• No results found

Ik heb den dag van heden àoorgebracht zoals hij voor een oude vrouw kan wezen:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ik heb den dag van heden àoorgebracht zoals hij voor een oude vrouw kan wezen: "

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

n e

1-

n

TI

n d .ij

: e

ie

Ie

t- er

iJl

Ie Ie

Ie re

r- i- et

f

~e

er bh

Cle

re

LOF DER DUISTERNIS

Ik heb den dag van heden àoorgebracht zoals hij voor een oude vrouw kan wezen:

wat gewerkt, wat gewandeld, wat gelezen, en over vele dingen nagedacht.

. En verder heb ik met schaamte erkend dat ik te snel naar de pen heb gegrepen:

had ik mijn oordeel wat fijner geslepen,

~k

had mijn medemensen niet gekrenkt.

Nu is na den avond de nacht gekomen:

'k lig in het duister, in het warme bed;

als een plant, in een perk in d' aard gezet, voel ik in de stilte mij opgenomen,

verwonderlijk bevredigd, zalig vrij. - Het leven heb ik achter mij gelaten:

voorbij de dag, de dooltocht door zijn straten - 't leven der mensen trok aan mij voorbij.

Buiten vieren millioenen sterren feest,

daar straalt door heel de nacht hun groot geflonker;

maar binnen heerst het gezegende donker, dat ook de wonden van het hart geneest.

H enriëtte Roland Holst-van der Schalk

713

(2)

;

G. STUIVELING

IN MEMORIAM

HENRIETTE ROLAND HOLST- VAN DER SCHALK

Ik werd geboren met een aard die sterk vanzelf gaat naar de kern van alle zaken maar veel stond tussen mij in en mijn werk.

Groeiende heb ik dat op zij gezet:

het werd al lichter, alle duisters braken en ik zag liefde als de levenswet.

I

n een sonnet uit haar eerste bundél, geschreven voor haar vijf en twin- tigste jaar, heeft Henriëtte Roland Holst haar wezen en -haar werk zelf gekarakteriseerd.

Sedert de tijd van haar vroegste gedichten was zij vervuld van één grote bekommering: voor de mensen te zoeken een weg naar geluk. Opgegroeid in een gezin waar de beschaving der 19de-eeuwse burgerij in velerlei opzicht aan- wezig was, had zij kennis kunnen maken met de toen heersende litteratuur uit Frankrijk, waarvan zij vooral· Victor Hugo diep bewonderde, maar ook met de klassieke letteren uit de andere Westeuropese landen. Haar behoefte aan helder inzicht in de mens was echter door kunst en kennis alleen niet te bevredigen.

Haar wezen· was overwegend zedelijk, de drijfkracht in haar ziel was de absolute eis van goedheid, van menselijk heil. Het is deze diepste zachte kracht geweest, die haar aanvankelijk heeft doen zoeken naar een persoonlijk ideaal, dat algemeen en tegelijk individueel zou zijn: een wijsheid van zelfbeheersing en zelfverlooche- ning, een geloof in de mogelijkheid, voor elke mens, tot zedelijk-geestelijke zelf- voltooiing. Het is deze zelfde diepste zachte kracht geweest, die haar daarna heeft voortgedreven naar de harde strijd van de maatschappij, en haar gemaakt heeft tot één der hartstochtelijkste leiders en belijders van het socialisme.

Toen zij, tegelijk met haar man en met Herman Gorter, in 1897 zich aansloot bij de destijds nog maar drie jaren oude S.D.A.P., begon een periode van werk- zaamheid, die haar oneindig veel geluk en oneindig veel verdriet heeft gegeven.

Haar vrouwelijk wezen hechtte zich aan de mensen-i elf, haar scherpe, als man- lijke verstand richtte zich over de mensen heen op het verre doel. Zij zelf kende de dubbelheid van haar aanleg, die artistiek en intuïtief, maar ook wetenschappe- lijk en rationaal was, en waarin menselijk mededogen met 'sociale kritiek in voort- durende spanning leefde; haar aard, vaak voor dogmatisch gehouden, was veeleer absolutistisch, onvoorwaardelijk, en geneigd om met volledige overgave en onbe- perkte zelfverloochening na te streven wat geest of gemoed, wat overtuiging of geweten haar voorhielden. Zij heeft de tijd gekend, dat al deze factoren in één 114

(3)

n-

M

te in

D-

dt :ie er n.

te ,t,

3n .e-

lf- na kt

lot 'k- m.

.n- de le- rt- ler le-

of én

richting drongen: die glorieuze jaren omstreeks 1900, toen het socialisme als een ideaal van eindelijke verlossing der eeuwenlang zwoegende mensheid, bezieling bracht in de harten van duizenden proletariërs en van honderden intellectuelen.

De beslissende keuze, toen gedaan, heeft zij nooit verloochend, nooit betreurd.

Maar de eenheid van de aanvang bleef niet behouden, en met het verloren gaan van die eenheid om haar heen, brak ook de eenheid in haar. Sinds 1909, het jaar waarin zich uit de S.D.A.P. een kleine, links gerichte groep heeft afgescheiden, waartoe ook haar grote vriend Herman Gorter behoorde, heeft Henriëtte Roland Holst bij voortduring gezocht naar een wonderwoord om de verloren gegane eenheid te hervinden. In zichzelf hield zij het geloof brandende aan een mogelijk- heid om de verdeeldheid in de arbeidersklasse te beëindigen. Haar onstuimig en ongeduldig idealisme meende een tijdlang, dat de Russische revolutie de wereld zou wenden. Zij had enkele van de leidende figuren, o.a. Lenin en Trotzky, per·· soonlijk leren kennen en was van hun grootheid en onbaatzuchtigheid overtuigd.

Maar de spanning tussen werkelijkheid en ideaal werd ook hier duidelijk, en opnieuw volgde uit de tweespalt 'in de wereld een overeenkomstige in haar eigen hart. Met de genadeloze eerlijkheid die haar kenmerkte, herzag ze haar opvattin- gen; voor haar profetisch-zedelijke aard leidde ook déze zelfherziening niet tot verbitteIing en cynisme. Aan de juistheid van haar socialistische keuze twijfelde zij niet: wat ter discussie stond, was enkel de weg naar dit doel, de bruikbaar- heid van, de methoden, de kracht van het beroep op de massa. Had zij in haar sociaal-democratische jaren gemeend dat organisatie en voorlichtende propaganda het belangrijkste waren;. had zij in haar communistische tijd gemeend dat de strijd- vaardige wilskracht van een welbewuste voorhoede de historie kon vervormen, nu, in haar latere leven, rekende zij vooral op de zedelijke krachten in allen die van goeden wille waren. Zij sprak uit een haast moederlijke erbarming met ál wat leed: mens en dier, hier en in Azië, in Mrika, waar ook ter wereld. Profetisch als ze steeds geweest was, werd ze nu evangelisch - maar zonder iets te doen verloien gaan van het maatschappelijke idealisme, haar geloof in de arbeiders- klasse, waarvan zij de stuwende kracht reeds had beleden in haar bundel "De Nieuwe Geboort". .

Als kunstenares in Henriëtte Roland Holst-van der Schaik een verschijning van ongewone betekenis in onze litteratuur. Geen vrouw heeft, sedert de Middel- eeuwen, zo volledig en zonder voorbehoud haar wezen geopenbaard als zij. De kracht van haar lyriek is grotendeels aan deze onvoorwaardelijkheid te danken.

In de totaliteit van haar persoon en daarmede ook in de totaliteit van haar kunst, is de schoonheid maar een onderdeel. Hoe fijngevoelig zij ook reageerde op de spelingen van klank en rhythme en beeldspraak bij andere kunstenaars, bij Gorter, bij Gezelle, bij Vondel, zij zelf streefde daar in haar eigen werk zeker niet op- zettelijk naar.

Haar talent was voor haar allermeest een middel in dienst van haar zelfexpressie;

en deze zelfepressie stond in dienst van haar zedelijk ideaal. Hoewel zij in haar lyrische poëzie' zich het best en het zuiverst heeft geopenbaard, kan men de totale betekenis van haar dichterschap niet bepalen zonder tevens te letten op de veelzijdigheid ervan. Naast verzenbundels als "De Vrouw in het Woud"

715

(4)

en "Verzonken Grenzen", vindt men. drama's, waarvan "Thomas More" gerekend mag worden onder de klassieke werken uit onze litteratuur. Maar ook als prozaïste heeft Henriëtte Roland !l0lst ongemene verdiensten. Zij heeft in haar behoefte aan heldenverering en in haar wens om de groten die zij vereerde ook aan anderen te doen kennen, geheel een serie biografieën geschreven, waaronder vooral die over Tolstoi een monumentaal boekwerk is. Ofschoon zij zich nooit als critisch beoordelaar heeft doen gelden, bestaan er van haar hand verscheidene voortref- felijke kritieken, die nimmer gebundeld zijn en vele tientallen uitvoerige essay's, waarvan slechts een deel''in boekvorm is herdrukt. En in de ontwikkeling van sociologische wetenschap is haar boek over "Kapitaal en Arbeid" van onbetwist- bare waarde geweest.

