• No results found

Het verloren interview of hoe warm het was en hoe ver [= Teksten uit de Griekse rebetiko-traditie, deel 2]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verloren interview of hoe warm het was en hoe ver [= Teksten uit de Griekse rebetiko-traditie, deel 2]"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

sieve behandeling gooi je zo'n beestje niet meer de straat op. Nummer drie is bijna twee maanden oud; was als ± 6 weken oude puppy in een dichtgebonden vuilniszak weg-gegooid in de vuilcontainer...

Wat betreft de katten: in de loop van de 8 jaar dat we hier nu wonen hebben we zo'n 35 katten gehad, maar het verloop is groot, en helaas is de voornaamste reden daarvoor vergiftiging (hetzij bewust, hetzij door slor-dig neergestrooid rattengif). Van de overge-blevenen zijn er twee op normale wijze hier gekomen. Van de andere: 3 weggegooid (zeer klein met de oogjes al open), 6 gewond of (dood)ziek en al een fractie groter, één Siamees doodziek en zeer zwak blijvend door inteelt (broodfokkers!), één prachtige grijze poes waarbij een kind 'voor de grap' de oogjes had verwijderd met een scherp voor-werp toen ze zo'n twee maanden oud was. D A G P R O G R A M M A

Het werk doen we voornamelijk met z'n tweeën. Een beetje hulp (soms) van een 14-jarig (zwak begaafd) meisje uit het dorp, en afgelopen winter hadden we voor 2 maan-den een bijna-afgestudeerde dierenarts uit Nederland. Gelukkig krijgen we begin juli voor een half jaar een i7-jarige hulp uit Nederland. Het is niet eenvoudig om zo maar een dag uit het leven hier te beschrij-ven, omdat het ontzettend afhangt van wat we hebben zitten aan dieren, wat ze man-keert, welke zorg ze nodig hebben, maar ook wat er gebeurt op zo'n dag. Toch een poging in die richting:

Afhankelijk van het seizoen staan we op tussen vijf en kwart voor zes, om eerst een rondje honden en katten te doen: hondjes uitlaten (en hun poep opruimen), honden en katten eten geven, de diverse kattenbak-ken schoonmakattenbak-ken en koffie/thee zetten. Bij veel kleine vogeltjes geven we die dan al de eerste voederbeurt: afhankelijk van de soort met het pincet (insekteneters) of met de spuit (zaadeters). Dan even rust om onze thee/koffie te drinken en eventueel speciale taken/dingen te bespreken.

In onze tuin hebben we 8 kooien (elk di-verse m3 groot) en vooral de volière met z'n vele kleine vogels (waarvan diverse

ex-pa-Op 1-1-1997 gevonden vlakbij ons huis, met elektrici-teitsdraad rondom bek en hoofd strak vastgebonden, zodat hij niet kon blaffen/eten/drinken. De bedoeling van deze mishandeling/behandeling was om hem zo ge-makkelijker levend aan de leeuwen van een op dat mo-ment bezoekend Italiaans circus te geven (als voed-sel).Op 27-1-1997 kon hij weer helemaal opgeknapt (na meer dan 150 hechtingen!) naar een nieuw huis.

tiënten, die niet meer vrijgelaten konden worden) is een genot om naar te luisteren. De andere 7 kooien herbergen achtereenvol-gens kerkuilen ('s nachts) en revaliderende andere vogels (zoals meeuwen, eenden etc., overdag), andere roofvogels (nu vooral bui-zerds), diverse klokschildpadden, een invali-de bonte kraai, Turkse tortels, tortels en postduiven, apart in een kooi een op Kreta verrot geschoten velduil, terwijl de laatste grote kooi bevolkt wordt door diverse invali-de steenuiltjes en een invaliinvali-de witborstegel. De ziekenboeg heeft 21 kooien van verschil-lende grootte en twee hiervan zijn voorzien van een warmtelamp.

T W A A L F KEER PER DAG

Na de eerste rust is het weer werken ge-blazen. Alle voerbakken van de nachteters worden uit de kooien gehaald en schoonge-maakt en het eerste voer voor de dagvogels wordt klaargemaakt: voor de bonte kraai en voor Pallas, ons blinde steenuiltje dat al bij-na drie jaar bij ons verblijft en daarmee op een na de oudste inwoner van ons verpleeg-tehuis-gedeelte is. Meelwormen worden ge-sneden voor de insekteneters (en omdat 'echte' meelwormen veel te duur zijn, én er vrijwel niet aan te komen valt, wordt als ver-vanging ... Hollandse kaas gebruikt). Voeren wat er gevoerd moet worden. Afhankelijk van dier, leeftijd, verwonding/ziekte wordt er gevoerd tussen de één en twaalf (!) keer per dag. Ook de (eventuele) wondverzorging staat dan op het programma. Diverse kooien worden van sla voorzien en de duiven wor-den gevoerd. Er zijn altijd twee bakken met voer voor de buitenvogels, die vaak aan hun gekleurde voetring als ex-patiënten herken-baar zijn. Apart voer voor insekteneters wordt verstrekt en zo nodig worden kooien en badjes schoongemaakt.

Daarna ontbijt. Wanneer er geen nieuwe patiënt komt, urgente situaties onze aan-dacht vragen of de dierenambulance uit moet rijden voor vrijlatingen kunnen we (met regelmatig voeren van de kleinste vo-geltjes) doorwerken tot een uur of één. Het werk houdt vaak operaties in (bij bijvoor-beeld gecompliceerde poot-/vleugel-fractu-ren, amputaties) maar ook obducties bij een onduidelijke doodsoorzaak.

Sinds ruim een week staat het huis op z'n kop en overal ligt en staat hout, omdat de timmerwerkplaats omgebouwd wordt tot chirurgie- en röntgenruimte. De röntgenap-paratuur bestaat uit 2e-hands tandartsappa-ratuur, gekregen uit Engeland. Wanneer de boel geïnstalleerd is, gaan we in de leer bij onze tandarts en kunnen we in het

(2)

(links) Ons 'musje', een VALE GIER uit Kroatië (was geringd en had een tab op de vleugel, zodat we achter z'n herkomst konden komen). Raakte via Italië hier verzeild, was uitgeput en had vergiftigd aas gegeten. Kwam op 14-9-1997 met 5 kilo lichaamsgewicht (de foto is van 17-9) en hij vertrok (naar Kreta) op 25-9; NEGEN kilo zwaar! (rechts) En dan is de voorste van de 3 KERKUILEN datzelfde uilskuiken van de foto op pagina 26, maar nu op 4 augustus 1996; een immens verschil.

Langzamerhand groeide en werd hij weer wild, zodat op 13-8-1996 de vrijlating was, tezamen met de 2 andere (óók als kuiken gekomen).

huis waarschijnlijk aan materiaal komen. Dan zijn we de eerste (en enige) faciliteit voor dieren op het eiland met deze moge-lijkheden. Het toilet zal worden omgebouwd tot donkere kamer. Al met al gaan er nog heel wat uurtjes (en geld) in zitten.

Als het enigszins lukt proberen we na de lunch het rustig te houden. Vaak worden er echter speciaal in die tijd jonge vogeltjes ge-bracht door de kinderen uit het dorp, die dan net uit school komen.

