• No results found

artikelen Een Titel alcohol- en drugbeleid op het werk is voor iedereen 1. GEBRUIK EN PROBLEMATISCH GEBRUIK VAN ALCOHOL EN ANDERE DRUGS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "artikelen Een Titel alcohol- en drugbeleid op het werk is voor iedereen 1. GEBRUIK EN PROBLEMATISCH GEBRUIK VAN ALCOHOL EN ANDERE DRUGS"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

a r t i k e l a r t i k e l

Titel

a r t i k e l e n

Een alcohol- en drugbeleid op het werk is voor iedereen

Het gebruik van alcohol en andere drugsa is een onderwerp dat in ieder bedrijf aandacht verdient. Het staat al langer vast dat alcohol- en ander druggebruik in het arbeidsmilieu een vrij verspreid, zij het vaak te weinig onderkend gegeven is. Stilaan komt hierin verandering (zie ook het artikel van dr. Sebrechts in Veiligheidsnieuws 157).

In dit artikel wordt vooreerst de alcohol- en drugthematiek gesitu- eerd aan de hand van enkele cijfers. Vervolgens wordt stilgestaan bij de noodzaak aan een adequate probleemdefiniëring in functie van de werkcontext. Tot slot worden de ingrediënten van een efficiënt alcohol- en drugbeleid geschetst. In dit kader wordt ook de speci- fieke rol van de preventieadviseur belicht.

1. GEBRUIK EN PROBLEMATISCH GEBRUIK VAN ALCOHOL EN ANDERE DRUGS

Alcohol is in ons land het meest gebruikte genotmiddel. In 2006 bedroeg de totale gemiddelde consumptie per capita 8,5 liter pure alcohol. Belgen dronken dat jaar gemiddeld 89 liter bier, 25 liter wijn en 3,4 liter sterke drankb1 . 86,4 % van de Vlamingen van 15 jaar of ouder dronk in 2004 minstens eenmaal alcohol. Gemiddeld worden er 10 glazen alcohol per week gedronken. Dubbel zoveel mannen als vrouwen drinken dagelijks alcohol (11,9 % mannen tegenover 5,2 % vrouwen). Het dagelijks alcoholgebruik stijgt in 2004 met de leeftijd en komt het meest voor bij de oudere leeftijdsgroepen (45 tot 74 jaar oud). Dagelijks drinken neemt toe naarmate het opleidings- niveau stijgt.

In 2004 heeft 12 % van de Vlaamse bevolking van vijftien jaar en ouder al eens geëxperimenteerd met cannabis (14 % van de mannen en 10 % van de vrouwen)2. Recent gebruik van cannabis (laatste maand) kwam heel wat minder voor, namelijk slechts bij 3 % van de be¬vol¬king van vijftien jaar en ouder (4 % van de mannen en 1 % van de vrouwen). Van de populatie die de laatste maand cannabis gebruikte, is er een aanzienlijke groep (29 %) die dit bijna dagelijks doet (20 dagen of meer). Het gebruik van andere illegale drugs in de algemene bevolking is eerder gering. 1,7 % van de Vlaamse bevolking heeft ooit XTC/amfetamines gebruikt. Het ooit-gebruik is zowel voor mannen als vrouwen het hoogst bij de 25-34. Slechts 0,2 % van de bevolking uit het Vlaams Gewest heeft de laatste maand XTC/

amfetamines gebruikt .

Samen met Frankrijk en Duitsland is België één van de belangrijkste consumenten van geneesmiddelen. De laatste jaren nam het gebruik van psychoactieve medicatiec in de Vlaamse bevolking toe. In tegen-

stelling tot het gebruik van alcohol en illegale drugs komt het gebruik van deze medicatie meer voor bij vrouwen. Uit de gezondheidsen- quête blijkt dat vrouwen (17,5 %) meer dan mannen (8,9 %) psycho- actieve medicatie gebruiken. Van de psychoactieve geneesmiddelen worden vooral slaapmiddelen (8,7 % van de Vlaamse bevolking nam de afgelopen 2 weken slaapmiddelen) en kalmeringsmiddelen gebruikt (5 % van de Vlaamse bevolking)4. Verder scoren ook de antidepressiva hoog (4,6 %). Het gebruik van deze middelen neemt toe met de leeftijd en dit zowel bij mannen als bij vrouwen. Een kritieke groep zijn de 65-plussers en personen tussen 40 en 54 jaar.

