• No results found

Klachtencommissie Gent

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Klachtencommissie Gent"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLISSING Klachtencommissie Gent

Ref.: KC09/21-0019 Datum: 26 april 2021

1. Beschrijving van de klacht en verloop van de procedure

Op 28.3.2021 ontving de Klachtencommissie een klacht van klager, ingediend per e-mail van zijn advocate.

De klacht werd door klager ook in de brievenbus van de Commissie van Toezicht ingediend.

De klacht is gericht tegen een tuchtbeslissing die door de directeur genomen werd op 22.3.2021. De klager werd een algemene tuchtsanctie opgelegd van afzondering in de hem toegewezen verblijfsruimte van 28 dagen (waarvan 14 effectief en 14 met uitstel). De tuchtsanctie werd opgelegd wegens de opzettelijke aantasting van de fysieke integriteit van personen, of de bedreiging daarmee, en de opzettelijke aantasting van de orde (art. 129, 1° en 5° Basiswet).

Op 29.3.2021 heeft de Klachtencommissie een afschrift van de klacht aan de directeur overgemaakt. Op 31.3.2021 ontving de klachtencommissie een schriftelijk verweer van de directeur.

De Klachtencommissie nam kennis van de klacht, het verweer van de directeur en de opmerkingen, informatie en stukken uit het administratief dossier.

Het verslag van de tuchtrechtelijke hoorzitting vermeldt dat de directeur “de andere partij” zal horen alvorens een beslissing te nemen. De Klachtencommissie stelde vast dat de verklaring van “de andere partij” op het eerste zicht niet aan tegenspraak werd onderworpen. Uit de motivatie van de tuchtbeslissing bleek ook niet of en in welke mate de verklaring van de andere partij in overweging werd genomen om tot de tuchtbeslissing te komen.

Op het eerste zicht werd het recht op tegenspraak en verdediging tijdens de tuchtprocedure geschonden. Om te vermijden dat klager een onmiddellijk en moeilijk te herstellen nadeel ondervindt bij de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing heeft de voorzitter van de Klachtencommissie, nadat hij directeur De Raedt B.

telefonisch hoorde en overeenkomstig artikel 156 van de Basiswet, bij tussenbeslissing van 31.3.2021, besloten tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden tuchtbeslissing.

De tenuitvoerlegging van de tuchtsanctie van afzondering in de toegewezen verblijfsruimte ten aanzien van klager, waarvan het effectieve gedeelte nog liep tot 3.4.2021, werd daardoor vanaf 31.3.2021 geschorst.

Op 12.4.2021 werd het schriftelijk verweer van de directeur aan klager en zijn advocate overgemaakt en werden alle partijen uitgenodigd om in elkaars aanwezigheid gehoord te worden tijdens de hoorzitting van de voltallige Klachtencommissie op woensdag 14.4.2021 om 13u00 in de gevangenis van Gent.

Tijdens de hoorzitting werd klager gehoord en bijgestaan door zijn advocate. Daarnaast werd ook de directeur gehoord.

(2)

2. Standpunt van de partijen 2.1. Standpunt klager

Klager stelt in zijn schriftelijk klachtenformulier samengevat dat hij het niet eens is met de tuchtbeslissing omdat hij zelf slachtoffer zou zijn in deze zaak. Zijn advocate en hijzelf hebben gevraagd om de camerabeelden te mogen bekijken maar de directie heeft dit niet vermeld in de beslissing en heeft dit ook niet willen doen. De klager zou tijdens de tuchtzitting ook vermeld hebben dat er andere cipiers konden getuigen dat hij slachtoffer was. Wat in het “PV” van de cipier staat klopt volgens klager niet. Ondertussen heeft hij ook klacht ingediend bij de politie.

Tijdens de hoorzitting voegt de advocate van klager toe dat er niet betwist wordt dat er een gevecht plaatsvond.

Haar cliënt blijft echter zweren dat hij niet gestart is maar integendeel aangevallen is geweest en daarbij (zware) verwondingen (o.a. wurgsporen in de nek) heeft opgelopen. Bovendien wordt er in het verweer gesteld dat er drie beambten de feiten bevestigden, terwijl er in het rapport staat dat er maar één iemand camerabewaking deed.

Toen klager na het gevecht op zijn cel kwam heeft hij de politie gebeld. De politie is onmiddellijk langsgekomen, heeft verklaringen afgenomen en vond het noodzakelijk om camerabeelden op te vragen.

