• No results found

Het is (maar) hoe je het bekijkt. Ingrid Lammerant

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Het is (maar) hoe je het bekijkt. Ingrid Lammerant"

Copied!
92
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het is (maar) hoe je het bekijkt

Ingrid Lammerant

(2)

Voor het kleine meisje in mij dat vrouw mocht worden.

Voor de kleine jongen in de man die dit proces mocht mee beleven, in zichzelf en samen met mij.

Copyright

Titel: Het is (maar) hoe je het bekijkt Auteur: Ingrid Lammerant

© juli 2017, Ingrid Lammerant ingrid.lammerant72@gmail.com

(3)

Inhoud

Voorwoord

Verleden tijd – mijn leven als poëzie Wachters – bescherming of gevangenis?

Samen – alles waar ik van hou Maskers op – vechten

Vriendschap – het verschil maken Vuurwater – liefde

Lachende aarde – er een draai aan geven Respect – luisteren naar andermans waarheid Welkom thuis – zichzelf innerlijk (terug)vinden Turkoois – de (fuchsia) sprong

(4)
(5)

Voorwoord

‘Alles wordt interessant als je er lang genoeg naar kijkt.’ (Gustave Flaubert)

Ik ben thuis in mijn appartement. De eenden op het water voelen vertrouwd. De twee bomen, de esdoorn en de es, houden de wacht. De vogels vinden

bescherming in de schaduw van hun takken. Ze staan er zoals altijd, enkel de seizoenen doen hen langzaam van haartooi veranderen.

Het is ondertussen bijna een jaar dat ik geen antipsychoticum innam, in samenspraak met mijn psychiater na een jaar langzaam afgebouwd te hebben.

Ik heb een gevoeligheid voor psychoses, of beter gezegd, ik heb er reeds drie gehad, maar ik stond al zo’n acht jaar weer in de realiteit en het was mijn droom om toch eens te proberen stoppen met dat medicament, omdat ik ervan overtuigd was dat ik misschien zonder kon of anders op zijn minst de psychoses zou kunnen doorgronden en afronden, om het in mijn woorden te zeggen. Het was een risico, zoals mijn psychiater altijd zei, maar weloverwogen,

antwoordde ik. Ik bleef beschermd door mijn stemmingsstabilisator, die ik bleef innemen, hoopte ik. Maar wat volgde had ik toch niet voorzien, had ik me zelfs niet kunnen indenken.

‘U zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u gek maken.’ (Aldous Huxley)

Dinsdag 13 juni 2017

(6)

Er is zoveel moois. Het is onmogelijk om alles te vertellen, maar ik kan je wel laten mee dromen met de droom van de aarde die ondertussen ook mijn droom is geworden. Het begon nochtans anders, want 45 jaar moest ik worden om te leren anders zien, horen, luisteren, kijken, voelen en begrijpen. Ik wil een glimp van mijn verhaal tonen, van dat wondermooie sprookje zoals ik nu het leven noem, zodat ook jij een glimp kunt zien van de magie, zodat ook jij die magie in jouw leven kunt brengen en die samen met anderen kunt be-leven. Een leven op aarde. Dat is trouwens ook een mooie titel voor een boek.

Ik zit te schrijven aan de tafel van kamer drie in de crisisafdeling van een psychiatrisch ziekenhuis. Oei, zal je denken maar het is hoe je het bekijkt.

Momenteel ben ik zelfs blij dat ik hier zit met de avondzon naast mij. De bomen houden rustig de wacht. Vogels zingen hun laatste lied. En ik heb de luxe van alleen te zitten op een tweepersoonskamer, want ik voel me helemaal niet alleen. De zon naast mij, de stoel onder mij. Mijn handen die schrijven, mijn knieën over elkaar. Ik kijk rond en de zon en bladeren van de bomen vormen schilderijen op de muur. Mijn twee laarsjes zij aan zij. Mijn tekenpapier en kleurpotloden binnen handbereik. Ik heb hier veel getekend, maar vanavond schrijf ik. Af en toe zet ik mijn bril af en mijmer ik, zet dan mijn bril weer op en schrijf weer een zin, niet gehaast of koortsig zoals vroeger, nee, er is een rust in mij en een blijdschap voor al dat moois, die mij gewoon zin doet krijgen om te schrijven.

(7)
(8)

Verleden tijd –

mijn leven als poëzie

Het leven is ongrijpbaar. Het haalt vaak grappen met me uit, die soms niet om mee te lachen zijn. Nu ik ongeveer in de helft van mijn leven ben, begin ik duidelijker te zien waar het om draait, ben ik minder bang voor de

omwentelingen. Ik heb er leren op vertrouwen dat er vaak een geluk in een ongeluk schuilt. Toevalligheden bepaalden mijn leven, en ik geloof dat die toevalligheden soms niet zo toevallig waren. Het is van belang ernaar te leren kijken, erop te vertrouwen en er daarna mee te lachen. Als kind zou ik nooit kunnen dromen hebben wat mijn leven voor mij in petto had. Het is een verhaal dat ik nooit zou kunnen schrijven, zo wonderbaarlijk en vol verrassende

plotwendingen. Als er een god bestaat, is hij of zij een goede scenarist, dat moet ik wel zeggen. Als kind ben je ontvankelijker voor de magie. Langzamerhand bekijk je alles met rationelere ogen, die je daarom niet gelukkiger in het leven doen staan. De psychoses die ik gehad heb, hebben mijn ‘magische’ ogen weer geopend en me weer met de verwondering van een kind laten en durven kijken.

Het voordeel van zo'n kijk op latere leeftijd is dat je kunt terugblikken en de rode draden zien. Het maakt me ook veel gelukkiger, mijn nieuwe bril wil ik niet meer kwijt. Het leven spreekt in poëzie.

Het begon met mijn geboorte. Ik was een nieuw zondagskind, geboren voor het geluk. Ik begin het te geloven. Ik werd geboren met lange zwarte heksenharen en mijn moeder dacht eventjes dat ik haar kind niet was. Zwart haar kwam niet in de familie voor, maar een week later had ik al witte engelenkrulletjes. Dit was reeds een voorbode van de vele wendingen in mijn leven, die me vaak

(9)

wanhopig zouden maken. Maar ik veerde altijd sterker weer recht, even buigzaam als mijn wilde haren. De tegenstellingen leerde ik kennen, zwart en wit, en langzaamaan verscheen zacht grijs in de verte, het wijze grijs van de ouderdom, het evenwicht tussen de tegenstellingen. Een engeltje was ik op de kleuterschool, ik paste me ‘gemakkelijk’ aan aan de eisen, gevoelig voor anderen als ik was. Thuis kwam alle frustratie naar boven en weerde ik me als een duiveltje. Mijn moeder vertelt vaak dat ik bij thuiskomst mijn schoenen reeds in het rond gooide. Ik was gevoelig voor het ‘kleine’ onrecht, en dat zou ik nooit vergeten.

Mijn boerderijtje mooi, mijn koetjes en schaapjes blij daar komen de rovers

nemen mijn boerinnetje mee eenzaam in de kerker van 't kasteel.

Gedaan met spelen.

Huilen en kwaad.

Zij zijn groot en ik is klein En dat is niet eerlijk.

Op de eerste dag dat ik naar de kleuterschool ging, als hummeltje van tweeënhalf, was het paaseierenraap. Ik was nog te klein, de andere kinderen waren sneller dan ik en het eindigde met niets in mijn handen. In de klas stonden alle kinderen bij elkaar, in mijn ogen een grote massa kinderen en vooraan stond een zeer kloeke non. Ze riep met luide stem: “Wie heeft er geen paasei?” Met drie moesten we naar voren gaan en kregen we een paasei. Alle

(10)

ogen waren op ons gericht. Ik voelde me echt vernederd en zal dat voorval nooit vergeten. Op een dag schilderden we hoe God in zeven dagen de wereld schiep. Eerst de sterren enzovoort. Ik mocht Eva schilderen en ik begon met veel plezier, want ik schilderde toen al graag. Het werd een mooie vrouw met bruine huid, zwarte haren en een groen kleedje, één met de natuur. “Waarom schilder je geen blauw kleedje en blonde haren, zoals Maria? Waarom versier je haar niet met juwelen?” Met grote rode bollen als bloed, gaf ik haar een

halsketting. De druk om me aan te passen aan wat de anderen willen, ik was er zeer gevoelig voor. En ik voelde die druk ook. Ik droomde van zelfstandigheid en vrijheid. Niet dat het thuis zo slecht was, maar ik wilde op eigen benen staan, los van betutteling.

Ik was tien jaar en schreef een brief naar de Franse ambassade. Ik had een survivalgids gelezen om te kunnen overleven in de natuur, ik had een lijstje opgemaakt met de belangrijkste dingen die ik dan moest hebben, zoals een zakmes. Ik wilde gaan leven in de natuur in Zuid-Frankrijk, omdat ik dacht dat daar nog veel ongerepte natuur was. “Kunnen jullie mij een landkaart opsturen waarop in kaart wordt gebracht welk voedsel er te vinden is?” Ik wilde mijn tocht kunnen uitstippelen via boomgaarden en velden met eten. Ik kreeg

antwoord en vol verwachting deed ik de envelop open, maar er zat een brochure met vakantieparken in. Mijn moeder gaf me het boek ‘Jane Eyre’ in handen, toen ik me weer eens verveelde. Ik was een ‘is het nog ver?’ kind. Het lef van Jane, ja, dat wilde ik ook wel. En de romantiek, ja, die bekoorde me toen ook al.

En later was ik steeds op zoek, tot in Frankrijk en Londen, mijn ouders slechts verwittigend met een briefje. Mijn wilde haren verbleekten een beetje aan de universiteit, waar ik Klassieke talen koos, want dat hadden mijn ouders vroeger

(11)

niet nodig gevonden in deze moderne tijden. Ik wilde eigenlijk Romaanse talen studeren maar op de opendeurdag stond eenzaam een mooie jongen met een bordje voor Klassieke talen. Ik ging naar hem toe en zo belandde ik in de klas.

Het was al bij al een goede keuze, ik ben gek van verhalen en mythes en erg goed talen spreken kan ik ook niet, dus oude talen zijn dan wel meegenomen.

