• No results found

• europese urne

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "• europese urne"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

duitsland

* duits-nederlandse betrekkingen

*

de identiteit van oost-duitsland

europese urne

(2)

Prof.Mr. B.M. Teldersstichting

Redactie

drs. J.A. Weggemans (voorzitter) dr. R. Braams prof.mr.dr. P.B. Cliteur dr. K. Groenveld drs. B.R.A. Gijzel drs. J.A. de Hoog drs. J.F. Hoogervorst

mw ir. L.J. Kolff (eindredacteur) drs. H.H.J. Labohm

T.P. Monkhorst prof.dr. U. Rosenthal prof.ir. J.J. Sterenberg

mr.drs. S.E. van Tuy/1 van Seraos-kerken

IWku:lieDdns Koninginneeracht 55• 2514 AE 's-Gravenhage

telefoon: 070-3631948; fax: 070-363/95/

Wenken voor het schrijven van anikelen voor Liberaal Reveil zijn op het redactie-adres verkrijgbaar AboiiiiDIIOII611ldministratie Mevrouw M.P. Moene Nude 54c 6702 DN Wageningen telefoon: 08370-27655 Giro 240200 t.n.v.

"Stichting Liberaal Reveil" te Wageningen

De abonnementsprijs (6 nrs.) bedraagt f 55,00 per jaar. Voor jongeren onder de 27 jaar is de prijs f 30,-. Losse nummers f 9,50. Abonnementen worden automatisch verlengd, tenzij het abonnement voor I december bij de abonnementen-administratie is opgezegd. Technische vt!rwrtting: E. Bottinga-Lindhout Druk: Roeland Druk B.V. Advt!rtenlies

Advenentietarieven op aanvraag beschikbaar

Bestuur

mr. J.J. Nouwen (voorzitter) prof.dr. J.A.A. van Doorn drs. L.M.L.H.A. Hermans mw W.P. Hubert-Hage mr. H.E. Koning drs. P.J.H.M. Luijten (secretaris) drs. M. Rutte drs. J. W.A.M. Verlinden

<0 De auteursrechten liggen bij de uitgever

ISSN 0167-0883

De snelheid van de electronische snelweg

Th. Monkhorst

De Duits-Nederlandse betrekkingen

in

Europa

F. Bolkestein

SER niet langer schuilkelder van de politiek

B.M. de Vries

Een eigen identiteit voor Oost-Duitsland

J.C.E. van den Brandhof

De stille en publicitaire effectiviteit

van de Algemene Rekenkamer

H.E. Koning

Kopzorgen om kopgroepen in de

Europese Unie

H.H.J. Labohm

Boekbespreking

Politieke pubers?

De geschiedenis van de VDJO en de JOVD

(3)

thto monkhorst*

De snelheid van de

elektronische snelweg

Maar liefst vier bewindspersonen hebben samen een Actieprogramma Elektronische Snelwegen gepubliceerd dat een ambitieuze planning bevat van een groot aantal

wets-wijzigingen. Doel is Nederland voor 1998 een vooraanstaande plaats op de interna-tionale informatiemarkt te bezorgen. Libera-lisering van de markt en vrije gebruikstoe-gang zijn daarvoor de sleutels. Lezing van het Actieprogramma roept de vraag op naar de haalbaarheid ervan en naar het gedrag van de overheid zelf. Is het mogelijk om in zo'n korte periode zo'n ingrijpend program-ma te realiseren en gedraagt de overheid zich conform haar eigen doelstellingen? In kringen van het bedrijfsleven en techniek zijn er weinigen die twijfelen aan de grote veranderingen die digitalisering van elektro -nische communicatiesystemen zal brengen. Dankzij deze digitalisering is het mogelijk om telefoon, computer en audio-visuele media te integreren. Snelheid en de grote omvang van het wereldwijde transport van informatie, gekoppeld aan interactie waar -door tweezijdige communicatie mogelijk is, bieden ongekende mogelijkheden. Deze

"Informatierevolutie" zal naar verwachting grote gevolgen hebben voor vrijwel alle sectoren van het maatschappelijk leven, zoals bijvoorbeeld: financiën, economie, transport, gezondheidszorg, opleiding, we

-tenschap, cultuur en entertainment. Zowel het bedrijfsleven als de overheid zullen gebruik gaan maken van deze nieuwe tech-nieken en de consument zal er de vruchten van kunnen plukken. Hoe ingrijpend de gevolgen kunnen zijn wordt nu reeds aan-getoond door het verschijnsel van het flits-geld, de mogelijkheid om zeer omvangrijke hoeveelheden geld snel over de aarde te transporteren. Het resultaat is een ingrij-pende verandering van het monetaire systeem. Maar ook op de arbeidsmarkt

zullen de nieuwe technieken hun sporen nalaten. Enerzijds zullen arbeidsplaatsen verloren gaan, anderzijds zullen arbeids-plaatsen worden geschapen. Hoe de ver -houding tussen die twee zal gaan liggen, weet niemand. Sommigen verwachten gevolgen voor het democratische systeem, anderen vrezen gevaar voor privacy, een nieuwe tweedeling in de maatschappij (de wel- en niet-ge ïnformeerden} en een nieuwe kloof tussen arme en rijke landen. In navolging van actieplannen die door de Amerikaanse vice-president Al Gore samen met het Amerikaanse bedrijfsleven zijn opgesteld, is ook de Europese Unie druk doende richtlijnen aan te nemen die het Europese bedrijfsleven ontwikkelingskansen moeten bieden om wereldwijd een rol van betekenis te spelen en die tevens de be

-scherming van het intellectuele eigendom van de burger beogen. Terecht heeft het paarse kabinet ervoor gekozen niet bij deze ontwikkelingen achter te blijven en een actieprogramma op te stellen dat deels een uitwerking vormt van nieuwe Europese regelgeving en anderzijds een eigen aan

-passing van de Nederlandse regelgeving beoogt. Het gaat maar liefst om zo'n ~ien

wetswijzigingen en een viertal actiepunten zoals de bevordering van voorbeeldprojec

-ten bij de overheid en in de markt, het opzetten van een informatievrijhaven en versterking van de kennisinfrastructuur. Dit alles moet worden gerealiseerd in de ko-mende jaren en uiterlijk vóór 1998. Over

twee-en-een half jaar derhalve. Dat komt overeen met het besluit van de Europese Raad van Telefoonministers om een vol

-ledige liberalisering van de telecom-infra

-structuur en -diensten per 1 januari 1998 te realiseren. En niet te onderschatten ope

(4)

-voortouw hebben, maar ook de staatsse-cretarissen van Onderwijs, Cultuur en We-tenschappen en Binnenlandse Zaken een belangrijke rol spelen. Daarnaast heeft Justitie een belangrijke taak op het gebied van privacy-bescherming en eigendom. In het Actieplan Elektronische Snelwegen zijn afspraken gemaakt betreffende bestuurlijke coördinatie en sturing.

Eén van de bottlenecks bij de uitvoering van het Actieplan is ongetwijfeld de sprei

-ding van verantwoordelijkheid over zo'n groot aantal ministeries (en dus over Vaste Commissies in de Tweede Kamer), niet alleen in technische maar vooral ook in culturele zin. Geïnspireerd door het bedrijfs-leven zal het ministerie van Economische Zaken ongetwijfeld grote snelheid van be

-sluitvorming betrachten. Maar hoe staat het met het ministerie van OCW, met op de achtergrond het verouderde televisie

-bestel en de publieke omroepen?

Het is de bedoeling van het kabinet om nog voor het eind van deze kabinetsperiode een integratie door te voeren van de Wet op de Telecommunicatie Voorziening (WTV), de Mediawet en de Radio Omroep Zenderwet (ROZ). Bedacht dient te worden dat met deze operatie zeer grote commer

-ciële belangen gemoeid zijn. Het feit name

-lijk dat de toekomstige omroepzenders allerlei nieuwe vormen van diensten mogen transporteren, betekent dat deze veel meer waard zijn dan in de huidige situatie. Dat betekent dat nieuwe commerciële opera-teurs zullen gaan concurreren met be-staande tamelijk bureaucratische, publieke organisaties. Dat is slechts één van de vele aspecten van deze operatie.

