• No results found

Parapluie-fabriek, Fabriekstraat 6, Tilburg bouwhistorische rapportage

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Parapluie-fabriek, Fabriekstraat 6, Tilburg bouwhistorische rapportage"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Parapluie-fabriek, Fabriekstraat 6, Tilburg

bouwhistorische rapportage

(2)

Fabriekstraat 6.

(3)

Luchtfoto, Omgeving Tilburg. Google Maps (2020)

(4)

Inhoudsopgave

5 1. Algemene gegevens 5 1.1. Objectgegevens 7 1.2. Voorwoord 7 1.3. Inleiding 9 1.4. Bescherming 11 2. Bouwgeschiedenis 11 2.1. Situatie en context 13 2.2. Gebruiksgeschiedenis 15 2.3. Bouwgeschiedenis

17 2.3.1 1899

19 2.3.2 1913

21 2.3.3 1922-1925

23 2.3.4 1984

25 3. Beschrijving

25 3.1. Situatie en ruimtelijke context 25 3.2. Exterieur

25 3.2.1 Bouwmassa

27 3.2.2 Gevels

29 3.2.3 Constructie

31 3.3. Interieur

31 3.3.1 Kelder

33 3.3.2 Begane grond

35 3.3.3 Verdieping

37 3.3.4 Zolder

39 4. Waardestelling

39 4.1 Cultuurhistorische waardestelling 39 4.1.1 Algemeen historische waarden

39 4.1.2 Ensemblewaarden en stedenbouwkundige waarden

39 4.1.3 Architectuurhistorische waarden 39 4.1.4 Bouwhistorische waarden 40 4.2 Interne waardestelling

41 4.2.1 Hoge monumentwaarde

42 4.2.2 Positieve monumentwaarde 43 4.2.3 Indifferente monumentwaarde 44 5. Aanbevelingen

44 5.1 Algemene aanbevelingen 44 5.2 Specifieke aanbevelingen 45 6. Literatuur- en bronnenoverzicht

(5)

Kadastrale kaart, Fabriekstraat 6. atlas.odzob.nl

1. Algemene gegevens

1.1. Objectgegevens opdrachtnr.: 096

opname: 28-11-2019

uitgave 14-02-2020

uitvoering: John van Lierop (bouwhistoricus) en Liz Dewitte (bouwhistorica)

JOHN VAN LIEROP

architectuur | bouwhistorie | restauratie

adres: Wilelminapark 54

5041 ED Tilburg

telefoon: 06-54697524

e-mail: info@johnvanlierop.com Object: woonhuis / voormalige fabriek

adres: Fabriekstraat 6

5038 EN Tilburg

X-Y Coördinaten: 133826 - 396712

Gebruik/beheer: in gebruik door vorige eigenaar Kadastrale gem.: Tilburg

Sectie: M

Kadastraal obj.: 8417

Monumentnr.: 521160 rijksmonument eigendom / opdrachtgever: Magis Vastgoed Tilburg B.V.

adres: Stedekestraat 48

5041 DN Tilburg

e-mail: rolf@magisvastgoed.nl

Niets uit deze rapportage mag worden verveelvoudigd en / of openbaar gemaakt d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van John van Lierop.

Hiermee wordt verwezen naar het auteursrecht en copyright volgens de Nederlandse Wet.

(6)

Fabriekstraat 6 in 1991. MIP PNB001063867

(7)

1.2. Voorwoord

Het pand Fabriekstraat 6 maakt door zijn ‘geleefde en authentieke uiterlijk’ een grote indruk in de kleinschalige straat in de binnenstad van Tilburg. Het staat ingeklemd tussen voornamelijk woon- en werkbebouwing. Het voormalige fabriekspand is sinds 1984 als woning en opslagruimte in gebruik. Nu het monumentale gebouw recent van eigenaar is gewisseld, worden er plannen gemaakt voor een nieuwe invulling. Door de initiatiefnemer Magis Vastgoed Tilburg B.V. is ons gevraagd om een bouwhistorische verkenning uit te voeren naar het voormalige fabrieksgebouw (hierna te noemen ‘fabriek’ ). Dit document zal als resultaat van het onderzoek dienen om in de vergunning-procedures de werkzaamheden te kunnen toetsen aan de monumentale waarden van het object.

Tijdens het bouwhistorisch onderzoek hebben we getracht de specifieke bouwhistorie van het pand te ontrafelen. Naast de beschrijving van de bouwgeschiedenis biedt het rapport ook inzicht in de aanwezigheid en de waarde van de afzonderlijke monumentale onderdelen.

In de waardestelling komt ook de ‘speelruimte’ voor mogelijke aanpassingen in beeld. Binnen de monumentale kaders kan het pand aangepast worden aan de persoonlijke eisen of nieuwe functies. De waardestelling in dit rapport is niet op de bouwtechnische toestand, eventuele gebruikersbelangen of financiële aspecten gebaseerd maar op de waarde die de onderdelen vanuit de bouwhistorie van dit pand vertegenwoordigen.

Voor het vertrouwen in de opdracht, de getoonde interesse in de bouwhistorie willen we onze opdrachtgever, Magis Vastgoed Tilburg B.V. en architect Ed Bergers van Baudoin Van Alphen Bergers en de voormalige eigenaren Dhr. en Mevr. Van Loon bedanken.

1.3. Inleiding

De bouwhistorische opname en dit rapport zijn uitgevoerd en opgezet op basis van de Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek 2009. De diepgang van het onderzoek beperkt zich tot een bouwhistorische verkenning of ‘quick-scan’ van het hoofdgebouw en de achtergelegen tuinmuur. Het doel van het bouwhistorisch onderzoek is om inzicht te krijgen in de

ontwikkelingsgeschiedenis van het monumentale of beeldbepalende gebouw en zijn omgeving.

Door een beschrijving en een beschouwing van de afzonderlijke onderdelen in verhouding tot het geheel wordt er inzicht verkregen in de monumentale- en cultuurhistorische waarden. Dit rapport met waardestelling kan opgevat worden als inspiratie voor de komende herbestemming / ruimtelijke veranderingen en kan daarnaast voor ruimtelijke procedures een toetsingskader bieden voor de bouwkundige en visuele ingrepen.

Het object wordt achtereenvolgens op specifieke onderdelen, van groot naar klein, beschouwd. Daarna wordt kort de ontstaansgeschiedenis ervan beschreven. Vanuit die beschrijving volgt de waardestelling van de onderdelen.

Voorafgaand aan het ontwerp voor eventuele nieuwe wijzigingen en/of toevoegingen aan het gebouw is een goede interpretatie van de gegevens van de waardestelling noodzakelijk.

De teksten zijn daarvoor leidend. De waardestellingstekeningen zijn ter illustratie in dit rapport

(8)

Monumentnummer*: 521160 Smallepad 5 3811 MG Amersfoort Postbus 1600 3800 BP Amersfoort www.cultureelerfgoed.nl T 033 421 74 21 F 033 421 77 99 E info@cultureelerfgoed.nl

Status: rijksmonument

Inschrijving register*: 22 augustus 2002 Kadaster deel/nr: 13718/40

Woonplaats*

Tilburg

Gemeente*

Tilburg

Provincie*

Noord-Brabant

Straat* Nr* Toev.* Postcode* Woonplaats* Situering Locatie

Fabriekstraat 6 5038 EN Tilburg

Kadastrale gemeente* Sectie* Kad. object* Appartement Grondperceel

TILBURG M 8417

Rijksmonumentomschrijving**

Inleiding

Voormalige PARAPLUFABRIEK uit 1886 gebouwd voor Guillaume Gimbrère. De firma, die een zaak in de Heuvelstraat had, is opgericht in 1853. Het woonhuis van de firmant is de eveneens beschermde Stationsstraat 25. Fabriek en woonhuis liggen tot de sluiting van het bedrijf in 1956 op één L-vormig perceel grenzend aan beide straten. De overbouwde poort is nog steeds de achterom van het woonhuis. Na een brand in het begin van de eeuw is het oorspronkelijke mansardedak van de fabriek aan de achterkant opgetrokken en voorzien van een plat dak op de huidige hoogte. Nu is het woon- en pakhuis.

Omschrijving

De rechthoekige fabriek ligt op een L-vormig perceel met de voorgevel op de erfscheiding aan de straat. Drie zijden van de fabriek zijn vrijstaand. De oostelijke kopgevel ligt ingeklemd tegen de belendende bebouwing. De voorgevel van de fabriek heeft twee bouwlagen met hierboven een zolderverdieping gedekt door een plat dak met dakschild aan de straat voorzien van grijze kruispannen. Aan de achterkant drie bouwlagen.

