• No results found

Bouwen aan vermogen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bouwen aan vermogen"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Bouwen aan vermogen

Het inzicht van het eigen vermogen in de kleinschalige bouwsector

Titel: Bouwen aan vermogen

Auteur: T.J. Oldenhuis

Studentnummer: 1148540

1ste Begeleider: Prof. drs. A. te Bos RA 2de begeleider: Dhr. D. Assink RA

Jaar: Juni 2007

In samenwerking met: Gemeente Groningen, afdeling Zelfstandigen.

Trefwoorden: Eigen vermogen, Bbz, ondernemerschap, advieskantoren.

Afstudeerrichting: Accountancy

Samenvatting: In welke mate speelt de kennis van het eigen vermogen een rol bij de kleinschalige bouwondernemers ten opzichte van de Bbz bouwondernemers.

(3)

Inhoudsopgave

Pagina Voorwoord 1 Aanleiding 2 Samenvatting 3 Hoofdstuk 1 Onderzoeksopzet 5 1.1. Probleemstelling 5 1.1.1. Doelstelling 5 1.1.2. Vraagstelling 5 1.1.3. Randvoorwaarden 5 1.2. Afbakening 5 1.2.1. Begrippen definiëren 5 1.2.2. Type onderzoek 6 1.2.3. Overige afbakening 6

1.3. Het theoretische kader 7

1.3.1 Gegevensbronnen 8

1.4. Methodiek 9

Hoofdstuk 2 Het ondernemerschap 10

2.1. Inleiding 10

2.2. Historie 11

2.3. De ondernemer 11

2.3.1. Startmotieven 14

2.4 Succes van de ondernemer 16

2.5. Eigenschappen 16

2.6. Ondernemers Typologieën 17

(4)

2.7.1. Ondernemerschap aan te leren 21 2.8 Samenvatting 21 Hoofdstuk 3 De Bbz 2004 22 3.1. Inleiding 22 3.2. Historie bijstandsverlening 22 3.3. Criteria voor de Bbz 2004 23 3.4. Doelgroepen van de Bbz 2004 24 3.4.1. Gevestigde ondernemers 24 3.4.2. Startende ondernemers 26 3.4.3. Oudere zelfstandigen 27 3.5. Samenvatting 28 Hoofdstuk 4 De Adviseur 29 4.1. Inleiding 29

4.2. De Rol van de Bbz Adviseur 30

4.3. Het Bbz traject 31

4.3.1. Het Advisormodel 31

4.3.2. De E-scan 32

4.3.3. Het Bontje Model 33

4.5. Samenvatting 37

Hoofdstuk 5 Het eigen vermogen 38

5.1. Inleiding 38

5.1.1. Soorten vermogens 38

5.1.2. Vreemd vermogen 38

5.2. Basel II 39

5.3. Eigen vermogen 40

5.3.1. De Functies van het eigen vermogen 42 5.3.2. Juiste vermogensstructuur 44

(5)

5.3.3. Theorieën financieringsstructuur 44 5.3.4. Mate van financiering in het MKB 45

5.4. Samenvatting 47

Hoofdstuk 6 Conclusie en aanbevelingen 48

Literatuurlijst 50

Bijlagen:

1. Vragenlijst gesprekken KBO ondernemers 2. Verwerking vragenlijst

Disclaimer: Niets uit deze scriptie mag worden verveelvoudigd,

verspreid, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of

openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm, downloading naar websites, databases of op welke andere manier dan ook, zonder

voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Naamsvermelding van de auteur is verplicht indien informatie uit deze scriptie wordt afgebeeld of geciteerd.

Bovendien is het niet toegestaan informatie van deze scriptie op enige wijze commercieel te gebruiken zonder voorafgaande schriftelijke

toestemming van de auteur. Hoewel de informatie in deze scriptie is met grote zorg samengesteld en weergegeven is de auteur niet

verantwoordelijk voor de uitkomsten van dit onderzoek en deze uitkomsten staan dan ook niet open ter interpretatie.

(6)

Voorwoord

Ter afronding van mijn studie bedrijfskunde aan de

Rijksuniversiteit Groningen heb ik een zelfstandig onderzoek verrichten. In mijn bedrijfskundig onderzoek staat de volgende vraag centraal:

In hoeverre bestaat er een fundamenteel attitude verschil over het eigen vermogen tussen een ondernemer, die een Bbz- uitkering

ontvangt ten opzichte van een ondernemer, die op eigen kracht is gestart?

De keuze van dit onderwerp is bepaald door mijn eigen ervaring als startende ondernemer en het feit dat Jan Koster mij heeft gewezen op de mogelijkheden over dit onderwerp een onderzoek te starten. Mijn dank gaat dan in eerste instantie naar hem uit.

Vanuit de faculteit ben ik begeleid door Prof. drs. A. te Bos RA en mijn tweede begeleider Dhr. D. Assink RA van hun steun heb ik dankbaar gebruik gemaakt.

Michiel van Es en Chris Mast zijn behulpzaam geweest bij het afnemen van de interviews. Ik ben hen erkentelijk voor hun hulp. Daarnaast ben ik Fred Vredeveld en Marijke Smit erkentelijk voor het geven van feedback en het aanscherpen van de scriptie.

Tenslotte wil ik mijn vriendin Linda bedanken voor haar alles omvattende support tijdens het proces van dit rapport.

Groningen, juli 2007

Thomas Oldenhuis

(7)

Aanleiding

Sinds 23 maart 2006 ben ik zelfstandig ondernemer van een administratie- en advieskantoor.

Een groot gedeelte van mijn cliënten vallen binnen de Bbz-regeling 2004. Dit is een bijstandsvorm waarbij een ondernemer met behoud van een uitkering (de Bbz uitkering) een bedrijf op mag starten. De ondernemers die gebruik maken van deze wetgeving krijgen vaak support van advieskantoren die door de gemeente (in dit geval de afdeling sociale zaken en werk van de gemeente Groningen) worden ingehuurd.

In de periode dat ik mijn eigen bedrijf heb, ben ik talloze keren voor mijn cliënten bij banken geweest om een krediet te

verkrijgen. Het viel mij op dat in de sector bouwnijverheid en meer specifiek de “klussenbedrijven” naar voren kwam als een sector waar banken liever geen krediet aan verstrekken. Als motivatie werden vaak genoemd dat het een te onzekere en

onstabiele markt was omdat er veel ondernemers in werkzaam waren die geen verstand hadden van de financiële positie waarin hun bedrijf momenteel verkeerde. Ook tijdens diverse gesprekken die ik met inspecteurs en invorderingsambtenaren van de belastingdienst heb gehad werd het beeld die de banken van deze deze sector hebben bevestigd. Hiermee wordt direct de maatschappelijke relevantie van dit onderzoek aan gegeven. De ondernemers in deze sector zijn er bij gebaat dat de negatieve banknotering verworpen wordt.

Enerzijds om zodoende niet belemmerd te worden in de groei en anderzijds om de waarde van de onderneming te laten stijgen. Bovendien zal bij een stijging van de waarde van een bedrijf een eventueel extern krediet ook makkelijker te verkrijgen zijn. De ondernemers die starten vanuit een Bbz situatie krijgen steun in het opstarten van hun bedrijf, voornamelijk vanuit de gemeenten dan wel ondersteund door advieskantoren. In een aantal workshops die de Bbz ondernemers kunnen krijgen wordt veel aandacht besteed aan het eigen vermogen als financieringsmiddel. De vraag die mij daarom bezighoud is hebben Bbz ondernemers door hun begeleiding meer kennis van het eigen vermogen als financieringsmiddel? Deze vraag is relevant vanwege de momenteel negatieve banknotering voor de sector bouwnijverheid en de hiermee samenhangende frequente afwijzingen van bedrijfskredieten door banken.

In de empirische wetenschap zoals de bedrijfskunde is, wordt veelal onderzoek gedaan naar grote en middelgrote ondernemingen. Het kleinbedrijf is vreemd genoeg niet vaak een object van

onderzoek. In dit onderzoek wil ik mijn steentje bijdragen aan de wetenschappelijke relevantie van het kleinbedijf.

(8)

Samenvatting

Op basis van onder anderen het Basel II akkoord is het voor startende ondernemers steeds moeilijker om externe financiering aan te trekken. Sommige branches, zoals de bouwbranche staat uitermate slecht genoteerd bij bancaire instellingen.

Om de bovengenoemde reden zijn steeds meer bouwbedrijven genoodzaakt om te financieren uit eigen middelen. Het eigen vermogen is een balanspost die financieringen uit eigen middelen kan bewerkstelligen. Omdat de veronderstelling dat boekhoudkundige grootheden als balansposten niet leven bij bouwbedrijven is een verkenning gemaakt tussen drie groepen ondernemers in de

bouwbranche. De ene groep bestond uit een gestarte ondernemers uit het Bbz (2004) en andere groep bestond uit gevestigde ondernemers die een beroep op het Bbz hebben gedaan. De laatste groep bestond uit op eigen kracht gestarte ondernemers die tot op heden niets met het Bbz te maken hebben gehad.

Hiervoor is de volgende doelstelling geformuleerd:

Doelstelling van dit onderzoek is inzichtelijk maken of er een attitude verschil bestaat over het eigen vermogen tussen een KBO'er, die een Bbz- uitkering ontvangt ten opzichte van een KBO'er, die op eigen kracht is gestart.

