• No results found

Vrouwen in economische theorieen: Uitgewerkt naar de Neo-Klassieken, de Institutionalisten en de Marxisten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vrouwen in economische theorieen: Uitgewerkt naar de Neo-Klassieken, de Institutionalisten en de Marxisten"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tilburg University

Vrouwen in economische theorieen

Verouden, H.

Publication date:

1987

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Link to publication in Tilburg University Research Portal

Citation for published version (APA):

Verouden, H. (1987). Vrouwen in economische theorieen: Uitgewerkt naar de Neo-Klassieken, de

Institutionalisten en de Marxisten . (blz. 1-42). (Ter Discussie FEW). Faculteit der Economische Wetenschappen.

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

(2)

7627

1987

14A

(3)

~í"iï. r,;.?~-i:-; !

(4)

UITGEWERKT NAAR DE NEO-KLASSIEKEN, DE INSTITUTIONALISTEN EN DE MARXISTEN

Helen Verouden ~

No . 87 .14

,~o

(5)

1 Inleiding

2 De Neo-klassieken

2.1. Algemene relevante kenmerken 2.2. Vrouwen bij de Neo-klassieken 2.3. Kritische kanttekeningen 3 De Institutionalisten

3.1. Algemene relevante kenmerken

3.2. Vrouwen bij de Institutionalisten 3.3. Kritische kanttekeningen

4 De Marxisten

(6)

Uitgewerkt naar de Neo-klassieken,

de Institutionalisten en de Marxisten

(7)

1. Inleiding

Het voorliggende literatuur rapport werd gemaakt in het kader van een kortlopend project bij de vakgroep Politieke Economie en Maatschappelijke orde met als titel: "de politieke economie van de vrouw". Dat het rapport de titel 'Vrouwen in economische theorieën' heeft gekregen heeft te maken met de korte looptijd van het project. Een afbakening van het in ruime termen gestelde onderzoeksproject werd mede daardoor strikt noodzakelijk. Gesprekken met vrouwen werkzaam op het onderzoeksterrein en bestudering van onderwijsprogramma's van Universiteiten op het thema leverde nuttige suggesties op over relevante bronnen en onderwerpen die in de belangstel-ling hebben gestaan en staan op het terrein van vrouwen en economie. De keuze van de thema's en literatuur is gebaseerd op de aldus verkregen

informatie. Het overzicht beslaat de afgelopen twintig jaar.

De periode is niet willekeurig gekozen. In de woelige jaren zestig ont-stond de tweede feministische golf. Vrouwen uit de tweede vrouwenbeweging wisten, merkten wel dat mannen belangrijker gevonden werden dan vrouwen, maar de meesten hadden zich geschikt en aangepast aan de aan vrouwen ge-stelde verwachtingen. Langzsamaan werden vrouwen zich bewust van hun posi-tie. Dit realiseerden zij zich het eerst als gevolg van hun eigen, veelal vreemde positie binnen sociale bewegingen ( de mondgesnoerde typiste en koffiezetster). Vrouwen begonnen hun twijfels te verwoorden over deze ongelijke positie. A1 pratendl) met elkaar ontdekten vrouwen dat zij achtergesteld waren op tal van terreinen. Vrouwen lieten het niet bij praten alleen, zij gingen ook lezen. Vrouwen binnen de vrouwenbeweging en binnen universiteiten gingen verklaringen zoeken voor deze ongelijke posi-tie van mannen en vrouwen.

In eerste instantie werden verklaringen gezocht op het terrein van de economie. Dit lag voor de hand als bedacht wordt, dat het opvallendste verschil in de maatschappelijke positie van mannen en vrouwen is, dat

---1) De praatgroepenbeweging ontstond. In praatgroepen bespreken vrouwen

hun eigen dagelijkse ervaringen. De praatgroepenbeweging is van groot belang geweest voor de ontwikkeling van de vrouwenbeweging (en daarmee van

(8)

mannen zich manifesteren op het economisch terrein en dat vrouwen zich hier nauwelijks een positie hebben veroverd. Het samengesteld geheel van verdeling in mannentaken en vrouwentaken wordt 'de arbeidsdeling naar sexe' genoemd. Het verwijst naar het maatschappelijk organisatieprincipe, waarin op basis van biologische sexe mannen en vrouwen verschillende taken krijgen toegewezen. Met de term 'arbeidsdeling naar sexe' wordt verwezen naar de taakverdeling zoals die in het gezin is geïnstitutionaliseerd; de man is kostwinner, de vrouw is huisvrouw. Maar de term verwijst ook naar de betaalde arbeid die verdeeld is in mannenberoepen en vrouwenberoepen. Ten derde verwijst de term naar de verdeling in hogere (leidinggevende) en lagere (uitvoerende) funkties binnen beroepen, die respektievelíjk door mannen en vrouwen worden bekleed.

De wijze waarop de 'arbeidsdeling naar sexe' tot stand komt is niet wille-keurig en loopt in iedere maatschappij via vastgestelde patronen, ook in de tegenwoordige maatschappij. De arbeidsdeling kan zich op formeel niveau en op informeel niveau afspelen. Op formeel niveau kunnen wij zien, dat wetten tot stand komen die de arbeidsdeling bestendigen (de arbeidsbe-schermingswetten van vrouwen). Op het informele vlak kunnen wij de invloed van de kultuur in al zijn hoedanigheden waarnemen ( van vrouwen wordt verwacht dat zíj de kinderen opvoeden).

In dit survey beperken wij ons tot het thema: de arbeid van vrouwen in economische theorieën. Het begrip arbeidsdeling naar sexe zou het sleutel-begrip moeten zijn in economische theoríeën, die de positie van vrouwen in de economie, dat wil zeggen in het gezin en in de maatschappij c.q. ar-beidsmarkt, trachten te verklaren.