Door de bezieldheid van haar werk en door de veelzijdigheid ervan, bezit het een unieke plaats in de Nederlandse letteren. Het is één telkens hervatte belijdenis van wat er in haar hart omging, één voortdurende zelfontleding, één hartstochte- lijk pleidooi. Aangezien veel van wat zij ondervond en gevoelde, zijn ontstaan had in de spanning tussen haarzelf en de :guitenwereld, weerspiegelt haar kunst tevens geheel èen tijdvak. Maar haar vermogen om het wezenlijke van het bijkom- stige te scheiden, en haar 'steeds weer op het diep-menselijke gerichte karakter, hebben gemaakt, dat ook in de tijdgedichten die zij schreef, het boventijdelijke voelbaar is.

716

(5)

d e e · n

ti h f- s, n t-

~t

is

.n st

11-

c, ce

Henriiitte Roland Holst-van der Schalk

Naar een tekening van Charler Toorop

717

(6)

J. J.

BUS K E S

J

r

DE CHRISTELIJKE

SOCIALE CONFERENTIE VAN 1952

I

n 1891 werd het Eerste Christelijk Sociaal Congres gehouden, samengeroepen door de nog ongedeelde A.R. Partij op verzoek van het Werkliedenverbond PatriplOniurn: "ten einde de middelen te bespreken, die bij den tegenwoordigen stand der sociale kwestie ten goede onzes volks en inzonderheid der werklieden dienen te worden beproefd".

Tussen de A.R. Partij en Patrimonium bestond in die tijd een zekere spanning.

Klaas Kater, de voorzitter van Patrimonium, zei in 1890, dat de politieke vraag wel antirevolutionnair voor burgers en boeren besproken werd; maar dat men, als het op handelen aankwam, altijd zo conservatief mogelijk handelde. De A.R. Partij gebruikte de geringer en onder de kiezers en het volk achter de kiezers te veel als houthakkers en waterputters: "Die geringeren naar de wereld zijn er niet omderwille van wie op titels, geleerdheid of wetenschap bogen, maar allen zijn er bij de gratie en omd€Twille onzes Gods. Als alle andere partijen hun armere broeders willen ten onder houden, dan moet de A.R. Staatspartij nog bewijzen, dat zij werkelijk een volksvertegenwoordiging wil. Het is onmogelijk aan te nemen, dat echter Anti- Revolutionnairen zouden gelooven, dat plutocraten en de bezitters van adellijke titels de nooden onzer achterbuurten kennen en deze des zins en willens zijn zouden dezelve te verlichten of weg te nemen. En toch, wie tegen de verkiezingen de candidatenlijst der A.R. Staatspartij overziet, heeft steeds ontdekt, dat zij bij voor- keur haar verkorenen in de hoogere wereld zochten en dat geheel in strijd met de historische wording onzes volks. . .. Opklimmen mogen wij niet, want dat is socialistisch, en afdalen tot ons wil men niet. Wat dan? Moet dan het terrein voor de socialisten geëffend?" \

Kuyper slaagde er in, de moeilijkheden uit de weg te ruimen en Kater haalde bakzeil.

In November 1891 werd het Eerste Christelijk Sociaal Congres geopend door ds H. Pierson. De openingsrede werd gehouden door Kuyper. Het was zijn be- roemde rede "Het sociale vraagstuk en de christelijke religie".

De vraag, die hij aan de orde stelde was deze: Wat ons als belijders van de Christus te doen staat met het oog op de sociale nood van onze tijd?

"Ons optreden valt niet te vroeg, maar eer te laat, we komen achter anderen aan, waar voorgaan ons mogelijk ware geweest".

Met Groen van Prinsterer erkende Kuyper, dat in het socialisme een waarheid gemengd ligt, die het kracht geeft.

"Het wordt ons tot schuld en het stemt ons tot verootmoediging, dat, waar zoo 718

(7)

schreiende nood openbaar werd, we niet reeds voorlang in den naam van Jezus zijn opgetreden".

De grote betekenis van Kuypers rede ligt in de critiek, die hij oefent op de fundamentele structuw' van dè maatschappij, die door en door mammonistisch is en een misdadige stand van zaken in het leven roept.

"Immers wie van een sociale quaestie spreekt, bedoelt hiermee in den algemeen- sten zin, dat er ernstige twijfel is gerezen aan de deugdelijkheid van het maat- schappelijk gebouw, waarin we wonen .... Slechts dit ééne is, zal er voor u een tectonische critiek oefent op de menschelijke sociëteit zelve, en diensvolgens een tegenwoordigen toestand inziet, en deze onhoudbaarheid verklaart niet uit bij- komstige oorzaken maar uit een fout in den grondslag zelf van ons maatschappelijk samenleven. Voor wie dit niet erkent, en acht dat het kwaad te bezweren is door kweeking van vromer zin, door vriendelijker bejegening of milder liefdegave, moge er een religieuze, en moge er een philanthropische quaestie bestaán, maar een sociale quaestie bestaat voor hem niet. Die bestaat voor u dan eerst, zoo ge archi- tectonische critiek oefent op de menschelijke sociëteit zelve, en diensvolgens een andere inrichting van het maatschappelijk gebouw gewenscht en mogelijk acht".

"Gaat het zoo voort, dan wordt het al minder een hemel, en krijgt het al meel' iets van een hel op aarde. Van den Christus raakt onze maatschappij los, voor den Mammon ligt ze in het stof gebogen. . .. Neen, zoo behoeft het niet te blijven, het kan beter worden. En die beterschap ligt ongetwijfeld - ik deins voor het woord niet terug - op den socialistischen W€~g, mits ge onder socialistisch nu maar niet verstaat het programma der Sociaal-democratie, maar in dit op zich zelf zoo schoone woord alleen uitspreekt, dat onze vaderlandsche maatschappij geen hoop zielen op een stuk grond is, maar een door God gewilde gemeenschap, een levend menschelijk organisme."

"De stoffelijke nood is ontzettend .... maar nog groter, nog ontzettender is de geestelijke nood van ons geslacht.... Ook van die geestelijke ellende gaat· een geroep van aanklacht tegen ons, christenen, uit. Of wierden niet bijna allen, die nu zoo razen, eens gedoopt? En wat is er na dien doop aan die duizenden ten koste gelegd, om voor het spotbeeld van de christelijke religie, waartegen ze nu hun vloek uitstooten, hun iets, iets ook maar, te doen verstaan van de wezenlijke liefde Gods, die in Christus Jezus is? Wat is er door ons, christenen in Nederland, uitgericht om, toen het' gif der Fransche Revolutie ongemerkt voortsloop in de aderen van het maatschappelijke lichaam, die vergiftiging van het sociale levensbloed te stuiten?

Ja, wat is er gedaan, om, toen het kwaad ten leste naar buiten uitsloeg, en de sociale kranklleid een epidemisch karakter aannam, ook onzerzijds artsenij en balsem aan te dragen voor haar genezing? Nu pas onze eerste zwakke poging, om in Sociaal Congres den doodsnood der maatschappij onder de oogen te zien, waar reeds voor twintig en voor dertig jaren onze christelijke denkers zich hadden moeten opmaken, om met iets van den ernst en met iets van den wetenschappelijken zin van een Marlo en Schaeffle de diepte van dezen noodstand te peilen."

Het Congres viel uiteen in drie secties. De eerste sectie behandelde de sociale kwestie van haar christelijk religieuze, de tweede van haar maatschappelijke en de derde van haar staatkundige zijde.

719

(8)

De conclusies van dit Eerste Christelijk Sociaal Congres zijn voor het grootste gedeelte verouderd. Wij herinneren er alleen aan, dat het Congres hei: recht van werkstaking, mits niet als politiek instrumel1t of als moedwillige contractbreuk,

erkende. .

De historische betekenis van dit Congres ligt dan ook hoofdzakelijk in de magis- trale rede van Kuyper, die de gewetens gewekt heeft.