Ook bij ouderen is medicatiegebruik eerder een vrouwen- dan een mannenzaak.

Problematisch middelengebruik

Problematisch middelengebruik als term is vaak een containerbegrip.

De betekenis ervan is niet altijd eenduidig en kan derhalve door iedereen anders geïnterpreteerd worden. Problematisch gebruik van alcohol en andere drugs wordt vaak bekeken vanuit kwantiteit.

Gezien de veiligheidsrisico’s is dit voor de werkcontext een belang- rijk gegeven.

Het afkappunt tussen matig en overmatig drinken wordt bijvoor- beeld meestal gedefinieerd als meer dan 14 glazen per week voor vrouwen en meer dan 21 glazen per week voor mannen5. Als we deze criteria voor overmatig drinken op de beide seksen toepassen, dan drinkt in 2004 12,8 % van de mannen in België 22 of meer glazen alcohol per week, bij de vrouwen drinkt 5,4 % 15 of meer glazen per week6. Er bestaat een regel van drie die, heel algemeen, veilige drink- grenzen aangeeft7: drink gemiddeld niet meer dan drie (mannen) of twee (vrouwen) (standaard)glazen alcohol per dag; drink maximaal vijf (mannen) of drie (vrouwen) glazen per keer en drink ten minste twee dagen per week geen alcohol om gewoontevorming te voor- komen. Deze omschrijving van matig drinken geldt enkel voor volwassenen.

Binge-drinken is een vorm van excessief of overmatig drinken. De laatste jaren wordt de term gebruikt om te verwijzen naar een zeer hoge alcoholconsumptie op één gelegenheid, meestal meer dan zes glazen, en met de bedoeling om snel dronken te worden8. Binge drinkers hebben een verhoogd risico op tal van gezondheids- en sociale problemen. Het risico verhoogt met de frequentie van dit drinkpatroon en de hoeveelheid drank per gelegenheid. De risico’s zijn niet enkel voor de drinker zelf. Een belangrijke risicogroep zijn matige drinkers die occasioneel dit drinkpatroon vertonen.

Marie-Claire Lambrechts Coördinator sector arbeid Master Health Sciences & Bacherlor Maatschappelijk Werk Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen, VAD vzw

a r t i k e l

(2)

a r t i k e l a r t i k e l

a l c o h o l - e n d r u g b e l e i d

Overmatig alcoholgebruik maakt de kans op (verkeers-)ongevallen beduidend groter. Vanaf 0,5 promille loopt men een aanzienlijk hoger risico op zware ongevallen. Bij 0,5 promille vergroot het risico op een dodelijk ongeval met 2,5 maal, bij 0,8 met 4,5 maal, bij 1,5 promille met 16 maal. Alcohol speelt een rol in naar schatting één op vier ongevallen met doden of zwaargewonden. Het percen- tage dronken bestuurders is het grootst bij de 25-29-jarigen en bij de 18-24-jarigen. Het is het sterkst toegenomen bij de 25-29-jarigen en bij de 40-49-jarigen9. In 85 % van de ongevallen met alcoholge- bruik is de bestuurder een gelegenheidsdrinker en geen alcohol- verslaafde10. Voor het werk is dit een belangrijke vaststelling: heel wat werknemers spenderen immers een belangrijke tijd op de baan.

