• No results found

Oude wijn in nieuwe zakken Over de continuïteit in politieke visie en standpunten tussen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Oude wijn in nieuwe zakken Over de continuïteit in politieke visie en standpunten tussen"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De unie van hetgpv en de rpf leidde in 2000 tot de nieuwe partij ChristenUnie, met alle veranderingen die daarbij horen: reorganisatie, personele wisselingen en een nieuw logo. De twee oude partijen, met hun lange geschiedenissen en ingesleten in- en externe verhoudingen, hadden afgedaan. De nieuwe, nog niet geconsoli-deerde situatie riep daarbij vergeleken haast vanzelf een sfeer van dynamiek en elan op. Het verleden was afgesloten, de blik was gericht op de toekomst en daarop werden onbevangen grote verwachtingen geprojecteerd. Dat is de sfeer na elk voltooid fusieproces en bij het ontstaan van een nieuwe politieke fusiepartij.

De veranderingen bij de overgang van hetgpv en de rpf naar de ChristenUnie zijn niemand ontgaan. Maar wat hielden zij politiek gezien in? Het ligt in de rede om de organisatorische vernieuwing en haar effecten ook te verbinden met de politieke standpunten en de uitgangspunten van de ChristenUnie. Van een nieuwe partij met nieuwe gezichten en een nieuwe uitstraling werden als vanzelfsprekend ook een nieuwe visie en nieuwe politieke standpunten verwacht. Voor- en tegen-standers van de fusie hebben ook niet anders gehoopt of gevreesd dan een vernieuwing van de christelijke politiek, een vernieuwing van bij wijze van spreken de koffiejuffrouw op het partijbureau tot het homostandpunt van de partij toe.

Maar hoe nieuw de ChristenUnie ook was, het was een fusie van twee reeds bestaande partijen, van twee bestaande politieke visies en programma’s, en van twee bestaande partijculturen. Anders dan bij de start van hetgpv in 1948 of van de rpf in 1975 was er ditmaal bovendien geen reden om zich hard af te zetten tegen de partijen waaruit de ChristenUnie was voortgekomen. Sterker nog, bij alle vernieuwingszin die zo’n nieuwe fusiepartij aankleeft, zou het zelfs onverstandig zijn geweest zich te profileren ten opzichte van de tradities vangpv en rpf. Voor de bühne lag de nadruk op de nieuwe start, maar binnen de partij was het zaak de continuïteit te beklemtonen, wilde men de twee achterbannen niet van de ChristenUnie vervreemden.

De vraag die in deze bijdrage centraal staat, is in welke zin en in hoeverre de ChristenUnie een nieuwe politieke partij is. Achter de nieuwe naam schuilt een nieuwe partijformatie, maar is het ook politiek gezien een nieuwe partij? De

Over de continuïteit in politieke visie en

standpunten tussen

GPV

en

RPF

en de ChristenUnie

(2)

organisatorische vernieuwing nemen wij in dit verband voor kennisgeving aan.1

Ons gaat het om de vraag of de partij ook in inhoudelijke zin, in haar politieke standpunten en visie veranderd is ten opzichte van haar twee voorgangers. Voor alle duidelijkheid: het gaat ons daarbij niet om de meer recente vraag of de ChristenUnie van standpunt is veranderd sinds ze in2007 is toegetreden tot het vierde kabinet-Balkenende. Over die vraag is veel te doen geweest.2Voor ons is dit evenwel een afgeleide kwestie, die vooral te maken heeft met het feit dat de ChristenUnie voor het eerst – en anders dan ooit bij hetgpv en de rpf het geval is geweest – niet alleen in het parlement opereert, maar ook deel uitmaakt van de regering. Die nieuwe verantwoordelijkheid en de zestig jaar lange geschiedenis als kleine christelijke partijen moesten toen voor het eerst gecombineerd worden, en uiteraard werd dat proces kritisch gevolgd, binnen en buiten de ChristenUnie.

Het gaat ons dus niet om deze bijzondere situatie, maar meer in het algemeen om de politieke standpunten en de visie of de beginselen zoals die het afgelopen decennium door de ChristenUnie in de papieren van de partij zijn uitgedragen. In het eerste gedeelte van dit artikel worden de politieke standpunten van de ChristenUnie vergeleken met die van haar beide voorgangers, en in het tweede deel worden de uitgangspunten van de ChristenUnie nader onderzocht. Daarna volgen een korte vergelijking met eerdere fusies van politieke partijen en een afsluitende conclusie inzake de hoofdvraag naar de politieke vernieuwing.

Politieke standpunten van de ChristenUnie

(3)

Hoe belangrijk deze verschillen voor de betrokkenen ook waren, de meeste Nederlanders ontgingen deze redenen voor het gescheiden optrekken van hetgpv en derpf. Waren zij voor buitenstaanders wel uit elkaar te houden? Dat zou dan moeten gebeuren op basis van hun politieke uitgangspunten en standpunten. Hoe ver gingen beide partijen in politiek opzicht uiteen? In de loop van het laatste kwart van de twintigste eeuw werd dat onduidelijker. Eimert van Middelkoop, lid van de Tweede Kamer van1989 tot 2002, zei daar het volgende over:

Ik kon niet uitleggen dat er twee partijen waren die programmatisch zo weinig van elkaar verschilden. Als politicus was dat heel vervelend, want die moest natuurlijk die vraag beantwoorden. Dat was niet uit te leggen. Behalve als je onder het programma dook, en keek naar geschiedenis, kerk, subculturen. Maar puur programmatisch was er geen verschil, en dat was natuurlijk voor parlementariërs het belangrijkst. Ik heb me ook altijd ongemakkelijk gevoeld als die verschillen opgelierd werden, groter gemaakt dan ze waren. Ik vond dat niet geloofwaardig.3

rpf’ers konden met die woorden van harte instemmen. Leen van Dijke, rpf-frac-tievoorzitter in de Tweede Kamer in de jaren negentig, stelde:

Ik herinner mij een partijbijeenkomst in 1998 waarbij Gert Schutte en ik gezamenlijk optraden, en er werd uit de zaal de vraag gesteld: ‘Kunt u aangeven wat de verschillen nu zijn tussen rpf en gpv die een gescheiden bestaan legitimeren?’ Toen heb ik een beetje theatraal mijn armen in de hoogte gestoken: ‘Ik zou het echt niet weten, eerlijk en oprecht ik weet het niet, maar misschien kan Schutte het uitleggen zodat hij mij kan overtuigen zodat ik kan berusten in het gescheiden optrekken vanrpf en gpv.’ Maar ook Schutte kon het niet uitleggen.4

Er bestond bij de volksvertegenwoordigers van beide partijen in de jaren negentig verlegenheid omtrent het geringe politieke onderscheid tussen gpv en rpf. Aan de zijde van het Verbond werd dan echter telkens weer gewezen op de confessionele verschillen, die tot uitdrukking kwamen in de grondslag en met in theorie onvermijdelijke gevolgen voor de politieke standpunten. Het eenwordingsproces was met deze telkens herhaalde tegenwerping in de jaren negentig evenwel niet langer te stoppen, en in dat proces was niet alleen de theorie, maar ook de praktijk van belang. De mate van overeenkomst en verschil tussen de politieke standpunten van beide partijen was vanzelfsprekend een belangrijke factor in het proces naar het samen opgaan in de ChristenUnie. Derpf en het gpv moesten er immers in slagen plooien glad te strijken en tot eenduidige beginsel- en verkiezingsprogram-ma’s te komen.