Na de 'siesta' in snel tempo (iedereen heeft honger) alle hondjes en katjes eten ge-ven, de hondjes uit laten, de kattenbakken verschonen, de duiven en schildpadden voe-ren om nog door te werken tot rond halfze-ven. De laatste voerbeurten moeten dan nog geschieden: voor de kleinste vogeltjes is dat pas ± 20.00 uur, maar voor alle nachteters moet het voer nu klaargemaakt gaan worden (uilen, steenuiltjes, egel).

VOEDING

We proberen voor alle dieren de voeding zo uitgebalanceerd mogelijk te maken. Voor de roofvogels bestaan er hier géén eendagskui-kens en 'alleen' een stuk kip vinden we wat eenzijdig. Dus is het voor hen een dieet van vlees-gehakt-lever-blikvoer voor katten, aan-gevuld met mineralen, gedroogde insekten, multivitamines, een mengsel van eivoer/lori-voer/mainavoeren, dit natuurlijk aangevuld met wat veertjes voor de spijsvertering en om toch zoveel mogelijk de natuur te benaderen. Eens per week wordt er tussen de 3 en de 7 kilo vlees/lever/gehakt gehaald. Alles wordt

in stukjes geknipt en in porties van 50 gram ingevroren. Een speciale vriezer is vol met vlees/vis/garnalen; alleen voor de patiënten. Als er nu verder niets gebeurt, dan kun-nen we om ongeveer 7 uur stoppen (op de laatste voerbeurten na dan), maar vaak ge-beurt er wel het een en ander. Nieuwe pa-tiënt, kinderen die met hun hond of kat ko-men om teken te laten verwijderen, soms nog uitrijden voor een nieuwe patiënt. Onze auto is omgebouwd tot dierenambulance (NIET voor honden en katten, want voor die dieren zijn er diverse dierenartsen op het ei-land) en vooral voor dieren die mensen moeilijk kunnen pakken (roofvogels, pelika-nen, ooievaars). Gezien de werkdruk kun-nen we helaas niet meer uitrijden voor elke mus, zwaluw of duif en die moet men dus komen brengen.

Eten doen we om een uur of acht, waarna meestal pas echt de rust begint en tegen elf uur is het bedtijd.

NOG VEEL TE W E N S E N

Financieel worden we gesteund door onze leden en door de GAR, de GAWF en de RSPCA, maar gezien de verbouwingen en de toezegging van de gemeente dat er mis-schien volgend jaar een groter terrein voor ons beschikbaar komt, zal er altijd nog veel nodig zijn. Ook met een groter terrein zul-len we de nodige handen extra kunnen ge-bruiken. Maar dat blijft een groot probleem. Tenslotte hebben we pas wat aan een vrij-williger/-ster als die wat langer kan blijven en bereid is om zich in te zetten. We hebben in

ons huis i kamer vrij met 2 slaapplaatsen en zo kunnen we kost en inwoning aanbieden. Helaas hebben we (nog) niet de financiële middelen om een wat vrijer onderdak aan te bieden. Misschien dat dat in de toekomst op een nieuw terrein mogelijk wordt! Zo zijn er nog wel meer toekomstwensen en -dromen.

Van iedere patiënt houden we een volledige status bij. ledereen kan zo zien wat we doen, maar ook als naslag is het zeer praktisch en prettig (er is (nog) geen computer aanwezig).

Ook ontvangen we scholen voor excursies en uiteraard een ieder die belangstelling heeft. Dit is zo'n beetje wat hier gebeurt. Eigenlijk veel te veel voor 2 mensen, maar hoe moet je NEE zeggen als men met wat voor dier dan ook aankomt?

GAWF = Greek Animal Welfare Fund GAR = Greek Animal Rescue

P.S. Onze Engelse naamgeving is uiteraard 'met een knipoog' gekozen, maar op deze manier valt het meer op dan als we 'Wildlife hospital of Lesbos' geheten hadden. <**

Inlichtingen: Lesbian Wildlife Hospital, Loutropolis Thermis, Mytilini 81100, Lesbos, Griekenland

tel./fax: 0030 251 71076.

27

(3)

Marjoleine de Vos

De zuignapjes

'De zuignapjes', zei mijn vader, 'zijn het lekkerst.'

'Getver, bah, huuu!' riepen wij ge-hoorzaam griezelend. Mijn vader was in Griekenland geweest, helemaal op

de Akropolis en hij had vreemde Griekse dingen gedaan. Gearmd

ge-lopen met een man. Dropwater met alcohol gedronken. En inktvis gege-ten, dachten wij, want het

onder-scheid tussen inktvis en octopus was in die rijd in Nederland nog

niet zo duidelijk. Maar ze aten het zo goed als nergens, dat wisten we

wel zeker, behalve in Griekenland.

Op een dag zwom de inktvis een Nederlandse keuken binnen, waarschijnlijk vanuit Spanje. Hij lag in zijn eigen inkt in de pan van de avontuurlijke moeder van een vriendje en mijn vader indachtig proefde ik richting zuignapjes, maar die zaten er niet aan. Toen werd duidelijk dat hij iets nog veel ergers gegeten had. Iets bijkans onzegbaars, iets wat tot dan toe in de wereld van draken, spoken en zeemonsters had thuisgehoord. Een heuse achtarm.

Er kwam een ansicht binnen, uit Griekenland. Aan een waslijn hingen vreem-de dradige dingen. 'Octopus' zei een bereis-de beschouwer. Dat riep meer vragen op dan er beantwoord werden. Waarom moesten die dieren aan de lijn? Levend? Dood? Gewassen? Voor de vogels? Voor de toeristen?

Toen ik dan eindelijk zelf eens in het land van de enge beesten ging kijken, 1976, Rhodos, was er geen octopus te zien. Hele lammeren aan het spit, pijlinktvisjes bij de vleet, maar dat van die octopus bleek dus toch gewoon onzin. Spookverhalen. Geen mens at zuignapjes. En die ansichtkaarten waren dus inderdaad toeristisch, net als die van windmolens, net als de onze van tulpen

en kaasmeisjes. Ik had ook nog nooit een kaasmeisje gezien. Nog steeds niet trouwens. Natuurlijk werd een paar jaar later wel dui-delijk dat het echt waar was. Er hingen op sommige plaatsen vreemde droge dieren, waar geregeld vliegen op neer streken. Grieken aten echt al die enge, slijmerige, bul-tige, glibberige armen. Terwijl dat toch zo weinig voor de hand lag, want het bleek een heel werk om ze eetbaar te maken: vangen, moffelen, slaan, drogen. En nog verbazing-wekkender: zo'n stukje gegrilde tentakel, in-derdaad liefst voorzien van kleine gegrilde zuignapjes, was werkelijk smakelijk. Nog be-ter zijn ze in olie en een drupje azijn, lekker zacht, napjes iets geprononceerder. In rode wijnsaus gestoofd gaat ook goed.

Maar hoe Grieks zijn ze? Griekser dan bar-boenia? Griekser dan pijlinktvisjes of souvla-ki? Of zijn ze alleen maar fotogenieker, aan hun waslijntjes, die je trouwens ook nergens zo vaak ziet als op ansichtkaarten. Met octo-pus gaat het als met alle Griekse vis: men doet er heel druk over, men vangt ze voort-durend, loopt er triomfantelijk mee rond, brengt ze onder grote belangstelling aan wal - maar op je bord tref je ze maar weinig aan.