De nagenoeg symmetrische voorgevel is negen traveeën breed. Elke travee bevat zowel op de begane grond als op de verdieping een getoogde muuropening met daarin gietijzeren roedenvensters met een I-profiel als latei. Het venster bevat een zesendertigruits verdeling met een verzwaarde middenstijl en een hardstenen lekdorpel. In de

* Dit gegeven is onderdeel van het rijksmonumentenregister

** Dit is een registergegeven voor zover noodzakelijk voor de identificatie van het rijksmonument Datum van downloaden 4 februari 2020

Pagina: 1 / 2

Omschrijving van de voorm. Parapluiefabriek, Fabriekstraat 6. RCE

middentravee een dubbele voordeur en gietijzeren bovenlicht. Geheel links in de gevel een smalle overbouwde rondboogpoort. De indeling van de achtergevel komt voor de onderste twee bouwlagen overeen met die van de voorgevel. Een uitzondering vormt de middentravee, deze bevat namelijk op de verdieping een gietijzeren rondraam met geometrische roedenverdeling. De derde bouwlaag heeft houten vensters met een T-vormige indeling en een achterovervallend bovenlicht. Het opgaande werk bestaat uit handgevormde rode baksteen gemetseld in kruisverband. Siermetselwerk onder de goot en in de boogtrommels boven de vensters. De westgevel is blind. Het achterliggende erf wordt aan de westkant door een gemetselde schansmuur afgesloten.

Het interieur is grotendeels authentiek. In de fabriek houten bordestrappen met leuningwrong en kuipstukken. De vloerconstructies bestaan uit stalen moer- en houten kinderbalken.

Waardering

Het object is van algemeen belang. Het heeft cultuurhistorisch belang als voorbeeld van de sociaal-economische ontwikkeling van de nijverheid in Tilburg en als voorbeeld van de typologische ontwikkeling van de

fabriekshoogbouw in de late negentiende eeuw. Architectuurhistorisch is het van belang vanwege het bouwtype en de harmonische eenvoud van de toegepaste vormentaal. Het gebouw is belangrijk vanwege de gaafheid van het ex- en interieur.

Hoofdcategorie Subcategorie Functie

Boerderijen, molens en bedrijven Industrie Fabrieksgebouw

* Dit gegeven is onderdeel van het rijksmonumentenregister

** Dit is een registergegeven voor zover noodzakelijk voor de identificatie van het rijksmonument Datum van downloaden 4 februari 2020

Pagina: 2 / 2

(9)

opgenomen en kunnen nimmer zonder de waardestellingsteksten geïnterpreteerd worden.

De in het rapport opgenomen afbeeldingen en foto’s zonder of met aanduiding ‘JVL’

zijn recent door of namens auteur John van Lierop architectuur | bouwhistorie | restauratie vervaardigd of op de locatie genomen. Daarnaast is er gebruik gemaakt van kadastrale kaarten, foto’s en tekeningen die verkrijgbaar waren door middel van digitale archieven of door de opdrachtgever zijn aangeleverd. De bronaanduidingen zijn bij de afbeeldingen zelf vermeld.

1.4. Bescherming

De Voormalige paraplufabriek is beschermd als rijksmonument sinds 22-08-2002 onder het monumentennummer 521160.1 De paraplufabriek is ontstaan als werkplaats dat behoorde bij het woonhuis van de paraplufabrikant op de Stationsstraat nr. 25. Ook dit pand is beschermd als rijksmonument.

1 Het rijksmonumentenregister: https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/

Topografische kaart, Fabriekstraat 6. http://atlas.odzob.nl/erfgoed/

(10)

Op de kadastrale minuut van de periode 1811-1832 (Tilburg-Veldhoven kaart L-01) is er nog geen bebouwing in het landbouwgebied ingetekend.

Kadaster / RCE MIN10153L01

Detail van kadastrale verzamelkaart van de periode 1811-1832. Kadaster / RCE MIN10153VK1 18

Detail van de kaart van Tilburg door Hendrik Verhees 1790 op basis van de kaart van Diederik Zijnen uit 1760.

geschiedenislokaal013

(11)

2. Bouwgeschiedenis

2.1. Situatie en context

De voormalige paraplufabriek Fabriekstraat 6 bevindt zich aan de Fabriekstraat in het centrum van Tilburg. Fabriek en het oorspronkelijke woonhuis liggen tot de sluiting van het bedrijf op één L-vormig perceel grenzend aan de Fabriekstraat en de Stationsstraat 25 (rijksmonument 521209).

De kadastrale kaart van 1899 (dienstjaar 1900) toont ons dat het huis (oorspronkelijk huisnr. M 1083), fabriek en bijgebouwen allen in 1 keer in 1898-1899 gebouwd zijn. Het valt te verwachten dat de Tilburgse architect Blomjous ook voor de bouw van de fabriek het ontwerp maakte.2 De situatie is deels veranderd doordat er op korte afstand van de achtergevel een schutting geplaatst is. Het woonhuis heeft nog steeds een achterom via de overbouwde poort onder de voormalige paraplufabriek.

Met de grootste zekerheid kunnen we met de geschiedenis van het perceel teruggaan naar de oude kadastrale minuutplannen. Kaart L blad 01 laat zien dat het perceel waar nu de voormalige parapluiefabriek gelegen was in de wijk bekend staat als ‘De Heuvelsche Akkers’.

Het grote vierkante perceel nr. 18 is dan van dhr. J.F. van Dun. We zien dat het gebied zuiver agrarisch is en dat de bebouwingsconcentratie zich beperkt tot de huidige Noordstraat. De huidige Stationstraat is al wel als pad aanwezig. Ook op de kaart van Hendrik Verhees uit 1790 zien we de padenstructuur, toen het spoor en station nog niet waren aangelegd, door het agrarische gebied lopen. De aanleg van het station zorgt er uteindelijk voor dat het hele gebied tussen de Heuvelstraat en het station in rap tempo verdicht.

Na 1854 ontstaat mede door de ‘bescherming van de tariefwet’ (tot 1862, vrijhandelspolitiek) en introductie van stoommachines een sterke groei van de industrie in Tilburg. Een ontwikkeling die het karakter van de stad voorgoed zou veranderen. In 1863 wordt de concurentiepositie van de bedrijven door de aanleg van het spoornetwerk versterkt. De bedrijven groeien verder en de bebouwing neemt wederom toe. Tegen het einde van de negentiende eeuw heeft de industrie meer verscheidenheid maar de textielindustrie blijft domineren. In 1869 wordt de Centrale Werkplaats van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen gevestigd. De aanleg van diverse spoor- en tramlijnen (o.a Waalwijk in 1881, voor personen- en goederenvervoer) is bepalend geweest voor de ontwikkeling van Tilburg. Voor de verbinding van de fabrieken met de spoorlijnen te verbeten werden straten verhard.

De nieuwe spoorlijn verdeelde de bestaande structuur van de stad in 1863. De bebouwing ontwikkeld zich nog geleidelijk zonder planmatigheid. De bevolking groeit met de industrie mee en de invloed van de Katholieke kerk neemt een vlucht. De stad wordt in parochies verdeeld en kerken worden bijgebouwd. Het bestuur was niet genegen om zich sterk te bemoeien met de ontwikkeling van de grote hoeveelheid open bebouwing binnen de stad, en stuurde soms enkel bij en legaliseerde

2 Voormalig WOONHUIS uit 1898, in Eclectische stijl, gebouwd voor paraplufabrikant Guillaume Gimbrère naar ontwerp van de Tilburgse architect J.A. Blomjous.

In de bij de minuutkaart behorende OAT vinden we de eigenaar van de perceel 18 (weiland), Jan Franciscus van Dun. Kadaster / RCE OAT10153L001

(12)

Kaart van Tilburg 1880. geschiedenislokaal013 Stadsplattegrond van Tilburg 1901. geschiedenislokaal013

(13)

bestaande ontwikkelingen. Aan het einde van de negentiende eeuw kreeg men vanwege oplopende problemen met ziektes in dichtbevolkte gebieden aandacht voor hygiene, dat leidde tot de aanleg van waterleidingnet. In 1901 kreeg de overheid met de woningwet invloed en in aansluiting daarvan bracht Tilburg in 1904 een bouwverordening uit.

In  periode tussen 1826 en 1904 verdicht de bestaande structuur langs het netwerk van straten en paden. Daarna verdichtte men de open tussenruimtes. Een van de manieren is dat achter de diepe kavels ‘achterstraten’ werden aangelegd. Door die groeiwijze bleef de van oorsprong agrarische structuur nog lang herkenbaar. Tot 1868 was er nog akkerland in het huidige centrum aanwezig.