Men kan intussen moeilijk zeggen, dat deze rede bepalend is geweest voor de ontwikkeling van de Christelijk Sociale Beweging en die van de A.R. Partij. Ook Kuyper zelf is zijn rede niet trouw gebleven .

. J

are~lang heeft het geduurd, voordat het Tweede Christelijk Sociaal Congres werd gehouden. Dat geschiedde pas in 1919. Deze tweede keer werd het Christe- lijk Sociaal Congres samengeroepen door .de A.R. Partij en de C.H. Unîe samen met de christelijke organisatie van werkgevers en werknemers.

Prof. P. A. Diepenhorst opende het Congres met een rede "Van nie\iwe dingen", een rede, die in betekenis niet halen kan bij de rede van Kuyper in 1891.

Het onclerwerp, dat i.z. aan de orde kwam, was de organisatie v~n de maat- schappij. KUYPer . heeft· te recht gezegd, dat men zich op dit Congres meer dan' gewenst was ip abstracties verloor. De vragen naar de betekenis van de Bijbel. en . de roepfug der Kerk ten opzichte van de sociale kwestie kwamen niet aan de orde.

Van een critiek op de fundamentele structuur van de maatschappij 'was geen sprake.

Vàn grote betekenis is dit Tweed~ Christelijk Sociaal Congres niet geweest.

En nu is dan in ~9!52 de Christelijk Sociale Conferentie gehouden. Dus niet het Derde Christelijk Sociaal Congres.

Het verschil is, dat een Congres een getuigenis naar buiten wil zijn, terwijl e,en Conferentie uitsluitend gericht is op de bezinning in eigen kring. Sinds 1891 en 1919 is er heel wat gebeurd. Over alle mogelijke vraagstukken bleken er tussen de christenen ván Nederland grote verschillen te bestaan. In de Hervormde Kerk brak een nieuwe koers zich baan, die ook voor de houding van de christen tegen- over de sociale vraagstukken zijn invloed deed gelden. De theologie van Karl Barth . riep felle tegenstellingen in het leven. En niet het minst was het de doorbraak, die leden van één en dezelfde kerk vierkant tegenover elkander deed staan. Soms scheen het, dat de tegenstellingen in politiek en sociaal opzicht een loochening van de geloofseenheid waren.

De pogingen om een Christelijk Sociaal Congres te houden mislukten. Het is niet nodig, op de lijdensgeschiedenis van de voorbereiding van de Christelijk Sociale Conferentie in te gaan. Genoeg zij het, er aan te herinneren, dat zelfs een Con- ferentie op sommige ogenblikken onmogelijk scheen. De initiatiefnemers hielden echter vol en zagen hun volharding bekroond.

Prof. W. F. de Gaay Fortrnan heeft de Conferentie op voortreffelijke wijze geleid en op even voortreffelijke wijze geopend .

. Een Conferentie, zo zei hij; is eerlijker dan een Congres. Wij zijn immers te

weinig toegekomen aan de christelijke bezinning op de. sociale vragen van onze tijd. Het gaat er om, eerlijk te streven naar vormen van samenwerking van allen,

720

(9)

te·

m k, s-

~s

II

1

1

1 .

die tot het Reformatorische Christendom behoren. Wanneer samenwerking niet mogelijk blijkt, dan is gesprek en contact toch nog altijd noodzakelijk. De geschei- denheid is een vloek.

Enkele uitspraken van prof. De Gaay For:tman zijn voor de Conferentie karakte- ristiek geworden: Er gaat door de wereld een hunkering naar een rechtva:udige maatschappij-orde. Zo hunkeren ook wij naar een gemeenschap, waarin de enkele mens zich geborgèn weet en de naaste kan dienen. In dit alles zoeken wij het Koninkrijk Gods en zijn g~rechtigheid. Wij hebben de mens hartstochtelijk lief, omdat God hem hartstochtelijk lief heeft! Wee de Kerk, indien zij het sociale vraagstuk zou willen ontlopen. Naar het woord van een christen-ondernemer vallen in de twintigste eeuw de beslissingen niet in de kerk, maar in de fabrieken I

De Conferentie werkte in drie secties. Sectie één was gewijd aan de betekenis van de Bijbel voor het sociale leven, sectie twee aan mens, massa en gemeenschap, sectie drie aan de organisatie van de maatschappij. In de dagbladen zijn uitvoerige verslagen verschenen, zodat wij kunnen volstaan met enkele indrukken.

Het belang van deze Conferentie ligt naar onze overtuiging in het gebeuren, dat christenen van zeer verschillende en vaak tegenovergestelde overtuigingen in politiek, sociaal, kerkelijk en theologisch opzicht elkaar ontmoet en gesproken heb- ben in het besef van verbondenheid en gemeenschappelijke verantwoordelijkheid.

De verschillen zijn waarlijk niet verdonkeremaand. De discussies waren soms zeer fel. Zij droegen echter geen persoonlijk karakter en niemand heeft het gewaagd, achter het geloof van een ander eelJ. vraagteken te plaatsen. Indien de discussies in de pers en de openbare vergaderingen van nu voortaan op het peil worden ge- voerd, waarop dit op deze Conferentie geschiedde, zou er al heel wat gewonnen zijn.

Van betekenis is, dat men in de secties telkens tot de overtuiging kwam, dat samenwerking ten opzichte van verschillende concrete. kwesties noodzakelijk is. Wij noemen enkele van die kwesties: een gesprek tussen de kerken, christelijke en andere maatschappelijke organisaties ter bezinning op vraagstukken van sociaal- economische en sociaal-paedagogische aard; de vorming van een christelijk sociaal- paedagogische werkgemeenschap; de opbouw van eeI71 nieuwe levensstijl op het platteland; wettelijk verbod van alle fabrieksarbeid voor meisjes en in de toekomst ook voor jongens beneden zestien jaar, met gelijktijdig een wettelijke regeling voor voortgezet onderwijs aan deze jongens en meisjes.

Met inspanning van alle krachten en tegelijkertijd met een volstrekte eerlijkheid heeft men getracht in conclusies vast te leggen wat de gemeenschappelijke over- tuigingen waren ten opzichte van de sociale vraagstukken. Vanwege de grote ver- schillen moest men zich in het weergeven van . deze gemeenschappelijke overtui- gingen beperken tot een minimum, dat tevens een maximum was. Het bleek echter, dat er veel meer overeenstemming was dan men verwacht had.

Uit de aard der zaak werd er veel tijd besteed aan de verschillen.

Zo werden in de eerste sectie uren besteed aan het vraagstuk van de christelijke politieke en sociale organisaties en de doorbraak, in sectie drie aan de omvang van de overheidstaak ten opzichte' van het bedrijfsleven. Op deze punten bleken de verschillen zeer groot. 'Vij achten het echter van betekenis; dat men in een sfeer van vertrouwen over deze verschillen heeft kurmen en willen spreken. Bij dat

721

(10)

gesprek bleek telkens opnieuw, dat men elkaars-taal niet altijd verstond, omdat men in de loop der jaren van elkaar vervreemd was. Evenzo bleek, dat er vele misverstanden bestaan, die een juiste beoordeling van de verschillen in de weg staan.

De cpnclusies, die niet wereldschokkend zijn, dragen niet het karakter van een getuigenis of een belijdenis. Zij willen enkel' het resultaat van de Conferentie samenvatten als een uitgangspunt voor verdere bezinning.

Belangrijk is de uitspraak, die sectie één aan haar conclusie toevoegde: "Terwijl ten aanzien van bovenstaande conclusies een belangrijke mate van overeenstem- ming bleek te bestaan, was er een diepgaand verschil ten aanzien van de volgende wezenlijke en voor het christelijk sociaal handelen in menig opzicht beslissende vraagstukken: a. de plaats en de roeping der Kerk; b. de taak der overheid; c. de noodzaak van christelijk politieke en sociale organisaties; d. de visie op het tegen- woordige socialisme; e. de beteekenis van de souvereiniteit in eigen kring; f. _ de beteekenis van de' scheppingsordeningen. Zonder dat de waarheid van het eigen standpunt principieel in twijfel werd getrokken, was men toch algemeen overtuigd van de roeping, in verbondenheid met en verantwoordelijkheid voor elkaar; deze verschillen ernstig te onderzoeken en tot voorwerp van gemeenschapp.elijke be- zinning te maken".

Voor de toekomst achten wij deze 'uitspraak, indien men er ernst mee maakt, van ver strekkende betekenis. Daarom zetten wij een dikke streep onder de woorden:

in verbondenheid met en verantwoordelijkheid voor elkaar! Men wil elkaar niet loslaten, omdat men ondanks alle verschillen elkaar herkend en erkend heeft als mensen, die in Jezus Christus geloven en zich door het bijbels getuigenis willen laten leiden.