Wellicht het meest complicerende as

-pect is echter dat er geen volledig inzicht bestaat in de effecten die technische en commerciële ontwikkelingen enerzijds en overheidsregelgeving anderzijds op elkaar hebben. Het is niet onmogelijk dat wetge-ving een korte tijdsduur zal kennen ten gevolge van de in snel tempo elkaar opvol

-gende technische ontwikkelingen. Ervarin

-gen met de aanpassing van het omroepbe

-stel dat permanent achterloopt bij de tech-nische en commerciële ontwikkelingen, beloven weinig goeds. Bovendien is er

54

weinig inzicht in de relaties die bestaan of ontstaan tussen de verschillende vormen van wet- en regelgeving. Bestudering van deze relaties is ook niet voorzien in het Actieplan. Dit kan nog boeiende confron

-taties opleveren in de discussies tussen de verschillende Vaste Commissies in de Tweede Kamer.

De behandeling van het Actieplan in de Tweede Kamer vraagt overigens eveneens om enige coördinatie. Vastgesteld kan worden dat tenminste een derde van de leden der Tweede Kamer als eerste woord-voerder op een onderdeel van het Actieplan zal optreden. Daarbij is dan nog uitgegaan van één woordvoerder per onderwerp. Wie bedenkt dat de meeste fracties meer dan één woordvoerder per onderwerp hebben, kan zich voorstellen dat het gevaar van vertraging van het wetgevende proces niet denkbeeldig is.

Er is nog een andere complicerende factor in het geheel en dat is het fasever

-schil dat bestaat tussen de behoeften van consumenten en het bedrijfsleven. Het voorbeeld van het flitsgeld geeft al aan dat voor het (internationale) bedrijfsleven de elektronische snelweg al een feit is. Het feit dat de KLM zijn administratie heeft uitbesteed in India is een ander voorbeeld. De concurrentie uit de Verenigde Staten en het Verre Oosten zit niet stil. Bovendien is er een aantrekkelijke markt voor vele nieuwe produkten. De vraag vanuit het bedrijfsleven mag dan ook als groot worden ingeschat en de druk op de overheid snel tot besluitvorming te komen eveneens.

Veel ingewikkelder is de positie van de consument. Weliswaar staat wekelijks een groot aantal artikelen over de elektronische snelweg in dag- en weekbladen, de vraag van de consument is onderhevig aan de menselijke traagheid. Voor een vervanging van de vaste telefoon door een mobiele telefoon is nog geen mentale aanpassing nodig. Jets anders wordt het wanneer op grote schaal en met een snelle wisseling nieuwe geïntegreerde produkten en systemen worden aangeboden. Niet voor niets staan op vele zolders computers on-der het stof.

(5)

of n de de 1S rd -•lan In 11/ie

n,

iet

·

-n

fat d. en is den !I ~n :he g

r

7-hebben dat de consequenties voor de per-soonlijke levenssfeer gefaseerd duidelijk zullen worden aan de consument. Dat geldt niet alleen voor aspecten als privacy, maar ook voor zaken als arbeidsmarkt en ar-beidsomstandigheden. Vanuit de politiek wordt met deze aspecten rekening gehou-den, maar het is buitengewoon moellijk een overzicht te verkrijgen van alle consequen

-ties. Dit zal ongetwijfeld tot politieke dis-cussies leiden die vertragend kunnen wer-ken. Het is niet ondenkbaar dat in een latere fase een tegenbeweging zal ontstaan die zal vragen om meer en ingrijpender bescherming van de consument door regel-geving.

Bezien wij dit alles tegen de achtergrond van de Nederlandse politieke cultuur, dan is het zeer de vraag of dit kabinet er in zal slagen om de hele operatie binnen enkele jaren tot stand te brengen. Daarbij speelt ook de overheid zelf een rol, die niet altijd tot grote snelheid van besluitvorming leidt. Niet alleen in het buitenland, maar ook in Nederland bestaat een traditioneel nauwe relatie tussen de overheid en de telecom-en media-industrie. Vaak is er sprake van bestaande of voormalige overheidsbedrijven die uit een monopoliepositie komen. Vrees voor een snelle afbraak van deze vaak grote bedrijven is aanleiding voor de over-heid om tijd te winnen, teneinde de aan

-passing aan de nieuwe marktpositie moge-lijk te maken. Ook Nederland kent voorbeel-den van dit verschijnsel. Niet geheel ten onrechte klaagden potentiële aanbieders van het tweede mobiele telefoonnet over de traagheid bij het uitschrijven van een tender door het ministerie van Verkeer en Waterstaat, waardoor KPN in staat werd gesteld enige jaren voorsprong te nemen bij de technische en commerciële ontwikkeling van het GSM-net. Ook de aanwijzing van de elektriciteitsbedrijven en NS als tweede aanbieder van het vaste telefonie-net kan enige verwondering wekken. Immers, de commerciële kwaliteiten van deze

(se-mi-)overheidsbedrijven om te concurreren met het reeds bestaande vaste telefoonnet van KPN moeten niet hoog worden inge-schat. Overigens lijkt het er nu reeds op dat deze aanwijzing wordt achterhaald door de werkelijkheid, want minister Jorritsma heeft het consortium van elektriciteitsbe

-drijven moeten aansporen om op te schie-ten met het dreigement dat zij anders de markt zallaten beslissen. Waarom ook hier geen tender is uitgeschreven, is niet geheel duidelijk.

Een derde voorbeeld in deze serie is de positie van Casema, waarin -zoals be-kend - KPN een belangrijk meerderheidsaan

-deel bezit. Als eigenaar van een aantal kabelvergunningen zou Casema straks als operateur van het tweede vaste telefoonnet kunnen gaan opereren, hetgeen tot een monopoliepositie zou gaan leiden. Daarom heeft minister Jorritsma KPN gemaand Casema los te maken van het moeder-bedrijf. KPN heeft daar verbaal positief op gereageerd, maar heeft vooralsnog geen aanstalten gemaakt daadwerkelijk de draad door te snijden. Ondertussen biedt Casema vrolijk op vrijkomende kabelnetten zoals dat in Amsterdam, zonder dat iemand bezwaar maakt. In hoeverre de voorgenomen ver-koop van aandelen KPN door de overheid een rol speelt bij de bescheidenheid van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, kan een buitenstaander slechts bevroeden. Het is opmerkelijk dat de discussie over het Actieprogramma in de politieke en de pu-blieke arena vooralsnog onderkoeld is. Het is geen echt politiek issue. In vergelijking met een discussie over de ijzeren snelweg, de Betuweroute, spelen emoties nog een ondergeschikte rol. Of dat in de komende jaren wel het geval zal zijn is overigens de

vraag. Het zou weleens wat langer kunnen duren.

(6)

frits bolkestein*

De Duits-Nederlandse

betrekkingen in Europa

~

..

Êé;

acffève

saiiter,w~

i

klng

- Het verÎettti'n geza!ninlijk verwerkim

- De tàekomst gezamenlijk vorm

geven

Op 1 december 1994 hield Frits Bolkestein, fractievoorzitter van de VVD in de

Tweede Kamer en toekomstig voorzitter van de Liberale Internationale, een toe-spraak naar aanleiding van het jubileum van het Centrum voor Nederlandstudies aan de Westfaalse Wilhelms Universiteit in Mün-ster. Hieronder volgt de Nederlandse verta-ling van deze toespraak.**

Het is voor mij een hele eer als gastspreker voor het jubileum van het Centrum voor Nederlandstudies aan de Westfaalse Wil-helms Universiteit van Münster te zijn uit -genodigd. Ik feliciteer u, professor Lademacher, met deze feestelijke aanlei -ding. De praktische werkzaamheden van het Centrum van Nederlandstudies zouden naar mijn mening een voorbeeld voor de politieke initiatieven ter verdieping van de samenwerking tussen onze landen moeten vormen. Met betrekking tot deze samen -werking zou ik graag enkele woorden willen spreken en wel vanuit het perspectief van een goede nabuurschap en vanuit onze gemeenschappelijke interesse in Europa. Na de hereniging en de herkregen soeve-reiniteit is de Bondsrepubliek Duitsland weer een normaal land geworden. In Neder -land verheugen wij ons zeer hierover. Mis -schien is het goed op te merken dat de rechts-extremisten bij de bondsdagver-kiezingen van 16 oktober jl. geen zetels wisten te verwerven. Procentueel gezien vormen deze politieke randfiguren in Duits -land een veel kleinere groep dan in de meeste andere staten van de Europese

56

Unie. De Bondsrepubliek is een betrouw -bare parlementaire democratie. Een open, tolerante en liberale rechtsstaat. Een poli -tieke en economische motor in het hart van Europa. Men kan zonder meer vaststellen, dat de Bondsrepubliek de meest fatsoen -lijke staat is, die ooit op Duits grondgebied bestaan heeft.