Vis is bespottelijk duur in een land waar ie-dereen elk moment in een bootje springt om uit vissen te gaan, en octopus is een betrek-kelijke zeldzaamheid in de restaurants, hoe-wel elk kind een harpoen heeft. Sommige mensen doen het zelfs zonder: in de haven van Sikinos greep een man doelbewust in het water en haalde er, onder het slaken van een rauwe oerkreet, een naar boven. En een meisje dat gewoon ging zwemmen en hele-maal geen behoefte had aan een hele-maaltje oc-topus had er ineens eentje aan haar been zit-ten. Zo'n beest wil eenvoudigweg de grill op. Ondanks die overvloed en die jachtlust moet je in Griekenland werkelijk enige moeite doen om een lekker stukje 'gebakken auto-band' zoals een vriendin dat genotzalig noemt, te bemachtigen.

Dus misschien zijn ze toch niet zo erg Grieks. Misschien bestaat de octopus voor-namelijk om ons bij de ouzo de indruk te ge-ven dat we reuzegoed meedoen. Maar de Grieken eten gewoon gehaktballetjes. Net als mijn vader, vóór die zuignapjes. <*»

(4)

Uit: Yandes van Amanda Michalopoülou, vertaling Marietje Wennekendonk foto: Bob Wennekendonk

Zoet octo

Als ik tentakels ga tellen raak ik de tel kwijt' Voor de zekerheid tel ik maar koppen. We zijn in totaal met vier octopussen. De keuken is klein en koel. Door het raam is de zee te zien. Als we konden voelen wat we zien zou-den we daar zijn, met onze zuignappen aan de rotsen gekleefd. Helaas is het oog een mis-leidend zintuig. Meestal zie je datgene waar je niet van kunt genieten.

Stéfanos heeft de mouwen van zijn over-hemd opgestroopt. Rania controleert de zoom van haar witte jurk. Hun zoon, Pandelis, zit een vlieg achterna. We bevinden ons op Astypâlea, op 175 zeemijlen van Piraeus. Hoewel het al ver in de herfst is blijven de toeristen komen in de Octopussentuin. Iemand heeft het gerucht verspreid dat ze hier de lekkerste octopus van de Griekse ei-landen serveren. Goed voor de toeristen, slecht voor de octopussen.

Ze zeggen dat Stéfanos een van de beste koks van dit ondermaanse is. Toen hij in Amerika woonde hing zijn huis vol met on-derscheidingen, blauwe linten en gouden koksmutsen. Het geheim van zijn succes was de keuken van de eenvoudige smaken en de natuurlijke ingrediënten. De fijnproevers be-schreven zijn sauzen als 'smakelijk', zijn groenten als 'knapperig', zijn keuken als 'eer-lijk'. Hij gaf interviews waarin hij de kook-kunst omschreef als een interventie van de geest in de materie. In de restaurantketen Stef waren de keukens zo schoon dat je er van de vloer kon eten. Toen hij nog jong was had hij een nieuwe bereidingswijze van vis verzon-nen - in een mengsel van water en jodium. Zijn vissen roken naar de zee. Als zijn gasten hun ogen dichtdeden waanden ze zich al zwemmend in de diepte van de Atlantische Oceaan.

Ijtéfanos studeerde in Frankrijk, beland-de in Amerika en kwam weer terug naar

AM A M \ \ll.\A.\onOYAOY

Ptàvrec

M h M I I l K \ O L I I l K \ < > i ! 11 K \ l l V M i ' l l l

Griekenland^ Dat is de diooni \.m elke zeevaarder: de wereldzeern ir bevaren en, wijzer geworden, terug te keren in de thuishaven. Op dit moment bevindt hij zich letterlijk in de haven waar zijn leven begon-nen is: hij is 45 jaar geleden gebo-ren op Astypâlea. Zijn eerste stapjes zette hij in deze keuken terwijl hij probeerde de tentakel van een ge-kookte octopus te pakken die zo heerlijk geurde. Moeder hield het puntje van de tentakel vast en riep tegen hem: 'kom dan'. Stéfanos leek toen net een kogelronde bal die naar haar toe rolde. Omdat hij was gaan lopen dankzij een octopus, was hij voorbestemd om zich later met de kookkunst te gaan bezighouden. Hij leidde ondernemingen in Saint Germain, in Saint Thomas, in New York en paste in elke nieuwe omge-ving de mediterrane smaken toe. Gewoonlijk weet een goede chefkok niet wat hij met zijn geld moet doen. Hij heeft geen tijd om het uit te geven want dag en nacht,

week-en feestdagweek-en, zaterdagweek-en week-en zondagweek-en brengt hij door in de keuken. Stéfanos inves-teerde zijn winst in een restaurantketen en in een reeks diepvriesproducten. Het was een absurde combinatie: de voorvechter van de verse producten tekende voor diepgevroren okraboontjes. Zijn alom geprezen vaardigheid in de keuken werd vervangen door een reeks makkelijke trucjes. Zijn verplichtingen als on-dernemer maakten dat hij minder tijd had voor creatieve bezigheden. Hij begon de uien grover te snijden dan gewoonlijk. Hij proefde niet langer alle sauzen. Hij stuurde anderen erop uit om groenten te kopen.

Een dag telde niettemin nog steeds 24 uur. Hoeveel dingen kan een mens doen voordat

de zon ondergaat? Op een avond ging hij naar bed met hoge koorts. Zijn gestel was niet opgewassen tegen het overladen pro-gramma van de laatste maanden. Hij stond pas op toen hij hoorde dat zijn moeder op sterven lag. Rania en hij namen het eerste vliegtuig terug naar Griekenland.

V/ma Kali lag in bed en ijlde. Ze zou niet sterven, zei ze, eer ze haar geheim aan Stéfanos verteld had. En dat geheim was een recept. Het heette 'zoet octopusje' en was haar specialiteit in haar taverna op Astypâlea. Een paarsige octopus in een gebonden saus, mals en zoet, die werd opgediend op een klein bordje met een lepeltje. Er zat geen

sui-29

(5)

ker in en ook geen honing, hij kon ook niet ge-kookt zijn met zoete tomaatjes, maar wat dan wel?

'Niets', zei oma Kali in het oor van Stéfanos. 'Ik doe er niets bij. Ik was de tentakels en snijd ze in stukjes. Ik roer ze op een heel laag vuur, totdat de octopus zijn sappen lo-slaat. Er is kracht en concentratie voor no-dig, want je mag de pan geen moment uit het oog verliezen, en je moet ook zachtjes en continu blijven roeren. Vijf druppeltjes azijn op het laatst, veel peper, een paar eiland-spreuken. Dat is alles'.

De onthulling was desastreus. Stéfanos zat een maand lang uit het raam te kijken naar de straat. Zijn moeder had hem voor ze stierfeen lesje in nederigheid gegeven. De laatste jaren was zijn kookkunst ingewikkeld geworden en gekunsteld. En zijn leven net zo. Hij wilde de basisingrediënten terugvin-den. De enige manier was om terug te gaan naar waar hij begonnen was. Eerst naar Athene en daarna naar de taverna op Astypalea. Toen hij zijn besluit aankondig-de geloofaankondig-de niemand hem. Ze dachten dat hij een grapje maakte of dat hij op dramati-sche wijze uiting gaf aan zijn heimwee. Hij was serieuzer dan ooit.