(4)

vergelijkbare hoeveelheid standpunten aan die gezamenlijk de overtuiging van de ChristenUnie zouden vormen? Een aantal belangrijke documenten uit het proces van samengaan kan inzicht bieden in die kwestie. In de eerste plaats zijn dat de verkiezingsprogramma’s vangpv en rpf voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1998, de laatste waaraan zij zelfstandig deelnamen. Voor de rpf is dat Recht uit het hart, voor hetgpv Vaste grond. Vervolgens zijn dat documenten uit het fusie-proces. In mei 1998 verscheen het Rapport politieke samenwerking GPV en RPF, waarin vooraanstaande leden uit beide partijen de inhoudelijke en politieke mogelijkheden van intensievere samenwerking bespraken. Enkele maanden later, in oktober1998, verscheen Met het oog op de toekomst, een discussienota over een gezamenlijke politiek-inhoudelijke visie van gpv en rpf. De uiteindelijke visie werd verwoord in het in2000-2001 aangenomen Kernprogramma van de Chris-tenUnie en Durf te kiezen voor normen, het programma voor de Tweede Kamer-verkiezingen van2002. Ten slotte bieden de laatste beginselprogramma’s van de rpf (uit 1993) en van het gpv (uit 1996) inzicht in de mate van overeenkomst tussen beide partijen.

Het voert te ver om uitputtend en tot in detail de verschillende programma’s en andere documenten naast elkaar te leggen. Daarom is een selectie gemaakt. Allereerst volgt een vergelijking van de standpunten op het vlak van de medische ethiek, dat voor zowel derpf en het gpv als de ChristenUnie centraal heeft gestaan in de politieke praktijk. Vervolgens passeert het heetste hangijzer tussen de beide voorlopers van de Unie de revue, namelijk de visie op Israël. Op dat punt liepen de standpunten van Federatie en Verbond duidelijk uiteen, en de vraag is wat de ChristenUnie met dit meningsverschil heeft gedaan. Daarna gaan we in op een mogelijke koerswijziging: van de ChristenUnie is – bijvoorbeeld in de aanloop naar de Kamerverkiezingen van2006 – vaak gezegd dat zij ten opzichte van haar voorgangers ‘verlinkst’ is. Ten slotte beschouwen we in deze paragraaf nog een onderwerp dat in de categorie ‘overige’ valt: het lag niet dicht bij de identiteit van de partijen, en de meningen erover gingen ook niet fundamenteel uiteen. We hebben gekozen voor het onderwijs.

Kernpunt: medische ethiek

Zowel het gpv als de rpf (en ook de sgp) heeft zich altijd gekeerd tegen de wetgeving inzake de regulering van abortus en euthanasie. Voor de buitenwacht vormde dit verzet in de jaren zeventig, tachtig en negentig hun ‘unique selling point’. In de beide beginselprogramma’s werd beklemtoond dat het leven van de mens door God gegeven is, en dat dit van begin tot eind bescherming verdiende. Abortus en euthanasie moesten daarom worden tegengegaan.5Hetgpv begon zijn

(5)

de moeder wordt bedreigd. Verder was prenataal onderzoek alleen geoorloofd in het belang van de gezondheid van het kind, moest experimenteren met menselijke embryo’s verboden blijven, en diende euthanasie in het strafrecht te blijven.

De ChristenUnie nam deze opvattingen in het beginsel- en verkiezingsprogram-ma over.7Bij de formulering ervan is weliswaar vaak gekozen voor de rpf-bewoor-dingen, maar inhoudelijk was er geen verschil tussen de opvattingen vanrpf en gpv. Het standpunt van de ChristenUnie is op medisch-ethisch terrein identiek gebleven aan dat van haar voorgangers. In2006 verdween echter de harde eis dat abortus en euthanasie direct strafbaar gesteld zouden moeten worden. De reden hiervoor is niet helemaal duidelijk. Wellicht probeerde de ChristenUnie, die samen met haar voorgangers toch vooral vanwege die standpunten bekend werd, critici de wind uit de zeilen te nemen om zo ook meer kans te maken op electorale groei.

Twistpunt: Israël

Op één punt in zowel het verkiezings- als het beginselprogramma gingen derpf en hetgpv ver uiteen, en dat was de houding jegens Israël. Bij de rpf werd Israël niet alleen in het verkiezingsprogramma, maar ook in het beginselprogramma genoemd. Haart standpunt betrof dus niet alleen het politieke beleid, maar was onderdeel van de partijvisie. Hetgpv noemde Israël niet eens in zijn verkiezings-programma, laat staan in zijn beginselen. De partij sprak wel van ‘volken tegenover welke Nederland historische verplichtingen heeft (Papoea’s, Zuid-Molukkers)’, maar Israël werd in dit verband en ook elders niet genoemd. 8 De rpf bood daarentegen zelfs een speciale paragraaf in het verkiezingsprogramma met als titel ‘Israël en het Midden-Oosten’. Daarin werd beklemtoond dat het een godswonder was dat Israël in1948 gesticht kon worden. Er werden ook uitgangspunten voor vredesregelingen in het Midden-Oosten genoemd: veilige en erkende grenzen voor Israël en erkenning van het zelfbeschikkingsrecht voor de Palestijnen. Verder stelde derpf dat Arabische landen contact dienden te leggen met Israël. Ook werd de Europese Unie opgeroepen zich terughoudend op te stellen in het Midden-Oos-tenconflict; Brussel moest zijn houding afstemmen met de Verenigde Staten. De rpf noemde Jeruzalem de ‘ondeelbare hoofdstad’ van Israël. De Nederlandse ambassade moest dan ook vanuit Tel Aviv daarnaartoe worden verplaatst.

De ChristenUnie heeft inzake Israël duidelijk gekozen voor de visie en het beleid van derpf. In haar beginselprogramma is de gpv-zinsnede overgenomen over de verplichtingen die Nederland jegens bepaalde volken heeft. Daar is echter een flinke passage aan toegevoegd. De staat Israël wordt daarin expliciet genoemd en beschreven als het nationale tehuis voor de Joden. Het land verdient op basis van historische en morele argumenten politieke steun, met inachtneming van de internationale rechtsbeginselen. Op bijbelse gronden weet een christen zich met het Joodse volk verbonden, zegt het programma.9Ook in het

(6)

landen het contact met Israël aan te gaan en de wens tot het verplaatsen van de Nederlandse ambassade naar Jeruzalem, ‘de ongedeelde hoofdstad van Israël’.10

Het is duidelijk dat derpf op dit punt haar zin heeft gekregen. Waarschijnlijk was dit noodzakelijk om een deel van de achterban van deze partij de ChristenUnie binnen te loodsen, want voor met name de evangelische stroming in derpf telde dit punt zwaar. Anderzijds was het onderwerp Israël voor het gpv een ‘vreemd’ thema, maar tegelijkertijd niet cruciaal genoeg om zich tegen de incorporatie ervan in het program van de ChristenUnie te verzetten. Toch is de onenigheid over dit punt nooit helemaal verdwenen, en nog altijd is Israël een vraagstuk dat de gemoederen in de partij stevig kan beroeren.11Tijdens de regelmatig terugkerende

discussie over dit onderwerp wordt de scheidslijn tussen het gpv en de rpf snel weer zichtbaar, ook na bijna tien jaar ChristenUnie.

Koerswijziging: verlinkst?