Bij politiecontroles naar illegale drugs bleek in 2005 de meest voor- komende stof THC (cannabis) gevolgd door MDMA (XTC). Op basis van de huidige kennis kan gesteld worden dat cannabisgebruik een risico betekent voor de verkeersveiligheid, op zijn minst tijdens de eerste uren na gebruik. Bestuurders hebben de neiging het effect van cannabis te overschatten en hun rijgedrag aan te passen (lagere snelheid, grotere volgafstand, minder inhalen)11. Het staat vast dat alcohol de verkeersveiligheid veel sterker bedreigt dan cannabis.

Anders dan cannabis bevordert alcoholgebruik het nemen van risico’s wel .

Ook de combinatie van drugs/medicijnen en alcohol is absoluut te vermijden, evenals de combinaties van drugs en medicijnen onder- ling, aangezien deze steeds aanleiding geven tot verhoogde risico’s13. (Problematisch) middelengebruik en werk

In de Belgische praktijk worden bedrijven voornamelijk geconfron- teerd met functionerings-problemen tengevolge van alcoholgebruik, van vooral buiten het werk. In België ontbreekt tot dusver landelijk cijfermateriaal. In haar ‘European Charter on Alcohol’ stelt de Wereldgezondheidsorganisatie dat alcohol op twee manieren het werk negatief kan beïnvloeden. Een verhoogd alcoholgebruik heeft negatieve gevolgen voor de efficiëntie en de veiligheid op het werk.

Aangezien de afbraak van één alcoholische consumptie gemiddeld

anderhalf uur duurt, kan het functioneren op het werk ook negatief beïnvloed worden door alcoholgebruik buiten de werksfeer: wie een avondje doorzakt, loopt grote kans de dag nadien onder invloed op het werk te verschijnen. Daarnaast kan chronisch overmatig drinken een brede waaier van sociale, psychologische en medische problemen veroorzaken.

Belangrijk is dat 60% van de alcoholgerelateerde functionerings- problemen niet te wijten zijn aan werknemers die afhankelijk zijn van alcohol, maar aan hen die occasioneel teveel drinken14. Het is dus een wijd verspreid cliché dat enkel dé - door iedereen gekende -

‘alcoholist’ voor problemen zorgt. Het gaat vooral ook om de werknemer die niet stilstaat bij zijn eigen drinkgedrag en bij de mogelijke repercussies voor zijn werk.

Het percentage probleemdrinkers in de algemene beroepsbevolking bedraagt in Nederland 5 %15. Europese data geven aan dat 5 tot 10 % van de beroepsbevolking probleemdrinker is, zowel ten gevolge van eenmalig dan wel chronisch misbruik. Het ziekteverzuim en de afwe- zigheid is twee tot zes keer hoger, de kans op arbeidsongevallen twee tot vier keer hoger. 15 tot 30 % van de bedrijfsongevallen gebeurt onder invloed van alcohol, een cijfer dat vergelijkbaar is met de verkeerssituatie. Het verlies aan productiviteit ten gevolge van afwezigheid en werkloosheid in de Europese Unie bedraagt jaarlijks respectievelijk 9 tot 19 miljard euro, en 6 tot 23 miljard euro.

Alcoholgerelateerde kosten in de werkomgeving worden in België geraamd op 2,2 miljard euro16. Deze kost maakt 36 % uit van de geschatte totale kost voor de samenleving.

Over het gebruik van psychoactieve medicatie en illegale drugs in relatie tot het werk, bestaan weinig globale cijfers. Drugs zouden in principe niet voorhanden mogen zijn, maar het gebruik en ook het dealen ervan wordt de laatste jaren in de werkcontext vaker gesig- naleerd. Gezien de reputatie van België inzake medicatiegebruik (supra) mag men aannemen dat een groot aantal werknemers psychoactieve medicatie neemt én professioneel actief is. Over het problematische karakter daarvan zijn geen algemene gegevens beschikbaar.