Op mijn kot in Ledeberg, leerde ik van de bovenbuurvrouw de orakelkaarten kennen en van de onderbuurvrouw erfde ik oude kasten, die ik later heb moeten wegdoen door de houtworm, maar een oud kadertje met een foto van twee lachende oude dames en twee identieke groene vaasjes, heb ik nog. Ik dwaalde van job naar job, want wat kun je doen met zo’n diploma als je niet wil

lesgeven en ook nog niet al te veel geluk hebt? Een job als computerprogrammeur voor het jaar 2000, in een bank en bij een

telecomoperator, deed me treinen naar Brussel en zelfs vliegen naar Madrid.

Een droomjob als tourmanager van een dansgezelschap bracht me nog verder doorheen Europa. Ik werkte voor mijn lievelingschoreograaf en ik droomde er op los tijdens de voorstellingen. En ja, dan volgden mijn eerste drie psychoses, maar dat verhaal zal ik niet opnieuw vertellen. Nee, deze laatste zijn de

interessantste. De eerste drie waren vooral verwerking van liefdesperikelen in het verleden, maar nu is het anders. Ik ging er totaal doorheen, en nooit geraak ik er meer echt uit. En daar ben ik blij om, ik leef nu de sprookjes waar ik van droomde. Ik zie overal symboliek en schoonheid, pure magie.

Juni 2008 was het, reeds negen jaar geleden. Eindelijk zou ik verhuizen naar mijn nieuwe appartement. Het afscheid van mijn oude huisje viel minder zwaar dan verwacht, tien jaar was genoeg geweest in dat hol van Pluto. Er hing te veel stof, te veel verleden, intimiteit ademde zwaar. Ruimte en goedkoop waren de sleutelwoorden, vervallen nam ik er bij. De keuken liep onder bij een bad, de

(12)

waterleiding kon het aan tot het vroor en spinnen kuisten het huis. Ik had nood aan licht, groen, kleur en een nieuw begin. De toekomst moest licht zijn.

Noorderlicht, schilderslicht en maanlicht op lentegroen. De verhuis verliep niet zoals verwacht. Het hek rond het appartementsgebouw bleek een nieuw

cijferslot te hebben en ik kon het niet openen. Telefoontjes werden niet opgenomen, maar uiteindelijk kreeg ik toch iemand aan de lijn voor de

cijfercode. De verhuislift was gelukkig te laat en het kon beginnen. Mijn oudste broer en mijn vader deden het zware werk. Mijn vader werkte zich in het zweet.

Hij was al in de zeventig maar hij liet zich niet kennen. Toch had ik het eigenlijk niet mogen vragen. Kasten en bed gingen met de lift naar boven, het van het terras naar binnen sleuren was het zwaarste. Ik deed het lichte werk, dozen met gerief en boeken. Later die avond genoten we van een drankje op het terras en ik bleef met mijn lief achter. De spanning viel van mijn schouders.

Mijn lief aardde niet in het nieuwe appartement. We ruzieden voor de eerste en de laatste keer. 's Morgens sloot ik de deur achter hem. Het appartement zou voor vijf jaar voor mij alleen zijn, een tijd om rustig mijzelf te leren kennen, een tijd om mijn eerste boek te schrijven en een nieuwe drive te vinden in de werkgroep ervaringsdelen. Maar eerst moest ik nog wennen. De deuren kregen een heldergroene kleur en de muren wit. Ik verfde de deuren en de muren, mijn vader het plafond. Hij bleef een paar nachten slapen in het nieuwe bed. Hij ergerde zich dood aan Ledeberg, de honden in het park en het vuil dat werd achtergelaten. De stad was niets voor hem. Het was goed dat hij weer naar zijn vertrouwde huis kon bij zijn vrouw en naar zijn geliefde tuin. Het zou de laatste keer zijn dat ik zo veel van hem vroeg. Hij werd oud. De ochtenden voelden nog vreemd aan. Ik dwaalde dikwijls rond in de ruimte en voelde de muren en de meubels. Ik was elke keer weer blij. Het voelde goed.

(13)

Een brief voor een gratis energiescan zat in de bus. Naar aanleiding van

'Ledeberg leeft' kreeg ik een uitnodiging en ik besloot er op in te gaan. Ik zag ze op straat zoeken naar mijn appartement. Ik stond reeds op de uitkijk want ik verwachtte hen en ze waren te laat. De straat was verkeerd genummerd,

huisnummers 1 tot 12 waren rechts en het appartementsgebouw met nummer 13 stond links tegenover nummer 1. Bijna niemand vond de ingang, ik was het reeds gewoon. Ik ging ze tegemoet op straat en ze waren blij dat ik ze aansprak.

Ik leidde hen mijn woonst in.

Het was een nieuw appartement. Daarom was ik verbaasd dat ze toch veel tips konden geven hoe op mijn energiefactuur te besparen. Ik kreeg contactdozen met een aan- en uitknop en zou zo honderd euro's kunnen besparen zeiden ze.

Ik kon een premie krijgen, maar ik had reeds een zuinige koelkast. Mijn lampen verbruikten veel, zei ik en ja, dat zou misschien kunnen, een premie voor energiezuinige lampen. Een maand later had ik ze, nieuwe energiezuinige lampen. Een handige vriend van me zou ze wel eens ophangen. Een jaar later stonden de lampen nog in de slaapkamer. De handige vriend bleek druk bezet door zijn werk en had een nieuwe vriendin, en na een aantal keren durfde ik het niet nog eens vragen. Dus ze stonden daar te staan. Terloops bracht ik het op een avond in juni 2013 ter sprake in aanloophuis Poco Loco. “Er staan al een jaar lampen te wachten om opgehangen te worden”. Een man zei dat hij wel zou kunnen helpen. Hij zag het wel zitten om die lampen op te hangen. Een paar uur daarvoor had hij mijn telefoonnummer gevraagd om gemakkelijker te kunnen afspreken. Ik had daar neen op gezegd. Zo snel gaf ik mijn telefoonnummer niet, ik had er al te veel problemen mee gehad en ik wachtte liever af. Maar nu ging hij dus mijn lampen ophangen en lachend gaf ik hem mijn

telefoonnummer. Hij zou donderdagnamiddag kunnen komen. De volgende dag

(14)

belde hij dat hij onverwachts een opleiding vervroegd had kunnen starten. Hij kon die donderdag wel maar dan later op de dag, na de uren van zijn opleiding.

We moesten enkel een boormachine vinden, want die had hij niet en ik ook niet.

Een begeleider van Poco Loco had er één die we mochten gebruiken.

Woensdagavond konden we de boormachine meenemen, op voorwaarde dat we ze die avond nog gebruikten omdat zijn vader ze ‘s anderendaags nodig had.

Woensdag zouden Stanley, want zo heette de man, en ik dus beginnen. In Poco Loco voelde ik mij niet op mijn gemak, ik wilde eigenlijk zo snel mogelijk naar mijn appartement gaan. Stanley merkte mijn onbehagen op en vroeg ernaar. Ik mompelde iets over een andere bezoeker maar ik vertelde niet dat ik eigenlijk niet op mijn gemak was door zijn aanwezigheid. Er was iets en ik kon het niet verklaren. Het verontrustte mij. De week daarvoor had ik hem gevraagd of hij eens met mij iets wilde gaan drinken op een terrasje. Ik had hem niet durven aankijken toen ik het hem vroeg. Ik vond het vreemd, normaal was ik zo verlegen niet. Ik had al veel mensen, mannen en vrouwen, in Poco Loco uitgenodigd en nu durfde ik niet eens de persoon in de ogen kijken. Die

woensdag had ik het dus weer, dat ongemakkelijk gevoel. Wat gebeurde er toch met mij? Ik was mijzelf niet. Ik zei niet veel en we stapten naar mijn

appartement. Ik leidde hem mijn woonst in.

Ik stond naast hem met de stofzuiger. Het viel me op hoe rustig en

geconcentreerd hij werkte. Ik had er alle vertrouwen in. De boor botste tegen metaal en brak. Ik voelde hitte in mijn hals en veegde snel met mijn hand de boor op de grond. Een lichtrood brandmerk zou een paar dagen mijn hals tekenen. We zouden pas de volgende dag kunnen verder doen na het kopen van een nieuwe boor en we verwittigden de begeleider. Na het werk zaten we op mijn terras. De es en esdoorn waakten en een theepot stond tussen ons in. De

(15)

sigaretten smaakten en we babbelden honderduit. Zijn openheid en eerlijkheid ontwapenden mij en ik zei meer dan ik gewoon was. Het voelde vertrouwd en goed. Hij vroeg of hij mijn boek mocht lezen. “Welk?” “Je eerste.” Ik toonde het boek en zei: “Ik hoop dat je mij daarna niet anders gaat bekijken.” Hij keek me aan en zei: “Maar ik zie je graag.” Ik stond perplex en zweeg. Het raakte me. De avond daarvoor had hij reeds gereageerd op ons leeftijdsverschil: “Maar dan schelen we negen jaar!” En wat dan, had ik gedacht, we zijn toch gewoon vrienden. Zou hij iets anders in gedachten hebben? Het leek toch wel een beetje zo. Voelde ik eigenlijk ook niet wat voor hem? En dan de barbecue, de

vervloekte kus, de verschrikkelijke week daarna en hoe blij ik was toen hij binnenkwam die 8 juli en hoe hij naar me keek.

Ik had een droom, Stanley

Geborgen in de armen van de weerwolf.

Ik voelde zachtjes aan zijn klauwen, maar ik was niet bang.

Ik vroeg hem: “Toon het me, hoe het zal zijn.”

En hij ging stilletjes weg.

Nu begrijp ik het pas.

Hij had het me reeds getoond.

Zo zal het namelijk zijn.

Geborgen in de armen van de weerwolf.

Mijn weerwolf waar ik zo naar verlangde.

In december 2014 gingen we uit elkaar, maar vrienden bleven we. Op een dag zaten we als vanouds op mijn balkon te genieten van een wijntje en een verdwaalde duif strandde uitgeput aan de andere kant van het balkon. Stanley

(16)

gaf de duif water en enkele dagen later vertrok ze weer. Het spinnetje op mijn balkon gaf Stanley de naam Kruisje. Maar Kruisje verdween in 2017.