(9)

de economie problematiseren. De drie belangsrijkste zijn: de Neo-Klassie-ken, de Institutionalisten en de Marxisten. Het behoeft nauwelijks betoog, dat de drie scholen van elkaar verschillen van mening. De economen hebben elkaar echter meestal niet geconfronteerd met hun visies. In die zin heeft er geen debat tussen de verschillende scholen plaats gehad. Binnen de diverse scholen is wel op elkaar gereageerd via publikaties.

(10)

2. De Neo-Klassieken

2.1. Algemene relevante kenmerken

Voor neo-klassieke theoretici kan een probleem als een economisch probleem worden gekwalificeerd als er schaarste mee gemoeid is. De manier waarop de neo-klassieke school de economische verschijnselen in het algemeen ver-klaart en die ook toegepast wordt op het deelterrein van de vrouwenarbeid laat zich beschrijven aan de hand van de volgende kenmerken:

- het individu is de primaire analytische categorie; - het individu gedraagt zich rationeel;

- er is vrijheid van keuze;

- doel is het maximaliseren van het nut of de winst; - de analyse is gebaseerd op het marginalistisch principe; - het economisch proces verloopt in termen van evenwicht;

- het economisch proces vindt plaats op markten (waaronder de arbeids-markt).

2.2. Vrouwen bij de Neo-klassieken

(11)
(12)

Jacob Mincer, een andere grondlegger van de 'New Home Economics', heeft zich vooral beziggehouden met de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen en met de arbeidsmarkt variabelen.3) Mincer ontdekte dat er een verband be-staat tussen het voorkomen van betaald werken van de vrouw en de hoogte van het inkomen van de echtgenoot. Hoe hoger het inkomen van de man, hoe minder de vrouw geneigd is toe te treden tot de arbeidsmarkt. De gevolg-trekkíng van Mincer is dan ook, dat de gehuwde vrouw, in haar afweging om al dan niet tot de arbeidsmarkt toe te treden, daarin haar potentiële loon en de inkomsten van haar man betrekt. Maar nieuw is dat haar keuze niet die tussen werken en vrije tijd is, maar tussen betaald werken, vrije tijd en huishoudelijke arbeid; een marginale afweging tussen drie alternatie-ven. Mincer heeft ook onderzoek gedaan naar de loonverschillen tussen mannen en vrouwen. De orthodoxe neo-klassieke arbeidsmarkt analyses konden geen verklaring geven voor het verschil in loon tussen mannen en vrouwen met gelijke produktiviteitsniveau's en de hardnekkigheid van de verschil-len. In de loop der tijd zouden immers de konkurrentie-krachten de loon-verschillen elimineren. Hij konkludeert uit zijn onderzoek naar loonver-schillen, dat er toch sprake is van produktiviteitsverschillen tussen mannen en vrouwen.

De 'New Home Economics' hebben vele neo-klassieke economen aangezet tot het bestuderen van verschillende arbeidsmarktdeterminanten met betrekking tot de arbeid van vrouwen. De nieuwe determinanten zijn bijvoorbeeld 'human capital' en discriminatie.

De 'human capital' theorie probeert een verklaring te vinden voor het vlakke profiel van de arbeidscarrière van vrouwen en voor de lagere belo-ning. In deze theorie wordt de arbeidsproduktiviteit niet als vaststaand gegeven beschouwd, mensen kunnen de produktiviteit van hun arbeid en daar-mee de waarde van hun arbeid verhogen door in zichzelf te investeren mid-dels opleiding, kennis en arbeidservaring ( samen 'human capital' vormend). Lagere beloning, of ongelijkheid op de arbeidsmarkt in het algemeen dicht men toe aan de vrijwillige kleinere investering van vrouwen in 'human

ca-

(13)

pital' en de daaruit voortvloeiende lagere produktiviteit.4) De optreden-de produktiviteitsverschillen tussen mannen en vrouwen met optreden-dezelfoptreden-de oplei-ding en leeftijd zijn te herleiden tot verschil in arbeidservaring. Het verschil in arbeidservaring heeft betrekking op het aantal jaren en het niveau.

Wat het aantal jaren betreft worden vrouwen geacht uit het arbeidsproces te treden gedurende hun vruchtbare jaren. Zij onderbreken hun arbeid om kínderen te krijgen en op te voeden. Zo brengen vrouwen minder jaren door op de arbeidsmarkt dan mannen.

Wat het niveau betreft worden vrouwen geacht te streven naar een maximale opbrengst van hun arbeid gemeten over het totale arbeidsleven en gegeven hun investeringen. Vrouwen die verwachten dat ze in de toekomst uit het arbeidsproces treden, en dan geen inkomen meer genieten, kiezen die banen of beroepen waar het verlies aan inkomen het geringste zal zijn.5) Dit is het geval bij de eenvoudige beroepen. Deze beroepen kennen een lage ver-goeding en vereisen geen speciale vaardigheden of kwalificaties.

Het uitgangspunt van de discriminatietheorie, ook wel 'Economics of Dis-crimination'6) genoemd, is dat beroepsvaardigheden overwegend in de baan zelf worden verworven ('training-on-the-job').