In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van2006 werd de ChristenUnie vaak ‘links’ genoemd, onder anderen doorcda’ers Joop Wijn en Maxime Verha-gen.12De ChristenUnie verweerde zich daartegen met de mantra ‘Niet links, niet

rechts, maar christelijk-sociaal’.13 Zeker gezien die defensieve opstelling rijst de

vraag: klopt het dat de ChristenUnie linkser is dan haar beide voorgangers? In hun beginselprogramma’s makengpv, rpf en ChristenUnie snel duidelijk niet te geloven in de ‘maakbare samenleving’, een geloof dat linkse partijen vaak wordt toegeschreven. Ze zijn zich bewust van de gevolgen van de zonde in de wereld. Daarbij past nuchterheid (de macht van de zonde kan immers niet door mensen en overheden gebroken worden) en is radicalisme gevaarlijk. Derpf is het meest expliciet: ‘De gebrokenheid van de schepping kan niet door menselijke inspanningen worden geheeld.’14Hetgpv geeft ook een vervolg aan de kernnotie

van een in zonde gevallen wereld door te stellen dat het de taak van de overheid is ‘haar burgers te beschermen tegen misdaad en onrecht, en steun te bieden aan hen die geen helper hebben’.15 De ChristenUnie meet de overheid een ruimer

geformuleerde taak aan: ze ‘heeft de opdracht het goede te zoeken voor de burgers’.16 En naast het tegengaan van het kwaad, waar ook hetgpv over spreekt, stelt het Kernprogramma van de nieuwe partij dat de overheid ‘leiding geeft aan een goede cultuur- en maatschappij-ontwikkeling om deze dienstbaar te maken aan de ontplooiing van alle mensen en recht te doen aan de bedoeling van de Schepper met Zijn Schepping’.17Wat dit alles precies inhoudt laten we hier buiten

(7)

notie ontbreekt in het Kernprogramma. Het wekt dan ook geen verbazing dat de ChristenUnie beklemtoont dat overheidstaken publiek moeten worden uitge-voerd, terwijl derpf juist stelt dat de overheid oneigenlijke taken moet afstoten. Dit is dan wel niet noodzakelijkerwijs een tegenstelling, maar het geeft wel aan dat de principiële reserve die derpf heeft tegenover de overheid, bij de Christen-Unie nauwelijks een rol lijkt te spelen.

In lijn hiermee is de opvatting over het heffen van belastingen. Hetgpv en de rpf beklemtonen allebei dat de belastingheffing niet doelbewust gebruikt mag worden voor de herverdeling van inkomen of vermogen, hoewel wel rekening gehouden moet worden met draagkracht. Voor de ChristenUnie staat die draag-kracht voorop, en het standpunt dat nivellering geen doel mag zijn van belasting-heffing is verdwenen. Ook van het pleit van de rpf voor het beperken van de collectieve lastendruk (burgers moeten immers niet te veel worden beperkt in hun eigen verantwoordelijkheid) is bij de ChristenUnie niets meer te vinden. Iets dergelijks komen we bij hetgpv echter ook niet tegen. Duidelijk is dat de rpf op deze punten inzake de overheidstaak zich het meest aan de rechterkant van het politieke spectrum bevindt. De partij werd dan ook opgericht door organisaties die zich zorgen maakten om de linkse koers van de arp. Eerst onder Meindert Leerling en later onder Van Dijke is de partij meer naar links getrokken, maar uit de terminologie aangaande de taak van de overheid spreekt nog duidelijk het rechtse verleden. Hetgpv staat iets verder naar het midden, en de ChristenUnie neemt een wat linksere positie in.

Milieu wordt, in ieder geval in Nederland, over het algemeen veel meer als een links dan als een rechts thema gezien. Is de ChristenUnie op dit terrein ook naar links opgeschoven? Het lijkt er niet op. Bij de drie partijen neemt de zorg voor het milieu een vooraanstaande plaats in in de beginselprogramma’s. Derpf begint ermee en trekt er liefst drie pagina’s voor uit. Hetgpv en de ChristenUnie openen hun passage over het economisch beleid met de stelling dat dit ten dienste moet staan van de opdracht de aarde op een verantwoorde wijze te beheren. Het Verbond maakt duidelijk dat Nederland verplicht is om ten gunste van de arme landen minder beslag te leggen op grondstoffen en milieu, en de ChristenUnie heeft dit letterlijk overgenomen. De rpf is wel radicaler van toon dan het gpv en de ChristenUnie. Zo staat volgens haar ‘het bestaan van de mensheid’ op het spel. Daarom moet overheidsbeleid dan ook evenzeer getoetst worden op de gevolgen voor het milieu als op sociaaleconomische consequenties. Derpf spreekt in dit verband van de ‘ecologisch-sociale rechtsstaat’.18Verder heeft deze partij, veel meer

dan hetgpv, aandacht voor dierenwelzijn. De ChristenUnie gaat hier ten dele in mee.

Geen kernpunt: onderwijs

(8)

van de ouders in de verantwoordelijkheid voor onderwijs en opvoeding. Ook ligt een zwaar accent op de vrijheid van onderwijs. Een prominente plaats krijgt ook de notie dat het onderwijs niet alleen bedoeld is voor de voorbereiding op een werkzaam leven, maar dat ook de overdracht van normen en waarden een belang-rijke rol moet spelen. Dat is kennelijk zo’n wezenlijk punt dat het de enige uitspraak over onderwijs is die voorkwam in de ‘Basiselementen van eenrpf/gpv program’, die deel uitmaakten van de discussienota Met het oog op de toekomst.19Het pleidooi

voor een grotere investering van het nationaal inkomen in onderwijs vinden we ook bij alle drie de partijen terug. Ze keren zich tegen de trend om de kosten van het onderwijs deels af te wentelen op ouders en het bedrijfsleven.

De ChristenUnie heeft van hetgpv het streven overgenomen naar de interna-tionaleoeso-norm van een investering in onderwijs van zes procent van het Bruto Nationaal Product. Anderegpv-erfenissen waren het belang van onderwijs in het Nederlands en de inzet voor versterking van het beroepsonderwijs. Van de rpf kwam de aandacht voor ethische commissies bij wetenschappelijk onderzoek. De waarschuwing van de Federatie tegen structuurveranderingen in het onderwijs heeft bij de ChristenUnie geen plek gekregen. Hetzelfde gold voor een punt van het gpv: de strengere selectie, al in het middelbaar onderwijs, van universitaire studenten. Hoewel hetgpv en de rpf beide het afschaffen van de prestatiebeurs bepleitten, koos de ChristenUnie daar niet voor. Nieuwe inzichten bood haar programma nauwelijks. Enigszins nieuw was de opvatting dat integratie van gehandicapte kinderen in het basisonderwijs een goede zaak is. Bij derpf viel hier nog niets over te lezen, en bij hetgpv nauwelijks. Van een wezenlijke koerswijziging kan op basis van een dergelijk punt niet gesproken worden.

Duidelijk is dat de opvattingen vangpv en rpf elkaar op het punt van onderwijs nauwelijks ontliepen en dus moeiteloos in het ChristenUnie-programma tot een geheel konden worden omgevormd. Natuurlijk zijn er enkele kleine verschillen aan te stippen, maar om fundamentele zaken gaat het niet. Het ChristenUnie-programma is op dit punt dan ook een voor de hand liggende mix van de programma’s van de voorgangers geworden dat wat de toonzetting betreft daarvan niet verschilt, hoewel er wel enkele nieuwe ideeën werden toegevoegd.

(9)

TussenbalansI

Het is niet onbegrijpelijk dat Van Middelkoop en Van Dijke zich in de tweede helft van de jaren negentig ongemakkelijk voelden bij het gescheiden optreden van hun partijen in de Tweede Kamer. Het is twijfelachtig of er in de Nederlandse parlementaire geschiedenis politieke partijen zijn geweest die meer op elkaar leken dan hetgpv en de rpf in die periode. In de toonzetting van de hierboven geana-lyseerde documenten valt globaal bezien alleen op dat hetgpv iets ‘bestuurlijker’ is ingesteld en dat derpf wat meer ‘evangelisch bewogen’ lijkt.