Bij het vertrek van de geallieerde troepen uit Berlijn heeft president Clinton het onaf -hankelijke en verenigde Duitsland uitge -nodigd om samen met de Amerikanen een leidende rol op het wereldtoneel op zich te nemen. Het ziet ernaar uit dat niet de bij -zondere verhouding ten opzichte van Groot -Brittannië of de bijzondere globale strategie van Frankrijk, maar de permanente samen -werking tussen Washington en Berlijn ga -rant en symboo.l zullen staan voor de Euro-pees-Amerikaanse, dat wil zeggen de At -lantische, culturele verbondenheid en ge-meenschappelijke belangen.

(7)

,

_

n, li -van I-lied n laf -en te ij -· oot-3gie en- a-Jro - t-n

e

lt tner wil m l

el-a

-en lap.

Sinds 1989 zijn de verhoudingen in Europa en in de wereld fundamenteel veranderd. Duitsland en Europa zijn groter geworden. Ook de relatieve positie van Nederland is veranderd. Er zijn nieuwe partners en nieuwe concurrenten ontstaan. Duitsland heeft nu negen buurstaten en meer poten-tiële partners. In Neder!and moet men daaraan nog wennen. Heeft de voormalige Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Peter Kooijmans niet gezegd: "Duits-land heeft Neder"Duits-land niet in die mate nodig als Nederland Duitsland nodig heeft". Na-tuurlijk heeft hij Rotterdam als wereldhaven buiten beschouwing gelaten. De hoofdre-dacteur en voormalige buitenlandcorrespon-dent in Bonn van de Nederlandse krant het NRC Handelsblad, Ben Knapen, nam met betrekking tot dit onderwerp op 1 oktober 1993 in de Hamburger Allgemeines Sonn-tagsblatt stelling. Ik zou graag willen citeren: "Vanuit de Duitse optiek is Neder-land gewoon te klein, zodat het niet de moeite waard is zich te zeer aan Nederland te storen. Er zijn belangrijkere dingen, als Duitsers zich graag zouden willen ergeren". Het is voor Nederland van direct belang,

de toekomst in plaats

van de schaduwen

van het verleden

zich aan de realiteit aan te passen en zich op de toekomst voor te bereiden, in plaats van zich te begeven in de schaduwen van het verleden. Alleen door een actieve, vol -wassen en niet belaste samenwerking met de Bondsrepubliek kan Nederland een pas

-sende rol in Europa spelen en haar relatieve positie handhaven of versterken. Vanzelf -sprekendheden bestaan hierbij niet meer. Alleen via een permanente vinger aan de pols en via een politiek van anticiperen en van pro-actieve belangenbehartiging kan Nederland haar economische en handels -belangen beschermen en vergroten en in -vloed op de Duitse en daarmee tevens op de Europese agenda uitoefenen. Ik bespeur in dit opzicht een positief begin en zie nieuwe openingen.

Het verleden gezamenlijk verwerken De vrede van Westfalen in 1648, in Neder -land de vrede van Münster geheten, be -tekende voor de Nederlanders de onafhan -kelijkheid van de Spaanse koning, de vrij -heid van het geweten en geloof en de be -vestiging van een nationale identiteit. De Nederlanders hebben zich, en niet alleen in hun eigen ogen, bewezen als zogenaamde "geuzen", rebellen tegen de dictatuur, ge -weld en vreemde overheersing. Als inter -nationale kooplieden, plattelands dominees, stedelijke patriciërs en kleine burgerlieden schiepen zij in de Rijn/Schelde-rivierdelta een eiland van stabiliteit, neutraliteit en ook een gevoel van zelfvoldaanheid. De Neder -landers koesterden zich graag in de comfor -tabele positie van handelsmacht, maar maten zich niet de verplichtingen schep -pende status van wereldmacht aan.

In de eeuwen die volgden is de impor -tantie van Nederland voortdurend kleiner geworden. De Nederlanders voelden zich dan misschien niet belangrijker dan ande-ren, maar op het morele vlak in ieder geval wel beter. Historici spreken in dit opzicht van "ethisch imperialisme". De betrekkin-gen met de vele afzonderlijke kleine Duitse staten, met de Duitsers in het algemeen, waren goed. De Duitsers waren gelijkwaar

-dige partners, dus vormden geen bedrei -ging. Door de Duitse eenwording van 1871 werd dit relatieve evenwicht verstoord. .Duitsland was nu de grote broer, of beter

gezegd de grote neef. Dat schiep een onbe

(8)

...

bezetter uit het verleden leken niet op ons. De Duitsers wel en ook nu nog steeds. In het Nederland van de naoorlogse periode werd daardoor de eigen identiteit in grote mate mede bepaald door een heftig Duits

-vijandelijk gevoel. Het gruwelijke feit, dat bijna al onze Joodse medeburgers zonder actief verzet in de holocaust omkwamen, heeft deze gevoelens door een latent schuldbewustzijn verdiept. Daarbij komt nog dat de oorlog in het westen van Neder

-land bijna een jaar langer heeft geduurd dan in de meeste andere bezette gebieden van Europa. De hongerwinter van 1944

-1945 staat diep gegrift in het collectieve en individuele bewustzijn van de Neder

-landers. Als Amsterdammer kan ook ik mij niet onttrekken aan de pijnlijke ervaring van de hongerwinter, zij maakt deel uit van mijn persoonlijkheid.

Duitsland, oprechte democratie

en consequente rechtsstaat

Vergeten kunnen wij niet, dat moet ook niet. Nederlanders en Duitsers zouden ech

-ter het complexe verleden gemeenschappe

-lijk moeten overwinnen. Er is wel sprake van individuele schuld; geen collectieve schuld. De Duitse naoorlogse generatie heeft een oprechte democratie en een con

-sequente rechtsstaat opgebouwd en heeft niet geprobeerd onder de verwerking van het verleden uit te komen. De ook in Ne-derland zeer gewaardeerde voormalige bondspresident Richard von Weizsäcker heeft in 1985 erop gewezen, dat wij allen, ook de Duitsers, op 8 mei 1945 bevrijd zijn. Ik hoop dat wij Europeanen deze be

-vrijding gezamenlijk op 8 mei 1995 kunnen vieren. Gezamenlijk herinneren, gezamenlijk de slachtoffers en de overlevenden eren, gezamenlijk de vrijheid vieren en gezamen-lijk de toekomst vorm geven.

De toekomst samen vorm geven

De nieuwe Nederlandse regering, waarin mijn partij de liberale VVD als de op één na grootste coalitiepartner

medeverant-58

waarding draagt, heeft een heroriëntering van de buitenlandse en Europese politiek op zich genomen. Een nauwere samenwerking met de buurlanden is aangekondigd. Voor mij en mijn partij staat de Duits-Neder

-landse samenwerking in het kader van de Europese politiek en in de bilaterale betrek

-kingen in het middelpunt van deze herij

-king. Mijn partij onderhoudt goede betrek

-kingen met de FDP in Duitsland en werkt met de Duitse liberalen in de Europese Unie en in Midden-en Oost-Europa nauw samen.

De Duits-Nederlandse gespreksgroep, onder leiding van Otto von der Gablentz, voormalig ambassadeur van de Bondsrepu

-bliek in Nederland en Israël en nu ambas

-sadeur in de Russische Federatie, is een belangrijk initiatief van mijn liberale collega Klaus Kinkel. Deze gespreksgroep zou op de volgende gebieden waardevol denkwerk kunnen leveren.