Klager zegt dat hij zijn jas wou nemen en dat [medegedetineerde] hem onmiddellijk heeft aangevallen. Op het voetbalplein heeft [medegedetineerde] zijn tanden in de schouder van klager geplaatst waarop klager zich heeft proberen verdedigen.

Volgens de advocate van klager is het niet de eerste keer dat klager wordt aangevallen en zijn het telkens vier medegedetineerden die hem al gedurende een maand samen aanvallen. Op de hoorzitting voegt de klager toe dat hij reeds vier maal een rapportbriefje stuurde t.a.v. de directie om te wijzen op deze problematische situatie.

2.2. Standpunt directeur

In het schriftelijk verweer stelt de directeur dat de klacht ongegrond is omdat klager betrokken was bij een gevecht op de wandeling met een medegedetineerde. Op de tuchtzitting ontkende klager dat hij begonnen was met vechten. Gelet op het feit dat het RAD zowel de handelingen als de identiteit van de betrokken gedetineerden precies weergeeft, dat de feiten bovendien door drie beambten werden vastgesteld en er geen elementen zijn om te twijfelen aan hun verklaringen, volstond dit voor de directeur om een tuchtsanctie tegen beiden uit te spreken. Camerabeelden waren bijgevolg niet nodig.

Gelet op het feit dat vechten op de wandeling niet alleen een opzettelijke aantasting van de fysieke integriteit is, maar ook een aantasting van de orde en de veiligheid binnen de inrichting, is de opgelegde tuchtsanctie van 14 dagen ATV effectief en 14 dagen ATV voorwaardelijk gedurende 3 maanden volgens de directeur dan ook gepast.

Ter zitting antwoordt de directeur, naar aanleiding van hetgeen de advocate opmerkte in verband met het RAD, dat er nergens staat dat er maar één persoon camerabewaking aan het doen was.

De directeur voegt ook toe dat er camerabeelden zijn, maar dat deze niet bekeken werden. Het voornaamste in deze zaak is volgens de directeur dat de regelgeving rond de tuchtprocedure voorschrijft dat de directeur discretionair bepaalt wie hij oproept als getuige. De directeur in kwestie achtte het niet opportuun om beelden op te vragen omdat de feiten duidelijk waren. De betreffende directeur vond het ook niet nodig om de

(3)

gedetineerden betrokken bij het gevecht samen te zien. Dit is procedureel niet verplicht en zou niet verstandig zijn. De directeur heeft terecht elke gedetineerde afzonderlijk gezien en op basis van hetgeen hij bij de een en de andere gehoord heeft in eer en geweten alle verklaringen in overweging genomen om tot een tuchtbeslissing te komen. De directeur ziet dan ook geen schendingen van enig recht in de gevolgde procedure.

Dat de politie camerabeelden heeft opgevraagd heeft volgens de directeur niets te maken met de tuchtstraf.

De directeur stelt ook dat hij uit ervaring weet dat de kwaliteit van de camerabeelden van die aard is dat er niet veel op te zien is.

3. Beoordeling van de klacht 3.1. Omtrent de ontvankelijkheid

De klacht is gericht tegen een beslissing die door de directeur ten aanzien van klager werd genomen, werd tijdig ingediend, op de vereiste wijze en werd gemotiveerd. De Klachtencommissie verklaart de klacht dan ook ontvankelijk.

3.2. Omtrent de gegrondheid

Elke beslissing van een gevangenisdirecteur moet in overeenstemming zijn met de geldende wettelijke voorschriften in de gevangenis alsook met bindende bepalingen van in België geldende verdragen en moet daarenboven redelijk en billijk zijn.

De Klachtencommissie gaat dan ook na of de aangevochten beslissing aan deze voorwaarden voldoet (zie artikel 158 Basiswet).

De aangevochten beslissing betreft in voorliggende zaak een tuchtbeslissing van 22.3.2021. De voorwaarden waaronder de directeur dergelijke beslissing kan nemen, zijn vastgelegd in artikelen 122 t.e.m. 146 van de Basiswet en de Collectieve brief1 nr. 124 van 6 september 2013.

➢ de (totstandkoming van de) aangevochten beslissing

Wanneer een lid van het personeel een feit vaststelt waarvan hij of zij vermoedt dat het een tuchtrechtelijke inbreuk uitmaakt of wanneer een dergelijke inbreuk hem of haar ter kennis wordt gebracht, stelt hij of zij een rapport voor de directeur op (artikel 144, §1 Basiswet).