De praktische overeenkomsten tussen de verkiezingsprogramma’s van hetgpv en derpf zullen ook het formuleren van een kern- en beginselprogramma voor de ChristenUnie hebben vergemakkelijkt. Toch kozen beide partijen er niet voor de oude documenten van tafel te schuiven en aan een echt nieuwe, gezamenlijke visie te werken. De programma’s zijn duidelijk opgebouwd uit stukjes rpf- en gpv-gedachtegoed. Op sommige plaatsen zelfs dusdanig dat letterlijke zinsneden uit het programma van de een die van de ander afwisselen. Wat de rol van de overheid betreft, heeft de ChristenUnie de koers van de beide voorgangers echter wel enigszins verlegd. Waar het gpv en vooral de rpf nadrukkelijk pleitten voor een overheid die in de eerste plaats het kwaad bestrijdt en voor het overige vooral ruimte geeft aan burgers en maatschappelijke organisaties, heeft de ChristenUnie duidelijk meer vertrouwen in de overheid gekregen. Het is de enige fundamentele kwestie waar de richting duidelijk is verschoven.

Er was één echt geschil dat uitgevochten diende te worden, en dat betrof de opstelling ten aanzien van Israël. In die discussie heeft de rpf duidelijk aan het langste eind getrokken. Waar hetgpv Israël niet benoemde, heeft de ChristenUnie in haar programma de uitvoerige Israëlpassage uit het rpf-programma bijna letterlijk overgenomen. Toch gaat het te ver om op basis daarvan te concluderen dat derpf zich meer in de politieke koers van de ChristenUnie zou kunnen vinden dan het gpv. Daarvoor neemt het Israëldebat in de Nederlandse parlementaire praktijk een te geringe plaats in. Ook mag op basis van de grotere rol die de overheid wordt toegedicht, niet worden gesteld dat de ChristenUnie een echt nieuwe weg insloeg. Hetgpv en de rpf kozen de weg van de minste weerstand en vermengden hun programma’s met elkaar tot het program van de ChristenUnie. Het waren nieuwe zakken, maar het was de oude wijn.

Uitgangspunten van de ChristenUnie

(10)

fusieproces is vergaan, en daarna staan we stil bij het al dan niet veranderde karakter van de uitgangspunten in de nieuwe context van de ChristenUnie. We gaan een en ander in het bijzonder na aan de hand van de visie van de ChristenUnie op de overheid.

Centrale noties

We schenken eerst aandacht aan twee sleutelbegrippen in de tradities van hetgpv en derpf, en gaan na hoe het met die noties in de fusie is vergaan. Kenmerkend voor de politiek van het gpv zou de zogeheten ‘cultuuropdracht’ zijn. Onder anderen partijleider Gert Schutte beklemtoonde dit aspect. De cultuuropdracht zou iets geheel anders zijn dan ‘publieke gerechtigheid’, waar bij derpf de nadruk op lag. Maar zit er op dit punt daadwerkelijk ruimte tussen de opvattingen van de beide partijen? Over de cultuuropdracht stelde hetgpv-beginselprogramma:

God geeft de burgers zowel persoonlijk, gemeenschappelijk als in allerlei verbanden, de taak het land als goede rentmeesters in Zijn dienst verantwoord te beheren en zinvol te ontwikkelen. Zo leveren zij tevens een bijdrage aan een duurzame ontplooiing van de hele aarde. De rijksoverheid en andere overheden moeten die taak in woord en daad erkennen en de bevolking aansporen deze taak uit te voeren. De overheid is hoofd van de openbare samenleving, en behoort daarom een voorbeeld voor alle burgers te zijn. De eigen taak van de overheid hierbij is, in alle openbare aangelegenheden voorwaarden te scheppen en voorzieningen te treffen die nodig zijn om de burgers in staat te stellen hun beheers- en ontwikkelingstaak uit te voeren.20

Keek derpf hier heel anders tegenaan? Daar lijkt het niet op. In haar basisprogram viel te lezen: ‘Trefwoorden van deze christelijke benadering van politiek zijn rentmeesterschap en cultuuropdracht.’21En over de overheid werd gesteld: ‘Het behoort tot haar taak in wetgeving en beleid de onderscheiden samenlevingsver-banden te beschermen en zodanige publieke voorwaarden te scheppen dat deze verbanden hun specifieke, van God gegeven roeping kunnen vervullen.’22Blijkbaar had derpf geen enkele moeite met de ‘cultuuropdracht’.

Het centrale begrip in haar basisprogram was echter niet cultuuropdracht, maar ‘publieke gerechtigheid’. Dit werd als volgt beschreven:

Kernpunten van de publieke gerechtigheid zijn gelegen in de volgende noties: a. het zijn van een schild voor de zwakken;

b. het bevorderen van recht en gerechtigheid en derhalve het bestrijden van onrecht en ongerechtigheid;

(11)

d. het zo nodig (tijdelijk) waarnemen van taken van andere maatschappelijke verbanden wanneer de infrastructuur onvoldoende blijkt.23

Hetgpv sprak in dezelfde termen. Zo werd de overheid opgeroepen om ‘steun te bieden aan hen die geen helper hebben’. En: ‘Zij handelt bij dit alles niet naar willekeur, maar met inachtneming van de gerechtigheid en de wijsheid die de Bijbel leert.’24De nadruk die derpf legde op ‘verbanden’, vinden we bij het gpv niet, al noemde het Verbond die verbanden in de eerder geciteerde passage over de cultuuropdracht. Uit de nadruk op de verbanden in de samenleving wordt duidelijk dat het leerstuk van ‘soevereiniteit in eigen kring’ van Abraham Kuyper bij de rpf meer weerklank heeft gevonden dan bij het gpv. Dit leverde echter geen verschillen op in de uitwerking van de beginselen zoals we die in de ver-kiezingsprogramma’s vinden.

De termen ‘cultuuropdracht’ en ‘publieke gerechtigheid’, die beide sterk de nestgeur droegen van de beide partijen, bleken ook acceptabel of zelfs belangrijk voor de ander te zijn. Het wekt dan ook geen verbazing dat beide noties terug te vinden zijn in het Kernprogramma van de ChristenUnie. Opvallend is dat het begrip cultuuropdracht niet letterlijk terug te vinden is in dat programma, maar de term publieke gerechtigheid wel.25In de discussienota Met het oog op de toekomst

uit het najaar van 1998 werd de cultuuropdracht nog wel genoemd.26 In de

daaropvolgende besprekingen is het kennelijk van tafel verdwenen, terwijl het begrip publieke gerechtigheid behouden bleef. Dit resulteerde in een kleine overwinning voor derpf, hoewel deze inhoudelijk geen gevolgen had.