Europese politiek: Allianties met Duitsland

Op de EU-regeringsconferentie van 1996 zullen de lidstaten van de Europese Unie over de richting van verdere samenwerking en integratie van Europa beslissen. Het proces van Europese integratie heeft een nauwe en vreedzame economische en poli-tieke samenwerking na de Tweede Wereld

-oorlog in het westen van ons verscheurde continent mogelijk gemaakt. De gemeen

-schappelijke markt biedt de noodzakelijke voorwaarden voor een concurrerende Euro-pese industrie die zich op wereldhandelsni-veau met de Amerikanen en de Oost-Azia

-ten me-ten kan. Het verdrag van Maastricht van 1991 echter is nog een produkt van de Europese deling. Het moet in 1996 aan de omstandigheden worden aangepast. Dat betekent dat de Unie openingen moet maken naar de staten van Midden- en Oost-Europa. Zij moet flexibel, open, niet

(9)

lg <op ing Jr

e

e k-t In ie 1en. >U

-

·-ga ) ~rk ng >li - ld-Ie ro- ni-a -:ht de le · -n

e

de en

Daar waar men op nationaal niveau deregu-leert, zou men in Brussel niet moeten regu -leren. De Amerikaanse grondwet biedt een eenvoudige oplossing. De federale regering heeft alleen maar die bevoegdheden die haar door de lidstaten uitdrukkelijk in de grondwet toegekend zijn. Impliciete be-voegdheden bestaan niet. Hiermee krijgt het onduidelijke EU-begrip "subsidiariteit" een duidelijke betekenis. Erkenning van de eigen identiteit en respect voor de verschei -denheid zou Europa moeten kenmerken. Ik geloof niet in een Europese superstaat van bevoorrechten maar ik geef de voorkeur aan een gestroomlijnd, open en effectief Europa van de landen die hiertoe in staat zijn en dit ook willen. Een Europa van de

de EU-lidstaten moeten

eigen volkenrechtelijke

identiteit behouden

"variabele geometrie" is derhalve niet alleen onafwendbaar, maar zelfs gewenst. In de praktijk bestaat het reeds. Het zogenaamde "Schäuble document" van de CDU/CSU-Bondsdagfractie biedt een interessante en belangrijke aanzet tot nadenken. In de Europese context zou ik er de voorkeur aan geven om niet van een federatie of unie in Angelsaksische zin te spreken. Deze insti -tutionele structuur is geen geschikt model voor het Europa van de verscheidenheid en vrijheid. De vroegere benaming "Europese Gemeenschap" had daarom haar waarde.

De EU-lidstaten moeten hun eigen

volken-rechtelijke identiteit behouden. De

Mone-taire Unie (EMU) wordt door mijn partij erkend als een zelfstandig en noodzakelijk doel binnen de Europese integratie, maar niet als een vertrekpunt voor een sluipende gemeenschappelijke politiek op het gebied van de fiscaliteit, op sociaal gebied, ten aanzien van de begratingspolitiek en op economisch terrein. Politieke beslissingen op deze terreinen mogen niet onder de democratische controle van de nationale

parlementen worden weggetrokken. In het

denkschema van de Bondsrepubliek, zo neem ik aan, is dit ook niet de bedoeling.

De Europese Commissie beschikt niet over de democratische legitimiteit waarover de regeringen van de lidstaten beschikken. Het Europese parlement kan deze legiti-miteit van de nationale parlementen niet overnemen. Zij is niet door een volk met de Europese identiteit gekozen en wordt niet door een gemeenschappelijke Europese openbare mening kritisch bekeken. Wel kan het Europese Parlement echter in commu-nautaire en ook in Europese kwesties, die tussen staten gelden, in een nauwe samen-werking met de nationale parlementen, een belangrijke bijdrage leveren aan de demo-cratische controle in de EU.

Wij kunnen zeker veel leren van de duidelijke inhoud en de praktijk van de Duitse bondsstructuur. Een nauwe samen-werking van onze beide staten bij de voor -bereiding van de EU-regeringsconferentie, zoals door minister van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Kinkel op 3 oktober in Den Haag is voorgesteld, ondersteun ik van ganser harte.

Defensiepolitiek: Vredesmanagement

In NATO-verband en in de Westeuropese

Unie werken Nederlandse en Duitse mili-tairen nauw samen. De uitspraak van het

constitutionele hof van 12 juli 1994 maakt

het mogelijk, dat Duitsland ook buiten het NA TG-Verdragsgebied medeverantwoor-delijkheid voor vredesoperaties draagt. Münster biedt als standplaats van het Duits-Nederlandse legerkorps de kern van

deze bilaterale samenwerking in de NATO.

De marine en luchtmacht van Duitsland, België en Nederland zullen zich bij deze ontwikkeling aansluiten. Ik leg er de nadruk op, dat Duitsland ook met betrekking tot de defensieproblematiek een gewoon land en een welkome pa1tner in het vredesmana-gement geworden is.

Duitse Politiek: Allianties in Duitsland In de EU-kwestie heb ik het Duitse

bonds-madel genoemd. Deze staatsstructuur

biedt, net zoals in België, voor ons

Neder-landers mogelijkheden om met

(10)

Duits

-land, dat wil zeggen in Noordrijn-Westtalen en in Nedersaksen, staan wij Nederlanders door persoonlijke en zakelijke contacten hoog op de agenda. In deze bondsstaten zijn de Nederlanders cultureel, economisch en politiek van belang. De gemeenschappe-lijke geschiedenis, de geografie en de Eure-gio vereisen dat. Met het oosten en het zuiden van de Bondsrepubliek zijn wij min-der bekend en zijn de contacten minmin-der nauw. Daar zijn wij Nederlanders, net zoals de Westduitsers, in een concurrentiestrijd verwikkeld met Warschau, Praag en We-nen, met Milaan en Parijs. In de nieuwe deelstaten, in het zuiden van Duitsland en in Midden- en Oost-Europa kunnen flexibele allianties van Westduitsers en Nederlanders voor beiden een voordeel zijn. Nederland zou in haar buitenlandse en Europese poli-tiek, maar ook op het gebied van handel en verkeer, landbouw en milieu duidelijk moe-ten aansturen op allianties met Noordrijn-Westtalen en Nedersaksen. Den Haag zou niet alleen goed voor de dag moeten ko-men in Bonn en Berlijn, maar ook in Düs-seldorf en in Hannover. Ook voor de

Duits-Nederlandse betrekkingen gelden de voor

-delen van de "variabele geometrie". Economische en handelspolitiek

Ongeveer een derde van de Nederlandse handel met het buitenland loopt via Duits-land. Dat komt ongeveer overeen met 70 miljard export-guldens. Voor ongeveer 60 miljard gulden wordt er vanuit Duitsland in Nederland geïmporteerd. De handelsbe-trekkingen worden als iets vanzelfspre-kends gezien en derhalve verwaarloosd.

De voorzitter van het Nederlandse Ver-bond van Ondernemingen Alexander Rin-nooy Kan, heeft kort geleden verklaard dat het Nederlandse aandeel in de Duitse im-port in de periode 1980-1991 is gedaald van bijna 10 naar 8,6%. Nederlandse pro-dukten staan niet meer voor een onberis-pelijke kwaliteit en service. "Frau Antje" bevindt zich, meent der Spiegel in de over-gangsjaren. Holland-marketing en -reclame hebben in het algemeen betrekking op agrarische produkten. Nederland zou zich ook moeten presenteren als een land dat beschikt over hoogwaardige technologie op

60

het gebied van lucht- en ruimtevaart, als land met een hoog ontwikkelde bedrijvig-heid op het gebied van dienstverlening, machinebouw, logistiek en transport, scheepsbouw en off-shore, als producent van halffabrikaten en eindprodukten met

een hoge toegevoegde waarde. Ook moe

-ten wij ons voortdurend met de wensen van de Duitse toeristen bezig houden. Gastvrijheid en innovatie zouden hoog op de agenda moeten staan, anders zullen wij aan het Noordzeestrand alleen nog maar bordjes met "Zimmer frei" tegenkomen.

Kwaliteit, prijs en service is de beste reclame. Een goede beheersing van de Duitse taal, ervaring met het Duitse mana

-gement, kennis van de Duitse omgangsvor-men en de Duitse cultuur zijn hierbij

onont-beerlijk. Een Duits-Nederlands communica

-tieplan, zoals is voorgesteld door het Ver-bond van Nederlandse Ondernemingen (VNO), is naar mijn mening een goede gedachte. Daar komt nog bij dat Duits, Frans en Engels, als directe buurtalen, net als vroeger een vast bestanddeel zouden moeten zijn van het leerplan op de Neder

-landse scholen. Snelle verkeersverbindingen vanuit de wereldhaven Rotterdam en de Amsterdamse luchthaven Schiphol met het Duitse achterland en digitale communicatie-mogelijkheden zijn onontbeerlijk. In dit op

-zicht stemt het tot nadenken dat ons minis-terie van Economische Zaken zijn activi

-teiten op het gebied van handelsbevorde-ring beperkt en toespitst op de markten buiten Europa. Ik ben er vast van overtuigd dat wij onze bekende en produktieve markt

-partners in onze directe omgeving goed moeten bedienen en dat we onze contacten met hen moeten uitbouwen. Duitsland komt op de eerste plaats.