Overigens is op deze Conferentie aan allen zeer duidelijk geworden, dat eenheid in geloof geenszins tot eenheid in politiek en sociaal handelen leidt. Ten aanzien van voor het christelijk sociaal handelen beslissende vraagstukken bestond immers diep- gaand verschil. Het constateren zowel van de geloofseenheid als van deze verschil- len zal er toe bij kunnen dragen, dat bij de christenen van Nederland meer begrip voor de zin van de doorbraak komt. Trouwens, heel deze Conferentie zou zonder de doorbraak een geheel ander karakter hebben gekregen. Wij zeggen niet, dat zij door de doorbraak bepaald werd, maar wel, dat de doorbraak mede de achtergrond van deze Conferentie vormde.

Met algemene stemmen werd uitgesproken, dat het aangevangen gesprek moet worden voortgezet en de vraag beantwoord moet worden, hoe een realisering van de in de conclusies aanbevolen maatregelen kan worden bevorderd.

Prof. De Gaay Fortrnan zei in zijn slotwoord, dat wij, als wij naar God luisteren, ook naar elkander luisteren.

Voor mij zelf heb ik de volgende conclusies opgesteld.

1. In een bepaald opzicht bleef de Christelijk Sociale Conferentie evenals het Tweede Christelijk Sociaal Congres achter bij het Eerste Christelijk Sociaal Congres.

Wat in de rede van Kuyper in 1891 zo beslissend was, nl. de principiële critiek op de fundamentele structuur van onze maatschappij, ontbrak in bijna alle referaten van 1952. Alleen in dat van mr dr A. A. van Rhijn werd het geluid van 1891

722

(11)

:lat gehoord. Men benaderde het sociale vraagstuk te. uitsluitend van uit de enkele mens, ele vergetend, dat de zonde niet alleen verwoestend inwerkt op het leven van de an. enkele mens, maar ook op dat van de maatschappij als zodanig. De zonde legt lell zich vast in bepaalde maatschappelijke structuren en schept zich zo een operatie-

.tie basis. Zo kan men socialistisch zijn om der zonde wil. Een analysering van het maat-

schappelijk leven werd al t'e zeer gemist. Daarom kwam men niet klaar met de vijl verhouding van ethiek en sociologie. Het besef, dat niet alleen de mens, maar ook m- de maatschappij radicaal moet worden omgezet, bleek bij de christenen van 1952 lde niet bijzonder sterk te zijn. Het komt mij voor, dat de Protestants-Christelijke Werk- lde gemeenschap hier een belangrijke taak heeft.

de 2. Nog altijd speelt de antithesebelijdenis een grote rol, zozeer, dat de gedachte,

~n- dat het verlossingswerk van God in de geschiedenis der mensheid niet afhankelijk is de van het geloof dergenen, die Jezus Christus belijden, maar zich ook voltrekt door

~en hen, die dat niet doen, bleek voor velen een geheel nieuwe en aanvechtbare ge- :gd dachte te zijn. Toch heeft Hermann Kutter in zijn boek "Zij moeten" deze gedachte

~ze al voor jaren uitgesproken en toegelicht. Ik denk ook aan de jonge Blumhardt. Het e- komt mij voor, dat ook op dit punt de Protestants-Christelijke Werkgemeenschap een belangrijke taak te vervullen heeft. Een bezinning op dit vraagstuk zal ook ran verheldering brengen ten opzichte van de samenwerking van christenen en hum a- en: nisten.

tiet 3. In de discussies zijn een hele serie practische en principiële bezwaren tegen als het socialisme en de doorbraak ingebracht. Soms waren het bezwaren, die kant noch len wal raken, maar die dan toch maar bij velen blijken te leven. Soms waren het bezwaren, wier ernst wij niet kunnen ontkennen. Wij zullen er goed aan doen, eid ons van al deze bezwaren niet op een vlotte en goedkope wijze af te maken. Voor 'an de politieke verhoudingen in Nederland is het noodzakelijk, dat wij hen tot een

~p_ voorwerp van ernstige studie maken.

ul- Hoe de nawerking van deze Christelijk Sociale Conferentie zal zijn, weten wij rip niet. . Het feit echter dat en de wijze waarop zij gehouden werd, geven ons hoop :ler voor de toekomst. Het blijkt, dat er onder de christenen in ons vaderland iets is zij losgemaakt en op gang gekomen. Dat vervult ons met een zekere verwachting. Of ,nd wij in deze verwachting al dan niet teleurgesteld zullen worden, hangt af van de invloed van de Christelijk Sociale Conferentie op de protestantse christenen in oet Nederland, maar ook van de ernst, waarmee de protestantse christenen, die voor ran het socialisme en de P.v.d.A. kozen, de door deze Conferentie gestelde vragen zullen

beantwoorden.

en,

P.S. Er komt een volledig verslag van de Conferentie, waarin zowel de referaten als de discussies worden opgenomen. Daartoe behoren de belangrijke referaten van onze partijgenoten prof. dr J. P. Kruijt: "Mens, massa, gemeenschap"; dr S.

het Rozemond: "Sociale zekerheid en persoonlijke verantwoordelijkheid"; mr dr A. A.

'es. van Rhijn: "Overleden Bedrijfsleven". In het bijzonder vraag ik de aandacht voor op het referaat van dr H. 'Berkhof: "Grondmotieven van christelijk-sociaal handelen".

ten :91

723

(12)

A. A. V A NAM E RIN GEN

HET N. V. v.- WELVAARTSPLAN

A

Is we ons niet vergissen, is het Byron geweest, die-gezegd heeft, dat één druppel inkt millioenen aan het denken kan brengen. Dezelfde man heeft ook zo'n verstandig ding over belastingbetalen in het midden gebracht, dat elk van zijn uitspraken met een glans van waarschijnlijkheid wordt omstraald, -ten minste in onze ogen. Het zou nu een eenvoudig rekensommetje moeten zijn om uit te maken hoevelen door de 508 pagina's van het Welvaartsplan van het N.V.V.

aan het denken zijn gebracht - binnen, maar vooral ook buiten de vakbeweging.

Wij zelf leven buiten deze kring en hebben een vrij belangrijk aantal maanden tegen de blauwe band aangekeken, vóór wij op initiatief van de redactie van dit tijdschrift aan het bladeren zijn geslagen. Dit is in de eerste plaats een gevolg van aangeboren traagheid, maar ook van de windstilte, die om dit boek heeft geheerst en welke pas verbroken ward door het lofwaardig initiatief van ""Burgerrecht".

De inkt, aan een boek besteed, brengt pas aan het denken, indien hij op zijn beurt weer stromen uitlokt, van woorden, maar vooral ook van inkt. Waarom heeft -het Welvaartsplan zo weinig algemene aandacht getrokken, waarom is er zo weinig over gesproken en geschreven, althans buiten de kring van de vakbeweging? Een eerste verklaring ligt hier direct voor de hand. Het boek is enkele maanden later

versch~nen dan "De weg naar vrijheid", na een periode dus waarin de publieke opinie zich intensief met de welvaartsplanning had beziggehouden. "De weg naar vrijheid" was reeds wat men noemt een pil, die velen tegen heug en meug moest worden opgedrongen. Het was niet anders te verwachten dan dat er een zekere marktverzadiging of planmoeheid zou optreden, waardoor een nog dikkere pil er veel minder gemakkelijk zou ingaan.

De tweede verklaring moet zijn, dat men van het Welvaartsplan van het N.V.V:

niet zo veel essentieel niell;ws verwachtte, na hetgeen in "De weg naar vrijheid"

aan de orde was gesteld. en dus ook niet de tijd en de moeite overhad voor de bestudering van dit nieuwe boekwerk. Als recensent kan men niet anders doen dan de lakse "men" gelijk geven. Men kan nog zo veel lof hebben over ~et Welvaarts- plan en erkennen, dat het goed geformuleerd en gecompenseerd is en prettig lees- bare lectuur vormt, men krijgt toch al grasduinend een bijsmaak alsof men aan het herkauwen is. Dit is allerminst de schuld van de samenstellers, zij moesten nu een- maal voortdurend in dezelfde onderwerpen vervallen, waarmee ook het plan" van de Partij van de Arbeid zich bezighoudt en daarbij 'zo niet steeds precies dezelfde dan toch wel een sterk overeenkomstige visie tot uiting brengen. Alle overleg tussen de COmmissies, belast met de samenstelling van beide plannen, heeft de lezer toch niet kunnen behoeden voor de noodzaak van herkauwen.