Een belangrijk thema bij christelijke politieke partijen is de overheid als god-delijke instelling en de plaats en taak die daaruit voortvloeien ten opzichte van de samenleving. Vooral hetgpv legde sterk het accent op de oproep aan de overheid God publiek te eren en het volk daarin voor te gaan, zo lezen we in het eerste artikel van het beginselprogramma. Bij derpf was dit onderwerp ook aanwezig, zij het minder prominent en ook in meer omfloerst taalgebruik: ‘Het is daarom een appèl om in alle cultuurarbeid – inclusief de politiek – de liefdevolle eredienst aan God centraal te stellen.’27Bij de ChristenUnie vinden we deze notie in de

(12)

Spanning in de vooronderstellingen

Waarin heeft de melange van uitgangspunten geresulteerd met betrekking tot de overheidsvisie van de ChristenUnie? Wat betreft de vraag wat de overheid is, verwijst de ChristenUnie niet naar de grondwet of naar de geschiedenis van de Nederlandse democratie, maar naar God. De overheid is een geschenk van God en staat in dienst van Hem, zeggen de Uniefundering en de Unieverklaring, de twee documenten die elk partijlid moet onderschrijven.29Enerzijds is hier sprake van een grote algemeenheid. De overheid wordt niet omschreven naar haar concrete vorm, maar als het bestuur, in welke vorm dan ook, over een volk, welk dat ook maar is. De Uniefundering is dan ook niet typisch Nederlands en zelfs niet per se kenmerkend voor de ChristenUnie. De formulering gold in de middeleeuwen en geldt vandaag, en geldt hier maar ook in Noord-Korea. De overheid als gods-geschenk is vanuit het perspectief van de ChristenUnie te beschouwen als een algemeen gegeven.

Anderzijds is de Uniefundering ook specifiek. Als het gegeven dat de overheid door God is gegeven zo algemeen was als deze tekst zegt, zou het een gemeenplaats zijn. Binnen het christendom is het dat echter niet, en binnen het Nederlandse politieke bestel evenmin. Wat de ChristenUnie als algemeen omschrijft, is in de omstandigheden van de21ste eeuw nogal specifiek, al legt de partij daarop geen nadruk. De ChristenUnie postuleert eenvoudig wat de overheid is en zegt daarvan: dit is een hard feit. Deze cirkelredenering is op zich niet vreemd. De vvd bij-voorbeeld postuleert dat het individu autonoom is en zegt dan: wij erkennen dat postulaat als een feit. Over die postulaten worden partijen het onderling niet eens, het is een niet te bewijzen of te beredeneren vooronderstelling, het is een geloof, en daarachter valt niet door te vragen.

De ChristenUnie kan daarin wel veel specifieker zijn dan bijvoorbeeld devvd, omdat haar postulaat niet maar een voorgevoel of een besef is, maar uitgebreid verwoord staat in de Bijbel, zoals bovendien is uitgelegd in een vijf eeuwen oude protestantse traditie waarin de Drie Formulieren van Enigheid als sleutelteksten fungeren. Bijzonder wordt de ChristenUnie in haar beroep op een postulaat te midden van andere politieke partijen dus pas wanneer zij haar vooronderstelling specificeert. Dit gebeurt in de Unieverklaring uit2000:

(13)

de ChristenUnie een gegeven is dat de overheid en de samenleving God moeten gehoorzamen en dienen. De werkelijkheid komt hier niet mee overeen en daarom dienen christenen actief te zijn in de samenleving, zegt de Uniefundering. De partij streeft naar een christelijke overheid en een christelijke samenleving.

Dit zijn uitgangspunten die de ChristenUnie uitspreekt nog voordat ze aan de politiek in het Nederland van de 21ste eeuw toekomt. Maar geheel los van de concrete situatie in Nederland staat met name de Unieverklaring inmiddels niet. Op twee wijzen wordt daar reeds duidelijk dat niet iedereen de uitgangspunten van de ChristenUnie huldigt. In de eerste plaats wordt in de Unieverklaring gevraagd van de overheid dat ze ‘de geestelijke en politieke vrijheden waarborgt, opdat God naar zijn Woord gediend kan worden’. Kennelijk zijn er machten in de samenleving die zich verzetten tegen wat voor de ChristenUnie feiten zijn. Een andere aanwijzing daarvoor is dat er ook gewag wordt gemaakt van kwaad dat de overheid moet indammen en tegengaan. En in de tweede plaats komt de Chris-tenUnie in de Unieverklaring op voor ‘het recht van allen die deel uitmaken van onze samenleving’.31Met die ‘allen’ worden ook zij bedoeld die niet de

uitgangs-punten van de ChristenUnie delen, want anders zou deze passage overbodig zijn. Met deze twee zinsneden over vrijheden enerzijds en rechten anderzijds in onze samenleving duikt er een spanning op in de uitgangspunten van de ChristenUnie, nog voordat de partij aan haar politieke standpunten is toegekomen. De frictie is dat de ChristenUnie vrijheid voor haar en voor ieders overtuiging bedingt en tegelijk stelt dat overheid en samenleving christelijk dienen te zijn. Tegelijk, dat wil zeggen: tegelijk binnen het kader van haar vooronderstellingen. Deze spanning in de uitgangspunten is onhoudbaar, omdat het een het ander uitsluit. Veel christenen hebben in het verleden dit probleem opgelost door deze tegendelen van elkaar los te koppelen en/of één van de twee op te geven. Het kenmerk van de uitgangspunten van de ChristenUnie is echter dat de partij de kosmos als een geheel beschouwt, waarin geen scheiding gemaakt kan worden tussen Gods macht en de overheid. Het is dus niet mogelijk voor één van beide te kiezen: of voor de christelijke overheid en samenleving, of voor de ‘plurale’ overheid en samenleving. De enige manier om de spanning draaglijk te maken is dan de tegendelen in een temporeel verband te plaatsen. Daarmee bedoelen we dat voor het heden door de ChristenUnie onder bepaalde voorwaarden een plurale samenleving aanvaard wordt, maar dat gestreefd wordt naar een toekomstige christelijke overheid en samenleving. Hiermee is echter ten eerste het hart gehaald uit de bewoordingen van de Uniefundering en Unieverklaring: God heerst over het politieke leven en behoort door de overheid en de samenleving gehoorzaamd en geëerd te worden. Hoe zou anders het kwaad kunnen worden tegengegaan? En ten tweede impliceert het temporele verband een negatieve visie op de democratie als een vorm van bestuur die opstand tegen God duldt en zelfs legitimeert.

(14)

Anti-Revolutionaire Partij (arp) in 1879. ‘De overheid,’ zo stelde dat program, ‘is als dienaresse Gods, in eene christelijke en dus niet-godsdienstlooze natie, gehouden tot verheerlijking van Gods naam, en behoort diensvolgens […] in de conscientie, voor zoover die het vermoeden van achtbaarheid niet mist, een grens te erkennen voor haar macht.’32De antirevolutionaire leider Kuyper, maar ook zijn geestver-wante critici als Philippus Jacobus Hoedemaker en Lucas Lindeboom, streefde naar een christelijke overheid aan het hoofd van een christelijke samenleving. Anders dan destijds bij de rooms-katholieken het geval was, lieten de antirevolu-tionairen het geweten van de burgers vrij, maar de niet-christenen zouden zich in de geprojecteerde antirevolutionaire samenleving vreemde eenden in de bijt weten. In deze overheidsvisie lag dus van meet af aan een spanning besloten, maar die was anno 1879 gering, omdat toen nog geen twee procent van de Nederlandse bevolking onkerkelijk was. De gewetensvrijheid was een protestants sjibbolet en sloeg feitelijk vooral op niet-protestantse christenen – de rooms-katholieken, die toen meer dan een derde van de bevolking uitmaakten. De zinsnede in het partijprogram dat de antirevolutionaire of christelijk-historische richting de grond-toon van het Nederlandse volkskarakter vertegenwoordigde, was voor het meren-deel van de protestanten gemeengoed en werd slechts betwist voor zover Kuyper die richting met zijn eigen partijorganisatie identificeerde.