Cultuur- en onderwijspolitiek

Ik heb gesproken over de noodzakelijkheid dat Duitsers en Nederlanders elkaar beter leren kennen. Het zogenaamde "Duitsland

(11)

1t t

·

e

-lp wij la - vor->nt -ca -~r -1et n H -1gen het :~tie­ >P-i n>P-is-

nis-

e-Jigd 3rkt-eten eid er nd- Jit-bil a-n ea-n

m

:~I en

en culturele uitwisseling brengen mensen nader tot elkaar. De Fransen hebben dat heel goed begrepen. Nederlandse onderne-mers, universiteiten en de overheid zouden derhalve samen in Duitsland "Rembrandt-häuser" naar het voorbeeld van het Goet-he-instituut in het leven moeten roepen.

Partnership

De Duitse ambassadeur in Nederland, Wil-helm Haas, is van mening dat de enquête uitgevoerd door "Ciingendael" over het beeld dat jonge Nederlanders van Duitsland hebben, de "ik ben woedend" -briefkaartac-tie naar aanleiding van de gewelddadighe-den tegen buitenlanders in Solingen en onze reacties op de mislukte EU -kandida-tuur van de heer Lubbers slechts tijdelijke irritaties in Duitsland gewekt hebben. De meer dan kritische toonzetting in het artikel van der Spiegel "Frau Antje in den Wech-seljahren" zou in dit opzicht niet represen -tatief zijn voor de mening van de Duitsers. Ik ben blij dat de Duitsers in de meeste gevallen over ons Nederlanders zo positief denken. Wij hebben dit in hoge mate te danken aan de zeer geëngageerde en be-kwame Duitse ambassadeurs in Den Haag Otto von der Gablentz, Klaus-Jürgen Citron en Wilhelm Haas. In dit verband zou ik graag, niet zonder trots, willen vermelden, dat Klaus-Jürgen Citron op 30 mei 1994 ·bij zijn afscheid als ambassadeur van

Duits-land in Den Haag voor zijn inspanningen voor de bevordering van een goede Duits-Nederlandse verstandhouding, als eerste buitenlander en als eerste persoon die geen lid is van onze partij, onderscheiden werd met de Thorbecke penning van de VVD. Met zijn Nederlandse ambtgenoot in Bonn, Peter van Walsum, ben ik echter van me-ning dat de Nederlanders de nauwe

betrek-kingen met Duitsland en het positieve beeld van Holland niet meer eenvoudigweg als vanzelfsprekend kunnen beschouwen. Net als in een huwelijk, moeten wij als een volwassen partner onze samenwerking met Duitsland met hart en verstand onder-houden.

In de studie "Een goede buur, Duitsers en Nederlanders in de Euregio" die in op-dracht van de Euregio en de kranten Dag-blad Tubantia en Westfälische Machrichten door wetenschappers van uw universiteit gepubliceerd is, lezen wij dat Duitsers en Nederlanders in hun mening over hun kri-tiek op Duitsland niet verschillen. Sjablonen zijn echter geen goede uitgangspunten voor een actieve samenwerking. Een negatief zelfbeeld van de Duitsers helpt ons Neder-landers ook niet verder. Het is misschien overdreven te zeggen "In Deutschland is alles besser", zoals het Nederlandse E/se-vier Magazine op 1 oktober 1994 in zijn hoofdartikel schreef. Het klopt echter dat Duitsland in elk geval op vele gebieden de kwaliteitsnormen bepaalt en dat niet alleen maar voor de economie. In dit verband zou ik de toespraak naar aanleiding van de bevrijding van Maastricht 50 jaar geleden van de voormalige Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken en de alom erken-de vererken-dediger van erken-de mensenrechten Max van der Stoel willen citeren: "De Duitsers moeten zo beoordeeld worden zoals zij zich in meerderheid bewezen hebben: als over-tuigde democraten". Ik voeg er nog aan

toe: "en als welkome partners".

*

mr.drs. F. Bolkestein is voorzitter van de VVD-fractie in de Tweede Kamer.

(12)

bibi de vries*

SER niet langer

schuil-kelder van de politiek

Op 21 maart 1995 heeft de Tweede Kamer verplichte advisering van de SER te schrap

-der Staten-Generaal een historisch amende- pen. De toelichting op het amendement van ment aangenomen. De regering hoeft geen het lid B.M. de Vries luidt als volgt: "Dit

verplicht advies meer te vragen aan de amendement beoogt de wettelijke verplich

-Sociaai-Economische Raad (SER). Aan de ting tot het vragen van advies ook ten orde was het wetsvoorstel afschaffing aanzien van de SER te laten vervallen. Niet adviesverplichtingen. De kern van dit wets- wordt ingezien waarom de SER een uitzon

-voorstel is dat de regering geen verplichting deringspositie dient te krijgen, nu immers meer heeft de diverse adviesraden om

advies te vragen als het gaat om algemene beleidsvoornemens van de rijksoverheid. In het wetsvoorstel is deze verplichting ver-vangen door een adviesbevoegdheid. Dit betekent dat de regering advies kan vragen als zij dit noodzakelijk acht. Dit laat onver

-let dat de diverse adviesorganen onge-vraagd advies kunnen geven. De bedoeling van het afschaffen van de adviesverplich

-ting is dat de regering slagvaardiger kan opereren.

In het wetsvoorstel maakte de regering een uitzondering met betrekking tot de SER. De regering stelde voor de verplichte advisering van de SER te handhaven op hoofdlijnen van sociaal-economisch terrein. De argumentatie hiervoor was dat sociaal-economisch beleid alleen kan slagen als er een goede afstemming van de diverse op-vattingen plaatsvindt. In het debat bleek ook dat de adviesverplichting van de SER in het wetsvoorstel was opgenomen, om-dat de vorige regering een toezegging had gedaan aan de SER dat de verplichte advi-sering zou blijven. Minister Sorgdrager die het wetsvoorstel verdedigde, vond het niet zo netjes als zij op de toezegging zou te-rugkomen.

Deze argumentatie kon de VVD niet overtuigen om af te wijken van een con-sistente lijn, die reeds een aantal jaren gele-den door de VVD-fractie was ingezet. In lijn van het initiatief-wetsvoorstel Bolkestein dat het in 1993 nog niet haalde, heeft de VVD het amendement ingediend om de

ten aanzien van de overige adviesorganen (behoudens de Raad van State) wèl alle adviesverplichtingen worden geschrapt. Het geheel schrappen van het tweede lid van artikel 41 van de Wet op de Bedrijfsorga-nisatie be;~estigt het primaat van de poli

-tiek, vergroot de slagvaardigheid van de overheid en voorkomt het misbruik van de

SER als schuilkelder van de politiek. Ge

-handhaafd blijft het voorstel dat indien het kabinet de SER onverplicht advies vraagt, daarbij dient te worden aangegeven binnen welke termijn het advies wordt verwacht". De stemming in de Tweede Kamer over dit amendement was spannend te noemen. Bij hoofdelijke stemming haalde het amende-ment het met 74 voor en 70 stemmen tegen. De voorzitter van de SER reageerde teleurgesteld en stelde dat de afstand poli

-tiek-burger nu nog groter zou worden. FNV-voorzitter Stekelenburg is de mening toege-daan dat uitholling van de SER een vecht-economie dichterbij brengt. Volgens Kamminga van MKB (Midden- en Klein-bedrijf)-Nederland levert de afschaffing van de verplichte adviesaanvrage een extra prikkel voor de SER om kwaliteit te leveren. Een verplichting doet geen recht aan de gescheiden verantwoordelijkheden van de regering en adviesorganen, aldus Kammin-ga.