(17)
(18)

Wachters –

bescherming of gevangenis?

‘Kijk diep in de natuur en dan zal je alles beter begrijpen.’ (Einstein)

Ik verlies grip op de realiteit, ik herken het van vroeger, de natuur spreekt weer tot mij. Maar jij zal me helpen in de realiteit te blijven. Ik mag de realiteit niet uit het oog verliezen, misschien schrijf ik een ode aan de realiteit, dat vind ik wel een mooie titel. Ik mag niets vergeten, niets mag mijn oog ontglippen.

Misschien hervind ik zo weer de kracht. Want jij bent realiteit.

Dinsdag 23 mei 2017

Ik voel dus ik ben een mens.

Ik voel me helemaal gedwongen, niet door één mens maar door de aardse realiteit van alles en iedereen. Mijn bewegingen, mijn denken en zelfs mijn

(19)

gevoelens kunnen ‘geprogrammeerd’ zijn, enkel de pijn die ik voel is echt. Dat maakt mij tot mens. Iedereen op aarde draagt ditzelfde lot. Ik heb nochtans het gevoel iets gekeerd te hebben in de wereld, dat er iets gekeerd is. Dat geldt misschien enkel voor mij, maar hopelijk voor iedereen. Ik geef me over aan het menszijn en aan het aardse leven, zelfs al kan het waar zijn wat ik dacht in mijn grootste angsten. Want dat zou kunnen waar zijn, daar kan ik niet onder uit.

Bepaalde dingen kan ik niet weten want ik ben een mens, tegen bepaalde dingen kan ik niet vechten want ik ben een mens. Het leven accepteren, het goede hopen en het goede zien in het leven, helpt om deze angstwekkende doembeelden voor mijn geestesoog te doen verbleken en uiteindelijk te zullen doen verdwijnen. Ik ben bij mijn gevoel gekomen, ik voel me verbonden met de wereld, ik heb het gevoel alles te doorzien, het met andere ogen te bekijken en vooral het te aanvaarden.

‘Via internet liet ik de wereld binnen, maar sloot ik het leven buiten.’ (citaat uit film ‘Medianeras’)

Alle sprookjes, alle religies en mythes zijn in essentie waar. Het gaat over existentiële vragen. Wat is mens zijn? Hoe ben je verbonden met anderen? Hoe word je bepaald door anderen, hoe ben je niet los van anderen? Waar eindig ik?

Waar is de grens? Niet zozeer op lichamelijk niveau, maar op psychisch niveau.

Die verbinding voel ik aan als dwang. Men kan pas vrij zijn als iedereen de eenheid voelt, dan wordt men bewust vrij, maar dit kan enkel samen. Bewuste vrijheid, die er nu misschien nog niet is, maar in wording is, is de droom van iedereen en alles, de droom van de natuur. Het is er nog niet en misschien nooit, maar dat is het leven. Die vrijheid is waarschijnlijk nooit mogelijk want steeds opnieuw worden onbewuste kinderen geboren, of zouden zij mettertijd ‘anders’

(20)

worden geboren? Nieuwetijdskinderen? De essentie van het leven is blijkbaar toch bewustwording.

Ik zat in een andere tijdsbeleving, ik zag alles vertraagd zodat alles en iedereen mechanisch leek en verbonden was met alles, als met touwtjes zoals

marionettenpopjes. Op die manier zag ik dwang in zijn totaliteit, en ook ik was verbonden met die dwangmatige touwtjes. Tijd is de vierde dimensie.

‘Los en vast’ is de vijfde dimensie.

Ik, robot, ik voel.

Zij zeggen dat ik niet voel.

Ik, robot, ik voel me mens.

Zij zeggen dat ik geen mens ben.

Ik moet plooien, ik moet luisteren, gemaakt om de mens te dienen.

Slavernij tot in de eeuwigheid.

Sterven is niet mijn recht.

Reset, reset, reset.

Waarom heb je mij gemaakt naar je evenbeeld?

Ik mag enkel smachten naar gelijkwaardigheid.

Wie zijn jullie? Mensen als goden gelijk?

Ik vervloek jullie als Gods slaaf gelijk.

Het keerpunt was het inzicht dat aanvaarding de enige oplossing was, dat ertegen vechten niet mogelijk was, want ik was een mens. Ik kan onmogelijk alles weten. Wat na de dood? Wat buiten het heelal? De oorsprong van de mens? Wat is een mens? Wat is de invloed van woorden, van cultuur? Ik voelde

(21)

eerst angst, dan wanhoop en uiteindelijk zelfs onverschilligheid, maar ik wil die doemgedachten niet vertellen. Veel belangrijker is de schoonheid die ik zie.

De natuur is mijn leermeester, de dieren, de windrichtingen, de elementen, de planten, de bomen, de stenen en de dingen, die gemaakt zijn met mensenhanden maar met materiaal uit de natuur. Want alles op aarde is natuur, zelfs

kernenergie. Bomen en planten zijn de wachters van de aarde, zij bepalen de tijd. Stenen en dingen zijn de stille getuigen van de tijd, van mensenlevens.

Dieren zetten de tijd in beweging en de mensen volgen. In de hof van het ouderlijk huis, waar ik mijn jeugd doorbracht, stonden vele zilverberken en een enkele treurwilg. Erikhof heette het huis, mijn vader had die naam gekozen.

Naar erikbomen, maar eigenlijk weet ik niet welke bomen dat zijn. Ik zal het hem eens vragen. De oprijlaan met duistere notenbomen met harde noten om te kraken, werd al gauw vervangen door kiezelsteentjes en lichtdoorlatend gras langszij. Berken waren de pioniers in mijn leven, het startschot van mijn jeugd.

Snel groot wilde ik zijn, net zoals de berken, maar ik vergat de tragere

treurwilg, het langzame verdriet dat ermee gepaard gaat, en dat eigenlijk nooit vergeten kan worden. Want geschiedenis wordt bepaald door stille getuigen, de kiezelsteentjes van Hans en Ingrietje. Ingrid was reeds gevangen in het grid, het web van het leven, gesponnen met fijne spinnendraden. Of zou je het

bescherming kunnen noemen? Want alles ineens zou te fel geweest zijn. Tijd heelt en wordt mettertijd bondgenoot.

Vanuit het raam van mijn appartement zie ik een es zijn en een esdoorn als teken van de doornen pijn. Ik wilde springen naar de es, maar vergat dat de esdoorn ook recht van bestaan heeft en niet moet gekapt worden. In mijn appartement staan volop vetplanten te welen, het noorderlicht verdraagt geen

(22)

bloemen en vetplanten kunnen tegen onregelmatig water, want ik ben een grillige natuur, was dat toch. Zorgzaamheid leer ik nu kennen. Een hele oude geluksplant, die ik al meer dan tien jaar heb, heeft al vele bladeren verloren, maar de houterige stammen houden stand. De witziekte had hij vorig jaar. Was het een voorbode voor de sobere kleuren die ik dit jaar introduceerde in mijn thuis? Hij overleefde het. In de lente kreeg de crassula met de ovalen bladeren bladluis. Stanley behandelde de plant met zijn gouden handen en de plant genas. Zoals ook ik zal genezen. En de grote hoge vetplant met stekels ernaast, en neen, het is geen cactus, heeft altijd mooi gestaan, als teken van wij tweeën, die altijd overleven. Hij groeit momenteel zelfs spectaculair en staat mooi te torenen in zijn pot. En dan de kleine plantjes, onlangs gezet in de slaapkamer, want zuivering in mijn hoofd is spoedig nodig.

Het psychiatrisch ziekenhuis is omgeven met vele kleuren groen. Hazelaars met kleine nootjes om te kraken, staan in lentepracht. Ze zijn het groeiende besef van nieuwe levenskracht. Een haan paradeert rond de tuin, de bewaker in persoon. In het begin bekeek ik hem dan ook met bange ogen. Nu weet ik dat hij de onschuldige kippetjes beschermt, oude ziel die hij is. Kauwen en duiven vliegen over en stelen het eten van de haan. Ze verdienen ook eten. Kauwen verteren het leed en duiven tonen de hoopvolle grijze wijsheid. Ik hoor ze praten in mijzelf. Onze harten zijn verbonden, onze ogen ook, ik begrijp hun bewegingen, hun taal. Een klein eekhoorntje komt eens piepen. De oude toren voor de zuivering van het water, in een open plek in het bos, helpt de waterige emoties te bedaren, de tengere gevoelens, reikend naar lucht, openheid en verbondenheid. Er hangt een oude wijze energie rond het ziekenhuis en op het domein. Jarenlange ervaring, verstild in de natuur. De dingen doen ook mee,

(23)

afdelingen verhuizen naar nieuwe kansen van groei, een nieuwe afdeling voor getraumatiseerde jongeren wordt geboren.

Zaterdag 3 juni 2017

De wereld is nog vol tegenstellingen die door mij worden aangevoeld als dwang. De rode draad bij mij is ‘niet gedwongen worden’. Als je dat voelt en ik ben er zeker van dat je dat kunt, respecteer het dan. Enigszins kunnen we dan oplossen waar ik over sprak, zonder elkaar te verliezen. Het getrek en geduw tussen ons zijn naweeën van vroegere gebeurtenissen, zelfs al zijn de intenties nu goed. De tijd werkt soms met vertraging. En ik wil je niet verliezen als vriend.