Zo werd op 20.3.2021 door een beambte in de gevangenis van Gent een rapport aan de directeur over klager opgemaakt waarin volgende feiten werden vastgesteld die volgens de beambte als tuchtrechtelijke inbreuk konden worden beschouwd:

“Ik was camerabewaking aan het doen wanneer ik zag dat bovenstaande begon te vechten met [medegedetineerde] . We hebben [klager] naar binnen geroepen wat hij dan gedaan heeft. Hierop hebben mijn collega’s hem naar de medische dienst begeleid om zijn verwondingen te laten verzorgen.”

1 Via collectieve brieven worden vanuit de penitentiaire administratie algemene instructies gegeven aan de lokale gevangenisdirecties.

(4)

Op het rapport wordt vermeld dat er twee andere beambten getuige ware van deze feiten.

Naar aanleiding van dit rapport besloot de directeur een tuchtprocedure ten aanzien van klager op te starten.

Klager werd omtrent de feiten gehoord tijdens de tuchtrechtelijke hoorzitting van 22.3.2021 om 11u10, waar hij werd bijgestaan door zijn advocate.

Uit het verslag van de tuchtrechtelijke hoorzitting blijkt dat klager aangaf dat “ze hem al een maand voor de fun aanvallen” en dat “ze” met vier personen zijn. De advocate voegde daaraan toe dat klacht werd ingediend bij de politie en dat de politie klager verhoorde als slachtoffer. Het verslag van de hoorzitting eindigt met “we zullen de andere partij horen eer we een beslissing nemen”.

Na de tuchtrechtelijke hoorzitting en na het horen van de andere partij nam de directeur een tuchtbeslissing waarbij klager werd gesanctioneerd met 28 dagen afzondering op de hem toegewezen verblijfsruimte (waarvan 14 effectief en 14 met uitstel) wegens inbreuken van de eerste categorie in de zin van artikel 129 van de Basiswet namelijk “de opzettelijke aantasting van de fysieke integriteit van personen, of de bedreiging daarmee” en “de opzettelijke aantasting van de orde”. De beslissing werd als volgt gemotiveerd:

“Gelet op het horen van de advocaat en de ernst van de feiten.

Gelet op het feit dat vechten op de wandeling een ernstige verstoring van de orde is.”

➢ met betrekking tot het horen van de medegedetineerde

Ter zitting van de Klachtencommissie wordt door de directeur bevestigd dat de andere gedetineerde die bij het gevecht betrokken was na de tuchtrechtelijke hoorzitting buiten de aanwezigheid van klager werd gehoord. De inhoud van de getuigenverklaring werd ook niet aan klager meegedeeld.

Het algemeen beginsel van recht van verdediging geldt ook in tuchtzaken en houdt in dat een tuchtstraf pas kan worden opgelegd nadat de betrokkene de gelegenheid heeft gekregen zich nuttig te verdedigen ten aanzien van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen. De rechten van verdediging van een gedetineerde zijn geschonden, indien blijkt dat hij geen tegenspraak heeft kunnen voeren over gegevens die van essentieel belang konden zijn voor de beoordeling van de tenlastelegging en de geloofwaardigheid van zijn verweer (zie in dat verband ook: RvS d.d. 2 maart 2011, nr. 211.702; RvS d.d. 17 maart 2016, nr. 234.163).

Ook uit de Basiswet blijkt duidelijk dat de directeur, indien hij besluit een getuige te horen, dit dient te doen in aanwezigheid van de gedetineerde (zie artikel 144, §5, vijfde lid: “de directeur kan de opsteller van het tuchtrapport en één of meerdere getuigen horen in aanwezigheid van de gedetineerde”).

Het klopt, zoals de directeur tijdens de hoorzitting aangeeft, dat er geen verplichting rust op de directeur om getuigen op te roepen. De directeur beslist inderdaad autonoom of hij de oproeping nuttig of nodig acht. Het recht van verdediging is dus niet per se geschonden wanneer de directeur de overtuiging is toegedaan dat er geen getuigen dienen gehoord te worden. Indien de directeur meent dat een getuigenverhoor geen nieuwe elementen naar boven zal brengen of deze niet nodig acht om tot zijn overtuiging te komen (er zijn m.a.w.

voldoende elementen om tot een tuchtrechtelijke beslissing te komen) hoeft hij dus geen getuigen op te roepen. Het horen van getuigen is uiteraard wel nodig indien dit noodzakelijk is om tot een zorgvuldige feitenvinding te komen (RvS d.d. 9 maart 2009, nr. 191.165).