De ontwikkeling van de perceelsomvang wordt in het hoofdstuk 2.3 betreft de bouwgeschiedenis verder belicht.

2.2. Gebruiksgeschiedenis 1899

Na een brand aan het einde van de 19de eeuw werd de Paraplufabriek gebouwd in opdracht van Guillaume Arnoldus Gimbrère in 1899 (zie dienstjaar 1902 kadaster). In de monumentenbeschrijving staat 1886 aangegeven. Dit klopt niet met de gegevens uit het kadaster. De familie Gimbrère was een ondernemende familie van parapluhandelaren. Guillaume Gimbrère en Adriaan Gimbrère begonnen gezamenlijk een paraplufabriek in de Wolstraat (nu Telexstraat), maar gingen in 1884 uit elkaar. Ze gingen afzonderlijk elk met een eigen fabriek verder onder de namen Adrien Gimbère et Fils en Firma Guillaume Gimbrère. In het begin van de eeuw werd het handwerk in de paraplufabriek steeds meer ondersteund door machines, in 1909 aangedreven door een gasmotor, later door elektriciteit. De fabriek groeide uit tot de grootste van Tilburg.3

1891

In 1891 brak er brand uit in de werkplaats van de firma Gimbrere & Co achter het woonhuis in de Stationstraat. Volgens een artikel in de Graafsche Courant werd hierdoor het gehele huis aangetast.

Het gehele perceel werd door de brand aangetast.4 1899

In 1899 volgde de gehele nieuwbouw van de fabriek (zie kadastertekening, bouwgeschiedenis).

1852

Volgens de gegevens van de kamer van koophandel voor Tilburg en omstreken werd de Firma Guillaume Gimbrère in de Fabriekstraat nr. 6 opgeheven op 19 januari 1952.5

1997

Sinds 1997 is de voormalige fabriek in gebruik geweest als bedrijfsruimte en pakhuis. Vanaf 1984 kwam de fabriek in handen van de huidige eigenaar, de heer van Loon, die het gebruikte als

3 Gimbrère, genealogie en achtergronden, https://gimbrere-familie.nl/tilburg/

4 BHIC krantenarchief, Graafsche Courant, 1891-08-22

5 BHIC, Kamer van Koophandel voor Tilburg en omstreken, Handelsregister Guillaume Gimbrere reclame 1921, Nienhuis. RAT 040194

(14)

Kadastrale hulpkaart M-666 uit dj.-1900. Kadaster / RCE Kadastrale hulpkaart M-143 uit dj.-1870. Kadaster / RCE

Detail van leggerartikel 10202. Kadaster

Detail van leggerartikel 5347, Petronella Ackermans Weduwe C Strick. Kadaster

(15)

pakhuis met bovenwoning. De bestaande structuur van het gebouw werd hierbij nagenoeg intact behouden.

2.3. Bouwgeschiedenis Typologie: Industrieel erfgoed

Stijl: Het monument heeft een functionele industriële opbouw.

Kadasterplannen:

Op de kadasterkaarten is de groei van het ensemble als volgt af te lezen:

(Zwarte lijnen zijn ongewijzigde grenzen, blauwe lijnen zijn vervallen grenzen, rode lijnen zijn nieuwe grenzen)

Dienstjaar: 1870 hulpkaart Tilburg, Sectie M 143, perceelnr. 1764,1765, 1766, 1767.

Omschrijving: De kadasterkaart toont de bestaande bouw van twee woonhuizen met achterliggende werkplaatsen aan de Stationsstraat en een pakhuis met erf (1764) aan de Fabriekstraat.

Eigenaar 1766, 1767: …

Eigenaar 1763 (tuin), 1764 (pakhuis & erf), 1765 (smederij en erf): Petronella Ackermans wed. C.

Strik, winkelierster Tilburg (leggerart. 5347).

Eigenaar 1764 (pakhuis & erf), 2502 (huis met erf), 2503 (huis met erf): .Woutherius Ludovicus Strik, koopman Tilburg (leggerart. 9634), dienstjaar 1898 verkoop aan Guillaume Arnoldus Gimbrère, koopman Tilburg (leggerart. 10202)

Eigenaar 1762 tuin: Het Bisdom van ’s Hertogenbosch (leggerart. 4254), verkoop aan (leggerart.

4182, 5367)

Dienstjaar: 1900 hulpkaart Tilburg, Sectie M 666, perceelnr. 5526, 5527

Omschrijving: De kadasterkaart toont het slopen van het pakhuis (1764) met twee naastgelegen huizen (2502 en 2503) aan de Fabriekstraat in het dienstjaar 1900. Op het nieuwgevormde grotere perceel toont het de nieuwbouw van een woonhuis met erf en tuin (5527) aan de Stationsstraat en de bouw van een fabriek en erf (5526).

Eigenaar: Guillaume Arnoldus Gimbrère, koopman Tilburg (leggerart. 10202) Dienstjaar: 1902 hulpkaart Tilburg, Sectie M 706, perceelnr. 5805, 5806.

Omschrijving: De kadasterkaart toont dat de westelijke perceelsgrens van de fabriek aangepast wordt. Naast de fabriek worden woningen gebouwd. fabriek en erf (5805) redres, huis bergplaats erf (5806).

Eigenaar: Guillaume Arnoldus Gimbrère, koopman Tilburg (leggerart. 10202). In dienstjaar 1909 volgt een scheiding van de bezittingen en gaat de eigendom naar François Guillaume Marie Gimbrère, industrieel Tilburg (leggerart. 13298)

(16)

Stationstraat in 1902 Links het huis van Fam. Gimbrere. Nienhuis. RAT 002580

Kadastrale hulpkaart M-1242 uit dj.-1933. Kadaster / RCE Kadastrale hulpkaart M-709 uit dj.-1902. Kadaster / RCE

(17)

Dienstjaar: 1933 hulpkaart Tilburg, Sectie M 1242, perceelnr. 8417, 8418.

Omschrijving: Fabriek en erf (8417). Verbouwing in dienstjaar 1914 (door weduwe van Guillaume Gimbrère, zie bouwfase 1913)

Eigenaar: François Guillaume Marie Gimbrère (en consorten), industrieel Tilburg (leggerart. 13298).

In dienstjaar 1921 gaat de eigendom over naar de firma Guillaume (leggerart. 17722). Dienstjaar 1923 verandering (verbouw dak achterzijde). In dienstjaar 1929 scheiding (naar leggerart. 19967).

De kaart laat zien dat omstreeks 1933 met een tuinmuur het perceel in twee werd gedeeld.

2.3.1 Bouwfase 1899-1900

De paraplufabriek werd gebouwd in 1899. Het bouwvolume staat aangegeven op de kadasterkaart van het dienstjaar 1900. De fabriek werd opgetrokken als een rechthoekig bouwvolume van twee bouwlagen onder een mansardedak. De buitenruimte achter de fabriek werd door een tuinmuur in twee delen verdeeld. Een eerste oostelijk deel werd als tuin bij het woonhuis aan de Stationsstraat gevoegd. Via een smalle onderdoorgang onder de fabriek ontstond een extra toegang tot de Fabriekstraat. In een tweede deel westelijk deel met een open plaats voor de arbeiders sloot een langwerpige bijbouw het erf aan de achterzijde af. In het volume waren de toiletten ondergebracht.

Het gebouw heeft een rigide en heldere structuur die tot op de dag van vandaag zeer goed herkenbaar is. De plattegrond kent een driedeling met een smalle gang naar het achterterrein. De middelste beuk is het smalst. Hierin zijn de kleinere kamers en een trappenhuis ondergebracht.

Vanuit een centrale hal zijn de grote kamers in de linker en rechter beuk te betreden. Elke beuk heeft op elke verdieping twee kamers die onderling met deuropeningen verbonden waren. Het is niet bekend of de zolderverdieping oorsponkelijk een verdeling kende of volledig ongedeeld was. Opvallend is dat het hele gebouw niet haaks gebouwd is. Het is te zien en te voelen dat alle muren die van de voor- naar de achtergevel lopen onder een hoek staan. Vermoedelijk heeft men bij de bouw vanuit een bestaande perceelsgrens (grens met de percelen aan de Stationsstraat) de bouw uitgezet. De scheefstand is echter op geen van de oude kadastrale tekeningen op te merken.