(3)

a r t i k e l

a l c o h o l - e n d r u g b e l e i d

2. AFSTEMMING PROBLEEMDEFINIËRING

In het kader van de werkcontext is een adequate probleem- definiëring erg belangrijk: het is immers de basis voor aanpak en opvolging. Omtrent alcohol- en druggebruik heeft iedereen persoonlijke opvattingen en normen gebaseerd op kennis van het product, de wettelijke status (legaal of niet) en beïnvloed door positieve en negatieve ervaringen. Gevolg hiervan is dat een optreden vaak willekeurig gebeurt. Dit dient vermeden te worden.

De meeste mensen hebben een eerder beperkte kijk op gebruik en problematisch gebruik van alcohol en andere drugs. Hun beeld op problematisch gebruik is vaak verengd tot manifeste en zware probleemsituaties, vaak vooral aanwezig bij anderen. Het gebruik van alcohol en drugs is echter een samengaan van product (het gebruikte middel), gebruiker (mens) en omgeving (milieu). Dit zogenaamde MMM-model, gebaseerd op Zinberg (1984), geeft zicht op tal van (risico)factoren om (problematisch) gebruik te begrijpen17. Producten hebben niet allemaal dezelfde effecten: ofwel zijn ze ver- dovend, ofwel stimulerend, ofwel hallucinogeen, of een combinatie ervan. De risico’s zijn erg divers. Ook zijn sommige producten legaal, andere niet. Legaal is vaak synoniem van cultuureigen (bijvoorbeeld alcohol). Elke gebruiker brengt vervolgens zijn individuele kenmer- ken mee: vrouw of man, jong of oud, gezond of minder gezond, (aangeboren) kwetsbaar of niet, weerbaar of minder weerbaar enzo- voort. En de mens zit tot slot niet in een luchtledige doos. Hij leeft in een samenleving waarin alcohol en drugs beschikbaar zijn, wetten en regels dit gebruik reguleren, culturele factoren het gedrag bepalen. En hij leeft in groep (familie, vrienden, collega’s…). Deze drie groepen staan in interactie met elkaar en bepalen of mensen al dan niet middelen (problematisch) gaan gebruiken. Problematisch gebruik kan derhalve iedereen treffen.

Conform dit ‘Middel-Mens-Milieu’-beeld kunnen we in het algemeen een onderscheid maken tussen niet-problematisch en problematisch gebruik. Middelengebruik geeft immers niet per definitie problemen voor de persoon zelf en/of voor zijn omgeving. De grens tussen gebruik en problematisch gebruik is vaak erg dun. In sommige geval- len is problematisch gebruik het resultaat van een (langdurig) proces (chronisch gebruik), in andere gevallen kan occasioneel gebruik op de verkeerde plaats of op het verkeerde tijdstip reeds problematisch zijn (situationeel gebruik).

In de werkcontext hanteren we voor zover mogelijk het begrip pro- blematisch gebruik van middelen. Dit is een ruime en vooral bruik- bare definitie. Ze verwijst niet alleen naar de gevolgen van occasio- neel overmatig gebruik, maar ook naar de impact van chronisch gebruik voor de gebruiker zelf en voor diens omgeving (figuur 1).

Met deze ruime definitie wordt de alcohol- en drugthematiek op het werk niet verengd tot enkele sporadische, vaak voor de omgeving gekende, zware drinkers. Het geeft verder ook aan dat de meerder- heid van de werkende bevolking geen problemen heeft met het gebruik van alcohol en andere drugs. Een gegeven dat uiteraard behouden dient te worden, én een belangrijk uitgangspunt voor beleidsontwikkeling.

Figuur 1: Niet-problematisch versus problematisch gebruik (© VAD, 2002 – Kluwer)

3. GEÏNTEGREERDE AANPAK MET FOCUS OP ARBEIDSGEDRAG

Een onderneming is geen geïsoleerde entiteit die niets van doen heeft met de maatschappelijke werkelijkheid. Alcohol- en drug- gerelateerde problemen zijn echter in de meeste bedrijven voorals- nog geen prioriteit. Veel bedrijven starten met een alcohol- en drugbeleid door concrete probleemsituaties: een ernstig arbeidson- geval onder invloed van alcohol, langdurige afwezigheid of ziekte van werknemers door problematisch gebruik. Dit is de afgelopen vijftien jaar niet wezenlijk veranderd. Hoewel de werkcontext zich almaar meer leent voor preventie-initiatieven inzake veiligheid en gezond- heid, merken we dat dit voor alcohol (en andere drugs) niet onmid- dellijk het geval is. Dit zegt iets over het delicate karakter dat de alcohol (en drug-)problematiek op het werk nog steeds heeft.

