• No results found

Nederland en de onderhandelingen over het Schuman-plan

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nederland en de onderhandelingen over het Schuman-plan"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

over het Schuman-plan

Bas van den Elshout

N e d e r l a n d was i n m e i 1950 é é n van de staten die positief reageerden op de u i t n o d i g i n g van de Franse regering o m op basis van de S c h u m a n - v e r k l a r i n g onderhandelingen te openen voor een suprananationaal beheer van de k o l e n en staalindustrie. B i j de o n d e r -handelingen die negen maanden i n beslag hebben genomen heeft de Nederlandse delegatie zich zeer actief opgesteld. O p een aantal punten is de Nederlandse inbreng van beslissende betekenis geweest voor de uitkomst van de onderhandelingen. D i t betreft i n de eerste plaats de politieke constructie van de k o l e n - en staalgemeenschap. D o o r toedoen van N e d e r l a n d is het supranationale element daarin aanzienlijk geringer dan de opstellers van de S c h u m a n - v e r k l a r i n g aanvankelijk voor ogen had gestaan. Daarnaast z i j n de economische uitgangspunten die door de Nederlandse delegatie werden gehanteerd i n een groot aantal bepalingen van het verdrag van de Europese Gemeenschap voor K o l e n en Staal ( E G K S ) terug te v i n d e n . In deze bijdrage wordt de Nederlandse opstelling bij de S c h u m a n o n d e r h a n -delingen beschreven en wordt nagegaan welke overwegingen aan deze opstelling ten grondslag hebben gelegen.1 Het accent ligt daarbij op

de besluitvorming i n het kabinet. De bijdrage start met een korte uiteenzetting van het Schumanplan en de internationale reacties daarop.

De Schuman-verklaring

(2)

van een proces van Europese integratie waarbinnen de eeuwenoude Frans-Duitse tegenstelling zou kunnen worden opgelost. De econo-mische betekenis van de beoogde organisatie was volgens de verklaring gelegen i n de totstandkoming van een gemeenschappelijke markt voor kolen en staal waarbinnen afnemers tegen v o l k o m e n gelijke voorwaarden toegang zouden hebben tot de produkten van de k o l e n - en staalsector. De marktordening zou daarbij z i j n gericht op rationalisering en uitbreiding van de produktie.

Het Schuman-plan was de schepping van Jean M o n n e t die vanaf 1946 als 'Commissaire du Plan de M o d e r n i s a t i o n et d ' E q u i p m e n t ' was belast met de economische wederopbouw van F r a n k r i j k . G e d r e v e n door de vrees dat de F r a n s - D u i t s e betrekkingen weer beheerst zouden gaan worden door wantrouwen en revanchistische sentimenten werkte M o n n e t , op eigen initiatief, in april 1950 de eerste versie van het plan uit. De Franse angst voor het militaire potentieel en de concurrentiekracht van de Duitse zware industrie zag hij als kernpunt van de F r a n s - D u i t s e problematiek. Door de zware industrie onder supranationaal gezag te plaatsen zou deze angst weggenomen kunnen worden en werd het mogelijk vreedzame oplossingen te v i n d e n voor geschilpunten tussen beide landen zoals het Franse protectoraat over het Saar-gebied en de deconcentratie van de Duitse i n d u s t r i e .2

Het Schuman-plan betekende een radicale breuk i n de Franse buitenlandse politiek ten opzichte van Duitsland. V a n a f het einde van de Tweede Wereldoorlog was de buitenlandse politiek van F r a n k r i j k erop gericht geweest om te voorkomen dat D u i t s l a n d opnieuw een gevaar voor E u r o p a zou worden. A a n v a n k e l i j k hoopten de Fransen dat te kunnen bereiken door het zoveel mogelijk tegengaan van politiek en economisch machtsherstel van Duitsland. Deze politiek was mislukt omdat onder meer de Verenigde Staten en G r o o t B r i t t a n n i ë het noodzakelijk achtten om Duitsland tot bondgenoot te hebben i n de K o u d e Oorlog en bij het streven naar economisch herstel. Deze staten hadden eveneens oog voor het Duitse gevaar maar w i l d e n dit be-dwingen door integratie van Duitsland i n Europese samenwerkings-verbanden. D o o r het verschil i n benadering van het Duitse vraagstuk had zich een gevaarlijke situatie o n t w i k k e l d . E n e r z i j d s vorderde het politieke en economische machtsherstel van Duitsland gestaag terwijl anderzijds met de integratie van Duitsland i n E u r o p a nog weinig vorderingen waren gemaakt. M e t het S c h u m a n - p l a n doorbrak de Franse regering deze impasse en plaatste ze de Franse politiek definitief i n het perspectief van F r a n s - D u i t s e samenwerking i n het kader van de Europese integratie.

(3)
(4)

het Franse voorstel aan Adenauer overgebracht. Deze aarzelde geen moment en betuigde o n m i d d e l l i j k zijn volledige instemming. Sedert z i j n ambtsaanvaarding als bondskanselier i n september 1949 had Adenauer zitten wachten op een dergelijk initiatief. E e n hechte samenwerking tussen F r a n k r i j k en Duitsland beschouwde hij als de meest aangewezen weg om definitief te breken met het Duitse p o l i -tieke verleden. Daarnaast hoopte hij dat D u i t s l a n d langs deze weg het Saargebied terug zou kunnen k r i j g e n en b e v r i j d zou k u n n e n w o r -den van het vernederende geallieerde toezicht op de Duitse economie en de Duitse buitenlandse politiek.

Positieve antwoorden op de uitnodiging van de Franse regering om onderhandelingen over een gemeenschappelijke k o l e n - en staalge-meenschap te beginnen kwamen behalve uit B o n n ook uit Brussel, D e n Haag, L u x e m b u r g en R o m e . De reactie uit L o n d e n was negatief. De Britse regering zag G r o o t - B r i t t a n n i ë nog steeds als wereldmacht en achtte het voor een juist evenwicht i n de Britse politiek niet wenselijk om een te grote nadruk op W e s t E u r o p a te leggen. D o o r de w e i -gering om vooraf het principe van overdracht van soevereiniteit te onderschrijven, een eis die de Franse regering had gesteld, onttrok G r o o t - B r i t t a n n i ë zich aan de onderhandelingen en daarmee voorlopig aan het proces van Europese integratie.