Vrouwen komen voor bepaalde funkties die een lange inwerktijd of een lang-durige interne opleiding vragen, minder in aanmerking dan mannen op grond van de veronderstelling dat het verloop bij vrouwen gemiddeld groter is dan bij mannen. Het winststreven van werkgevers leidt ertoe dat zij alleen die investeringen plegen die een gering risico dragen. Naarmate de werkge-vers de trainingskosten voor een werknemer lager inschatten, neemt de kans voor de werker toe om een baan op een hoger niveau te krijgen. Om de trai-ningskosten te bepalen, hanteren werkgevers bij het aannemen van personeel

(14)

algemene achtergrond criteria. Sexe is hier één van. Andere zijn: oplei-ding, leeftijd, ras, aangeboren kwaliteiten en testresultaten. Werkgevers hebben bepaalde ideeën over het gedrag van vrouwen op de arbeidsmarkt. Door kansen op een huwelijk, zwangerschap, een mogelijke onderbreking van de beroepsloopbaan dan wel een vermindering van de arbeidstijd, nemen de relatieve kosten van een training toe. Verder hebben werkgevers zekere opvattingen over de houding van vrouwen tegenover betaald werk en de voor-waarden die vrouwen aan werk stellen. De primaire rol van vrouwen ligt in het huishouden, vrouwen werken alleen voor kleedgeld (de extra's), vrouwen vinden saai werk niet erg, vrouwen zijn minder geneigd initiatief te nemen en vrouwen hebben geen belangstelling voor uitdagende banen (leiding geven en promotie maken).

Ook al zouden deze algemene ideeën voor een individuele werkneemster niet van belang zijn (zij wil bijvoorbeeld geen kinderen), toch zullen werkge-vers geneigd zijn deze algemene 3deeën op elke vrouw die zich aanmeld voor een baan toe te passen en de individuele vrouw op grond hiervan te discri-mineren.~)

2.4. Kritische kanttekeningen

Er zijn verschillende reakties gekomen op de theoretici van de Neo-klas-sieke school. Deze reakties komen zowel van binnenuit als van buiten de 'school'.

Een algemene kritiek is dat de theorieën uitgaan van een abstract mens-beeld. Mensen zijn getrouwd en de keuze die zij kunnen maken is die tussen kostwinnerschap of huisvrouwschap. In werkelijkheid zijn niet alle vrouwen en mannen gehuwd, maar alleenstsanden, weduwen en weduwnaars komen ook voor. Bovendien kunnen man én vrouw betaald werk verrichten, ook al heeft de echtgenoot een inkomen. Uit de variaties blijkt dat er meer meespeelt dan het potentiële loon van de vrouw en het inkomen van de echtgenoot met betrekking tot de afweging van vrouwen om al dan niet betaald werk te verrichten. Van belang blijkt bijvoorbeeld het aantal en de leeftijd van

(15)

kinderen.8j Er is echter ook meer specifieke kritiek geleverd op de ver-schillende scholen.

De kritiek op de 'New Home economists' heeft betrekking op de principes van tijdsbesteding en nutsmaximalisatie. Wat de kritiek op het principe van de tijdsbesteding betreft verwaarloost het onderscheid dat Becker maakt tussen werk en vrije-tijd de huishoudelijke arbeid. Huishoudelijke arbeid vergt zoveel tijd en energie van vrouwen, dat het moeilijk kan worden bestempeld als vrije tijd. Mincer gaat een stap verder door huis-houdelijke arbeid te erkennen. Beide treft kritiek, volgens Dex, omdat zij niet de vraag stellen waarom vrouwen de keuze moeten maken tussen arbeid,

(huishoudelijke arbeid) en vrije tijd.9)

Met betrekking tot het principe van de nutsmaximalisatie pogen de theore-tici van de 'New Home Economics' de arbeidsverdeling in het gezin te ver-klaren door de economische maximalisatieprincipes. De institutionaliste Sawhill stelt dat er sprake is van een cirkelredenering.10) Zoals beschre-ven, worden in de analyse van Becker loonverschillen tussen mannen en vrouwen als een gegeven opgevat. Vrouwen verdienen minder dan mannen, daarom trouwen ze. De arbeidsdeling in het gezin wordt dus verklaard door uit te gaan van gegeven loonverschillen tussen mannen en vrouwen. Deze loonverschillen worden weer verklaard door de wijze van arbeidsdeling in het gezin. Kortom, vrouwen trouwen omdat zij minder verdienen en vrouwen verdienen minder omdat zij huisvrouw zijn. Sawhill besluit haar kantteke-ning met de opmerking dat, als sexisme niet van het begin af aan expliciet wordt geïncorporeerd in een theorie, er geen verklaring kan worden gegeven voor de arbeidsdeling naar sexe in het gezin, noch voor het bestaan van het gezin op zich. De economische maximalisatieprincipes schrijven niet voor dat kinderen moeten worden opgevoed door vrouwen in een kerngezin. Ook de kritiek op de 'Human Capital' theorie heeft betrekking op het nuts-maximalisatieprincipe. England oefent kritiek uit op de 'human capital'

(16)

theorie, waarbij zij zelf redeneert in de neo-klassieke traditie.ll) Zij brengt de arbeidsmarkt participatie van vrouwen in verband met de maxima-lisatie principes. England gaat in op de gedachtengang van Polachekl2) over de beroepskeuze van vrauwen. Polachek maakt vervolgens haar nergens duidelijk waarom vrouwen die banen kiezen die ervaring lager belonen dan in andere banen het geval is. Als vrouwen streven naar nutsmaximalisatie dan is het rationeel, volgens England, dat vrouwen die banen kiezen, die de daling van inkomsten als gevolg van uit dienst treding, meer dan goed maken. Zij toont aan dat vrouwen hun verdiensten niet maximaliseren in de traditionele vrouwenberoepen. Polachek gaat voorbij aan het feit dat iede-re arbeidservaring hoe kort en eenvoudig ook, een toevoeging betekent aan de totale arbeidservaring van vrouwen. Hij signaleert alleen dat arbeids-ervaring van vrouwen geringer wordt beloond.