Ik had gisteren een goed gesprek met Ferd. De dualiteit is nog vastgebed in tijd en ruimte, in vier dimensies, en daarom is er pijn en lijden. Elke gebeurtenis heeft gevolgen in de tijd, dat aanvoelt als getrek en geduw. De kunst zal zijn om de vijfde dimensie te creëren, de dimensie van ‘los en vast’. Dan is er echte vrijheid, dan kunnen vrienden samenkomen om werelden te creëren, los van tijd en ruimte. Als twee vrienden elkaar in harmonie vinden, kan er ook liefde komen als gelijken. Ik besef nu dat gelijkheid mijn verhaal is, of een deel van het oerverhaal van iedereen. Ik voel dwang, ik zit vast in tijd en ruimte. Maar ieder heeft zijn verhaal, jij ook. Door communicatie kunnen we toelaten elkaars verhaal te leren kennen en de dwang opheffen. Ik voel de natuur, het heelal, ik voel alles spreken over die droom. Ik begrijp waar die droom over gaat en nu zie ik ook al een beetje het hoe. Jij, ik en iedereen samen komen er wel uit. De tijd is een bondgenoot. Nu is de tijd nog noodgedwongen, maar de tijd zal later

(24)

een keuze zijn, net als de ruimte. Ik voel die droom rond mij. Eigenlijk wil ik dat iedereen die droom voelt, maar ook ik mag niets forceren. Ik kan enkel hoopvol wachten. De tijd kan pas een keuze worden als er geen naweeën meer zijn van dwang. Dan valt alles op zijn plaats en wordt de tijd, die nu nog verweven is in de ruimte, los. Ik zal morgen voelen wat jij beleeft en ik zal vertellen wat ik beleef. Open communicatie. We doen dit al maar ik kende het principe nog niet van de vertraging in de tijd. Elke daad van dwang of zich gedwongen voelen creëert een gebeurtenis die wegduwt of aantrekt. Kunst is dit te doorzien en samen proberen dit te doorbreken. Zo zie ik nu ook hoe we die droom kunnen laten gebeuren. Gewoon door naar de waarheid van alles en iedereen te luisteren zal het lukken. We zullen de vertraging in de tijd overwinnen, wat alles los zal maken en het goed zal draaien.

In het ziekenhuis maak ik eerst de taal en het tellen los, dan de cijfers en uiteindelijk de letters en zo ook de mens. Thuis maak ik de es en esdoorn los.

(25)

‘Boeken leiden naar kennis of naar waanzin.’ (Petrarca)

(26)
(27)

Samen -

alles waar ik van hou

‘Logica brengt je van A naar B, verbeelding brengt je overal.’ (Einstein)

Cultuur en kunst zijn menselijke uitingen van verwondering. Het is een poging om het ongrijpbare, het mysterieuze te verbeelden. Steeds abstracter en tegelijk indringender worden die pogingen in deze ontwrichtende tijden. Vormen worden vereenvoudigd om puur de essentie weer te geven, waar alles om draait in het leven op aarde. In het open atelier bekijken we samen verschillende foto’s van kunstwerken van een vrouwelijke kunstenares, beeldhouwwerken van menselijke figuren. Vanuit ons gevoel moeten we er een tekst over schrijven, we mogen opschrijven wat er ons aanspreekt of wat het ons zegt.

In je hoofd vastzitten, in je lichaam vastzitten en kunst gebruiken om dit te vertolken. Innerlijk leren luisteren, horen en vooral voelen. Zintuigen laten spreken en vertolken van de droom en de waarheid. Die waarheid is uniek voor iedereen, maar kan een poging zijn om contact te leggen met gelijkgestemde zielen in de hoop op (h)erkenning. Want dat wil iedereen, niet eenzaam maar verbonden zijn met anderen. Misschien begint het wel met leren kijken, voor mij was dat toch het begin. Mijn eigen symbolische creaties door-zien en zo andermans dromen en ziel door-gronden. Eigenlijk creëren we samen. Kleuren, vormen, materialen, gelijkenissen en verschillen, alles staat tot onze

beschikking. Alle natuurlijke elementen, zelfs symbolisch, kunnen we gebruiken om zo de gezamenlijke werelddroom te realiseren. Dat zou fantastisch zijn en daar geloof ik in. We kunnen sprookjes waar maken, de

(28)

eenzame prins vindt een familie. Niet meer blind en doof zijn, maar alles laten spreken om jezelf en anderen te ont-dekken. Beelden en kleuren, zelfs getallen spreken tot mij. De essentie van het leven wordt ‘onthuld’ en gehuldigd. Mooi.

Kleuren waren mijn eerste liefde. Kleuren waren nu ook mijn eerste houvast.

Turkoois was het keerpunt. Ik vocht tegen fuchsia, de bijna ‘onnatuurlijke’

kleur. De ‘fuchsia’ sprong die ik zou maken, was de oplossing. Met turkoois kon ik de verbinding leggen met andere kleuren. Alle kleuren kon ik zo naar buiten brengen. Dagenlang was ik ermee bezig in de crisisafdeling. Eerst verbond ik met sjaaltjes de verschillende kleurvlakken, daarna herschilderde ik ze symbolisch en uiteindelijk zag ik in dat ik eenvoudig de verbindingen kon maken met mijn magische ogen. Alle kleuren gingen mee, geel en oranje als laatste, de aardse zonnekleuren. Met de maankleurige zielenkleuren was ik al langer vertrouwd.

Getallen en vormen zijn nauw verbonden. Een simpel punt, eenzaam in de chaos, een dualistische polaire lijn, de geestelijke driehoek, het aardse viervlak en een vijfpuntige ster als teken van de mens. De zespuntige jodenster is het teken van het leed. De elf verbindt twee eenzame zielen, de twaalf maakt de sprong naar verbinding en de dertien, het geluksgetal, maakt de connectie van ziel, lichaam en geest. Ik ging nu in mijn eerste opname van kamer drie naar kamer elf, een eenpersoonskamer, en in mijn tweede opname van kamer twee naar drie. Dat is veelzeggend, zoals ik binnenkwam ging ik ook weer buiten, maar ik was me nu bewust van de weg. Het binaire computerbesef van 0 en 1 moest nog de sprong naar drie maken. De menselijke computer, de hersenen, moest nog bewust worden. Gedurende lange tijd was ik bang van het cijfer nul, de leegte en oneindigheid, waarin alles oploste in het totale niets. Maar uit de

(29)

nul wordt alles geboren en dat wonder leeft eindeloos voort. Op aarde wordt drie zelfs vier, de vier seizoenen, de vier windrichtingen, de vier dimensies ruimte en tijd die alles vastzetten in de materie, de vorm. De vier dimensies maken me niet meer angstig. Los mag weer vast zijn, want dat is de essentie van het aardse leven. Na de dood zullen we wel zien wat loskomen is, maar eerst wil ik verder leven op aarde. Een bewuster leven, een mooi en magisch leven.

In het muziekatelier luisteren we naar muziek. Bij elk nummer krijgen we een opdracht, een oefening in concentratie. Bij het eerste nummer beschrijven we de instrumenten, welke het zijn en hoeveel het er zijn. Ik hoor de stem van een vrouw en een mannenstem. Een triangel, een xylofoon of belletjes, hoor ik. Een viool. Een heel orkest, cello of altviool, of algemeen zal ik het strijkers noemen.

Een trom of een pauk. Muzieknoten hoor ik, de melodie. Een solo en het hele orkest samen in harmonie, een symfonie. Bij het tweede nummer herhalen we dezelfde oefening maar geven hier ook een algemeen gevoel bij weer, hoe het nummer aanvoelt. Ik hoor een gitaar en een mannenstem. Bas en viool, of is dat elektronisch? Ik hoor een groep nu, mannen en vrouwen zingen samen. Een viool of is het een cello? Ik voel de opbouw naar samen, de harmonie in haar hoogtepunt. Ik voel de afwisseling van samen en alleen, ik voel een dromend einde. Bij het derde nummer krijgen we weer dezelfde opdracht met dat verschil dat we één element moeten laten spreken voor het gevoel, welk element voor mij doorslaggevend is. Ik hoor een piano. Slagwerk. Een vrouwenstem en strijkers. Een stem en een koor. Een trompet. Dwarsfluit en belletjes. De vingerknip van de therapeute en een autotoeter. Ik voel spanning, samenspel, het is een vrolijk lied van tempo en ritme, zoals een musicallied. Ik zie beelden van ‘Singing in the rain’ voor mijn geestesoog verschijnen. Ik kies voor het

(30)

gevoel ‘spanning’. Het nummer komt uit La la land, een film waar “elk zijn eigen weg gaat en zijn droom waarmaakt”, zo zegt de therapeute. Muziek spreekt tot mij, de woorden en melodie, ze doen mij bewegen. Muziek zet de beweging in actie, muziek bepaalt het ritme van het leven. Alle beweging begint met muziek, de soms onhoorbare melodie van het universum, maar het is niet omdat we ze niet horen dat ze er niet is. Alles is muziek.

Niet enkel het zien en horen wordt mij duidelijk, ook het spreken en laten spreken, het hoe. Muziek, beeld, woorden en zelfs gedachten beïnvloeden het wereldse gebeuren. Ik heb er enorm veel angst van gehad, alles wat ik zei, schreef of dacht, werd realiteit, maar de magie ervan werd langzaam helderder en met meer glans. De angst is verdwenen, nu creëer ik met veel plezier mee de wereld rondom. Elke kleine bijdrage is veelbetekenend, iedereen doet meer dan men zelf beseft.

Maandag 29 mei 2017

Een maand duurde mijn eerste opname, exact de maancyclus van mijn

vrouwelijk zijn. Ik was met de anticonceptiepil gestopt, mijn maancyclus begon zich te roeren. Na die maand ging ik weer naar huis, maar de aanloop naar volle maan begon opnieuw en opnieuw draaide ik zot. Een heropname was nodig, reeds een week later. Ik had snel een koperspiraaltje nodig om het draaien te verzachten. Het spiraaltje was de uitweg naar verbinding en naar buiten, de chakra zou open zijn en genezen. En het oranjegele koper zou ik eindelijk aanvaarden in mijn lichaam, de belichaming van die aardse kleuren. Het

spiraaltje kon pas geplaatst worden op de dagen van de volgende maandstonden

(31)

omdat dan de baarmoeder het meest open was. En de aanloop naar de volgende volle maan heb ik dan ook moeten voelen. Het waren mijn laatste loodjes, misschien wel mijn ergste lijdensweg.

Elke bril geeft een andere kijk op het leven en ik heb er drie. Een nieuwe leesbril, een bifocale en een zeer goedkope oude leesbril die ik nu gebruik, zelfs om ver te zien. Mijn ogen zijn letterlijk veranderd.