Ontvangst van het plan in Den Haag

(5)

waren o m die reden i n februari 1950 zonder resultaat afgebroken. Het meest bezorgd was de Nederlandse regering over het trage tempo b i j het o p r u i m e n van de vele handelsbelemmeringen i n E u r o p a . Het economische beleid was erop gericht om voor het einde van de M a r s h a l l - h u l p , i n 1952, i n N e d e r l a n d de basis te leggen voor een moderne industriestaat en om evenwicht te bereiken op de betalings-balans. Deze doelstellingen werden alleen haalbaar geacht i n d i e n de Nederlandse export ongehinderd zou k u n n e n expanderen. Juist op het moment dat het S c h u m a n - p l a n w e r d gelanceerd, bereidde N e d e r l a n d , met het p l a n - S t i k k e r , een integratie-initiatief voor dat was gericht op het oplossen van de Europese handelsproblematiek.

In het p l a n - S t i k k e r , dat was opgesteld als actieplan voor de O E E S , w e r d voorgesteld o m per bedrijfstak afspraken te m a k e n over verlaging van quota en tarieven. A l s voordeel van de bedrijfstak-gewijze aanpak w e r d gezien dat bij het elimineren van handelsbelem-meringen, per bedrijfstak, verschillende snelheden konden worden aangehouden. Het uiteindelijke doel van het p l a n - S t i k k e r was o m ge-leidelijk aan i n E u r o p a een volledige g e ï n t e g r e e r d e markt tot stand te brengen. A l s instrument .om de integratie te realiseren voorzag het plan i n een integratiefonds waaruit leningen verstrekt konden worden voor de aanpassing van de economische structuur van landen die door de integratie benadeeld zouden worden. N a technische voorbereiding zou de R a a d van de O E E S met een gekwalificeerde meerderheid van drievierde van het aantal stemmen over de sector-voorstellen moeten k u n n e n beslissen.3

Het p l a n - S t i k k e r heeft het niet gehaald. T o e n het i n j u n i 1950 b i j de O E E S w e r d ingediend was het S c h u m a n - p l a n reeds gelanceerd en waren alle ogen daarop gericht. B i j de behandeling i n de O E E S bleek bovendien dat de mate van integratie die met het p l a n - S t i k k e r w e r d voorgesteld onaanvaardbaar was voor G r o o t - B r i t t a n n i ë . U i t e i n d e l i j k stierf het Nederlandse initiatief een zachte dood i n de subcommissies van de O E E S . Het p l a n - S t i k k e r illustreert echter dat de Nederlandse regering i n het voorjaar van 1950 bereid was o m b i j de Europese samenwerking nieuwe wegen i n te slaan. V o o r een goed begrip van de Nederlandse houding ten opzichte van het S c h u m a n p l a n is het p l a n -Stikker van bijzondere betekenis omdat van Nederlandse zijde is geprobeerd het S c h u m a n - p l a n te modelleren langs de lijnen van het p l a n - S t i k k e r .

(6)

-fiteren zonder hierdoor te worden bedreigd. Het welslagen van de Franse politiek w e r d voor Nederland van eminent belang geacht.4

D o o r D . U . Stikker w e r d deze opvatting gedeeld. In een onderhoud met Schuman en M o n n e t op 16 m e i te L o n d e n gaf Stikker te kennen dat hij het plan zuiver internationaal-politiek beschouwd gunstig beoor-deelde. H i j maakte een voorbehoud ten aanzien van het Nederlandse standpunt omdat h i j geen oordeel k o n geven over de economische aspekten van de voorstellen.6 Het oordeel van de minister van

Economische Z a k e n , J . R . M . van den B r i n k , was zonder meer positief. Tijdens een debat i n de Tweede K a m e r over de u i t b r e i d i n g van Hoogovens en de N . V . Breedband karakteriseerde hij het plan als een welkome verrassing die een concrete en realistische weg aangaf om de economische integratie i n E u r o p a te bevorderen.6

Het positieve oordeel van de twee direct betrokken ministers leidde ertoe dat de M i n i s t e r r a a d reeds op 22 m e i het besluit nam dat Nederland i n beginsel aan het S c h u m a n - p l a n zou meedoen. De mede-w e r k i n g van Nederland aan het plan leek daarmee een uitgemaakte zaak die w e i n i g discussie opleverde. Het aanvankelijke enthousiasme bekoelde echter aanmerkelijk toen meer d u i d e l i j k h e i d w e r d verkregen over de politieke constructie die de Fransen bij de k o l e n - en staal-organisatie voor ogen stond.

O p 24 mei kregen de Beneluxlanden een nadere toelichting op het Franse voorstel. Tijdens deze bespreking w e r d d u i d e l i j k dat de Hoge A u t o r i t e i t , eenmaal benoemd, geheel los zou staan van de regeringen en grote bevoegdheden zou k r i j g e n op het punt van de prijsstelling, de investeringen en de arbeidsvoorwaarden i n de k o l e n - en staal-sector. In een politiek controle-orgaan was vooralsnog niet voorzien. De Fransen gaven te kennen dat zij het supranationale karakter van de nieuwe organisatie essentieel achtten. O m dit te benadrukken stelden zij de voorwaarde dat staten die aan de onderhandelingen zouden deelnemen vooraf de principes van de S c h u m a n - v e r k l a r i n g zouden onderschrijven i n een speciaal c o m m u n i q u é .7

(7)

b l i j k e n dat deze i n de p r a k t i j k niet tot werkbare resultaten zouden k u n n e n l e i d e n .8

Voorbereiding van de onderhandelingen

V a n Nederlandse zijde werden de onderhandelingen i n korte t i j d grondig voorbereid. E r w e r d een speciale adviescommissie voor het S c h u m a n p l a n ingesteld waarin naast ambtenaren van diverse m i n i s -teries ook vertegenwoordigers van de staal- en m i j n i n d u s t r i e en de vakbeweging zitting kregen. V o o r z i t t e r van de adviescommissie en de delegatie w e r d D . P . Spierenburg (directeurgeneraal voor de B u i t e n -landse Economische Betrekkingen van het M i n i s t e r i e van E c o n o m i s c h e Zaken) met als z i j n plaatsvervanger M . K o h n s t a m m (hoofd van het Bureau D u i t s l a n d van het ministerie van Buitenlandse Z a k e n ) .