Het volgende wezenlijke punt van kritiek op de neo-klassieken betreft de discriminatie van vrouwen. De discriminatie berust op mythes omtrent de houding van vrouwen tegenover betaald werken. Onderzoeken tonen aan dat lang niet alle vrouwen werkende echtgenotes hebben, vrouwen het verdiende loon nodig hebben voor de primaire levensbehoeften, vrouwen ontevreden zijn met hun banen zonder verantwoordelijkheid en vrouwen saai en monotoon werk haten~3). Bovendien werkt de keuze en definiëring van de ten van arbeidsmarktprocessen deze mythevorming in de hand. De determinan-ten zijn onder andere: leeftijd, opleiding, kennis, ervaring, beroepssoort en arbeidsproduktiviteit. Het begrip arbeidsproduktiviteit is een voor-beeld van discriminatie van vrouwen. Het begrip meet die vaardigheden die de arbeidsmarkt erkent. Vele vaardigheden van vrouwen worden onderkend noch erkend, dus ook niet beloond. Ook in het funktieklassifikatiesysteem spelen sexistische criteria een rol. Aan vrouwen toegekende eigenschappen worden bijna niet gewaardeerd', omdat zij verondersteld worden 'natuurlijk' te zijn (vingervlugheid, netheid, aanpassingsvermogen, verzorgende instel-ling, organisatietalent). De man blijkt en blijft de norm van waaruit

---11) England, (1982)

12) Polachek, (1975)

(17)

beoordeeld wordt, hetgeen ook inhoudt dat zogenaamde mannenbanen altijd beter uit de bus komen,l4)

Kritiek op de uitgangspunten van de neo-klassieken wordt gegeven door feministen. Door een individuele vrijheid van keuze aan te nemen sluiten de neo-klassieken de categorie 'macht' buiten de economie. In een wereld waarin mannen en vrouwen, arbeiders en kapitalisten ongelijke rijkdom en macht bezitten, verschillen de mogelijkheden om keuzevrijheid uit te oefe-nen. In zo'n wereld kunnen alle vrouwen onderhevig zijn aan discriminatie. De neo-klassieke principes zijn vanuit feministisch gezichtspunt een rechtvaardiging van sexisme. Ze geven geen inzicht in de realiteit van vrouwenproblemen.

(18)

3. De Institutionalisten

3.1. Algemene relevante kenmerken

De institutionalisten kennen geen eenduidig economisch object, maar rich-ten zich veel meer op het functioneren van instituties en de wijze waarop actief (overheids)ingrijpen ongelijke verhoudingen recht kan trekken. De manier waarop de institutionalisten de verschijnselen analyseren laat zich beschrijven met de volgende kenmerken:

- het instituut of de groep is de primaire analytische categorie; - groepsgedrag staat onder invloed van gewoonte en gewenning;

- besluitvormingsprocessen en daaruit voortvloeiend handelen worden be-perkt door institutionele faktoren (zoals opvoeding door gezin, kerk, onderwijs en media);

- een patroon van relaties kenmerkt het economische systeem als één ge-heel;

- gebeurtenissen of processen worden verklaard door hun plaats in het patroon te identificeren;

- de nadruk ligt meer bij inzicht dan bij voorspellen; - afwijzen van 'atomisme';

- de politiek (overheid) heeft een regulerende taak. 3.2. Vrouwen bij de Institutionalisten

De Institutionalisten die heden ten dage over het gezin schrijven, kunnen hun erfenis terugvoeren tot Thorstein Veblen, Margaret Reid en Hazel Kyrk. Galbraith is een belangrijke vertegenwoordiger van de school in de Verenigde Staten.l) Hij richt zijn aandacht op de essentiële rol van huishoudelijke consumptie voor de moderne, ontwikkelde economie. Volgens Galbraith zijn vrouwen omgevormd in een 'crypto-servant-class', georgani-seerd rond de steeds verder uitbreidende consumptie en dienstbaar aan het gezin. Institutionele factoren ondersteunen deze omvorming waarbij te

(19)

denken valt aan de rol van de kerk, het onderwijs, het gezin en de opvoe-ding. Hij pleit voor een overheidsbeleid gericht op gelijke kansen voor vrouwen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt.

De institutionele theoretici hebben zich veel meer beziggehouden met de werking van de arbeidsmarkt dan met huishoudelijke arbeid. Zij komen het best tot hun recht inzake vraagstukken rond beroepssegregatie door sexe en de lagere beloning van vrouwen. Bij de bestudering van de verschillende theorieën valt op dat ze onderscheiden kunnen worden in drie groepen op grond van historische ontwikkeling en vraagstelling. De eerste groep au-teurs hoort thuis bij wat genoemd wordt de 'theorie van de duale arbeids-markt'. Doeringer is daar de meest bekende exponent van.2) De tweede groep is te beschouwen als een verbijzondering van de eerste groep, de theoretici van de gesegmenteerde arbeidsmarkt. Zij hebben niet alleen aandacht voor de verschillen tussen arbeidsplaatsen, maar ook voor niet-economische motieven van de arbeidsmarktparticipanten.3) De derde groep auteurs gaat uitdrukkelijk in op de machtsverhouding en de machtsmotieven van arbeiders en management.4)

In het kort komt de theorie van de duale arbeidsmarkt erop neer dat de arbeidsmarkt niet één geheel is, maar uit segmenten bestaat; een primair en een secundair segment. Het primaire segment wordt gekenmerkt door banen met een relatief grote arbeidszekerheid, een zeker nivesu van geschoold-heid, relatief hoge lonen, goede arbeidsomstandigheden en promotiemoge-lijkheden. Het secundaire segment daarentegen kenmerkt zich door routine-matige arbeid, relatief lage lonen, minder gunstige arbeidsomstandigheden, geringe of geen promotiekansen en minder arbeidszekerheid. Hoewel deze theorie niet is ontwikkeld om de (slechte) arbeidspositie van vrouwen te verklaren, bleek ze vooral voor vrouwen op te gaan.

