• No results found

Basiskenmerken van het bosvitaliteitsmeetnet in het vlaamse gewest; periode 1987-2005 (Level I)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Basiskenmerken van het bosvitaliteitsmeetnet in het vlaamse gewest; periode 1987-2005 (Level I)"

Copied!
161
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek - Gaverstraat 4 - B-9500 Geraardsbergen - T.: +32 (0)54 43 71 11 - F.: +32 (0)54 43 61 60 - info@inbo.be - www.inbo.be

inbo

Instituut voor natuur- en bosonderzoek

IN

B

O

.R.2007.5

Basiskenmerken van het bosvitaliteitsmeetnet

in het Vlaamse Gewest

Periode 1987-2005 (Level I)

G. Sioen, P. Roskams

(2)

Auteurs:

Geert Sioen, Peter Roskams

Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is ontstaan door de fusie

van het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer (IBW) en het Instituut voor Natuurbehoud (IN).

Het bosvitaliteitsonderzoek wordt uitgevoerd door het team bosbescherming van het INBO. De gepubliceerde onderzoeksresultaten kaderen in het ICP-Forests programma van de Verenigde Naties en het Forest Focus programma van de Europese Unie. Het onderzoek wordt gefi nancierd door de Vlaamse overheid en de Europese Commissie. Vestiging: INBO Geraardsbergen Gaverstraat 4, 9500 Geraardsbergen www.inbo.be e-mail: geert.sioen@inbo.be peter.roskams@inbo.be Wijze van citeren:

Sioen, G., Roskams, P. 2007. Basiskenmerken van het bosvitaliteitsmeetnet in het Vlaamse Gewest; periode 1987-2005 (Level I). INBO.R.2007.5. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

D/2007/3241/052 INBO.R.2007.5 ISSN: 1782-9054 Druk:

Management ondersteunende diensten van de Vlaamse overheid Foto cover:

Proefvlak n°903 van het bosvitaliteitsmeetnet:

Corsicaanse dennen in het domeinbos Pijnven (Hechtel-Eksel, augustus 2006) Trefwoorden:

bosvitaliteitsmeetnet, level I, bosbodemmeetnet, gezondheidstoestand, monitoring, kroonconditie, bladverlies Keywords: level I, forest health, monitoring, crown condition, defoliation

Met dank aan alle medewerkers van het team bosbescherming, het team BMK en de personeelsleden van het Agentschap voor Natuur en Bos die meewerken of meewerkten aan het bosvitaliteitsonderzoek.

Verantwoordelijke uitgever: E. Kuijken

© 2007, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

inbo.R.2007.5.indd 2

(3)

Inhoud

De bosvitaliteitsinventaris in Vlaanderen ... 1

Het bosvitaliteitsmeetnet in een internationaal kader... 1

Evolutie meetnet en steekproef in Vlaanderen ... 2

Proefopzet... 4

Beoordeelde parameters ... 5

Bladverlies: internationale standaard ... 5

Voorbeeldreeksen ... 5

Beuk... 6

Grove den... 7

Resultaten... 8

Bespreking van de proefvlakken in het bosvitaliteitsmeetnet... 9

Provincie West-Vlaanderen Proefvlak 101: Wijtschate ... 10 Proefvlak 102: Zerkegem ... 12 Proefvlak 103: Hertsberge... 14 Proefvlak 104: Zwevezele ... 16 Proefvlak 111: Ieper... 18 Proefvlak 112: Torhout... 20 Provincie Oost-Vlaanderen Proefvlak 201: Maldegem... 22 Proefvlak 202: Sint-Laureins... 24 Proefvlak 203: Oosteeklo ... 26 Proefvlak 205: Gontrode... 28 Proefvlak 206: Moerbeke ... 30 Proefvlak 207: Serskamp ... 32

Proefvlak 211: Wortegem -Petegem... 34

(4)
(5)

De bosvitaliteitsinventaris in Vlaanderen

De gezondheidstoestand van bomen en bossen kwam bij ons in de jaren ’70 in de belangstelling. Na decennialange toename van de uitstoot van fossiele brandstof bleken Europese bossen en meren sterk te lijden onder verzurende deposities. Het bosvitaliteitsonderzoek spitste zich hierop toe en in Vlaanderen werd in de jaren ’80 gestart met het onderzoek naar de gevolgen van luchtverontreiniging op het bosecosysteem. Het Laboratorium voor Bosbouw van de Universiteit Gent1 startte met een meetnet van proefvlakken, verspreid in bossen over het Vlaamse Gewest. Om de vitaliteit van bomen te kunnen inschatten werd de kroonbeoordeling aan de hand van de bladbezetting of het bladverlies geïntroduceerd. De kroonbeoordelingen werden in Vlaanderen in 1987 gestart in een meetnet met 41 proefvlakken. Dit bosvitaliteitsmeetnet werd opgericht in het kader van een internationaal monitoring programma. Een aantal proefvlakken maakte deel uit van het Europees netwerk met steekproefpunten in meer dan 30 landen. De internationale steekproef telde na verloop van tijd meer dan 130000 bomen.

Het aantal proefvlakken werd in Vlaanderen uitgebreid en vanaf 1989 werden de kroonbeoordelingen in samenwerking met het Agentschap voor Natuur en Bos uitgevoerd. In elke houtvesterij beoordeelden de plaatselijke bos- of natuurwachters een deel van de steekproefbomen. De opleiding van de beoordelingsteams, de controle, verwerking en rapportering van de data verhuisde in 1991 naar het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer.

Vanaf 2006 werd de methodiek van de kroonbeoordelingen grondig herzien. Een aantal parameters bleef ongewijzigd. De inschatting van beïnvloedende factoren zoals aantasting door schimmels of insectenvraat, gebeurt echter op een andere manier. Dit is één van de redenen waarom de bespreking van de resultaten per proefvlak in dit rapport eindigt in 2005. Sinds de fusie met het Instituut voor Natuurbehoud op 1 april 2006 wordt het vitaliteitsonderzoek voortgezet aan het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

(www.inbo.be).

De jaarlijkse bosvitaliteitsinventaris vorm t één van de monitoringprojecten waarbij getracht wordt een beeld van de gezondheidstoestand van de bossen te schetsen en de evolutie op te volgen. Naast het bosvitaliteitsmeetnet (Level 1) werd ook een ‘meetnet voor intensieve monitoring van het bosecosysteem’ opgericht (Level 2). Dit meetnet telt minder proefvlakken maar er wordt meer onderzoek verricht, ondermeer naar de depositie van verontreinigende stoffen.

Het bosvitaliteitsmeetnet in een internationaal kader

De bosvitaliteitsinventaris werd in de jaren ’80 opgestart. De volgende internationale afspraken liggen aan de basis van het onderzoek:

1979: UN/ECE Convention on long range transboundary air pollution

(http://www.unece.org/env/lrtap). Deze conventie van de Verenigde Naties werd

wereldwijd ondertekend. Het was de eerste stap in de aanpak van de schade door internationale luchtverontreiniging. In de schoot van deze conventie werd het ICP-Forests opgericht.

(6)

expertenpanels maakten afspraken voor het uitvoeren van blad-, strooisel- en bodemanalysen, het meten van depositie,… Er wordt een onderscheid gemaakt tussen Level I (bosvitaliteitsmeetnet) en Level II (meetnet voor intensieve monitoring van het bosecosysteem).

1986: EC-Verordening 3528/86 betreffende de bescherming van de bossen tegen luchtverontreiniging. Door deze Europese Verordening werden alle Europese lidstaten verplicht om mee te werken aan het programma. Alle Europese landen maakten zich klaar voor het opstarten van meetnetten voor het opvolgen van de bosvitaliteit.

1987: EC-Verordening 1696/87 houdende enige uitvoeringsbepalingen van Verordening 3528/86 (inventarissen, net, balansen), gewijzigd in 1993 (in het kader van bodemonderzoek en bladanalyse). Door deze Verordening werden de steekproefpunten van het internationaal meetnet vastgelegd. België kreeg 120 meetpunten op een raster van 16x16 kilometer toegewezen. De coördinaten van deze punten vielen op slechts een tiental plaatsen in Vlaanderen in bossen. Daarom werd beslist om met een dichter regionaal meetnet van 8x8 kilometer te werken. In 1995 werd zelfs gedeeltelijk naar een 4x4 kilometer net overgestapt.

