• No results found

BESTEMMINGSPLAN De Berghorst, fase 2

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "BESTEMMINGSPLAN De Berghorst, fase 2"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESTEMMINGSPLAN

‘De Berghorst, fase 2’

Planstatus: ontwerp Datum: 2022-02-07

IMRO code: NL.IMRO.0189.BP2020000020-ON01

(2)

TOELICHTING

(3)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 3

1 Inleiding ... 4

1.1 Aanleiding ... 4

1.2 De bij het plan behorende stukken ... 4

1.3 Ligging en begrenzing plangebied ... 5

1.4 Planproces en communicatie ... 5

1.5 Geldend bestemmingsplan ... 5

1.6 Opzet van de toelichting... 6

2 De huidige en gewenste situatie ... 8

2.1 Ontstaansgeschiedenis ... 8

2.2 Bestaande ruimtelijke structuur ... 8

2.3 De aanwezige functies ... 10

2.4 Toekomstige situatie ... 10

2.5 Strijdigheid geldend bestemmingsplan ... 12

3 Beleidskader ... 13

3.1 Rijksbeleid ... 13

3.2 Provinciaal beleid ... 15

3.3 Regionaal beleid ... 18

3.4 Gemeentelijk beleid ... 19

4 Randvoorwaarden en onderzoek ... 27

4.1 Inleiding ... 27

4.2 Milieuaspecten... 27

4.3 Waarden ... 38

5 Planbeschrijving... 45

5.1 Inleiding ... 45

5.2 Uitgangspunten ... 45

6 Toelichting op de planregels ... 47

6.1 Algemeen ... 47

6.2 Nadere toelichting op de regels ... 48

7 Uitvoering en handhaving ... 50

7.1 Economische uitvoerbaarheid... 50

7.2 Handhaving van het plan ... 50

8 Inspraak en overleg ... 52

8.1 Inspraak ... 52

8.2 Vooroverleg ... 52

(4)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Recent is de eerste fase van de nieuwbouwwijk De Berghorst in Enter afgerond. De eerste fase is onderdeel van een stedenbouwkundig plan voor een nieuwbouwwijk aan de noordzijde van de dorpskern van Enter tussen de Wierdenseweg en de Entergraven. Het stedenbouwkundig plan is in 2007 opgesteld. Aansluitend aan fase I wordt door de gemeente Wierden fase II voorbereid.

Deze fase bestaat uit de bouw van 39 grondgebonden woningen, een woongebouw met 15 appartementen met de daarbij behorende ontsluitingswegen en groenstructuur.

Stedenbouwkundig plan De Berghorst, fase 2 omlijnd aangegeven (bron: gemeente Wierden)

Deze ontwikkeling is in strijd met het geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan)’ van de gemeente Wierden. Voorliggend bestemmingsplan vormt de planologisch- juridische grondslag voor de realisatie van de nieuwbouwwijk.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan ‘De Berghorst, fase 2’ bestaat uit de volgende stukken:

• Regels;

• Verbeelding.

In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen

(5)

aangegeven. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting waarin de aanleiding, de motivering en een beschrijving van de planopzet zijn opgenomen.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt ten noorden van de bebouwde kom van Enter, rondom het perceel aan de Wierdenseweg 24 en sluit aan de zuid-oostzijde aan op de eerste fase van de uitbreidingswijk De Berghorst. Aan de west-, noord- en oostzijde wordt het plangebied omgeven door het agrarische buitengebied van Enter. De Wierdenseweg en de Entergraven vormen respectievelijk west- en oostgrens van het plangebied. De noordzijde is niet scherp begrensd. Deze grens ligt in een

agrarisch perceel ten noorden van de woning aan de Wierdenseweg 24. Aan de zuidzijde omsluit het plangebied een aantal percelen van woningen aan de Wierdenseweg.

Ligging van het plangebied aangegeven op de topografische kaart (bron: www.opentopo.nl).

Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Wierden sectie E, nummers 9606, 6956, 9815, 9816 en ten dele 10216 en 10623. Het plangebied heeft een oppervlak van circa 58.140 m².

1.4 Planproces en communicatie

Tijdens het planproces is aandacht besteed aan het creëren van maatschappelijk draagvlak en de daarvoor noodzakelijke communicatie met belanghebbenden:

• Landelijke website (www.ruimtelijkeplannen.nl): het bestemmingsplan wordt op de landelijke website gepubliceerd;

• Overlegpartners: conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening heeft vooroverleg plaats gehad met:

o Provincie Overijssel o Waterschap Vechtstromen.

• Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegd.

1.5 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied gelden twee bestemmingsplannen. Voor het westelijke deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan)'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 2 juli 2013. Het plangebied is in dit bestemmingsplan grotendeels bestemd als 'Agrarisch'. Deze gronden zijn bedoeld voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Binnen deze

(6)

bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 2 meter. Tevens geldt voor het plangebied de gebiedsaanduiding

'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.

Voor het zuidoostelijke deel van het plangebied, dat de grens met de eerste fase van De Berghorst vormt, geldt het bestemmingsplan 'De Berghorst 2015'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 26 april 2016. Het plangebied kent in dit bestemmingsplan grotendeels de bestemming 'Groen'.

Daarnaast is een deel van het plangebied bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemmingen zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen ten dienste van de bestemming toegestaan.

Uitsnede van de verbeelding ter plaatse van het plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Voor het plangebied gelden verder de bestemmingsplannen 'Paraplubestemmingsplan bouw van gebouwtjes voor algemeen belang', vastgesteld op 9 december 2014, en 'Paraplubestemmingsplan Parkeren gemeente Wierden', vastgesteld op 10 juli 2018. Het 'Paraplubestemmingsplan bouw van gebouwtjes voor algemeen belang' is bedoeld om de bouw van kleine gebouwen, zoals een aardappelkelder; ingericht als rustpunt, toiletvoorziening/schuilgelegenheid langs wandelpaden, klein schoapskot, schuilhut voor gemeenschappelijk belang of een bijenstal, in het buitengebied en in de dorpsranden mogelijk te maken. In het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren gemeente Wierden' zijn de parkeernormen zoals deze worden gehanteerd vastgelegd.

1.6 Opzet van de toelichting

De toelichting van het bestemmingsplan ‘De Berghorst, fase 2’ is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd:

• Hoofdstuk 2: een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie. De

ontstaansgeschiedenis, ruimtelijke structuur en de aanwezige functies worden hier besproken;

• Hoofdstuk 3: een korte schets van het/de beleidskader(s) voor zover van toepassing;

• Hoofdstuk 4: Randvoorwaarden en onderzoek ten behoeve van de planuitvoering. Hier spelen milieuaspecten en waarden een rol;

• Hoofdstuk 5. De planbeschrijving. Hier staat de planologische afweging;

• Hoofdstuk 6. De toelichting op de regels. De gebruikte bestemmingen en aanduidingen worden hier toegelicht;

• Hoofdstuk 7. Uitvoering en handhaving. Hierbij wordt onder meer ingegaan op de grondexploitatie;

(7)

• Hoofdstuk 8. Hier staan de resultaten van het gevoerde overleg en de inspraak.

(8)

2. De huidige en gewenste situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het gebied rondom het plangebied staat historisch bekend als De Berghorstblok. Dit gebied ligt langs de noordelijke rand van de es waar in de loop van de tijd, als een bebouwingslint langs de oostflank van de es, de dorpskern van Enter op is ontstaan. De Berghorstblok ligt daarmee op de overgang van de es naar het broek- en heidelandschap langs de Entergraven, de Elsgraven en de Regge. Het gebied heeft altijd een agrarische functie gehad. Halverwege de zeventiende eeuw wordt voor het eerst melding gemaakt van bewoning op deze locatie op de havezate De Berghorst. Deze burcht lag tussen de reeds bestaande Wierdenseweg, de watergang Entergraven en de Ypeloweg. In 1818 worden het gebouw en de grond geveild. De burcht wordt daarna gesloopt.