Vanwege het ontbreken van technische details i n de S c h u m a n -verklaring k o n slechts een voorlopige instructie w o r d e n opgesteld. D e belangrijkste taak voor de delegatie was o m i n eerste instantie zoveel mogelijk informatie i n te w i n n e n over het plan en de beweegredenen van de deelnemende landen. V e r d e r zou ernaar moeten worden ge-streefd o m deelneming van G r o o t - B r i t t a n n i ë aan het S c h u m a n - p l a n te bevorderen. A a n alles wat met de Hoge A u t o r i t e i t samenhing zoals besluitvorming, bevoegdheden, rechtskracht van haar beslissingen, verantwoording, controle en beroepsmogelijkheden hechtte de regering groot belang. De delegatie zou zich op deze punten niet vast k u n n e n leggen zonder nadere instructies.9

B i j de bespreking van de instructie i n de M i n i s t e r r a a d w e r d d u i d e l i j k dat een meerderheid de mate van soevereiniteitsoverdracht die het S c h u m a n - p l a n impliceerde onwerkbaar en gevaarlijk v o n d . Ondanks de constatering van adviseur Spierenburg dat het regerings-standpunt dat van de Britse regering, die a f w i j z e n d stond ten aanzien van overdracht van soevereiniteit, zeer nabij k w a m , w e r d i n de i n -structie opgenomen dat boven de Hoge A u t o r i t e i t een orgaan zou moeten k o m e n waarin de regeringen vertegenwoordigd zouden z i j n . In eerste instantie w e r d daarbij gedacht aan een beroepsorgaan waarin de wijze van besluitvorming (eenstemmigheid respectievelijk een ge-kwalificeerde meerderheid) zou v a r i ë r e n met de op het spel staande b e l a n g e n .1 0

De wens o m de macht van de Hoge A u t o r i t e i t te beperken en dit orgaan te onderwerpen aan de politieke controle van de nationale regeringen k w a m voort uit een complex van overwegingen. Ik onder-scheid er v i j f .

(8)

opzichte van supranationale integratie. D o o r internationale samenwerking hoopte de regering de internationale positie van Nederland (vrije markt, integratie van Duitsland) te verbeteren. O m dit te bereiden werd overdracht van bevoegdheden aan b o -vennationale organen niet principieel uitgesloten. B i j haar beschouwing hierover i n het parlement, i n november 1948, had de regering echter benadrukt dat overdracht van soevereiniteit wenselijk en doelmatig zou moeten z i j n en b i j voorkeur beperkt zou moeten blijven tot uitvoerende t a k e n .1 1 Deze v o o r z i c h t i g h e i d

ten aanzien van supranationale organen k w a m i n de eerste plaats voort uit de vrees dat de grote Europese staten daarin de dienst zouden uitmaken. V e r d e r werden supranationale constructies ge-associeerd met het streven naar een politiek verenigd E u r o p a . D i t was een conceptie die de regering i n het geheel niet aan-sprak.

(2) B i j een aantal ministers bestond de vrees dat besluiten van de Hoge A u t o r i t e i t het nationale economische beleid zouden d o o r -kruisen. In het bijzonder w e r d gevreesd voor aantasting van de 'lage lonenpolitiek' die de Nederlandse economie internationaal concurrerend zou moeten maken. O o k w e r d de m o g e l i j k h e i d niet uitgesloten dat de beoogde k o l e n - en staalorganisatie zou ont-aarden i n een soort internationaal kartel met als consequentie daarvan hoge prijzen voor k o l e n - en s t a a l p r o d u k t e n .1 2 D i t zou

een belemmering vormen voor de beoogde expansie van zowel de verwerkende industrie als de staalindustrie i n N e d e r l a n d . H e t voorstel o m een R a a d van M i n i s t e r s toe te voegen aan de p o l i -tieke constructie van het S c h u m a n - p l a n was er mede op gericht om dit soort fricties tussen nationaal en bovennationaal beleid te voorkomen.

(3) De verwachting bestond dat een ' v r i j zwevende' Hoge A u t o r i t e i t ook zou leiden tot fricties tussen het beleid van de k o l e n - en staalgemeenschap enerzijds en organen als de O E E S en N A V O anderzijds. E e n Raad van Ministers w e r d daarbij gezien als een noodzakelijke schakel voor het bewaken van de cohesie i n het beleid van de diverse internationale organisaties.1 3

(4) Economische samenwerking zag het kabinet-Drees bij voorkeur tot stand komen i n een grote landengroep zoals die bij de O E E S . De ' k l e i n - E u r o p e s e ' supranationale integratie w e r d als een bedreiging gezien voor de O E E S . Z o voorzag S t i k k e r een geleidelijke uitholling van dit o r g a a n .1 4 V a n u i t deze optiek zou

(9)

aanvaardbaar moeten z i j n voor zoveel mogelijk staten. D e hoop bestond dat i n d i e n het supranationale element w e r d afgezwakt G r o o t - B r i t t a n n i ë alsnog bereid zou z i j n tot deelname o f ten-minste tot een o f andere v o r m van associatie.

(5) V a n de B r i n k en Spierenburg achtten de constructie die de Fransen voor ogen stond m i n d e r geschikt voor het realiseren van een economisch g e ï n t e g r e e r d E u r o p a . Volgens hen zou de supranationale sectorintegratie ertoe leiden dat de geografische verdeeldheid van E u r o p a vervangen zou w o r d e n door een f u n c -tionele. D e functionele benadering w e r d slechts z i n v o l geacht i n d i e n er een orgaan zou z i j n , zoals de R a a d van de O E E S i n het p l a n - S t i k k e r , die de o n t w i k k e l i n g e n i n de verschillende sectoren zou a f s t e m m e n .1 5

Samenvattend kan gesteld worden dat de politieke constructie van het S c h u m a n - p l a n w e r d afgewezen omdat daarin niet was v o o r z i e n i n een schakel tussen de Hoge A u t o r i t e i t en bestaande realiteiten zoals de nationale staten. D i t bezwaar w e r d door alle ministers gedeeld. Tussen de direct betrokken ministers bestonden echter aanzienlijke verschillen i n appreciatie van het S c h u m a n - p l a n hetgeen later, toen er concessies gedaan moesten worden, van grote betekenis zou b l i j k e n .