2003: EC-Verordening 2152/2003 inzake de bewaking van bossen en milieu-interacties in de Gemeenschap (Forest Focus). Deze Verordening was het vervolg op Verordening 3528/86. De Verordening wordt opgevolgd door het Life+ programma van de Europese Commissie. De monitoring gebeurt niet meer enkel en alleen in functie van de gevolgen van luchtverontreiniging op het bosecosysteem . Het kader wordt ruimer met onder andere aandacht voor biodiversiteit en de negatieve gevolgen van klimaatopwarm ing.

Evolutie meetnet en steekproef in Vlaanderen

1987: Start meetnet

De Verordening van 1987 legde een basispunt vast van waaruit een raster van 16 bij 16 km over Europa uitgezet werd (referentiepunt: breedte 50°14'15", lengte 09°47'06"). De coördinaten die verkregen werden van de Europese Commissie, werden in Vlaanderen op stafkaart uitgezet. Waar punten in bosgebied vielen, werd op het terrein een proefvlak uitgezet. Oorspronkelijk kwamen 11 meetpunten van het meetnet in bosgebied te liggen. Zeven proefvlakken werden bij de aanleg om verschillende redenen verschoven (toegankelijkheid, zichtbaarheid van de kronen, eigendomsrecht van het perceel, nabijheid groter bosperceel,…). Na verloop van tijd verdween er één meetpunt. Momenteel blijven er nog 10 internationale meetpunten over.

Aangezien het aantal meetpunten onvoldoende was voor een beschrijving van de gezondheidstoestand op regionaal niveau, werd het meetnet onmiddellijk uitgebreid tot 8 bij 8 km. Dit resulteerde in eerste instantie in 41 meetpunten, verspreid over het Vlaamse Gewest.

1988-1992: Wijzigingen in de steekproef

(7)

1995: Selectieve uitbreiding van het meetnet

Het systematisch meetnet van 8x8 km leverde nog steeds te weinig gegevens op voor een aantal boomsoorten. Vooral de loofboomsoorten waren ondervertegenwoordigd. Daarom werden aan de hand van een grid van 4x4 km 30 extra proefvlakken geselecteerd. Deze proefvlakken werden enkel in loofbossen aangelegd, met uitsluiting van populierenaanplantingen.

Van bij de aanvang van het onderzoek werden per proefvlak 24 bomen geselecteerd. Het totaal aantal bomen in de steekproef bedraagt sinds 1995 1728 ex. (72 meetpunten x 24 bomen). Omdat de proefvlakken volgens een objectieve steekproef geselecteerd werden, zijn er niet in elke provincie evenveel steekproefpunten. Door de grotere bosoppervlakte zijn er meer steekproefpunten in de provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams Brabant in vergelijking met West- en Oost-Vlaanderen. De proefvlakken werden zowel in openbaar bos als in privé-bos aangelegd.

(8)

Proefopzet

Bij de selectie van de proefvlakken werden in elk steekproefpunt vier groepen van zes steekproefbomen volgens een satellietsysteem geselecteerd. Vanuit een centraal punt werd in de vier windrichtingen, op een afstand van 25 meter, het middelpunt van een subplot gekozen. Vanuit dit punt werden de zes dichtstbijzijnde bomen geselecteerd. Deze bomen werden niet willekeurig gekozen maar moesten aan enkele criteria voldoen. De bomen mogen weinig of niet beïnvloed worden door andere bomen. Onderdrukte bomen worden niet geselecteerd. Ook bomen die mechanische schade door bijvoorbeeld storm of sneeuw vertonen, komen niet in aanmerking. Tenslotte is een goede zichtbaarheid van de boomkroon noodzakelijk en dit liefst vanuit verschillende richtingen. Bij de keuze van de bomen maakt de boomsoort niet uit. In principe worden alle soorten in de inventaris opgenomen. De totale steekproef bestaat in Vlaanderen voor twee derden uit loofbomen (zomereik, beuk, Amerikaanse eik, populier, e.a.) en voor één derde uit naaldbomen (grove den, Corsicaanse den, e.a.). Wanneer een steekproefboom gekapt wordt, wordt een vervanger aangeduid. De oorspronkelijke boom verdwijnt uit de steekproef. Ook verdrongen bomen, scheefgewaaide bomen of sterk beschadigde bomen met afgebroken takken of kroontoppen worden vervangen. Bij het afsterven van een steekproefboom wordt het jaar na het afsterven een vervanger in de inventaris opgenomen. Bij de vervanging speelt de boomsoort geen rol. De vervanger wordt gekozen in de nabijheid van de gekapte of afgestorven boom in hetzelfde subplot.

Bij dunningen, dit zijn periodieke kappingen voorzien in een beheerplan met een kapregeling, worden soms verschillende steekproefbomen in eenzelfde winter gekapt. Zo kan het gebeuren dat meer dan vijf steekproefbomen in één keer vervangen moeten worden. Er worden vervangers aangeduid omdat de steekproef anders na verloop van enkele jaren veel te klein zou worden door het wegvallen van gekapte of afgestorven bomen. Het aandeel afgestorven bomen schommelde in de periode 1987-2005 tussen 0% en 0,6%. Het aandeel om andere redenen vervangen bomen schommelde jaarlijks tussen 0% en 1,5%. Alleen in 1990 (stormschade) en 2004 (eindkap in een deel van een populierenproefvlak) werd dit aandeel overschreden.

Satellietsysteem voor de selectie van de steekproefbomen

(9)

Beoordeelde parameters

De belangrijkste parameter is het blad- of naaldverlies. Van elke steekproefboom wordt het bladverlies bepaald. Ook abnormale verkleuring van de boomkroon wordt genoteerd. Omdat de vitaliteit van een boom ook de groei bepaalt, wordt de omtrek op een hoogte van 1,3 meter gemeten. Aangezien de naalden bij de meeste naaldboomsoorten pas na enkele jaren afvallen, wordt het aantal naaldjaargangen genoteerd. Een gezonde grove den telt ’s zomers drie naaldjaargangen. Wat grove den betreft, wordt ook rekening gehouden met het bloei-effect. Bij bomen die veel bloei vertonen, is de naaldbezetting in de kroon minder dan bij niet-bloeiende bomen.

Er wordt gekeken naar het aandeel afgestorven takken en twijgen in de kroon, abnormale scheutvorm ing (waterscheuten), slijmuitvloei op de stam , scheuren aan de stam voet, schade door exploitatie (kappen en/of uitslepen), aantasting door insecten, schimmelinfectie,… Tenslotte wordt per proefvlak wat algemene informatie bijgehouden: tijdstip van de waarnem ingen, omstandigheden, aanduiding van vervangers,…

Bladverlies: internationale standaard

De beoordeling van het bladverlies en de verkleuring gebeurt volgens een internationaal vastgelegde methode. De waarnemers kijken naar de bladbezetting in de boomkroon. Het bladverlies wordt in trappen van 5% geschat, waarna de bomen in klassen ingedeeld worden. Bomen zijn beschadigd wanneer het bladverlies meer dan 25% bedraagt. Bomen in bladverliesklassen 0 of 1 worden niet als beschadigd beschouwd. Er is sprake van abnormale verkleuring wanneer meer dan 10% van de bladeren verkleuringverschijnselen vertoont.

Klassenindeling voor blad-/naaldverlies

Klasse Blad-/naaldverlies

(%) Mate van blad-/naaldverlies Toestand

0 1 2 3 4 som 2 t.e.m. 4 0-10 11-25 26-60 61-99 100 26-100 geen licht matig sterk dood matig-dood gezond risicoboom licht beschadigd ernstig beschadigd afgestorven beschadigd

Voorbeeldreeksen

(10)

Beuk (fotoreeks Europese Commissie)

links: geen bladverlies (0-10%), gezond (bladverliesklasse 0) rechts: licht bladverlies (11-25%), risicoboom (bladverliesklasse 1)

(11)

Grove den (fotoreeks Europese Commissie)

links: geen naaldverlies (0-10%), gezond (naaldverliesklasse 0): rechts: licht naaldverlies (11-25%), risicoboom (naaldverliesklasse 1)

(12)

Resultaten

De resultaten van de bosvitaliteitsinventaris worden in jaarlijkse rapporten voorgesteld. Deze rapporten zijn te raadplegen op de website van het INBO (www.inbo.be). De resultaten van de internationale inventaris worden op de website van het ICP-Forests voorgesteld (www.icp-forests.org).

Evol utie van de bosge zondhe id, Vl aanderen en Europa, in % beschadigde bome n

0 5 10 15 20 25 30 35 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 1994 1993 1992 1991 1990 1989 1988 Jaartal % m a ti g t o t z w aar b esch ad ig d o f dood Vlaanderen Europa

Het aandeel beschadigde bomen vertoont een toename gedurende de eerste jaren van de inventaris en dit zowel in Vlaanderen als Europa. Na 1996 schommelt het aandeel beschadigde bomen tussen 20% en 25%.