Uit deze doelstelling is de volgende vraagstelling voort gekomen. In hoeverre bestaat er een fundamenteel attitude verschil over het eigen vermogen tussen een KBO'er, die een Bbz- uitkering ontvangt ten opzichte van een KBO'er, die op eigen kracht is gestart?

Op basis van de literatuur en interviews is de vraagstelling onderzocht. Duidelijk is geworden dat er een attitude verschil is tussen Bbz ondernemers en op eigen kracht gestarte ondernemers. Of deze houding leidt tot verschil in succesvol ondernemerschap is buiten het onderzoeksgebied van dit onderzoek gelaten.

Met de uitkomsten van dit verkennend onderzoek zijn de volgende aanbevelingen gedaan:

z Stel als niet Bbz-KBO'er een bedrijfsadviseur aan als die periodiek de financiële voortgang van je onderneming screent. z Zorg als overheid voor meer financiële educatie voor

ondernemers.

Op basis van de gevonden uitkomsten zijn de volgende aanbevelingen gedaan voor vervolg onderzoek op basis van dit onderzoek.

z Het ontwerpen van een model om de kennis van het eigen vermogen te toetsen. 3

(9)

z Een toetsend onderzoek of er kennistoename van het eigen vermogen is tijdens de het Bbz begeleidingsproces.

z Een longitudinaal onderzoek over het verschil van succes tussen een Bbz starter en een starter die op eigen kracht start.

(10)

Hoofdstuk 1 Onderzoeksopzet

In dit hoofdstuk wordt de methodologie voor de opzet van het onderzoek besproken. Dit zal gebeuren volgens het stramien van de Leeuw (de Leeuw, 1997) Hierin worden de volgende onderdelen van een bedrijfskundig onderzoek besproken: de probleemstelling, de afbakening van het onderzoek, het theoretisch kader, de

gegevensbronnen en de meet- en waarnemingsmethoden.

1.

1. Probleemstelling

De probleemstelling valt onder te verdelen in een doelstelling van het onderzoek, de vraagstelling van het onderzoek en de

randvoorwaarden

1.1.1 Doelstelling

Doelstelling van dit onderzoek is inzichtelijk maken of er een attitude verschil bestaat over het eigen vermogen tussen een KBO'er, die een Bbz- uitkering ontvangt ten opzichte van een KBO'er, die op eigen kracht is gestart.

1.1.2 Vraagstelling

In hoeverre bestaat er een fundamenteel attitude verschil over het eigen vermogen tussen een KBO'er, die een Bbz- uitkering ontvangt ten opzichte van een KBO'er, die op eigen kracht is gestart?

1.1.3 Randvoorwaarden

Het onderzoek is openbaar en zal gepubliceerd worden op de website

www. tjconsultancy. nl

Het onderzoek moet uiterlijk in week 31 worden goedgekeurd. De resultaten van de interviews zullen dusdanig verwerkt worden dat er geen herleiding plaatsvindt naar de geïnterviewden.

1.2 Afbakening

In deze paragraaf wordt een verdere afbakening van het onderzoek besproken. Er zal eerst worden vastgesteld wat er onder bepaalde begrippen wordt verstaan. Hierna wordt het type onderzoek

vastgesteld. Tenslotte worden de overige punten ter afbakening besproken.

1.2.1 Begrippen definiëren

Voor dit onderzoek zijn er begrippen die gedefinieerd moeten

(11)

Aannemersbedrijf: Een bedrijf dat zich bezig houdt met het uitoefenen van bouwkundige werkzaamheden

Klussenbedrijf: Een bedrijf dat zich bezighoudt met het uitoefenen van werkzaamheden van niet-bouwkundige aard.

Bbz-regeling: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004. Dit is een sociale voorziening voor startende en gevestigde

ondernemers.

Eigen vermogen: Bezittingen − Schulden

Attitude: Een attitude is een aangeleerde, globale evaluatie van een persoon die betrekking kan hebben op een object en van invloed is op gedachten, acties en gedrag

1.2.2 Type onderzoek

Om antwoorden te vinden op de onderzoeksvragen, zijn de volgende onderzoeksmethoden toegepast:

Literatuuronderzoek

Het literatuuronderzoek heeft als doel een helder beeld te krijgen van de voor het onderzoek belangrijke begrippen zoals

Ondernemerschap, het Bbz, advisering en kennis van het eigen vermogen.

Empirisch onderzoek

Het onderzoek zal exploratief en verkennend van aard zijn. Bij een exploratief onderzoek is er namelijk vooraf geen theorie en zijn er ook geen duidelijk geformuleerde hypothesen aanwezig. Een exploratief onderzoek is te karakteriseren als een tussenvorm tussen een beschrijvend en een toetsingsonderzoek (Baarda en de Goede, 1998). Het zal een kwalitatief onderzoek worden, wat

inhoudt dat de bevindingen in woorden gepresenteerd worden, zonder gebruik te maken van statistische vergelijkingen. Onderzoek zal verricht worden aan de hand van half-open diepte-interviews. Onderzoek vindt in het veld plaats.

1.2.3. Overige afbakening

De ondernemers zijn gevestigd in de stad Groningen om zodoende culturele/lokale verschillen zo veel mogelijk te elimineren

De ondernemers zijn werkzaam in de sector bouwnijverheid en staan ingeschreven als een zogenoemd klussenbedrijf of aannemersbedrijf om een zo homogeen mogelijke populatie te hebben.

(12)

Ondanks de formeel bestaande verschillen tussen een aannemersbedrijf en een klussenbedrijf worden deze twee

bedrijfsgroepen, hierna te noemen KBO'ers, in dit onderzoek als één gezien.

De ondernemers hebben niet meer dan twee fte's in dienst en een winst die kleiner is dan ¼ 50.000. Ook om een zo homogeen

mogelijke populatie te hebben.

De ondernemers zijn zogenaamde IB ondernemers. Dit betekent dat hun bedrijf een natuurlijke rechtspersoonlijkheid bezit. B.V., LTD en NV worden voor dit onderzoek uitgesloten.

Voor dit onderzoek zijn alleen de de Bbz-groepen starters, gevestigden en ondernemers ouder dan 55 jaar meegenomen in de onderzoekspopulatie omdat de overige Bbz-groepen vanwege andere motieven in het Bbz zitten en daardoor de uitkomst van dit onderzoek zal beïnvloeden.

1.3. Het theoretisch kader

De exercitie van dit onderzoek is gebaseerd op een theoretisch raamwerk. Dit raamwerk is ontstaan na het opdelen van de

vraagstelling in de volgende deelvragen.

Subvraag: 1. Wat is een Kleinschalige bouwondernemer? Subvraag: 2. Voor wie is Het Bbz 2004 bestemd?

Subvraag: 3. Is er een verband tussen ervaring met insolvabiliteit van KBO'ers die als gevestigde een beroep hebben gedaan op het Bbz en het benutten van het eigen vermogen?

Subvraag 4. In welke mate komt informatie over het eigen vermogen aan de orde in advies van adviseurs en accountants?

Deze subvragen hebben tot het volgende onderzoeksmodel geleid.

(13)

Conceptueel model:

Toelichting op het conceptueel model.

Vanuit de ondernemer komt het ondernemerschap. Het ondernemerschap kan volledig op eigen kracht worden gestart maar ook worden

ondersteunt door een bijstandsverlening voor zelfstandigen. Een van de faciliteiten die een startende Bbz'er kan krijgen is de begeleiding en coaching van een organisatie-adviesbureau. Dit bureau probeert, naast andere adviezen ondernemers bekend te maken met verschillende vormen van financiering. Een van deze vormen is de financiering uit het eigen vermogen. In dit onderzoek zal worden verkend of er een verschil in kennis aanwezig is over het eigen vermogen tussen Bbz-ondernemers en op eigen kracht gestarte ondernemers.

1.3.1. Gegevensbronnen

Voor het onderzoeken van de deelvragen is gebruik gemaakt van de volgende bronnen 1. Literatuur. 2. Media en krantenartikelen 3. Internet 8 Ondernemer Ondernemerschap Bbz-ondersteund Op eigen kracht

Kennis van de balanspost eigen

vermogen

coaching/begeleiding door

(14)

1.4.

Methodiek

De gegevens zullen worden verkregen uit diepte interviews. Aan deze keuze hiervan ligt een tweetal motivaties ten grondslag. De eerste motivatie is de veronderstelling dat KBO's weinig kennis hebben van administratie, dit uit mijn eigen ervaring, en zodoende een enquête weinig zinvol zou zijn om te verspreiden. De tweede reden ligt in het feit dat dit een exploratief onderzoek is en dus een attitude of kennis moet worden gemeten. In een enquête zouden dan de begrippen moeten worden geoperationaliseerd.

Er is voor gekozen om een 45 KBO'ers te interviewen. Deze groep is onderverdeeld in de volgende populaties

groep 1: KBO'ers die nooit in het Bbz gezeten hebben Groep 2: KBO'ers die zijn gestart via het Bbz

Groep 3: KBO'ers die als gevestigde een beroep op het Bbz hebben gedaan

De groepen 1 en 2 bestaan elk uit 20 geïnterviewden groep 3

bestaat uit 5 respondenten. De verkregen gegevens zijn door middel van inhoudsanalyse gestructureerd verwerkt. De objectiviteit is getracht te waarborgen door met drie personen de interviews af te nemen.

Volgens Baarda en de Goede (1998) is het interview een betrouwbare methode om een data te verzamelen voor een explorerend onderzoek. De problemen die zich voor kunnen doen hebben te maken met de validiteit. Door de willekeurige keuze van de te benaderen KBO's is echter getracht een zo geldig mogelijke uitkomst te realiseren.