Laattijdig optreden is echter niet efficiënt. Vaak is er dan een complexe waaier aan problemen ontstaan (medische, relationele, financiële) die de kansen op ‘herstel’ erg bemoeilijken. Een groeiend aantal bedrijven start een beleid echter om preventieve redenen: zij willen met hun beleid problemen voorkomen. De Welzijnswet van 1996 biedt hiervoor een bruikbaar kader. Ook het op stapel staand initiatief in het kader van het professioneel akkoord 2007-2008 biedt perspectief voor een beleidsmatige aanpak van alcohol en andere drugs op het werk.

Componenten van een effectief alcohol- en drugbeleid

Een bedrijf is geen liefdadigheidsinstelling. Een multi-componenten- beleid beantwoordt aan een effectieve aanpak en preventie van functioneringsproblemen ten gevolge van alcohol en drugs. Dit beleid heeft meer effect dan één enkele interventie of methodiek en staat garant voor een langetermijnstrategie, die voorwaarde is voor effectiviteit18 19 20.

(4)

a r t i k e l a r t i k e l

a l c o h o l - e n d r u g b e l e i d

Dergelijk beleid omvat een combinatie van evidence-based interven- ties. Het bestaat uit vier pijlers: procedures bij acuut en chronisch gebruik, hulpverlening, reglementering en vorming en voorlichting.

Een beleid wil functioneringsproblemen ten gevolge van problematisch alcohol- en druggebruik voorkomen en wil adequaat reageren wanneer ze toch opduiken. In de praktijk richt men zich vaak op het behandelen van probleemgebruikers. Gevolg van deze beperkte doelstelling is dat de ‘overige’ werknemers vinden dat het beleid niet voor hen bedoeld is, want “wij zijn toch geen alcoholisten” of “drug- verslaafden”. Een beleid dient zich, om efficiënt te zijn op langere termijn, te richten tot de 95 % van de werknemers die nog geen probleem hebben. Daarnaast moeten er procedures en kanalen bestaan om werknemers te helpen met een alcohol- of drugpro- bleem. Globaal kan men stellen dat het verminderd presteren van de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een interventie. Dergelijke interventie is niet alleen meer objectief en correct (een werknemer wordt immers verondersteld zijn werk naar behoren te doen), ze is ook efficiënter (mensen aanspreken op een vermeend alcohol- of drugprobleem valt meestal niet in goede aarde en leidt tot ontken- ning). Het is hierbij aangewezen een onderscheid te maken tussen acuut en chronisch misbruik. Acuut misbruik betekent dat een medewerker zoveel alcohol of drugs gebruikt heeft dat hij/zij niet meer normaal kan functioneren. Omwille van de veiligheid voor de persoon zelf, maar ook voor zijn omgeving, is een onmiddellijke tus- senkomst (meestal) nodig zodat de betrokken persoon niet aan het werk kan. In de meeste bedrijven wordt er een onderscheid gemaakt tussen het behandelen van éénmalig acuut misbruik (“want dat kan iedereen overkomen”) en een herhaling hiervan. Bij het herhaaldelijk voorkomen van acuut misbruik spreekt men eerder van chronisch misbruik, al uit dit laatste zich niet altijd in dronkenschap of het onder invloed zijn, maar vooral in een algemeen verslechterd arbeidsgedrag. De leidinggevende volgt dan (tijdelijk) het functione- ren van meer nabij op, en gebruikt hiervoor de instrumenten die voor gelijk welk ander functionerings-probleem gehanteerd worden (beoordelings- en evaluatiegesprekken, enzovoort).