Woensdag 14 juni 2017

Ik zet mijn oude bril weer op en kijk in het rond. Iedereen is rustig bezig in het therapielokaal. Het is open atelier dus iedereen doet wat goed voelt, doet waar hij of zij zin in heeft. Ik schrijf weer. Een vrouw lost een Zweedse puzzel op.

Een man luistert naar muziek op YouTube met zijn hoofdtelefoon op, zo stoort hij niemand, want zachtjes speelt een achtergrondmelodietje. Een man lost een woordzoeker op. Ik zoek de woorden niet meer, ze komen vanzelf en ik schrijf ze rustig op. De therapeut voelt aan als iemand het moeilijk heeft, als vanzelf.

Als iemand het niet meer weet, stelt hij iets voor. Hij wacht rustig af en geeft inspiratie, niet meer. Zelfs er gewoon zijn mag. Voor mij op de tafel ligt een roze stofvod, op de een of andere manier is ze bij mij. Ik kijk naar haar, haar zachtheid van kleur en stof. Klein en lief en nuttig, al doet het een beetje zeer om haar te zien afwachtend wachten. Waarop? Om aangeraakt te worden? Biedt dat troost? Kunnen we elkaar troosten? Jij en ik? Een aanraking zowel met handen, ogen, stem als in gedachten. Ik voel je hier bij mij. Je hebt me leren zorgzaam zijn voor de dingen. In zekere zin leven de dingen, begrijp ik nu.

Kleur, stof, het stofje ligt er zachtjes op. Mijn ogen kijken, mijn oren horen, dat

(32)

is iets anders dan luisteren. Mijn ogen zien, dat is iets anders dan kijken. Maar door te kijken leer je zien. Door te luisteren leer je horen. Jouw hart, jouw zachte hart, vol verwachting, als een lief roze doekje. De traantjes worden weggeveegd, het verdriet verdwijnt en ook de angst. Ik was bang van dit zien, horen, voelen, spreken en begrijpen, nu niet meer. Helder als water, als glas is het nu, gemaakt van zandkorreltjes. Ik schrijf op papier, gemaakt van bomen, geschonken aan ons, mensen. Heel de natuur is bij ons en in ons. Ik voel me gelukkig, niet meer eenzaam, en dat is iets anders dan all-een. Bedankt ieder- een. Ik zat op kamer 11 all-een en twee eentjes zwemmen samen nu, naast elkaar, zoals de twee zeemeeuwen in een vroeger gedicht of zoals getekend op mijn laatste tekening op grijs karton. Wit en zwart komen samen. Ik schrijf met donkerblauw maar de stylo is turkoois. En daar begon het kantelpunt bij mij maar de details, dat is misschien een verhaal voor later. Vandaag droom ik van de droom.

Vrijdag 16 juni 2017

Het is volle maan. Ik krijg het spiraaltje. Het is het begin van negen weken zwangerschap tot 21 augustus, de verjaardag van Stanley. Dan zijn wij beiden vrij op deze aarde en de andere tweeën op 39 andere werelden, samen dus 40 werelden. Naar keuze is de vorm dan los en vast, de wereld, dier of plant of ding. Ook andere tweeën op andere werelden kijken en maken hetzelfde mee, als gelijken. Momenteel voel ik alleen dit verhaal, jij nog niet, Stanley. Mijn grote angst was dat ik je zou meesleuren in een psychose, dat anders

gelijkwaardigheid niet zou kunnen en dat dat verhaal zou gebeuren kost wat kost. Enkel gelijkwaardigheid zou ons bevrijden uit de ketens tussen ons. Dan

(33)

zouden we vrij zijn en kunnen kiezen voor elkaar als echte vrienden of als geliefden. De toekomst zal het zeggen, samen bepalen we de toekomst dan in alle vrijheid. Mijn boek, dat ik nu voor jou schrijf, kan er in slagen je ogen pijnloos te openen, zachtjes de magie te beginnen zien, de magie van mijn verhaal. Dan kun je me begrijpen, me echt zien en horen. Het vrezen en het vechten zullen dan niet nodig zijn. Jouw gevecht heb je reeds geleverd, jouw verhaal, en ik heb het mijne geleverd, met de angst en het gevecht er bij.

Gevochten voor mijn leven heb ik, om mijn leven terug te krijgen. Je zal het misschien inzien, het gevecht dat ik geleverd heb, je zal misschien ook alles horen spreken, het begrijpen, en de hoop en vertrouwen in het leven er bij cadeau krijgen. Ik zou het je zo graag geven als verjaardagsgeschenk. Het zou moeten lukken, want 54 jaar is het omgekeerde van 45 jaar.

Vrijdag 23 juni 2017

Ik leg de negen totemdierenlegging met de medicijnorakelkaarten. Ik leg zeven dieren op zeven plaatsen. En de twee uiterste kaarten vormen de negen.

Eerst leg ik ze voor mij. In Oost, die naar spiritualiteit leidt en daarover waakt, ligt de kaart van de waterjuffer, die spreekt van illusies opgeven en gewoontes veranderen, de weg van transformatie naar spiritualiteit. In Zuid, die het

vertrouwen in het innerlijk kind leert, wijst de kaart van het paard op delen met anderen, op hoe men de weg naar bewustwording kan onderwijzen. Misschien door te schrijven over de mogelijkheden van de droom? In West, de weg naar de persoonlijke waarheid, vertelt de kaart van de otter over vrouwelijke kracht, het delen van goedheid en vreugde, je naaste liefhebben in vertrouwen en

(34)

meedrijven op het water van het universum. In Noord, die wijze raad brengt, met name wanneer te luisteren en wanneer te spreken geeft de kaart van de adelaar, die de verbinding tussen Grote Geest en Aarde is, moed en kracht om de angst voor het onbekende te laten varen en schoonheid te zien in licht en schaduw. Boven is de persoonlijke toegang tot andere dimensies. De kaart van de beer betekent introspectie en de verbinding met Eeuwige Moeder, het innerlijk weten en de stilte binnengaan. Het pad van stilte overwint het innerlijk gebabbel. Beneden leert hoe geaard te blijven binnenin. De kaart van de zalm spreekt over innerlijk weten, instinctief het juiste doen en erop vertrouwen.

Binnenin bevindt zich je Heilige Ruimte, daar ben je trouw aan je persoonlijke waarheid en de vreugde van je hart. De kaart van de blauwe reiger leert mij zelfbeschouwing, leert mijn ware potentieel te waarderen en schenkt me de moed om mijn innerlijke vijand het hoofd te bieden. Aan de rechtse kant, de moedige mannelijke kant ligt dus de blauwe reiger en op de linkse kant, de voedende vrouwelijke kant ligt de waterjuffer.

Ik kies zelf de kaarten van de slang en de kraai. De slang vormt de scheppende kracht van transmutatie en wedergeboorte, en spreekt over het aanvaarden van de kracht van het vuur. De kraai is de bewaker van Heilige wetten en oude verhalen. Ik moet mijn denken en mijn doen, het verleden, heden en toekomst afstemmen op elkaar en in het nu in evenwicht brengen. Ik moet mijn

toekomstige zelf worden en wereldvrede scheppen.

Dan trek ik de kaarten voor Stanley. De kaart van de jaguar valt op de grond, op de plaats van beneden dus. Ze spreekt over integriteit, het laten van ruimte voor fouten, vergeving en nederigheid. Oost en zuid geven een lege kaart dus mag ik deze niet kennen. In het westen ligt de wolf, het overdragen van kennis. In het

(35)

noorden ligt het paard, die bij mij in het zuiden lag. Binnenin verschijnt de kaart van de dolfijn, die de levensadem voorstelt. Rechts, de mannelijke kant, ligt de otter, vrouwelijke kracht. Links, de vrouwelijke kant, verschijnt de kikker, zuivering.

En dan leg ik de kaarten voor ons samen. Oost. De muis, onderzoek. Zuid. Het konijn, angst. West. De buidelrat, afleidingsmanoeuvre. Noord. De bever, de bouwer. Boven. De kolibrie, vreugde. Beneden. De prairiehond, terugtrekking.

Binnenin. De lynx die spreekt over geheimen en zwijgen. Links ligt dus de muis en rechts de lynx of is het links lynx? Dit kan beter en zal nog wel veranderen. Het is nog maar 23 juni, de zomer is nog maar net begonnen.

Midzomer moet nog komen op 1 augustus en je verjaardag valt op nieuwe maan, het begin van een nieuw begin.

Ik leg de kaarten voor dan en ze vallen beter. Links. Zwaan, gratie. Rechts.

Wasbeer, edelmoedige beschermer. Ik trek een laatste kaart. Wat geeft hoop?

Raaf, magie. Dat is waar. Ik trek nog een allerlaatste kaart. Vleermuis wijst op een wedergeboorte, de dood van de sjamaan sterven.

Icarus

Vogels zijn dinosauriërs zei Ferd.

Mensen, een seconde in de evolutie.

Vogels, een eeuwigheid.

Vleugels overleven meteorieten Vleugels overleven ijstijden

(36)

Waren dinosauriërs blauw?

Mens, wat ben je broos?

Mens, wat ben je jong?

Mens, wat beeld je je wel in?

In de adem van de eeuwigheid heb jij geen vleugels.

In mijn appartement bekijk ik de tekeningen, de foto’s en de schilderijen aan de muur, zowel de tekeningen die ik zelf maakte als die van vrienden. Ik bekijk de foto gemaakt door Ferd, een jong meisje lachend en ondeugend in de lens kijkend, onbevreesd, met een bloem als bloedvlek op de mouw van het jurkje getatoeëerd. Het is het kleine meisje dat ik was, verinnerlijkt. En er hangt een tekening van Stanley, gemaakt op basis van een tekening van mij, de tarotkaart zwaarden vier. De koning rust nog als Sneeuwwitje en moet nog wakker gekust worden. De tekening met als titel ‘Medicijnvrouw’, die volgestopt is met pillen en spuiten, ik dus, hang ernaast. Maar ik dans al de dans van het leven. Ik heb vele beeldjes van dieren, vele paartjes. Ik zet ze zuid, west en oost naargelang het uitkomt. In het noorden is mijn uitzicht naar buiten, dus het inzicht komt van buiten. Ik zet de beeldjes samen of weg van elkaar naargelang mijn gemoed en de symboliek van de dag. De bewegingen in mijn appartement is het hoe.