Historische context: De historische ontwikkeling van ijzer en staal in fabrieksgebouwen

De bouw van de paraplufabriek valt samen met een periode waarin de ijzer- en staalskeletbouw een snelle opmars maakten in de fabrieksbouw. Deze nieuwe bouwmethode werd gezien als een snelle en goedkope techniek. Een voorbeeld hiervan is de galerie des machines op de wereldexpo in Parijs. Dit was het eerste gebouw dat geheel uit staal opgetrokken werd in 1889. Dit gebouw stond echter op de expo naast de Eiffeltoren eveneens uit 1889 maar opgebouwd uit welijzer. Het was een tijd waarin er geëxperimenteerd werd met verschillende soorten ijzersamenstellingen. De toepassing van welijzeren balken tussen dragende bakstenen buitenmuren zorgden ervoor dat er steeds hoger gebouwd kon worden. Daarnaast ontstond ook een uitgebreid gamma van brandveilige vloersystemen.

(18)

Bouwtekening voor de wijzigingen in 1913. Bouwarchief Tilburg

(19)

Na de tweede helft van de 19de eeuw produceerde men op een snelle manier vloeibaar staal met een lage kostprijs. Zo werden bijvoorbeeld spoorstaven niet langer van smeedijzer gemaakt maar van staal.

Samen met nieuwe productiemethoden werden allerlei verbeteringen ingevoerd zodat ook minder geschikte ertsen verwerkt konden worden. Hierbij werden de volgende metalen gebruikt in historische volgorde: smeedijzer, gietijzer (niet lasbaar), welijzer/welstaal (wel lasbaar), vloeiijzer/vloeistaal.

Welijzer bestaat voor het grootste deel uit puddelijzer geproduceerd in een puddeloven. Dit was een productieproces waarbij voor de allereerste keer een soort staal gemaakt werd. Gietijzer, dat door zijn hoge koolstofgehalte bros was, werd verhit tot alle koolstof eruit verdwenen was en er welijzer of frisijzer ontstond. Hierdoor ontstond een smeedbaar materiaal. Door in het midden van dit proces te stoppen ontstond welstaal, wat wel nog een laag koolstofgehalte bevat. Dit was een moeilijk controleerbaar proces. Hierdoor heeft puddelijzer, wat zowel welijzer als welstaal kan bevatten, een erg wisselende kwaliteit. Omdat de koolstofverhouding in het ijzer niet goed in te schatten is. De oude vorm van welstaal heeft daardoor veel meer afwijkingen dan modern staal.6

2.3.2 1913

In 1913 werd een verbouwing uitgevoerd door aannemer L. J. de Beer. In het archief is “een plan voor het inrichten van eene nieuwe werkkamer met privaten op den zolder der parapluiefabriek van mevrouw weduwe van Guillaume Gimbrère”.

De plannen tonen een herinrichting van de zolder met een nieuwe werkkamer, de inbreng van een goederenlift, een portaal met twee nieuwe toiletten, en het toevoegen van een brandtrap aan de achterzijde van het gebouw. Bij de opbouw van de wanden werd veelvuldig gebruik gemaakt van asbestplaten. In de ramen van de achtergevel werd draadglas geplaatst ter plekke van de nieuwe brandtrap. In het dakvlak werden aan de voor- en achterzijde daklichten aangebracht.

Boven de werkkamer werd een vliering aangebracht met ingewerkte luchtschuiven. Daarnaast was de begane grond in gebruik als: montuurkamer (0.05), stikkamer (0.06), personeel kantoor (0.07), opmaakkamer (0.08) en pakkamer (0.09). Op de eerste verdieping waren de volgende ruimte gelegen: privé kantoor (1.02), stokkenkamer (1.03), parapluiekamer (1.04), overtrekkamer (1.05), snijkamer (1.06) en de stoffenkamer (1.07). Dat de lift gemaatvoerd is duidt er op dat bij de werkzaamheden deze als nieuw ingebracht is. De toegangsdeuren tot de naastgelegen kamers op de begane grond en de verdieping zijn daarvoor uit het midden van de hal geplaatst.

Het formaat van de binnentuin en buitentoiletten lijkt te groot te zijn ingetekend. De situatie komt niet overeen met de kadastrale tekeningen. Of het kan zijn dat de wijzigingen hieraan nooit met tekeningen en vergunning zijn uitgevoerd. Tegen de achtergevel is een rechthoek getekend waarmee waarschijnlijk een buitentoegang of koekoek naar de kelder bedoelt wordt. De kelder wordt echter nergens getekend (en was tijdens de opname niet toegankelijk).

6 OOSTERHOFF J., Constructies van ijzer en beton. Gebouwen 1800-1940. Overzicht en typologie. Bouwtechniek in Nederland 1, Delft, Foto van het naaiattelier op zolder. website gimbrere-familie 1988

(20)

Bouwtekening voor de heropbouw na de brand in 1922. Bouwarchief Tilburg

(21)

2.3.3 1922-1925

In 1922 werd een deel van de kap vernield door brand. De bouwplannen uit 1922 tonen het herstel van de parapluiefabriek na de brandschade.

De zolderruimte werd heringedeeld. Aan de achterzijde werd een nieuwe opspankamer aangebracht. Hiervoor werd de dakvoet aan de achterzijde van het gebouw opgetrokken en werd een reeks ramen bovenop de oorspronkelijk fries gezet. De vlieringruimte verdween. De trekbalk van het deels afgebrande mansarde werd aan de achterzijde verlengd tot aan de opgetrokken achtergevel. Aan de voorzijde bleef de kruipere stijl met korbeel van het oorspronkelijke mansarde dak behouden. De vergrootte overspanning wordt vanaf toen door een extra stijl opgevangen. Op de trekbalk werd een nieuwe balklaag aangebracht en het dak werd als plat dak afgewerkt. Tijdens de verbouwing werd de aandrijving door gasmotor vervangen door een elektrische aandrijving.

Daarnaast kwam de begane grond in gebruik als: werkkamer (0.05), werkkamer (0.06), magazijn (0.07), werkkamer (0.08) en werkkamer (0.09). Op de eerste verdieping waren de volgende ruimte gelegen: kantoor (1.02), magazijn (1.03), stikmachines (1.04), magazijn (1.05), snijkamer (1.06) en de magazijn (1.07). In de nieuw ingerichte stikkamer op de verdieping werd een toilet met waterspoeling aangebracht. Op de bagane grond werd een intern toilet in de bergkamer bijgeplaatst. De tuinmuur bij de binnenplaats wordt door een betonnen schutting vernieuwd.

Kort na de grote herstellingen wordt het pand op onderdelen aangepast. Op de verdieping wordt een toilet bijgeplaatst, een ronde opening in de achtergevel zorgt voor ventilatie. De werkkamer met verplaatste stikmachines krijgt een eigen trapopgang vanuit de onderdoorgang.

Guillaume Gimbrere, briefhoofd uit 1920. RAT 060165

Bouwtekening voor de enkele kleine wijzigingen in 1925. Bouwarchief Tilburg

(22)

Bouwtekening voor de verbouwing tot woning in 1984. Bouwarchief Tilburg

(23)

2.3.4 1984

In 1984 krijgt de heer Van Loon toestemming van de gemeente om het pand om te bouwen tot een bedrijfsruimte met bovenwoning. De uitgebreide tekening die daarop volgt geeft veel inzicht in wat er bij die omvorming gebeurde. De historische planindeling is echter ook goed behouden en het gevelbeeld is nagenoeg ongewijzigd. In het interieur zijn er verbouwingen gedaan om het gebouw aan te passen aan moderne comforteisen. Alle ingrepen die in deze periode en daarna zijn uitgevoerd zijn niet van invloed geweest op de erfgoedwaarden van het gebouw.

Gevels:

De brandtrap is in een voorgaande fase weggehaald.

In de gietijzeren roedenvensters zijn naast de bestaande kiepramen extra opengaande delen ingebracht aan de onderzijde. Mogelijk zijn er extra dakramen ingebracht.

Begane grond:

In de hal 0.01 werd een nieuwe pui geplaatst (gewijzigd uitgevoerd t.o.v. tekening) voor de traphal en werd de liftdeur (en mogelijk de wanden rond de schacht) verbouwd. Het is niet duidelijk of de oude goederenlift daadwerkelijk vervangen is of behouden is gebleven, dat kon niet bekeken worden tijdens de opname. Volgens “het plan voor het veranderen van bedrijfsruimten tot verkoop- en showruimte met bovenwoning“ is de electra, de gasinstallatie, C.V. installatie en de warm watervoorziening vernieuwd. Vermoedelijk is er een nieuwe meterkast aangebracht in ruimte 0.09.