Met dezelfde ernst doet hij nu wat zijn moeder hem geleerd heeft. Hij roert ons om in de pan totdat we ons langverwachte paar-se sap loslaten. Ja, maar octopuspaar-sen geven zich niet zo gemakkelijk gewonnen. We

worstelen met hem, we zien van dichtbij zijn kleine diepliggende ogen, zijn beweeg-lijke handen. We drijven de spot met zijn wa-pen: een oude houten lepel.

ijinds ze zich hebben gesetteld op het ei-land is hun leven veranderd. De dag telt meer uren. De avonden zijn prettiger en moeilijker, de slaap dieper. Rania heeft er problemen mee om zich aan te passen, al is er al een jaar voorbij. Ze is geen eilandmens, dat is ze nooit geweest. Om de drie maanden vindt ze wel een aanleiding om naar New York te gaan. Ze zegt dat het mens-zijn regelrecht verband houdt met een kop hete koffie in het Plaza. Wij weten niet wat het Plaza is en ook niet wat mens-zijn betekent.

Pandelis is al groot, hij gaat naar de vierde van de middelbare school. Hij houdt ervan om op blote voeten te lopen, met ontbloot bovenlijf. Maar Rania brengt voortdurend T-shirts voor hem mee van haar reizen en die strijkt ze terwijl ze Amerikaanse ballades zingt. Maar hoe ze ook zingt, die shirtjes worden meteen vies, net zoals de Griekse.

We kunnen niet met zekerheid zeggen of Stéfanos gelukkig is. Soms volgen mensen een bepaalde weg uit verveling of uit angst voor een andere weg. Maar de Octopussentuin komt vrij dicht bij zijn droom van een eenvoudig leven. Voor octopussen is een eenvoudig leven de vrij-heid. Voor mensen lekker eten, kussen, geld en een zonsondergang.

.L/e zeven tafels van de taverna zijn bezet. Toeristen met een roodverbrande nek en blonde haren wachten op hun octopus. Rania loopt heen en weer tussen de tafeltjes met een dromerige blik; ze heeft een witte jurk aan van Donna Caran. Hoe we dat weten? Ze heeft het etiketje naar buiten gekeerd om indruk te maken op wie daarop zou kunnen letten in deze negorij; een stelletje hongerige toeristen die op dit moment liever een octopustentakel hebben dan tien jurken met een handtekening van de ontwerper. Rania weet dat, maar ze heeft behoefte aan een illusie om niet te gaan schreeuwen, om niet morgen haar koffers te pakken en weg te gaan. Ze blijft, dus ze houdt blijkbaar van hem. Dat weerhoudt haar er niet van zich te gedragen als een Amerikaanse ser-veerster. Ze doet het keukendeurtje open met haar heupen en houdt haar potlood tussen haar tanden. Ze is klein, mooi en meelijwekkend.

Meelijwekkender nog dan wij. Geen saus, geen enkele tevredenheid om haar heen. Zelfs geen spoortje paars sap. Rania is zwartwit. Alles wordt beetje bij beetje zwartwit. Het lijkt wel of voor het aanmaken van voldoende paarse sap-pen alle andere kleuren moeten wijken, de ge-luiden moeten verstommen, de monden moe-ten worden gesnoerd en de ogen geslomoe-ten. <**

Astypalea

(6)

Frits Naerebout, foto: auteur

Het verloren interview of

hoe warm het was en hoe ver

Pireéfs, 15 juli 1993,14.30 uur, 38 graden Celsius in de schaduw: na een zeer verhittende

tocht arriveren we, dat zijn mijn vrouw en ikzelf, bij het Veakio-theater bovenop de

Moenichia-heuvel, naast de schamele resten van het heiligdom van Artemis Moenichia.

Op deze heuvel liggen drie heiligdom-men bijeen: dat van Artemis, de kerk van de Profeet Elia, en het Veakio: een muziek-tempel waar de muziekliefhebbers van groot-Athene met respect over spreken. Het Veakio is een middelmaat openlucht-theater, met de klassieke halfronde vorm, en van de bovenste rijen zitplaatsen heb je een fantastisch uitzicht over de zee naar Fâliro en naar het centrum van Athene.

Maar dat weten we nog niet, want we staan voor het toegangshek en dat hek is op slot. Door de spijlen van het hek zien we de loketten voor de kaartverkoop: de deur en de ramen staan open, en er speelt een ra-dio. Prettige muziek.

Maar er is geen mens te zien. Hier en overal in de buurt hangt de grote middag-stilte van het heetst van deze hete dag.

Hoe nu? We hadden ook liever siesta, maar we hebben immers een afspraak met de heer Panayotis Kounadis, die hier bin-nen zou zijn en vanaf twee uur in de mid-dag tot onze beschikking zou staan voor een interview. We hebben niets verkeerd verstaan of begrepen, want onze Griekse beschermengel Adhamandia heeft de af-spraak voor ons gemaakt. We besluiten het bouwwerk rond te lopen: achterdeur, arties-teningang, zoiets moet het zijn. Andermaal een verhittende tocht: de straten hellen hier krachtig en schaduw ontbreekt. We ont-dekken geen enkele mogelijkheid het pand van de achterzijde te betreden, en keren te-rug naar ons uitgangspunt. Hek dicht, lege loketten. Nu valt ons op dat een deel van het hekwerk rond het dennenbosje dat de voorgevel omzoomt, ontbreekt en dat er

door dat dennenbosje iets van een spoor is uitgesleten. Aha, we zijn niet de eersten die hier voor een dicht hek stonden. We be-klimmen de lage muur en doorkruisen het bosje.

Schroomvallig betreden we enkele uitno-digend openstaande vertrekken: niemand. Griekenland is nog steeds niet bang voor dieven, ook al beweren ze dat achter elke boom een kwaadwillende Albanees ver-scholen zit. We bestijgen de trappen naar de bovenzijde van het theater en ontdekken het prachtige uitzicht. En een zinderend

warm, wit en vooral leeg theater. Maar er klinken stemmen. We gaan erop af en ko-men zo bij een zeer provisorisch ogend ge-timmerte in een hoek van het theater, waar een bordje 'Bar' boven hangt. Enige mans-personen zitten daar in de schaduw en drinken wat. Ze reageren in het geheel niet verbaasd of boos op de indringers, maar groeten vriendelijk terug. Op de vraag of Panayotis Kounadis ook aanwezig is, volgt een ontkennend antwoord.

De vraag naar Kounadis' aanwezigheid was feitelijk overbodig: zijn forse gestalte

31

(7)

3 platenhoezen uit de door Kounadis verzorgde serie 'Archio' met oude rebétika-opnamen

hadden we direct herkend. Maar we heb-ben een afspraak met hem, hier.