(15)

Hoofdstuk 2 het ondernemerschap

2.1. Inleiding

Het ondernemerschap heeft de laatste jaren maatschappelijk gezien meer aanzien gekregen. Televisieprogramma's als “de zaak of je leven” of “100% ondernemer” zijn slechts enige voorbeelden van hoe het ondernemerschap in Nederland leeft. Daarnaast probeert de overheid het ondernemerschap ook te stimuleren. Te denken valt hierbij aan de zelfstandigenaftrek en een startersaftrek voor de inkomstenbelasting. Hiernaast beginnen steeds meer Hoge en

Middelbare beroepsopleidingen met onderwijs dat gericht is op ondernemers. Voor nog niet gestarte ondernemers geven de lokale kamers van koophandel voorlichtingsdagen. Daarnaast zal ultimo 2008 een aantal belemmeringen voor Besloten Vennootschap worden opgeheven. Een reden voor het aantrekkelijker maken van de

Besloten Vennootschap is het risico voor de ondernemer te beperken en hierdoor het ondernemerschap te bevorderen. Om de populariteit van het ondernemerschap te concretiseren volgt hieronder een persbericht van het ANP, die 1 mei 2007 bekend werd gemaakt. “Steeds meer Polen beginnen een eigen bedrijf in Nederland. Vorig jaar waren er 3350 Poolse startende ondernemers. Ten opzichte van het jaar daarvoor was dat een stijging met 30 procent. In 2003 waren er slechts 190 startende Polen.

Dat blijkt uit het Startersprofiel 2006 van de Kamer van

Koophandel dat dinsdag werd gepubliceerd. De Polen vormen sinds 2005 de grootste groep allochtone startende ondernemers. Vorig jaar vormde deze groep 20 procent van alle starters met een

buitenlandse achtergrond. De meeste Polen beginnen een bouwbedrijf In totaal begonnen vorig jaar 90.000 allochtone en autochtone personen een nieuw bedrijf. Dat is 12 procent meer dan in 2005. Bijna een op de drie starters is een vrouw. En de gemiddelde leeftijd van zo'n startende ondernemer was vorig jaar 37 jaar. Niet alleen Polen begonnen in de bouw. In totaal werden er vorig jaar ongeveer 16.000 bouwbedrijven opgezet, een stijging met meer dan een derde ten opzichte van het voorgaande jaar. Beginnende ondernemers starten voornamelijk een kleinschalige onderneming c.q. klussenbedrijf”.

Naast alle genoemde voorbeelden probeert de overheid ook “kansarme” ondernemers te faciliteren in hun weg (terug)naar succesvol ondernemer. De indeling van dit hoofdstuk is als volgt: Eerst zal de historie van de ondernemer besproken worden. Hierna zullen de verschillende definities van de ondernemer de revue passeren. Vervolgens wordt op basis van de van de definitie gekeken de eigenschappen, typologieën en het succes van de

ondernemer. Als laatste zal het ondernemerschap behandeld worden. 10

(16)

2.2. Historie

Het ondernemerschap bestaat bijna al zolang als dat de mensheid bestaat. In een van de eerste boeken over de mensheid, de Bijbel staan al voorbeelden van mensen die hun goederen en diensten

verruilden tegen geld of goederen. Het duurde echter vrij lang tot dat de wetenschap zich is gaan bezighouden met het begrip

ondernemer en ondernemerschap.

Cantillion (1755) is voor zover bekend de eerste wetenschapper die het ondernemerschap onderzocht en hierover schreef. Cantillion schreef over entrepreneur dat het het dragen van risico is van het kopen tegen zekere prijzen en het verkopen tegen onzekere prijzen. Grondlegger voor de huidige economische bestudering van de

ondernemer is Schumpeter(1976). Volgens Schumpeter is

ondernemerschap het toevoegen van nieuwe combinaties en door innovaties kan het ondernemerschap langer duren.

Lumpkin & Dess(1996) stellen dat ondernemerschap het betreden van nieuwe markten is met nieuwe of bestaande producten. Ook houdt ondernemerschap volgens laatstgenoemde auteurs in dat men als ondernemer bestaande markten verovert met nieuwe producten.

Ondernemerschap wordt vaak in de volksmond als entrepreneurship in het Engels vertaald. Wetenschappelijk gezien is er wel een

onderscheid aanwezig. Op basis van de in de vorige alinea

gehanteerde definities betekend entrepreneurship “met iets nieuws komen” in dit onderzoek worden ondernemers in een markt onderzocht waar weinig innovativiteit is. Toch zullen voor dit rapport de begrippen entrepreneurship en ondernemerschap als synoniemen worden gebruikt(Daarnaast, Ook al ligt dit in de lijn der verwachtingen zullen entrepreneur en ondernemer als synoniemen worden gebruikt). Vanuit de gedachte dat de ondernemer zorg draagt voor zijn ondernemerschap en niet andersom zal eerst de ondernemer besproken worden en hierna het ondernemerschap.

2.3. De ondernemer

Het begrip ondernemer wordt door de dikke van Dale als volgt beschreven:

Iemand die in een tak van handel of bedrijf zelfstandig, voor eigen rekening en risico, werkt.

De Nederlandse belastingdienst ziet een ondernemer als iemand die aan de volgende criteria voldoet (Wet IB 2001):

z Maken van winst

z Zelfstandige onderneming z Beschikking over kapitaal

(17)

z Minimaal 1225 uren besteden aan ondernemen z Bepaalde omvang van de werkzaamheden

z Meer dan drie klanten

z Als onderneming naar buiten treden z Lopen van ondernemersrisico

z Aansprakelijk voor schulden van de onderneming

In de literatuur bestaan verschillende definities van een ondernemer. Er zijn zowel micro als een macro-economische varianten. Omdat dit onderzoek zich richt op de KBO'ers zal

alleen de micro-economische dimensie worden behandeld. In Scherjon et al (1998, pag.140) worden door Hérbert en Link entrepreneurs als volgt omschreven:

z Diegene die het risico draagt dat voortvloeit uit onzekerheid;

z Een innovator;

z Iemand die beslissingen neemt;een leidinggevend figuur in de industriële onderneming;

z Een manager of 'superintendent';

z Iemand die 'economic recourses' coördineert; z De eigenaar van een bedrijf;

z Iemand die productiefactoren aantrekt en combineert z Iemand die projecten uitvoert op contractbasis; z Een arbitrageur; of

z Degene die grondstoffen toewijst die alternatief aanwendbaar zijn.

Op basis van alle bovenstaande definities van het begrip

ondernemer en de gehouden interviews met de onderzoeksgroep, kom ik tot de volgende eigen omschrijving van een bouwondernemer. Hierbij is er van uitgegaan dat de definities van entrepreneurs die door Hérbert en Link zijn gegeven toepasbaar zijn voor alle ondernemers, incluis bouwondernemers.

Een bouw-ondernemer is iemand die voor eigen rekening en risico productiefactoren aantrekt en combineert ten einde hiermee een inkomen te genereren.

Nu helder is wat onder een bouwondernemers wordt verstaan moet het kleinschalige karakter van de onderzochte groep nog wel duidelijk moeten worden afgebakend. Dit zal in de volgende paragraaf gebeuren.

Wat is klein?

In ons Land worden de bedrijven ingedeeld in twee groepen. Je hebt het Midden en klein bedrijf (MKB) en het grootbedrijf.

(18)

Het MKB vormt veruit de grootste groep van ondernemers, bijna 99% (bron www.wikipedia.nl)

Dit onderzoek richt zich op de kleine bouwondernemers en om het kleinschalige aspect van deze ondernemers te definiëren zal worden gekeken wat voor omschrijvingen aan het klein bedrijf worden toegeschreven. Het grootste probleem met het vinden van een definitie is dat de omschrijvingen allemaal op het begrip MKB gestoeld zijn en niet afzonderlijk op het kleinbedrijf. Er zal dan ook op basis van de gevonden omschrijvingen over het MKB zelf een definitie voor het klein bedrijf worden geformuleerd.

De Europese Commissie hanteert het volgende onderscheidt tussen de bedrijven in het MKB

Categorie onderneming Werknemers Jaar omzet of jaarlijks balanstotaal

Middelgroot < 250 ” ¼ 50 mln. ” ¼ 43 mln. Klein < 50 ” ¼ 10 mln. ” ¼ 10 mln. Micro < 10 ” ¼ 2 mln. ” ¼ 2 mln. Bron: Europese commissie (2005)

Storey (1994) definieert het MKB aan de hand van kwantitatieve, kwalitatieve en situationele factoren. Bij de kwantitatieve dimensie moet gedacht worden aan het aantal personeelsleden die een bedrijf heeft. Onder de kwalitatieve dimensie verstaat Storey de rol van de eigenaar binnen het bedrijf. Situationele factoren tenslotte worden gekenmerkt als de grootte van de onderneming ten opzichte van de branche.

Uit een onderzoek van het EIM (mei 2004) wordt een MKB-bedrijf getypeerd als een organisatie met

z maximaal twee werkzame personen z een korte termijn visie

z proactieve houding

z centraal staande core-business

Mede op basis van de bovenstaande gegeven omschrijvingen kom ik tot de voor dit onderzoek gehanteerde definitie van

kleinschaligheid.

Een kleinschalige onderneming is te typeren als:

Een bedrijf met een maximale winst van ¼ 50.000 en maximaal twee personeelsleden.