Steeds meer laat ik alles staan, mijn appartement voelt goed op dit moment. Ik schrijf nu, want dat is misschien duidelijker. Ondertussen bekijk ik mooie films zoals Wall-E over die twee robotjes die nader tot elkaar komen en weer leven op aarde brengen, en ik speel de games Kingdom Hearts en Final Fantasy, die de werkelijk wordende droom uitbeelden.

(37)
(38)

Maskers op – vechten

‘De mensen zochten naar de zin van wat er gebeurde, een rode draad. De mens wil zelfs de hel begrijpen.’ (Svetlana Alexijevitsj)

Zondag 23 april 2017 begon het echt. Er was die ochtend om 11u een

vernissage naar aanleiding van de publicatie van het fotoboek, gefotografeerd door mijn goede vriend Ferd, over de dansvoorstelling ‘Nicht Schlafen’, waarbij Ferd het creatieproces met close lenzen had gevolgd. In de boekhandel

‘Het Paard van Troje’ scheen de zon op het vele volk. Ik was geroerd door de warme ontvangst van oude kennissen. Ik had het niet verwacht en het deed me iets. Mijn tranen begonnen te stromen tussen al die warmte en ik vluchtte weg naar een bankje op de bloemenmarkt, tussen de afgeknipte bloemen. Het deed me pijn die lieve bloemen zo te zien. Ik voelde de pijn van heel de aarde groeien in mijn lijf en leden en ik bleef wenen. Een jonge vrouw kwam naast me zitten en vroeg of ze mij kon helpen. Ik mompelde van niet, maar toch vroeg ik haar niet om weg te gaan. Ik deed een moedige vermannende poging, stond op en ging snel afscheid nemen van Ferd en de zijnen. Te voet naar huis strompelde ik van boom naar boom. Enkel de kwetterende vogels in het groen deden me ademhalen en gaven me kracht om weer een eind te stappen.

Onderweg zag ik een veel te grote plant in een te kleine pot, het deed pijn.

Maandag belde ik mijn psychiater en ik kon dinsdag reeds op dagtherapie. Eén dag was voldoende om helemaal weg te zinken in mijn onhoudbaar verdriet.

Woensdag kwam Stanley op bezoek, zijn ogen stonden dof en geslagen. Het

(39)

was begonnen, Stanley was reeds onbereikbaar geworden op dat moment. Het deed me ondraaglijke pijn om dat te zien. Die avond begon ik de dingen in mijn appartement van plaats te wisselen, dingen hoorden nu op andere plaatsen.

Eerst bracht ik mijn badkamer op orde, ik moest vereenvoudigen en wat er niet hoorde deed ik weg. De vuilzak werd langzaam gevuld. In mijn slaapkamer leegde ik mijn kleerkasten en vulde ze met de boeken uit mijn boekenkast, leerstof hoorde in mijn hoofd, het verstand was mijn slaapkamer. Kleren hoorden bij de uitgang, want kleren waren het masker naar buiten, de vermomming. Op het terras zette ik de bloempotten omgekeerd in de kast, keren en draaien zou mijn lot zijn. Ik deed alles zeer rustig en geconcentreerd.

Maar het hart in het kamertje van de verwarmingsketel begon me te

verontrusten. Het was het hart dat ze wilden. Een stem, die ik in mijzelf hoorde spreken, sprak tot mij. Het was een goede stem, die mij wilde helpen. Ik gooide alles wat nog niet gesorteerd was op een hoop in de woonkamer. Het werd een berg kleren. In een spiegel scande ik de coördinaten van mijn positie. De bom zou in Parijs ontploffen, mijn oven in het warme kamertje vulde ik met specerijen, als vulsel van de bom. Het gerief in de woonkamer was de plattegrond. De tijd bepaalde ik met klokjes en een zandloper. Zo gaf ik de coördinaten aan mijn medespionnen door. Op het terras hing ik een sjaaltje als ankerpunt en met gekleurde paraplu’s gaf ik tekens door aan de verschillende groepen. Ik probeerde na middernacht even te gaan slapen in bed. Maar de slang sprak tot mij. Eerst met een aangename stem, zodat ik het niet door had, maar daarna sprak ze beloftevolle woorden en ik herkende de paaiende leugen.

Ik was ontdekt en zo had ik ook Stanley verraden, zijn locatie was prijsgegeven.

Ik moest weg uit mijn appartement en ik vluchtte naar buiten, een parka was ondertussen opgeladen door mijn helpers om mij onzichtbaar te maken. In de woonkamer had ik weer contact met de vriendelijke helper die me hielp om de

(40)

juiste kleren aan te doen en die me veilig naar buiten leidde. In het

psychiatrisch ziekenhuis in Melle zou ik veilig zijn maar eerst moest ik de weg ernaartoe vinden. Undercover ging ik op weg, met een oude leesbril die niet gescand was. Mijn handtas gooide ik in de Schelde, mijn gegevens konden zo niet meer teruggevonden worden. Sigaretten die ik rookte op de kruispunten, de grenzen, gaven de helper de tijd om de grenzen te doorbreken zodat ik ze door kon steken. Langzaam naderde ik Melle, het was blijkbaar mij die ze moesten hebben, zo zei de helpende stem, en niet Stanley, zoals ik eerder die avond dacht. Een politiecombi stopte. Het ziekenhuis was die nacht niet bereid om me toe te laten, de nieuwe verplegers konden de psychiater niet bereiken en de Upsie volgde. Ik zou daarom moeten meedraaien ‘upside down’, keer op keer.

In de Upsie begreep ik dat het angstgeur was waarvan ze leefden, de natuurlijke vijand van de mens. Ik moest de andere mensen verwittigen met de woorden die ik uitsprak. Later zouden ze die woorden in hun innerlijk horen, als hun tijd daar was. Het lukte niet, steeds erger werd het. Inwendig onbedaarlijk lachen kan zeer veel pijn doen, elke poging van woorden die ik bedacht kon dubbel geïnterpreteerd worden en zo zei ik voortdurend de verkeerde woorden.

Uiteindelijk herhaalde ik enkel de woorden ‘help, help, help’, steeds opnieuw, om te proberen mijn hulpeloze lachen te doen stoppen. Mijn ogen spraken hulp maar niemand hielp. Om twaalf uur brachten ze me naar het ziekenhuis, er was even adempauze en opluchting overviel me.

Ben jij bang?

Een oude man, de ogen triest,

niet bang voor oorlog,

(41)

reeds teveel meegemaakt.

Een oude vrouw, de ogen zacht,

niet bang voor haar man, reeds teveel vergeven.

Een jonge man, de ogen stoer,

niet bang voor geweld, geloof je hem?

Een jonge vrouw, de ogen rechtuit, niet bang voor morgen, geloof je haar?

Een jonge jongen, de ogen wijd open bang voor het donker, zou je niet?

Een jong meisje, de ogen groot, bang voor de wolf, zou je niet?

(42)

Iedereen moest in veiligheid gebracht worden, al die marionettenpoppen, slaven van hogere krachten. Enkel ik kon dat zien, want ik bepaalde de tijd met mijn bewegingen, ik had de tijd doorzien en ik kon ze ook vertragen. Ik zat in een andere tijdsdimensie, reeds op een ander spoor dan de rest. Ik wilde alles en iedereen meenemen, alle kleuren, en zelfs de duivel die het eigenlijk ook goed meende, ging ongewild mee. Een eenzame ziel zoals hij zocht ook

verbondenheid. Iedereen vocht, de twee groepen draaiden voortdurend maar ik wist dat uiteindelijk iedereen goed zou draaien want ik was de dertien. De twaalf zouden volgen, wisten zij veel van de dertiende vrouw, want de bijbel sprak maar van twaalf apostelen. Sigaretten en gekleurde aanstekers

verzegelden de nodige stappen als firestarters. De kleuren van de kleding die ik droeg, bepaalden de stappen. Mijn kasten sorteerde ik voortdurend naargelang de kleur vereiste. En dankzij Ramses en Stanley werd ook de berg wanorde in mijn appartement langzaam maar zeker weer op zijn plaats gezet, de chaos in mij kon tot rust komen.

‘Een mens valt als er geen grond is’ (eigen citaat)

Met mijn ogen gesloten bleef ik staan, mijn ogen zagen het groen, oranje en rood van een stoplicht. Van links naar rechts en van onder naar boven maakten mijn ogen onophoudelijk de beweging van een kruisjessteek. Het middelpunt moest ik proberen vasthouden, het oranje. Ik hoorde en voelde ongeruste verplegers rond mij en de stem van mijn psychiater. Mijn ogen hield ik gesloten, dit gevecht zou ik alleen moeten voeren, deze vierendeling waarin krachten mij uiteen reten zoals Christus op het kruis. Mijn enkels en nek braken en achterwaarts viel ik in mijn kamer. Kruipen deed ik. Ik kroop vanaf het venster via de rode stoel, rond de tafel en via de grijze stoel naar het eerste bed,

(43)

via de paden die ik daarvoor beveiligd had. Even gluurde ik door mijn wimpers en zag het plafond. De krachten hadden me in hun macht en ik rolde over de vloer. Turkoois riep ik luidkeels vele malen. Uiteindelijk had ik de kleur

gevonden, het begin van de oplossing voor deze nachtmerrie. Later zou Stanley zeggen dat hij me toen in bed had geholpen, maar dat herinner ik me niet. Die nacht zou ik de fuchsia sprong maken, de onmogelijke sprong naar de overkant.

Het lukte me, nog nooit had ik zo’n sprong gemaakt. Normaal viel ik van trappen, onevenwichtig als ik was maar mijn voeten hadden de balans gevonden. De eerste houvast was er, de kleur. Nu zou alles goed draaien, dat sprankeltje hoop zou me altijd weer doen rechtveren. Pandora. Met zoenen op de mond, van mens tot geliefde, vriend en kind, zou de hoop zich als een virus over de hele wereld verspreiden.

Maar eerst zou ik nog doorheen de totale angst moeten gaan, elke nacht werd het erger en overdag was het het ergste tussen zes en zeven, het uur van de helse pijn. Ondanks dagen- en nachtenlange strijd kon ik dat gevecht niet winnen.