Eerste verdieping:

Er werd een nieuwe badkamer en keuken met bijhorende riolering en ventilatievoorziening ingebracht. De lambriseringen in de keuken en de haard in de woonkamer zijn later ingebracht.

De bestaande tussendeuren tussen de grote kamers zijn dichtgezet zodat die als woon- en slaapkamers konden dienen. De trap die in 1925 in de onderdoorgang was ingebouwd was reeds voor de vergunningaanvraag verwijderd.

Zolder:

De bestaande wanden die voorzien waren van asbestplaten en een toiletgroep werden mogelijk later afgebroken of vervangen door nieuwe binnenwanden in een gewijzigde nieuwe indeling. Op zolder werd een nieuwe CV geplaatst.

Bouwvergunning voor het veranderen van de fabriek tot bedrijfsgebouw met bovenwoning in 1984. Bouwarchief Tilburg

(24)

Straatbeeld Fabriekstraat richting oost. Magis

Straatbeeld Fabriekstraat richting west. Google Maps

Voorgevel. Magis

(25)

3. Beschrijving

3.1. Situatie en ruimtelijke context

De voormalige paraplufabriek met monumentenstatus is bepalend voor het uitzicht van de Fabriekstraat. De sobere industriële gevel bepaalt nog steeds de architectonische en ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing. het hoge pand staat aan de oostzijde tegen de belendende bebouwing. De hoge westzijde is naast een inrit gelegen. Aan de achterzijde sluit het pand aan op een smalle gang die door betonschuttingen begrenst is van de tuin van de buren en leidt naar een omsloten binnentuin. De tuinmuren bevatten bouwsporen van de verwijderde buitentoiletten.

3.2. Exterieur 3.2.1 Bouwmassa

Algemeen:

De hoofdbouw bestaat uit een rechthoekig bakstenen volume van negen traveeën breed. De voorgevel en tevens langsgevel staat op de erfscheiding met de Fabriekstraat. Drie zijden van de fabriek zijn vrijstaand. De oostelijke kopgevel is aangebouwd tegen de belendende bebouwing.

De bouwmassa bestaat uit twee bouwlagen met hierboven een zolderverdieping afgedekt door een plat dak en een geknikt dakvlak aan de voorzijde. Dit dakvlak is het onderste deel van het oorspronkelijke mansardedak. Het dak is met met blauw-gesmoorde kruispannen gedekt. Ter plaatse ven elke venster-as is een dakvenster opgenomen. De voor- en achtergevel zijn ritmisch verdeeld door hoge industriële gietijzeren vensters met roedeverdeling. De plaatsing van de vensters is bepaald door de indeling van de binnenruimtes.

Nota gietijzeren ramen:

Gietijzer kan men in principe niet lassen omdat het door de vele onzuiverheden onduidelijk is hoe het zal reageren. Toch zijn er in de voorgevel op de verdieping kleine opengaande delen in de gietijzeren vensters gelast. Vermoedelijk kan dit omdat aan het eind van de negentiende eeuw het productieproces van ijzer nog een erg oncontroleerbaar proces was. Mogelijk bestaan de vensters deels uit welijzer. Dit is namelijk wel lasbaar.

(26)

Zijgevel met geschiderde muurreclame. Stephan Jongerius

Detail van achtergevel.

Detail van ijzeren vensters in voorgevel. Magis

Achtergevel.

Detail van achtergevel ter hoogte van trappenhuis.

(27)

3.2.2 Gevels

Alle gevels zijn is in een rood-bruine baksteen in kruisverband gemetseld, waarschijnlijjk met een kalkhoudende legmortel. Op maaiveld is een lage smetplint aangebracht.

voorgevel:

De nagenoeg symmetrische voorgevel bevat in elke travee zowel op de begane grond als op de verdieping een getoogde muuropening op een hardstenen lekdorpel. In de gevelopeningen zitten ijzeren vensters met roedeverdeling onder een ijzeren I-profiel Boven het I-profiel is in de boogtrommels siermetselwerk aangebracht. Boven het I-profiel zijn gekleurde bakstenen (blauw- gesmoord, geel en rood) ingebracht in visgraatverband.

Het ijzeren venster met een verhouding van twee bij drie heeft een vierdeling door middel van vier gekoppelde ramen. Een van de bovenlichten, met een zesruits roede verdeling, is als kiepraam uitgevoerd. Als beëindiging is een toogvorm aangebracht. Bij de vensters op de bovenverdieping is in 1984 in de onderste raamvlakken een extra opendraaiend deel ingebracht.

In de middentravee zit een dubbele voordeur met ijzeren bovenlicht dat toegang verleend tot de fabriek. De deuromlijsting en -kaders zijn vermoedelijk origineel. Ze zijn in de loop der tijd verzwaard met extra beplanking. De dagkanten zijn deels als ‘lepe-hoek’ uitgevoerd. Geheel links in de gevel zit een smalle overbouwde rondboogpoort met kleine groene opgeklampte deur.

In het gevelvlak zijn tussen de getoogde vensteropeningen smeedijzeren sierankers aangebracht. Aan de onderzijde van het gevelvlak zit een kleine cementplint. De bovenzijde van de gevel wordt beëindigd door een kroonlijst met uitspringende tandlijst. Boven de houten bakgoot is het teruglopend schuine dakvlak voorzien van grijze kruispannen. In het dakvlak is in elke travee een eenvoudige dakraam uit draadglas ingebracht.

west- of zijgevel:

De westgevel bestaat uit een blinde muur met een op een bruin vlak wit geschilderde opschrift

“Parapluie fabriek Gimbrère”. De geschilderde muurreclame is een reconstructie die door Wendy Schoenaker aangebracht is. Links onder zijn restanten van de oude schildering zichtbaar.

Hoogstwaarschijnlijk zien we daar de afkorting Guill. dat voor Guillaume staat. Het briefhoofd uit 1920 laat de mogelijke situatie in die periode zien. Het is niet bekend hoe de schildering er voor de reconstructie uitzag of waarom de 5 letters niet aangebracht zijn.

achtergevel:

De achtergevel telt net als de voorgevel negen traveeën. De indeling van de onderste twee bouwlagen komt overeen met die van de voorgevel. De achtergevel is hier, in tegenstelling tot de voorgevel, voorzien van eenvoudige staafankers tussen de gevelopeningen.

De vierde travee heeft een afwijkende indeling. De travee bevat op de verdieping een gietijzeren roosvenster met geometrische bloemmotief in de roedenverdeling, met daaronder een gietijzeren rondboogvormig venster. Het roosvenster is voorzien van gekleurd geel en groen kathedraalglas (waarschijnlijk origineel). Het gele glas van het rondboogvormig venster

(28)

Gang van straat naar achterterrein.

Volgestortte gang tussen achtergevel en betonschutting.

Deel van tuinmuur.

Achtergevel en betonschutting.

Detail van dakspant. Detail van dakspant. De pijl geeft de houten stijl aan.

(29)

is vernieuwd (vermoedelijk na 1984 aangebracht). Op de begane grond zit een vernieuwde achterdeur geflankeerd door een klein roosvenster.

De derde bouwlaag is opgebouwd bovenop een bakstenen fries met tandlijst. De bouwlaag bestaat uit bakstenen gevelvlakken (kruisverband) met tussenin houten vensters met een T-vormige indeling met een kiepend bovenlicht. De vensters volgen de positie van de venster-assen van het oudere metswerk er onder. De dakrand is een eenvoudige vooruitstekende boeiboord op klossen.

Het achterliggende erf wordt aan de west- en zuidzijde door een gemetselde schansmuur afgesloten. De uitvoering is gelijkend aan het hoofdgebouw. De oostzijde van de tuin is omsoten door een betonschutting. Zo ook op de erfafscheiding die zich op korte afstand van de achtergevel bevindt.

3.2.3 Constructie

Het opgaande werk van de gevels bestaat uit handgevormde rood-bruine baksteen gemetseld in kruisverband, hoogstwaarschijnlijk met een kalkmortel. De fundering bestaat waarschijnlijk uit een brede gemetselde aanzet met versnijdingen.7

Volgens de bouwtekeningen uit 1984 bestaat de begane grond vloer uit een laag beton en de verdiepingsvloeren uit samengestelde balklagen. De vloerconstructies van de verdiepingen zijn nu, door verlaagde plafonds niet zichtbaar, maar bestaan volgens de monumentenbeschrijving uit stalen moer- en houten kinderbalken. Uit de constructietekeningen blijkt dat de bestaande balklaag behouden werd (6,5x16,5) en ondersteund wordt door metalen profielen (INP 280). Ook die balken zijn niet zichtbaar en dus niet te controleren. Het is ook niet zichtbaar hoe de balken dragen op de muren. Mogelijk zijn dit samengestelde balken uit welijzer bestaande uit platijzers en hoekijzers die aan elkaar vastgezet zijn met klinknagels. Deze balken werden toegepast vanaf 1850 voor de bouw van fabrieken en spoorwegstations. En vanaf 1870 waren deze balken geaccepteerd voor de bouw van zowat alle gebouwen. Die balken hebben een hoge corrosieweerstand en een gelaagde structuur.