De grens van ¼ 50.000 winst is getrokken is vanwege de

veronderstelling dat bedrijven boven deze grens kiezen voor een BV of LTD als ondernemingsvorm. Zoals in de afbakening van is gesteld vallen rechtspersonen zoals B.V.'s buiten dit onderzoek.

(19)

Zoals eerder in het conceptueel model is behandeld kunnen (bouw)ondernemers vanuit twee posities starten, namelijk:

1. Op eigen kracht

2. Vanuit een Bbz positie

Aan de startpositie liggen startmotieven ten grondslag. De startmotieven zullen in de komende paragraaf worden behandeld.

2. 3.1. Startmotieven

Hornaday(1982) geeft in zijn onderzoek naar startmotieven de

volgende argumenten aan waarom een individu kiest om ondernemer te worden. Deze argumenten zijn:

z Zelfstandigheid z Onafhankelijkheid

z Frustratie met een vorige baan z Moeilijke omgang met autoriteiten z Geringe behoefte aan ondersteuning z Afwijzende houding naar consultants z Autoritair leiderschap

z Doen zoals het uitkomt

z Iets opbouwen voor de toekomst z Bijdrage aan de maatschappij

Uit recenter onderzoek van de E-Scan Ondernemerstest(Driessen 2005) waarin 2807 (préstart)ondernemers hun motieven gaven om ondernemer te zijn blijkt dat men massaal koos voor “werk doen wat je leuk vindt” en “zelfstandigheid”. In mindere mate kwamen

motieven als financieel onafhankelijk worden, eigen tijd bepalen en creatieve ideeën kwijt kunnen naar voren.

Een ander onderscheid voor startmotieven wordt gegeven door Van Uxem et al, (2001:7-8). Hij maakt een onderscheid tussen push en pull factoren voor de potentiële ondernemer om te starten. Push factoren zijn gedwongen factoren en pull factoren zijn geboren uit vrije wil. In de onderstaande tabel worden de motivaties onderverdeeld in de twee bovengenoemde factoren

(20)

Push Factoren

- Werkloosheid/ geen baan kunnen vinden

- Ondernemerschap uit nood geboren door privé omstandigheden - Bij herintreding zou loon inkomsten te laag zijn

- Economische noodzakelijkheid - Dreigende werkloosheid

Pull Factoren

- Ontevredenheid over baan in loondienst

- Vertrekkans bij oude baas met vertrekpremie/ met meenemen klanten

- Beschikbaarheid over eigen financiële middelen - Mogelijkheden tot meer geld te verdienen

- Persoon is vanzelf in ondernemerschap gegroeid - Persoon heeft gat in de markt ontdekt

- Betere mogelijkheden zorg gezin/ werk te combineren - Wens om eigen baas te zijn

- Mogelijkheid om specifieke werkzaamheden te verrichten - Persoon vind uitdaging om zelfstandig ondernemer te worden - Mogelijkheden technologie om nieuwe product toe te passen - Zelfstandige ondernemers in familie hebben ondernemer geïnspireerd

- Onafhankelijkheid

Tabel: Push en Pull factoren ( van Uxem et al, 2001:7-8, Brinkman, 2000)

Van Uxem et al. (2000) stelt dat gedwongen starten meestal niet tot succes leidt. Bovendien zijn pull factoren over het algemeen niet van invloed op succes met uitzondering van de vertrekkans bij oude baas met vertrekpremie/ met meenemen klanten

Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat een gering aantal startmotieven wel invloed uitoefenen op het ondernemerssucces. Hoewel de startmotieven in kaart zijn gebracht, rijst de vraag wat onder succes wordt verstaan. Succes is namelijk een subjectief begrip. In de hierop volgende paragraaf zal getracht worden succes te definiëren.

(21)

2.4 Succes van de ondernemer

Er zijn vele studies verricht naar waarom sommige ondernemers succesvol zijn en andere weer niet.

Op basis van de door Driessen (2005 p 24) gemaakte tabel geef ik eerst een aantal definities van succes.

Perry (1988) ziet succes als financiële groei van een ondernemer. Onder financiële groei wordt verstaan het groeien van het

persoonlijk inkomen en de groei van de Return on investments. Lorrain (1988) vindt het overleven na twee jaren een indicatie voor succes. Deze definitie wordt ondersteund door Driessen. De laatste gebruikte definitie van succes voor dit onderzoek komt van Hornaday(1971) Succes wordt door hem weergegeven als het

overleven na 5 jaren na de start en een personeelsbestand van meer dan 8 fte's.

Op basis van deze definities van succes van een ondernemer kom ik tot de voor dit onderzoek gebruikte definitie.

Een ondernemer is succesvol wanneer hij na de start van zijn bedrijf zich continueert als ondernemer en zowel zijn persoonlijk inkomen ziet stijgen als de omvang van zijn personeelsbestand. Naar aanleiding van de hierboven gegeven definities is

literatuuronderzoek gedaan of er een verband bestaat tussen succes en karaktereigenschappen van een ondernemer.

2.5. Eigenschappen

Er volgt een opsomming van de empirisch aangetoonde eigenschappen die succesvolle ondernemers wel hebben en falende ondernemers niet.

Need for Achievment

Dit begrip dat door McClelland(1961) werd geïntroduceerd is zeer waarschijnlijk de meest bekende ondernemerseigenschap. De

vertaling van Need for Achievment is prestatiedrang.

Locus of control

Het concept van ‘locus of control’ is ontwikkeld door de psycholoog Julian Rotter (1982). Rotter maakt een onderscheid tussen een interne en een externe locus of control.

Als een persoon meer de neiging heeft om te denken dat een gebeurtenis het gevolg is van het eigen handelen of de eigen

karaktereigenschappen (interne factoren) wordt dit door Rotter dus 16

(22)

betiteld als een geloof in ‘internal control’. Hiertegenover staat het geloof in ‘external control’; als een persoon nu juist meer de neiging heeft om te denken dat een gebeurtenis niet het gevolg is van het eigen handelen of de eigen karaktereigenschappen maar van andere factoren (externe factoren. Deze externe factoren kunnen bijvoorbeeld zijn: andere mensen, het weer, geluk, ongeluk, de organisatie, de regering, enz. Interne factoren zijn bijvoorbeeld: eigen kunnen, intuïtie, zelfverzekerdheid, wilskracht, enz.

Uit Rotters onderzoek komt naar voren dat individuen met een internal locus of control’ productiever zijn dan zij met een external locus of control’.

Risk Taking Propensity

Kogan (1964) en Baty (1981) zijn onder andere auteurs die de ondernemers eigenschap over risicohouding hebben onderzocht. Risicohouding wordt gedefinieerd als de opbrengsten in verhouding tot het risico wat je loopt. Driessen (2005) definieert

risicohouding of zoals hij het verwoord risicobereidheid als volgt:

“Risicobereidheid is het kunnen omgaan met onzekerheid en de bereidheid verlies te nemen”.

Volgens Driessen(2005) nemen succesvolle ondernemers actief risico om hun levensstandaard te verbeteren. Hierdoor nemen succesvolle entrepreneurs een proactieve houding ten opzichte van het te nemen risico.

In hoeverre de verhouding van deze eigenschappen elkaar versterken of tegenwerken wordt in dit onderzoek niet onderzocht. Wel wordt op basis van deze paragraaf een basis gelegd om de ondernemer in te delen in typologieën.

2.6. Ondernemers typologieën

Smith (1967) maakt een onderscheid tussen het vakmatige en het meer opportunistische type. Er wordt in zijn onderzoek een

onderverdeling gemaakt op basis van scholing, sociale achtergrond, sociale competentie en competitie. Vaklui, crafsmen zoals hij die noemt hebben weinig opleiding genoten en komen uit de lagere sociale klassen. Opportunisten daarentegen worden gekenmerkt door een hoog opleidingsniveau en komen uit de hogere sociale milieus. Crafsmen worden verder getypeerd door het streven naar een

financieel beter leven. Vaak ontbreekt het deze ondernemers aan leidinggevende ervaring. Opportunisten zijn toekomstgericht en innovatief. Vaak groeit daarom het bedrijf van de opportunist ook sneller dan die van de crafsman.

Miles en Snow (1978 p 29)categoriseren de volgende soorten ondernemers. Per categorie worden de belangrijkste kenmerken gegeven.

(23)

Defender

Nichemarkt

Specialisatie, hoge kwaliteit of kostenefficiënt

Prospector

Innovatie

Creëren onderscheidend product

Analyser

Imitatie, standaardisatie, massaproductie Concurrerende prijs

Reactor

Reacties op korte termijn-prikkels uit de markt

Geen strategie voor lange termijn dus geen kenmerkend regime

Een ander onderscheid wordt gemaakt door Driessen (2005) die op basis van Hermann (1996) een onderverdeling maakt op basis van denkstijlen. Driessen onderscheidt een viertal soorten

ondernemers.