Naast de confrontatie met het verslechterd arbeidsgedrag, wordt de werknemer ook de mogelijkheid gegeven iets aan zijn alcohol- of drug- probleem te doen. Bedrijfshulpverleners (preventieadviseurs, maat- schappelijk werkers, andere vertrouwensfiguren) vervullen door hun beroepsgeheim en specifieke functie een belangrijke rol. Zij kun- nen de huisarts en/of externe hulpverleningsorganisaties contacte- ren en afspraken maken over eventuele behandeling. Ook kan eventuele informatie over de modaliteiten van een behandeling gebeuren via deze personen.

Regelgeving is een belangrijk onderdeel van een beleid maar kan nooit een doel op zich zijn. Regelgeving inzake de beschikbaarheid van alcohol op het werk dient rekening te houden met de bestaande bedrijfs(ook alcohol-)cultuur. In een aantal bedrijven wordt regelge- ving via paritair overleg opgenomen in het Arbeidsreglement, en is daardoor dwingend. Sancties zijn opgenomen wanneer de regels niet worden toegepast. In een aantal andere bedrijven spreekt men van

‘gouden’ regels, waarbij men het naleven van de regels propageert maar niet dwingend maakt. Regelgeving heeft ook te maken met de procedures die gehanteerd dienen te worden bij acuut en chronisch

problematisch gebruik. Belangrijk in dit opzicht is zich te baseren op bestaande functioneringssystemen.

Voorlichting en vorming zijn tot slot cruciaal om de werknemers te motiveren het beleid toe te passen. De meeste werknemers vinden immers niet dat er een probleem is. Specifieke vorming voor sleutel- figuren (leidinggevenden, hulpverleners) is hierbij aangewezen. Zij worden immers (eerst) met functioneringsproblemen tengevolge van problematisch middelengebruik geconfronteerd, en moeten op de hoogte zijn hoe ze moeten optreden.

Een evenwichtig en samenhangend geheel van initiatieven op deze vier niveaus bepaalt in belangrijke mate het succes van een beleid . Een beleidsmatige aanpak heeft tot slot aandacht voor overleg met de werknemers gedurende het ontwikkelingsproces, is een beleid op maat van de onderneming en is op iedereen van toepassing. Met het oog op het verankeren van een efficiënt alcohol- en drugbeleid dient dergelijk beleid ook geëvalueerd en bijgestuurd te worden.

De rol van de preventieadviseur

Preventieadviseurs hebben een dubbele rol te vervullen in een alco- hol- en drugbeleid: zij kunnen een belangrijke adviserende rol vervul- len bij het tot stand komen van een beleid, alsook een taak als hulpverlener en vertrouwenspersoon opnemen in de uitvoering ervan.

Collectieve opdracht: adviseren bij het uitbouwen en uitvoeren van het beleid

Preventieadviseurs (zowel PA-artsen, PA-veiligheid als PA-psycho- sociale aspecten) zijn, naast medewerkers van personeelszaken en van sociale diensten, meestal de initiatiefnemers om ‘alcohol- en

(5)

a r t i k e l

a l c o h o l - e n d r u g b e l e i d

drugproblemen’ meer structureel aan te pakken. Dat is niet verwon- derlijk. In de praktijk vervullen zij bij de concrete behandeling van een probleem een belangrijke rol. Vanuit hun ervaring stellen zij zich de vraag hoe dergelijke situaties in de toekomst kunnen vermeden of (beter) aangepakt worden.. Het beleid inzake alcohol en drugs is een collectieve opdracht, maar de (interne) preventieadviseur is vaak verantwoordelijk voor de coördinatie. Gezien de medische en sociale aard van deze problematiek, alsook het veiligheidsaspect is de deskundigheid van de preventieadviseur meer dan welkom.

Preventieadviseurs zijn dan ook vaak de spilfiguur in het proces van een ad-hoc benadering naar een gestructureerde aanpak.