M i n i s t e r p r e s i d e n t W. Drees en minister van F i n a n c i ë n P . L i e f -tinck stonden zeer terughoudend tegenover het S c h u m a n - p l a n . Z i j hadden buitengewoon veel moeite met de beperking van de staats-macht die het plan impliceerde. L i e f t i n c k ging i n z i j n denken over Europese samenwerking uit van het historisch gegroeide karakter van de nationale staten. De sociale en economische politiek van een staat vormde volgens hem een getrouwe afspiegeling van de omstandigheden waarin een volk verkeerde en van de doeleinden die een v o l k n a streefde. O m die reden wees h i j overdracht van soevereiniteit p r i n -cipieel a f .1 6 O o k Drees w i l d e de samenwerking enten op de realiteit

v a n de nationale staten. H i j had w e i n i g vertrouwen i n Fransen en Duitsers en geloofde volstrekt niet i n het idee van een onafhankelijke Hoge A u t o r i t e i t die het algemeen belang zou dienen. Desondanks achtte h i j de deelneming van Nederland aan het S c h u m a n - p l a n wense-l i j k vanwege het grote internationaawense-l-powense-litieke bewense-lang dat met het welslagen van het plan was gemoeid. H i j wilde daarvoor echter niet ieder offer brengen. E r zou een waarborg moeten k o m e n dat de Hoge A u t o r i t e i t geen besluiten zou k u n n e n nemen die de essentiële belangen van Nederland zouden schaden. Toevoeging van een R a a d van M i n i s t e r s als controle-orgaan was voor hem een conditio sine qua non voor Nederlandse deelneming.

(10)

omdat h i j dit zag als de oplossing voor het Duitse vraagstuk. Overigens zag hij het plan als een noodzakelijk kwaad. Het was een eerste stap op weg naar een 'continentaal E u r o p a ' t e r w i j l Stikker, vanuit geopolitieke overwegingen, juist de Atlantische samenwerking wilde versterken. H i j was voorstander van een R a a d van Ministers omdat deze de brug zou kunnen vormen tussen de ' k l e i n - E u r o p e s e ' samenwerking en de 'brede' samenwerking i n de O E E S en de N A V O . H i j was echter tot concessies op dit punt bereid omdat h i j niet w i l d e dat het S c h u m a n - p l a n zou m i s l u k k e n door een te harde opstelling van Nederland.

De echt enthousiaste voorstander van het S c h u m a n - p l a n i n het kabinet was V a n den B r i n k . H i j achtte de intergouvernementele samenwerkingsvorm onvoldoende voor het bereiken van duurzame economische integratie.1 7 Samenwerking tussen regeringen voldeed

volgens hem uitsluitend zolang economische moeilijkheden uitbleven. Het Schuman-plan verwelkomde hij als het begin van een veel bredere constructie waarbij ook andere sectoren onder supranationaal gezag zouden worden gebracht. Enige invloed van nationale regeringen op het beleid van de Hoge A u t o r i t e i t vond hij daarbij vanuit het oogpunt van c o ö r d i n a t i e noodzakelijk. H i j verzette zich i n het kabinet echter tegen voorstellen die aan het beginsel van soevereiniteitsoverdracht teveel afbreuk zouden doen.

(11)

De Schuman-plan onderhandelingen: Institutionele

vraagstukken

De definitieve instructie voor de Nederlandse delegatie w e r d vast-gesteld aan de hand van een werkdocument dat de Fransen tijdens de korte openingsronde van de onderhandelingen hadden uitgereikt. D i t bevatte het voorstel o m de Hoge A u t o r i t e i t te onderwerpen aan een v o r m van Europese parlementaire controle. D e bevoegdheden van het beoogde parlement zouden bestaan uit het recht v a n interpellatie en het recht o m de Hoge A u t o r i t e i t tot collectief aftreden te d w i n g e n door verwerping van het jaarlijks door dit orgaan uit te brengen verslag.

B i j de besluitvorming i n het kabinet over d i t voorstel pleitten V a n den B r i n k en S t i k k e r voor een tegemoetkomende opstelling. Z i j hielden vast aan het idee van een R a a d van M i n i s t e r s , maar stelden voor deze de relatief beperkte bevoegdheden toe te kennen die i n het werkdocument waren toegedacht aan het parlement. O n d e r d r u k van de 'hardliners' i n het kabinet w e r d echter besloten het veel verder-gaande voorstel van de adviescommissie te volgen. D i t voorzag i n een R a a d van M i n i s t e r s die als beroepsinstantie zou fungeren voor alle besluiten van de Hoge A u t o r i t e i t i n de overgangsperiode en na de overgangsperiode i n ieder geval voor besluiten waarvan de w e r k i n g z i c h zou uitstrekken buiten de k o l e n - en staalsector. O p voorstel van L i e f t i n c k w e r d dit laatste punt nog iets aangescherpt. O o k na de overgangsperiode zou de R a a d van M i n i s t e r s bij alle besluiten het laatste w o o r d moeten hebben. In feite k w a m de instructie daarmee neer op een poging om het S c h u m a n p l a n te incorporeren i n het p l a n -Stikker. D e R a a d van M i n i s t e r s zou bestaan uit de ministers der 'Schumanstaten' i n de R a a d van de O E E S en evenals bij het p l a n -Stikker was voorzien i n besluitvorming b i j een gekwalificeerde meer-derheid van s t e m m e n .1 9

De Nederlandse opstelling stuitte i n Parijs op hevige weerstand. In twee besloten zittingen van de werkgroep voor institutionele vraagstukken probeerden M o n n e t en Hallstein (de voorzitter van de Duitse delegatie) Spierenburg ervan te overtuigen dat de Nederlandse voorstellen politiek onhaalbaar waren en een bedreiging v o r m d e n voor de realisatie van het S c h u m a n - p l a n .2 0 De instructie van Spierenburg

bood echter geen ruimte voor een tegemoetkomende opstelling. Nadat hij M o n n e t i n onderhandse besprekingen te kennen had gegeven dat N e d e r l a n d zich uit de onderhandelingen zou terugtrekken i n d i e n er op het punt van de inbreng van de nationale regeringen geen concessies werden gedaan k w a m M o n n e t met een c o m p r o m i s v o o r s t e l .2 1 E r zou