De dakconstructie bestaat aan de voorzijde uit naaldhouten spantbenen van de voormalige mansardekap. Het spantbeen en de korbeel dragen twee trekbalken van 10x30cm. De trekbalken zijn via pen- en gatverbindingen en metalen moeren vastgezet aan het spantbeen en de korbeel. De trekbalk is verlengd en naar achteren doorgetrokken. Uit de constructietekeningen blijkt dat in 1922 houten kolommen met een diameter van 15cm onder de trekbalken geplaatst zijn, iets uit het midden van de overspanning, op 5m achter de voorgevel. De balkconstructie is door het aanwezige opslagmateriaal maar deels zichtbaar. Vermoedelijk bestaan de trekbalken uit twee delen, nl. een ouder voorste deel uit de eerste bouwfase en nieuwere balken die er in 1922 aan de achterzijde ingezet zijn. Op deze balken ligt de houten balklaag van het platte dak (6,5x16,5).

3.3. Interieur

7 Alle bouwtekeningen betreffen verbouwingingstekeningen waarbij de fundering niet ingetekend staat, m.u.v. 1 doorsnede op de tekening uit 1913.

(30)

Tekening: bestaande situati. JVL

k.

0.01

0.02 0.05 0.040.03

0.06 0.10

0.07

0.09 0.01b 0.08

1.01

1.03 1.02

1.04 1.05

1.07 1.01b

1.04b 1.04c

1.06

2.01 2.02

2.03

2.04 L

L L

tuin

(31)

De algemene indruk van het interieur is dat de structuur zich in een authentieke staat bevindt.

De afwerkingen van wanden, vloeren en de verlaagde plafonds zijn hoofdzakelijk gewijdigd. De deuren en omlijstingen en de trap met balusterleuning lijken wel allen authentiek te zijn. Veel ruimtes zijn door de aanwezige inboedel niet meer toegankelijk en zijn tijdens de opname dan ook niet gezien. Het vermoeden bestaat dat de afwerkingen van die ruimtes gelijk is aan de overige ruimtes die wel toegankelijk waren. De toegankelijke ruimtes zijn in de plattegronden blauw gekleurd, de niet toegankelijke ruimtes rood.

3.3.1 Kelder

Onder de bestaande lijkt een deur naar een kelder te leiden. Dhr. Van Loon wist ook te vertellen dat er een kelder aanwezig is. Op oude tekeningen lijkt er ook aan de buitenzijde een toegang geweest te zijn, het formaat is niet bekend. De kelder is ten tijde van de opname niet toegankelijk geweest.

Een beschrijving kan niet gemaakt worden.

(32)

Zicht op voordeur vanuit hal. Detail van vloer.

Verlaagde plafonds en deuren naar 0.05 en 0.06. Detail van paneeldeur met omlijsting.

Detail van pui naar trappenhuis.

Zicht op achterdeur.

Trapopgang naar bovenverdieping.

Detail van trap met spijlenleuning.

(33)

3.3.2 Begane grond

Bij het binnengaan van het pand komt men in de hal (ruimte 0.01) met aan weerzijden dienstruimten (ruimte 0.02 en 0.03). In de kamers van de begane grond (ruimte 0.05 tot 0.09) liggen goederen opgeslagen. Alle ruimtes waren ten tijde van de opname niet toegankelijk. Vanuit de hal konden enkele delen van het interieur gezien worden. Op de vloer ligt een tegelvloer bestaande uit een vierkant dambordpatroon van wit-grijze (porphyr) en rode dubbel-hard-gebakken tegels.

De tegels zijn mogelijk in de decennia vanaf 1925 gelegd. De wanden zijn bepleisterd en wit geschilderd. De plafonds zijn afwerkt met een verlaagd plafond van geprofileerde houten balken en witte plafondplaten. Dit plafond is niet historisch en verhult de historische houten balklagen.

De historische tweevaks paneeldeuren zijn behouden gebleven in hun originele deuromlijsting met ojief en holling (deuren naar ruimten 0.02, 0.05, 0.06, 0.08, 0.09). Een leuk detail is dat de scharnieren exact overeenkomen met de kraal aan het kozijn. Het deurkozijn naar de traphal is omstreeks 1984.nieuw ingebracht. De trappenhal leidt naar de achtertuin of binnenplaats en de kelder. De trap is aan de onderzijde met schrootjes afgetimmerd, de treden zijn gestoffeerd. De meest authentieke onderdelen die in het zicht zijn betreffen de houten balusters en de leuningen.

Aan de muurzijde is een leuningplank aanwezig. De kurken wandbekleding is niet authentiek.

Trappenhuis naar verdieping.

Overloop/ hal 1.01 en detail van liftdeur (links).

Pui tussen trappenhuis en overloop / hal.

(34)

Overloop/ hal 1.01 met zicht op deuren naar de woon- en slaapkamer.

Kamer 1.03.

Kamer 1.04.

Detail van vloer in 1.04b en toiletruimte 1.04c.

Gang 1.04b en toiletruimte 1.04c.

(35)

3.3.3 Verdieping

Op de verdieping bevinden zich de woonvertrekken. Vanuit de centrale hal (1.01) zijn de keuken (1.02), de woonruimte (1.03), de slaapkamer (1.04), de badkamer (1.05), de werkkamer met computerhoek (1.06) en kamer (1.07) bereikbaar.

Op de vloer in de woonruimte (1.03) en in de toiletruimte naast de slaapkamer (1.04b&c) ligt een tegelvloer bestaande uit een vierkant dambordpatroon van wit-grijze (porphyr) en rode tegels. De andere ruimten zijn voorzien van een tapijt. De wanden zijn gepleisterd. De houten lambrisering in de hal en de steenstrips rondom het rondboogvormig venster in de traphal zijn niet oorspronkelijk. Net zoals bij de ruimten op de begane grond zijn overal verlaagde plafonds met geprofileerde houten balken toegepast. In de hal is een vernieuwde toegangsdeur naar de traphal ingebracht met naastgelegen vernieuwde liftdeur tijdens de laatste verbouwing van de jaren ‘80.

Of de lift zelf in die periode aangepast is valt te verwachten maar daar kan geen uitsluitsel op gegegeven worden. De andere ruimten zijn nog steeds voorzien van hun historische paneeldeuren en hun deuromlijsting. De deuren zijn ooit van hun verflagen ontdaan. De keukeninrichting is in de jaren; ’80 ingebracht. De lambriseringen zijn vermoedelijk wel oud maar zullen uit een ander pand afkomstig zijn. Het is niet te verwachten dat de eveneens oude deurkrukken van oorsprong in dit pand hebben gezeten.

Keuken 1.02.

Keuken 1.02.

(36)

Kamer 1.06.

Details van ijzeren vensters.

Detail van vloer in 1.04b en toiletruimte 1.04c.

Badkamer 1,05.

Trappenhuis op zolderniveau. Onderaan het roosvenster met

geel en groen ‘kathedraalglas’. Interieur van ruimte 2.02.

(37)

3.3.4 Zolder

Op de zolder bevonden zich vroeger een grote werkkamer en zolderruimte onder een mansardedak met bovenlicht. Deze zijn na de brand van 1922 omgebouwd tot opspankamer (2.04) en zolderruimten (2.02 en 2.03). Hierbij is aan de voorzijde het onderste deel van de mansardekap behouden. Aan de achtergevel is de gevel in baksteen opgetrokken. De meest authentieke onderdelen betreffen de houten spanten die in het hoofdstuk ‘constructie’ zijn omschreven. De wanden die nu de ruimtes onderscheiden zullen deels in 1984 door de voormalige eigenaren aangetroffen zijn en deels later zijn verplaatst. Door de aanwezige inboedel is dat erg moeilijk te beoordelen.

Op de vloer liggen wit-grijze porphyr tegels met een band van rode tegels. De buitenwanden zijn aan de binnenzijde wit gepleisterd. De tussenwandjes zijn opgebouwd uit houten regelwerk en afgetimmerd met platen. Het platte dak is opgebouwd uit een houten balklaag (6,5x16,5cm) met hierop een dakbeschot van houten planken. Deze balklaag rust op de houten onderconstructie (zie beschrijving constructie). De dakramen aan de voorzijde bestaan uit een voor dit soort panden karakteristiek draadglas dat in een eenvoudig houten kader geplaatst is.