Zij zorgen er mede voor dat het uitwerken van het beleid niet beperkt blijft tot de werkgroep. Het voorstel van beleid moet immers gesteund worden door de bedrijfsleiding die de beslissingen neemt. Ook de werknemersvertegenwoordiging en de paritaire organen (ondernemingsraad, comité PBW) moeten achter het beleid staan. Wil het slagen, dan moet ieder ook zijn rol kennen en consequent uitoefenen.

Individuele opdracht: filter tussen werkgever en externe hulpverlening Preventieadviseurs hebben naast hun coördinerende /motiverende rol in de beleidsgroep ook een individuele opdracht in een alcohol- en drugbeleid, met name bij de vroegtijdige signalering en doorver- wijzing van een medewerker met een alcohol- of drugprobleem. Dit is vooral het geval voor de bedrijfsarts en de preventieadviseur psycho-sociale aspecten. Zij vormen een filter tussen enerzijds het bedrijf en de hiërarchische lijn, en anderzijds de externe hulpverle- ners. Artsen komen soms tijdens periodieke medische onderzoeken

alcohol- of drugproblemen op het spoor. Indien aanwezig worden zij bij ongevallen opgeroepen. Ook kunnen werknemers hen op advies van leidinggevenden, veiligheidsverantwoordelijken of collega’s con- tacteren. In al deze gevallen kunnen artsen diagnoses stellen en doorverwijzen. Respect voor de privacy van de betrokkene en het beroepsgeheim van de arts zijn hierbij noodzakelijke voorwaarden.

Meer info over een beleidsmatige aanpak - Een ticket voor een alcohol- en drugbeleid in uw bedrijf.

Dit draaiboek geeft gedetailleerde info over uitwerking, uitvoe- ring, evaluatie en voortzetting van een alcohol- en drugbeleid op het werk. © VAD, 2001 (€ 15,00)

- Juridische handvatten voor het (problematisch) gebruik van alco- hol en andere drugs op het werk.

Deze publicatie bevat juridische achtergrondinformatie voor bedrijven die alcohol- en andere drugproblemen op een beleids- matige en constructieve manier willen benaderen. Het gebruik van A&D roept heel wat juridische vragen op: beschikbaarheid van alcohol op het werk, wijze van vaststelling, bewijsvoering en aansprakelijkheid bij problemen, … © VAD, 2005 ( € 7,50) - www.vad.be of marie-claire.lambrechts@vad.be

Marie-Claire Lambrechts

Coördinator sector arbeid – Master Health Sciences & Bacherlor Maatschappelijk Werk Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen, VAD vzw

a Alcohol, illegale drugs en psychoactieve medicatie zijn psychotrope stoffen die het gedrag, het gevoel en de waarneming veranderen. Deze stoffen worden met dat doel ingenomen en kunnen leiden tot afhankelijkheid. Het zijn kortom allemaal drugs.

b De consumptie van sterke drank in liter pure alcohol wordt hier vermenigvuldigd met een standaardfactor 2,85 om het aantal liter te bekomen (Commission for Distilled Spirits, 2005).

c VAD focust op psychoactieve geneesmiddelen aangezien vooral bij deze middelen misbruik en afhankelijkheid een probleem kunnen zijn. Onder psychoactieve genees- middelen verstaan we analgetica (niet-narcotische en narcotische pijnstillers en anti-migraine middelen), psycholeptica (neuroleptica en slaap- en kalmeringsmidde- len), psychoanaleptica (antidepressiva en psychostimulantia) en geneesmiddelen voor de behandeling van problematisch alcohol- en illegaal druggebruik.

1 Belgische brouwers (2007c).

2 De Donder, E. (red.) (in druk). Alcohol, illegale drugs, medicatie en gokken. Recente ontwikkelingen in Vlaanderen 2005-2006. Brussel: VAD.

3 De Donder, E. (2004). Alcohol, illegale drugs, medicatie en gokken. Recente ontwik- kelingen in Vlaanderen 2003-2004. Brussel: VAD.