In dit rapport wordt per proefvlak de evolutie van het aandeel beschadigde bomen en het gem iddeld blad- of naaldverlies weergegeven. In gemengde bestanden wordt het verloop van het gemiddeld blad-/naaldverlies van de hoofdboomsoort nog eens afzonderlijk weergegeven.

Het rapport bespreekt de toestand tot en met 2005. De leeftijden die in de tekst vermeld staan, zijn de (geschatte) leeftijden in 2005.

(13)

Bespreking van de proefvlakken in het bosvitaliteitsmeetnet

De proefvlakken worden in de volgorde van hun nummer besproken. De proefvlakken worden per houtvesterij gegroepeerd. Het eerste cijfer van het volgnummer verwijst naar de houtvesterij:

provincie houtvesterij eerste cijfer volgnummer West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant Antwerpen Limburg Brugge Gent Groenendaal Leuven Antwerpen Turnhout Bree Hasselt Hechtel 1 2 3 4 5 6 7 8 9

De twee volgende cijfers van het volgnummer verwijzen naar de periode van de inrichting van het proefvlak. Wanneer dit cijfer kleiner is dan tien werd het proefvlak voor 1995 ingericht. Een cijfer hoger dan tien wijst op een proefvlak dat pas in 1995 in het meetnet opgenomen werd.

vb.: Proefvlak 602 (Beerse, houtvesterij Turnhout) werd in 1987 in het meetnet opgenomen, proefvlak 612 (Herselt, houtvesterij Turnhout) in 1995.

Tien proefvlakken maken deel uit van het internationale Level I bosvitaliteitsmeetnet (zie tabel). In het kader van verschillende projecten werd in deze proefvlakken extra onderzoek verricht, ondermeer naar biodiversiteit (biosoil project) en bodemeigenschappen (in 1993 en 2004). In de overige 62 proefvlakken werd alleen in 2004 een bodem- en strooiselonderzoek uitgevoerd.

provincie houtvesterij proefvlak Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant Antwerpen Limburg Gent Leuven Antwerpen Turnhout Bree Hasselt Hechtel 201 - Maldegem 207 - Serskamp 404 - Binkom-Lubbeek 406 - Deurne (Diest) 505 - Schilde 602 - Beerse 703 - Opglabbeek 801 - Wimmertingen 803 - Gellik 901 - Eksel

(14)

Proefvlak 101: Wijtschate

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Heuvelland

naam bos: -

houtvesterij: Brugge eigendom: Privé

jaar van inrichting: 1987 hoogteligging: 54 m

bestemming gewestplan: natuurgebied

biologische waarderingskaart: biologisch zeer waardevol speciale beschermingszone: VEN-gebied

Dit loofbos bestaat uit populier gemengd met zomereik, wintereik, tamme kastanje en es. De onderetage bestaat uit eik, es en tamme kastanje. Het bestand groeit op een helling en plaatselijk is het vrij vochtig. Er is een gevarieerde onderbegroeiing met in de struiklaag gewone vlier, hazelaar en verjonging van esdoorn, es en kastanje. In dit proefvlak groeien typische voorjaarsbloeiers zoals slanke sleutelbloem en gewone salomonszegel. De bomen situeren zich in leeftijdklasse 4 (60-80 j.).

In 2005 werd een kapping uitgevoerd waarna bijna alle genummerde populieren en een aantal andere loofbomen vervangen moesten worden. In totaal verdwenen er 10 steekproefbomen bij deze zware kapping. Op de kapvlakte ontwikkelde zich een soortenrijke kruidlaag.

bosbouw kundige parameters toestand t.e.m. zomer 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’87-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’87-’05) aantal afgestorv en bomen (’87-’05)

zomereik, tamme kastanje, es populier, gew one esdoorn, wintereik zomereik: 6, es: 6, kastanje: 7 67

dunning in 2005 10

(15)

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

zomereik 6 38 30 46

gewone es 6 32 26 35

tamme kastanje 7 49 34 68

Het bos werd in de periode 1987-2005 nooit gedund. Het bestand was dichtgesloten en de boomkronen ondervonden concurrentie van omstaanders. Dit heeft wellicht de resultaten van de kroonbeoordelingen beïnvloed. Een aantal onderdrukte bomen kwam na de dunning weer vrij te staan. In het bestand kwam een es met essenkanker (Pseudomonas syringae subsp. savastanoi) voor. Deze boom werd eind 2005 gekapt. In 1988 en 1990 werd telkens een steekproefboom vervangen na windval.

Zowel het aandeel beschadigde bomen als het gem iddeld bladverlies vertonen sedert de aanvang van de inventarisatie een toenemende trend. De kroontoestand is beter bij tamme kastanje dan bij zomereik (die op zich weer een betere conditie vertoont in vergelijking met de essen). Ook in de andere proefvlakken vertoont tamme kastanje meestal een goede kroonconditie.

g emiddeld b lad verlies en aand eel beschad igde bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 pe rc en ta ge aandeel beschadigd gemiddeld bladverlies

Gemiddeld percentage bladverlies en aandeel beschadigde bomen in Wijtschate (pv 101) evolu tie gemiddeld bladverlies - z omereik, es, tamme kastanje

(16)

Proefvlak 102: Zerkegem

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Jabbeke

naam bos: -

houtvesterij: Brugge eigendom: Privé

jaar van inrichting: 1987 hoogteligging: 13 m

bestemming gewestplan: bosgebied

biologische waarderingskaart: biologisch waardevol speciale beschermingszone: geen

Het bestand bestaat uitsluitend uit grove den. Alle bomen hebben dezelfde leeftijd en bevinden zich in leeftijdklasse 4 (60-80 jaar). Onder de dennen komt ruwe berk, beuk en zomereik voor. De struiklaag bevat wilde lijsterbes, ruwe berk, Amerikaanse vogelkers en sporkehout. De kruidlaag bestaat vooral uit braam en brede stekelvaren.

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’87-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’87-’05) aantal afgestorv en bomen (’87-’05)

grove den geen 24 62 dunning in 1993 9 3 0

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

(17)

In 1991 en 1994 werd in dit bestand storm schade gemeld. In 1991 werd één boom na windbreuk vervangen. In 1994 waaide een steekproefboom om en van een andere boom brak de kroon uit. Bij een dunning in 1993 werden negen bomen vervangen.

Het aandeel beschadigde bomen schommelt sterk maar vertoont over de periode van de waarnemingen toch een toenemende trend. Dit is vooral in de eerste helft van de tijdreeks het geval. Het gem iddeld naaldverlies verloopt stabieler. Sedert 1994 ligt het gem iddeld naaldverlies jaarlijks tussen 20% en 25%.

gemiddeld naaldverlies en aandeel beschadigde bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 19 87 19 88 19 89 19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 pe rc e n ta ge

aandeel bes chadigd gemiddeld naaldverlies

(18)

Proefvlak 103: Hertsberge

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Wingene

naam bos: Vagevuurbossen houtvesterij: Brugge

eigendom: Vlaamse Gewest jaar van inrichting: 1987 hoogteligging: 22 m

bestemming gewestplan: natuurgebied

biologische waarderingskaart: biologisch waardevol

speciale beschermingszone: habitatrichtlijngebied, VEN-gebied

Het bestand bestaat uitsluitend uit grove den en situeert zich binnen het boscomplex Bulskampveld-Vagevuurbossen. Alle bomen hebben dezelfde leeftijd en bevinden zich in leeftijdklasse 4 (60-80 jaar). Onder de dennen is er een nevenetage van ruwe berk en zomereik. Aan de bestandsrand kom t ook beuk en Amerikaanse eik voor. De struiklaag bestaat vooral uit berk en zomereik, maar er groeit ook wilde lijsterbes, sporkehout en Amerikaans krentenboompje. De kruidlaag wordt door braam en brede stekelvaren gedom ineerd.

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’87-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’87-’05) aantal afgestorv en bomen (’87-’05)

grove den geen 24 62 dunning in 1997 5 1 0

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

(19)

Bij het begin van de waarnem ingen was het bos nog privé-eigendom. In de jaren ’90 werd het door de overheid aangekocht. In 1994 was er stormschade in het bestand. Toen moest één boom met uitgebroken kroontop vervangen worden. In 1997 werden vijf dennen na een dunning vervangen.