Topografische kaart uit 1900 met daarop globaal de ligging van het plangebied aangegeven (bron:

www.topotijdreis.nl)

Het dorpslint van Enter breidt in de loop van de negentiende en twintigste eeuw uit in noordelijke richting. Na de Tweede Wereldoorlog worden ten oosten en westen van het dorpslint planmatig opgezette uitbreidingswijken gebouwd. Met de bouw van De Berghorst wordt het laatste beschikbare agrarische gebied ten noorden van Enter tussen Wierdenseweg en de Entergraven volgebouwd.

2.2 Bestaande ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van het plangebied wordt bepaald door de Wierdenseweg, de Entergraven en de noordelijke rand van de bebouwde kom van Enter. Het plangebied heeft een agrarisch en open karakter en bestaat grotendeels uit weilanden. De randen van het plangebied worden bepaald door beplanting en bebouwing langs de Wierdenseweg. Langs de Entergraven komt geen

structurele opgaande beplanting voor. Het gebied tussen de Wierdenseweg en de Entergraven kent een onregelmatige blokvormige verkaveling met percelen van wisselend formaat.

(9)

Luchtfoto van het plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Vlak ten noorden van het plangebied ligt het voormalige agrarische erf op het perceel aan de Wierdenseweg 24. Dit erf is met een rechte toegangsweg verbonden met de Wierdenseweg. De weg en het erf worden gemarkeerd door bomen. De achterkanten van de woonpercelen langs de

Wierdenseweg worden door hagen en singels met enkele solitaire bomen afgescheiden van het agrarische gebied. In het oostelijke deel, grenzend aan de eerste fase van De Berghorst en de Entergraven ligt een natuurspeeltuin. Aan de west- en noordzijde wordt de speeltuin omgeven door een singel van bomen met beperkte onderbegroeiing.

Zicht over het plangebied vanaf de Leemhorst met centraal gelegen de woning op het perceel aan de Wierdenseweg 24

(10)

Zicht over het plangebied van de Wierdenseweg, ter plaatse van de aansluiting met de Eversdijk

2.3 De aanwezige functies

Het plangebied heeft hoofdzakelijk een agrarische functie en gedeeltelijk een groen-functie. Op grond van de geldende bestemmingsplannen ‘Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan)’ en 'De Berghorst 2015' komen in het plangebied de bestemmingen 'Agrarisch', 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' voor.

2.4 Toekomstige situatie

Stedenbouwkundig plan De Berghorst 2007

Ten behoeve van de uitbreidingswijk De Berghorst is in 2007 een stedenbouwkundig plan gemaakt.

Het stedenbouwkundige plan voorziet in de bouw van 271 woningen (60 rijwoningen, 138 twee- onder-één kap woningen, 49 vrijstaande woningen en 24 appartementen.

(11)

Het stedenbouwkundig plan uit 2007 (bron: gemeente Wierden)

In het stedenbouwkundig plan bestaat drie woonvelden die zijn ingebed in een hoofdgroenstructuur.

De woonvelden en de groenstructuur hebben een langwerpige vorm die parallel loopt aan de Wierdenseweg en de Entergraven. Op twee plekken wordt de structuur doorbroken door een smalle groenstructuur die de verbinding legt tussen de Wierdenseweg en de Entergraven.

In het stedenbouwkundig plan wordt De Berghorst op vier plekken ontsloten. Fase I wordt aan de oostzijde ontsloten op de Ypeloweg. Tussen fase I en fase II is een ontsluitingsweg aangelegd, die aansluit op de Wierdenseweg. Als noordelijke begrenzing van fase II is een tweede aansluiting op de Wierdenseweg voorzien. Vlak ten zuiden van het punt waar de Wierdenseweg en de Entergraven elkaar kruisen is de derde aansluiting op de Wierdenseweg voorzien.

De woonvelden zijn ingevuld met grondgebonden woningen, waarbij de woningen zoveel mogelijk zijn georienteerd op de groenstructuur of een centraal door het woonveld geprojecteerde as met een nadrukkelijk groene uitstraling. Centraal in de groenstructuur en op de plek waar de verschillende woonvelden bij elkaar komen is het woongebouw voorzien.

De Berghorst, fase 2

Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van de tweede fase van nieuwbouwwijk De Berghorst.

Deze fase ligt centraal in het stedenbouwkundig plan en min of meer parallel aan de Wierdenseweg.

In het stedenbouwkundige plan is één woonveld opgenomen, die bestaat uit twee parallel lopende stroken. Centraal in het woonveld ligt een brede woonstraat, waar aan de noordzijde een

groenstrook met bomen en parkeren is opgenomen. Mede doordat het woonveld aan alle zijde is omgeven door de hoofdgroenstructuur heeft fase II een groene uitstraling. Het plangebied wordt in het noorden ontsloten via de Wierdenseweg en in het zuiden via de Berghorst fase I (aantakkend op de Leemhorst).

(12)

Verkavelingsplan De Berghorst, fase 2, november 2021 (bron: gemeente Wierden)

Woningbouwprogramma De Berghorst, fase 2

In afwijking van het stedenbouwkundig plan uit 2007 voorziet fase II in 102 grondgebonden woningen en een woongebouw met 15 appartementen. De 102 grondgebonden woningen zijn onderverdeeld in 36 rijwoningen, 46 twee-onder-één-kap woningen en 20 vrijstaande woningen.

Wijzigingen in de lokale woningbouwmarkt en nieuwe regionale woningbouw afspraken hebben geleid tot aanpassing van woningbouwprogramma ten opzichte van het stedenbouwkundig plan uit 2007.

Groenplan en te kappen bomen

Om het plan mogelijk te maken worden bomen en andere groenstructuren in het plangebied gekapt.

Ter compensatie zijn er in het stedenbouwkundig plan nieuwe bomen opgenomen. Hiervoor is een groenplan opgesteld. Het groenplan en een kaart met de te kappen bomen als bijlage 1 opgenomen in de bijlagen bij toelichting van het bestemmingsplan.

2.5 Strijdigheid geldend bestemmingsplan

Het stedenbouwkundig plan voorziet in de functies wonen, verkeer en groen ten behoeve van de bouw van een nieuwbouwwijk. Deze functies zijn in strijd met de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Wonen' uit het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan)'.

(13)

3. Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft de rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de structuurvisie maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door het Rijk worden ingezet. De huidige financiële kaders zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van de ambities. Verschillende nationale belangen kennen een juridische doorwerking welke zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, ook bekend als AMvB Ruimte).

De structuurvisie bepaalt de ambities voor Nederland in 2040. Deze hebben betrekking op de concurrentiekracht, bereikbaarheid, en leefbaarheid en veiligheid van Nederland. Voor deze drie doelen worden 13 onderwerpen van nationaal belang genoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor zij verantwoordelijk is en waarop het resultaat wil boeken. De benoemde nationale belangen zijn:

1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren;

2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;

3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;

4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;

5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen;

6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;

7. Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;

8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s;

9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;

10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;

11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;

12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;

13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Toetsing van het initiatief aan de Structuurvisie voor Infrastructuur en Ruimte

De voorgenomen ontwikkeling raakt geen nationale ruimtelijke belangen zoals benoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Met ingang van 1 oktober 2012, is in artikel 3.1.6, tweede en derde lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (hierna: de Ladder)

opgenomen. In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet vanaf genoemde datum beschreven worden dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Deze onderbouwingsplicht geldt tevens voor andere planologische besluiten, zoals de omgevingsvergunning voor het buitenplans afwijken, het uitwerkings- en wijzigingsplan en de provinciale ruimtelijke verordening.

(14)

Per 1 juli 2017 is artikel 3.1.6, tweede en derde lid Bro (de Ladder) gewijzigd. Per genoemde datum is het de bedoeling dat bij het toepassen van de Ladder wordt beschreven welke behoefte aan de ontwikkeling bestaat, en als de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, een motivering waarom niet binnen het bestaande stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Wettelijk kader

De twee treden van de Ladder schrijven vooraf geen bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale

omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.

De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is verankerd in artikel 3.1.6 van het Bro. In artikel 1.1.1 Bro worden de relevante begrippen 'stedelijke ontwikkelingen' en 'bestaand stedelijk gebied' gedefinieerd:

• Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;

• Bestaand stedelijk gebied (BSG): bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en

infrastructuur.