De experimentele 'ik' of pionier

De gedachten van een pionier wordt gedomineerd door mogelijkheden. Hij ‘leeft’ in de toekomst en heeft een lange termijn visie. Door zijn sterke overredingskracht ziet hij vaak het hele plaatje al voor zich, terwijl anderen nog geen benul hebben. De pionier denkt speels, snel en vaak buiten gestelde kaders. Hij valt op door een gepassioneerde, optimistische, maar soms ook naïeve stijl. Hij heeft het vermogen om een situatie in chaos te veranderen of juist uit chaos te redden. Dit komt omdat hij bestaande zaken in een nieuw daglicht kan zetten en ogenschijnlijke onlogische problemen transformeert in oplossingen. De pionier kan tot grote hoogtes komen in chaossituaties, maar verliest zich zelf in situaties van orde en dagelijkse praktijk. Hij raakt snel verveeld door routine en heeft weinig aandacht voor details. Zijn grote drijfveer is het krijgen van erkenning. Hij onderscheid zich door anders te zijn

De gevoelige 'ik' of verkoper

De verkoper houdt van mensen en is gericht op het aangaan van relaties. Hij gaat vaak af op zijn gevoel. Hij heeft grote

interesse in de mensen om zich heen en hecht veel waarde aan het maken van contact, al kan hij zich daarin laten leiden door zakelijke overwegingen. Hij begrijpt als geen ander de behoefte van de klant. Zijn grootste drijfveer is acceptatie door zijn omgeving. Het is juist dit type dat gericht is op de ander. Zolang de anderen het naar hun zin hebben, heeft hij dat ook. Verkopen van producten of diensten betekend aansluiten bij de behoefte van de klant. Hij functioneert goed in harmonische situaties. Daarin zoekt hij voortdurend naar win-win situaties. De verkoper wil graag wat voor anderen doen, want dat verhoogt zijn kans op acceptatie. Dit maakt het type loyaal, flexibel en enthousiast.

(24)

Het komt voor dat anderen misbruik van hem maken. Conflicten gaat hij liever uit de weg en kritiek kan hij slecht verdragen; hij zal het zich persoonlijke aantrekken. Dit leidt er toe dat hij

ongeschikt is om snelle, harde of rationele beslissingen te nemen. Hij maakt zich eerder druk over wie de gevolgen ervaart, in plaats van zich te realiseren wat de beste beslissing is.

De behouden 'ik' of manager

De manager is als geen ander staat op de zaak te passen. Door zijn zoektocht naar zekerheden hecht hij groot belang aan regels en procedures. Gericht op korte termijn houdt hij het overzicht in een anders chaotische situaties. Graag houdt hij de touwtjes in handen en streeft hij naar orde. Hij structureert het bedrijf tot een efficiënt opererende onderneming en voor de kleinste details wordt een strakke planning opgesteld. Weinig wordt aan toeval overgelaten. Hij structureert het werk tot een vlekkeloos

verlopende zaak, waarbij iedereen zijn taken en bevoegdheden kent. Echter, wanneer veranderingen opdoemen, weet de manager zich geen raad omdat de regels opeens niet meer bruikbaar zijn. Hij maakt namelijk graag gebruik van regels die hun succes hebben bewezen en houdt daar strak aan vast. Hij houdt niet van veranderingen en hecht eraan dat iedereen zich aan de regels houdt. Zo niet, dat volgt onherroepelijk een opmerking. Hij accepteert dat dingen gedaan moeten worden zoals ze altijd al gedaan worden, ook al stookt dat niet met zijn eigen idee. Hij heeft

verantwoordelijkheidsgevoel. Zaken worden tot in de puntjes geregeld. Dat maakt de manager loyaal en integer.

De analytische ík' of vakman

De vakman (of vrouw) is goed op de hoogte van alle ontwikkelingen op zijn vakgebied. Hij weet alle ‘ins’ en ‘outs’ van zijn vak. Hij vormt zich een beeld van gebeurtenissen vanuit zijn ervaring en vakkennis waardoor hij onafhankelijk en rationeel tot de juiste beslissing komt. Hij weet altijd de beste alternatieven voor te schotelen. De vakman is individualistisch en realistisch

ingesteld. Hij onderscheid zich door de wens de beste te willen zijn, in elk geval in zijn vakgebied. Hij stelt zich vaak kritisch op en moet eerst zelf overtuigd zijn dat iets werkt voordat hij het vertrouwt. Hij gaat er prat op het beter te weten of te kunnen. Hij neemt de realiteit als gegeven en probeert daarin zo goed mogelijk te presteren. Nadeel van dit type is dat hij een perfectionistische en soms ook autoritaire houding kan aannemen. Als het over zijn vak gaat schuwt hij de discussie niet. Het leveren van kwaliteit is voor de vakman topprioriteit.

Communiceren en omgaan met mensen gaan hem minder gemakkelijk af en daarmee is verkopen ook niet zijn sterkste kant. In zijn overtuiging verkoopt een goed product zich zelf wel.

Op basis de gehouden interviews met de KBO's van en de 19

(25)

bovenstaande theoretische verschillen tussen ondernemers is de KBO'er als volgt te typeren:

De KBO'er is een vakman die op basis van een concurrerende prijs en en korte termijn prikkels probeert een inkomen te genereren. Een grote meerderheid (95%) van de geïnterviewde KBO'ers gaf namelijk aan de prijsstelling (prijs/kwaliteit) belangrijk was. Daarnaast was men overtuigt van zijn product omdat men niet reclame maakte en toch werk had. Van alle geïnterviewden gaf namelijk 80% aan via de passieve weg klanten te krijgen. Met de verre toekomst (>5 jaar) waren de geïnterviewden echter minder bezig. Een duidelijk beeld over lange termijn kwam niet naar voren ook niet tussen Bbz en niet Bbz ondernemers. De range over de concrete toekomstplannen lag tussen de 75%-85% voor de drie

groepen KBO'ers. Omdat in ondernemingsplannen vaak de eerste drie jaren na het schrijven van het plan worden besproken is er voor gekozen om de toekomstvisie over 5 jaar of verder te achterhalen. De nabije toekomst (korter dan drie jaren) zou op de voorhand namelijk een groot verschil laten zien tussen Bbz en niet Bbz ondernemers, vanwege het ondernemingsplan.

Op basis van de bovenstaande typologieën is de KBO'er te typeren als een mix van: een analyser, reactor, craftsman en een vakman.

2.7 Ondernemerschap

In tegenstelling tot de definitie van de ondernemer gaat het bij te definiëren van het ondernemerschap niet om een individu maar om het proces. Het ondernemerschap valt in de wetenschap uiteen in drie disciplines, namelijk: economie, psychologie en sociologie. Volgens de psychologisch dimensie gaat het voornamelijk om de set van karakter eigenschappen en vaardigheden die een ondernemers bezit. In de economische invalshoek gaat het om de waardecreatie en de sociologische benadering geeft interactie tussen de

ondernemer en zijn omgeving weer. Door deze invalshoeken

circuleren er veel theorieën over het entrepreneurship. Enkele daar van zijn:

Timmons(1989)definieert het ondernemerschap als volgt: The ability to create and build something from practically nothing. It is initiating doing, achieving and building an

enterprise of organization, rather than just watching, analyzing or describing one. It is the knack for sensing an opportunity where others see chaos, contradiction and confusion. It is the ability to build a 'founding team' to complement your own skills and talents. It is the know-how to find, marshal an control resources and to make sure you don't run out of money when you need it most. Finally, is is the willingness to take calculated risks, - both personal and financial – and then do everything possible to get the odds in your favor.

(26)

Dit is een typische psychologische benadering. De dimensies economie en sociologische zijn hier ondervertegenwoordigd. De definitie van Gartner(1994)bevat wel alledrie dimensies. Hij omschrijf entrepreneurship als:

A process of innovation and new venture creation through four major dimensions- individual organization, environment and process.

Driessen (2005) ziet ondernemerschap als:

“kansen benutten door middel van een eigen bedrijf of binnen een groter bedrijf waarmee waarde wordt gecreëerd voor het individu en de omgeving”.

Ook in deze theorie komen de drie dimensies weer voor. Omdat deze zienswijze beter past bij de te onderzoeken KBO's wordt deze theorie van het ondernemerschap gebruikt voor dit onderzoek.

2.7.1 Ondernemerschap aan te leren

Na de opsomming van de karaktereigenschappen in de vorige paragraaf rijst wellicht de vraag of het ondernemerschap voor enkelingen die deze eigenschappen bezitten is weggelegd of dat je entrepreneurship kunt aanleren. Zoals al in de inleiding van dit onderzoek is vermeld zijn er momenteel een aantal Middelbare- en Hogere beroepsopleidingen, die opleidingen verzorgen voor

potentiële ondernemers. In de literatuur is er echter weinig bekend over de mogelijkheden ondernemerschap aan te leren. Harlaar en Droste (2004) maken de vergelijking tussen ondernemerschap en management. Twintig jaar terug zo stellen zij was management ook niet aan te leren, dat moest namelijk in je bloed zitten.

Tegenwoordig is management een algemeen begrip dat zeker aan te leren valt. Harlaar en Droste geloven dat het

ondernemersopleidingen een soort gelijke weg zal bewandelen als de managementopleidingen. Uit eigen ervaring weet ik dat je mensen kunt coachen naar en in het ondernemerschap maar dat daarvoor wel van de cursist een actieve houding moet worden verlangd. Bovendien zo is mijn ervaring moeten de potentiële ondernemers wel een

prestatiedrang hebben en een interne locus of control bezitten of bereid zijn om de externe locus of control aan te passen. Zonder deze elementen heeft de potentiële ondernemer minder kans van slagen.

2.8 Samenvatting

In dit hoofdstuk is op basis van de literatuur en interviews onderzocht hoe een KBO'er te omschrijven valt.Een bouw-ondernemer is iemand die voor eigen rekening en risico productiefactoren aantrekt en combineert ten einde hiermee een inkomen te genereren. Een bedrijf met een maximale winst van ¼ 50.000 en maximaal twee personeelsleden. KBO'er te typeren als een mix van een analyser, reactor, crafsman en een vakman.