(12)

V.l.n.r. Adenauer (Bondsrepubliek Duitsland), De Gasperi (Italië), Schuman (Frankrijk), Stikker (Nederland) en Bach (Luxemburg) (Bureau Nederland van de Europese Gemeenschappen, D e n Haag)

(13)

zouden k u n n e n hebben. B i j het eerste type vraagstukken zou de Hoge A u t o r i t e i t het laatste w o o r d hebben, b i j het tweede type een R a a d van M i n i s t e r s . V a n beide organen zouden de bevoegdheden n a u w k e u r i g i n het verdrag vastgelegd worden.

Spierenburg k o n het compromisvoorstel niet aanvaarden zonder ruggespraak met de regering en beperkte z i c h tot het plaatsen van een aantal kritische kanttekeningen. H e t mandaat v a n de Hoge A u t o -riteit zou volgens hem v a n puur technische aard moeten z i j n en de R a a d van M i n i s t e r s zou ook r i c h t l i j n e n aan de Hoge A u t o r i t e i t moeten k u n n e n geven. Schuman, die deze vergadering van de delegatieleiders bijwoonde, reageerde op de o p m e r k i n g e n van Spierenburg en trok een grens. E r z o u een mate van ' i n d é p e n d a n c e de d é c i s i o n ' voor de Hoge A u t o r i t e i t moeten z i j n . A - p o l i t i e k e beslissingen welke beperkt zouden b l i j v e n tot de k o l e n - en staalsector zouden tot de competentie van de Hoge A u t o r i t e i t b l i j v e n b e h o r e n .2 2

In een langdurige discussie i n de M i n i s t e r r a a d wisten V a n den B r i n k en S t i k k e r hun medeministers te overtuigen van de noodzaak o m i n grote lijnen met het voorgestelde compromis a k k o o r d te gaan. Z e wezen erop dat N e d e r l a n d door de u i t n o d i g i n g voor de conferentie te aanvaarden tevens i n beginsel had ingestemd met het beginsel van soevereiniteitsoverdracht. D e opstelling van N e d e r l a n d zou er n u niet toe mogen leiden dat er helemaal geen supranationaal orgaan zou k o -men waardoor het hele S c h u m a n - p l a n gevaar zou lopen. Volgens V a n den B r i n k had N e d e r l a n d hier een v e r a n t w o o r d e l i j k h e i d die uitsteeg boven de eigen belangen. Ondanks de tegenwerpingen van L i e f t i n c k , die er nog steeds niets voor voelde o m de Hoge A u t o r i t e i t bevoegd-heden te geven die niet voor correctie vatbaar waren, w e r d besloten dat de voorgestelde constructie aanvaardbaar zou z i j n i n d i e n de be-voegdheden van de Hoge A u t o r i t e i t limitatief zouden worden omschre-ven i n het verdrag, de R a a d van M i n i s t e r s bij eenstemmigheid haar bevoegdheden zou k u n n e n uitbreiden en de R a a d van M i n i s t e r s de Hoge A u t o r i t e i t r i c h t l i j n e n zou k u n n e n verstrekken i n aangele-genheden die het beleid van de nationale regeringen r a a k t e n .2 3

(14)

-derlandse delegatie er i n de loop van de onderhandelingen i n hoge mate i n slaagde o m het ' d o m e i n ' van de Hoge A u t o r i t e i t te beperken en dat van de R a a d van Ministers uit te breiden. A l l e punten waarbij de regering de instemming van de R a a d van Ministers wenste voordat de Hoge A u t o r i t e i t zou kunnen handelen, werden u i t e i n d e l i j k naar tevredenheid i n het verdrag g e r e g e l d .2 4

De onderhandelingen over de overige instituties van de gemeen-schap, de Gemeenschappelijke Vergadering (het parlement), het H o f van Justitie en het Raadgevend C o m i t é , hebben geen bijzonder grote problemen opgeleverd. U i t de onderhandelingsstrategie ten aanzien van deze organen bleek eens te meer dat de regering er op uit was o m de macht van de Hoge A u t o r i t e i t zoveel mogelijk i n te dammen. V o o r het toezicht op de Hoge A u t o r i t e i t stelde de regering meer vertrouwen i n het H o f van Justitie dan i n de Gemeenschappelijke V e r g a d e r i n g . Het H o f werd beschouwd als het enige orgaan waarin machtspolitieke overwegingen geen r o l zouden spelen. M e d e door toedoen van N e d e r -land kreeg het H o f van Justitie een permanent karakter en biedt het verdrag aan staten de mogelijkheid om tegen iedere b e s c h i k k i n g of aanbeveling van de Hoge A u t o r i t e i t i n beroep te gaan. C o n f o r m de instructie slaagde de delegatie er tevens i n om de r o l van de G e meenschappelijke Vergadering zo beperkt mogelijk te houden. P o g i n -gen van Franse zijde om ook de R a a d van M i n i s t e r s te onderwerpen aan parlementaire controle werden geblokkeerd en er w e r d op toege-zien dat de controlerende bevoegdheden van de Gemeenschappelijke Vergadering ten aanzien van de Hoge A u t o r i t e i t beperkt bleven tot de bevoegdheden genoemd i n het Franse werkdocument. Wat het R a a d g e -vend C o m i t é betreft heeft de delegatie zich met succes verzet tegen het idee om afzonderlijke adviesorganen i n te stellen voor w e r k -gevers, werknemers en consumenten (verwerkende industrie). De v o r m i n g van een gezamenlijke adviesorgaan waarin ook de consumen-ten vertegenwoordigd zouden z i j n , achtte de regering noodzakelijk voor het bieden van een tegenwicht tegen de werkgevers en w e r k n e -mers die beiden belang hadden bij hoge p r i j z e n .