Toetsing van het initiatief aan de Ladder voor duurzame verstedelijking

De eerste trede van de Ladder betreft het bepalen van de aansluiting van de betreffende stedelijke ontwikkeling bij de regionale behoefte. De voorgenomen ontwikkeling is aan te merken als een stedelijke ontwikkeling zoals gedefinieerd in artikel 1.1.1 Bro. In 2019 heeft voor de gemeente Wierden een actualisatie van het woningmarktonderzoek plaatsgevonden. Uit dit onderzoek blijkt dat met name voor goedkope ( < €200.000) en betaalbare (< €350.000) rij- en twee-onder-één-kap woningen sprake is van beperkte keuzeruimte en toegenomen actuele druk op de markt. Specifiek voor Enter wordt een kwantitatieve woningbehoefte van 145 woningen tot 2025 voorzien. Uit de kwalitatieve woningbehoefte blijkt tot slot dat in de categorieën koop rijwoningen (zowel goedkoop als betaalbaar) en twee-onder-één-kap woningen (zowel goedkoop als betaalbaar) tot 2030 behoefte blijft aan deze woningtypen. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van voornamelijk rijwoningen en twee-onder-één-kap woningen en voorziet derhalve in de regionale behoefte naar dit type woningen. Tevens past de kwantitatieve toevoeging van 117 woningen binnen de geraamde woningbehoefte tot 2025.

De tweede trede van de Ladder betreft de situering van de stedelijke ontwikkeling: bevindt de ontwikkeling zich niet binnen Bestaand stedelijk gebied (BSG), dan dient gemotiveerd te worden dat er geen andere locaties binnen BSG beschikbaar zijn waar de voorgenomen ontwikkeling

gerealiseerd kan worden.

De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats in het buitengebied, grenzend aan het bestaand stedelijk gebied van Enter. In de Structuurvisie Wierden (zie paragraaf 3.4) is het plangebied aangewezen als toekomstig woongebied. Echter gezien de omvang van de voorgenomen ontwikkeling zijn geen andere locaties beschikbaar binnen het bestaand stedelijk gebied van Enter die geschikt zijn voor deze ontwikkeling.

Conclusie Rijksbeleid

De voorgenomen ontwikkeling niet in strijd is met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en past binnen de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

(15)

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel 2017

De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel zijn op 12 april 2017 vastgesteld. In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van het streekplan, Verkeers- en Vervoersplan, Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan. Deze visie is opgesteld met een doorkijk tot 2030. In de Omgevingsverordening zijn instructies opgenomen ten aanzien van de inhoud van de juridisch-planologische documenten. In deze paragraaf komt als eerste de visie aan bod en in navolging hierop de verordening. Op 13 november 2019 is door de Provinciale Staten van Overijssel de Actualisatie Omgevingsvisie Overijssel 2018/2019 vastgesteld. De aanpassingen van de Omgevingsvisie die met de Actualisatie 2018/2019 zijn doorgevoerd zijn op 1 december 2019 in werking getreden. Met de Actualisatie 2018/2019 is de Omgevingsvisie weer bij de tijd gebracht.

Omgevingsvisie

In de visie op de ruimte worden in Overijssel zes ontwikkelingsperspectieven onderscheiden: drie voor de Groene Omgeving en drie voor de Stedelijke Omgeving. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.

Voor de omgevingsvisie heeft de provincie twee thema’s die leidend zijn voor alle beleidskeuzes:

duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen in projecten en regels. Ontwikkelingsperspectieven schetsen de

ontwikkelingsrichtingen voor gebieden. Voor de groene omgeving worden de volgende ontwikkelingsperspectieven geschetst:

• Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap;

• Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap;

• Zone ondernemen met natuur en water (ONW).

In de omgevingsvisie schrijft de provincie dat zuidwest-Twente een veelzijdig landbouw-, natuur- en recreatiegebied blijft met grote en kleine kernen in een karakteristiek Twents verstedelijkingspatroon, met een kenmerkend bekenstelsel. Op afbeelding 2 is te zien dat het plangebied in de zone met ontwikkelingsperspectief ‘wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap’ ligt.

Afbeelding 2: Uitsnede Omgevingsvisie ontwikkelingsperspectieven (plangebied blauw omlijnd).

(16)

Stedelijk gebied

De Omgevingsvisie is opgesteld in het licht van diverse ontwikkelingen die in de provincie Overijssel gaande zijn. Deze ontwikkelingen spelen op het gebied van de fysieke leefomgeving. Hierbij is sprake van:

• een afname van de groei en verandering van de samenstelling van de bevolking;

• een afname van de werkgelegenheid met 10% tot een groei van 20%;

• een stijgende vraag naar woningen tot 2030, vooral in de grote steden;

• een toename van de mobiliteit tot 2040. Het goederenvervoer stijgt daarbij sneller dan het personenvervoer.

De provincie wil de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren, met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. De leefomgeving moet geschikt zijn voor de grote diversiteit aan activiteiten die mensen in de provincie Overijssel willen ondernemen (ruimtelijke kwaliteit). De opgave voor de komende jaren ligt vooral in het waarborgen van een goede afstemming tussen vraag en aanbod, gerelateerd aan de

verschillende doelgroepen. Naast een kwantitatieve opgave is dit, gelet op de sterk veranderende bevolkingsontwikkeling, een aanzienlijke kwalitatieve opgave. De woonmilieus moeten flexibel zijn en worden afgestemd op de eisen en wensen van de toekomstige bewoners. Op afbeelding 2 is te zien dat het plangebied grenst aan ontwikkelperspectief ‘Woon- en werklocaties buiten de stedelijke netwerken’.

Omgevingsverordening Overijssel (2017)

De wijze waarop aan het beleid uit de Omgevingsvisie uitvoering moet worden gegeven is

vastgelegd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening heeft de status van:

• ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening;

• milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer;

• waterverordening in de zin van de Waterwet;

• verkeersverordening in de zin van artikel 57. van de Wegenwet en artikel 2A. van de Wegenverkeerswet.

De Omgevingsverordening is een uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie en is opgesteld in de vorm van voorschriften. In veel voorschriften is gekozen voor proces- en motiveringsvereisten. In de Omgevingsverordening moet elk inhoudelijk thema geregeld zijn, waar de provincie de mogelijkheid op wil hebben om juridische instrumenten in te kunnen zetten. Het inzetten van juridische

instrumenten vindt plaats op basis van de interventieladder.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch- recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kan aan de hand van deze drie stappen worden bepaald of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.

Of – generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase ‘Of – generieke beleidskeuzes’ zijn artikel 2.1.3 (Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik) en artikel 2.2.2 (Realisatie nieuwe woningen) uit de

Omgevingsverordening Overijssel van belang. Hierna wordt nader op de artikelen ingegaan.

(17)

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (artikel 2.1.3.)

1. Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

• dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;

• dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

2. Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving voorzien uitsluitend in ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen anders dan de uitleg van steden en dorpen wanneer aannemelijk is gemaakt:

• dat (her)benutting van bestaande erven en/of bebouwing in de Groene Omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;

• dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.

Toetsing aan artikel 2.1.3, Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

In Enter zijn diverse kleinschalige inbreidingslocaties waar woningbouw wordt gerealiseerd. Deze locaties zijn echter niet van voldoende omvang om in de gehele woningbehoefte van Enter te voorzien. Er is daarom niet voldoende beschikbare ruimte om in de woonbehoefte van Enter te voorzien binnen bestaand stedelijk gebied. Daarom is gekozen voor een woningbouwlocatie aan de noordzijde van Enter.

De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats aansluitend bij de bestaande bebouwing van Enter. In 2006 zijn de plannen voor de ontwikkeling van het plangebied ten behoeve van woningbouw al opgestart en is vastgesteld dat woningbouw op de aangegeven locatie zou plaatsvinden. Het plan vormt een afronding van de bebouwde kom van Enter. Geconcludeerd wordt dat voldoende rekening is gehouden met het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Realisatie nieuwe woningen (artikel 2.2.2.)

1. Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw. In bestemmingsplannen wordt in maximaal 80% van de behoefte aan nieuwe woningen zoals vastgesteld in het kader van actueel onderzoek woningbouw, voorzien.