Zowel het aandeel beschadigde bomen als het gem iddeld naaldverlies vertonen sedert de aanvang van de inventarisatie een toenemende trend. Het gemiddeld naaldverlies bedroeg in de periode 1998-2002 25% of meer. Na 2002 werd een verbetering van de kroontoestand waargenomen. Het aandeel beschadigde bomen schommelt sterk. Het hoogste percentage beschadigde bomen werd in 2000 vastgesteld.

gemiddeld naaldverlies en aandeel beschadigde bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 19 87 19 88 19 89 19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 pe rc e n ta ge

aandeel bes chadigd gemiddeld naaldverlies

(20)

Proefvlak 104: Zwevezele

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Wingene

naam bos: Jobeekbosje houtvesterij: Brugge

eigendom: Privé (Natuurpunt) jaar van inrichting: 1987 hoogteligging: 32 m

bestemming gewestplan: natuurgebied

biologische waarderingskaart: biologisch zeer waardevol speciale beschermingszone: geen

Dit kleine populierenbos bestaat uit twee generaties populieren. De meeste genummerde bomen werden omstreeks 1948 geplant (leeftijdklasse 3: 40-60 j.). De oudste bomen zijn vermoedelijk meer dan 80 jaar oud. Aan de rand van het bestand zijn ook een viertal zwarte elzen in de steekproef opgenomen. Veel populieren zijn begroeid met klimop. In de struiklaag kom t onder andere gewone vlier, meidoorn, hazelaar, wilde lijsterbes en boswilg voor. De kruidlaag bestaat uit ruigtekruiden (braam, kleefkruid, …), maar bevat ook een aantal voor de regio zeldzamere planten. In het voorjaar kan er ondermeer slanke sleutelbloem, verspreidbladig goudveil, bosanemoon, grote muur en dotterbloem worden aangetroffen. Om die reden werd het bos eind de jaren ’90 aangekocht door vzw Natuurpunt (en beheerd door vzw De Torenvalk).

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningen

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’87-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’87-’05) aantal afgestorv en bomen (’87-’05)

populier zwarte els 20 57 geen dunningen 0 2 2

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

(21)

In het bos worden geen kappingen meer uitgevoerd. Er werden een aantal populieren geringd maar deze behoren niet tot de steekproef. De populieren werden op kleine afstand geplant (5 x 5 m). De bomen kregen hierbij weinig groeiruim te. Bovendien werd er nooit gedund. Door de lichtconcurrentie zijn er veel afgestorven twijgen en takken onderin de boomkronen. In 1998 en 2003 stierf telkens een populier af, mogelijk door concurrentie met naburige bomen.

Zowel het aandeel beschadigde bomen als het gem iddeld bladverlies vertonen sedert de aanvang van de inventarisatie een toenemende trend. Het gem iddeld bladverlies van de populieren bedroeg in de periode 1998-2003 bijna jaarlijks minstens 30%. De laatste jaren is er weer een verbetering van de kroontoestand.

g emidd eld bladverlies en aandeel beschadigd e bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 19 87 19 88 19 89 19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 pe rc en ta ge aandeel beschadigd gemiddeld bladver lies

Gemiddeld percentage bladverlies en aandeel beschadigde bomen in Zwevezele (pv 104) evolutie gemiddeld bladverlies populier

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 198 7 198 8 198 9 199 0 1991 199 2 199 3 199 4 199 5 199 6 199 7 199 8 199 9 2000 200 1 200 2 2003 200 4 200 5 % b lad ve rl ie s populier

(22)

Proefvlak 111: Ieper

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Ieper

naam bos: Galgebossen houtvesterij: Brugge

eigendom: Vlaamse Gewest jaar van inrichting: 1995 hoogteligging: 21 m

bestemming gewestplan: natuurgebied

biologische waarderingskaart: biologisch zeer waardevol speciale beschermingszone: habitatrichtlijngebied

De belangrijkste boomsoorten in dit gemengd bos zijn: zomereik, populier, es, beuk, gewone esdoorn, zoete kers, tamme kastanje, ruwe berk en douglas. Door de sterke ontwikkeling van de struiklaag werden de steekproefbomen langs een bospad geselecteerd. Het zijn op één na allemaal zomereiken. De leeftijd wordt op 80 jaar geschat (leeftijdklasse 4). De onderetage bevat esdoorn, es en berk. De struiklaag is soortenrijk met esdoorn en gewone vlier, maar ook hazelaar, wilde lijsterbes, tamme kastanje, sleedoorn, Amerikaanse vogelkers, zoete kers en witte els. Op verschillende bomen groeit klimop. De kruidlaag bestaat uit braam maar op en naast de paden groeien ook grote brandnetel, koninginnenkruid, wilgenroosje, klit, wilde kamperfoelie, geel nagelkruid, knopig helmkruid, groot heksenkruid, wolfspoot, gewone brunel, bosandoorn, hondsdraf, waterpeper,… Er is weinig natuurlijke verjonging van eik.

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’95-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’95-’05) aantal afgestorv en bomen (’95-’05)

zomereik gew one esdoorn 23 80 geen dunningen 0 0 0

(23)

Het bos was tot 1995 privé-bezit. Het werd vroeger als middelhoutbos beheerd. In tegenstelling tot vele andere bossen in de regio, werd het niet vernietigd tijdens de eerste wereldoorlog (in het bos werd toen een veldhospitaal ingericht). Het werd na de aankoop door de overheid in 1999 voor het publiek opengesteld.

Op de eiken wordt bijna jaarlijks insectenvraat en meeldauwaantasting vastgesteld. De mate van aantasting verschilt meestal van boom tot boom. Meestal gaat het om rupsenvraat door wintervlinder (kleine wintervlinder en/of grote wintervlinder, resp. Operophtera brumata en Erannis defoliaria). De bomen herstellen door vorming van nieuwe groeischeuten maar die worden sterk door meeldauw (Microsphaera alphitoides) aangetast. Soms blijft het nieuw gevormde blad in de zomer klein en verkleurt het.

Het aandeel beschadigde bomen steeg tussen 1995 en 1998. In ’98, 2000 en 2004 was meer dan 40% van de bomen beschadigd. Het gemiddeld bladverlies van de eiken schommelt sedert 1997 rond de 25%. Het gem iddeld bladverlies bereikte een maximum in 2000 en 2004.

gemiddeld blad verlies en aandeel beschadig de bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 pe rc en ta ge

aandeel besc hadigd gemiddeld bladverlies

Gemiddeld percentage bladverlies en aandeel beschadigde bomen in Ieper (pv 111) evolutie gemid deld bladverlies z omer eik

(24)

Proefvlak 112: Torhout

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Torhout

naam bos: Wijnendalebos houtvesterij: Brugge

eigendom: Vlaamse Gewest jaar van inrichting: 1995 hoogteligging: 18 m

bestemming gewestplan: natuurgebied met wetenschappelijke waarde biologische waarderingskaart: biologisch zeer waardevol

speciale beschermingszone: habitatrichtlijngebied, VEN-gebied

Het proefvlak ligt in een oud middelhoutbestand met zomereik en beuk als hoofdboomsoorten. Daarnaast komt ook gewone esdoorn in de steekproef voor. Wegens de beperkte zichtbaarheid van de boomkronen werd een deel van de steekproefbomen langs de dreven geselecteerd. In de struiklaag groeit tamme kastanje, gewone vlier, ruwe berk, zwarte en witte els en Amerikaanse vogelkers. De dichte kruidlaag bestaat bijna uitsluitend uit braam en adelaarsvaren. Plaatselijk groeit er ook grote brandnetel, brede stekelvaren, witte klaverzuring, aalbes, …

Alle bomen hebben dezelfde leeftijd en bevinden zich in leeftijdklasse 5 (80-100 jaar).

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’95-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’95-’05) aantal afgestorv en bomen (’95-’05)

zomereik, beuk gew one esdoorn zomereik: 17, beuk: 6 100 geen dunningen 0 1 0

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

beuk 6 74 47 92

(25)

In de originele steekproef was ook een Japanse lork aangeduid. Deze werd na windval in 2003 door een zomereik vervangen. Bijna jaarlijks wordt er insectenaantasting waargenomen, meestal door wintervlinder. De mate van infectie door meeldauw hangt vooral van de weersomstandigheden af. Er stierven de afgelopen tien jaar geen steekproefbomen, maar in een aantal naburige bosbestanden werd sterfte van eik en beuk waargenomen. In 1998 werden bomen in de buurt van het proefvlak geveld, waaronder enkele afgestorven exemplaren. Tijdens zaadjaren werd veel zaadproductie bij beuk vastgesteld. Dit was ondermeer in 1995, 2000 en 2004 opvallend.