(15)

stuursorgaan diende te z i j n dat geen politieke besluiten zou mogen nemen. D i t standpunt van de voorzitters van de grote partijen heeft er zeker toe bijgedragen dat i n het kabinet de voorstanders van een harde l i j n z o ' n stempel op de besluitvorming hebben k u n n e n d r u k -k e n .2 5

Marktinhoudelijke vraagstukken

H e t was aanvankelijk de bedoeling van M o n n e t o m nog voor het zomerreces van het Franse parlement, i n augustus 1950, een beperkt verdrag te sluiten. D i t zou uitsluitend bepalingen bevatten met betrekking tot de institutionele structuur en de algemene doeleinden van de gemeenschap. In een later stadium zouden dan onderhande-lingen plaatsvinden tussen de Hoge A u t o r i t e i t en de regeringen over de marktinhoudelijke regelingen. De achtergrond van deze benadering is geweest dat M o n n e t tot zaken wilde k o m e n voordat de verwachte oppositie tegen het plan van de zijde van de producenten de kans had gekregen o m zich volledig te o n t w i k k e l e n . V a n dit voornemen van M o n n e t is niets terecht gekomen omdat de Nederlandse en Belgische delegaties b i j de eerste de beste gelegenheid te kennen gaven dat h u n regeringen geen verbintenissen zouden aangaan voordat alle b i j z o n -derheden met betrekking tot de prijspolitiek, produktieprogramma's, investeringen en andere m a r k t i n h o u d e l i j k e regelingen bekend zouden z i j n .2 6 A l s gevolg hiervan hebben de onderhandelingen u i t e i n d e l i j k

b i j n a negen maanden i n beslag genomen. In deze negen maanden w e r d het v r i j w e l complete verdrag van de Europese Gemeenschap voor K o l e n en Staal uitgewerkt. B i j de parafering van de verdragstekst op 19 maart 1951 stonden er nog maar een paar punten open waarover beslist w e r d tijdens een tweetal ministerconferenties.

B i j de onderhandelingen over de m a r k t i n h o u d e l i j k e aspecten van de gemeenschap heeft de Nederlandse delegatie van het begin af aan de volgende doeleinden voor ogen gehad:

(1) lage p r i j z e n voor kolen en staal i n het belang van de v e r w e r -kende industrie;

(2) opheffing van alle vormen van discriminatie tussen verbruikers; (3) geen belemmering van de voorgenomen investeringen i n de

Nederlandse staalindustrie;

(4) geen bevoegdheden voor de Hoge A u t o r i t e i t op punten (met name de arbeidsvoorwaarden) die negatief zouden k u n n e n d o o r -werken i n de Nederlandse economie;

(16)

De delegatie slaagde erin om al deze punten op een bevredigende wijze i n het verdrag te regelen.

E e n van de meest complexe vraagstukken gedurende de onderhande-lingen vormde het vraagstuk van de prijsstelling. B i j de aanvang van de besprekingen werd door M o n n e t benadrukt dat het doel van het Schuman-plan was gelegen i n het realiseren van een gemeenschap-pelijke markt gebaseerd op vrije concurrentie en gericht op het liquideren van i n e f f i c i ë n t e bedrijven. D i t standpunt sloot nauw aan b i j dat van de Nederlandse regering. M o n n e t en z i j n medewerkers werden door de Nederlandse delegatie dan ook krachtig gesteund i n h u n verzet

tegen

de stroming,

die onder meer bestond

uit de Belgische en Luxemburgse delegaties en vertegenwoordigers van de producenten, die erop uit was o m concurrentie zoveel mogelijk uit te s l u i t e n .2 7

U i t e i n d e l i j k heeft de stroming die ruimte wilde laten voor c o n c u r -rentie aan het langste eind getrokken. Het uitgangspunt van de k o l e n - en staalmarkt is geworden dat i n normale tijden, wanneer vraag en aanbod i n evenwicht z i j n , zowel de produktie als de prijsstelling aan de producenten wordt overgelaten. Pas b i j ernstige verstoringen van het evenwicht kan de Hoge A u t o r i t e i t met indirecte maatregelen en i n het uiterste geval door direct i n g r i j p e n trachten om het evenwicht te herstellen. De delegatie heeft er hierbij op toegezien dat vergaande maatregelen ten tijde van overproduktie zoals het instellen van p r o d u k t i e - en invoerquota niet genomen kunnen worden zonder toestemming van de R a a d van M i n i s t e r s .

V a n Nederlandse zijde werd gepleit voor een zo groot mogelijke toegankelijkheid van de gemeenschappelijke markt voor derden v a n -wege de prijsdrukkende w e r k i n g die daarvan uit zou gaan. Vaststelling van een laag buitentarief voor staal (voor kolen bestonden er geen tarieven) werd naar voren gebracht als een conditio sine qua non voor Nederlandse d e e l n e m i n g .2 8 E r werd een regeling getroffen die er

feitelijk op neer k w a m dat het lage tarief van de Benelux plus een kleine opslag het buitentarief van de gemeenschap zou worden.

(17)

de winter van 1950-51 i n N e d e r l a n d schaarste aan kolen heerste als gevolg van de strenge winter en de hoogconjunctuur i n verband met de K o r e a - o o r l o g . D e kolentoewijzingen aan de industrie en de spoorwegen werden noodgedwongen verlaagd en i n de m i j n e n w e r d zelfs op zondag doorgewerkt. Ondanks deze maatregelen moesten er extra kolen uit de Verenigde Staten worden ingevoerd hetgeen niet alleen duur was (vervoerskosten) maar ook harde valuta k o s t t e .2 9

Deze omstandigheden leidde ertoe dat de appreciatie van het S c h u m a n - p l a n b i j de regering toenam. Onder het E G K S - r e g i m e zouden de verbuikers i n Nederland immers op voet van g e l i j k h e i d toegang k r i j g e n tot de Europese k o l e n - en staalproduktie. Het beginsel van n o n - d i s c r i m i n a t i e heeft gedurende de onderhandelingen w e i n i g strijd opgeleverd. Het w e r d algemeen aanvaard als een logisch uitvloeisel van de instelling van een gemeenschappelijke markt.