Voor de verklaring van de verschillen in mannen- en vrouwenlonen wijzen de dualisten op de verschillende beroepen die mannen en vrouwen van hetzelfde

---2) Doerínger, (1967)

3) Piore, (1975)

(20)

kwalificatieniveau uitoefenen.5) Een discriminerend aannamebeleid van werkgevers zorgt voor een overbevolking van vrouwen in bepaalde sexe-typi-sche banen. Deze clustering heeft een dalende werking op het loon tot gevolg. In de redenering van de duale arbeidsmarkttheoretici neemt de sexe-ongelijkheid eerder de gedaante aan van beroepsdiscriminatie dan van loondiscriminatie.

Tegenwoordig spreekt men meer van gesegmenteerde arbeidsmarkten.6) De segmentatietheorieën verdelen het primaire segment in een bovenste en onderste deel. Het secundaire segment wordt gehandhaafd. Bovendien betrek-ken deze theoretici in hun analyse nadrukkelijk de situatie per bedrijfs-tak (concentratie, kapitaalintensiteit, omvang der afzonderlijke bedrijven en winstpositie) en de voortschrijdende technologische ontwikkeling. De technologische ontwikkeling die nog meer dan voorheen bedrijfsspecifieke ervaring vereist en on-the-job-training en promotie-ladders aan funkties koppelt. De technologische ontwikkeling vergroot de segmentatie op de arbeidsmarkt.7)

De derde groep auteurs brengt niet alleen beroepssegregatie in kaart, maar onderneemt een poging tot verklaring. Zij hechten eveneens veel belang aan technologische factoren maar zien arbeidsmarkt fragmentatie primair als zijnde ontstaan gedurende de overgang van handelskapitalisme near monopo-liekapitalisme. Volgens Edwards, Gordon en Reich voert het management een verdeel- en heersstrategie over de arbeidersklasse.8j Zij onderscheiden een handelen volgens economisch motief en één volgens een politiek of machtsmotief. Vanuit dat laatste motief organiseert het management de arbeid in een hiérarchisch systeem van banen met diverse promotieprikkels voor enkelen, er wordt een interne arbeidsmarkt met een primair en een

---5) In Groot-Brittannië is een debat gevoerd rond de beroepskeuze in de jaren zeventig. Zie hiervoor Roberts (1968, 1973), Willis (1977), McRobbie (1978) en McRobbie and Garber (1975).

6) Loveridge, en Mok, (1979) 7) Hulk, (1980)

(21)

secundair deel gecreëerd. Aldus ontstaat arbeidssegmentering en deze blijft gehandhaafd omdat ze funktioneel is. Dat wil zeggen, dat arbeids-segmentering de werking van kapitalistische instituties vergemakkelijkt. Wat betreft vrouwenarbeid merkt Edwards op, dat niet alle sexeverschillen zijn terug te brengen tot segmentatieverschillen. Ofschoon hij zelf geen analyses gegeven heeft, erkent hij dat de arbeid van vrouwen een analyse vereist, die wordt verbonden met de geschiedenis van het kapitalisme, maar daaraan niet synoniem is.9)

3.3. Kritische kanttekeninqen

De kritiek op de institutionalisten komt vooral uit de feministische hoek. De theoretici van de duale arbeidsmarkt en die van de qesegmenteerde ar-beidsmarkt wordt verweten dat hun onderzoeken te veel gericht zijn op het aantonen van de omvang van de problemen en op het beleid dat ontwikkeld kan worden door instituties zonder het bestaan van deze instituties funda-menteel ter discussie te stellen. De behoefte aan verandering op het ge-bied van sexe-ongelijkheid is zeer groot. Maar volgens Amsden kan en zal een kapitalistische staat niet datgene tot stand brengen wat nodig is om sexe-ongelijkheid te beëindigen. Fundamentele strukturele veranderingen (zowel wat betreft het gezin als de arbeidsmarkt) zijn nodig om de on-rechtvaardigheden waar vrouwen van alle klassen onder gebukt gaan te over-stijgen,l0)

De groep auteurs die laat zien dat er sprake is van machtsoverweqingen treft op een ander punt kritiek, nl. het funktionalisme in de denkwijze (dit geldt ook voor andere institutionalisten). Het instituut gezin over-leeft, omdat dat het belang dient van de kapitalisten. Eenzelfde redene-ring wordt gevolgd bij de arbeidsmarkt segmenteredene-ring: segmenteredene-ring is ont-staan door de regulerende manipulaties van het management. De theorie verklaart niet waarom het management bepaalde banen alleen voor vrouwen bestemt. Zij gaat ervan uit, dat de 'eigenschappen' van vrouwen als groep

(22)

er verantwoordelijk voor zijn dat vrouwen in het secundaire segment te-recht komen.ll) Vrouwen worden gezien als één homogene groep arbeidsters, die zich allen in het secundaire segment van de arbeidsmarkt bevinden. De theorie geeft geen inzicht in de dynamische relaties binnen de segmenten. Ze verklaart niet hoe en waarom segmentatie m.b.t. vrouwenberoepen is ontstaan. Rubery is van mening dat de werkende klasse segmentering niet passief heeft ondergaan.12) Organisaties van arbeiders (mannen) speelden een belangrijke rol in de stratificatie van beroepen. In een gezamenlijk artikel stellen Humphries en Rubery dat discriminatie tegen vrouwen inten-siever wordt door de klassenstrijd, om het arbeidsaanbod te beperken dwin-gen vakbonden vrouwen thuis te blijven. Als dit niet uitvoerbaar is (als het gezinsinkomen, of de verdiensten van de echtgenoot, niet toereikend is) worden vrouwen beroepsmatig afgescheiden.l3)