Indien de directeur evenwel beslist om een getuige te horen, dan moet de gedetineerde bij het getuigenverhoor aanwezig zijn of minstens op de hoogte gebracht worden van (het resultaat van) deze onderzoeksdaad. Hoe

(5)

dan ook moeten de gedetineerde (en in voorkomend geval zijn advocaat) in de mogelijkheid worden gesteld om een weerwoord te bieden.

Het staat vast dat de medegedetineerde in deze zaak wel degelijk werd gehoord én dat deze getuigenverklaring bovendien een rol heeft gespeeld in de totstandkoming van de bestreden beslissing. Dit blijkt zowel uit het verslag van de tuchtrechtelijke hoorzitting (“we zullen de andere partij horen eer we een beslissing nemen”) als uit het verweer van de directeur ter zitting. Klager heeft echter nooit kennis genomen van de inhoud van deze getuigenverklaring. Klager heeft hierover dan ook geen tegenspraak kunnen voeren.

Het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging is bijgevolg geschonden.

➢ met betrekking tot het (niet) bekijken van camerabeelden

Een gedetineerde kan onderzoeksverrichtingen vragen aan de directeur, zoals het bekijken van camerabeelden.

Tuchtinbreuken worden echter in principe bewezen met rapporten aan de directeur. Uitgaande van beëdigde ambtenaren in de uitoefening van hun functie bewijzen de rapporten de erin vermelde feiten, tenzij er tegenindicaties blijken of worden aangevoerd, die de directeur moet onderzoeken en beoordelen (RvS 19 november 2010, nr. 209.026).

Er rust dan ook geen verplichting op de directeur om camerabeelden te bekijken, voor zover er geen tegenindicaties zijn waardoor getwijfeld kan worden aan de feiten zoals beschreven in het tuchtrapport. De directeur beslist in dat geval autonoom of hij het bekijken van de camerabeelden nuttig acht.

Het stellen van bijkomende onderzoeksdaden, zoals het opvragen van camerabeelden, is wel nodig indien dit noodzakelijk blijkt om tot een zorgvuldige feitenvinding te komen. Dit kan het geval zijn indien de directeur de tuchtrapporten hanteert als enige basis om tot een tuchtbeslissing te komen, maar de gedetineerde tegenindicaties oproept zodat er gerede twijfel rijst over de juistheid van de rapporten. De tuchtrapporten kunnen dan niet zonder nader onderzoek als grondslag voor de tuchtstraf gebruikt worden (RvS 19 november 2010, nr. 209.026).

In deze zaak ontkende de gedetineerde de feiten formeel, verwijst de gedetineerde naar vier rapportbriefjes t.a.v. de directie waarin hij stelt het slachtoffer te zijn van agressie, werden de feiten enkel waargenomen via camerabeelden, waarvan de directeur zelf aangeeft dat het niet eenvoudig is om hierop alles goed te zien, en zijn er geen rechtstreekse getuigen van de feiten. Dat de directeur het noodzakelijk achtte een andere partij te horen alvorens een beslissing te nemen wijst er bovendien op dat de directeur niet geheel zeker was van het verloop van de feiten op basis van het tuchtrapport alleen.

Verder is het cruciaal dat de gedetineerde over voldoende mogelijkheden beschikt om tegenspraak te voeren over alle gegevens die van essentieel belang kunnen zijn voor de beoordeling van de tenlastelegging en de geloofwaardigheid van zijn verweer (RvS 2 maart 2011, nr. 211.703).

Uit de hoorzitting van de Klachtencommissie bleek stellig dat het tuchtrapport louter op basis van camerabeelden werd vastgesteld. Er zijn geen beambten die de feiten rechtstreeks hebben waargenomen, noch getuigen wiens verklaring deel uitmaken van het dossier. Gezien deze omstandigheden, dienen de camerabeelden beschouwd te worden als determinerend bewijs voor het gevecht tussen klager en [medegedetineerde]. De camerabeelden zijn in deze zaak dus van essentieel belang voor de beoordeling van de tenlastelegging en de geloofwaardigheid van het verweer van de gedetineerde. De rechten van verdediging

(6)

van klager zijn dan ook geschonden doordat hem, ondanks zijn uitdrukkelijke vraag daartoe, geweigerd werd de camerabeelden te bekijken en daarover tegenspraak te voeren.

➢ met betrekking tot de motivering van de tuchtbeslissing

Tot slot moet een gedetineerde overeenkomstig artikel 144, §7 van de Basiswet kunnen begrijpen welke motieven de keuze en de maat van de tuchtsanctie hebben bepaald.