2. In bestemmingsplannen van gemeenten waarvoor woonafspraken van toepassing zijn, mag - in afwijking van lid 2 - in een hoger percentage dan 80% worden voorzien, met een maximum van 100% van de behoefte zoals vastgesteld in het kader van de woonafspraken.

3. De behoefte aan nieuwe woningen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.

4. Wanneer de realisatie van nieuwe woningen niet past binnen geldende woonafspraken of wanneer er voor de gemeente geen woonafspraken gelden, dan moet de behoefte aan nieuwe woningen aangetoond worden door middel van actueel onderzoek woningbouw waarop de instemming is verkregen van zowel de gemeenten in de regio als Gedeputeerde Staten.

5. In afwijking van het bepaalde in lid 5 geldt de eis dat gemeenten in de regio moeten hebben ingestemd niet voor buurgemeenten die gelegen zijn buiten de provincie Overijssel. In dat geval moet zijn aangetoond dat afstemmingsoverleg heeft plaatsgevonden.

Toetsing aan artikel 2.2.2, Realisatie nieuwe woningen

De regio Twente en gemeente Wierden hebben het woonbeleid opgenomen in respectievelijk de

‘Regionale woonvisie Twente 2015-2025’ en de ‘Lokale Woonagenda 2018-2022’. In paragraaf 3.3 en

(18)

3.4 wordt de voorgenomen ontwikkeling onder andere aan deze visies getoetst. Hier wordt

geconcludeerd dat het plan in overeenstemming is met artikel 2.2.2 van de Omgevingsverordening Overijssel.

Waar - ontwikkelingsperspectieven

Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief ‘wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap’ en is gelegen direct aansluitend aan het ontwikkelingsperspectief ‘woon- en

werklocaties buiten de stedelijke netwerken’. Het vormt een overgangsgebied tussen de dorpse en de groene omgeving en vormt daarmee zowel de entree van Enter en de verbinding met het buitengebied.

Hoe - gebiedskenmerken

Het plangebied wordt gezien als een stads- en dorpsrand: een overgangsgebied. Er is sprake van twee overlappende invloedssferen. De randen zijn bepalend voor de identiteit van zowel de steden en dorpen als het landschap er omheen.

In deze gebieden komen verschillende opgaven samen, zoals dorps- en stadsuitbreidingen, infrastructuur, landbouw, landschapsontwikkeling, water en natuur.

Conclusie provinciaal beleid

Geconcludeerd wordt dat het initiatief niet in strijd is met de uitgangspunten uit het provinciaal beleid zoals genoemd in de Omgevingsvisie Overijssel en vastgelegd in de Omgevingsverordening

Overijssel. De woningbouwprogrammering en de situering van het plan zijn afgestemd op de behoefte en voldoen daarmee aan de woningbouwafspraken en het provinciaal beleid.

3.3 Regionaal beleid

Regionale woonvisie Twente 2015-2025

Eind 2014 is de regionale woonvisie Twente, samengesteld door gemeenten, provincie en

woningcorporaties, vastgesteld. De regionale woonvisie geeft de gezamenlijke uitgangspunten weer:

woonafspraken en woonkeuzes op lokaal niveau zijn hiermee in lijn. In 2015 is deze visie vertaald in concrete Woonafspraken tussen provincie en gemeenten. Daarnaast vertalen gemeenten en corporaties de regionale woonvisie en Woonafspraken naar lokaal beleid en concrete plannen.

De grootste opgave uit de visie is om de bestaande woningvoorraad optimaal toekomstgeschikt te maken en te houden voor de verschillende doelgroepen en van voldoende (energetische) kwaliteit.

De netto uitbreidingsopgave in Twente is een fractie van de kwalitatieve opgave in de bestaande woningvoorraad. Dit leidt tot de volgende speerpunten van beleid:

1. Wonen voor iedereen:

• voldoende en gevarieerd;

• aanbod huisvesten aandachtsgroepen.

2. Elke woning moet raak zijn:

• kwaliteit boven kwantiteit;

• de kwaliteit van de bestaande voorraad is de grote opgave;

• duurzaamheid en levensloopgeschiktheid.

3. Elke woonlocatie moet raak zijn:

• vernieuwing en inbreiding boven uitbreiding.

Onder punt 3 wordt vernieuwing en inbreiding als norm gesteld. Op de plekken waar dit niet volstaat om te kunnen voorzien in lokale vraag, vindt nog uitbreiding plaats. De verwachting is dat Twente vanaf circa 2025 niet verder groeit qua inwoners en vanaf circa 2035 ook niet meer qua huishoudens.

Grootschalige uitbreidingslocaties zijn derhalve in de komende decennia in principe niet meer aan de orde. In beginsel werken gemeenten niet aan nieuwe uitbreidingsplannen, maar zoeken vooral naar een goede afronding van oude (reeds bestemde) uitbreidingscapaciteit.

(19)

Toetsing aan Regionale Woonvisie Twente 2015-2025

De beoogde ontwikkeling bevindt zich in een voor woningbouw reeds onderzochte locatie. De woningaantallen passen binnen de gemaakte Woonafspraken en het regionale en lokale woonbeleid.

De gemeente Wierden werkt aan een goede afronding van Enter.

Voorgenomen ontwikkeling is derhalve niet in strijd met de Regionale Woonvisie Twente 2015-2025.

Waterbeheerplan 2016- 2021

Waterschap Vechtstromen is verantwoordelijk voor een optimaal waterbeheer en voor de

instandhouding van het voor Twente karakteristieke bekensysteem. Dat betekent dat het waterschap ervoor zorgt dat het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en kwantitatief aansluit bij het

maatschappelijk gebruik van de grond. Het waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft hoe het

waterschap deze doelstellingen wil realiseren. Het waterbeheerplan 2016- 2021 is samen met andere waterschappen opgesteld.

Keur

In Wierden is de keur van het Waterschap Vechtstromen van belang. De keur is een verordening van het waterschap met specifieke regelgeving voor het waterschapsgebied. De keur bevat gebods- en verbodsbepalingen ter bescherming van de functies van de waterlopen en waterkeringen in het beheergebied van het waterschap. Hierbij wordt ook rekening gehouden met andere dan waterstaatkundige functies en streefbeelden, zoals landschap, natuur en recreatie (‘brede kijk’).

Artikel 26 van de keur geeft aan dat het bestuur van de in deze keur gestelde gebods- en verbodsbepalingen ontheffing kan verlenen. Aan een ontheffing kunnen beperkingen en

voorschriften verbonden worden ter bescherming van de belangen verbonden aan het voldoen aan de doelstellingen behorend bij de waterhuishoudkundige functie van die wateren. De beperkingen en voorschriften kunnen mede strekken ter bescherming van de aan de waterhuishoudkundige functie verbonden andere belangen, indien en voor zover daarin niet is voorzien door een andere wettelijke regeling. De keur wordt toegepast via het doorlopen van de digitale watertoets.

Conclusie regionaal beleid

Geconcludeerd wordt dat het initiatief niet in strijd is met de uitgangspunten uit het regionaal beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Wierden

De structuurvisie Wierden is opgesteld voor het gehele grondgebied van de gemeente Wierden en betreft de periode tot 2030. De structuurvisie vormt het toetsingskader voor de beoordeling van nieuwe plannen en initiatieven. Bestemmingsplannen en projectbesluiten moeten getoetst worden aan de structuurvisie. De structuurvisie is op 5 oktober 2010 door de gemeenteraad vastgesteld.

Ambitieniveau

De gemeente Wierden zet in op de verdere uitwerking van de lijnen die zijn uitgezet in de

Ontwikkelingsvisie 2005. De ambitie van de gemeente is ‘een actieve en zelfbewuste gemeente zijn, die kwaliteit hoog in het vaandel heeft en die onderneemt’. Over 20 jaar is de gemeente nog meer een groene, ondernemende, recreatieve gemeente met (deels) stedelijke trekjes en een hele mooie woon- en leefomgeving. Waar nodig wordt samengewerkt met andere gemeenten of andere overheden. Er wordt aansluiting gezocht bij de Omgevingsvisie Overijssel. Rode draden in de Omgevingsvisie Overijssel vormen duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Centrale waarden

De gemeente Wierden ontleent haar identiteit aan haar ligging op het overgangsgebied tussen de Sallandse Heuvelrug en het Twentse landgoederenlandschap, op de kruising van snelwegen en spoorlijnen, doorsneden door de Regge en dichtbij de Twentse steden. De identiteit kan kort worden samengevat als een gemeente die verbindt. Het gaat daarbij om verschillende soorten verbindingen en verbindingen op verschillende niveaus. Gemeente Wierden verbindt:

(20)

• Stad en land;

• Wonen, werken en recreëren (kruispunt van snelwegen en spoorlijnen);

• Landschapstypen.