724

(13)

De verantwoordelijkheid hiervan ligt niet bij de samenstellers, maar bij de op- drachtgevers. Uiteraard is de organisatorische verhouding tussen partij en N.V.V.

anders dan in 1935, toen beide gezamenlijk hun krachten konden geven aan één en hetzelfde plan. Men moet echter volledig insider zijn om precies te kunnen be- grijpen waarom, ondanks de gewijzigde verhoudingen, ook nu niet beide bewegingen hun zo zeer verwante gedachten in één boekwerk van betamelijk fonnaat konden vastleggen. De wereld buiten partij en vakbeweging zal hier helemaal niets van begrijpen. Hier is een tekort aan planning aan de dag getreden, betwelk voor het socialisme nadelig is geworden en het is verergerd door een gebrek aan "timing", één waar bet ene boek een half jaar later dan bet andere van de pers kwam.

eeft Men kan er niet aan ontkomen het ene plan steeds in verband te brengen met dat het andere en voortdurend parallellen te trekken. Als men dit doet, is men eigenlijk .ten al onbewust onrechtvaardig tegenover bet Welvaartsplan en blijft men met een uit vooringenomenheid behept, waarvan men zich toch niet meer geheel kan losmaken.

T.V. Wij hebben reeds onze waardering betuigd voor de wijze waarop het Welvaartsplan ing. is samengesteld en geschreven, wij willen hieraan ook ons respect toevoegen voor den de grondigheid en deskundigheid waarvan vele gedeelten van het Welvaartsplan -dit blijk geven, zowel het algemene gedeelte als de beschouwingen over de bedrijfs- van takken. Toch geeft het plan een indruk van scbraalh~id, van gemis aan perspectief erst en gebrek aan een algemene maatschappelijke omlijning. Deze indruk mag misschien voor een deel toe te schrijven zijn aan de bedoelde vooringenomenheid, hij wordt

~urt tevens in de hand gewerkt door de pretentieuze titel, waaronder het werk wordt

-het opgediend. Dit boek is geen plan en het behandelt slecbts bepaalde aspecten van inig de welvaart.

Een Wat moeten wij onder een "plan" verstaan? Volgens cie grote Van Dale een ont- lter werp, aangevende de manier waarop iets moet worden ingericht en ten uitvoer eke gelegd of een ontworpen stelsel volgens hetwelk men iets wil doen. In het economi- laar sche en sociale spraakgebruik, waarin de term gangbaar is geworden, zou men er 'lest onzes inziens onder moeten begrijpen een samenhangend geheel van voorstellen of :ere beslissingen ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling van helt object van l er planning. Het Welvaartsplan blijft hiervan ver verwijderd, het scbijnt dit zelfs in

het geheel niet te hebben beoogd. Vaak wanneer het om nadere concretisering of

r. v :

quantificering van bepaalde algemene gedachten gaat, wordt deze taak met een

~id" elegant gebaar weggewuifd. Men gaat niet verder dan zijn standpunt te bepalen

de tegenover een aantal actuele vraagstukken samenhangend met verhoging van pro- dan ductie en productiviteit. Dat is op zich zelf nuttig, vooral waar het in de vonn van

!fts- goed gedocumenteerde betogen geschiedt. Maar de toepassing van het woord ees- "plan" voor dit geheel vormt een verdere verwatering van ons toch reeds waterrijke

het socialistische begrippenapparaat.

~en- Teneinde bet verwijt te voorkomen, dat ook wij te algemeen en te weinig con- van creet zijn, zullen wij ons bezwaar met een enkel voorbeeld toelichten.

lfde Een van de interessantste hoofdstukken van het werk is datgene over de finan- ,sen ciering van de uitbreiding der bestaansbronnen. Hierin wordt belangrijk materiaal :och ten toon gespreid, en op heldere en ook oorspronkelijke wijze gegroepeerd, over

investering, besparing en verdeling van het nationaal inkomen in het verleden. Dit

725

(14)

is inderdaad noodzakelijk als uitgangspunt voor een plan. Het eigenlijke plan- gedeelte van dit hoofdstuk bestaat dan uit een zestal conclusies, welke wij hieronder weergeven:

"De wijze waarop de investeringen tot dusverre gefinancierd zijn, heeft ernstige economische en sociaal-politieke bezwar6Il.. Richtlijnen voor de verdeling van het nationaal inkomen worden in dit Welvaartsplan niet gegeven; daar is ook in onder- staande conclusies niet naar gestreefd. Teneinde de financiering aan de eisen van doelmatigheid uit' algemeen economisch oogpunt te doen beantwoorden, is echter voor de naaste toekomst vereist:

a. dat een gedetailleerde statistielc wordt samengesteld van de omvang en de besteding van de ondernemersbesparingen;

b. dat besteding van ondernemersbesparingen slechts zal mogen geschieden wan- neer zij in een centraal economisch plan past;

. c. dat zodra de begrotingspositie dit toelaat het gemeenschapsaandeel in de investeringen wordt vergroot;

d. dat aan de arbeiders gezamenlijk een aandeel in de investeringen wordt toe- gekend;

e. dat financiering met tijdelijk beschikbaar vermogen zoveel mogelijk wordt tegengegaan; daartoe is een vergunningenstelsel van emissies van obligaties en toezicht op het verstrekken van ondershandse leningen vereist; vermogensverstrek- king door de institutionele beleggers dient als regel via een investeringsbank te geschieden, welke investeringsbank permanent vermogen aan ondernemingen be- schikbaar moet stellen; de Staat zou de verplichtingen van deze bank tegenover de

institutionele beleggers moeten garanderen". .

Men moet zich al direct afvragen waarom het N.V.V. ons zijn inzichten ten aan- zien van de wenselijke toekomstige inkomensverdeling onthoudt. In de Inleiding wordt reeds te kennen gegeven, dat het bestaanspeil van de grote massa niet alleen afhankelijk is van omvang en samenstelling van de productie doch mede bepaald wordt door de verdeling van het nationale inkomen. Daaraan wordt echter toege- voegd, dat het laatste vraagstuk slechts aan de orde zal komen zover he'!: omvang en samenstelling van de productie beïnvloedt en bestaanszekerheid stimuleert of tegenwerkt. Waarom deze beperking? Wij weten het niet en het wordt ons ook niet duidelijk gemaakt. Het ligt nogal voor de hand, indien men vaststelt, dat het bestaanspeil van twee krachten afhankelijk is, beide dan ook zowel op zich zelf als in hun onderling verband te onderzoeken en te projecteren.

Gezien de aandacht, die men te recht aan de financiering heeft..geschonken en de onmiskenbare samenhang tussen financiering en inkomensverdeling, had men het vraagstuk van de inkomensverdeling zeker niet uit de weg mogen gaan. Typisch is voorts het gebruik van het woord "echter" in de tweede zin van het bovenstaand citaat. De tegenstelling, welke dit voegwoord tot uitdrukking moet brengen, ligt niet voor de hand. Tenzij men aanneemt, dat men de bestaande verdeling econo- misch niet doelmatig acht, doch niettemin onaangetast wil laten, waarna men slechts kan proberen het beste er van te maken en althans d!'l financiering zo doelmatig mogelijk wil inrichten. Is men werkelijk zo conservatief?