In de industrie was de delegatie er expliciet op gewezen dat de Hoge A u t o r i t e i t geen o f slechts zeer beperkte bevoegdheden zou mogen k r i j g e n inzake de arbeidsvoorwaarden en dat op het punt van de investeringen de uitbreidingen b i j Hoogovens en de o p r i c h t i n g van de N . V . Breedband niet i n gevaar zouden mogen k o m e n .3 0 D e

dele-gatie is er i n geslaagd o m de bevoegdheden van de Hoge A u t o r i t e i t inzake de arbeidsvoorwaarden tot een m i n i m u m te beperken. In het verdrag is het uitgangspunt dat de deelnemende landen i n deze zelf de verantwoordelijkheid behouden. Slechts i n extreme situaties kan de Hoge A u t o r i t e i t voorstellen doen tot aanpassing van de arbeids-voorwaarden. M e e r i n het algemeen is op Nederlands verzoek i n het verdrag nog eens u i t d r u k k e l i j k opgenomen dat de gemeenschap haar doelstellingen i n harmonie met de algemene economie der deelnemende landen dient na te streven.

O p het punt van de investeringen w e r d na veel w i k k e n en wegen een compromis bereikt. De Hoge A u t o r i t e i t kreeg niet de bevoegdheid o m investeringen zonder meer te verbieden. Het verdrag bepaalt dat investeringsplannen die door de Hoge A u t o r i t e i t worden afgewezen omdat ze zouden leiden tot subsidies, bescherming o f discriminatie uitsluitend gefinancierd mogen worden uit de eigen m i d d e l e n van een onderneming. A a n het verlangen van de regering dat de reeds ge-plande investeringen geheel los zouden staan van het S c h u m a n - p l a n w e r d voldaan. In de overgangsbepalingen w e r d vastgelegd dat de Hoge A u t o r i t e i t geen investeringen zou beoordelen waarvoor reeds voor 1 maart 1951 bestellingen waren geplaatst.

(18)

kosten zouden bestreden worden door een heffing op de produktie. M e t het oog op het prijsopdrijvende effect van de heffing was Nederland uiteraard voorstander van een zo laag mogelijk heffingsplafond. De heffing werd vastgesteld op é é n procent van de g e m i d -delde waarde van de produktie en kan slechts verhoogd worden met toestemming van de R a a d van M i n i s t e r s . Deze regeling w e r d door de regering aanvaardbaar geacht. Het vraagstuk van de kosten i n de overgangsperiode heeft meer problemen opgeleverd. Het bleek n o o d -zakelijk o m tijdelijk voor de zeer i n e f f i c i ë n t e Belgische m i j n b o u w een fonds voor prijssubsidies (kunstmatige prijsverlaging) i n het leven te roepen. Ondanks de instructie dat prijsegalisatie volledig ten laste zou moeten komen van de betrokken landen zelf heeft de delegatie niet kunnen voorkomen dat Nederland, vanwege de lage kostprijs van de Nederlandse kolen, een bijdrage aan het fonds moest leveren i n de v o r m van een heffing op de kolenproduktie. De p i j n w e r d o v e r i -gens verzacht doordat berekend was dat de hiermee gemoeide kosten waarschijnlijk dubbel en dwars terugverdiend zouden worden i n de v o r m van een lagere invoerprijs voor Belgisch staal omdat de kost-prijs hiervan aanmerkelijk zou dalen vanwege de kost-prijssubsidies op de Belgische cokes.

Evaluatie van de Nederlandse opstelling

O p het moment dat het Schuman-plan werd gelanceerd, beschikte de Nederlandse regering i n de v o r m van het p l a n - S t i k k e r over een m i n of meer afgeronde visie over de te volgen koers bij de Europese samenwerking. De voorkeur ging sterk uit naar intergouvernementele samenwerking in een grote landengroep waarbij de samenwerking zich p r i m a i r zou richten op het realiseren van een gemeenschappe-lijke Europese markt. H o e w e l de regering de enorme politieke bete-kenis van het Schuman-plan inzag was ze niet van plan o m de eigen opvattingen en belangen daarvoor zonder meer terzijde te schuiven. Tijdens de onderhandelingen wist de Nederlandse delegatie de Franse voorstellen op een groot aantal punten bij te buigen i n de door Nederland gewenste richting. D o o r instelling van de R a a d van M i n i s -ters w e r d het supranationale element binnen de k o l e n - en staalge-meenschap afgezwakt en er werd op toegezien dat de gestaalge-meenschap zoveel mogelijk werd gebaseerd op de principes van vrije concurrentie en no n - d i s c r im in at ie.

(19)

sleutelpositie heeft de regering een gedoseerd gebruik gemaakt, met name op het punt van de politieke constructie van de gemeenschap. De Nederlandse positie w e r d verder versterkt doordat b i j het b e s t r i j -den van kartelten-densen en het veiligstellen van de belangen van de verbruikers onverwacht veel steun w e r d ontvangen van Franse zijde.

Het eindoordeel van de regering over het E G K S v e r d r a g was p o s i -tief. B i j de parlementaire behandeling van het verdrag i n de Tweede K a m e r stelde de regering van de E G K S veel politieke en economische voordelen te verwachten en maar w e i n i g nadelen. D i t betekende overigens niet dat uit de totstandkoming van de E G K S de conclusie w e r d getrokken dat er voortgegaan zou moeten worden op de weg van de continentale supranationale integratie. D e bezwaren hiertegen waren niet verdwenen. Ondanks de enorme interne en externe d r u k verzette het kabinet-Drees zich meer dan een jaar lang tegen de deelname van Nederland aan de besprekingen over een Europees leger terwijl voorstellen van minister M a n s h o l t o m ook bij de integratie van de landbouw de supranationale weg te bewandelen door het k a b i -net werden geblokkeerd. D e externe druk w e r d echter zo groot dat N e d e r l a n d i n de jaren 1951-52 tegen w i l en dank toch werd meege-zogen i n een proces van continentale integratie met federalistische trekken. D i t proces v o n d z i j n einde toen het verdrag voor de E u r o -pese Defensiegemeenschap van de agenda w e r d geschrapt casu quo bespreking ervan w e r d uitgesteld. Pas daarna ontstond er i n t e r -nationaal weer ruimte voor de meer pragmatische Nederlandse bena-dering van de Europese integratie en werd met het p l a n - B e y e n3 1

uiteindelijk toch nog de draad opgepakt die men i n 1950 bij het p l a n -Stikker had laten liggen.