Toen Kuyper omstreeks 1890 het streven naar een christelijke samenleving inruilde voor dat naar een plurale samenleving, kwam ook zijn visie op een christelijke overheid onder druk te staan. Hoedemaker en de zijnen legden de vinger bij wat zij als een verzaking van het ideaal beschouwden. Ook hetgpv en de rpf wezen een neutrale overheidsvisie af, maar zij deden dat in een situatie waarin een christelijke overheid en een christelijke samenleving niet meer een weerspiegeling vormden van de getalsmatige verhoudingen in de maatschappij. Het gpv gaf vergeleken bij de arp nog een sterker accent aan het christelijke karakter van de overheid door dit niet te verbinden met de overtuiging van de bestuurders, maar met de instelling als zodanig. Dat de ChristenUnie in 2000 nog in deze kaders spreekt over de overheid, is een vorm van achterstallig onderhoud inzake de uitgangspunten. Er is op dit punt geen sprake van vernieuwing, maar van continuïteit. Deze wijze van spreken over de overheid is in november2002 op een ChristenUnie-congres met gebruikmaking van een – eertijds ook bij het gpv en de rpf – gevoelige uitdrukking gekritiseerd: ‘Laat theocratie over aan God en laten wij ons zorgen maken over de kwetsbaarheid van de democratie.’33Met

andere woorden: er moet gekozen worden tussen een christelijke en een plurale aard van overheid en samenleving.

Spanning in het politieke programma

(15)

er, is aanwezig gebleven en treedt ook in het Kernprogramma naar buiten. Dit programma bevat de basisbeginselen van de ChristenUnie voor de lange termijn en het dient als uitgangspunt voor de partij en haar vertegenwoordigers op elk niveau.

Van de elf basisbeginselen in het Kernprogramma van de ChristenUnie uit 2000-2001 gaan er drie over de overheid. Ook in de overige basisbeginselen wemelt het van het woord overheid – opvallend in dit licht is dat het woord democratisch slechts tweemaal voorkomt. Ook dit accent is een gevolg van het feit dat er tijdens het fusieproces geen herbezinning op de plaats en taak van de overheid heeft plaatsgevonden. De boventoon in dit programma voert de opvatting dat de overheid Gods wil moet doen. Ze moet zorgen voor het besef ‘dat God mensen aanstelt als verantwoordelijken in Zijn wereld’, ze heeft de opdracht ‘de publieke samenleving te richten op de dienst aan de Allerhoogste’, ze behoort ‘te erkennen dat Christus Koning is en dat zij in Zijn dienst staat (Romeinen 13:2). Onze grondwet behoort daaraan uitdrukking te geven’. Ze ‘houdt Gods eer hoog in de publieke samenleving’, ze ‘eert God en dient de samenleving door ruimte te garan-deren voor de publieke verkondiging van het Evangelie’ en de Tien Geboden dienen haar leidraad te zijn.34De bedoeling van de ChristenUnie ligt wel heel ver

af van de huidige toestand in Nederland – zo ver dat deze overheidsinstructies gemakkelijker geassocieerd kunnen worden met een religieuze overheid in landen als Iran dan met de seculiere overheid van Nederland.

(16)

De spanning in de uitgangspunten van de ChristenUnie dient zich in het Kernprogramma aan in het uitzonderlijke geval dat het over democratie gaat. In de eerste plaats lijkt de democratie voor de ChristenUnie van minder belang dan voor andere politieke partijen en groeperingen in onze samenleving. Het draait voor de partij niet om democratie, maar om een christelijke overheid. Ten tweede staat de democratie in haar huidige vorm de christelijke overheid en de christelijke samenleving in de weg. De positieve betekenis van de democratie is dan ook alleen dat ze het kwaad in de politiek door controle kan beteugelen. Wat de democratie voor de burger of de samenleving betekent, en wat ze voor de overheid in positieve zin betekent, blijft buiten het vizier. Ook hier blijft de ChristenUnie bij de decennia geleden door het gpv en de rpf geformuleerde inzichten, die een zwaar accent inhielden op de overheid als dienares van God en weinig aandacht hadden voor de democratie.

In het Kernprogramma blijft de spanning die in de uitgangspunten aanwezig was dus bestaan; ze is daarin zelfs sterker dan in de Uniefundering en de Unie-verklaring. Het lijkt erop dat de ChristenUnie ter bereiking van haar doel van een christelijke overheid en een christelijke samenleving in haar basisdocumenten (Uniefundering, Unieverklaring en Kernprogramma) haar kaarten niet heeft gezet op de democratie, op het debat dus en op het respecteren van andere meningen, maar op een sterke overheid die het publieke domein beheerst en wetten uitvaardigt, en die haar juridisch en politioneel gezag gebruikt om het daarmee overeenstem-mende gedrag van niet-christelijke burgers af te dwingen.

(17)

als ‘het geïnspireerde en gezaghebbende Woord van God’ aanvaardt en die belijdt dat ‘die door de Drie Formulieren van Eenheid wordt nagesproken’.37

Deze formuleringen wijzen erop dat de christelijke overheid die de ChristenUnie voorstaat, de grenzen van de geestelijke vrijheid niet ruim zal nemen en alleen het christendom een positie verschaft in het publieke domein. Dat gaat, kortom, op theocratie lijken. In de uit1979 stammende gpv-richtlijnen werd de handhaving van de vrijheid van godsdienst alleen voorgestaan ‘ter wille van Zijn [Christus’] kerkvergaderend werk’, al was er ook aan toegevoegd dat geen ‘geestelijke dwang’ mag worden geoefend.38In de herziene richtlijnen uit1996 werd de vrijheid van godsdienst echter verdedigd op basis van de ruimere grond dat het rijk van Christus niet door kracht of geweld komt.39In het parlement heeft hetgpv in de laatste decennia van zijn bestaan de geestelijke vrijheid geregeld beklemtoond.40Het was

daarom voor deze partij wel even slikken toen de rpf in 2000 in de vergadering waarin tot de vorming van de ChristenUnie besloten werd, tevens een motie aannam gericht op een wijziging van het conceptkernprogramma van de Chris-tenUnie. In dat ontwerp stond de gpv-achtige formulering dat de overheid de geestelijke en politieke vrijheden moest waarborgen. De rpf wilde dat daaraan werd toegevoegd: ‘om God te dienen naar Zijn Woord’. Onder meer Van Middelkoop laakte deze uitspraak als ‘theocratisch’. Omwille van de vrede besloot hetgpv toen echter niet dat de weg naar de unie nu ‘onbegaanbaar’ werd.41Het Kernprogramma van de ChristenUnie verwoordt derpf-visie in afgezwakte vorm (in par.3.4), maar de Unieverklaring stelt klip-en-klaar dat de overheid ‘de gees-telijke en politieke vrijheden waarborgt, opdat God naar zijn Woord gediend kan worden’.42 Om kort te gaan, hetgpv en de rpf hebben lange tijd onvoldoende

of nooit het plurale karakter van de samenleving consequent verdisconteerd in de formulering van hun gedachtegoed. En de ChristenUnie heeft op dit punt geen wijzigingen gebracht; sterker nog, een licht theocratische tendens binnen derpf lijkt in de formuleringen van de fusiepartij te hebben gezegevierd.

