• No results found

Ongeloof en Revolutie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ongeloof en Revolutie"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze positieve typering vergezelde het bekend-ste boek van Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876), dat blijkens de titel echter vooral de keerzijde aantoonde: Ongeloof en Revolutie. Dit boek was het resultaat van een serie histo-rische lezingen op een aantal zaterdagavonden in 1846 gehouden in de bibliotheek van Groens huis aan de Korte Vijverberg te Den Haag. Hij had al vaker een oorzakelijk verband gelegd tus-sen ongeloof en de Franse Revolutie, maar in de winter van 1845/46 was hij er nog eens voor gaan zitten om dat verband historisch uit de doeken te doen. Na de gunstige ontvangst van zijn lezingen verschenen ze in 1847 bij de Leidse uitgever Luchtmans. Groens betoog heeft sinds- dien zijn weg gevonden, van zijn bibliotheekka-mer tot aan de digitale wereld van vandaag en van zijn statige aristocratentaal naar edities in modern Engels en hedendaags Nederlands. Ongeloof en Revolutie markeert het begin van de christendemocratische traditie in Nederland. De grote invloed van dit boek berust op twee opvattingen die kenmerkend zijn geworden voor deze traditie. Dit betreft in de eerste plaats het verband tussen religie en de politiek. Wat Groen betreft was dit verband geen persoonlij-ke liefhebberij, maar behoorde het bij de aard van religie dat deze de politieke structuur van

de samenleving wilde stempelen. Hiermee ging Groen in tegen de heersende opvatting van zijn dagen dat religie wel in morele zin vormend was voor het burgerschap, maar dat het staatsbe- stuur als zodanig buiten het domein van de reli-gie lag; sterker nog: de politiek was het domein van de rede, en de religie diende daar als sto-rende factor te worden geweerd. Maar door een direct verband te leggen tussen ongeloof en re-volutie betoogde Groen dat de staat alleen orde en recht kon bieden indien het bestuur ervan wortelde in religie. In deze lijn heeft de christen-democratie altijd betoogd dat religie niet buiten het publieke domein moest blijven, maar daar-binnen een vormende rol diende te spelen.

Ongeloof en Revolutie markeert

het begin van de

christendemocratie in Nederland

In de tweede plaats berust het belang van On-geloof en Revolutie op de opvatting dat de re-ligieuze achtergrond doorwerkt in het politieke handelen. Ideologische keuzes hebben conse-quenties, niet pas wanneer iemand die rigou-reus wil doordrijven, maar alleen reeds omdat een ideologie haar eigen dynamiek heeft. Onge-loof in de zin van opstand tegen God en tegen de orde in de werkelijkheid móést in Groens

redenering wel leiden tot revolutie. Zijn boek biedt dus ook inzicht in de aard en werking van een politieke ideologie. In deze lijn heeft de christendemocratie altijd een sterke aandacht gehad voor de ideologische motieven in de tiek, niet alleen bij zichzelf, maar ook bij poli-tieke opponenten. Het wekt geen verbazing dat Groens werk in de Tweede Wereldoorlog weer opgang maakte: het ging erom de bezettende macht in haar streven te doorzien vanuit haar ideologische drijfveren die wel tot onrecht en onbarmhartigheid leiden móésten. ‘Regelmatig vergaderen en goed Ongeloof en Revolutie be-studeren’, luidde daarom het advies van Colijn, toen de Antirevolutionaire Partij in 1941 onder-gronds moest.

Groens Ongeloof en Revolutie bleef in antire-volutionaire en christelijk-historische kring tot diep in de twintigste eeuw een begrip en beide partijen eerden hem als hun vader. En hoewel de katholieke politiek leider Schaepman de ont-kenning in Groens adagium: ‘Een staatsman niet; een evangeliebelijder!’ in 1876 als een ‘Geneefse trek’ bekritiseerde, geldt hij vandaag voor heel de Nederlandse christendemocrati-sche traditie als erflater.

George Harinck

‘Sire! In het werk dat ik U.M. nederig aanbied’, zo schreef Groen van Prinsterer op 16 augustus 1847 aan koning Willem II, ‘heb ik getracht te bewijzen dat de vreeze Gods, ook in staats- en volkerenregt, het beginsel der wetenschap en de voorwaarde van regt, vrijheid en geluk is.’

O

Ongeloof en Revolutie

1847

Literatuur

Klei, E. (2009). ‘Groen van Prinsterer’. In G. Harinck, H. Paul & B. Wallet (Red.),

Het gereformeerde geheugen. Protestantse herinneringscultu-ren in Nederland (pp. 407-416). Amsterdam: Bert Bakker. Kuiper, R. (2005). ‘Geen muziek om van het blad te zingen’. Groen van Prinsterers Ongeloof en revolutie (1847).’ In F.G.M. Broeyer, D.Th. Kuiper (Red.),

Is ’t waar of niet? Ophefmakende publicaties uit de ‘lange’ negen-tiende eeuw. (pp. 111-131).

Zoetermeer: Meinema.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

9 december 1978 goedkeuring Rapport grondslag en poli- tiek handelen door partij-organen 5 februari 1979 het Rijswijkse beraad (ARP). 19 februari 1979 'ongevraagd

Zij roept, in overeenstemming met de door haar beleden beginselen, heel dat volk op tot gehoorzaamheid aan God en Zijn ordinantiën, en mitsdien tot onder- danigheid aan de Overheid

De fase na 1917 diende te worden gewijd aan twee doelstellingen: ten eerste de vervolmaking van de seculiere revolutionaire staat, een vervolg op de pogingen die daartoe al onder

• Geen verhoogd risico op miskraam, perinataal of maternaal overlijden, (pre-)eclampsie, hevig bloedverlies, foetale nood, uterusruptuur,. voorliggende placenta, keizersnede,

Althans, wanneer ik denk aan de uitgewerkte systemata der Kerkleer, wier vorm en betoogtrant met den eisch van letterkunde en beschaving zoo weinig in overeenstemming was; aan

Ik eindig met de verklaring dat ik, tegen alle wijsheid der menschen, bij het gevoel van eigen zwakheid, twee woorden, als onderpand der zege, ten leus heb ; er staat geschreven ! en

In de Hervormers. — Men heeft te weinig op de gehoor- zaamheid , de lijdzaamheid , de lijdelijkheid dezer Christenen gelet. Men heeft van de meesten hunner indrukwekkende figuren

En laat je door Rutte niet wijs maken dat het noodzakelijk is om gewone mensen de hele rekening van de crisis te laten betalen, want die kan wel degelijk eerlijk worden gedeeld..