(27)

Hoofdstuk 3 De Bbz 2004

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal eerst een historische blik worden geworpen op de bijstandsverlening in Nederland. Hierna zullen de criteria worden besproken om in aanmerking te komen voor de Bbz regeling 2004. Vervolgens wordt aangegeven voor welke groepen de Bbz bedoelt is. Daarna zal het ondernemersplan besproken worden. Dit plan geldt als initiatie voor startende ondernemers.

3.2 Historie bijstandsverlening

Op basis van verschillende overheidssites als www.Overheid.nl of

www.szw.nl is het volgende overzicht van de historie van de bijstandsverlening door de jaren heen samengesteld.

In de vorige eeuw ging men er vanuit, dat familie, kerk, of andere instellingen die burgers in hun onderhoud hielpen die geen inkomen hadden. Vaak werd in die tijd bijstand verleend in natura. Als burgers al recht hadden dan gold de verhaalsplicht. Dit betekende dat als men weer over inkomen kon beschikken dat men het geleende bedrag moest terug betalen. Zelfs de kinderen van de schuldenaren werden aan de verhaalsplicht onderworpen, als de ouders niet in staat waren het geleende geld terug te betalen. Pas in 1965 toen de Algemene bijstandswet van kracht werd kregen burgers formeel recht op bijstand.

Hierin werd ook een speciale regeling voor kleine zelfstandigen opgenomen. De speciale regeling voor zelfstandigen kreeg de naam Rijksgroepsregeling Zelfstandigen (RZ).

Een regeling voor gevestigde zelfstandigen met als mogelijkheden een uitkering voor levensonderhoud van maximaal 1 jaar en een ongelimimiteerd bedrijfskrediet.

Halverwege de jaren 80 ging het steeds minder met de economie in Nederland en steeg de werkloosheid. Aan de ene kant moesten vele kleine zelfstandigen het bedrijf sluiten en aan de andere kant probeerde steeds meer langdurig werklozen die op de arbeidsmarkt geen baan in loondienst konden vinden een eigen bedrijfje te starten. Mede om die reden kwam er in 1987 een nieuw

Bijstandsbesluit voor Zelfstandigen (BZ), dat niet alleen meer was gericht op gevestigde en oudere zelfstandigen, maar ook op

stoppers en starters. Toen er in 1996 een vernieuwde Abw kwam werd ook het BZ vernieuwd. Er kwam een nieuw besluit, het huidige

besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz). De doelgroepen werden uitgebreid met de arbeidsongeschikte zelfstandige en kwam er naast bijstand voor kredieten ook de mogelijkheid voor bijstand als borgstelling voor een lening bij de bank. Verder werden de uitkeringen voor starters en stoppers verruimd.

(28)

In de toekomst wordt de bijstandsverlening aan zelfstandigen neergelegd in een aparte wet, waarin zoveel mogelijk bestaande sociale zekerheidsregelingen voor zelfstandigen worden opgenomen. Deze zelfstandigen wet gaat in elk geval gelden voor de huidige doelgroepen van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen, met uitzondering de personen die zich bevinden in de

voorbereidingsfase ter oriëntatie op het zelfstandig ondernemerschap, en voor de doelgroepen van de Wet

inkomstenvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz).

Vooruitlopend op deze zelfstandigenwet is besloten om de

bijstandsverlening aan zelfstandigen niet op te nemen in de Wet werk en bijstand (Wwb). In verband met het vervallen van de Algemene bijstandswet (Abw) zijn de bepalingen die in deze wet zijn opgenomen en die betrekking hebben op de bijstandsverlening aan zelfstandigen naar het Bbz 2004 overgebracht.

3.3. De criteria voor de Bbz 2004

Om voor de Bbz 2004 in aanmerking te komen voor moet de ondernemer aan een aantal basisvoorwaarden voldoen deze voorwaarden worden hieronder weergegeven.

z De ondernemer is tussen 18 en 65 jaar

z Bezit Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfsvergunning

z Het bedrijf is in principe levensvatbaar (na

bijstandsverlening) en voldoet aan de wettelijke eisen van rechtmatige vestiging

z Het bedrijf is in Nederland gevestigd, waarbij minder dan 50 % van de omzet in het buitenland gegenereerd mag worden. z De aanvrager moet voldoen aan het uren-criterium dat ook

geldt voor zelfstandigenaftrek1 (dit is minimaal 1.225 uur per jaar)

z Er mag geen sprake zijn van andere

financieringsmogelijkheden, bijvoorbeeld financieringsmogelijkheden van een bank.

z Een combinatie van financieringsmogelijkheden kan ook, bijvoorbeeld de bank de helft en via het Bbz de helft. De borgstelling door het BBZ kan er voor zorgen dat de bank van de ondernemer wel een (gedeelte van) de lening verstrekt. De ondernemer heeft geen recht op het periodiek Bbz-uitkering wanneer hij een vermogen heeft dat groot genoeg is, om een lening bij een bank te kunnen krijgen. Onder het vermogen2 wordt in deze context de gereserveerde winsten, de overige reserves en de bank en spaartegoeden verstaan. Als het vermogen per 1 juni 2007 groter dan ¼ 164.677,00 dan heeft het Bbz altijd de vorm van een

lening.De definitieve vaststelling van het begrip vermogen en de onderverdeling hiervan wordt, in het volgende hoofdstuk besproken.

1 Voor de zelfstandigenaftrek hanteert de Belastingdienst de criteria die vermeld zijn op pagina 11

2 Het hier vermelde vermogen is het totale privé-vermogen, dit vermogen wijkt af van het bedrijfseconomisch vermogensbegrip

(29)

23

Wanneer het eigen vermogen kleiner is dan ¼ 38.701,- (per 1 januari 2007) kan de ondernemer bijstand krijgen.

Deze bijstand hoeft hij niet terug te betalen en kan hij ook krijgen wanneer het eigen vermogen minder dan 30 procent van het totaal vermogen is.

3.4. Doelgroepen van het Bbz 2004

Zoals eerder vermeld is het Bbz bedoeld ter ondersteuning van zelfstandigen die tijdelijk in financiële problemen zijn geraakt of dreigen te raken en voor mensen die een bijstandsuitkering of een WW-uitkering ontvangen en die van plan zijn een eigen bedrijf te starten. Het Bbz 2004 onderscheidt een vijftal soorten groepen binnen deze wet, namelijk:

- Gevestigden - Starters

- ondernemers ouder dan 55 jaar - Arbeidsongeschikte zelfstandigen − beëindigers van de onderneming

Voor dit onderzoek zijn alleen de bovenste drie groepen relevant. Omdat de onderste twee groepen vanwege andere motieven in het Bbz zitten en daardoor de uitkomst van dit onderzoek zal beïnvloeden. Van deze groepen zal een beschrijving worden gegeven. Bovendien zal het Bbz zo worden vertaald dat inzichtelijk wordt hoe het Bbz de specifieke groep kan faciliteren.

3.4.1. Gevestigde ondernemers

Onder een gevestigde ondernemer (minimaal 36 maanden actief als ondernemer)wordt verstaan een entrepreneur die al enige tijd bezig is voor eigen rekening en risico productiefactoren aan te trekken en te combineren ten einde hiermee een inkomen te genereren. Deze omschrijving is gebaseerd op de in het vorig hoofdstuk gegeven definitie van een ondernemer. Deze groep van gevestigde

ondernemers die een beroep doet op het Bbz zijn personen die tijdelijk in een bedrijfscrises komen door financiële problemen. Volgens Bronkhorst (2000) zijn er twee groepen veroorzakers van bedrijfscrisissen. Dit zijn bedrijfsinterne factoren en

bedrijfsexterne factoren. De laatstgenoemde factoren blijven vanwege de in het vorige hoofdstuk genoemde Locus of Control in dit rapport buiten beschouwing.

Onder de bedrijfsinterne factoren staan de ondernemer en zijn ondernemerseigenschappen en kenmerken centraal. De interne oorzaken worden verdeeld in: marketingproblemen, financiële factoren, personeelsfactoren en gezondheidsfactoren. Puntsgewijs zullen de oorzaken van deze factoren nu worden besproken.

(30)

24

Marketingproblemen

Bij deze moet men denken aan een gebrek aan klanten. Ook onvoldoende marktverkenning speelt een rol, Bronkhorst (2000) stelt dat slechts 10% van de starters een marktonderzoek heeft gedaan of laten doen.

Financiële factoren

De belangrijkste redenen waardoor een ondernemer in financiële problemen kan komen zijn:

z Omzet lager dan begroot/kosten hoger dan begroot, resulterend in een lagere winst

z omzet komt langzaam op gang, terwijl kosten gemaakt moeten worden

z Afnemers betalen niet of niet op tijd

z Aanloopkosten en investeringen hoger dan begroot

z Overzicht ontbreekt, doordat er geen administratie wordt bijgehouden

Personeelsfactoren

Deze factor van interne oorzaken van een bedrijfscrises komt omdat, vaak de personeelslasten worden onderschat door de ondernemer.