Nu het programma zelf. Punt a.) de statistiek is niet revolutionnair, zelfs niet 726

(15)

·n- Ier

ge let

~r-

:ie n-

::Ie e-

dt

!TI

k- te e- Ie

1}-

19 'n [d

~t

Is

Ie

~t

11 d

~t

)-

: s

g

,

• nieuw, maar het vermelden toch wel waard. Punt b. is zeker interessant, doch ge- zien de moeilijkheid van het dirigeren van de ondernemersbesparingen had men de voorgestelde wijze van uitvoering wel eens mogen verduidelijken. Later, in het hoofdstuk over financiering en belastingpolitiek, komen wel bepaalde denkbeelden voor om de belastingpolitiek dienstbaar te maken aan het dirigeren der on der- nemersbesparingen, maar ook hier betreft het niet meer dan summiere suggesties, terwijl aan de technische uitvoerba!lrheid geen aandacht wordt besteed. Punt c., het vergroten van het gemeenschapsaandeel in de investeringen, wordt door ons gaarne onde~schreven. Met het stellen van dit punt als desideratum, zonder verdere toelichting, draagt men niet tot de planmatigheid bij. Over punt d., het arbeids- aandeel in de investeringen, wordt niet uitgewijd. Het was zeker de moeite waard geweest te weten hoe het N.V.V. zich de uitwerking van een dergelijke gedachte voorstelt. Er moeten allicht figuren in de N.V.V.-kring zijn, die daarover hun ge- dachten te hooi en te gras wel eens hebben laten gaan. Punt e. bevat een hele verlanglijst ten aanzien van het systeem van de investeringen. Men schijnt niet te weten, dat er reeds een vergunningsstelsel voor emissies bestaat. In het begin van het betreffende hoofdstuk is "slechts" de vraag gesteld, of het juist is, dat in de periode na 1945 risico-dragend vermogen in Nederland heeft ontbroken. Een on:

omwonden antwoord hierop is in het betreffende hoofdstuk niet te vinden. In de conclusies had men in elk geval "sléchts" een antwoord gewenst op de vraag hoe dat nu in de toekomst moet. Is te verwachten dat de institutionele beleggers op deze wijze via de Investeringsbank en met staatsgarantie voldoende in de behoefte aan risicodragend vermogen zullen voorzien? Men bedenke, dat de levensverzeke- ringmaatschappijen thans reeds tweederde van hun middelen gebruiken voor Over- heidsfinanciering. Voorts wordt in he,t hoofdstuk over de Bouwnijverheid bepleit, dat deze maatschappijen 40 pct van hun middelen zullen moeten besteden voor de financiering van de woningbouw. Volgens de rekening van Bartjes blijft er dan niet veel speling over voor de financiering van het bedrijfsleven.

Ten slotte is er punt f., de deelneming van de Overheid in sleutelbedrijven. Ook hier betreft het een algemene wenselijkheid en geen concreet uitgewerkt program- punt.

Wij hebben niet alleen bezwaar tegen het gebruik van het woord "plan", doch

,ook tegen dit gebruik van het woord "welvaart". De Engelsen onderscheiden

"wealth" en "welfare". Met het eerste bedoelt men de materiële rijkdom, het hveede begrip heeft vooral een normatieve en sociaal-politieke inslag en zou men kunnen omschrijven als de maatschappelijke toestand waarin de grootst mogelijke psychische bevrediging wordt verschaft. De term "welfare state", welke in de Angelsaksische economische politiek zo'n grote rol speelt, wijst in laatstbedoelde richting. Spreekt men over zo groot mogelijke productiviteit van de maatschappij, dan heeft men het over "wealth". Zodra men daarin echter ook de verdeling van inkomen betrekt, gaat men reeds in de richting van "welfara". Met het eerste staat men op een alge- meen economisch plan, door het tweede aan het eerste te koppelen kan men in socialistische richting gaan. Betrekt men deze welvaart dan ook nog en vooral op de mens en niet alleen op de arbeider, dan komt er eoo moderne vorm van socialisme te voorschijn, hetwelk de rode draad vormt van "De Weg naar Vrijheid".

727

(16)

Het Welvaartsplan daarentegen gaat uit van de beperkte 'en materialistische om- I schrijving van welvaart in de zin van "wealth".

In de Inleiding wordt gezegd, dat de kernbetekenis van het Welvaartsplan ge:

legen is in het beoordelen van de tot dusver gevolgde sociale en economische politiek en het openen van perspectief voor het Nederlandse volk, vanuit de eigen maatschappijbeschouwillg, zoals deze in de beginselverklaring van het N.V.V. is geformuleerd. De wijze waarop dit wordt uitgewerkt, doet echter onrecht aan deze beginselverklaring: "het Verbond zal bevordere~, dat alle beletselen en vooroordelen, die de werknemers verhinderen aan het geestelijke en culturele leven onzer volksge- meenschap deel te nemen en tot een volledige persoonlijkheidsontplooiing'te komen, uit de weg geruimd worden". (Art 2 sta.tuten N.V.V.). Het is nu juist deze per- soonlijkheidsontplooiing, welke in het Welvaartsplan nagenoeg verwaarloosd wordt.

Misschien heeft men gedacht, dat hierover in "De Weg naar Vrijheid'~ 'genoeg is te berde gebracht. Dan had men echter het woord "Welvaartsplan" niet moeten ge- bruiken. Maar zelfs afgezien hiervan had men toch wel mogen verwachten, 'dat bepaalde psychische facetten van de welvaart van de arbeider, die ten nauwste samenhangen met het productieproces, meer aandacht hadden gekregen. Te denken

~alt speciaal aan de arbeidsvreugde: Na alles wat hierover in de laatste jaren is gepubliceèrd - wij noemen slechts de namen van Ydo, Kuylaars, Van Biemen ,en Zweig - was het de moeite waard geweest, indien de belangrijkste vakcentrale van ons land ons duidelijk had gemaakt of dit onderwerp nu al of ni~t van belang is voor de "welvaart" van de arbeider. Indien dit zo zou zijn, zou bovendien de in- vloed van een eventueel gebrek aan arbeidsvreugde zeer zeker terugslaan op de

"wealth" of de productiviteit, waarop het N.V.V. zich concentreert. Ook bij de meest beperkte taakstelling had men dus dit vraagstuk niet uit de weg mogen gaan.

In plaats daarvan beperkt men de arbeidsfilosofie tot de enkele malen herhaalde opmerking, dat de verhoging van de productiviteit niet in de eerste plaats moet worden verwacht van vergroting van de inspanning der individuele arbeiders, doch van verbetering van de organisatorische en maatschappelijke omlijsting. Natuurlijk zijn wij allen tegenstander van een jaagsysteem, maar het is de vraag of wij zo benauwd moeten zijn voor vergroting van de individuele inspanning. Een positief antwoord hierop kan slechts gegeven worden, indien men de persoonlijke verhouding tussen de arbeider en zijn werk integraal onder ogen ziet. Ook als men de plan- gedachte prijs geeft, blijft het bezwaar van dit werk een geinis aan maatschappe- lijke achtergrond en het ontbreken van een sociale filosofie. Het is bijna komisch, hoezeer me~ de eigen beginselverklaring uit het oog heeft verloren. In dezelfde Inleiding, waarin men verwijst naar de maatschappijbeschouwing van het N.V.V., wordt ook gezegd, dat men ten aanzien van de vraag: "economische Vl'ijheid of ordening?" geen dogmatisch standpunt umeemt, maar dat het er om gaat waar en wanneer economische vrijheid en ordening de meest doelmatige politielv is. Jn artikel 2 van de statuten lezen wij daarentegen: "het verbond acht hiertoe een planmatige ordening van het gehele bedrijfsleven onmisbaar". Met een zekere ,mate van opportunisme gaan wij gaarne accoord, maar het doet vreemd aan, indien men een dergelijke opportunistische uitspraak baseert op een zeer dogmatisch geformu- leerd artikel van de statuten.

'728

,

(17)

Q-

e-

Ie

is

~e

n, e- n, r- It.

re

e- lt te

in

is

in In [s

)-

te

t e

'1.

.e lt

h k

,0

:f g

1-

:-

I,

e ., If

n n n e n

.-

Het N.V.V. heeft zich zelf niets te verwijten wat zijn welvaartspolitiek in het verleden betreft. Wij geloven integendeel, dat de vakbeweging in haar geheel en meer specia!ll het;. N.V.V. in deze eeuw de grootst mogelijke bijdrage heeft geleverd tot de vergroting van de welvaart in de ruime zin van het woord, en tot herstel van deze welvaart. na de oorlog. Het had misschien zelfs aanbeveling ver- diend 10 of 15 bladzijden van dit boek te wijden aan deze bijdrage, men kan hierop niet tl"Ots genoeg zijn en het is belangrijk dit tot allerlei kringen steeds weer te laten doordringen. Als men de lijn van het verleden wil doortrekken, mag men zich echter niet beperken tot een taakstelling van zo beperkte strekking als in dit boek is geschied. Voor de werfkracht van de vakbeweging en de toekomst van het socialisme zal men wijder doeleinden moeten stellen, die iets van het idealistisch élan opwekken, waarover prof. Fred. Polak zo treffend in een van de vorige num- mers van dit tijdschrift heeft geschreven.