In zijn boek Woorden hebben hun betekenis heeft Frits Bolkestein een hoofdstuk gewijd aan het corporatisme, dt; overlegeconomie en de soevereiniteit in eigen kring. Hij stelt:

(13)

· ap-van r:;h-fiet on

-s

m Het 1

,_

de

1et t, i en t". ' de 1/i- NV-· ge- t-•an ·en.

'e

n-mis tijd 1ie e/t:

"Liberalen hebben altijd moeite gehad met een corporatieve samenleving. Corpo

-ratisme is volgens de wijsheid van het woordenboek een staatsordening op grond

-slag van samenwerkende corporaties. Het is verweven met onze sociaal-economische orde, dat wil zeggen met de overleg-economie die wij thans kennen. Deze ver

-wevenheid heeft gevolgen die de 'corpora' zelf ruimschoots te buiten gaan. Het corpo-ratisme is terug te voeren tot de tijd waarin de gilden een wezenlijke functie vervullen. Maar ook toen was onmiskenbaar dat het groepsbelang zich moeilijk met het alge-meen belang verdroeg". "Het kan toch nauwelijks verbazing wekken dat adviezen van een orgaan waar sociale partners, ieder redenerend vanuit eigen belang, een meer-derheid van uitmaken, stroef tot stand komen?". "Zuiverder zou het zijn als de dubbelrol van de sociale partners in de SER, als belangenbehartigers en als rege-ringsadviseurs, zou worden gesplitst. De

vakbeweging adviseert over maatschap-pelijke en macro-economische vraagstukken die een ieder aangaan, hoewel zij zelf nog geen derde deel van de werknemers verte-genwoordigt. Het zou beter zijn als de SER slechts uit onafhankelijke kroonleden zou bestaan, die op basis van deskundigheid door de Kroon worden benoemd", aldus Bolkestein.

Het mag duidelijk zijn dat het VVD- amende-ment inzake de afschaffing van verplichte SER-advisering niet zomaar uit de lucht is komen vallen. Het past in het liberale tijds

-beeld. Tijden veranderen, sommige geesten niet. Wie laat zich nu door wie buitenspel zetten?

* mw mr. B.M. de Vries is lid van de VVD

-fractie in de Tweede Kamer.

FLITSCONGRES VOLKSGEZONDHEID

De VVD-partijcommissie Volksgezondheid heeft het initiatief genomen om te komen tot een discussieavond over de Kwaliteit van zorg en autonomie van de patiënt. Daartoe wordt een flitscongres georganiseerd op: donderdag 11 mei 1995, aanvang 16.30 (einde 21.00 uur) te Maarssenbroek. De dagvoorzitter is de heer W.H. Cense, arts. Deelnamekosten

f

25,00. Het doel van het congres is te komen tot een verankering van een ste-vige rol van de patiënten/consumentenorganisaties, en een visie op de rol van de VVD daarbij. De doelgroep

bestaat uit bestuurders en beleidsmedewerkers/deskundigen van patiënten/consumentenorganisaties en belang

-stellende VVD-leden. Het congres bestaat uit drie delen: 1. Kwaliteit van de zorg en de autonomie van de patiënt

2.

Mensen die ziek en angstig zijn nemen informatie vaak slecht op; wordt gecontroleerd of de patiënt de informatie heeft begrepen? Met andere woorden: aan welke methodieken geven de patiënten de voorkeur en tot waar liggen hun grenzen en die van de behandelaars?

Kwaliteitsbeleid/certificatie van de instellingen en de verzekeraars en de rol van de derde partij daarin Er zal een voorstel worden toegelicht waarbij de patiëntenorganisaties een rol toebedeeld krijgen bij de certificering en visitatie. Kern van het voorstel is dat voorkomen moet worden dat er aparte kwaliteitscri -teria gaan ontstaan. Voor de beroepsvereniging: criteria A, de overheid: criteria B, de verzekeraars: criteria C en de patiënt: criteria D.

3. Regionalisering en opstelling van de regiovisie

Wie moet de regiefunctie hebben? De overheden, de verzekeraars of de aanbieders? En welke rechtsposi -tie hebben zij?

Voor vragen kunt u terecht bij: Algemeen secretariaat VVD (drs. Lucas H.M. Osterholt) Postbus 30836

(14)

j.c.e. van den brandhor

..

Een eigen identiteit

voor Oost-Duitsland

De vereniging van de twee Duitse staten in

1990 is het resultaat geweest van een ingewikkeld proces, dat na de opening van de grenzen in november 1989 hoofdzakelijk vanuit West-Duitsland is gestuurd. In de beginfase van dit proces is niettemin de vraag aan de orde geweest of de DDR als zelfstandige staat zou moeten en kunnen voortbestaan. Kanselier Kohl heeft in zijn tien-puntenplan van 28 november 1989 aanstonds duidelijk gemaakt dat hij streef-de naar enigerlei vorm van Duitse eenheid, maar de Oostduitse regering leek hier aan-vankelijk terughoudend tegenover te staan. Nog in het voorjaar van 1990 werd een nieuwe grondwet voor de DDR voorbereid1• Na de eerste vrije verkiezingen voor de

Volkskammer op 18 maart 1990 leek het samengaan van de twee Duitse staten onvermijdelijk. In de daarop volgende perio-de zijn perio-de gebeurtenissen in een stroom-versnelling geraakt en op 3 oktober 1990 kon de vereniging van de twee staten met een feest in Berlijn worden gevierd.

Inleiding

De jaren 1990-1994 hebben een ontwikke-ling te zien gegeven, die door de meerder-heid van de bevolking van de voormalige DDR geenszins was voorzien. De mede door kanselier Kohl geuite verwachting dat het welvaartsniveau van het Oosten van Duitsland in korte tijd zou stijgen, werd niet bewaarheid en grote delen van de bevol-king zagen zich daarentegen in korte tijd met talrijke problemen geconfronteerd. Deze problemen en de wijze waarop hierop is gereageerd, zullen hieronder nader aan de orde komen. Zij doen de vraag rijzen of de bevolking van de vroegere DDR zich zodanig onderscheidt van die van de vroe-gere Bondsrepubliek, dat van een zelfstan-dige identiteit kan worden gesproken en

64

dat, zoals Brands heeft opgemerke, een integratie van Oost-Duitsland in het Westen ook op de lange termijn uiterst onzeker is.

Het begrip identiteit

Bij de vraag of er bij de bevolking van de vroegere DDR van een eigen identiteit kan worden gesproken, dient duidelijkheid te bestaan wat we hiermee bedoelen. Ter oriëntatie zij hier gewezen op het betoog van eauwenberg in diens opstel

Culturele

identiteit

.

Hierin zet hij uiteen dat "het

onderscheiden van culturele identiteiten alleen houdbaar is als men uitgaat van de realiteit van een eigen groepscultuur, die verankerd is in een collectief bewustzijn, dat zich handhaaft en ontwikkelt ondanks de wisseling der generaties die aan die cultuur deelnemen". Hij merkt daarbij op dat die identiteit een dynamisch complex is van "min of meer gemeenschappelijke ken-merken of neigingen, dat zich manifesteert in een gemeenschappelijke taal, rechtsorde en rechtscultuur, in de aard van de politie -ke en maatschappelij-ke verhoudingen en de daarmee samenhangende politieke cultuur, in het geestesleven en in de beoefening van allerlei kunsten"3• Hieraan zou kunnen

worden toegevoegd dat een groepscultuur altijd de vrucht is van een historisch pro -ces; zij wordt immers mede gevormd door een gemeenschappelijk verleden en onder-scheidt zich vaak juist hierdoor van andere groepsculturen4

• Met deze aanvulling biedt

de omschrijving een bruikbaar uitgangspunt voor ons verdere betoog.

De ~ituatie in de periode 1949-1989

De relatie tussen de Duitse staten onderling

(15)

sten is. Ie :an e

g

?Ie je

e

I, ks ) x is en -!ert rde tie -, de ur, en Jur ) ->Or er-ere 3dt >Unt ·ling de den

van de deling door verschillende oorzaken altijd iets halfslachtigs gehad. In de DDR liet de SED enerzijds duidelijk merken dat de nieuwe situatie als definitief moest wor-den beschouwd en dat geen brug meer mogelijk was, anderzijds werd er met name in de eerste jaren na de deling op gewezen dat deze onnatuurlijk was en dat de Duitse eenheid eens weer zou worden hersteld5.