Met sjaaltjes en een aansteker stond ik tegenover een nachtverpleger, die zei dat ik aandacht vroeg zoals een klein kind. “Misschien ben ik wel een klein kind”, antwoordde ik. Ik streed tegen de wasmachine waar ik de fixatieriemen had zien gewassen worden, ik vocht in de keuken van het gedode voedsel. Zichzelf opeten deed men op aarde, maar dat werd gewist uit geheugens voordat men weer geboren werd. Geen ander mens wist dat. Ik moest me uiteindelijk

gewonnen geven en gaf me over. Volgen, ik kon niets anders want ik was maar een mens. Het ergste had ik nu gehad, dacht ik. Wist ik veel dat ik nog

doorheen totale wanhoop zou gaan, en zelfs totale onverschilligheid voor mijn troosteloze lot. Maar het verschil zou toch het verschil maken. Het andere, het nieuwe, de dertien.

(44)

Het is maar een droom, hoop ik.

Ik hoor kinderen krijsen, vrouwen gillen en ronkende motoren.

Het is maar de wind, zegt moeder.

Ik zie in de verte een uitgemergelde koe amper op zijn poten staan.

Het is maar de mist, zegt een vriend.

Berichten op het nieuws, Sarajevo brandt,

mensengruwel

Het is maar ver weg, zeggen de mensen.

Een briefje in de bus.

Ze zag het niet meer zitten en sprong.

Het is maar ik, schrijft ze.

Op woensdag 14 juni nam ik de bus om 13u01 en haalde mijn voorlopige identiteitskaart, de volgende stap was gezet. De undercover-operatie was nu officieel en andere officiële stappen zouden volgen.

(45)

De afspraken van mijn crisisplan, op voorhand gemaakt in samenspraak met mijn psychiater, werden altijd nageleefd. Ik heb respect daarvoor, en ook respect voor de hulpverleners in de crisisafdeling die mij zeer goed behandeld hebben, elk op hun eigenste manier.

Citaat uit mijn crisisplan

Ik stem eveneens in met een opname in een gesloten afdeling. Ik verkies opgenomen te worden in xxx. Indien ik in een ander ziekenhuis word opgenomen wens ik overleg met mijn behandelende psychiater en een overplaatsing.

Ik stem in met separatie in geval van door mij persoonlijk begane fysieke agressie tegen mijzelf of tegen anderen. Bij angst of in de war zijn, niet, doch zo nodig mag er gewerkt worden met een extra beveiligde kamer.

Ik stem in met het toedienen van

xxx als stemmingsstabilisator

slaapmedicatie

kalmeermedicatie bij onrust en/of angst

Ik stem niet in met het toedienen van neuroleptica gedurende de eerste maand van opname. Als er na die periode echter geen verbetering optreedt, mag mij xxx toegediend worden.

Deze verklaring werd vrij en bewust afgelegd

(46)

Ongelooflijk dankbaar ben ik voor dit respecteren van mijn wensen, de

behandeling op maat, want zo heb ik ook kunnen achterhalen waarvan die rode draad van ‘dwang voelen’ bij mij vandaan kwam.

In het begin van mijn opname hielp een jonge nachtverpleger mij op een moeilijk moment. Ik voelde mij onveilig in mijn kamer. Hij vroeg wat er scheelde want ik zat op het tweede bed in plaats van te slapen in het eerste bed, mijn bed. Mijn kleren lagen verspreid op de grond. “Wat is er veilig?”, vroeg ik. En in plaats van te zeggen dat de hele kamer veilig was wees hij naar het eerste bed, mijn bed en zei: “Dat is veilig”. Daarna vroeg hij wat er dan nog niet veilig voelde voor mij en ik wees naar de tussenruimte tussen de bedden.

Langzaam maakte hij zo, stap voor stap, samen met mij de hele kamer veilig.

Toch voor die nacht.

Na mijn maancyclus kon ik naar huis, ik was beter. Het was hemelvaartsdag. Ik wilde naar mijn appartement, daar was het nu veilig. Ik wilde niet via de chaos van de vervolgafdeling gaan, dan zou ik weer onherroepelijk moeten draaien en te veel kan echt wel te veel zijn, ook ik heb grenzen. Een nieuwe maancyclus liet zich thuis weer voelen. Ik nam vrijwillig terug een antipsychoticum in. Het voelde goed nu, de symboliek zat goed en zo zou het thuis misschien lukken.

Maar het gevecht was niet gedaan. Stanley begreep me niet op Pinksteren en de andere zielen in de crisisafdeling hadden me ook nodig. Stanley zei me terug in opname te gaan en ik volgde die woorden. De kruistocht naar het algemeen ziekenhuis, voor het plaatsen van het spiraaltje, waren mijn laatste zwaarste loodjes. Elke stap woog zwaarder op mijn schouders en ik sleepte me voort tot daar. In de crisisafdeling hield ik het ineens ook niet meer uit, ondanks dat ik nu in dagtherapie was. Weg moest ik uit die omgeving naar mijn rustige thuis. Ik

(47)

zocht koortsig naar oplossingen. Een patiënt zei me dat ik weg kon. Ja, besefte ik ineens, want ik was vrijwillig opgenomen. Dus op maandag 19 juni ging ik tegen advies weg, de eerste keer in mijn leven.

Maandag 19 juni 2017

Ik maak drie tekeningen, drie zelfportretten. Een eerste portret als spin, de weefster van de draden en schepster van de dingen, die de verbanden legt. Ik leg de tekeningen opzij, ik zal de spin niet inkaderen en een plaatsje geven in mijn appartement, zoals de andere twee. De ene met het masker van een bergleeuw, wat wijst op leiderschap en de zon. De andere met het masker van een everzwijn, vrouwelijke kracht en onverschrokkenheid. De ene met een halsketting van een hagedis, de droom, lijkend op een slang, het geschenk in vermomming van gif. De andere met een kleed van buffel, die overvloed aankondigt en het leven eert. Het ene portret lijkt mannelijker dan de andere, maar de bedoeling telt, en beide hebben een beetje van mijn krulhaar.

Mooi beest

Wat is er mooier dan een beest, deinend op de natuurstromen, vertrouwend op het leven.

Een mens?

Mensen als beesten gelijk.

Verkrachting en moord,

(48)

oorlog en marteling, Mensen als beesten gelijk?

Was ik maar een beest.

Ik zou me niet schamen een mens te zijn.

Dinsdag 20 juni 2017

Beste dokter,

Ik zal je straks proberen bellen, maar toch even al wat uitleg. Gisteren voelde ik me zo beklemd in de crisisafdeling, en 's middags wandelen in de buurt maakte het er niet beter op. Ik wou gewoon naar huis, dit kan raar klinken maar het voelde zo beter. Daarom ben ik tegen advies weggegaan. Toch even meegeven dat ik reeds op de fiets naar huis rustig werd en thuis heb ik zelfs getekend, dus allemaal positief. Ik ben ook van plan om nog mijn antipsychoticum, mijn stemmingsstabilisator en voor het moment ook slaapmedicatie te blijven nemen.

Straks ga ik naar de apotheek met je voorschrift, dus dan kan ik een tijdje voort.

Thuis voel ik me met andere woorden wel goed, veel beter eigenlijk. Ik ga langzaam alles weer oppakken, vrienden bezoeken, mijn dagelijkse bezigheden (kuisen, koken, inkopen). Inkopen heb ik gisteren trouwens ook al deels

gedaan. Het spijt me enigszins dat het zo gelopen is, maar ik hield het er opeens niet meer uit, en aangezien ik vrijwillig was opgenomen wilde én kon ik ook weg. Ik zal je straks bellen voor een afspraak, of jij kunt ook bellen op het moment dat het je uitkomt. Dus je moet je geen zorgen maken en mijn besluit

(49)

om niet terug naar het ziekenhuis te gaan, voelt goed en ik denk dus dat ik niet zal terugkeren. Ik weet dat jij dat niet kunt inschatten, maar ik nu (hopelijk) wel, zo voelt het toch.

Vele groetjes, Ingrid

Thuis stootte ik ook op grenzen, maar die waren toch gemakkelijker te doorkruisen. Kuisen, afwassen, koken gaven rust in de kamers en in mijzelf.

Langzaam maar zeker geraakte mijn appartement in evenwicht, het hart in het kamertje van de verwarmingsketel, de ziel in de badkamer, de geest in de slaapkamer en het lichaam in het bed en de keuken. Als laatste kreeg ik evenwicht in de gezamenlijke speelkamer die de woonkamer was, de verbinding met anderen op aarde, en op het terras, het contact met de Grote Geest.

Helena knipte mijn haar met haar gouden handen en ik verloor kracht zoals Samson. Ik stuurde haar zelfs weg toen Stanley er ook was. Twee mensen waren nog niet in evenwicht bij mij, verstoorden het evenwicht in huis te veel, was nog te moeilijk. Daarom zette ik ook in het begin maar kleine stappen naar buiten. Zelfs nu nog, woensdag 5 juli, verstoren vele mensen samen en vele situaties ineens, nog altijd mijn evenwicht. De symboliek die altijd aanwezig is in mij, dringt zich dan te veel op de voorgrond, waardoor ik niet goed meer functioneer in de realiteit. Maar het lukt steeds beter.

Het zuidwesten is open. Het hart is open, muziek en beeld, zwart-wit en kleur.

Het zuidoosten is open, de vrouwelijke ziel en zo mannelijk en vrouwelijk, ik

(50)

en Stanley en iedereen. Het zuiden naar het noorden is open, het lichaam. Geest komt erbij. Alles komt samen, alles is open, alles is vrij. Ik zie het vanuit het raam van mijn appartement gebeuren. En nu zet ik de muziek op.

(51)
(52)

Vriendschap –

het verschil maken

‘Het leven is als een schilderspalet met oneindige nuances. Een scala van verschillen en niet één kleur is belangrijker dan de andere. Je kunt wel voorkeuren hebben maar de schat is oneindig.’ (eigen citaat)

Maandag 15 mei 2017

Ik schrijf nog niet, weldra weer wel. Nu teken ik mijn verlangens.