Detail van draadglas dakvensters.

Ruimte 2.03 gezien de voorgevel met witgekalkte balklagen en dakbeschot.

Wandopbouw van scheidingswand tussen overloop en ruimte

2.03. Detail van venster gezien vanuit ruimte 2.04.

(38)

L L

Waarderingstekening

k.

0.01

0.02 0.05 0.040.03

0.06

0.10

0.07

0.09 0.01b 0.08

1.01

1.03 1.02

1.04 1.05

1.07 1.01b

1.04b 1.04c

1.06

2.01 2.02

2.03 L 2.04

tuin

(39)

4. Waardestelling

4.1 Cultuurhistorische waardestelling

Voor beschermde monumenten heeft al een contextuele waardestelling plaatsgevonden. Het monument is vergeleken met soortgelijke gebouwen op landelijk, regionaal of plaatselijk niveau.

Het object heeft daarom een plaats gekregen op de lijst van de beschermde monumenten. Deze monumentwaarden worden hierbij gefundeerd en uitgediept.

4.1.1 Algemeen historische waarden

Het object is van algemeen belang wegens de cultuurhistorische waarden die tot uitdrukking komen in het belang van het object als voorbeeld van de sociale en economische ontwikkeling van de nijverheid in Tilburg. Daarnaast is het ook van belang als voorbeeld van de typologische ontwikkeling van de fabriekshoogbouw aan het einde van de negentiende eeuw.

4.1.2 Ensemblewaarden en stedenbouwkundige waarden

Het monument heeft een unieke ligging in het centrum van Tilburg en is zeer bepalend voor het karakter van de Fabriekstraat. De lange industriële gevel toont de industriële ontwikkeling van Tilburg aan de voorbijgangers. De voormalige paraplufabriek heeft een ensemblewaarde met het oude rijksmonumentale woonhuis van industrieel Guillaume Gimbrère aan de Stationsstraat 25 waar het gelijktijdig mee gebouwd is. Het toont de vroegere opzet van het voorname woonhuis met pakhuis door de ligging in een stadsbeeld dat zich kenmerkt door de structurele en visuele gaafheid.

4.1.3 Architectuurhistorische waarden

Het monument is van architectuurhistorisch belang vanwege het bouwtype en de harmonische eenvoud van de toegepaste vormentaal. Het gebouw is belangrijk vanwege de gaafheid van het exterieur en de structuur van het interieur. In het interieur zijn de trap en de paneeldeuren met omlijsting gaaf bewaard gebleven.

4.1.4 Bouwhistorische waarden

Bouwhistorische waarden zijn bij het pand Fabriekstraat 6 van ondergeschikte waarde. De grootste verbouwing na de brand in 1921 heeft overduidelijk minder architectonische waarde en weinig bouwhistorische waarden in de zin dat die verbouwing weinig interessante bouwsporen heeft opgeleverd.

(40)

4.2 Interne waardestelling

In de waardestelling zijn de monumentwaarden van het perceel, het object en de onderdelen onderling vergeleken en geclassificeerd als hoge-, positieve- of indifferente monumentwaarde.

Bijbehorend aan de tekstuele waardestelling zijn representatietekeningen in dit rapport opgenomen. Deze tekeningen bieden een inzichtelijk handvat om de tekstuele waardestelling te begrijpen maar kunnen nimmer los van de tekstuele waardestelling geïnterpreteerd worden.

Hoge monumentwaarde: blauw

Deze zijn van cruciaal belang voor de structuur en/of de betekenis van het geheel. Voor deze onderdelen is restauratie en conservatie gewenst. Ze worden bewaard in hun huidige toestand of gerestaureerd (storende verbouwingen kunnen ten gunste van hoog gewaardeerde onderdelen verwijderd worden). Hierdoor wordt de ruimte maximaal geherwaardeerd.

Positieve monumentwaarde: groen

Deze zijn van belang voor de structuur en/of de betekenis van het geheel. Hiertoe behoren o.a.

ingrijpend gerestaureerde elementen (of volledig vervangen naar oorspronkelijk model) waarbij de erfgoedwaarde hersteld of behouden werd. Ingrepen en aanpassingen die nodig zijn voor het goed functioneren van het gebouw zijn mogelijk, maar met respect voor het originele gebouw.

Indifferente monumentwaarde: geel

Deze zijn van relatief weinig belang voor de structuur en/of de betekenis van het geheel. Hiertoe behoren ook nieuwe ingrepen of toevoegingen die met respect voor de historische context zijn uitgevoerd. Voor deze onderdelen is behoud niet essentieel, wijzigingen en/of vervanging zijn mogelijk.

(41)

4.2.1 Hoge monumentwaarde

De onderdelen met een hoge monumentwaarde zijn gewaardeerd zijn van cruciaal belang voor de structuur en/of de betekenis van het geheel. Voor deze onderdelen is een restauratieve en conserverende aanpak aan te bevelen. Ze moeten worden bewaard in hun huidige toestand of gerestaureerd.

De paraplufabriek is een bijzonder architectonisch geheel. In bouwkundige zin is het gebouw door de tijd heen gaaf bewaard en zijn er relatief weinig bouwkundige ingrepen gedaan die het gebouw gedegradeerd hebben. Het exterieur van het monument is op de dakvorm na volledig intact. De ruimtebeleving van het interieur is in ruimtelijke zin onaangetast. De interne waardestelling van de bouwmassa van ca. 1899-1900 is dan ook overwegend hoog gewaardeerd. De hoog waardevolle onderdelen zijn hieronder puntsgewijs beschreven.

Exterieur:

- De hoofdvorm van het gebouw is in een zeer authentieke staat bewaard gebleven en is een representatieve vorm van fabrieksbouw uit dit tijd.

- De industriële uitstraling van de gemetselde gevels met repetitieve gevelopeningen ijzeren roedevensters zijn erg typerend voor de bouwtypologie. Het dakschild met blauw-gesmoorde kruispannen is van hoge monumentwaarde.

- De ijzeren vensters dragen bij aan de authentieke en oorspronkelijke sfeer van het gebouw en zijn daarnaast een goed voorbeeld van de ontwikkeling van de ijzer- en staalbouw aan het einde van de negentiende eeuw.

- De decoratieve exterieurelementen zoals de smeedijzeren sierankers, het siermetselwerk aangebracht in de boogtrommels van getoogde muuropeningen, en tandlijst van siermetselwerk verhogen de architecturale waarde van de gevels.

- De overbouwde poort die uitgeeft op de achterom van het woonhuis draagt in hoge mate bij aan de authenticiteit van het geheel.

- De gemetselde schansmuur is van hoge waarde vanwege de gaafheid van het geheel. De tuinmuur werd gebouwd rondom een open plaats voor de arbeiders. Deze muur is daardoor een onderdeel van het ensemble van het voorname woonhuis met tuin en achterliggende pakhuis. De tuinmuur draagt in hoge mate bij aan de authentieke sfeer van de fabriek.

Interieur:

- De hoofdstructuur van bakstenen dragende buitenmuren in combinatie met ijzeren draagbalken met houten balklagen die de overspanning maken geeft de ontwikkeling van de bouwtechniek weer. Hierdoor hebben die onderdelen een hoge monumentwaarde.

- De originele houten bordestrap met trapleuning en bordessen is authentiek bewaard gebleven en daardoor van hoge waarde. De historische goederenlift was niet te inspecteren maar is

(42)

vermoedelijk authentiek bewaard gebleven en van hoge waarde, tot nader onderzoek het tegendeel kan bewijzen.

4.2.2 Positieve monumentwaarde

De positief gewaardeerde onderdelen zijn op zichzelf van een hoge kwaliteit maar zijn in mindere mate van belang voor de beleving van de met hoge monumentwaarde gewaardeerde onderdelen.

Dit kan komen doordat deze onderdelen ontstaan zijn in een andere bouwperiode of aanmerkelijk minder architectonische kwaliteit hebben of minder representatief zijn voor de historie van dit specifieke gebouw dan de hierboven omschreven gebouwdelen.

Exterieur:

- De voordeuren zijn waarschijnlijk in de jaren ‘80 aangepast waardoor enigzins de aansluiting met de overige geveldelen ontbreekt, positieve monumentwaarde.