De gedachte aan de Duitse eenheid is na het aftreden van Ulbricht vervaagd. In plaats daarvan werd toen met steeds meer nadruk de stelling verdedigd dat zich op Duits grondgebied niet alleen twee staten, maar ook twee Duitse naties ontwikkel-den6.

De regering van de BRD heeft in de eerste jaren na het ontstaan van de Bondsrepu

-bliek het beleid erop gericht het land zoveel mogelijk in Westelijke bondgenootschappen te integreren. Tegenover een vereniging met Oost-Duitsland stond zij uiterst terug

-houdend, hoewel de eenwording van Duits

-land formeel toch een der essentiële doel-stellingen van de politiek was. In feite werd echter gestreefd naar een annexatie van de DDR. Na een periode waarin het bestaan van een tweede Duitse staat formeel werd ontkend, kon in 1972 de situatie enigszins worden genormaliseerd. De twee staten hebben in dat jaar elkaars soevereiniteit erkend en hun onderlinge betrekkingen geregeld. Men ging er toen ook toe over om contacten, die tot dusver vrijwel alleen op handelsgebied hadden bestaan, ook op andere gebieden zoals sport en cultuur te onderhouden. Naast dit alles kan er op gewezen worden dat altijd symptomen hebben bestaan dat een fictie van eenheid in stand werd gehouden. Als zodanig kun-nen de sterke gelijkenis van de Westduitse en Oostduitse vlag en de aan Oostduitse zijde - kunstmatig - gecreëerde pariteit van de munteenheden van beide staten ge-noemd worden.

De binnenlandse situatie

Na de deling van Duitsland ontstond in ieder van de twee staten een eigen maat-schappijvorm: in West-Duitsland een markt-economie met een parlementaire democra-tie, in Oost-Duitsland een planeconomie

met een eenpartijdictatuur. In de praktijk ontwikkelden zich in de twee staten vol

-strekt verschillende situaties. In West-Duitsland was na een aantal jaren sprake van een royaal aanbod van consumptiegoe

-deren, in Oost-Duitsland was dit aanbod, waar het goederen voor de dagelijkse le

-vensbehoeften betrof, beperkt, maar meestal wel voldoende, terwijl luxe goede

-ren er schaars of helemaal niet aanwezig waren. Anderzijds werd de Oostduitse burger naast recht op privé consumptie in ruime mate recht op sociale consumptie

-aanspraak op gratis door de staat verstrek

-te goederen en diens-ten -gegund, terwijl sociale consumptie in West-Duitsland slechts op bescheiden schaal werd inge

-voerd7. De arbeidsmarkt liet in het Westen na verloop van een aantal jaren op vele gebieden een overschot aan arbeidskrach

-ten zien, terwijl in het Oosten als gevolg van het bureaucratische en inefficiënte systeem permanent een tekort aan arbeids

-krachten bestond. Geld werd in het Westen daarbij, sterker dan in het Oosten, waar door schaarste aan luxe goederen en tekort aan dienstverlening met ruilhandel soms meer kon worden bereikt dan met betaling van geld, een machtsfactor van betekenis8•

in het oosten vielen

hof-felijke omgangsvormen op

Tegelijkertijd kregen in het maatschappe

-lijke bestel in het Oosten intermense-lijke relaties steeds meer betekenis, terwijl daar

-naast hoffelijke omgangsvormen - met name in openbare gelegenheden zoals thea-ters en concertzalen en in het openbaar vervoer - opvielen.

De situatie na 1989

Economische ontwikkelingen

(16)

nie

-mand er slechter op zou worden. Hij veron-derstelde dat de introductie van de D-Mark in Oost-Duitsland soortgelijke gevolgen zou hebben als de vervanging van de Reichs-mark door de D-Mark in 1948 i,n West-Duitsland9. Anderzijds waarschuwde de voorzitter van het Duitse verbond van on -dernemers er al in mei 1990 voor dat twee van de drie ondernemingen in Oost-Duits -land zouden moeten sluiten 10. Bij een opi-niepeiling in september 1990 uitte niet-temin 79,3% van de ondervraagden de verwachting dat de eenwording meer voor -delen dan na-delen zou brengen en 78% gaf als zijn oordeel te kennen dat na vijf jaar de levensstandaard in het Oosten en het Wes-ten van Duitsland weinig meer zouden verschillen 11.

De in meerderheid positieve verwachtingen en prognoses van 1990 zijn reeds na en-kele jaren onjuist gebleken. David Marsh heeft in zijn boek Germany and Europe naar de oorzaken hiervan gezocht12. Hij heeft de nodige aandacht besteed aan de politieke en macro-economische aspecten van de eenwording, maar zich nauwelijks bezigge-houden met de gevolgen van de vereniging voor de individuele burger en de individuele ondernemer. Een opmerkelijke constatering in zijn boek is dat het Oostduitsers aan ondernemingszin zou ontbreken: "Disap-pointingly, though nat totally surprisingly, East Germany ... showed na propensity to produce a new generation of young entre-preneurs"13. Voor wat een deel van de dienstensector sector betreft - het bank- en verzekeringswezen -is zijn opmerking in grote lijnen juist. In Oost-Duitsland zijn geen nieuwe bankondernemingen opge-richt; de Staatliche Versicherung der DDR werd in 1990 meteen overgenomen door de grootste Westduitse verzekeraar, Al-lianz, en oprichting van nieuwe Oostduitse verzekeraars is, voor zover dit valt na te gaan, achterwege gebleven. Dit moet wel-licht mede worden toegeschreven aan een gebrek aan beschikbaar kapitaal. In de industriële sector hebben zich echter ont-wikkelingen voorgedaan, die aantonen dat er wel degelijk sprake is van ondernemings-zin bij Oostduitsers en dat Marsh het hier bij het verkeerde eind heeft.

66

Bij een deel van de Oostduitse bevolking die kort na de Wende de neiging had ver-toond voornamelijk Westeuropese produk-ten te kopen, groeide reeds enkele maan-den na de vereniging het inzicht dat men hiermee zichzelf kon benadelen. In de plot-seling sterk gewijzigde omstandigheden, waarin onverwachts velen werkloos wer-den, waarin degenen die in het arbeids -proces betrokken bleven zich geconfron -teerd zagen met ingrijpende veranderingen in lonen, werktijden en overige arbeidsvoor -waarden, waarin toekomstverwachtingen moesten worden bijgesteld en waarin het leven er voor grote delen van de bevolking in het algemeen niet gemakkelijker op werd, ontstond een snel groeiende groep die er de voorkeur aan gaf om voortaan, voor zover mogelijk, produkten van eigen bodem te kopen. Tegelijkertijd groeide bij Oostduitse ondernemers een nieuw zelfbe-wustzijn, dat ertoe leidde dat verschillende initiatieven werden ontplooid om de ver-koop van plaatselijke produkten te stimule-ren. Op de volgende ontwikkelingen kan hier worden gewezen.

(17)

g lr- Jk- n-n lot -r

-,

_

1en ·oor -m et ing

'

P

m lij be -1de Jle -ofd -~r -::I en < -het Is, en, lrk -<te 1 !r -ra - rti-1ie

-•

Bij een groot aantal Oostduitse

onderne-mingen is het streven erop gericht een industriële vormgeving te creëren, die men typerend wil laten zijn voor de herkomst van de produkten. Het in

1970 opgerichte "Internationale Design

Zentrum Berlin" is sinds enkele jaren de

vormgeving van vele Oostduitse pro

-dukten, variërend van fietsen tot aarde-werk, meubels en bedrijfswagens, gaan verzorgen. Het presenteert deze met enige nadruk als "het Oostduitse assor-timent" en vestigt hierop de aandacht

door reizende tentoonstellingen, waar

-van de eerste in het voorjaar -van 1993

onder de naam "Neue Länder, neue Wege" in Leipzig begon. In de Duitse pers zijn hierover onder koppen als "Das Ost-Design sucht seine ldentität" (Horizon van 19 maart 1993) talrijke ar -tikelen verschenen;

Oostduitse producenten zijn periodiek

beurzen en tentoonstellingen van hun produkten (ongeacht de vormgeving) gaan organiseren. In Berlijn worden deze ongeveer eens per maand onder

de naam "Ostprogrema Markt en Ost

-produktemesse" gehouden 14;

Oostduitse ondernemers zijn, soms met

steun van het ministerie van Econo

-mische Zaken, op vakbeurzen hun pro

-dukten vaak gezamenlijk op één stand

gaan aanbieden.