Administratieve verslaglegging

Deze vierde factor die door Bronkhorst wordt genoemd gaat over de slechte administratieve verslaglegging. Vele ondernemers

begrijpen zelf weinig van een winst en verliesrekening of een balans. Uit eigen ervaring weet ik dat de KBO's die in het cliënten bestand van mijn bedrijf zitten allang blij zijn dat iemand voor hun de aangiften verzorgt. Toch is een financieel inzicht in je bedrijf zeer belangrijk. In het laatste hoofdstuk van dit onderzoek zal worden gekeken of er na een door de overheid betaald adviestraject, de kennis van de balanspost eigen vermogen toe is genomen.

Organisatie en management

De voorlaatste factor is nauw verbonden met de marketingproblemen en de administratieve verslaglegging, door van beide net genoemde factoren te weinig kennis te hebben, leidt vaak tot mismanagement en een organisatie die achter de feiten aanloopt.

Gezondheidsfactoren

De laatste factor zijn gezondheidsfactoren. Het ontstaan van een crisis kan ook liggen in de gezondheid van de ondernemer.

(31)

25

Het krijgen van bijvoorbeeld een hernia wat relatief vaak voorkomt bij KBO's kan er voor zorgen dat men enige tijd uit de roulatie is. Door niet productief kunnen zijn voor het eigen bedrijf kan er dus geen of minder inkomen worden gegenereerd. Dit heeft weer tot gevolg dat vaste zakelijk lasten als de bijvoorbeeld de lease van een bedrijfsauto niet meer kan worden betaald.

Mocht een gevestigde ondernemer in een bedrijfscrises terecht komen dan kent het Bbz een aantal mogelijkheden voor het bieden van bijstandsverlening aan de gevestigde ondernemer. Deze

mogelijkheden zijn:

z Het verstrekken van een rentedragende lening, waarbij het maximumbedrag ¼ 168.995 is, dat in tien jaar moet worden terugbetaald.

z Borgtocht voor een lening bij een bank. De gemeente staat in dat geval garant voor een lening die door de bank van de ondernemer wordt verstrekt.

z Een periodieke uitkering vult het inkomen aan tot de bijstandsnorm. Deze uitkering mag 12 maanden duren. De gemeente bepaalt aan de hand van het inkomen uit het voorafgaande jaar of er eventueel wat terug moet worden betaald. In principe is de periodieke lening, een renteloze lening.

z Daarnaast kunnen zelfstandigen, die weliswaar voldoende inkomsten hebben om zich te redden, maar geen

reserveringscapaciteit hebben voor noodzakelijke investeringen, eenmalig in aanmerking komen voor een bedrijfskapitaal.

3.4.2 Startende ondernemers

Het Bbz 2004 biedt ook mogelijkheden aan mensen die een bedrijf willen starten vanuit een uitkeringssituatie, of die recht hebben op een Werkloosheidswet uitkering, of Wet Werk en Bijstand

uitkering met als uiteindelijk doel om zelf in hun eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Beide uitkeringen zullen hierna worden afgekort tot WW en WWB Bij een WW-uitkering of WWB-uitkering wordt ook gekeken naar de inkomsten van de partner. De totale inkomsten exclusief WW mogen niet hoger zijn dan

bijstandsniveau.

De aspirant ondernemer die zich via de gemeentelijke sociale dienst meldt kan zich maximaal een jaar lang oriënteren op het ondernemerschap. Tijdens deze periode mag de bijstandsuitkering behouden worden en geldt vaak een vrijstelling van de

sollicitatieplicht. De potentiële ondernemer ontvangt een Bbz uitkering op grond van artikel 2 lid 3 van het Bbz 2004

(voorbereidingsjaar zelfstandigen). 26

(32)

Door de uitkeringsinstaties wordt de potentiële ondernemer verwezen naar een externe adviseur, die de aspirant ondernemer test op zijn kwaliteiten en uiteindelijk zal adviseren of hij in aanmerkingen komt voor het voorbereidingsjaar zelfstandigen. In sommige gevallen moet er een startkapitaal worden aangevraagd. Voor de onderzochte groep ondernemers moet men bij een

startkapitaal bijvoorbeeld denken aan gereedschappen. Onder bepaalde voorwaarden kan vanuit het Bbz 2004 een

bedrijfskrediet worden verstrekt tot een bedrag van maximaal ¼ 31.502. De twee belangrijkste voorwaarden hiervoor zijn:

− De cliënt kan geen beroep doet op een voorliggende voorziening. (eigen vermogen, bankkrediet e.d.)

− De onderneming wordt als levensvatbaar beoordeeld door een extern adviesbureau.

3.4.3. Oudere zelfstandigen

De laatste te bespreken groep zijn de oudere ondernemers. Een ondernemer valt in deze groep als hij 55 jaar of ouder is en minstens 10 jaar het ondernemerschap beoefent, dan kan hij op grond van de Bbz in aanmerking komen voor aanvullende bijstand. Hiervoor hoeft de onderneming niet levensvatbaar te zijn, maar moet de ondernemer wel een bruto-jaarinkomen uit zijn onderneming hebben van minimaal ¼ 6.616,- Bovendien mag de ondernemer geen andere inkomstenbronnen hebben, zoals een partner die hem kan onderhouden.

De Sociale Dienst vult dan het inkomen indien nodig aan tot

bijstandsniveau. Als de totale inkomen boven bijstandsniveau komt, dan vordert de sociale dienst het teveel ontvangen bedrag aan uitkering terug. Als het vermogen van de ondernemer in 2007 niet groter is dan ¼ 113.849,- hoeft de ondernemer de ontvangen

bijstand later niet terug te betalen. Heeft de ondernemer meer vermogen, dan is het totaal aan ontvangen bijstand een lening. Aanvullende bijstand stopt als de ondernemer 65 jaar oud wordt. Als oudere zelfstandige kan de ondernemer eventueel ook bijstand krijgen in de vorm van bedrijfskapitaal krijgen. De ondernemer kan maximaal ¼ 8.329,- krijgen (in 2007). Dit bedrag hoeft hij niet terug te betalen, tenzij het vermogen groter was dan ¼ 113.849,- in 2007. Dan is het bedrijfskapitaal geen gift meer maar een renteloze lening.

(33)

3.5 Samenvatting

Verschillende groepen ondernemers kunnen aanspraak maken op het Bbz. Deze groepen zijn gevestigden ondernemers, startende

ondernemers, ondernemers ouder dan 55 jaar, arbeidsongeschikte zelfstandigen en beëindigers van de onderneming. De laatstgenoemde twee groepen vallen buiten dit onderzoek.

Voor gevestigden geldt dat ze tijdelijk in een bedrijfscrisis verkeren. Door tijdig een beroep op het Bbz te doen kan de crisis worden gestopt. Startende ondernemers kunnen zowel uit de WW als de WWB in de Bbz terecht komen. Om van de ene huidige uitkering in de Bbz te komen is het schrijven van een ondernemingsplan verplicht. Pas na bepaling van de levensvatbaarheid door een consulent zelfstandigen van de gemeentelijke sociale dienst kan een fiat worden gegeven voor instroom in de Bbz. In tegenstelling tot de gevestigden en de starters is voor ondernemers boven de 55 jaar geen levenvatbaarheidseis verplicht om een Bbz uitkering aan te vragen.

(34)

Hoofdstuk 4 De Adviseur

4.1 Inleiding

Door een opleving van de conjunctuur zijn er steeds meer administratie-, accountants- en advieskantoren. Bron www.Rabobank.nl/cijfers en trends.

Naast het voeren van de administratie houden accountants- en administratiekantoren zich ook bezig met bedrijfsadvisering. Hierbij moet voornamelijk gedacht worden aan het bespreken van de jaarrapportages en het geven van advies hierbij. Uit eigen

ervaring weet ik dat ondernemers worden gewaarschuwd tegen de te hoge privé opnames. De privé-onttrekkingen gaan namelijk ten koste van de waarde van de onderneming met alle gevolgen van dien. In het volgende hoofdstuk zal hier uitgebreid bij worden stilgestaan. Naast deze administratieve consulten worden ook algemene adviezen gegeven zoals de keuze voor een bepaalde rechtsvorm of

kredietverstrekker. Naast administratie- en accountantskantoren zijn er ook speciale bedrijven die zich bezig houden met de begeleiding van ondernemers die starten vanuit een

uitkeringssituatie.

Bekende kantoren in het Noorden van het Nederland zijn Advisor, IMK (instituut voor Midden- en Kleinbedijf) en Vuurkracht. In dit hoofdstuk zal op de Bbz-advisering worden ingaan. Daarom zullen eerst definities worden gegeven. Hierna zal vanuit de definities van het brede adviesbegrip, worden toegespitst op de rol van externe adviseurs in het Bbz. Tot slot zal in dit hoofdstuk zich focussen op de rol van de adviseurs bij Bbz-trajecten en het verschil tussen ondernemers die geen begeleiding krijgen.

Overigens zullen tussen de begrippen advieswerk en adviesfunctie in dit onderzoek geen onderscheid worden gemaakt. Beide begrippen zullen als synoniemen worden gebruikt.

Definitie adviseur:

Zowel in de literatuur als daarbuiten zijn er vele definities van de adviseur. Er zullen nu een aantal gegeven worden.

Definities adviesfunctie:

Kubr (1996, pag. 18) definieert de adviesfunctie voor organisaties als volgt:

“organisatieadvieswerk is een onafhankelijke professionele advieswerk om managers en ondernemingen te assisteren in het bereiken van doelen en doelstellingen door het oplossen van managment- en organisatieproblemen, het identificeren en

aangrijpen van nieuwe kansen, het bevorderen van leerprocessen en het helpen met de implementatie van verandering”.