In onderstaand cirkeldiagram zijn de kernkwaliteiten van deze identiteit schematisch weergegeven.

Op basis van de kernkwaliteiten komen de centrale waarden van de gemeente Wierden naar voren.

Ook deze zijn in de figuur weergegeven.

Kernkwaliteiten en centrale waarden gemeente Wierden

Het versterken van de centrale waarden vormt de basis voor de toekomstige ontwikkeling van Wierden. Kiezen voor deze waarden betekent kiezen voor een duidelijke identiteit. Het verder ontwikkelen van deze identiteit vormt dan ook het vertrekpunt voor de visie op de toekomstige (ruimtelijke) ontwikkeling van Wierden en aanknopingspunten voor de uitwerking in projecten en beleidsthema’s.

Kernkwaliteiten structuurvisie gemeente Wierden.

Deelgebiedsvisies

De visie is meer in detail uitgewerkt voor een drietal deelgebieden: de kern Wierden, de kern Enter en het landelijke gebied. Per deelgebied is een visie gemaakt. Het plangebied valt binnen het deelgebied ‘Woningbouwontwikkeling’ in de kern Enter.

(21)

Ruimtelijke ontwikkelingsvisie Enter (bron: gemeente Wierden)

In Enter staan bedrijvigheid, toerisme en de cultuurhistorische waarden centraal. Het dorpse karakter is versterkt, waarbij de es is opengehouden en de Entergraven als harde grens van het dorp geldt.

Ten noorden van Enter is woonwijk De Berghorst ontwikkeld. In samenwerking met Rijssen is het industrieterrein Enter-Rijssen langs de A1 gerealiseerd.

Toetsing aan Structuurvisie Wierden

Het plangebied ligt in een zone bestemd voor woningbouwontwikkeling, zoals aangegeven op de plankaart van de structuurvisie. De beoogde ontwikkeling past daarmee binnen de gemeentelijke structuurvisie.

Landschapsontwikkelingsplan

De visie op het landschap in de gemeente Wierden is beschreven in het

landschapsontwikkelingsplan (LOP), dat op 10 februari 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld.

De algemene doelstellingen voor het LOP zijn:

• het behouden en versterken van de landschappelijke (kern)kwaliteiten van het gebied;

• het behouden en versterken diversiteit en herkenbaarheid van de verschillende landschappen;

• een ontwikkelingsgerichte benadering.

In het LOP is de gemeente Wierden onderverdeeld in verschillende deelgebieden, die onderling een sterke samenhang hebben, maar die tegelijkertijd ruimtelijk, functioneel en qua ontwikkelingen en beleid van elkaar verschillen. Per deelgebied zijn de eigen kenmerken, kwaliteiten, ontwikkelingen, kansen en bedreigingen uiteengezet. Daarnaast zijn de verschillende specifieke opgaven voor de deelgebieden bepaald.

Toetsing aan Landschapsontwikkelingsplan

Het plangebied is in het LOP binnen de kern Enter opgenomen als woningbouwontwikkelingsgebied.

Derhalve past onderliggende ontwikkeling binnen het LOP.

Welstandsnota

Eén van de instrumenten die het gemeentebestuur heeft om een actief beleid te voeren om de kwaliteit van de leefomgeving te bevorderen, is het welstandstoezicht. Het welstandstoezicht gebeurt op basis van het door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota. Via de welstandsnota wil de gemeente de ruimtelijke kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving duurzaam bevorderen. Hiervoor

(22)

zijn verschillende criteria ontwikkeld die bij de welstandsbeoordeling van een bouwplan een rol spelen.

Het welstandsbeleid van de gemeente Wierden is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dient te behartigen. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten. Het welstandsbeleid in de gemeente Wierden kent algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria. Het plangebied valt binnen het in de Welstandsnota benoemde deelgebied ‘Buitengebied'. Voor dit deelgebied zijn specifieke welstandscriteria opgesteld. Omdat de voorgenomen ontwikkeling voorziet in de bouw van een nieuwbouwwijk zijn deze welstandscriteria niet passend voor de welstandstoets. Voor De Berghorst, fase 2 is een beeldkwaliteitsplan opgesteld.

Dit beeldkwaliteitsplan sluit aan bij het beeldkwaliteitsplan dat is opgesteld voor De Berghorst fase I.

In het beeldkwaliteitsplan zijn criteria ten aanzien van de hoofdvorm, architectonisch uitwerking en het kleur- en materiaalgebruik opgenomen. De toekomstige woningen worden aan deze

welstandscriteria getoetst. Het beeldkwaliteitsplan is als bijlage 2 opgenomen in de bijlagen bij toelichting van het bestemmingsplan.

Beleidsnota Archeologie

Het gemeentelijke archeologiebeleid staat beschreven in de Beleidsnota Archeologie die door de gemeenteraad op 5 oktober 2010 is vastgesteld. Voor de hele gemeente is onderzoek verricht om inzicht te krijgen in de aanwezige archeologische waarden én in de kans dat archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn.

Op basis van het archeologisch onderzoek is een verwachtingskaart opgesteld. Aan de op kaart voorkomende verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. De verwachtingskaart kan worden gebruikt voor toetsing van ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Doel van de verwachtingenkaart is deze met bijbehorende bestemmingen en regels in de gemeentelijke structuurvisies en

bestemmingsplannen wordt overgenomen. De juridische bescherming wordt geregeld in de bestemmingsplanregels. Er zijn drie verschillende categorieën:

1. Beschermd archeologisch monument: deze terreinen zijn op grond van de Erfgoedwet aangewezen als beschermd archeologisch monument. Het beschermingsregime voor deze terreinen staat geheel los van het bestemmingsplan. Wel moeten deze terreinen opgenomen worden op de verbeelding. De gemeente Wierden heeft zes terreinen van zeer hoge

archeologische waarde, beschermd.

2. Archeologisch waardevol gebied: dit zijn terreinen die staan op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) van Overijssel. In deze terreinen zijn archeologische waarden vastgesteld. Voor deze terreinen geldt een omgevingsvergunning voor werken en

werkzaamheden. Binnen de gemeente Wierden zijn 23 van dergelijke terreinen aanwezig.

Deze terreinen hebben allemaal een hoge archeologische waarde.

3. Archeologisch onderzoeksgebied: voor deze gebieden met een hoge archeologische verwachting geldt een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. Ontheffing voor ontwikkelingen in het buitengebied ligt voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde op 10 ha, voor gebieden met een middelhoge en hoge verwachting op 5.000 m², respectievelijk 2.500 m². Bij plannen binnen de bebouwde kom geldt een

ontheffing voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde op 5 ha, voor gebieden met een middelhoge verwachting kleiner dan 250 m² en gebieden met hoge verwachting kleiner dan 100 m².

Deze ontheffingen gelden niet wanneer een plangebied binnen een straal van 50 meter van een AMK-terrein of archeologische waarneming ligt.

Een deel van het plangebied is in de Archeologische Monumenten Kaart aangemerkt als

‘Archeologisch waardevol gebied’. De rest van het plangebied kent een archeologisch lage verwachtingswaarde. Voor het archeologisch waardevolle gebied is een omgevingsverguning voor werken en werkzaamheden vereist.

(23)

Geluidbeleid

De mate waarin het geluid het (woon)milieu mag belasten is geregeld in verschillende wetten en regelingen. Afhankelijk van de bron en regeling gelden er voorkeursgrenswaarden, streefwaarden of maximale grenswaarden voor geluidgevoelige functies. Bij plannen waarbij geluidgevoelige

bestemmingen mogelijk worden gemaakt, is akoestisch onderzoek nodig indien het plangebied binnen de onderzoekszone van geluidsbronnen (weg, spoor, industrie) is gelegen.