Komt hij nog? Onduidelijk gemom-pel. Een man die zegt de beheerder van het theater te zijn, maakt zich los uit het groep-je, voert ons naar boven, naar een scha-duwplekje met mooi uitzicht, en zegt ons daar maar even te gaan zitten: rust toch wat in de schaduw> het is erg warm, het is nu geen moment om rond te lopen. En Panayotis komt wel. Zijn we musici? Nee? Jammer. Maar wel vrienden van Panayotis? Ja, zo zou je dat wel kunnen noemen. Mooi, mooi: een vriend van een vriend is een vriend. De man verdwijnt. We zitten, komen enigszins op temperatuur, drinken wat van het meegebrachte, nu wel erg lau-we water, en genieten van het uitzicht. Het is helder vandaag, je kunt, ver weg, de zui-len van het Parthenon telzui-len (bijna). Spannend zijn ook de vliegtuigen die in een niet-aflatende stroom landen op het vliegveld aan de overkant: de meeste zijn van hetzelfde type, maar ze beschrijven zwierige dan wel benepen bochten, zakken soepeitjes, haast ongemerkt, naar grondni-veau, of lijken op fatale wijze naar beneden te storten. Elke piloot houdt er een geheel eigen stijl op na, zoveel is wel duidelijk. VERGEEFS

De mannen uit de bar vertrekken: ruwe bolsters, nonchalant gekleed, en

opmerke-lijk goed besnord. Ze hebben instrument-koffers bij zich. De combinatie van de vorm van de mannen en de vorm van de koffers laat slechts een conclusie toe: rebétiko-mu-zikanten. Vanavond is in het Veakio-theater een rebétiko-concert, dat zag ik zojuist aan-gekondigd. Oude rebétiko, wat jammer dat we uitgerekend deze avond elders een af-spraak hebben. En de repetitie hebben we ook gemist. Organisator van het concert: Panayotis Kounadis. Dat was natuurlijk de reden dat hij vandaag hier zou zijn. Zou zijn. Inmiddels is er op het podium wat gaande: enkele mannen en een vrouw sle-pen ongecoördineerd met kabels en appa-ratuur. Wij kijken toe, en naar het uitzicht. Na een uurtje besluiten we maar weer eens op te stappen. In het zicht van de be-heerder, die nu achter de loketten bij zijn radio zit, heffen we de handen in een wan-hoopsgebaar ten hemel. Hij doet hetzelfde. We groeten. Hij roept ons terug, en krab-belt het telefoonnummer van het Veakio op de rugzijde van een oud toegangsbiljet (voor een concert door de Symphonie van Leningrad. Ach, Leningrad...). Dat nummer moeten we maar bellen, ergens na zeven uur: dan is Panayotis er ongetwijfeld. We danken en groeten nogmaals. Alvorens we het Veakio kunnen verlaten op dezelfde

on-orthoxe wijze waarop we er binnendron-gen, roept de beheerder ons andermaal te-rug, loopt naar het hek, ontsluit het en zwaait het met een breed gebaar voor ons open. We danken en groeten een derde maal. Ik zie in zijn verontschuldigende lach dat hij wist dat Kounadis niet zou komen: natuurlijk wist hij het. Maar het zou wel zeer on-Grieks geweest zijn om een derge-lijke onaangename waarheid plompverlo-ren mee te delen.

KOUNADIS

Een verloren middag? Ach nee, een wan-deling door Pireévs is altijd heel interes-sant. En we hebben leuk gezeten. Jammer van de afspraak met Panayotis Kounadis, waar het mee is afgelopen zoals met veel af-spraken. Een jaar eerder hadden we hem ontmoet, toen hij ons (we waren op dat mo-ment met z'n zessen) in zijn oude Citroen in een dodemansrit waarbij verbodsborden en andere weggebruikers totaal genegeerd werden, dwars door Athene reed, op weg naar een concert. Een heel aardige man, al waarschuwden sommigen dat hij een wat ingewikkelde gebruiksaanwijzing heeft: tja, hij is een rebetis natuurlijk.

De conversatie betrof voornamelijk de rebétiko, en was uiterst boeiend: Kounadis is namelijk een van de grootste rebétiko-kenners, heeft een onovertroffen collectie oude opnamen en documentatie, en bezit een gedegen musicologische kennis, on-dermeer opgedaan aan de Sorbonne in Parijs. Bovendien is hij open-minded, ook over de oriëntaalse kanten van de rebétiko. We hadden hem graag opnieuw gespro-ken, om hem te complimenteren met de drie fraaie cd's met oude rebétika die hij toen net had samengesteld (inmiddels ben ik de tel allang kwijt), om allerhande bran-dende vragen te stellen, en om hem te in-terviewen voor het blaadje van de Leidse classici. Die zomer is het er dus niet van ge-komen: Kounadis bleef ons ontglippen en op een gegeven moment hadden we geen zin meer in de jacht. Het is nu bijna zes jaar en vier bezoeken aan Griekenland la-ter, en we hebben Kounadis op de bühne gezien, maar niet van dichterbij. Ach, wat maakt het ook uit: ik zet nog maar eens een van die prachtige cd's op. <*•*

(8)

M U Z I E K

Yolanda Verbeek

Het kunstlied, 2

In het vorige nummer van Lychnari zijn een aantal cd's van de grondleggers van het kunstlied (to éndechno tragoüdi) - Mikis Theodorakis en Manos Chatzidakis - genoemd. Toen de kunstliederen van deze componisten steeds populairder werden, volgden andere componisten en zangers in dit genre, ieder op zijn of haar eigen wijze. Gemeenschappelijk kenmerk van het kunstlied is de menging van het (Grieks) traditionele (dhimotikâ en rebétika) en het eigentijdse in de muziek en in het gebruik van muziekinstrumenten. Bij de ene componist is het traditionele duidelijk herkenbaar, bij een ander zal het eigentijdse meer overheersen en wordt bijna geen gebruik ge-maakt van Griekse instrumenten.

Een ander kenmerk van het kunstlied is dat de muziek veelal bij reeds bestaande en gepubliceerde poëzie wordt geschreven. Y A N N I S M A R K Ó P O U L O S

Deze componist maakt veel gebruik van elementen uit de Byzantijnse muziek en de traditionele muziek (dimotikâ), en dan met name de muziek van het eiland Kreta waar hij geboren is. Ook heeft Markopoulos een voorkeur voor zangers van traditionele muziek, zo-als Nikos Xylouris, één van de beste zangers van Kretenzische muziek. Charâlambos Garganourakis is een ander voorbeeld.

Adioiç XaXiaàç & BIKU MocrjcoXiotJ - METavàtrceç Lafcis Chalkiâs aj Vifcy Moscholiou - Gastarbeiders

De liederen op deze cd gaan over het aanstaande vertrek, het zich niet thuis voelen in het buitenland en het verlangen naar het vader-land: de terugkerende thema's van de (Griekse) gastarbeider. Het zijn melancholieke liederen zoals Moscholiou ze zo prachtig kan zingen.

BucriXriC AÉKKUÇ • AOéaToc «r^uyuóc Vasilis Lekkas - Onzichtbare hanslag Dit is één van de nieuwere cd's van Markopoulos, die voor deze cd muziek com-poneerde op onder andere gedichten van Seferis. Ook op deze cd klinkt de Kretenzische afkomst van de componist duidelijk in de me-lodieën en in de muziekinstrumenten door; men hoort traditionele en niet-traditionele in-strumenten, zoals lyra en piano.

H XciTowpyia TOD Op«>éa - De liturgie van Orpheus

Markopoulos schreef muziek bij de Orpheus Hymnen, een werk overgeleverd uit de Griekse oudheid. Het is een Grieks klassieke cd, met veel koorzang. De solisten zijn Vasiliki Lavina, de tenor Zachos Terzakis en Charâlambos Garganourakis.