Bij de keuze van de aard en de omvang van de tuchtsanctie dient de directeur rekening te houden met de ernst van de inbreuk, met de omstandigheden waarin zij plaatsvond, met verzachtende omstandigheden en met de voorlopige maatregelen die eventueel werden opgelegd (zie artikel 143, §1 Basiswet).

In voorliggende zaak werd gekozen voor een sanctie van 28 dagen afzondering op de toegewezen verblijfsruimte (waarvan 14 effectief en 14 met uitstel) wegens inbreuken van de eerste categorie in de zin van artikel 129 van de Basiswet namelijk “de opzettelijke aantasting van de fysieke integriteit van personen, of de bedreiging daarmee” en “de opzettelijke aantasting van de orde”. De beslissing werd als volgt gemotiveerd:

“Gelet op het horen van de advocaat en de ernst van de feiten.

Gelet op het feit dat vechten op de wandeling een ernstige verstoring van de orde is.”

Naast het gegeven dat de motivatie uiterst summier is, wordt niet ingegaan op de bewering van klager dat hij slachtoffer is in deze zaak, noch waarom dit niet nader onderzocht werd of waarom een verder onderzoek geen duidelijkheid zou verschaffen over mogelijke rechtvaardigingsgronden (wettige verdediging) of verzachtende omstandigheden (uitlokking). Uit de motivering van de tuchtbeslissing blijkt op geen enkele manier dat het verweer van (de advocate van) klager dat hij tijdens de hoorzitting voerde, in overweging werd genomen. De Klachtencommissie kan uit de motivatie van de tuchtbeslissing niet afleiden waarop de directeur zich baseerde om de aan klager ten laste gelegde inbreuken als bewezen te beschouwen. Tot slot kan ook de proportionaliteit van de gekozen sanctie onmogelijk beoordeeld worden.

De Klachtencommissie acht de motiveringsplicht dan ook niet voldoende nagekomen.

4. Beslissing van de Klachtencommissie

Op grond van al het bovenstaande oordeelt de Klachtencommissie dat het recht op tegenspraak, de zorgvuldigheidsplicht en de motiveringsplicht zijn geschonden. De aangevochten beslissing dient dan ook vernietigd te worden (zie artikel 158 Basiswet).

De voltallige Klachtencommissie:

- verklaart de klacht ontvankelijk en gegrond;

- vernietigt de tuchtbeslissing van de directeur van 22.3.2021;

- draagt de Klachtencommissie de directeur op de tuchtrechtelijke sanctie, die aan klager werd opgelegd bij tuchtbeslissing van 22.3.2021, te schrappen uit het tuchtregister van klager.

Beslist op 26 april 2021,

De heer Vincent Eechaudt De heer Dirk Costers De heer Gerrit Stassyns

Voorzitter Lid van de Klachtencommissie Lid van de Klachtencommissie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op 19 augustus 2016 heeft klager, in bijzijn van beklaagde, met de moeder een discussie gehad over het tekenen van de toestemmingsverklaring voor de vakantie van klager met

en Anser/Branta sp., ten minste een soort zwaan Cygnus olor (Gmelin, 1789)/Cygnus sp., zeearend Haliaeetus albicilla (Linnaeus, 1758), kip Gallus gallus domesticus (Linnaeus, 1758)

De grootste meerwaarde van het schrijven van het boek, vindt Ellie, is dat zij veel respect voor haar moeder heeft gekregen.. “Ik denk dat mijn moeder een Asperger

Aanwezig: Andries Verlinden, Aron (Chiro Tielt), Britt, Dejagere Michiel, Hélène Verhenne, Jeff De Weerdt, Judith Desmet, Luca Lahousse (voorzitter), Margo Vandekerckhove,

aanvankelijk alleen van de Guldenakker naar de Hovel reed, werd de Boodschappenbus opengesteld voor alle inwoners van Goirle en Riel met hun eventuele begeleiders, die zichzelf tot

o Vraag Agnes om iets te publiceren rond 20 jaar bestaan van vereniging Martin De Kegel zodat hier ruchtbaarheid aan gegeven kan worden > terug op agenda van GROS najaar

• Herhaling vraag Gilberte om nuttige informatie voor senioren te bezorgen vanuit andere domeinen – website seniorenraad is ook gelinkt aan site gemeente + via nieuwsbrief kan

Ik begrijp alleen wel wat de heer Van Weyenberg zegt: het risico is natuurlijk dat deze mensen dan niet meer opgeroepen worden of dat hun contract wordt beëindigd, omdat zij