of principle study. Psychological Medicine, 37(09), 1229-1238.

Golinkoff, M., & Sweeney, J. A. (1989). Cognitive impairments in depression. Journal of Affective

Disorders, 17(2), 105-112. doi:http://dx.doi.org/10.1016/0165-0327(89)90032-3.

Hickie, I., Naismith, S., Ward, P. B., Turner, K., Scott, E., Mitchell, P., Parker, G. (2005). Reduced hippocampal volumes and memory loss in patients with early- and late- onset depression. The

British Journal of Psychiatry : The Journal of Mental Science, 186, 197.

Higgins, J. P., Thompson, S. G., Deeks, J. J., & Altman, D. G. (2003). Measuring inconsistency in meta-analyses. BMJ, 557-560. doi:10.1136/bmj.327.7414.557.

Iacoviello, B. M., Wu, G., Alvarez, E., Huryk, K., Collins, K. A., Murrough, J. W., Charney, D. S. (2014). Cognitive-emotional training as an intervention for major depressive disorder. Depression and

Anxiety, 31(8), 699-706.

Konrad, C., Losekam, S., & Zavorotnyy, M. (2015). Cognitive deficits in unipolar major depression. Kognitive storungen bei unipolarer depression. Der Nervenarzt, 86(1), 99-115. doi:http://dx.doi.org/10.1007/s00115-014-4219-z.

Lee, J., & Park, S. (2005). Working memory impairments in schizophrenia: A meta-analysis. Journal of

Abnormal Psychology, 114(4), 599-611.

Lipsey, M. W., & Wilson, D. B. (2001). Practical Meta-Analysis Effect Size Calculator. Verkregen in April 2015 van http://www.campbellcollaboration.org/escalc/html/EffectSizeCalculator-Home.php.

(35)

L.T. van Vugt (2015)

35 McGurk, S. R., & Mueser, K. T. (2004). Cognitive functioning, symptoms, and work in supported

employment: A review and heuristic model. Schizophrenia Research, 70(2-3), 147-173.

McGurk, S. R., Twamley, E. W., Sitzer, D. I., McHugo, G. J., & Mueser, K. T. (2007). A meta-analysis of cognitive remediation in schizophrenia. The American Journal of Psychiatry, 164(12), 1791-1802.

Morin, A. (z.d.) Understanding Executive Functioning Issues. Verkregen in februari 2015 van https://www.understood.org/en/learning-attention-issues/child-learning-disabilities/executive-functioning-issues/understanding-executive-functioning-issues.

Myers, E.M. (2006). California Verbal Learning Test. Verkregen in april 2015 van http://www.memorylossonline.com/glossary/californiaverballearningtest.html.

Naismith, S. L., Diamond, K., Carter, P. E., Norrie, L. M., Redoblado-Hodge, M. A., Lewis, S. J., & Hickie, I. B. (2011). Enhancing memory in late-life depression: The effects of a combined psychoeducation and cognitive training program. The American Journal of Geriatric Psychiatry,

19(3), 240-248.

Owens, M., Koster, E. H., & Derakshan, N. (2013). Improving attention control in dysphoria through cognitive training: Transfer effects on working memory capacity and filtering efficiency.

Psychophysiology, 50(3), 297-307.

Phillips, S., & Williams, J. M. G. (1997). Cognitive impairment, depression and the specificity of autobiographical memory in the elderly. British Journal of Clinical Psychology, 36(3), 341-347. doi:10.1111/j.2044-8260.1997.tb01242.x.

Preiss, M., Shatil, E., Čermáková, R., Cimermanová, D., & Ram, I. (2013). Personalized cognitive training in unipolar and bipolar disorder: A study of cognitive functioning. Frontiers in Human

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The authors would like to thank all patients who completed the survey, the clinicians in the hospitals for their cooperation, the patient advocacy group Dutch Breast Cancer

We assessed the longitu- dinal impact of multimorbidity, defined as two or more co- occurring chronic health conditions, on work functioning over time among workers who had returned

The research in this thesis was performed at the Graduate School of Medical Sciences (GSMS) at the University of Groningen.. This PhD project was financially supported by

For all three Trp570 mutants the hydrolysis activity increased, as evidenced by the increased intensity of peak 1 in the HPAEC-PAD profile (Figure 3A), whereas the hydrolytic

To conclude, the effects of an iPad-based cognitive rehabili- tation program on cognitive performance and PROMs will be examined in patients with primary brain tumors early in

The study described in this protocol article aims to assess the effectiveness of a multicomponent positive psychology intervention ( “Living well with bipolar disorder ”) adjusted

AN: Anorexia nervosa; BED: Binge eating disorder; BMI: Body Mass Index; BN: Bulimia nervosa; CBT: Cognitive behavioral therapy; CBT-E: Cognitive behavioral therapy-enhanced;

AAQ-II: Acceptance and Action Questionnaire; APD: Avoidant personality disorder; AQ: Autism-Spectrum Quotient; ASC: Autism spectrum condition; AVPDSI: Avoidant Personality