STAVROS XARCHÂKOS

Deze componist schreef het meeste van zijn werk voor film en to-neel. De cd's waardoor hij het bekendst is geworden zijn cd's waar-voor Xarchakos zich liet inspireren door de rebétika.

TÓKiic Mnivnç & Ecottipta Aeovópaou K.a. -Tafcis Binis et. Sotiria Leonârdou e.a. - Rebétiko

De film Rebétiko vertelt het levensver-haal van de rebétika-zangeres Marika en via haar leven ervaart de kijker en luiste-raar de geschiedenis van de rebétika. De muziek in deze film bestaat voornamelijk uit eigen composities van Xarchakos, maar ook uit enkele bewerkingen van be-staande, traditionele nummers. De cd met de soundtrack van deze film is zowel in Griekenland als daarbuiten erg geliefd. MoerjcoXiou . Tpayoiióia THÇ

Vifey Moscholiou - Liederen van Eftychia Papayannopoülou

Xarchakos wijdde een cd aan de teksten van Papayannopoülou, de tekstschrijfster van onsterfelijke nummers als Ik ben een adelaar zon-der vleugels en Nu ik heenga uit het leven. Een aantal nummers op deze cd componeerde hij zelf, een aantal zijn arrangementen van compo-sities van anderen.

M A N O S L O Ï Z O S

• A H O I A O I Z O Z A O M E P O M A

"»nOTOOMUlTUKO HAflll)

Deze in 1982 gestorven componist was vooral in de jaren '70 erg populair, maar nog steeds worden zijn liederen ge-zongen en opnieuw uitgebracht.

Bekende zangers zorgden er mede voor dat cd's zoals Hadden we maar..., ja wat (gezongen door Yorgos Dalaras en Yannis Kalatzis) en Liederen van Chawula (gezongen door Charis Alexiou) tot de meest verkochte cd's in Griekenland behoren.

\<|>irpo(|i« Màvoç AoïÇoç, ÇwvTavtj Tixoyp(i<|>ii<TTi ajtó TO < > À i > | i r r n i M I IraiSio

Gewijd aan Manos Loïzos, live uit het Olympisch Stadion Drie jaar na de dood van Manos Loïzos kwam deze live dubbel-cd uit, met zangers als Charis Alexiou, Yorgos Dalaras, Yannis Kalatzis, Vasilis Papakonstandinou en Dimitra Galani, die de bekendste liede-ren van deze componist zingen. De cd begint met de instrumentale Zeïmbékiko van Evdokia, een schitterend bouzouki-nummer.

Natuurlijk zijn er nog veel meer componisten en zangers die zich toeleggen op het kunstlied. Een aantal daarvan zal in de volgende Lychnari besproken worden.

Bronnen:

- Het Griekse Lied, nummer 4, 8,13,14, 28 en 30 - Frans van Hasselt • Griekse tijd

- Frans van Hasselt - Verslaafd aan Griekse muziek - Mépeç nouât KÉÇ 1922-1992, évie^vo XaiKÓ tpayoùôi

- Kwaïaç MxAcovàç - latopia TOD EAAr]viicoi> TpayouSioù 1, 1960-1970

33

(9)

Conny Keessen foto's: auteur

Elke zondag is de grote wisseling van de erewacht voor het monument van de onbe-kende soldaat, aan de voorkant van het Griekse parlement, op het Syndagma-plein. Bij dat gedenkteken staan dag in, dag uit, twee zogenoemde Evzonen (EùÇowoi of tcoXioôeç) in traditioneel tenue doodstil uit respect voor de gevallen soldaten in de strijd voor een on-afhankelijk Griekenland. Soms mogen ze, van

'PfYPoKAfTPoH

'ctYMPEÏ

onument voor de

Onbekende Soldaat

'Naar achter, naar achteren', roepen de Griekse agenten streng naar de

hon-derden toeristen die zich op deze behoorlijk hete zondag hebben verzameld

voor het monument van de onbekende soldaat in Athene. Mopperend

schui-felen de mensen weer een stukje achteruit, maar het is nog niet genoeg. Een

van de agenten gebruikt een snerpend fluitje en zwaait wild met zijn armen

'Back, back, piso, piso'. Ik hoor een Nederlandse toerist zeggen: 'Moet dat nou

zo... Pinochet!'. Zijn vrouwelijke partner wil weg, op een terrasje gaan zitten.

Maar ze blijven toch staan, want het is n uur, en muziek klinkt om de hoek.

de houten hokjes voor het monument, wat -overigens symbolische - stappen doen, en van plaats verwisselen.

Om het uur worden ze afgelost, dat is de kleine wisseling van de wacht, maar op zon-dag is de ceremonie uitgebreid; en met een muziekkorps en de hele erewacht van Evzones is dit evenement een toeristische at-traktie geworden. De meeste toeristen ko-men om de merkwaardige bewegingen van de jonge, rijzige soldaten gade te slaan, hun uniformen te bewonderen - die zijn geba-seerd op de tenues die tijdens de onafhanke-lijkheidsoorlog gedragen werden door de 'kleften', de partizanen die in de bergen

vochten - en om hun familieleden samen met de Evzones op de foto te zetten.

Uit gesprekken met toeristen blijkt dat het schouwspel het belangrijkste voor hen is, en dat ze verder weinig weten van de achter-grond van deze ceremonie, of over het mo-nument van de onbekende soldaat. Behalve dan die ene Franse meneer, die uitgebreid aan zijn familie staat te vertellen over de Evzonen, en die gepensioneerd geschiede-nisleraar blijkt te zijn.

KYRIOS LEFTERIS

Iemand die het ene na het andere staats-hoofd een krans heeft zien leggen bij het

(10)

denkteken, is meneer Lefteris. Hij staat al 53 jaar met een karretje met duivenvoer voor het parlement en houdt de omgeving rond het gedenkteken schoon. Hij werkt er zo'n 3 uur per dag en hij heeft daar een soort part-time baantje aan, zegt hij. 'Niet dat ik ervan rond kan komen. Er is een soort commissie die dit monument beheert, daar zitten

men-Meneer Lefteris

sen van het parlement, van de ministeries van defensie en buitenlandse zaken in, ge-loof ik, en ik krijg elke maand tussen de 60 en 70 duizend drachme. Maar ik heb ook nog een winkeltje in Galatsi.' Trots vertelt hij dat hij de enige is die het monument mag 'betreden', maar: 'jij mag het ook doen als je snel bent', zegt hij met een schichtige blik naar de militair die de toeristen op een af-stand houdt. Ik besluit het niet te doen.

Lefteris heeft het werk overgenomen van een oom (een 'barba' zoals hij zegt), die oor-logsverwondingen had en dit baantje door dezelfde commissie aangeboden had gekre-gen. Hij leidt me langs de marmeren muren van het monument waar bronzen schilden hangen met de namen van de plaatsen waar door opeenvolgende Griekse legers strijd is gevoerd. Ook staat er een gedeelte uit een grafrede van Pericles (430 voor Christus) af-gebeeld, waarin gevallen Atheners uit de Peloponnesische oorlog worden geëerd.

Maar meneer Lefteris kan me niet vertel-len wanneer nou precies het monument van de onbekende soldaat is gebouwd, en ook niet door wie het is ontworpen - dat laatste vindt hij trouwens onbelangrijk. De militair wordt erbij gehaald die - afgezien van de twee Evzonen - de wacht houdt, en die af en toe hun tenue in orde brengt. Hij zegt in 1869. Volgens raadpleging van een naslag-werk is het evenwel 1932 en is het ontwerp van de onbekende? beeldhouwer Dimitriadis. De afbeelding boven het ge-denkteken is een kopie van de stervende sol-daat op de Aphaia-tempel op het eiland Eyina.