---11) Poldervaart, (1983)

12) Rubery, (19~8)

(23)

4. De Marxisten

4.1. Algemene relevante kenmerken

Het centrale studie-object voor marxisten is de ontwikkeling van het kapi-talisme, waarbij uitgegaan wordt van het bestaan van tegenstellingen als motor van die ontwikkeling. Veel feministische auteurs gebruiken voor hun studie naar vrouwen in het economisch proces de marxistische theorie die zich in de volgende kenmerken laat beschrijven:

- de maatschappelijke klassen zijn de analyse categorieën; - het economisch proces wordt historisch geanalyseerd;

- de produktie en de verdeling daarvan over de maatschappelijke klassen staat centraal;

- een analyse in termen van tegenstellingen, waarbij de tegenstelling loonarbeid- kapitaal de kern vormt;

- de arbeidskracht moet gereproduceerd worden; - de kapitalisten zijn gedwongen te accumuleren; - de arbeiders worden uitgebuit.

4.2. Vrouwen bij de Marxisten

(24)

belang-rijkste en primaire vorm van onderdrukking."1) De marixistísche

economie houdt zich bezig met de analyse van de produk-tieverhoudingen. Daardoor vallen vrouwen grotendeels buiten hun analyse. Socialistisch-feministen hebben geprobeerd met het marxistische begrippen-apparaat als uitgangspunt antwoorden te vinden op vragen omtrent de arbeid van vrouwen.2) Dit wordt toegespitst

in theorieën over huishoudelijke arbeid en de theorie van het arbeidsreserveleger.

In het begin van de jaren zeventig wezen enkele

amerikaanse schrijfsters op het belang van huishoudeliike arbeid voor het kapitalisme. Vanaf 1972 werd dit

onderwerp gebaseerd op de ideeén van de amerikaanse Selma James en vooral op de theorie van de italiaanse Mariarosa Dalla Costa.3)

Dalla Costa gaat ervan uit dat de arbeid van huisvrouwen de kern is van de maat-schappelijke produktiviteit, deze produceert de waar arbeidskracht. Hier-door zou huishoudelijke arbeid meerwaarde-scheppend zijn en daarom produk-tieve arbeid zijn. Selma James werkt deze theorie verder uit.

Zij stelt: "Wanneer het kapitaal de echtgenoot voor zijn arbeidskracht betaalt krijgt het voor dat loon de arbeid van twee werkers en niet van één; de onbetaal-de

arbeidskracht van de huisvrouw is impliciet inbegrepen."4) Dit laatste acht James niet rechtvaardig, huisvrouwen moeten ook worden betaald. Uit deze theorie is de eis afkomstig: loon voor huishoudelijke arbeid.

Op de eis en de achterliggende theorie is veel kritiek gekomen van marxis-ten en feminismarxis-ten. Dit heeft geleid tot het 'huishoudelijke arbeid-debat', dat vooral in Engeland van 1973-1976 verwoed is gevoerd.5) Centraal stond de

vraag of huishoudelijke arbeid wel of niet produktief genoemd kon wor-den. Het debat is vooral gevoerd door socialistische-feministen, die pro-beerden aan te tonen hoe belangrijk huishoudelijke arbeid is

voor de in-standhouding van het kapitalisme. Tevens zou hiermee de economische basis

---1) Engels, (1976)

2) Zwinkels, (1983) 3) - James, (1975)

- Da11a Costa, (1973)

4) geciteerd in Poldervaart, Vrouwenstudies een inleidin

(25)

van vrouwenonderdrukking in de huidige samenleving zijn bewezen. Volgens de meeste auteurs in dit debat is huishoudelijke arbeid noodzakelijk voor de reproduktie van de arbeidskracht (dat is het dagelijks herstel van de arbeidskracht van de kostwinner en de generatiegewijze vervanging van arbeiders als groep door het produceren en verzorgen van kinderen). Hoewel volgens de meeste deelnemers aan het debat huishoudelijke arbeid geen meerwaarde produceert en in deze (ook in marxistische) zin geen produktie-ve arbeid is, is huishoudelijke arbeid wel noodzakelijk voor de instand-houding van de meerwaarde produktie. Huishoudelijke arbeid is noodzakelijk voor de instandhouding van dit economische systeem. Het huishoudelijke arbeid-debat heeft duidelijk gemaakt, dat vrouwenonderdrukking struktureel verankerd ligt binnen kapitalistische verhoudingen en dat huishoudelijke arbeid wel degelijk een economische basis heeft.

De arbeidsmarkttheorie van de marxisten is de theorie van het arbeidsre-serveleger. De theorie is ontwikkeld door Karl Marx in het kader van zijn kapitaalaccumulatie theorie. Ttiaee punten zijn van belang in deze theorie: de aanwezigheid van een arbeidsreserve bevordert konkurrentie binnen de arbeidersklasse, waardoor het loonniveau kan dalen en het arbeidsreserve-leger is een flexibel arbeidspotentieel dat gemakkelijk is in te schakelen en te verplaatsen binnen het produktieproces.