Verschillende eiken vertonen een verzwakte kroonconditie. Het aandeel beschadigde bomen schommelt, maar vertoont globaal gezien een dalende trend. Dit kom t vooral door de zwakke conditie van de beuken bij de aanvang van de inventarisatie in 1995 (zaadjaar). Het gem iddeld bladverlies vertoont m inder schommelingen. Het bladverlies ligt voor het totaal van alle bomen rond de 25% en is hoger bij zomereik dan bij beuk.

gemiddeld bladverlies en aandeel beschadigde bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 pe r c e n ta ge

aandeel besc hadigd gem iddeld bladverlies

Gemiddeld percentage bladverlies en aandeel beschadigde bomen in Torhout (pv 112) evolutie gemiddeld bladverlies beuk en z omereik

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 % b la d ver li e s z om ereik beuk

(26)

Proefvlak 201: Maldegem

meetnet: Level I (internationaal), meetnet 16x16 km en 4x4 km gemeente: Maldegem

naam bos: Paddepoelebos houtvesterij: Gent

eigendom: Privé

jaar van inrichting: 1987 hoogteligging: 4 m

bestemming gewestplan: bosgebied

biologische waarderingskaart: complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen

speciale beschermingszone: geen

Het bestand bestaat overwegend uit zomereik en situeert zich in de polders van het Meetjesland, nabij het Leopoldkanaal. In de boometage kom t ook populier, es en gewone esdoorn voor. De struiketage is goed ontwikkeld met soorten als hazelaar, gewone vlier, wilde lijsterbes, meidoorn, tamme kastanje, vogelkers, Amerikaanse vogelkers, hulst en peterselievlier. Enkele soorten in de kruidlaag zijn gladde witbol, braam , brede stekelvaren, wijfjesvaren, klimop, wilde kamperfoelie, kruipende boterbloem en gewone salomonszegel. De zomereiken behoren tot leeftijdklasse 6 (101-120 j.). De overige boomsoorten zijn jonger.

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’87-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’87-’05) aantal afgestorv en bomen (’87-’05)

zomereik

es, gew one esdoorn 22 117 (zomereik) dunning in 1988 0 2 0

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

(27)

Bij de aanvang van de inventarisatie was het perceel openbaar domein, in bezit van de kerkfabriek van Middelburg. Na verloop van tijd werd het privé-eigendom. In 2004 werd in een es met oude spechtengaten een kraamkolonie van rosse vleermuis waargenomen. Bij een onderzoek naar bodemfauna-indicatoren werden eind de jaren ‘90 in de internationale level I-plots bodemstalen genomen (De Vos, 1999). In Maldegem kwamen hoge loodconcentraties in het strooisel voor, wellicht ten gevolge van verontreiniging met loodhagel.

In 1988 werd een dunning uitgevoerd, maar geen enkele van de genummerde bomen moest vervangen worden. Afgestorven steekproefbomen werden niet genoteerd. In 2002 werden twee onderdrukte bomen vervangen.

Het gemiddeld bladverlies en het aandeel beschadigde bomen nam in de eerste helft van de jaren ’90 toe. Na 1996 werd een verbeterende kroontoestand waargenomen. Het gem iddeld bladverlies nam de laatste jaren opnieuw toe, maar bleef lager dan 20%. Ook het aandeel beschadigde bomen bleef laag.

g emiddeld b lad verlies en aand eel beschad igde bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 p e rcen ta g e aandeel beschadigd gemiddeld bladverlies

Gemiddeld percentage bladverlies en aandeel beschadigde bomen in Maldegem (pv 201) evo lutie gemiddeld b lad verlies z omereik

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 198 7 198 8 198 9 199 0 199 1 199 2 199 3 199 4 199 5 199 6 199 7 1998 199 9 200 0 200 1 200 2 200 3 200 4 2005 % b la d ver li e s zomereik

(28)

Proefvlak 202: Sint-Laureins

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Sint-Laureins

naam bos: - houtvesterij: Gent eigendom: Privé

jaar van inrichting: 1987 hoogteligging: 5 m

bestemming gewestplan: agrarisch gebied

biologische waarderingskaart: biologisch waardevol speciale beschermingszone: geen

Dit grove dennenbos werd in de loop van de inventarisatieperiode omheind en als fazantenkwekerij ingericht. Hierdoor wijkt de soortensamenstelling in de kruidlaag af van de andere dennenproefvlakken. De kruidlaag wordt door zwarte nachtschade gedom ineerd en lokaal kom t ook bijvoet, perzikkruid en kleine brandnetel voor. Een strooisellaag ontbreekt. In de struiklaag kom t gewone vlier voor. De dennen situeren zich in leeftijdklasse 3 (40-60 j.).

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’87-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’87-’05) aantal afgestorv en bomen (’87-’05)

grove den geen 24 42 occasionele vellingen 2 3 2

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

(29)

Het bestand was bij de aanvang van de inventarisatie al zeer dicht gesloten en te weinig gedund. Bij occasionele vellingen werd in 1991 en 1998 telkens een boom vervangen. In 1998 stierven twee steekproefbomen af. In 1989 en 2000 werd een boom vervangen nadat de kroontop uitwaaide. Ook in 1994 werd een steekproefboom vervangen. Een normaal bosbeheer ontbreekt en het kleine naaldbos is blootgesteld aan wind en storm . De fazantenkweek zorgt voor een verhoogde input van nutriënten (stikstof, fosfor). Dit kan een onevenwichtige voedingsstoffenbalans veroorzaken en de dennen gevoeliger maken voor aantastingen (vb. infectie door Sphaeropsis-schimmel).

Het aandeel beschadigde bomen was opvallend hoog in 1996. Zowel het aandeel beschadigde bomen als het gem iddeld naaldverlies nam vanaf 1993 toe. Het gemiddeld naaldverlies was in de periode 1996-1998 hoger dan 25%. Na 1998 was er een verbetering van de kroontoestand.

gemiddeld naaldverlies en aandeel beschadigde bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 19 87 19 88 19 89 19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 pe rc e n ta ge

aandeel bes chadigd gemiddeld naaldverlies

(30)

Proefvlak 203: Oosteeklo

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Assenede

naam bos: - houtvesterij: Gent eigendom: Privé

jaar van inrichting: 1987 hoogteligging: 9 m

bestemming gewestplan: bosgebied

biologische waarderingskaart: biologisch waardevol speciale beschermingszone: geen

De vegetatie in dit kleine grove dennenbos bestaat hoofdzakelijk uit braam en adelaarsvaren. De struiklaag werd in het verleden gedom ineerd door Amerikaanse vogelkers. In de winter van 2005-2006 werd een dunning uitgevoerd. Daarbij werd toen de Amerikaanse vogelkers afgezet. In de struiklaag komt ook wilde lijsterbes, ruwe berk, zomereik en Amerikaanse eik voor. De dennen zijn vrij jong en behoren tot leeftijdklasse 3 (41-60 j.).

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’87-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’87-’05) aantal afgestorv en bomen (’87-’05)

grove den geen 24 48 dunning aangeduid in 2005 0 4 0

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

(31)

Het bestand werd tussen 1987 en 2005 geen enkele keer gedund. Boomsterfte werd niet waargenomen. In 2005 werd een dunning aangeduid. Tien van de 24 steekproefbomen verdwenen na 2005 uit de steekproef.

Uitgewaaide kroontoppen werden in 1991 en 2004 gesignaleerd. In beide jaren werd één steekproefboom vervangen. In 1997 en 2002 werd telkens een verdrukte steekproefboom vervangen. In 1991 en 1992 werd melding gemaakt van aantasting door gewone dennenscheerder (Tomicus piniperda). De aantasting had weinig of geen invloed op de naaldbezetting.

Het gemiddeld naaldverlies schommelt de meeste jaren rond de 20%. Het naaldverlies was het hoogst in de periode 1994-1996. Ook in 1990 en 2005 was er een slechtere naaldbezetting.

gemiddeld naaldverlies en aandeel beschadigde bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 19 87 19 88 19 89 19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 pe rc e n ta ge

aandeel bes chadigd gemiddeld naaldverlies

(32)

Proefvlak 205: Gontrode

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Melle

naam bos: Aelmoeseneiebos houtvesterij: Gent

eigendom: Openbaar (m inisterie van onderwijs) jaar van inrichting: 1987

hoogteligging: 19 m

bestemming gewestplan: gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen

biologische waarderingskaart: biologisch zeer waardevol speciale beschermingszone: habitatrichtlijngebied

Het gemengd bestand bevindt zich binnen de omheinde wetenschappelijke zone van het Aelmoeseneiebos. De hoofdboomsoort is de zomereik. De steekproef telt ook es, beuk en lork, maar geen van deze soorten is met m instens vijf exemplaren vertegenwoordigd. De struiklaag en de kruidlaag zijn soortenrijk. Naast dit Level I proefvlak ligt één van de proefvlakken van het ‘intensief meetnet voor de monitoring van het bosecosysteem (Level II)’. De eiken situeren zich in leeftijdklasse 4 (60-80 j.).