EVZONEN

Niet iedereen krijgt de kans om Evzone te worden. De eisen die aanvankelijk worden gesteld zijn dat de kandidaten meer dan 1.85 meter lang zijn, een hogere opleiding heb-ben gevolgd, en een Grieks uiterlijk hebheb-ben. Het zijn dus meestal jonge mannen die we-gens studie later dan normaal hun dienst-plicht gaan vervullen; ze krijgen een maand lang een zware training, waar-in gemiddeld nog eens de helft afvalt. Elke maand worden er uiteindelijk zo'n 30 dienstplichtigen gekozen, die dan gedurende 10 maanden de ere-baan mogen vervullen. En dat bete-kent vier keer per dag een uur stil-staan, de ene dag 'op' en de andere dag 'af, terwijl op de 'af dag verplich-te oefeningen worden gedaan voordat men de legerplaats, achter het parle-ment, mag verlaten. Volgens Vassilis. 1.95 lang, een van de Evzonen, is het een van de beste plaatsen in het Griekse le-ger: 'Soms, bij temperaturen van 40 graden Celsius en met dat uniform, is het niet echt aangenaam. Maar in vergelijking met de landmacht is het werk van de Evzone ge-makkelijker. Daar hebben we veel zware oe-feningen in de bergen, en de druk die ik daar ervaarde was veel groter.'

Hij legt uit dat de bewegingen en stappen die ze maken een betekenis hebben. Zo schuren de Evzonen midden voor het monu-ment met hun schoenen over de grond, en gooien daarna hun benen naar voren. Deze beweging bijvoorbeeld, zegt Vassilis, is sym-bolisch voor de strijd tegen de Italiaanse be-zetters in de Tweede Wereldoorlog;

'We wilden destijds de Italianen met de-zelfde beweging in zee trappen.' (Si non è vero, è bentrovato).

In vroeger tijden vormden de Evzonen de erewacht van de koning; maar sinds 1974, toen de monarchie werd afgeschaft, houden de Evzonen niet meer de wacht voor de ko-ning, maar voor iedere gesneuvelde soldaat die heeft gevochten voor een vrij Griekenland.

Het is ruim na twaalven. Meneer Lefteris veegt wat afval van de grond. Nog een paar toeristen maken foto's van hun kinderen naast de rijzige Evzonen. De rest is allang verdwenen; ze zitten waarschijnlijk op een terras.W

B

mimi

35

(11)

Andreas Mitsou, vertaling Wim Oudshoorn

De dronk

Ik trok m'n wollen kousen met kracht om-hoog tot op m'n dijen en streek ze glad.

En ik hees ook die rare wollen onderbroek op tot m'n middel, en deed hem goed en toen pakte ik de kousenbanden met de rode kwas-ten en bond ze heel precies om m'n benen. Net onder de knie. Om elk been één.

Daarna draaide ik vier keer om m'n eigen as om de witte foustanella met de veertig plooien aan te doen. Daarvoor heb je echt een vrouw nodig. Om het uiteinde vast te houden en je in

te wikkelen.

>^* Ik deed m'n rode gebor-yr duurde vest aan, de pesli, over het witte hemd heen met de wijde mouwen, deed m'n riem om, trok mijn zwa-re klompschoenen aan en ging voor de spiegel staan.

Trots plaatste ik de fez, een beetje scheef, op mijn hoofd. Ik bewonderde mijzelf in de spiegel.

Thódoris Dóstakas met z'n fraaie ogen, voor wie de meisjes van loânnina uit de ramen bogen' zong ik tevreden in me zelf.

Met een ruk deed ik de deur open en met grote stappen liep ik door de nacht.

Kil was de nacht en maanloos. Ik lichtte wit op in het donker en de schouderflappen van m'n vest waaiden op en wapperden in de wind. Ferm liep ik door de winternacht dwars

door de wijk.

Toen ik was aangekomen bij het hel-verlichte huis van Kali, drukte ik op de bel naast de voordeur met een zelfde enthousiasme. Een groepje feestvierders barstte in lachen uit toen ik met een zware stem door de deurtelefoon antwoordde 'Ik ben het'.

Het huis baadde in licht. Kostbare luchters donkerden in alle kleuren, kleine lichtjes

gin-gen aan en uit, schemerlampen brandden, en zelfs de kaarsenkroon was aangestoken. Kali had echt alle lampen aangedaan in haar grote huis.

'De heer Andreas Soririou, docent en schrij-ver' kondigde ze op gedragen toon aan. Ze droeg een roze kanten toilet, en ze was over-dreven opgemaakt, met groene oogschaduw en rode lippen. Ze zag er onecht uit, als een grande dame uit het begin van deze eeuw, iets waar ik mij hogelijk over verbaasde, maar dat wist ik zorgvuldig te verbergen.

'De heer Petros Akrivós, officier van justitie, en zijn echtgenote', werd haastig aan mij voor-gesteld, 'de heer Chondrós, voormalig rector, en zijn eega', 'mevrouw Niki Prasinou, nota-ris, met haar echtgenoot', 'de heer en me-vrouw Chandrinós, advocaten, beiden met z'n tweeën' grapte ze, 'mevrouw Sperantza en haar echtgenoot,... mijn pianolerares' verdui-delijkte ze, en toen aarzelde ze even, 'de heer Nikos Kapélos'. Bij hem noemde ze geen be-roep. De heer Kapélos stak mij een hand toe. Hij was ongeveer 40-45 jaar, klein, gedron-gen, kaal. Hij droeg een zwart net pak. Net zo keurig gekleed als de overige disgenoten. Allemaal waren ze minstens 10 jaar ouder dan ik, de meesten klasgenoten van Kali van de la-gere school.

Ze drukten mij bijzonder geestdriftig de hand.

'We zijn met zes echtparen, twee maal zes, met z'n twaalven dus' vertelde die lieve Kali opgewonden, terwijl ze vergat Kapélos erbij te rekenen.

'Kom nou binnen' zeiden ze met z'n vijf à zessen tegelijk, 'blijf niet in de hal staan'.

J_/e grote eetkamer puilde uit van de meest bijzondere delicatessen. Grote blauwe schalen van porselein vol met gevulde vlees-soorten, kristallen glazen, wonderschone bor-36

(12)

den (met margrieten, met vlinders en met Chi-nese draken), pasteien, salades, exquise soe-pen. Zilveren bestek, rode brandende kaarsen, fruit, gebak, puddingen. Een serano-taart in etages op het buffet. En ze duwden me met z'n allen naar het hoofdeind van de tafel. Zodra ik zat keken ze me vol verwachting aan. Uit de keuken slopen even later de oude va-der en moeva-der van Kali met haar hypochonva-der van een broer de eetzaal binnen. Haar moe-der, één en al reserve, groette met een hoofd-knik. Haar broer ging geheel op in zichzelf en sprak geen woord, haar vader, nerveus en klein van stuk, maakte aanstalten een toe-spraak te gaan houden, maar ze praatten alle-maal door en hij zweeg. Ik zat met m'n mond open, stomverbaasd.