(35)

De Raad voor de organisatie-adviesbureaus geeft de volgende definitie:

“De organisatie-adviseur levert ten behoeve van een

opdrachtgever op basis van een overeenkomst een deskundige en onafhankelijke bijdrage aan het vaststellen, analyseren en oplossen van beleidsmatige en organisatorische vraagstukken die zich binnen en/of met betrekking tot een organisatie en/of tussen organisaties voordoen. De organisatieadviseur doet dit door aard en mogelijke oorzaken van deze vraagstukken vast te stellen, door alternatieven voor oplossingen aan te dragen en de redelijkerwijs te verwachten consequenties duidelijk te maken, door methoden en procedures aan te reiken of te ontwikkelen, door veranderingen te begeleiden of anderszins kennis en ervaring ten dienste van de opdrachtgever te stellen."

Twijstra en Keuning(1998) definieerde organisatieadvieswerk als volgt: “het leveren van een onafhankelijke en deskundige advies met betrekking tot het vaststellen en oplossen van

organisatieproblemen en het eventueel assisteren bij de invoering van voorgestelde oplossingen”.

In dit onderzoek zal de definitie van Kubr(1996) worden

gehanteerd, vanwege de voor dit onderzoek zo belangrijke functie in het assisteren in het bereiken van doelen en doelstellingen. Nu de basis is gelegd over wat een adviseur is, zal het vanaf deze paragraaf worden toegespitst op de Bbz-adviseur. Hiervoor worden eerst de soorten adviezen onderscheiden. Daarna wordt het Bbz-traject besproken. In de volgende paragraaf zal zijn rol worden vastgesteld.

4.2. De rol van een Bbz-adviseur

Volgens Kubr(1996)is het belangrijk dat een adviseur kennis heeft van verschillende functies uit het management werkveld. Hij stelt daarom dat de adviseur een generalist moet zijn, teneinde de verbanden te zien die de verschillende functies op elkaar uitoefenen.

Maathuis (1995)is van mening dat het bij het adviseren van

ondernemers beter is om afstand ten opzichte van de ondernemer te houden. Hij stelt dat een adviseur niet op de stoel van de

ondernemers moet gaan zitten. De doelstellingen van MKB- advisering is daarom dan ook meer een klankbordfunctie en de begeleiding bij implementaties.

Uit beide bovenstaande zienswijzen en mijn eigen ervaringen met de Bbz-adviseurs komt een de volgende rol naar voren.

Een Bbz-adviseur is een generalist die begeleidt en fungeert als een klankbord.

(36)

30

Zoals in het hoofdstuk Bbz is besproken doorlopen de cliënten van de Bbz-adviseur verschillende fases. Voor elk van deze fases zijn andere soorten advies noodzakelijk, daarom zullen nu de soorten advies worden behandeld. Maathuis (1995) onderscheidt de volgende adviestypen:

1: Advisering gebaseerd op expertise.

Er worden bij dit type advies alleen maar specialistische adviezen gegeven. Begeleiding of coaching is hier niet aan de orde.

2: Advisering gebaseerd op procesbegeleiding.

De begeleiding speelt in tegenstelling tot het eerstgenoemde adviestype een belangrijke rol. Er wordt door de adviseur gestreefd dat de organisatie zelflerend wordt.

3: Advisering gebaseerd op een klankbordfunctie.

De adviseur speelt de rol van gesprekspartner voor de ondernemer. 4: Advisering gebaseerd op coaching.

Het persoonlijk trainen of begeleiden van de klant staat hier centraal

5: Advisering gebaseerd interim management.

De adviseur is in deze rol een interim manager. Hij is dus een soort van ondernemer.

6: Advisering gebaseerd op arbitrage.

Bij dit laatste type ligt de nadruk op het adviseren in conflicten die in een organisatie heersen. Vanuit dit onderscheidt zal nu het Bbz-traject behandeld worden. Een Bbz-adviseur vervult namelijk verschillende rollen in de stadia van het Bbz-traject.

4.

3. Het Bbz-traject

Zodra een aspirant ondernemer zich meldt bij een consulent zelfstandigen van de sociale dienst wordt hij getoetst op zijn ondernemerskwaliteiten. Voor het toetsen zijn een tweetal

wetenschappelijke methoden ontwikkeld, die nu besproken worden.

4.3.1. Het Advisormodel

Het Advisormodel is een speciaal voor het bedrijf Advisor ontwikkelde tool om potentiële starters te beoordelen op ondenemerskwaliteiten.

Dit model bestaat uit drie niveaus. De onderste laag staat voor de

(37)

Het eerste niveau, coachbaarheid, betreft de ondern Hierbij gaat het om de onderwerpen achtergrond en p intern gedreven motivatie en ondernemerseigenschapp

mate van coachbaarheid van de ondernemer bepalen. Daarnaast is mogelijk om het systeem te verlaten als mocht blijk

uiteindelijk niet haalbaar is.

Het tweede niveau omvat de ontwikkelingsmogelijkhed uit kennis en vaardigheden, ondernemerskw

het ondernemen zelf. Dit middelste spectrum kijkt n ontwikkelingsmogelijkheden van de ondernemer.

Het derde niveau staat voor rendement. Een goede sa de onderwerpen Product, Markt, Organisatie en Attit termijn leiden tot een renderende en daarmee levens onderneming. Bron: Advisor

4.3.2. De E-scan ondernemerstest

Een ander model dat vaak gebruikt wordt voor de bep ondernemerskwaliteiten is de E

(2005) Dit is net als het advisormodel ook een wete test om de aspirant ondernemers te testen op hun kw de hand van een vragenlijst vergaart potentiële ond op de volgende variabelen: Prestatiegerichtheid, ze dominantie sociale oriëntatie, effectiviteit

doorzettingsvermogen,marktgerichtheid, creativiteit en sociale wenselijkheid. De output van deze test i polar diagram waar gekleurd wordt weergegeven hoe v onder de norm van de gemiddelde ondernemer zit. Op b scores wordt de aspirant entrepreneur in gedeeld in classificaties van een bepaalde rol.

Het eerste niveau, coachbaarheid, betreft de ondernemer zelf. Hierbij gaat het om de onderwerpen achtergrond en privésituatie, intern gedreven motivatie en ondernemerseigenschappen, welke de

aarheid van de ondernemer bepalen. Daarnaast is mogelijk om het systeem te verlaten als mocht blijken dat een plan uiteindelijk niet haalbaar is.

Het tweede niveau omvat de ontwikkelingsmogelijkheden deze bestaan uit kennis en vaardigheden, ondernemerskwaliteiten en attitude en het ondernemen zelf. Dit middelste spectrum kijkt naar de

ontwikkelingsmogelijkheden van de ondernemer.

Het derde niveau staat voor rendement. Een goede samenhang tussen de onderwerpen Product, Markt, Organisatie en Attitude moet

termijn leiden tot een renderende en daarmee levensvatbare Advisor (2003)

scan ondernemerstest

Een ander model dat vaak gebruikt wordt voor de bepaling van ondernemerskwaliteiten is de E-scan ondernemerstest van Driess (2005) Dit is net als het advisormodel ook een wetenschappelijke test om de aspirant ondernemers te testen op hun kwaliteiten. Aan de hand van een vragenlijst vergaart potentiële ondernemer scores op de volgende variabelen: Prestatiegerichtheid, zelfsta

dominantie sociale oriëntatie, effectiviteit

doorzettingsvermogen,marktgerichtheid, creativiteit, flexibiliteit en sociale wenselijkheid. De output van deze test is een soort van polar diagram waar gekleurd wordt weergegeven hoe ver je boven of

nder de norm van de gemiddelde ondernemer zit. Op basis van de scores wordt de aspirant entrepreneur in gedeeld in de

classificaties van een bepaalde rol. 32

emer zelf. rivésituatie, en, welke de aarheid van de ondernemer bepalen. Daarnaast is

en dat een plan

en deze bestaan aliteiten en attitude en aar de menhang tussen ude moet op vatbare aling van scan ondernemerstest van Driessen

nschappelijke aliteiten. Aan ernemer scores lfstandigheid, , flexibiliteit s een soort van er je boven of

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bepaalt men het eigen vermogen van de over­ genomen onderneming en daarmee de good­ will volgens methode 2 of 3, dan wijkt de waardering van activa en passiva

vermogensaanwas tot de winst wordt gerekend. De wijze waarop die vermogensaanwas wordt bepaald, op basis van historische kosten of vervangingswaarde, is hiervoor

Aan de andere kant is over eigen vermogen een verschil zichtbaar tussen enerzijds de menin­ gen in de VS en van het IASC (die eigen ver­ mogen zien als de ‘residual

In het eerste geval zijn de emittent en de stor- ter van de middelen onvoorwaardelijk overeen­ gekomen dat de emittent aandelen zal plaat­ sen zodra zulks statutair

Tabel A.6 laat de gemiddelde jaarlijkse lage eigen bijdra- gen zien voor de ZMV-kosten onder de regels van 2009 en 2015, alsmede de omvang en de kosten van de zorg in 2009 voor

In verband met de eis van het verschaffen van een goed inzicht zijn aan het leiden van deze mutaties over de winst- en verliesrekening bezwaren verbon­ den. Enerzijds omdat dit

Onder de vlottende schulden behoren de posten te worden opgenomen die bin­ nen één jaar betaalbaar zijn of aan het eind van de produktie-cyclus, welke

Alhoewel voor beursgenoteerde bedrijven een meer neutrale fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen mogelijk verstandig is, lijkt een belastinghervorming