Omdat binnen dit bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt, is nader onderzoek nodig. De gemeente Wierden start voor nieuwe ontwikkelingen in het plangebied een zelfstandige planologische procedure op. Er moet dan rekening worden gehouden met het gebiedsgericht geluidsbeleid van de gemeente Wierden. Het gebiedsgericht beleid moet nog worden vastgesteld. Op basis van het functioneel gebruik van de ruimte is de gemeente Wierden onderverdeeld in een negental gebieden:

• natuur- en extensiveringsgebied;

• landbouwontwikkelingsgebied;

• verwevingsgebied;

• woonwijk;

• centrum;

• historisch lint;

• woon-werkgebied;

• bedrijventerrein;

• bedrijventerrein.

Voor ieder gebied is in het geluidsbeleid voor de thema's bedrijven en verkeer een passende geluidskwaliteit opgenomen. De geluidskwaliteit geeft aan wat de ambitie is voor dat gebied.

Daarnaast geeft de ambitietabel ook aan indien dit noodzakelijk is waar de ruimte zit voor mogelijke afwijkingen van de ambitie (bovengrens).

Geluidsklasse-indeling gemeente Wierden.

(24)

Gebiedstypen geluidsbeleid wegverkeer gemeente Wierden.

De nota geluidsbeleid en de hierbij horende nota hogere grenswaarden vormt het uitgangspunt voor een eventuele hogere waarden afweging en schetst de voorwaarden en criteria waaraan getoetst wordt.

Op grond van de gebiedstypenkaart ligt het plangebied grotendeels in het gebiedstype ‘ontwikkeling woningbouw’. De ambitie voor dit gebiedstype is gelijk aan de ambitie voor het type ‘woonwijk’: 44 - 48 dB met een bovengrens van 59 - 63 dB. Als de ambitiewaarde niet gehaald kan worden, moet worden gecompenseerd. Hierbij dient eerst te worden gekeken welke compensatie op akoestisch gebied kan worden behaald. Als niet op akoestisch gebied kan worden gecompenseerd, moet compensatie worden gezocht in bijvoorbeeld extra groen, situering van geluidgevoelige ruimtes aan luwe zijde etc.

Nota Meerjarenbeleid 2021 - 2024

In de Nota Meerjarenbeleid zijn wensen van het gemeentebestuur opgenomen, die het bestuur de komende jaren wil gaan uitvoeren. Eén van de thema’s binnen het meerjarenbeleid van de gemeente Wierden is ‘prettig wonen en leven’. Het voortzetten en verder ontwikkelen van bestaande grotere woningbouwprojecten is daarbinnen één van de opdrachten. Ook De Berghorst, fase 2 word benoemd als één van deze grote woningbouwprojecten. Derhalve is onderhavig initiatief in overeenstemming met het gemeentelijk meerjarenbeleid.

Beleid beroep-aan-huis

In deze beleidsregel wordt het gemeentelijk beleid ten aanzien van beroep en bedrijf aan huis beschreven. Ten opzichte van het voorheen geldende beleid, is het nu ook mogelijk een bedrijf aan huis te starten. In de praktijk bleek het onderscheid tussen beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten moeilijk te maken. Daarnaast is de kleinschaligheid en de ruimtelijke uitstraling van een beroep en bedrijf aan huis belangrijker dan het onderscheid daartussen.

Voorwaarden

Aan een beroep of bedrijf aan huis worden onderstaande voorwaarden gesteld. Er wordt onderscheid gemaakt in voorwaarden ten aanzien van het beroep/bedrijf, de woning en de woonomgeving.

Voorwaarden beroep/bedrijf

• De beroepsmatige activiteiten moeten in een bureau, kantoor of praktijkruimte worden verricht. Deze ruimte mag privé worden gebruikt wanneer deze een onderdeel van de woning cq het bijgebouw vormt;

(25)

• Het beroep mag niet vallen onder de detailhandelssector. Ook zijn geen café-/restaurant- en/of prostitutieactiviteiten toegestaan;

• Er worden geen activiteiten toegestaan die volgens de VNG-brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ worden aangemerkt als categorie 2 of hoger. Verder mogen de activiteiten niet milieuvergunningsplichtig zijn;

• Diegene die het beroep aan huis gaat uitoefenen moet bij de gemeente staan ingeschreven als bewoner/bewoonster van het pand en daar ook daadwerkelijk wonen.

Voorwaarden woning

• De beroepsactiviteiten zijn ondergeschikt aan de woonfunctie. De woonfunctie blijft in ruimtelijke, functionele en visuele zin primair;

• Ten hoogste 35% van het vloeroppervlakte van de woning en aan/uitbouwen en bijgebouwen mag worden gebruikt voor het beroep/bedrijf aan huis tot een maximale oppervlakte van 50 m²;

• Er mag geen sprake zijn van opslag danwel bedrijfsactiviteiten buiten de aangegeven ruimte;

• Ten behoeve van de beroepsactiviteiten mag de woning/het bijgebouw worden verbouwd.

De verbouwing moet voldoen aan de bouwregels/verbeelding uit het bestemmingsplan en er moet een bouwvergunning worden aangevraagd;

• Het te verbouwen deel ten behoeve van het beroep/bedrijf aan huis moet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit en Bouwverordening (onder andere ventilatie, daglichttoetreding, brandveiligheid, parkeren);

• Een reclame-/naambord mag niet verlicht zijn en niet groter zijn dan 0,5 m². Het bord moet dichtbij de voorgevel of de erfafscheiding worden geplaatst.

Voorwaarden woonomgeving

• Het beroep aan huis mag geen afbreuk doen aan het woonmilieu in de buurt. De activiteit is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter in de omgeving;

• Er mag geen onevenredige toename van verkeers- en parkeerdrukte plaatshebben.

Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor bouwen is alleen vereist als er sprake is van bouwen. Onder bouwen wordt verstaan het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats. De gemeente toetst het bouwplan dan onder andere aan het bestemmingsplan en de beleidsregel ‘beroep en bedrijf aan huis’.

Indien alleen het gebruik van de ruimte, waar het beroep/bedrijf aan huis wordt uitgeoefend, wordt gewijzigd en in het geheel niet wordt verbouwd, dan is geen bouwvergunning nodig.

Mobiliteitsplan

Het huidige mobiliteitsplan van de gemeente Wierden is op 20 september 2011 door de

gemeenteraad van Wierden vastgesteld. Het mobiliteitsplan geeft inzicht in verschillende ruimtelijke en verkeerskundige ontwikkelingen die in de gemeente Wierden zijn gepland. Het mobiliteitsplan beschrijft de ambities die binnen het verkeersbeleid van Wierden bestaan met als doel het ontwikkelen van een verkeers- en vervoerssysteem dat bijdraagt aan een bereikbaar, leefbaar en veilig Wierden. Het mobiliteitsbeleid in de gemeente Wierden is geënt op een zestal thema’s:

1. Verkeersveiligheid: het aantal verkeersslachtoffers terugdringen door in te zetten op drie E’s (Engineering, Educatie & Enforcement).

2. Fiets: een fietsstructuur ontwikkelen voor samenhang, directheid, aantrekkelijkheid, comfort en verkeersveiligheid voor fietsend verkeer.

3. Autoverkeer: het bundelen van verkeersstromen, tegengaan van sluipverkeer en optimaal benutten van gebiedsontsluitingswegen.

(26)

4. Landbouwverkeer en goederenvervoer: het bundelen van landbouw- en goederenvervoer om goede toevoer te waarborgen en overlast te verminderen.

5. Openbaar vervoer: het uitbreiden en verbeteren van het bestaande busnetwerk.

6. Centrum en parkeren: het huidige, bevredigende parkeerbeleid in de centra handhaven.

Voor de voorgenomen ontwikkeling is alleen punt 2 van belang: de gemeente is voornemens een vrijliggend fietspad te realiseren aan de Wierdenseweg teneinde de verkeerssituatie veiliger te maken. De voorgenomen ontwikkeling ondervindt echter geen belemmering hiervan.