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’87-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’87-’05) aantal afgestorv en bomen (’87-’05)

zomereik

gew one es, Europese lork, beuk 15 77 geen dunningen 0 0 0

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

(33)

Geen enkele steekproefboom werd in de periode 1987-2005 om één of andere reden vervangen. Door onderlinge concurrentie vertonen een aantal boomkronen een asymmetrische kroon. In 1993 werd een meettoren in het bos geplaatst. Dat jaar werd wat schade aan de stam van enkele bomen vastgesteld. Op de eiken wordt geregeld rupsenvraat en meeldauwaantasting waargenomen. Daarnaast is soms melding van eikenspringkever (Rhynchaenus quercus) en Apiognomonia-aantasting (Apiognomonia querci, syn. Discula umbrinella). De essen vertonen regelmatig lichte vraat door de snuitkever Stereonyches fraxini. Op de beuken werd aantasting door beukenspringkever (Rhynchaenus fagi) waargenomen. In 2000 was er opvallend veel zaadzetting bij beuk. Er is nauwelijks sprake van een trend in het bladverlies. Het aandeel beschadigde bomen lijkt weliswaar toe te nemen maar het gemiddeld bladverlies blijft rond de 15% schommelen. Het gemiddeld bladverlies van de 15 zomereiken bedroeg meer dan 20% in 1991, 1992 en 2001.

gemiddeld bladverlies en aandeel bescha digde bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 pe rc e n ta ge aandeel beschadigd gemiddeld bladverlies

Gemiddeld percentage bladverlies en aandeel beschadigde bomen in Gontrode (pv 205) evolutie gemidde ld bladv erlies zomereik

(34)

Proefvlak 206: Moerbeke

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Wachtebeke

naam bos: Heidebos houtvesterij: Gent

eigendom: Privé (Natuurpunt) jaar van inrichting: 1987 hoogteligging: 6 m

bestemming gewestplan: bosgebied

biologische waarderingskaart: biologisch waardevol

speciale beschermingszone: habitatrichtlijngebied, VEN-gebied

Het grove dennenbestand was bij het begin van de inventarisatieperiode privé-bezit. In de loop van de jaren ’90 werd het eigendom van vzw Natuurpunt. De dennen situeren zich in leeftijdklasse 3 (40-60 j.). Onder de dennen groeien enkele zomereiken. De struiklaag is weinig ontwikkeld en bevat naast gewone vlier ook brem. De kruidlaag wordt door adelaarsvaren gedom ineerd. Plaatselijk kom t wat braam voor.

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’87-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’87-’05) aantal afgestorv en bomen (’87-’05)

grove den geen 24 52 geen dunningen 0 6 1

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

(35)

In dit dennenbestand werden geen dunningen uitgevoerd. Een afgestorven steekproefboom werd in 2003 vervangen.

In 2003 stelden de beheerders enkele zomereiken vrij. Om deze bomen meer licht te geven, werden de dennen in de dichtste omgeving gekapt. Sinds de aanvang van de kroonbeoordelingen werden 7 bomen vervangen, meestal om wille van een onderdrukte groei (één boom in 1992, 2002 en 2003). In 1991 werden twee bomen vervangen waarvan de kronen in elkaar groeiden. Ook in 1991 werd een boom vervangen waarvan de kroontop door de wind uitgebroken was. Tijdens één van de inventarisatiecampagnes werd aantasting door gewone dennenscheerder (Tomicus piniperda) gemeld. Ook op afgestorven bomen werden vraatgangen van gewone dennenscheerder waargenomen. Het aandeel beschadigde bomen was zeer hoog in 1995. Het gem iddeld naaldverlies ligt meestal tussen 15% en 20%. In de periode ’92-’96 bedroeg het gemiddelde meer dan 20%.

Er is geen duidelijke trend wat het gemiddeld naaldverlies betreft. Het aandeel beschadigde bomen ligt vanaf 1998 meestal lager dan in de beginperiode van de waarnemingen.

gemiddeld naaldverlies en aandeel beschadigde bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 19 87 19 88 19 89 19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 pe rc e n ta ge

aandeel bes chadigd gemiddeld naaldverlies

(36)

Proefvlak 207: Serskamp

meetnet: Level I (internationaal), meetnet 16x16 km en 4x4 km gemeente: Wichelen

naam bos: De Zandputten houtvesterij: Gent

eigendom: Privé

jaar van inrichting: 1987 hoogteligging: 18 m

bestemming gewestplan: natuurgebied met wetenschappelijke waarde biologische waarderingskaart: biologisch zeer waardevol

speciale beschermingszone: habitatrichtlijngebied, VEN-gebied

Zomereik vorm t de hoofdboomsoort in het bestand. De eiken situeren zich in leeftijdklasse 4 (60-80 j.). Naast zomereik komt in dit bestand ook grove den, populier, beuk, Amerikaanse eik, ruwe en zachte berk voor. In de struiklaag kom t berk en wilde lijsterbes het meest voor, naast Amerikaanse vogelkers. De kruidvegetatie wordt door braam en adelaarsvaren gedom ineerd. Verschillende bomen zijn met klimop of wilde kamperfoelie begroeid. Het eikenproefvlak wordt omgeven door populierenbestanden en boomkwekerijpercelen.

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’87-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’87-’05) aantal afgestorv en bomen (’87-’05)

zomereik geen 24 67 geen dunningen 0 5 1

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

(37)

Het bestand werd sedert het begin van de waarnem ingen nog nooit gedund. Verschillende genummerde bomen moesten na verloop van tijd vervangen worden omdat ze verdrongen raakten (1 in ’91, 1 in ’92, 1 in ’94, 2 in ’02). In dit dicht eikenbestand vertonen veel bomen dode takken onderaan de kroon (afgestorven door lichtgebrek). De eiken groeien ook traag. In 2004 werd een afgestorven eik vervangen. Op de stam van deze boom werden uitvlieggaten van eikenprachtkever (Agrilus biguttatus) waargenomen.

Het gem iddeld bladverlies en het aandeel beschadigde bomen is vrij laag. Het maximum , een gemiddeld bladverlies van 20%, werd in 1994 bereikt. Het aandeel beschadigde bomen was alleen in 1994 en 1996 hoger dan 10%. Er is geen duidelijke trend waarneembaar.

gemiddeld bladverlies en aandeel beschadigde bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 19 87 19 88 19 89 19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 pe rc e n ta ge

aandeel besc hadigd gemiddeld bladverlies

(38)

Proefvlak 211: Wortegem-Petegem

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km

gemeente: Wortegem -Petegem naam bos: Oud Moregembos houtvesterij: Gent

eigendom: Privé

jaar van inrichting: 1995 hoogteligging: 4 m

bestemming gewestplan: bosgebied

biologische waarderingskaart: biologisch zeer waardevol speciale beschermingszone: VEN-gebied

Samen met de Spitaalsbossen vorm t het Oud Moregembos één van de grootste bossen in het zuiden van Oost-Vlaanderen. Het geselecteerd bestand bestaat uit oude zomereiken, gemengd met berk en robinia. Er kom t ook gewone esdoorn en grauwe abeel voor en aan de bestandsranden groeit Amerikaanse eik. De struiklaag bestaat uit gewone esdoorn, zwarte els en robinia. De kruidlaag wordt gekenmerkt door de dom inantie van adelaarsvaren, met plaatselijk ook valse salie en dalkruid. De eiken behoren tot leeftijdklasse 5 (80-100 j.).

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’95-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’95-’05) aantal afgestorv en bomen (’95-’05)

zomereik

robinia, ruw e berk 21 95 (zomereik) geen dunningen 0 0 1

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

(39)

In 2003 werd de Amerikaanse vogelkers uit het bestand verwijderd en werd het perceel volledig omheind. De reeën die sindsdien binnen de omheining gekweekt worden, worden bijgevoederd. Er werd veegschade aan de natuurlijke verjonging vastgesteld.