Wij hebben ons in deze recensie eigenlijk beperkt tot de titel van het boek "Wel- vaartsplan". De titel die wij voor een nveede oplaag zouden willen aanbevelen luidt: "Enige beschouwingen over de materiële positie en de werkgelegenheid van het Nederlandse volk in de naaste toekomst". Wij wensen het N.V.V. deze tweede oplaag toe, omdat er ook in dit boek zo veel belangrijks staat, dat zou verdienen tct grote lezersrnassa's door te dringen. Wij hebben ons in deze bespreking moeten beperken tot enkele algemene aspecten en ons daarom aan een zekere onrechtvaar- digheid schuldig gemaakt, waarop wij in het begin reeds zinspeelden. Wij willen proberen dit goed te maken met het uitspreken van de wens, dat het N.V.V. binnen niet te lange tijd met een welvaartsplan zal kunnen komen, waarvan titel en inhond elkaar dekken.

729

(18)

B. GRIJSHOUT

POLITIEK IN EEN GECOMPLICEERD·

, -

WERELDDEEL

, .

-

.

.

Z.·· Jnleidende Beschouwingen

I

n Europa is men geneigd om de Indianen te. zien als een bijna verdwenen

. . gr.öep;-die in hoofdzaak nog slechts ethpologische, historische en touristische

.. betekenis heeft Dit is echter onjuist, vooral wan.neer we. aan Latijns-Amerika gaan denken. Men kan de sociale en politieke toestand in dat werelddeel niet be- naderen zonder te beseffen. dat d~ Indianen, of groepen wier: blo·ed ten dele Indi- aans iS,

m

verscheidene lande!) de meerderheid der bevolking uitmaken. Een kaart in het uÏJstekende werk van James toónt, dat in het Andes- en Amazone-gebied de bevolking overwëgend ;Indiaans, en dat langs de Pacific-kust (Peru en Chili),' de Caiaïbische -kust, en de mid-Atlantlsche kus~ ee!)-gemengd Europees-Indiaans ras woont; .terwijl in Colombia (bij . Panama),. en langs de Oostkust van Brazilië een sterke negerinslag merkhaar is. Slechts In Zuid-Brazilië, -Uruguay e~ Argentinië is

de bevolking overheersend Europe·es. .. _

De meesl.1 gangbare theorie omtrent de komst der Indianen is. dat zij uit Siberië, via de Beringstraat, het huidige Amerika zijn binnengedrongen. Het is echter nauwelijks te begrijpen hoe de uiterste primitieve groepen, die nu in Zuid-Argen- tinië en Chili leve'n, de enorme afstand van de Beringstraat tot Patagonië hebben kunnen afleggen. Sommige van deze Indianenvolken kwamen, lang voor de inval der Europeanen, tot een zekere beschaving, en zij organiseerden staten. Dit deden . bijvoorbeeld de Mayas in Midden-Amerika,· de Azteken in Mexico? de Chibchas in de hooglanden van Colombia, en de Inca's in de hooglanden van Peru, Equador, Bolivia en noordelijk Chili.

Deze rijken bestonden in verschillende perioden der geschiedenis. De Maya-rijken omvatten in de eerste eeuwen van onze jaartelling verschillende gebieden in Mexico en Guatemala. Zij werden later naar het noorden gedreven, waar ze omstreeks 1000 st~d-staten vormden.

Het Inca-rijk was op zijn hoogtepunt in de l5de eeuw, met het centrum in Cuzco (Peru). De Azteken bouwden hun rijk op de ruïnes van een vroegere Inrlianen- beschaving, die der Tolteken, in wier gebied zij in de l4de eeuw binnenvielen.

Toen de Spanjaarden en Portugezen, na Columbus' landingen op de Car;ïbische eilanden, in de l6de eeuw met kleine groepen gewapenden de enorme Zuidameri- kaanse gebieden introkken, vonden zij zowel streken die practisch onbevolkt waren, of die slechts bewoond werden door rondtrekkende primitieve stammen, als ge- bieden waarin een georganiseerd bestuur bestond. Deze staten waren allerminst .730

(19)

n

Ie :a

i- :t e :e

IS n is

.

"

~ l- n

\1

n n

11

o

)

)

t

democratisc.h; meestal zou men van een theocratische çlictatuur kunnen spreken.

De burgers waren niet gewend zelfstandig op te treden; zij gehoorzaamden slechts 'de centrale leiding, en in sommige Indiaanse talen worden "dienst aan de Staaf' en "geluk" aangeduid met hetzelfde woord. Alleen zo is h~t te verklaren, dat Pizarro met een zeer kleine groep strijders het grote Inca-rijk ten onder kon brengen. Toen hij het cëntrale punt in zijn macht had, legde het gehele volk zich bij de nieuwe toestand neer. Deze observatie is belangrijk, omdat nog heden kleine groepen, die het centrale punt van een staat in handen weten te krijgen, gehele landen kunnen beheersen (zie de revolutie in Bolivia en Cuba -in het begin van dit jaar).

Het was deze oude veroveraars - conquistadores - er niet om te doen om door het organiseren van regelmatige mijnbouw- of landbo'uwbedrijyen een gestadige stroom van inkomsten op te bouwen. Integende'el, zij waren naar het nieuwe werelddeel getrokken op het gerucht van het daar aanwezig zijn van fantastische schatten. De wens om deze schatten te ,bemachtigen en om daardoor snel rijk fe worden, beheerste hen. Nog' heden is de mentaliteit van vele Spaans-Amerikane'n minder geriêht op het organiseren van regelmatige' bronnen van ~omsten dan öp het vinden van wegen om snel een grote rijkdom'-te:verwérven:

Èr wordt gezegd, dat de Spanjaarden .gedIeven '-\veraen door drie motievenl

"Gulzigheid, goud en godsdienst". Gulzig waren Zeker een aantal der conquista- dores, die vaak voortkwamen uit de groepen 'der verarmde, doèh trotse "cabal1eros'~, de bereden helpërs der feodale Spaanse gr.andes in hun strijd tegen de laatste r-esten der Moorse overheersing.

, Toen, na de val-van Gt:anáda, in 149'2, het Moerse rijk ineenstortte, zochten de '"werkloze" caballeros w~r tot aanzien-en .rijkdoin te komen door deel te ,~ aan het opsporen der vermoede- Indiaanse schatteh. Goud was het wat het verarmdè Andalusië meer' dan iets anders', nodig had.' En wat de godsdienst aangaat: het Christendom had. men.'met het Zwaàrd :ondér de: Moren' trachten te verbreiden, hier en daar ,met succes,' en . waaroin zou Dien _ook-~de 'Indianen niet met geweld

kerstenèri? , ' ..' , ' ~ - '

Deze veroveràars, en zij, die 'later kwamen, prébeerden in Spaans-Amerika de Spaans-feodale staat weder op te bouwen; èen staat waarin het land behoort aan weinigen, die absoluüt heersen' over de "peones", en waarin bovendien de kerk een directe steun is voor het' stàatsbestel. De-gevolgen van dit streven beheersen nog dikwijls net Latijfis-Amerîkaanse h~stel. .

Bij, de Portugezen waren 'deze ,trekken minder sclierp~ en zij richtten zich eerder op. r.egelmatige, landbouw. _Al spoedig bleek, dat de meeste Indianèn, indien al aanwezIg, weinig geschikt Waren voor regelmatige loonarbeid. Zowel Portugezen als Sp.anjaarden, alsook de Engelsen en Nederlanders (Guiana en Suriname) voerden dáaroIil. Negers' als slàven, in, en 'de, nakomelingen van deze Afrikanen vormen nu een. belangrijk element van de bevolking in sommige, gebieden. Men schat dat er nu 23' millioen Negers iI'l. 'Latijns-Amerika zijn, waarvan meer dan de helft in Brazilië.

Het ZUidelijke gebied, dat nu in 'hoofdzaak tot Argentinië behoort, was in de koloniaJé tijd voor de Spanjaarden weinig aantrekkelijk. Men 'verwachtte er geen gOlld en zilver, of kóstbä:te ho~tsoorten. Er was ook geen grote Indiaanse bevolking, die' men voor zich 'iou' kûnnen laten wëtke~, en Argentinië gold toen dan ook

731

(20)

slechts als een arm bij gebied van Peru. De ontwikkeling van Argentinië (en Uruguay) kwam pas in de tweede helft der 19de eeüw, en slechts een beperkt deel der immigranten was Spaans. De Argentijnen zijn, in tegenstelling tot de meeste andere Latijns-Amerikanen, overwegend van niet-Spaans-Europese afkomst, hetgeen het probleem van hun poÏitieke opvattingen slechts interessanter maakt.

Fundamenteel voor het begrijpen van de Latijns-Amerikaanse toestanden, is dat men er zich van bewust is, dat de bevolking (160 millioen in totaal) bestaat uit zoveel verschillende gro~pen: Europeanen (met sterke superioriteisgevoelens), Indianen (vaak dociel), ~egers (goede werkers, doch met weinig initiatief), en een grote meerderheid van mensen met gemengd bloed, in alle mogelijke schakeringen en gradaties. Onder hen geldt: hoe meer "wit" bloed, hoe beter en voornamer.