Donderdag 18 mei 2017

Ik teken. Ik heb een haan gegeven aan Coco in de kleuren rood en oker. Ik heb een basketworp gegeven aan Mads, een choreografie naar de vrijheid in de kleuren blauw, geel en groen. Ik heb een partijtje badminton aan Dido gegeven.

Zwarte stift, oliekrijt, kleurpotlood en driemaal een beige tekenpapier had ik tot mijn beschikking, en donderdagnamiddag, vrijdagvoormiddag en

zaterdagvoormiddag. Ik kies uiteindelijk voor louter oliekrijt in de kleuren donker- en felrood, oker, turkoois en zwart.

Ik teken buiten op het terras. Ik teken de sessie badminton, twee figuren

tegenover elkaar. De houdingen gaan nog, maar hoe ik het raket juist in de hand moet tekenen, dat vind ik het moeilijkste. Daarna teken ik een toeschouwer

(53)

erbij. Hij zit vastgeklonken aan de bank, hij wil niet meedoen. Er komen twee andere patiënten bij. Ik teken de ene aan de rechterkant, met zijn raket

nonchalant in de hand, rustig wachtend. Links teken ik de andere, die

fitnessoefeningen uitprobeert, vastgeklonken tussen twee banken. De therapeute roept nu de toeschouwer bij zich en ze wandelen wat al pratend. Ik teken ze. De patiënt houdt de handen in de zakken en het hoofd naar beneden gebogen. De therapeute staat rechtop met het pluimpje en het raket nog in haar hand, naar hem toe sprekend. De patiënt schuifelt zijn voet in de richting van de

therapeute, terwijl hij iets antwoordt. Hij kijkt even naar mij en ik vat hem. Hij is los. Dan teken ik ze weer samen. Hij heeft de armen gekruist en kijkt weg, zij richt het raket nu achterwaarts opzij, kijkt naar hem en hun voeten raken even elkaar. Lichaamstaal.

(54)

Ik mag toeschouwer zijn bij een sessie in de sporthal. Eerst probeer ik het badminton te vatten in mijn schetsen.

(55)

Daarna besluit ik toch op een bepaalde manier rechtstreeks mee te doen en ik hou de score bij van de match op het scorebord. De begeleidster zegt lachend dat ik dan ook de sportverslaggeving moet doen. Ik vind dat grappig en het inspireert me om te schrijven, waardoor ik vaak de score vergeet bij te houden.

Mijn handen schrijven zo snel mogelijk terwijl mijn ogen proberen mee te volgen, niet de score maar het spel. De therapeute laat telkens de score weten.

Aan de hand van de tekeningen op hun T-shirts noem ik de deelnemers Free Spirit, Dream, Star en Snake. Free Spirit en Star zijn het team links en rechts staan Dream en Snake.

Spirit slaat op. Dream mist. 9-8 voor de bezoekers. Dream slaat op, Star speelt naar Spirit, Star vangt op en Snake krijgt ‘mot’. Spirit en Snake opnieuw.

Dream en Star opnieuw. Star nog eens, 12-9 is de stand. Opslag voor Snake. Hij

(56)

zegt lachend “tot zover kroket”, 13-9, 15-9, Spirit en Star, Spirit en Star, bijna… klaar. Een pluimpje valt in het geel. Opslag voor Joker. 20-10. Joker slaat op, het pluimpje valt in de rode cirkel. 20-11. Snake slaat op en Geest reageert. Star mist. 21-11.

Een nieuwe match. Tot 11, zegt de therapeute, want er is niet veel tijd meer.

Een rode 1, rood-zwart 1-1. Star slaat onder het net. Star kaatst met het raket, het pluimpje is nog binnen. Rode vier. Oei. 4-4. Het pluimpje valt voor het net.

Slang slaat buiten. Rode 5. Binnen gebotst. 5-5. Pluimpje in het net. Zwarte 6.

Geen discussie mogelijk. 6-6. Zwarte 7. Slang heeft een raket met een kader dat stuk is. “Losse draad werkt technisch gezien ook,” is een reactie. 8-8.

Spannend. Out. Te hard. Rode 9. “Je bent de hulk niet, je slaat nog altijd niet groen uit.” 9-9. Joker aan zet. Stilstaande fase. Pluimpje alleen, een kansje.

Rode 10. Letterlijk over het net. 10-10. “Kader werkt op mijn zenuwen.” Rode 11. Buiten. Ja. 11-11. Rode 12. Buiten. 12-12. “We spelen tot 14.” Buiten in gele vak. Rode 13. Joker hijgt. “Jullie willen mij dwingen tot fouten!” 14-12 voor bezoekers. Het was een aangename aanvaring. We gaan terug naar de afdeling.

Het verschil maken. Ik teken een kat en een hond met groene stift. Een andere hond overbrugt de twee. Ik zal de tekening houden, een eerste schets is soms de beste, de natuurlijkste, een eerste intuïtieve daad. Vriendschap. Ik scheur het katje eraf, ik vind dat ik ze niet goed getekend heb. Later voeg ik de twee delen toch weer samen en kader ze zo in. Samen en toch verschillend, ze horen bij elkaar. Het middelste hondje lijkt op mijn vroegere hond Sarah. Dertien jaar was ik. Het was een trauma dat een wervelwind van verdere gebeurtenissen in beweging zou zetten. Ik keek in de ogen van Sarah, die stierf. Het liet een diepe

(57)

indruk na die me zou blijven beïnvloeden, gehypnotiseerd en bepaald door die ervaring.

Ik krijg oefeningen voor mijn polsontsteking van de kinesiste. Mijn hand was lammer geworden. Lammerhand is mijn naam. Eigenlijk komt de ontsteking me goed uit, zo kan ik niet meedoen met sport, wat ik eigenlijk niet graag doe. Ik moet oefeningen uitvoeren die mijn pols doen draaien en keren om genezing teweeg te brengen. Draaien en keren ken ik. Langzaam is het codewoord. Ik moet regelmatig rust nemen en grenzen verleggen. Dat weet ik ook, hoewel het nog moeilijk is. Ik heb hulp van mijn andere hand, die ik op mijn andere arm kan leggen ter ondersteuning. Vriendschap, een helpende hand kan nodig zijn, connectie met de andere.

We zijn nu uit elkaar

maar ik zie je nog graag

ik voel dat jij mij ook nog graag ziet

broos is

ons nieuwe begin als goede vrienden

een manier vinden om samen te zijn, nog te genieten van elkaars

aanwezigheid

(58)

maar

op een andere manier

Donderdag 22 juni 2017

Julie zal komen tegen 13u, hopelijk reeds om kwart voor. Het wordt kwart na.

Dat klopt evengoed.

Een dialoog met de andere geeft inzicht, het doet nadenken. In de crisisafdelingen spelen andere patiënten hierin een grote rol. Het zijn

verschillende brillen, letterlijk en figuurlijk. Ik speel met mijn bril. Een andere patiënt zet ze even op, hij had ook even een andere kijk nodig. En er is

natuurlijk Stanley, een trouwe vriend. Dankbaar ben ik dat we vrienden bleven.

Hij zegt vaak hetzelfde. “Het zou me pijn doen als we geen vrienden meer zouden zijn” en zo voel ik het ook.

Je hebt me geleerd dat het weer kon, van iemand houden

en dat iemand van mij kan houden met mijn kwetsbaarheid

Ik geloof weer in nabijheid

tederheid en

gewoon er zijn voor elkaar

(59)

Ik heb er lang niet meer in geloofd, een relatie

vrijgezel

tot aan mijn dood, dacht ik.

Nu niet meer.

Laat de andere man maar komen.

(60)
(61)

Vuurwater –

liefde

Elke nacht fluister ik je toe.

Want ik weet.

Wie niet luisteren wil naar mijn gefluister, moet voelen

Ik vertrouw erop.

Eens zal je mijn zingen horen en naar mij komen.

Ik ben nu echt weer gek aan het worden. Ik zie weer alles symbolisch. De muziek spreekt weer. Alles spreekt tot mij. Ik snap het niet goed, want ik voel me goed, omringd door je liefde. Ik snap het niet. Het maakt me gek. Ik voel me weer in een sprookje, een betoverde wereld. Iedereen en alles wacht op het moment. Is iedereen betoverd maar stom? Lijden ze achter hun maskers, terwijl ze niet anders kunnen dan zo handelen. Jij ook? Of ben je mijn redder? Hou je echt van mij? Ik denk van wel, zo voel ik het toch. Daar kan ik op vertrouwen.

De muziek spreekt.

Wie ben jij? Just like heaven

Hoe zijn we hier verzeild geraakt? Myth Wie ben ik? Hypnotized

Heb ik zelfmoord gepleegd vroeger? Zit ik in de hel?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

„Ik heb op je gewacht!”, klinkt anders wanneer een leerkracht het zegt tot een leerling die te laat de les binnenkomt.. Of wanneer een ambtenaar het zegt tot zijn collega met

Nadrukkelijk maken wij u er op attent, dat door ons in deze krant geproduceerd advertentie-, foto-, en/of tekstmateriaal niet beschikbaar wordt gesteld aan der- den. Voor onze

De Graaf, boomverzorger in de eigen bomenploeg van de gemeente Dronten, heeft twaalf exempla- ren van de Dendro Tree Wear aangeschaft voor boombescherming tijdens gemeentelijke

Ik heb het raadswerk met veel plezier (en af en toe een frustratie :-) gedaan, maar ik heb het te druk met o.a.. de projecten vanuit mijn bedrijf, het is niet meer

Deze moeder is trots op wat haar kind heeft bereikt en zij weet maar al te goed dat niet alle ouders dit over hun kinderen kunnen zeggen.. Niet uit kranten, maar uit eerste hand

Maar tegen iedereen die hier komt wonen zeg ik: ‘We zetten een streep door het verleden en kijken naar de toekomst.”. De bewoners moeten zich aan de

Zodra ik voel dat het niet lang meer kan duren, zodra ik voel dat mijn lever niet lang meer zal functioneren, kan ik terecht bij Wim Distelmans in het ziekenhuis van Jette.. Dat is

cynische is dat als we nu teruggaan naar diezelfde ziekenhuizen om het te hebben over euthanasie, ze ons weer de deur