De geringe vitaliteit van een aantal eiken was vooral het gevolg van de aanhoudende insectenaantastingen. Vanaf 1998 werd bijna jaarlijks zware voorjaarsvraat genoteerd. De vraat wordt wellicht door de rupsen van de kleine wintervlinder veroorzaakt (Operophtera brumata). Veel eiken herstellen slecht van deze vraat. De bomen ontwikkelen veel sint-jansscheuten maar deze worden dikwijls door eikenmeeldauw (Microsphaera alphitoides) aangetast. Er is ook verschillende jaren melding van abnormale verkleuring van de kronen. In 2003 stierven een drietal eiken in het bestand, waarvan één steekproefboom. In 1997 werd aan verschillende eiken slijmuitvloei uit stamscheuren waargenomen.

Het gem iddeld bladverlies en het aandeel beschadigde bomen nam vooral in de tweede helft van de jaren ’90 toe. Na 1999 werd een verbeterde kroontoestand waargenomen, maar in 2003 was er weer een toename van het bladverlies. De laatste jaren is de toestand duidelijk verbeterd. Het gem iddeld bladverlies van de zomereiken bedroeg in 1999 32%, maar zakte tot 20% in 2005.

gemiddeld bladverlies en aandeel beschadigde bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 pe r c e n ta ge aandeel beschadigd gemi ddeld bladverli es

Gemiddeld percentage bladverlies en aandeel beschadigde bomen in Wortegem -Petegem (pv 211)

evolutie gemiddeld bladverlies zomereik

(40)

Proefvlak 212: Kluisbergen

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Kluisbergen

naam bos: Feelbos houtvesterij: Gent eigendom: Privé

jaar van inrichting: 1995 hoogteligging: 89 m

bestemming gewestplan: bosgebied

biologische waarderingskaart: biologisch zeer waardevol speciale beschermingszone: habitatrichtlijngebied, VEN-gebied

Het proefvlak ligt op een helling in een beukenbos. In het bos kom t ook Amerikaanse eik, zomereik en tamme kastanje voor. Onderaan de helling groeit populier en es. De struiklaag bestaat uit gewone esdoorn, gewone vlier en hulst. Onder de beuken bestaat de kruidlaag uit wilde hyacint. Op de lichtrijkere plaatsen groeit braam en wijfjesvaren. Verder wordt ook brede stekelvaren, klimop en gewone salomonszegel waargenomen. De beuken hebben een leeftijd van vermoedelijk 100 jaar (leeftijdklasse 5, 80-100 j.).

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’95-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’95-’05) aantal afgestorv en bomen (’95-’05)

beuk geen 24 100 geen dunningen 0 0 0

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

(41)

In dit privé-bos werden geen dunningen uitgevoerd. De beuken staan dicht bijeen en zijn sterk vertakt. Een vijftal bomen vertonen een rood-paarse verkleuring van de lichtkroon. Aan een aantal beuken werd veel zaad waargenomen tijdens de zaadjaren 1995, 2000, 2002 en 2004. In het beukenbestand werd regelmatig aantasting door beukenspringkever (Rhynchaenus fagi) en bladvlekkenziekte (Apiognomonia errabunda, syn. Discula umbrinella) waargenomen.

De beuken hebben een goede bladbezetting. Het aandeel beschadigde bomen was enkel in ’95, ’96 en ’04 hoger dan 0%. Het gemiddeld bladverlies schommelt rond de 10% en lag tijdens dezelfde jaren boven de 15%.

gemiddeld bladverlies en aandeel beschadigde bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 pe rc e n ta ge

aandeel besc hadigd gemiddeld bladverlies

(42)

Proefvlak 213: Maldegem

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Maldegem

naam bos: - houtvesterij: Gent eigendom: Privé

jaar van inrichting: 1995 hoogteligging: 20 m

bestemming gewestplan: natuurgebied

biologische waarderingskaart: biologisch zeer waardevol speciale beschermingszone: geen

Het proefvlak ligt in een jong bestand met ruwe berk en zomereik. Verschillende bomen zijn uit hakhout opgegroeid. Bij de steekproefbomen zit tevens een zoete kers en een trilpopulier. In het bos kom t ook wat grove den voor. De struiklaag bestaat uit hazelaar, sporkehout, gewone vlier en wilde lijsterbes. De kruidlaag wordt gedomineerd door braam en adelaarsvaren. Langs en op de paden komen meer soorten voor. Verschillende bomen zijn met wilde kamperfoelie begroeid. De bomen situeren zich in leeftijdklasse 3 (40-60 j.).

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’95-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’95-’05) aantal afgestorv en bomen (’95-’05)

ruw e berk, zomereik boskers, trilpopulier ruw e berk: 14, zomereik: 8 50

geen dunningen 0

1 2

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

ruwe berk 14 30 23 39

(43)

Het bestand werd sedert het begin van de waarnemingen nog niet gedund. Door stormschade moest in 2003 een zomereik vervangen worden. In 2001 stierf een genummerde berk en ook in 2005 werd een dode berk aangetroffen. De kroonconditie van de meeste berken is vrij zwak. Verschillende jaren wordt er melding gemaakt van een ijle bladbezetting. Een mogelijke oorzaak is aantasting door bladschimmels, zoals bv. Discula betulina. Op verschillende berken komt aantasting door berkenzwam (Piptoporus betulinus) en/of Taphrina betulina (zakjeszwam) voor.

De bladbezetting evolueert negatief. Na het hoge aandeel beschadigde bomen in 1995 was er in 1996 een tijdelijke verbetering, maar vanaf 1997 was er bijna jaarlijks een toename van het bladverlies. Het bladverlies ligt bijna jaarlijks hoger bij ruwe berk dan bij zomereik. Het gemiddeld bladverlies steeg bij ruwe berk tot 33,6% in 2005. Het gem iddeld bladverlies schommelt bij zomereik sinds 1999 tussen 20% en 25%.

g emidd eld bladverlies en aandeel beschadigd e bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 pe rc e n ta ge aandeel beschadigd gemiddeld bladver lies

Gemiddeld percentage bladverlies en aandeel beschadigde bomen in Maldegem (pv 213) evolutie gemiddeld b ladverlies ruwe berk en zomereik

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 % b lad ve rl ie s ruwe berk zomer eik

(44)

Proefvlak 214: Maarkedal

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Maarkedal

naam bos: Koppenbergbos houtvesterij: Gent

eigendom: OCMW

jaar van inrichting: 1995 hoogteligging: 51 m

bestemming gewestplan: bosgebied

biologische waarderingskaart: biologisch zeer waardevol speciale beschermingszone: habitatrichtlijngebied, VEN-gebied

Dit proefvlak ligt in een gemengd bestand met es, beuk, zomereik, tamme kastanje en gewone esdoorn. De struiklaag is goed ontwikkeld en bestaat uit hazelaar, gewone vlier, wilde lijsterbes, hulst, meidoorn, haagbeuk en ruwe iep. De kruidlaag wordt ’s zomers gedom ineerd door braam en grote brandnetel. In het voorjaar is er meer diversiteit met soorten als wilde hyacint, maagdenpalm, grote muur, witte klaverzuring, gewone salomonszegel en gevlekte aronskelk. Verder wordt ook hondsdraf, robertskruid, geel nagelkruid, groot heksenkruid, klit, wijfjesvaren, brede stekelvaren en klimop waargenomen. Onder de bomen komt natuurlijke verjonging van es en esdoorn voor. Er werden ook zaailingen van zomereik aangetroffen. De steekproefbomen situeren zich in leeftijdklasse 5 (80-100 j.).

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’95-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’95-’05) aantal afgestorv en bomen (’95-’05)

es, beuk, zomereik

tamme kastanje, gewone esdoorn es: 7, beuk: 7, zomereik: 6 85

dunning w inter 2003-2004 3

(45)

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

beuk 7 74 51 86

gewone es 7 54 30 103

zomereik 6 71 42 90

In het bestand werd eikensterfte waargenomen maar er stierf geen enkele steekproefboom . Na een dunning werden in 2004 twee zomereiken en één es vervangen. Als vervangers werden opnieuw twee eiken en een es aangeduid. In 1995, 2000, 2002 en 2004 produceerden de beuken veel zaad. Aantasting door beukenspringkever (Rhynchaenus fagi) was er ondermeer in 1995. Aan de essen werd in 1996 veel zaadvorm ing genoteerd. In 1998 was dat in mindere mate ook het geval.