4 Idem De Donder, E. (in druk).

5 San José et al. (2000c). Adverse working conditions and alcohol use in men and women. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 24, 1207-1213.

6 dem De Donder, E. (2006).

7 www.druglijn.be

8 Aertgeerts et al. (2000). De prevalentie van alcoholafhankelijkheid en alcoholmis- bruik in de huisartsenpraktijk in Vlaanderen. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 56, 177-186.

9 Idem De Donder, E. (2006).

10 http://www.bob.be/nl/impact/accidents.htm

11 Vlierden, K. van & Lammar, P. (2007). Drugs en medicijnen in het verkeer.

Literatuurstudie. Diepenbeek: Steunpunt Verkeersveiligheid.

12 Rigter et al. (2003). Cannabis. Feiten en cijfers 2003. Achtergrondstudie Nationale Drugmonitor. Utrecht: bureau NDM.

13 Idem Vlierden (2007).

14 Mangione, T.W., Howland, J., & Lee, M. (1998). New perpectives for Worksite Alcohol Strategies:Results from a Corporate Drinking Study. Boston: JSI Research &

Training Institute.

15 Schutten, M., Eijnden, J.J.M. van den & Knibbe, R.A. (2003). Onderzoeksrapportage Alcohol en Werk.Onderzoek verricht in opdracht van de ministeries van SZW en VWS door het IVO.

16 Pacolet, J., Degreef T. & Bouten, R. (2003). Sociale kosten-baten analyse van alco- holgebruik en –misbruik in België. Synthese. Leuven: HIVA-K.U.Leuven (50 blz.).

17 Zinberg N. (1984). Drug, set and setting: the basis for controlled intoxicant use. New Haven/London: Yale University Press.

18 Midford, R., Welander, F. & Alssop, S. (2005). Preventing Alcohol and Other Drug Problems in the Workplace. In: Preventing Harmfull Substance Use: The evidence base for policy and practice. Stockwell,T., Gruenewald, P.J., Toumbourou, J.W. &

Loxley, W (2005).

19 Duffy, J. & Ask, A. (2001). Ten ingredients for developing and implementing a drug and alcohol policy in your workplace. In : S. Alssop, M. Phillips and C. Calogero (eds.).

Drugs and Work: Responding to Alcohol and Other Drug Problems. Melbourne: IP Communications, 135-137.

20 Roman, P.M., Blum, T.C. The workplace and alcohol problem prevention (2002).

Alcohol Research and Health, 26(1): 49-57.

21 Lambrechts, M. (2001b). Een ticket voor een alcohol- en drugbeleid in uw bedrijf.

Brussel: VAD.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Type II masker: voor gebruik door medewerkers in die gevallen waarbij een mondneusmasker vereist is, maar waar er geen risico bestaat op spatten van lichaamsvloeistoffen. •

De meeste panelleden (85%) vinden het goed dat het verbo- den is om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 18 jaar.. Ruim 70% geeft aan dat jongeren wel vanaf 18 jaar alcohol

= Jongeren maken gezonde keuzes inzake tabak-, alcohol- en ander druggebruik. = Jongeren worden door

U krijgt deze folder omdat u op de Spoedeisende Hulp (SEH) bent behandeld en mogelijk ook alcohol of drugs heeft gebruikt voorafgaand aan uw behandeling op de SEH.. Het

• Wanneer er afspraken niet worden opgevolgd of indien er geen verbetering volgt, zal er een sanctie worden opgelegd door de

Indien de verwijderende school niet dezelfde leerweg aanbiedt als de ontvangende school, zal de leerling door de ontvangende school worden aangenomen, maar houdt de

probeer het moment waarop uw kind voor het eerst rookt of drinkt zo lang mogelijk uit te stellen Jonge kinderen zijn extra kwetsbaar voor de effecten van tabak en alcohol omdat

Een handleiding voor personen die de thema’s alcohol en tabak samen met jongeren van 10 tot 12 jaar willen bespreken.. ALCOHOL EN DRUGS