'Maar je had het over een maaltijd', fluister-de ik Kali, die op algemeen verzoek naast me zat, in het oor. 'Maar dit is - ik aarzelde - een staatsbanket.' Dit woord viel erg in de smaak en iedereen lachte omdat ze gehoord hadden wat ik haar had toegefluisterd.

Toen begonnen we aan de soep en Kali liep druk af en aan en toen alles was opgediend, pingg, sloeg iemand een toets aan van de piano. 'Rode kaviaar', zingzegde ze en ze duw-de het onduw-der m'n neus, 'kreeft', en ze begon hem meteen voor me schoon te maken. Ik was helemaal duizelig en verblind van al dat eten met al die kleuren. Voor het eerst genoot ik van de kleuren van eten en zag ik de bij-zondere bekoring ervan. Ik werd wel erg ge-hinderd door de grote flappen van m'n vest en de wijde mouwen van mijn hemd, die ik met de grootste moeite uit de soep kon houden.

Iedereen at met grote gulzigheid en gedu-rende lange tijd heerste er een merkwaardige stilte. Alleen het prachtige geluid van zilveren bestek op porseleinen borden en het unieke getinkel van kristal was te horen. En ineens was iedereen klaar met eten.

'En nu?' zeiden ze allen nog een keer. Ik keek ze aan, niet wetend wat te doen. 'Gaan we dansen?' viel de oude vader in de rede. Ik stelde me voor hoe ik de Itiâ zou dansen met wijdse gebaren midden in de eetkamer. Als het nou nog de open plek midden in Irâklia was. Met de rivier beneden en de sparren bo-ven op de berg. Maar ze praatten maar door en hij zweeg.

'En nu?' zeiden ze voor de derde keer, nu dwingender.

Ik wist dat ze me wilden laten vertellen over mijn kostuum, hoe je het aandeed, en over de foustanella.

'Hoe staat u voor de klas?, en op het podi-um?' 'Hoe reageren de kinderen op u?' 'Heb

je er geen problemen mee op straat?' tutoy-eerde mij de broer.

Kali ging in paniek de eetkamer uit, maar keerde al snel weer terug en ging achter de piano zitten. Iedereen klapte enthousiast. Ze hadden hun vragen ingediend.

Für Elise stortte zich over de stapel borden midden in de kamer heen. Wanhopig pro-beerde ze te ontsnappen aan de volwassen ta-felgenoten, uit het open raam weg te glippen, in de koude nacht te verdwijnen.

Al snel viel ze naast de etensresten als een mus die de geest geeft. Het applaus maakte het af. Later werd er gezongen en ze begon-nen allemaal hartverscheurend te huilen. Omdat ze 'een citrusboom geplant hadden waar heel de buurt jaloers op was', en een ze-kere Margarita, een tovenares of zo, die ver-nietigde de immer groene boom.

Na de diverse nostalgische liederen kwa-men de Kantades van het eiland Kefalioniâ, die verhaalden van een onbekende en onver-schillige graaf Lomvardos en hoe de Kefaloniten met ongelofelijke manmoedig-heid zijn onrechtvaardige dood wreekten. Allen streden met elkaar in virtuositeit in de zangkunst, als leerlingen in een schoolkoor lieten ze horen hoe hoog en hoe laag hun stem kon komen, de kwaliteit van hun mooie zangstemmen, zonder dat nou iemand echt goed zong. Zodra er een lied uit was werd er vol heimwee gerefereerd aan de onuitspreke-lijke schoonheid 'die hun stem vroeger had'. Kali ging voorop in deze meelijwekkende wedstrijd die af en toe onderbroken werd door vreselijke uitvoeringen van alom bekende klas-sieke stukken.

Alleen de moeder van Kali en Kapélos zon-gen niet. Beiden bleven somber.

Ik ging naar buiten het verlichte terras op om een luchtje te scheppen.

Binnen zong Kali solo'De trein vertrekt om acht uur'. Hartverscheurend.

Ze stopte ineens en er viel een stilte van een minuut. Medogenloos werd de soldaat op wacht uit het lied in de steek gelaten in mist en kou. Trouwens, niemand was ooit soldaat geweest. Ruw schoof Kali een stoel opzij en kwam het terras op. 'Wat doe je hier buiten?' zei ze hijgend. Ze nam me bruusk bij de arm en trok me mee naar de anderen toe.

'Het gebak' kondigde ze aan te midden van het massaal geschreeuw en ze haastte zich naar de keuken als een slechtopgevoed kind. Korte tijd later keerde ze terug met een bak-blik in haar handen. Het was kokend heet maar ze gaf geen kik. De rimpels in haar

voor-hoofd waren duidelijk te zien en de huid van haar hals had plooien. Je rook het gebak, een heerlijke geur trok door de zaal. 'Champagne', riepen ze allemaal opgewonden. 'Laten we een wens doen'. 'Wacht, nog niet' zei Kali aarze-lend, 'het is nog te vroeg'.

'Lieve Kali, het is al over twaalven, je moet niet vergeten dat we kinderen van zestien jaar hebben, dat jij nou de dans ontsprongen bent'. 'Breng de flessen champagne, doe de lich-ten uit'. 'Een dronk, een dronk!' schreeuwde iedereen, bloeddorstig.

Toen alle lichten in huis uit waren, voelde ik hoe Kali onhandig mijn hand probeerde te pakken.

Ik kon echter de deur vinden in het donker, ik deed hem open en verdween.

Met m'n witte kostuum wapperend in de zwarte nacht!

L as drie jaar later ontdekte ik dat ik mijn fez vergeten was in dat huis. Zolang ik hem niet had gemist, had ik het niet gemerkt. Mijn zwarte fez met de fijne franje die mijn linker wenkbrauw kietelde, als ik hem trots, een beetje scheef, droeg.

Zonder fez is het kostuum maar half. Want je kunt buiten niet onbedekt lopen, blootshoofds. Onbetamelijk is dat en een schande. «A*

37

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het lijkt me dat we voor een eerste indruk van het oudere spul maar eens met een paar teksten van liederen van Jenitsaris moeten beginnen: de eerste tekst is van Jenitsaris zelf,

Dit artikel is gebaseerd op een verslag van een onderzoek naar het begrip 'warmte' dat de eerstgenoemde auteur verrichtte in het kader van een hoofd- vak chemiedidaktiek.. Als in

Due to SN1‟s broad range of activity against fungal and bacterial pathogens, the peptide will be used during this study to test its effect against the grapevine pathogen

Bij de metingen is het alcoholgebruik van willekeurige automobilisten geregistreerd, onderverdeeld naar seizoen, dag, tijdstip, en geslacht en leeftijd van de

D'66 stemde tegen onze motie waarin het uitblijven van de Voorjaars- nota werd betreurd en waarin gevraagd werd om verschijning van de nota rond 1 april.. En Terlouw's idee van

een nieuwe overlegstructuur in te richten waardoor het poldermodel een nieuw leven krijgt met een internationale uitstraling die zichtbaar is voor de individuele

Voor de korte termijn zal het meeste perspectief voor afzet van mineralen uit deze mest dan ook liggen in het verhogen van de acceptatiegraad van dierlijke mest binnen de akker-

Om het risico van verkeersdeelname te kunnen vergelijken met het risico in de privé-sfeer en op het werk, zijn voor elk van deze drie activiteiten gegevens