Binnen de vrouwenbeweging en vrouwenstudies is veel gebruik gemaskt van de theorie van het arbeidsreserveleger. Volgens socialistisch-feministische interpretatie van deze theorie zouden gehuwde vrouwen dienen als arbeids-reserve, bij economische vooruitgang worden zij in het produktieproces ingeschakeld, bij recessies worden zij weer naar huis gestuurd. Dit zou tevens een verklaring zijn voor het feit dat werkgevers en staat de huis-houdelijke arbeid niet willen vermaatschappelijken. Immers, als alle vrou-wen buitenshuis zouden werken, zouden werkgevers niet meer beschikken over dit arbeidsreserveleger van vrouwen en zou de staat, in geval van werk-loosheid, ook vrouwen uitkeringen moeten toekennen.

Een herleving van de marxistische aandacht voor de rol van de arbeid in het kapitalisme is gekomen met de theorie van Harry Braverman.6) In zijn analyse van de kapitalistische ontwikkeling in de Verenigde Staten in de

(26)

twintigste eeuw stelt hij het traditionele technologisch-determinisme in de ontwikkeling van de kapitalistische produktieverhoudingen ter diskus-sie. Van groot belang is de aandacht die Braverman besteedt aan de veran-deringen in de kwaliteit van de arbeid. De wetenschappelijk-technologische revolutie stelt het management in staat om met behulp van machines enorme arbeidsbesparingen door te voeren en beheersings- en controlesystemen in te voeren die de arbeidskrachten zoveel mogelijk in hun greep moeten hou-den. Verder wijst Braverman op de veranderde struktuur van de werkgelegen-heid.

Socialistisch-feministen hebben veel gebruik gemaakt van de analyses van Braverman. Hoewel deze zelf niet expliciet spreekt over de arbeidsdeling tussen mannen en vrouwen zijn zijn bevindingen goed toepasbaar op de ar-beid van vrouwen en is zijn theorie vruchtbaar voor het analyseren van vrouwenarbeid. Veronica Beechy heeft geprobeerd de ideeën van Braverman te gebruiken als verklaringskader voor de zwakke arbeidsmarktpositie van vrouwen.~) Zij stelt dat de 'reproduktie' niet gescheiden van de 'produk-tie' onderzocht kan worden. Volgens Beechey wordt de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt bepaald door de gezinstaak en zijn de lage lonen van vrouwen een gevolg van de afhankelijkheid van het inkomen van de echtgeno-ten. Maar die lage lonen maken ook, dat vrouwenarbeid voordelig kan zijn voor het kapitaal.

Beechey's analyse betekent een stap vooruit in de theorie van het arbeids-reserveleger, omdat zij de organisatie van het privéleven (het gezin) in verband brengt met de organisatie van het arbeidsproces.

4.3. Kritische kanttekenin~en

Voor feministen staat de maatschappelijke verhouding tussen mannen en vrouwen centraal. Het punt waar marxisten en feministen elkaar ontmoeten is bij de vraag in welke mate de analyse van de produktieverhoudingen een verklaring kan bieden voor vrouwenonderdrukking. Het huishoudeliike ar-beid-debat toonde aan, dat huisvrouwen niet 'los' staan van de samenle-ving, maar dat zij onmisbaar werk doen. Het debat maakte ook duidelijk, wat vrouwen gemeenschappelijk hebben door de klassen heen. De kritiek op

(27)

het debat komt vooral van andere marxistisch-feministen en richt zich op het functionalistische karakter dat de huishoudelijke arbeid in dit debat krijgt. Het debat beperkte zich tot de vraag hoe de klasse van kapitalis-ten economisch gebruik maakt van huishoudelijke arbeid. Deze eenzijdige gerichtheid op arbeid die vrouwen in het gezin verrichten ziet de beroeps-arbeid van vrouwen over het hoofd.8) Zeer zware kritiek wordt geuit door Kaluzijnska.9) Zij vraagt zich af of vrouwen die konkreet huishoudelijk werk dagelijks verrichten zich bewust zijn geworden van hun maatschappe-lijke rol. Het debat is volgens hsar alleen in uníversitaire kringen ge-voerd, gebruikmakend van marxistisch jargon. Het debat bloedde dood door-dat vruchteloos heen en weer gepraat over de vraag of huishoudelijke ar-beid al dan niet meerwaarde produceert.

Met deze theorieën en debatten wordt nog niet duidelijk waarom vrouwen huishoudelijke arbeid verrichten, evenmin wordt duidelijk waarom dit in gezinsverband plaatsvindt. Aangezien marxisten in eerste instantie hun aandacht beperken tot de produktie, zien zij over het hoofd dat de arbei-dersklasse zelf belang had bij het handhaven van het instituut gezin. Humphries wijst op de rol van het gezin.10) Ten eerste om de loondrukkende werking tegen te gaan. Wanneer vrouwen van de arbeidsmarkt worden geweerd vermindert het aantal mensen op die markt en daardoor vermindert ook de druk op de lonen. Bovendien wijst Humphries op de rol van het gezin in de kultuur van de arbeidersklasse en de klasse cohesie.