De spanning in de praktijk van een decennium ChristenUnie

(18)

genieten grondwettelijke vrijheden als de godsdienstvrijheid en moeten daarom op hun beurt ruimte en respect opbrengen voor mensen met een andere godsdienst of levensovertuiging.’ De ChristenUnie toont in het verkiezingsprogramma een gerichtheid op de samenleving als geheel, ‘een samenleving waaraan solidariteit ten grondslag ligt. Een samenleving waarin mensen omzien naar elkaar en de overheid een schild voor de zwakken is’ (par.1.4).43

Met dit alles is de gesignaleerde spanning in de uitgangspunten, en de door-werking daarvan in het politieke programma, echter niet verdwenen. In de eerste plaats niet blijkens de politieke bezinning in en rond de ChristenUnie en in de tweede plaats niet in de politieke praktijk. Recentelijk hebben verschillende mensen zich bezonnen op het christelijke karakter van de politiek van de ChristenUnie. De theoloog Stefan Paas relativeerde vanuit een christelijk perspectief de rol van de politiek en de betekenis van de overheid.44Hij pleit ervoor om over de overheid

te denken vanuit het Nieuwe Testament en vanuit het standpunt van de vroege kerk. Hij stelt:

(dan) is de rol van de overheid bescheiden. Zij is een instelling van God, maar haar rol is voorlopig. […] Er is vanuit christelijke optiek geen reden om al te verheven te spreken over de rol van de overheid in het bouwen van Gods Koninkrijk en het kerstenen van een volk. Mijns inziens kan politiek voor christenen een waardige roeping zijn, maar we moeten het niet overdrijven, alsof het zou gaan om het ‘hoogste ambt’ en dergelijke. […] De overheid heeft geen moreel programma; zij bewaakt het recht.45

Paas’ standpunt sluit de oude christelijke overheidsvisie uit. Een overheid moet conform zo’n benadering niet alleen ingrijpen als er sprake is van dwang in de prostitutie, ze moet prostitutie verbieden. Burgers moet het roken in het publiek door de overheid verboden worden, want dat is evident slecht. Hier wordt het recht via bijbelse regels als de Tien Geboden verbonden aan de moraal. Daardoor vervaagt het onderscheid tussen het religieuze kwaad en de wetsovertreding, een onduidelijkheid die Paas vooral bij de sgp constateert, maar die hij ook bij de ChristenUnie aan de dag ziet treden. Wat dat betreft is ook onze bespreking van de basisdocumenten van de ChristenUnie duidelijk.

(19)

De reactie van Kuiper is interessant omdat hij een kerngedachte van de Chris-tenUnie vasthoudt die teruggaat op Kuyper en Guillaume Groen van Prinsterer: dat er geen onderscheid gemaakt moet worden tussen een vanuit christelijk oogpunt gebrekkige realiteit nu en een christelijk ideaal voor straks, of zoals Paas het onderscheid maakt: tussen de samenleving waar het recht moet heersen en de kerkelijke gemeenschap daarbinnen waar de liefde mag heersen. Elke rechtgeaarde theocraat, en ook de ChristenUnie, verwerpt dergelijke onderscheidingen.

Een andere theoloog, Ad de Bruijne, heeft ook zijn vragen bij de overheidsvisie van de ChristenUnie. Hij meent dat die nog te sterk ontleend is aan het denken van Kuyper, die de maatschappij wilde herkerstenen. Dat is in een postchristelijke samenleving een verouderd concept. De ChristenUnie moet haar uitgangspunten opnieuw doordenken en daarbij gebruikmaken van theologische inzichten die beter aansluiten bij het huidige geseculariseerde karakter van de samenleving. Met een verwijzing naar het werk van de Engelse theoloog O’ Donovan zegt De Bruijne:

Alleen Christus brengt een betere wereld, niet door de huidige schepping geleidelijk te hervormen, maar door een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Aardse politiek houdt weliswaar na Christus’ [eerste] komst nog een tijdelijke functie. Zij moet echter geen grootse pretenties hebben, zoals het streven naar een betere wereld of een christelijke samenleving die God eert en zijn wil doet. Ook christelijke politiek bouwt niet mee aan Gods Koninkrijk.47

Zoals de theoloog Klaas Schilder in het interbellum al de optimistische trek in Kuypers cultuuridealen kritiseerde en uiteenzette dat dit werk veeleer bescheiden, beperkt en loodzwaar zou zijn dan groots, weids en verheffend, zo kritiseert De Bruijne nu een van de laatste uitlopers van dit kuyperianisme in de ChristenUnie: ‘Wie Gods wil doet, moet in het Nieuwe Verbond juist rekenen op extra moeite, die je alleen kunt begrijpen vanuit Jezus’ kruis en opstanding. Dat mag niet in de weg van christelijke politiek worden opgedrongen aan mensen die Christus niet kennen.’48 Christelijke politiek moet doordrongen zijn van de tijdelijkheid en

voorlopigheid van de huidige samenleving in plaats van zich noodzakelijk te achten in deze samenleving om piketpalen te slaan ter wegbereiding van het Godsrijk. De Bruijne maakt bij wijze van oplossing niet zoals Paas een sterker onderscheid tussen kerk en overheid, maar blijft in de lijn van Kuyper zoeken naar een verbinding, en zoekt die in het begrip verantwoordelijkheid.

Gert-Jan Segers, directeur van het wetenschappelijk instituut van de Christen-Unie, had al eerder aangegeven de grondgedachte van christelijke politiek te willen heroverwegen. Hij vindt dat je van een ‘christelijke partij niet mag verwachten dat zij een uiterlijke herkerstening van de niet-christelijke samenleving bewerk-stelligt. Dan overvraag je de politiek’. En: ‘Gods Koninkrijk zal van boven neer-dalen. Dat kunnen wij mensen nooit bewerkstelligen.’49 Na De Bruijnes

(20)

staat heeft: het Kernprogramma van de ChristenUnie snijdt dit af. Volgens bovenstaande analyse is dat te stellig gesproken, maar ook hun eigen verweer tegenover De Bruijne pleit hen op dit punt niet vrij. Zij vreesden dat in zijn kritiek op de oude christelijke politiek – door hem gekenschetst als ‘normatief stukjes koninkrijk op aarde forceren’ – een onderscheid wordt binnengedragen dat de ChristenUnie verre van zich wil houden:50

Hoezeer wij ook instemmen met het geloof dat Gods koninkrijk er niet zal komen door onze politieke inspanningen, wij vragen ons wel af of hier niet iets binnensluipt van een onderscheid tussen ‘natuur’ (wereld) en ‘genade’ (kerk). […] Het is deze wereld die door God is geschapen en die Hij door Christus wil redden. Wie in deze dimensies denkt over het koningschap van Christus is er op uit Hem te dienen in de weg van navolging. Op grond van deze motieven is christelijke politiek in Nederland tot stand gekomen.51 Christus’ wil deze wereld te redden en het voeren van christelijke politiek staan hier in een direct verband tot elkaar. Hoe kan van een overheid gevergd worden invulling te geven aan de navolging van Christus zonder in theocratisch vaarwater verzeild te raken? Bij alle veranderingen in het denken over christelijke overheid en christelijke samenleving merken wij vooral de continuïteit op tussen Kuyper in1879 en de ChristenUnie anno 2010.

TussenbalansII

De fusie van hetgpv en de rpf in de ChristenUnie heeft niet geleid tot nieuwe politiek-ideologische uitgangspunten. Het samengaan van de twee partijen leidde tot meer van hetzelfde. Dit gold vooral in getalsmatige zin. Als gefuseerde partij behaalde de ChristenUnie bij de Tweede Kamerverkiezingen van2006 zes zetels, één meer dan de afzonderlijke fusiepartijen gezamenlijk ooit hadden behaald. Maar in het geval van de politieke standpunten van de ChristenUnie zijn er niet of nauwelijks vernieuwingen waar te nemen, al is het accent inzake de overheidstaak iets explicieter dan bij het gpv en de rpf het geval was. En ook wat betreft de politieke visie en beginselen van de ChristenUnie is er geen nieuwe ontwikkeling geweest ten opzichte van haar voorgangers. Het gaat hier om de oude wijn, die in nieuwe zakken is gegoten.