Lokale Woonagenda 2018 - 2022

De woningmarkt is de afgelopen jaren sterk veranderd. De gemeente Wierden wil hierop anticiperen en haar woonbeleid actualiseren door een lokale woonagenda uit te werken. Deze woonagenda sluit aan op de Regionale Woonvisie Twente. Binnen de gemeente woonagenda worden een aantal thema's uitgewerkt die in de gemeente Wierden aandacht behoeven:

• Beschikbaarheid en betaalbaarheid;

• Wonen met zorg;

• Duurzaamheid;

• Toekomstbestendigheid: een kwalitatieve opgave.

Binnen de woonagenda heeft de gemeente, in samenspraak met de regio Twente en provincie Overijssel, zowel een kwantitatieve als kwalitatieve woningbehoefte vastgesteld. Voor de woningen die worden toegevoegd geldt: elke woning moet raak zijn. Dit betekent dat de te bouwen woningen moeten bijdragen aan het toekomstbestendig maken van de woningvoorraad van de gemeente Wierden.

Bouwopgave

De bouwopgave die is vastgesteld binnen de regio Twente komt voor de gemeente Wierden neer op een groei van 525 huishoudens tot 2027. Deze kwantitatieve opgave wordt gematcht met de

kwalitatieve vraag. De meeste behoefte ligt in twee-onder-één-kap woningen in het goedkope en middeldure koopwoningsegment (€ 200.000 - € 300.000) en vrijstaande koopwoningen in het goedkope en middeldure segment (€ 250.000 - € 350.000).

Toetsing aan Lokale Woonagenda 2018 - 2022

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in grote mate in dit woningtype en past wat betreft

woningaantallen binnen de prognoses die zijn beraamd. Derhalve is de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd met de Lokale Woonagenda 2018 - 2022.

Conclusie gemeentelijk beleid

De voorgenomen ontwikkelingen zijn in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.

(27)

4. Randvoorwaarden en onderzoek

4.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Verder zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de diverse

onderzoeksaspecten. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. De rapportages van deze onderzoeken zijn als bijlage bij de toelichting opgenomen.

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Hinder

Beoordelingskader

Een goede ruimtelijke ordening voorkomt hinder en gevaar. Dit kan door voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten van bedrijven en gevoelige functies, zoals woningen.

Het doel van milieuzonering is om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Daarnaast kan milieuzonering bedrijven voldoende zekerheid bieden om hun activiteiten duurzaam uit te kunnen voeren. De handreiking Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geeft richtafstanden om de milieuzonering van bedrijven te kunnen bepalen.

Aangeven of de ontwikkeling hinder met zich meebrengt voor omliggende percelen. Tevens dient gemotiveerd te worden of omliggende bedrijven worden beperkt in hun (gebruiks-

/uitbreidings)mogelijkheden bij doorgang van het initiatief.

Toetsing

De beoogde woningen zijn gevoelige objecten in het kader van bedrijven en milieuzonering. Als gevolg hiervan dient rekening te worden gehouden met de afstand tot bestaande bedrijven. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven.

Conclusie

Het aspect ‘hinder’ vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.2.2 Bodem Beoordelingskader

Op basis van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening en artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht, moet in planvorming rekening gehouden worden met de bodemkwaliteit in relatie tot de gewenste functies. Onder bepaalde omstandigheden kan het oprichten van gebouwen pas plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Om die reden dient bij veel nieuwbouwactiviteiten de bodemkwaliteit door middel van onderzoek te worden vastgesteld.

In het verleden zijn binnen het plangebied reeds een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. In opdracht van gemeente Wierden is door Aveco de Bondt een actualiserend

bodemonderzoek uitgevoerd. De onderzoekslocatie is gelegen aan de Wierdensestraat 24. Het onderzoeksrapport is als bijlage 3 opgenomen in de bijlagen bij toelichting van het

bestemmingsplan.

(28)

Toetsing

Zintuiglijke waarnemingen

Ter plaatse van boorpunten 01, 02 en A04 (toegangsweg Wierdensestraat 24) zijn in de bovengrond vanaf het maaiveld tot circa 0,40 m-mv kolengruis/deeltjes aangetroffen. Verder zijn in de boven- en ondergrond van de onderzoekslocatie plaatselijk bijmengingen met baksteen aangetroffen tot een maximale diepte van 1 meter. Op het maaiveld en in de opgeboorde grond zijn visueel geen asbestverdachte materialen aangetroffen.

Grond

Ter plaatse van de toegangsweg naar Wierdensestraat 24 zijn in de grond onder het asfalt maximaal licht verhoogde gehalten aan PAK gemeten. In de bovengrond op het overige deel van de

onderzoekslocatie zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten kwik, lood en PCB gemeten. In de ondergrond is geen verontreiniging aangetoond. De bovengrond van de gehele onderzoekslocatie voldoet aan de klasse ‘landbouw/natuur’.

Grondwater

In de grondwatermonsters van de peilbuizen zijn licht verhoogde concentraties aan barium, koper, minerale olie en nikkel gemeten die geen aanleiding geven voor uitvoeren van nader onderzoek.

Conclusie

Gezien de vastgestelde bodemkwaliteit zijn er geen risico’s voor de volksgezondheid en/of het milieu. Voor geen van de gemeten stoffen wordt de interventiewaarde overschreden. Gegeven de beschreven onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige gebruik en voorgenomen nieuwbouw.

Het aspect ‘bodem’ vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.2.3 Geluid

Beoordelingskader

In beginsel heeft iedere (spoor)weg een geluidszone, maar dat geldt niet voor de volgende wegen:

• wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied;

• wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur.

Daarnaast geldt een zonering rondom de zogenaamde grote lawaaimakers.

In hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder (Wgh) is (in geval van zonering) de verplichting opgenomen tot het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van

woningen (en daarmee gelijk te stellen geluidsgevoelige objecten) binnen de in artikel 74 genoemde onderzoekszone van een (spoor)weg of grote lawaaimaker. De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een nieuwbouwwijk en voorziet dus in de toevoeging van geluidsgevoelige objecten.

Een akoestisch onderzoek is noodzakelijk om de geluidsbelasting op de gevels van de geprojecteerde woningen te toetsen.

Toetsing

In opdracht van de gemeente Wierden heeft Aveco de Bondt een akoestisch onderzoek uitgevoerd.

Doel van het onderzoek is te toetsen of op de gevels van de nieuwe woningen wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder (Wgh) en of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’. Ook is getoetst aan de voorwaarden in het geluidbeleid van de gemeente. Het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is als bijlage 4 opgenomen in de bijlagen bij toelichting van het bestemmingsplan.

Het plan is gelegen langs de Wierdenseweg. Ter hoogte van het plan zijn er twee snelheidsregimes van toepassing op de Wierdenseweg: 60 km/uur en 30 km/uur. Het plan bevindt zich deels binnen de wettelijke geluidzone van de Wierdenseweg (zie figuur 2.1). Voor de woningen die binnen de

(29)

geluidzone zijn gesitueerd is de Wet geluidhinder van toepassing en dient te worden getoetst aan de Wet geluidhinder.

Voor de overige woningen binnen het plangebied zijn de geluidbelastingen vanwege de Wierdenseweg bepaald en beoordeeld in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Zoneplichtige wegvak Wierdenseweg

Op de gevels van 5 woningen is de geluidbelasting, na aftrekt art. 110g Wgh, hoger dan de

voorkeurswaarde van 48 dB(A). De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 50 dB. In de onderstaande figuur is aangegeven op welke woningen de voorkeurswaarde wordt overschreden die zijn gelegen langs het zoneplichtige wegvak van de Wierdenseweg.

Geluidbelasting zoneplichtig gebied rond Wierdenseweg

Niet-zoneplichtige wegvak Wierdenseweg

Op 8 woningen is de geluidbelasting, na aftrekt art. 110g Wgh, hoger dan de voorkeurswaarde van 48 dB(A). De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 50 dB. In onderstaande figuur is aangegeven op welke woningen de voorkeurswaarde wordt overschreden in het niet zoneplichtige wegvak van de Wierdenseweg.

(30)

Geluidbelasting niet-zoneplichtig gebied rond Wierdenseweg

Afwegen geluidbeperkende maatregelen

Het hoofdcriterium in het geluidbeleid is dat een hogere waarde alleen kan worden verleend als de toepassing van maatregelen onvoldoende doeltreffend is, of waarin deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of

financiële aard ontmoeten.