Systematisch onderzoek naar in Oostduitse gespecialiseerde detailhandel en naar de vraag naar Oostduitse produkten is, voor zover dit valt na te gaan, niet gedaan. In de

pers wordt er niettemin met meer of min

-der grote regelmaat melding van gemaakt.

uit nostalgie wordt naar

oostduitse produkten gevraagd

Daarin wordt er ook op gewezen dat de vraag naar Oostduitse produkten ten

nauw-ste samenhangt met gevoelens van nostal

-gie, die zich bij delen van de bevolking blijken te manifesteren. De plaatselijke produkten roepen kennelijk het gevoel op

van de vertrouwde situatie van de vroegere

Heimat15• Het onverwacht getoonde zelfbe

-wustzijn van de ondernemers kan daar

-naast verband houden met in een verder

verleden gewortelde tradities. Het oostelijk

deel van Duitsland kende reeds lang vóór de Tweede Wereldoorlog een bloeiende industrie, waarvan sommige onderdelen, zoals de textielindustrie in Saksen, in de veertiende en vijftiende eeuw ontstonden en waarvan enkele ondernemingen, zoals de Meissner Porzellan Manufaktur, Carl Zeiss Jena en de Blüthner pianofabriek in

Leipzig, in de negentiende eeuw interna

-tionale bekendheid verwierven. Tijdens de

DDR-periode zijn veel ondernemingen met

behoud van hun oorspronkelijke naam als staatsbedrijf voortgezet; zij dienden toen

mede om de boeren- en arbeidersstaat een

eigen gezicht te geven. Sinds de vereniging van de twee Duitse staten wordt het nu, mede in de DDR gevormde imago van vele

Oostduitse ondernemingen in een aange

-paste vorm opmerkelijk genoeg gebruikt om zich met enige nadruk van Westduitse produkten te onderscheiden en zo de afzet een extra impuls te geven.

Wat betreft het cultiveren van een eigen industriële vormgeving kan er nog op

ge-wezen worden dat dit fenomeen in het

Oosten van Duitsland vóór de Tweede Wereldoorlog ook niet onbekend was. In

het kader van de in 1919 opgerichte Bau

-haus-beweging werd al gestreefd naar

industriële vormgeving. Veelzeggend was

de wapenspreuk "Kunst en techniek - een Nieuwe Eenheid!", die Bauhaus vele jaren

als motto heeft gebruikt16• Bauhaus droeg

enerzijds wel een internationaal - of

multi-nationaal - stempel, maar had anderzijds in

de beginjaren door de plaats van oprichting,

Weimar, en door de persoon van de oprich

-ter, Walter Gropis, een speciale relatie met

midden-Duitsland. In de pers is wel gezin

-speeld op een verwijderd verband tussen

de Bauhaus-traditie en het nieuwe streven

naar Oostduitse industriële vormgeving 17•

(18)

..

Denemarken, Zweden en Finland, een soortgelijke tendens bestaat: ondernemers hier streven al jaren naar een eigen speci -fieke industriële vormgeving, die men type-rend voor het land van herkomst wil laten zijn.

Enkele opmerkingen dienen nog te worden gemaakt over de situatie met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden. Deze verschillen in het Oosten van Duitsland nog steeds dui-delijk van die in het Westen van Duitsland. Het loonniveau is in het Oosten tot op heden lager dan dat in het Westen, al wor -den de verschillen langzaam kleiner (in 1992 waren de Oostduitse lonen gemiddeld twee derde van de Westduitse lonen). Me-de in samenhang hiermee liggen extra toe-slagen, zoals vakantietoelage, kerstgratifi-catie en eindejaarsuitkering, op een belang-rijk lager niveau. Tegelijkertijd is de werk-week in het Oosten langer en het aantal vakantiedagen geringer dan in het Wes-ten 18. Het volledig gelijktrekken van lonen, salarissen en andere arbeidsvoorwaarden kan nog geruime tijd vergen, omdat tussen Oost en West belangrijke verschillen be-staan voor wat betreft technische standaar-den, kwaliteit en produktiekosten. Wat het laatste betreft heeft de Duitse Centrale Bank in 1993 nog berekend dat het kosten-niveau in het Oosten niet minder dan 75% hoger lag dan in het Westen 19.

Politieke aspecten

De moeilijke omstandigheden, waarin grote groepen van de bevolking van Oost-Duits-land sinds de eenwording zijn geraakt, hebben in de eerste periode na de vereni-ging ertoe geleid dat veel Oostduitsers bij de politieke prioriteitstelling sterk de nadruk legden op werkgelegenheid, sociale zeker-heid en economische groei. Mede als ge-volg hiervan is de opge-volger van de SED, de Partei des Demokratischen Sozialismus (PDS) in de kaart gespeeld. De partij heeft zich bij de verschillende verkiezingen in 1994 in belangrijke mate als een partij voor Oost-Duitsland geprofileerd, al moet hier-aan worden toegevoegd dat zij er tot op zekere hoogte ook naar streeft - met weinig succes overigens - in het Westen populari-teit te verwerven20• In het kader van de

68

belangenbehartiging van de Oostduitse burger heeft de PDS met veel nadruk ge-pleit voor een actieve werkgelegenheids -politiek door onder meer arbeidstijdverkor-ting, invoering van flexibele werktijdregelin-gen, het ontwerpen van werktijdmodellen en wettelijk gegarandeerde voortgezette opleidingsfaciliteiten en beroepssspeciali -saties. Voorts heeft zij zich ingezet voor een verbetering van het sociale zekerheids-stelsel en voor het herstel van een aantal verworvenheden van de DDR-maatschappij. zoals beperking van huurlasten, voor ieder gelijke rechten op gezondheidszorg en voor behoud van het culturele erfgoed van de DDR. Opmerkelijk is dat zij ook heeft aan -gedrongen op instelling van een recht-streeks gekozen Oostduits parlement, dat met name op de naleving van het Eini -gungsvertrag zou moeten toezien21 . Hoewel de partij te kennen heeft gegeven haar doelen langs democratische weg te willen verwezenlijken, heeft zij door weinig afstand te nemen van de marxistisch-leni -nistische leer, de achterdocht van de tradi-tionele partijen gewekt. Deze hebben sa-menwerking met de PDS aanvankelijk cate-gorisch van de hand gewezen. Naderhand zijn in de muur van onwil om met de PDS tot afspraken te komen, de nodige scheu -ren ontstaan. Zo heeft in de deelstaat Sak-sen-Anhalt een minderheidscoalitie van SPD en Groenen/Bündnis 90 gedoogsteun van de PDS aanvaard22. In oktober 1994 heeft de SOP-premier van Brandenburg toenade -ring tot de PDS niet meer principieel uitge-sloten23 en een maand daarna is de SPD in Weimar op lokaal niveau zelfs een verbond aangegaan met de PDS24.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(12) Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de bevoegdheden van de lidstaten om de geaggregeerde niveaus van de elektromagnetische velden te bepalen die resulteren uit de

(23) Daar de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk de bestrijding van de drie voornaamste over- draagbare ziekten in het kader van de armoedebestrij- ding, met name in

Om te kunnen beoordelen of het noodzakelijk is van een steekproef gebruik te maken en, indien dit het geval is, deze te kunnen samenstellen, verzoekt de Commissie

(5) Op basis van de ontwerplijst die met instemming van elke van de betrokken lidstaten door de Commissie is opgesteld en waarop ook de gebieden met prioritaire

1.1 Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) kan instemmen met de instrumenten die de Europese Commissie in onderhavige mededeling voorstelt om de demonstratie van de opvang

1831/2003 verzocht om de verlening van een vergunning voor het gebruik van L‐isoleucine, geproduceerd door Escherichia coli FERM ABP‐10641, in drinkwater voor

Het Comité is het met de Commissie eens dat álle asielzoekers recht moeten hebben op menswaardige opvangvoorzieningen, ongeacht of zij in aanmerking komen voor de vluchtelingen-

De kracht van de EU is weliswaar niet haar militaire vermogen, maar wel dat ze alle relevante instrumenten voor crisisbeheersing onder één dak heeft.. In tegenstelling tot de