Het gem iddeld bladverlies is vrij stabiel en bedraagt meestal tussen 15% en 20%. Het percentage beschadigde bomen ligt de laatste jaren lager dan in de beginjaren van de inventaris. Het bladverlies van de essen is meestal hoger dan dat van de beuken. De beuken vertonen een schommelend verloop, waarbij de bladbezetting tijdens zaadjaren minder goed is. Het bladverlies ligt het hoogst bij zomereik, maar vertoont een verbeterende trend. Bij es en beuk is er geen duidelijke evolutie waarneembaar.

ge middeld bla dverlies e n a ande el besc ha digde bome n

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 pe r c e n ta ge

aandeel bes chadigd gemiddel d bladverl ies

Gemiddeld percentage bladverlies en aandeel beschadigde bomen in Maarkedal (pv 214) e volutie gemiddeld bladverlies - beuk, zomereik, es

(46)

Proefvlak 215: Ronse

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Ronse

naam bos: St.-Pietersbos houtvesterij: Gent

eigendom: Privé

jaar van inrichting: 1995 hoogteligging: 88 m

bestemming gewestplan: natuurgebied

biologische waarderingskaart: biologisch zeer waardevol speciale beschermingszone: habitatrichtlijngebied, VEN-gebied

Het proefvlak bevindt zich gedeeltelijk op een helling. Het bestand bestaat hoofdzakelijk uit beuk, met bijmenging van berk en Amerikaanse eik. Andere boomsoorten in of rond het proefvlak zijn tamme kastanje, es, gewone esdoorn, grove den, zomereik, zoete kers en wilde lijsterbes. Onder de beuken is er weinig begroeiing. Op de lichtrijkere plaatsen kom t braam, adelaarsvaren en wilde kamperfoelie voor. In de struiklaag groeit wilde lijsterbes, hulst en Amerikaanse eik. Daarnaast is er ook wat natuurlijke verjonging van zomereik en beuk. De steekproefbomen behoren tot leeftijdklasse 4 (60-80 j.).

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’95-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’95-’05) aantal afgestorv en bomen (’95-’05)

beuk

Amerikaanse eik, ruw e berk 20 80 geen dunningen 0 1 0

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

(47)

In het bestand werden tussen 1995 en 2005 geen bomen gekapt. In 2004 werd een beuk vervangen na stormschade. In tegenstelling tot andere proefvlakken was er niet bij elk mastjaar massale zaadproductie. In 1995 was dit wel het geval, in 2000, 2002 en 2004 veel minder. In het bestand wordt regelmatig aantasting door beukenspringkever (Rhynchaenus fagi) en bladvlekkenziekte (Apiognomonia errabunda) waargenomen. De aantasting door beukenspringkever was in 1995 opvallend.

De bomen in dit proefvlak vertonen een goede bladbezetting. Het gem iddeld bladverlies van de beuken was hoog in 1995, maar bleef daarna vrij stabiel (10 à 15%). Het aandeel beschadigde bomen bleef vanaf 1996 lager dan 10%.

gemiddeld bladverlies en aandeel beschadigde bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 1995 199 6 1997 199 8 1999 2 000 2001 2002 20 03 2004 20 05 pe rc e n ta ge

a andeel b eschad igd g emiddeld bladverlies

Gemiddeld percentage bladverlies en aandeel beschadigde bomen in Ronse (pv 215)

evolutie gemiddeld bladverlies beuk

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 1995 1996 199 7 1998 199 9 2000 200 1 20 02 200 3 20 04 2005 % b la d v e rlie s beuk

(48)

Proefvlak 301: Steenhuffel

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Londerzeel

naam bos: -

houtvesterij: Groenendaal eigendom: Privé

jaar van inrichting: 1987 hoogteligging: 12 m

bestemming gewestplan: landschappelijk waardevol agrarisch gebied biologische waarderingskaart: biologisch waardevol

speciale beschermingszone: geen

Dit populierenbos ligt in de vallei van de Molenbeek. Onder de populieren is er een goed ontwikkelde struik- en kruidlaag. In de onderetage kom t zomereik, es en zwarte els voor. De belangrijkste struiksoorten zijn gewone vlier, gelderse roos en vogelkers. De ruige kruidvegetatie bestaat voornamelijk uit grote brandnetel, braam en gewone berenklauw. In het bestand groeien ook minder algemene planten, zoals moesdistel en gevlekte aronskelk.

De leeftijd van de bomen ligt iets boven de 40 jaar (leeftijdklasse 3: 40-60 j.).

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’87-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’87-’05) aantal afgestorv en bomen (’87-’05)

populier geen 24 42 geen dunningen 0 8 2

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

(49)

In het bestand worden geen dunningen uitgevoerd. Er werden wel bomen vervangen na stormschade in 1990 (3), 1992 (1), 1997 (1), 2000 (1) en 2004 (1). Een door een zomereik verdrongen populier werd in 1991 vervangen. In 1998 en 2002 werd telkens een afgestorven steekproefboom genoteerd. Het bestand vertoont geregeld lichte insectenaantasting door populierenhaantje (Chrysomela populi). Schimmelaantasting wordt weinig waargenomen. Toch vertoont het bestand de laatste jaren een verm inderde kroonconditie.

Zowel het aandeel beschadigde bomen als het gemiddeld naaldverlies vertonen een toenemend verloop. Het gem iddeld bladverlies bleef in de periode 2003-2005 boven de 25% en het aandeel beschadigde bomen bedroeg in 2004 en 2005 zelfs meer dan 50%.

gemiddeld bladverlies en aandeel beschadigde bomen

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60 65 70 19 87 19 88 19 89 19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 pe rc e n ta ge

aandeel besc hadigd gemiddeld bladverlies

(50)

Proefvlak 302: Halle

meetnet: Level I, meetnet 4x4 km gemeente: Halle

naam bos: Hallerbos houtvesterij: Groenendaal eigendom: Vlaamse Gewest jaar van inrichting: 1987 hoogteligging: 75 m

bestemming gewestplan: natuurgebied

biologische waarderingskaart: biologisch zeer waardevol speciale beschermingszone: habitatrichtlijngebied, VEN-gebied

Het proefvlak bevindt zich in een beekvallei in het Hallerbos (Hallebeek-Rulroheidebeek). Deze beek stroomt door het proefvlak. De steekproef bestaat uit vijf verschillende loofboomsoorten. Naast zomer- en wintereik, beuk, es en witte els kom t ook haagbeuk, hazelaar, zoete kers en éénstijlige meidoorn voor. De struiklaag bestaat hoofdzakelijk uit hazelaar, gewone esdoorn en wilde lijsterbes. De kruidvegetatie is soortenrijk en bevat verschillende voorjaarsbloeiers: wilde hyacint, éénbes, gevlekte aronskelk, daslook, bosbingelkruid, slanke sleutelbloem ,... De leeftijd van de genummerde bomen bedraagt naar schatting 67 jaar (leeftijdklasse 4: 60-80 j.).

bosbouw kundige parameters toestand 2005

hoofdboomsoort

ov erige boomsoorten in de steekproef aantal genummerde bomen v an de hoofdsoort leeftijd van het bestand

dunningsregime

aantal bomen verv angen na dunning of kapping (’87-’05) aantal bomen om andere redenen verv angen (’87-’05) aantal afgestorv en bomen (’87-’05)

zomereik, beuk es, w intereik, w itte els zomereik: 9, beuk: 6 67 geen dunningen 0 7 1

soort aantal (n) Dgem (cm) Dmin (cm) Dmax (cm)

beuk 6 37 26 46

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze norm werd vastgelegd door het Europees Topic Centre van de Europese Commissie (EC) in samenspraak met de Wetenschappelijke Commissie van de Habitatrichtlijn.

Wanneer het verschil enkel weerhouden wordt als het gemiddeld blad- of naaldverlies minstens 5 procentpunten verschilt, dan blijft het verschil enkel significant voor het totaal

Om een idee te hebben van de nauwkeurigheid van de berekende oppervlakte, wordt per BWK-eenheid de zekere en de maximaal mogelijke oppervlakte in Vlaanderen meegegeven, gebaseerd

Grove dennen zijn eveneens gevoelig voor Dothistroma-infectie maar in het bosvitaliteitsmeetnet worden duidelijk minder bomen door deze schimmel aangetast.. Infectie door een

Het aandeel beschadigde bomen neemt toe en de mediaan van het bladverlies stijgt voor beuk, populier, grove den en de groep ‘overige loofboomsoorten’. Alleen bij Corsicaanse den

Er zijn 20 proefvlakken (27,8%) met een toename van het percentage beschadigde bomen en in de resterende 27 proefvlakken blijft het aantal bomen met meer dan 25% bladverlies gelijk

Voor een groot aantal percelen zal dit volkomen terecht zijn, aangezien hpr* als eerste eenheid in het complex staat, maar voor andere percelen zou GGI correcter zijn. Al deze

Uit dit attribuutveld kan afgeleid worden of en wanneer het veldwerk gebeurd is of dat de gegevens, na kritische evaluatie, overgenomen zijn van de BWK versie