Om het geluid te beperken is onderzocht wat voor een geluidscherm nodig is om, voor zover mogelijk, aan de voorkeurswaarde te kunnen voldoen. Op twee locaties is een geluidscherm onderzocht.

Woningen op perceel 209, 296, 322, 330, 329, 439, 238, 153, 157, 162, 268, 586 Op onderstaande figuur is aangegeven op welke woningen de voorkeurswaarde wordt overschreden, na het projecteren van een geluidscherm A (L=130m en H= 2,5m).

(31)

Geluidbelasting na projecteren geluidscherm A

Alleen bij de woning op perceel 209 wordt niet voldaan aan de voorkeurswaarde. Deze woning ligt nabij de ontsluitingsroute waardoor het geluidscherm niet verder in noordelijke richting kan worden doorgetrokken.

Woning op perceel 555

Op onderstaande figuur is aangegeven of, na het projecteren van een geluidscherm B (L = 25 m en H = 2,5 m), op deze woning de voorkeurswaarde wordt overschreden. Zoals blijkt uit deze

afbeelding wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.

(32)

Geluidbelasting na projecteren geluidscherm B

Uit de resultaten blijkt dat de geluidbelasting op 13 woningen hoger is dan de voorkeurswaarde van 48 dB. Hiervan bevinden zich vijf woningen binnen de geluidzone van de Wierdenseweg. Het treffen van geluidbeperkende maatregelen stuit op bezwaren vanuit stedenbouwkundig en financieel oogpunt. De nieuwe woningen binnen de bebouwde kom voldoen aan het ontheffingscriterium dat deze door ‘de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen’.

Geadviseerd wordt om voor de vijf woningen binnen de geluidzone de onderstaande hogere waarde vast te stellen vanwege de Wierdenseweg.

Woningen op perceel Vast te stellen waarde

Geluidbelasting, exclusief aftrek 110g

Wgh tbv bepalen geluidwering gevel

209 50 dB 55 dB

296, 322, 330, 329 49 dB 54 dB Vast te stellen hogere waarden vanwege Wierdenseweg

Bij de acht woningen (perceel 153, 157, 162, 238, 268, 439, 555 en 586), gelegen langs het niet zoneplichtige wegvak van de Wierdenseweg, bedraagt de geluidbelasting, na aftrek art. 110g Wgh, ten hoogste 49 dB en 50 dB (perceel 555). De geluidbelasting, zonder aftrek 110g Wgh ten behoeve van het bepalen van de geluidwering van de gevel, bedraagt 54 dB en 55 dB (perceel 555). Voor deze woningen kunnen geen hogere waarden worden vastgesteld.

Oplegnotitie akoestisch onderzoek

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat er in de huidige verkeerssituatie sprake is van een

overschrijding van de voorkeurswaarde bij acht woningen. Door het verschuiven van grens van de bebouwde kom wordt het gebied met een maximum snelheid van 30 km/h in noordelijke richting opgeschoven. De formele geluidszone van de Wierdenseweg schuift daarmee ook naar het noorden op en ligt buiten het wegdeel langs het plangebied. Het vaststellen van een hogere grenswaarde voor deze woningen is in dat geval niet noodzakelijk. De oplegnotitie akoestisch onderzoek is als bijlage 5 opgenomen in de bijlagen bij toelichting van het bestemmingsplan.

(33)

Conclusie

Het aspect ‘geluid’ vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.2.4 Verkeer Beoordelingskader

In deze paragraaf wordt ingegaan op de verkeerskundige aspecten van het plan. In 2006 is door BVA Verkeersadviezen reeds een verkeerskundige effectbepaling opgesteld voor de gehele wijk

Berghorst, in de veronderstelling dat de wijk rondom 2020 zou zijn voltooid. Omdat de volledige wijk in tegenstelling tot de oorspronkelijke verwachting nog niet in zijn geheel is gerealiseerd, heeft BVA Verkeersadviezen een actualisatie doorgevoerd van de destijds opgestelde verkeersprognose. Het geactualiseerde onderzoek is opgenomen in de bijlagen behorende bij deze toelichting onder bijlage 3. Het geactualiseerde verkeersonderzoek is als bijlage 6 opgenomen in de bijlagen bij

toelichting van het bestemmingsplan.

Toetsing

Verkeersaantrekkende werking

Om een inschatting te kunnen maken van de hoeveelheid verkeer die zal worden gegenereerd is gebruik gemaakt van algemeen geldende kengetallen opgesteld door het CROW (kennisinstituut voor verkeer en vervoer). In tabel 2 is aangegeven welke kengetallen zijn gehanteerd en hoeveel verkeersbewegingen de wijk naar verwachting zal gaan genereren.

Type woning Aantal woningen Kengetal Aantal ritten (weekdag) Aantal ritten (werkdag)

Vrijstaand 20 8,2 164 182

Twee-onder-een-kap 46 7,8 359 398

Tussen/hoekwoningen 36 7,4 266 296

Appartementen 15 6,0 90 100

Totaal 117 879 976

Verkeersaantrekkende werking De Berghorst, fase 2

Geconcludeerd kan worden dat de tweede fase van De Berghorst na voltooiing van dit deelgebied circa 880 voertuigbewegingen per etmaal zal genereren op een gemiddelde weekdag. Voor de gemiddelde werkdag wordt dit aantal vermenigvuldigd met een factor 1,11. Dit resulteert in circa 975 ritten per etmaal op een gemiddelde werkdag.

Het grootste deel van deze ritten is extern georiënteerd, zo blijkt uit het onderzoek. Het is evident dat de sterkste (absolute) toenames zich voordoen op de wegen in de directe nabijheid (en ten zuiden) van het plangebied. Dit ligt ook voor de hand omdat het verkeer zich, naarmate de afstand tot de wijk toeneemt, meer zal verdelen over de wegen. De absolute toename is dan ook het grootst op de Dorpsstraat ten zuiden van de wijk De Berghorst. De intensiteit op dit deel van de Dorpsstraat bedraagt in planjaar 2030 naar verwachting circa 6.600 motorvoertuigen per etmaal. Het noordelijke deel van de Dorpstraat wordt met circa 1.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal minder belast.

De hoogste intensiteit doet zich echter voor op de Rijssenseweg. Op deze weg worden net geen 7.000 motorvoertuigen per etmaal verwacht.

Hiermee ligt de verkeersintensiteit op een aantal wegen binnen de kern, gezien het lokale karakter van de kern Enter, op een (zeer) hoog niveau. Hoewel nog niet direct afwikkelingsproblemen worden verwacht, is het evident dat bij verdere toename van de intensiteiten de leefbaarheid (verder) onder druk komt te staan.

Parkeren

Bij een ruimtelijke plan moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte die ontstaat door de nieuwe ontwikkeling. Om de parkeerbehoefte te berekenen wordt gebruik gemaakt van de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze criteria zijn goed toepasbaar voor de bebouwing aan de zijde van de Stationsstraat maar niet voor de geplande nieuwbouw aan de Lambertusstraat.. Daarom zijn voor deze woningen

[r]

Een aantal bovengrondse containers voor Plastic, Blik en Drankverpakkingen zijn overbodig geworden en worden door HVC nu verplaatst naar het Maanbastion en de Zwanebloembocht

In het kader van de Structuurschets voor de ontwikkeling van de oostzijde van Asenray zijn onderhavige woningbouwlocaties specifiek aangewezen, ter versterking van het

De Aeriusberekening is uitgevoerd om te bepalen of het mogelijk maken van twee woningen in het bestemmingsplan: ‘Bestemmingsplanherziening Kern Hellouw &amp; ’t

In het InWarmte klantenportaal krijg je als klant inzicht in jouw eigen verbruik van duurzame warmte, warm tapwater en koude. Ook vind je hier eenvoudig jouw getekende

Aangezien het gemeentebestuur een jaar eerder had aangegeven ‘zich niet geroepen te voelen tot het bouwen van goedkope arbeiderswoningen, wonin- gen voor minvermogenden en dus

Het is voor een gemeente niet toegestaan om bij de toewijzing van kavels of woningen inwoners van een andere gemeente of inwoners uit de eigen gemeente voorrang te