Voor de wereldoorlogen wist men zeer precies of iemand een kwart, of een achtste of een zestiende, of zelfs een twee en dertigste deel wit bloed had, en de sociale positie was daarvan grotendeels afhankelijk.

Latijns-Amerika omvat 19 % van de totale oppervlakte der zes continenten, doch er woont slechts '{ % van de wereldbevolking. Als geheel "is dit werelddeel dus dun bevolkt. Dat er t~ch ernstige bevolkingsproblemen bestaan, is het gevolg van twee factoren. Ten eerste woont de bevolking zeer onregelmatig verspreid. Langs de kust van Peru en Chili wisselen langwerpige, barre zandwoestijnen, waar niemand woont, af met zeer dicht bevolkte kleine rivierdalen, waar het leven afhankelijk is van het voorradig zijn van irrigatiewater. Het regent langs deze kust nl. practisch nooit. In de Andes leven de Indianen samengepakt in nauw~, diepe geïsoleerde dalen, van elkaar gescheiden door enorme kale rotsgebergten, die soms met sneeuw bedekt zijn. In het eno~e Amazon~-gebied. vindt men slechts enkele kleine per- manente nederzettingen en zeer weinig steden, terwijl de rest van dit tropische gebied spaarzaam bevolkt is met, ten dele nog rondtrekkende, Indian~nstammen.

Het Caraïbische gebied en de kuststrook van Brazilië zijn pleksgewijze dicht- bevolkt, en er is een grote bevolkingsconcentratie rond Buenos Aires. De rest van het gebied, bezuiden de Amazone-vlakte (deel van Brazilië, Paraguay, delen van Uruguay en Argentinië) is dun bevolkt, voornamelijk. met landbouwers en vee- houders.

De problemen die uit deze onregelmatigheid voortkomen zijn tweeledig: men stuit zowel op overbevolking in sommige gebieden,· als op onderbevolking in andere.

Beide vormen een rem voor een regelmatige economische óntwikkeling. Speciaal het verschijnsel dat de politiek gemteresseerde bevolking in verschillende staten samengepakt is in twee of drie centra, gescheiden door grote dunbevolkte gebieden, is een rem voor een normale politieke ontwikkeling, en voor het groeien van een nationale. eenheid.

De tw~ede factor die we in aanmerking moeten nemen t.a.v. de bevolking, is de snelle toeneming in aantal. Tussen 1920 en 1940 steeg het aantal inwoners met 1.73 % per jaar, tweemaal zo snel als het wereldgemiddelde. Dit schept problemen van het vinden ,van land voo~ het agràrische deel der naties, het scheppen van werk voor het stedelijke deel (speciaal de steden nemen sterk in omvang toe), doch het verschaft ook het voordeel van een 2ich sterk uitbreidende binnenlandse markt, waardoor de economie minder afhankelijk kan worden van het buitenland. Boven- 732

(21)

~n

iel te

~n

.at tit s),

~n

~n

~r.

:te tIe eh m ee lst

ld

is eh de

lW

~r-

he :n.

lt- an an :e- lit re.

lal en

!n, en de let en an ch kt, :n-

dien zijn de Latijns-Amerikanen zich er sterk van bewust, dat zij een steeds belang- rijker wordend deel der wereldbevolking vertegenwoordigen, waardoor hun politiek en economisch belang toeneemt.

De grote revolutionnaire periode rond 1800, die begon met de onafhankelijk- heidsoorlog in Noord-Amerika, en die haar hoogtepunt vond in de Franse Revolutie, zag een derde golf van emancipatie-woelingen irl Latijns-Amerika, waar tussen 1815 en 1925 de meeste Spaanse en Portugese koloniën zich onafhankelijk ver- klaarden. Dit ging vaak met langdurige, bloedige oorlogen gepaard; militaire leiders zoals Simon Bolivar, en San Martirl spreken nog sterk tot de verbeelding der bevolkirlg. Deg te merkwaardiger is het, dat men, d.w.z. de leidende, cultureel ontwikkelde groep, nog steeds sterke birldirlgen met Spanje voelt. Sinds deze onafhankelijkheidsoorlogen is Latijns-Amerika eigenlijk buiten de wereldpolitiek (voor zover die door oorlogen gekarakteriseerd wordt) gebleven, op één belangrijke . en enige onbelangrijke. uitzonderingen na. De belangrijke uitzondering wordt ge-

vormd door de gewapende interventies van de Verenigde Staten van Noord- Amerika irl Mexico, Nicaragua, Panama, Cuba, de Domirlicaanse Republiek en Puerto Rico. Deze irlterventies hebben nog steeds een zekere aversie tegen "los norte-Americanos", en een zekere vrees, vaak gecamoufleerd achter hooghartigheid, voor samenwerkirlg met de U.S. tot gevolg.

De instandhouding van een kostbaar militair apparaat virldt verder haar recht- vaardigirlg hoofdzakelijk in drie gronden. Eerstelijk de Spaanse traditie, die het militaire bedrijf als schoon en aanzien verschaffend beschouwt. Tweedens het gebruik van het leger als doorslaggevende factor in binnenlandse politieke geschillen. Der- dens de oorlogen die de staten tegen elkaar gevoerd hebben. Als voorbeeld het volgende. Een belangrijk deel van zuidelijk Zuid-Amerika is gekoloniseerd van Asuncion uit, de hoofdstad van Paraguay, en dit land is ·in het begin van de 19de eeuw een tijdlang een zeer b.elangrijk centrum geweest. De eerste president, Carlos Antonio Lopez, bracht het van nature arme land door een efficiënt, doch dictato- riaal bestuur, tot welvaart, en hij organiseerde een leger, dat sterker was dan dat van Brazilië, Argentinië en Uruguay te zamen. Zijn zoon, die hem als dictator opvolgde, en die wel zijn zetel, maar niet zijn verstand erfde, meende dat zijn leger sterk genoeg was om de drie anderen te verslaan, en begon een oorlog om Paraguay een uitweg naar de Oceaan te verschaffen. Uiteraard had hij aanvankelijk succes, maar toen de anderen tijd gehad hadden om zich te organiseren, moest Lopez terugtrekken. Juist als die andere dictator 80 jaar later, vocht hij tot het laatste, daarbij de overwirlnaars noodzakende om bijna de gehele mannelijke be- volkirlg van Paraguay uit te moorden. Toen men irl de 30-er jaren zich weer sterk voelde, voerde Paraguay een uitputtende oorlog met Bolivia om een deel van de Chaco, de grote, met gras en struiken begroeide vlakte irl het centrum van Zuid- Amerika, waar men de aanwezigheid van olie vermoedde. Paraguay heeft zich van deze beide aderlatingen nooit hersteld.

Over de oorlogen en grensgeschillen tussen Peru en Chili, Bolivia en Chili, Peru en Equador, en verscheidene andere paren van staten, zwijgen we nu maar. Genoeg zij, dat de staten alle menen, dat hun grenzen, die vaak zo slecht gedefirlieerd zijn, 733

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

14 † Uit het antwoord moet blijken dat nozems eerder in het beeld van de jaren zestig passen dan in het beeld van de jaren vijftig omdat. • het beeld van de jaren zestig werd

The effectiveness of currently marketed influenza vaccines is particularly low when the vaccine strains do not match the circulating viruses and when A(H3N2) is the dominant influenza

RECENSIES 88 (noot 61) neemt de anders zo kritische en nauwgezette Vanwelkenhuyzen genoegen met de verklaring van de huidige lord Keyes, die in de papieren van zijn vader

Met mijn mond wil ik zeggen: Prijst nu de Heer, Zingt alle landen tot Gods eer!. Groot is de Koning, zingt het voort, zodat de wereld 't loflied hoort,

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

(interview Het Vrije Volk van 16 jan. De kwestie is, dat de leiders van het partijen- blok voor niets zo bang zijn als voor een reis door de woestijn, waar geen carrière

Op die manier is de Westerse beschaving in zijn ogen niet alleen af gaan zien van het natuurlijke maar ook van het bovennatuurli/ke De Westerse mens is zijn God kwijtgeraakt, want

Naast de zuren die kunnen ontstaan uit de niet-metaaloxiden kunnen ook zuren op een geheel andere manier gevormd worden, bijvoorbeeld uit reactie tussen bepaalde elementen