Interieur:

- De binnenmuren bepalen de hoofdstructuur van het gebouw. Die hoofdstructuur is goed herkenbaar. De afwerking is niet bijzonder of later aangepast waardoor er positieve monumentwaarden aan toe te kennen zijn.

- De verbouwde of in 1922 nieuw geplaatste spanten op de zolderverdieping hebben een positieve waarde als restant van het voormalige en half afgebrande en later verbouwde mansardedak.

- De authentieke paneeldeuren met kozijnen en deurlijsten maken deel uit van het oorspronkelijke gebouw. Ze hebben een hoge kwaliteit en sobere maar verfijnde detailering. Op bepaalde plekken zijn de deuren dichtgezet of verplaatst. Ze hebben een positieve monumentwaarde.

(43)

4.2.3 Indifferente monumentwaarde

De indifferent gewaardeerde onderdelen zijn minder gewaardeerd door de beperkte bijdrage die ze hebben op de ruimtelijke staat van het gebouw, de beperkte architectonische of bouwhistorische kwaliteit of de geringe bijdrage die de onderdelen hebben op het verhaal van het gebouw.

Exterieur:

- De opbouw aan de achterzijde van het gebouw op de zolderverdieping is rond 1921 op de oude gevel geplaatst en heeft vanuit de architectuur en in ruimtelijke zin weinig monumentale waarde..

De ritmiek volgt die van de oude gevel maar de uitvoering mist de verfijning die de oude gevels overduidelijk wel hebben.

- Later bijgeplaatste gevelopeningen t.b.v. van toiletruimtes voegen niets toe aan het architectuurbeeld.

- De betonnen schutting tussen de tuin van het woonhuis aan de Stationsstraat nr. 25 en de open plaats achter de voormalige paraplufabriek heeft geen toegevoegde waarde aan het monument.

Deze muur is eerder in ruimtelijke zin als storend te ervaren.

- De achterdeur en het glas in het daarboven gelegen rondboogvenster zijn vernieuwd. Die onderdelen hebben geen monumenwaarde.

Interieur:

- De vernieuwde kozijnen die uitgeven op de traphal (ruimte 0.01b en 1.01b) hebben geen toegevoegde monumentwaarde.

- De liftschacht is waarschijnlijk in de jaren ‘80 vernieuwd en derhalve niet van monumentaal belang. Nader onderzoek kan toto een ander resultaat leiden. Liften van een hoge ouderdom zijn zeldzaam.

- De ingebrachte toiletten in ruimte 0.03 en 1.04b en 1.04c hebben vanuit bouwhistorisch oogpunt geen monumentwaarde.

- De tegelvloeren zijn niet bijzonder en hebben voor het verhaal van dit pand weinig toegevoegde waarde.

- De nieuw ingebrachte binnenmuren op de zolderverdieping zijn niet van bouwhistorisch belang

(44)

5. Aanbevelingen

5.1 algemene aanbevelingen:

- Hoge monumentwaarden kunnen u misschien afschrikken. Dat is niet nodig als men bij eventuele verbouwingen de gedachten op een minder voor de hand liggend spoor zet. Voor bijvoorbeeld de kleinere ruimtes, die op het eerste gezicht een beperking lijken, kan gezocht worden naar een functie die er beter in past. Naast hoge monumentwaarden geeft een waardestelling ook positieve en indifferente waarden aan gebouw-onderdelen. Op deze plekken kan gezocht worden naar inpassingen of ingrepen die elders niet wenselijk zijn.

- Het monumentale pand laat zijn jongste geschiedenis als eerste zien. Bij onderhoud of een verbouwing kan het zijn dat de oudere lagen van het gebouw zich openbaren. Een opname van onderdelen kan dan nieuwe informatie opleveren. Zo kunnen bepleisterde wanden bij ontpleistering oudere muurdelen tevoorschijn halen en kunnen geverfde onderdelen oude kleuren aan het licht brengen.

- Het is voor een monument belangrijk dat de inspiratie voor ingrepen of nieuwe toevoegingen geen conflict oproepen met het bestaande. Het kan een logischere keuze zijn om de nieuwe ingrepen geïnspireerd te laten zijn op het bestaande gebouw. Dat kan de ene keer in een traditionele vorm, de andere keer op een meer eigentijdse wijze. Ontdek ten eerste het gebouw.

Dit bouwhistorische onderzoek kan een handleiding zijn om samen met een kundig (restauratie) architect of bouwkundige een leidend verhaal te bedenken dat u helpt om de juiste keuzes te maken.

- In veel gevallen worden nieuwe onderdelen ‘reversibel’ gemaakt. Daarnaast zijn de nieuwe onderdelen vaak afleesbaar ten opzichte van het ‘oude werk’. De gedachte hierbij is dat in de verdere toekomst de ingrepen aan het monument ongedaan gemaakt kunnen worden zonder het monument te beschadigen.

5.2 specifieke aanbevelingen:

Het is aan te bevelen om de bestaande vloerconstructie zo veel mogelijk intact te laten en zo mogelijk zichtbaar te maken. Zo blijft de logica van de oorspronkelijke fabrieksstructuur afleesbaar.

Bij eventuele bouw van bijgebouwen is het een aanbeveling om de oude locaties van de bijgebouwen als uitgangspunt te nemen. Zo blijft de logica van het historische geheel intact.

Mogelijk kan de plaats van het voormalige toiletgebouwtje aan de achterzijde daarvoor in aanmerking komen.

(45)

Het is te overwegen om te onderzoeken of de tuinen van de panden Fabriekstraat 6 en Stationsstraat 25 een grotere ruimtelijke relatie krijgen.

De gevels zijn waarschijnlijk in een kalkmortel gemetseld en/of opgevoegd. Geadviseerd wordt om de gevels NIET te reinigen en het voegwerk enkel plaatselijk te verbeteren. Op die manier kan het oude patina op de gevels blijven. Werk nooit met cement aan gevels die in kalkmortel gemetseld zijn.

Het vermoeden bestaat dat de voordeuren in de jaren ‘80 gewijzigd zijn. Mogelijk vormen de oude deuren nog wel de basis. Het is aan te bevelen om te onderzoeken of nieuwe wijzigingen de voordeuren beter bij het historische beeld van de gevel kunnen laten aansluiten.

6. Literatuur- en bronnenoverzicht

Literatuur

- OOSTERHOFF J., Constructies van ijzer en beton. Gebouwen 1800-1940. Overzicht en typologie.

Bouwtechniek in Nederland 1, Delft, 1988

- HENDRIKS, L., HOEVE, J. van der, Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek, Rijksgebouwendienst en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Den Haag, 2009

Archieven / Internet

- Het rijksmonumentenregister: https://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/

- www.beeldbank.cultureelerfgoed.nl

- Regionaal Archief Tilburg (RAT), Kazernehof 75 5017 EV Tilburg, www.regionaalarchieftilburg.nl - Brabants Historisch Informatiecentrum (BHIC), www.bhic.nl

- Gimbrère, genealogie en achtergronden, https://gimbrere-familie.nl/tilburg/

(46)
(47)

ARCHITECTUUR BOUWHISTORIE RESTAURATIE

info @ johnvanlierop.com | www.johnvanlierop.com 06 5469 7524 | Jan Heijnsstraat 29 | 5041 GB Tilburg

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

BESTELCODE: 5602.. 101 code lengte kleur code lengte type kleur BESTELCODE: 5603.. ONTLUCHTER EN AFTAPSTOP) SCHEIDINGSWAND (EXCL. CONSOLES).. code

Door inzicht in deze kwaliteitscyclus wordt het verantwoord toezicht door bestuur vergemakkelijkt en kan er toegewerkt worden naar de onderwijstoekomst die wij voor ogen hebben

Graco is in geen geval aansprakelijk voor indirecte, incidentele, speciale of gevolgschade die het gevolg is van het feit dat Graco dergelijke apparatuur heeft geleverd, of van

BSH behoudt zich het eigendom voor van alle door haar geleverde Producten tot op het moment van volledige betaling van de prijs van alle door BSH geleverde of nog te leveren

Indien de trein van een speler bij het begin van zijn beurt al onderweg is (dus op een spoor en niet in een stad), mag hij zijn trein bewegen.. Dit is een ‘Gratis trein beweging’

In laatstgenoemd arrest, dat ging over de vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze (waaronder ook shockschade valt),

Naar het oordeel van de Hoge Raad zijn de onderdelen ieder afzonderlijk aan te merken als product, en nu de onderdelen afzonderlijk van elkaar in het verkeer zijn gebracht kent

1. Een sociale en vitale gemeente a. Samen leven 2 Samenleving b) Sociaal domein Sociale voorzieningen en