Noten

1. Het onderhavige artikel is gebaseerd op m i j n doctoraalscriptie: "Niet ieder offer werd gebracht". De opstelling van het kabinet Drees tijdens de onderhandelingen over de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, juni 1950april 1951 ( R i j k s U n i v e r s i -teit G r o n i n g e n , Instituut voor Geschiedenis, 1985). O v e r d i t onderwerp is inmiddels een artikel verschenen van de hand van A l b e r t E . K e r s t e n , ' A welcome surprise? T h e Netherlands and the Schumanplan negociations', i n : K . Schwabe ed., Die anfange des Schuman-plans, 1950-1951 (Baden-Baden 1988) 285-304. B i j het schrijven van zijn artikel was de heer K e r s t e n bekend met de i n h o u d van m i j n doctoraalscriptie.

(20)

3. A l g e m e e n R i j k s A r c h i e f ( A R A ) , archief R a a d van M i n i s t e r s (stukken R E A , j u n i 1950, M e m o r a n d u m over de problemen van de Europese integratie).

4. A r c h i e f Buitenlandse Z a k e n , M e m o over het p l a n - S c h u m a n dos-sier 996.1, volgnummer 38.

5. A r c h i e f Buitenlandse Z a k e n , telegram Stikker aan V a n den B r i n k , 16 m e i 1950. dossier 996.1, volgnummer 38.

6. Handelingen Tweede Kamer, 1949-1950 (Den Haag 1951) 1777. 7. A r c h i e f Buitenlandse Z a k e n , verslag Spierenburg van de

bespre-k i n g te Parijs, 29-5-1950. dossier 996.1, volgnummer 38. 8. A R A , A r c h i e f R a a d van M i n i s t e r s , notulen M R . 30-5-1950. 9. A r c h i e f Buitenlandse Z a k e n , R E A - n o t a 412, bijlage 4, dossier

996.1, volgnummer 60.

10. A R A , A r c h i e f R a a d van M i n i s t e r s , notulen M R , 13-6-1950. 11. Handelingen Tweede Kamer, 1948-1949 (Den Haag 1950) Bijlage

A 111/11, M e m o r i e van A n t w o o r d , 13.

12. A R A , archief R a a d van M i n i s t e r s , notulen M R . 13-6-1950. 13. A r c h i e f Buitenlandse Z a k e n , memorandum de B o o y , 9-8-1950,

dossier 996.1, volgnummer 40.

14. A r c h i e f R a a d van M i n i s t e r s , notulen R E A , 20-6-1950. 15. Interview van de auteur met Spierenburg, d.d. 3 1 - 3 - 1 9 8 3 .

16. P. L i e f t i n c k , 'Europese economische integratie', De Economist (1950) 240-260.

17. J . R . M . van den B r i n k , 'Europese integratie', Economisch Over-zicht van de Amsterdamse Bank 98 (1950).

18. A R A , A r c h i e f B E B , verslagen van de besprekingen te Brussel inzake het p l a n - S c h u m a n , 7-6-1950 en 14-6-1950, volgnummer 563/2, no. 10.

19. A R A , A r c h i e f van de R a a d van M i n i s t e r s , notulen R E A , 1-7-1950.

20. A R A , A r c h i e f van de R a a d van M i n i s t e r s , stukken R E A , 1 8 7 -1950, eerste verslag van de werkgroep voor institutionele vraagstukken, 5-7-1950.

21. Interview van de auteur met Spierenburg, 3 1 - 3 - 1 9 8 3 .

22. A R A , A r c h i e f R a a d van M i n i s t e r s , stukken R E A , 2 6 - 7 - 1 9 5 0 , tweede verslag van de werkgroep voor institutionele vraag-stukken, 12-7-1950.

23. A R A , A r c h i e f R a a d van M i n i s t e r s , notulen R E A , 18-7-1950. 24. A R A , A r c h i e f R a a d van M i n i s t e r s , stukken R E A , 3 0 8 1 9 5 0 , d e r

(21)

25. A r c h i e f Buitenlandse Z a k e n , Verslag van de gecombineerde vergadering van de Commissie voor Buitenlandse Z a k e n en voor Handelspolitiek m.b.t. het p l a n - S c h u m a n , 7-7-1950, dossier 996.1, volgnummer 40.

26. M o n n e t , Mémoirs, 320-321.

27. A R A , A r c h i e f R a a d van M i n i s t e r s , stukken R E A , 3-10-1950, Verslag van de besprekingen betreffende het p l a n - S c h u m a n van

17 t / m 23 september 1950, 2 3 - 9 - 5 0 .

28. A R A , A r c h i e f R a a d van M i n i s t e r s stukken R E A , 2 6 - 9 - 1 9 5 0 , C V P 17, 23-9-1950.

29. A R A , A r c h i e f R a a d van M i n i s t e r s , notulen M R , 8-1-1951 en 15-1-1951.

30. A r c h i e f Buitenlandse Z a k e n , R E A - n o t a 412, bijlage 4, dossier 996.1, volgnummer 60.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hij stuurde me vanaf 1967 verschillende jaren na elkaar telkens voor een paar maanden naar Simancas in het raam van een akkoord met Sánchez Belda, de toenmalige Director Ge- neral

Van de huidige Rode Duivels is er één speler die voor het eerst als Duivel aantrad toen hij nog maar zestien was; hij was daarmee de derde jongste Rode Duivel ooit. Over wie

Bij de keuzes die de smokkelorganisaties maken, spelen de kenmerken van de procedure een belangrijke rol: met name de lengte van de procedure hier te lande is een voordeel

Desk research (bestaand onderzoek, rapporten toezichthouder(s), rapporten belangenorganisaties), interviews (toezichthouder, belangenorganisaties, selectie van

•We work together with the primary school and child care.

These early help assessments, such as the use of the Common Assessment Framework (CAF), should identify what help the child and family require to prevent needs escalating to a

Breed verkoopt en draagt over (levert) aan MGR - per 1 januari 2016 - haar onderneming “going concern”, met de daaraan verbonden activa onder de verplichting van MGR, per

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of