(21)

want daarover zou de herbezinning hoofdzakelijk moeten gaan – expliciet aan de orde te stellen, gelet op het eerder in de geschiedenis van het gpv en de rpf gemaakte bezwaar dat deze partijen niet democratisch zouden zijn (met name doorpvda-leider Joop den Uyl in 1984), dan wel gelet op de gevoelige verhouding tot de theocratischesgp. Ten slotte zou het ook zo kunnen zijn dat de behoefte aan heroverweging omstreeks2000 niet bestond. De bezinning op de relatie tussen christelijke politiek en democratie is immers eerst na de aanslagen van11 september 2001 zo niet op gang gebracht dan toch in een stroomversnelling terechtgekomen. Deze aanslagen van moslimterroristen en de kort daarop door Pim Fortuyn in de politiek geopende discussie over de multiculturele samenleving in relatie tot de opkomst van de islam in ons land hebben de betekenis van de democratie in een nieuw daglicht gesteld. De discussies die in de afgelopen jaren binnen de Chris-tenUnie zijn gevoerd over de uitgangspunten van christelijke politiek, kunnen niet los gezien worden van deze algemene politiek-maatschappelijke ontwikkelin-gen.

Wat ook de reden geweest moge zijn voor het achterwege blijven van een debat over de uitgangspunten van christelijke politiek anno 2000, duidelijk is wel dat deze discussie inmiddels in gang is gezet. Het partijbestuur lijkt op dit punt nog geen duidelijke stappen te hebben genomen, maar ideologen debatteren inmiddels publiekelijk over de uitgangspunten van de ChristenUnie. Voor dat debat lijkt ons de conclusie van dit artikel van belang, die luidt dat de basisdocumenten van de ChristenUnie (Uniefundering, Unieverklaring, Kernprogramma) geen breuk vertonen met die van hetgpv en de rpf, maar een vrijwel naadloze voortzetting daarvan vormen. De politieke standpunten zijn dus herkenbaar gebleven, maar ook de spanningen van de oude christelijke politiek zijn dezelfde gebleven als die van de ‘nieuwe’ christelijke politiek.

Vergelijking en slot

(22)

gedeconfessionali-seerde politieke partij streefde. Piet Steenkamp wist beide kampen op één noemer te krijgen met de formule: ‘De partij waar naartoe wordt gewerkt is geen confes-sionele partij, want de politieke strategie is het bindmiddel.’52Dergelijke perikelen waren bij de totstandkoming van de ChristenUnie niet aan de orde – al hadden ze dat wel moeten zijn. We schreven reeds dat de inhoudelijke discussie zelfs vrijwel geheel achterwege bleef. De klemtoon lag ook bij de fusie van 2000 op het gezamenlijk christelijke politiek bedrijven (dat zou de politieke strategie kunnen worden genoemd), maar de creativiteit en de durf die hetcda na 1980 aan de dag legde ten aanzien van het formuleren van zijn politieke beginselen, ontbrak bij de ChristenUnie.

Hetcda gebruikte het eerste decennium van zijn bestaan om die nieuwe strategie te ontwikkelen, waar Steenkamp het over had. De kaarten in het cda werden gezet op een samenlevingsvisie en daarmee niet op het beginsel, maar op het doel van de partij. Die partij maakte toen een krachtige inhoudelijke ontwikkeling door, zodat omstreeks1990 – ondanks nog niet verdwenen en geregeld te berde gebrachte verschillen tussen de drie bloedgroepen – van een nieuw christendemo-cratisch gedachtegoed gesproken kon worden. Sleutelwoord bij hetcda werd het bij de oprichting van de Wereldraad van Kerken in1948 geïntroduceerde begrip ‘verantwoordelijke samenleving’ – een nieuwe verwoording van de soevereiniteit in eigen kring. Onder de door Ruud Lubbers geleide kabinetten (1982-1994) lag het accent – overigens mede om financieel-economische redenen – op het terug-dringen van de overheid ten gunste van het maatschappelijk middenveld. De overheid diende publieke voorwaarden te scheppen ‘die mensen en hun maat-schappelijke verbanden in staat stellen om hun verantwoordelijkheden naar de normen van rentmeesterschap en solidariteit te beleven’.53

Bij de ChristenUnie is van een inhoudelijke ontwikkeling in deze zin na2000 geen sprake geweest. Beter kan de fusie van hetgpv en de rpf daarom vergeleken worden met die welke een eeuw tevoren, in 1908, tot de Christelijk-Historische Unie (chu) leidde. De overeenkomst tussen beide fusies schuilt niet alleen in de keuze voor het begrip ‘unie’ in de naam en daarmee in het respecteren van het gedachtegoed en het klimaat van de respectievelijke fusiepartijen, maar ook in het feit dat het programma van de nieuwe partij vooral een mix was van bestaande thema’s en geen nieuwe visie opleverde.54Ook getalsmatig laten beide fusies zich

(23)

Sommige politieke hergroeperingen brengen vernieuwing in de politiek. Daar-van is met de ChristenUnie geen sprake. Dit is wellicht mede de reden waarom de nieuwe partij zo’n stabiele factor in het bewegelijke Nederlandse politieke spectrum van het eerste decennium van de21ste eeuw kon zijn en mede daarom als regeringspartij in het vizier kwam. Het hangt van de houding van de Chris-tenUnie af of aan de vernieuwende geluiden officieel ruimte wordt geboden binnen de partij. Die beslissing zal mede afhangen van de bestuurlijke vraag hoe de stabiliteit in de partij en in de Nederlandse politiek het beste gegarandeerd kan worden. Want die heeft tot succes geleid, meer dan de vernieuwing die de fusie ook betekende. De stabiliteit van de ChristenUnie moet dan ook als het belang-rijkste resultaat van de fusie worden genoteerd. De totstandkoming en het eerste decennium van de ChristenUnie betekenen ten opzichte van het verleden van de twee fusiepartijengpv en rpf niet dat er water bij de wijn is gedaan, zoals sommigen in gpv-kring zouden kunnen denken. Maar de euforische opmerking van rpf-leider Van Dijke uit1999, dat de fusie inhield dat er water in wijn was veranderd, typeert evenmin de zaak.55Bij de fusie is er oude wijn in nieuwe zakken gedaan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

KWANTIFICEREN MEETDOELSTELLING (STAP IV) Om een meetnet te optimaliseren moet duidelijk zijn welke informatie de beleidsmaker verwacht. De definitie van de informatiebehoefte

Modern Nederland is de enige politieke partij ter wereld dat geen standpunten heeft, wél een democratische visie; een pure democratie op een moderne manier waarbij het volk directe

Onderwijs dient goed bereikbaar te zijn en verspreid over de gehele regio.. De jeugd verdient een goede toeleiding naar een

ongunstige opmie over de vrouw te berde brengen En bovendien Staat hij aan het begm van een traditie die het huwelyk tot onderwerp van een thesis maakt, waarbij het meest opvallende

Als onze partners (in de eerste plaats de gemeenten, maar ook de instellingen) willen dat pleegouders bijdragen aan de transitie, dan zullen pleegouders in staat gesteld moeten

Een visie op de vernieuwing van het secundair onderwijs, 20 april 2009, 84 p., https://onderwijs.vlaanderen.be/sites/default/files/ atoms/files/0424-visienota-secundair.pdf

De centrale stelling van dit boek is dat de hedendaagse Afrikaanse proble - , men vooral te wijten zijn aan de recalcitrante locale tradities, de binnenlandse sociale

In '7 7 ging een poging tot analyse (maatschappelijke achteraron - den) vooraf aan een daarbij passende inventarisatie van de beainselen, die op haar beurt weer uitmondde