De theorie van het arbeidsreserveleger verklaart het ontstaan en bestaan van zwakke groepen op de arbeidsmarkt. Daarnaast verklaart de theorie hoe deze worden gebruikt binnen het economische systeem. Waarom juist vrouwen tot deze zwakke groepen behoren, kan de theorie echter niet verklaren. Bovendien is de theorie van het arbeidsreserveleger moeilijk te toetsen. Bij toetsing zijn gegevens over de werkloosheid van vrouwen onmisbaar. De statistieken die beschikbaar zijn, zijn niet altijd volledig (onder andere

(28)

door verborgen werkloosheid). Een ander punt van kritiek betreft de bur-gerlijke staat van vrouwen, het zijn niet altijd gehuwde vrouwen die het eerst worden ontslagen. In een studie van Bruegel komt dit duidelijk naar voren.ll) Bovendien komen vrouwen níet louter passief tegemoet aan de eisen van het economisch systeem. Terwijl in de jaren zestig in Groot-Brittannië de omvang van de produktie niet meer zo snel toenam, traden vrouwen toch massaal toe tot de arbeidsmarkt.l2)

Beechey's poging om de theorie van het arbeidsreserveleger in feministi-sche kaders te brengen verdient waardering, toch treft ook haar kritiek. Haar vooronderstelling, dat vrouwen afhankelijk zijn van het inkomen van de echtgenoot gaat volgens Anthiasl3) voorbij aan het feit dat vele onge-huwde vrouwen buitenshuis werken en geeft geen verklaring voor met name hun slechte arbeidspostie. Anthias merkt bovendien op dat het gebruik van termen als arbeidsreserve een negatief beeld oproepen en vrouwenarbeid (theoretisch) marginaliseren. Het werk van vrouwen is niet louter margi-naal.

---11) Bruegel, (1979)

(29)

5. konklusie

In het onderzoek is duidelijk geworden dat er de afgelopen twintig jaar steeds meer studie is verricht naar de positie van vrouwen in de economie. Echter, het merendeel van de economen houdt zich er nog steeds niet mee bezi.g. In dit survey zijn een aantal economische analyses behandeld die wel ingaan op vrouwen in de economie. Er bleken nogal veel kritische kant-tekeningen geplaatst te kunnen worden. Toch zijn de pogingen bewonderens-waardig. Het kernprobleem is dat de economen een bestaand begrippenappa-raat toepassen op vrouwen.

Bij nader inzien blijkt dat begrippenapparaat niet sexe-neutraal te zijn. Ook voor de wetenschap gaat immers het volgende op: mannen domineren de disciplines. Zij definiëren vanuit hun man-zijn economische verschijnse-len. Daarbij kunnen zij een aantal zaken overslaan, 'vergeten' of niet van belang achten. De economische subjecten zijn in dat geval mannen of 'men-sen' beoordeeld aan de hand van de mannelijke norm. Zo wordt in de econo-mische literatuur werken over het algemeen beperkt tot betaalde arbeid. Bij het verrichten van huishoudeliik werk door echtgenotes vindt geen betaling plaats. Op grond daarvan is huishoudelijke arbeid geen economi-sche aktiviteit. In feite werken vrouwen wel, binnenshuis. Maar omdat huishoudelijke arbeid in de privé-omgeving plsatsvindt is het onzichtbaar geworden.

De plaats waar mannen en vrouwen werken beinvloedt de beeldvorming van deze mannen en vrouwen over zichzelf en de ander(en). De beelden die man-nen en vrouwen zichzelf leren, spelen vaak onbewust ook een rol in het begrippenapparaat van theorieën. Zij leiden, om een voorbeeld te geven, tot het ontstaan van allerlei mythen ter verklaring van arbeidsmarktgedrag van vrouwen. De resulterende theorieën zijn partiële analyses. Daardoor raakten feministen aanvankelijk teleurgesteld in economische theorieën van met name de marxistische school. Zij liepen vast met hun verklaringen, omdat het overnemen en aanpassen van denksystemen, die gecreëerd zijn door mannen, zonder te letten op vrouwen, geen oplossing kunnen bieden voor de vraagstukken die feministen aan de orde stelden.

(30)

- Welke betekenis en welke inhoud heeft het begrip arbeid? - Wat rechtvaardigt beroepssegregatie?

Vragen waar niet rechtstreeks antwoord op gegeven is.

We kunnen konkluderen dat de arbeid van vrouwen in het verleden in onder-zoeken teveel is genegeerd of vanuit een verkeerde invalshoek is bestu-deerd. Dit heeft geleid tot onjuiste voorspellingen en ongeschikte aanbe-velingen. Alleen daarom al is het van belang vrouwen de plaats ín de eco-nomie te geven waar ze recht op hebben.

Om niet de fouten uit het verleden te herhalen, en nu ma.nnen over het hoofd te zien en te negeren, zal bij verder onderzoek naar de positie van vrouwen in het economisch proces steeds voor ogen gehouden moeten worden dat posities vorm krijgen, dat een samenleving tot stand komt door het handelen van groepen en individuen in reaktie op elkaar. Met andere woor-den, in onderzoek naar de positie van vrouwen zal steeds gekéken moeten worden.naar de relaties van mannen en vrouwen met betrekking tot arbeid en de kansen van beide groepen. Op basis daarvan kan worden verklaard hoe ze tegengesteld zijn (geraakt) in termen van beeldvorming en belangen. Dat is tevens het startpunt om veranderingen in gang te zetten en de verschillen recht te trekken.

Wij hopen met dit survey te hebben aangetoond, dat onderzoek naar de posi-tie van vrouwen in het economisch proces nog niet uitputtend heeft plaats-gevonden. Nog steeds komen nieuwe gezichtspunten naar voren. Nieuwe aan-dachtsvelden zijn nog volop in ontwikkeling. Gezien de korte duur van het projekt laat ik het bij een vermelding van:

- de technologische ontwikkeling en de gevolgen voor vrouwenarbeid;

- de ontwikkeling van nieuwe arbeidskontrakten, thuiswerk en het werken in deeltijd van vrouwen;

- de kwaliteit van vrouwenarbeid en het handelen van vrouwen in het ont-wikkelingsproces if de organisatie op het gebied van zeggenschap;

- de ongewenste intimiteiten op de werkplek.

(31)

6. Literatuurlijst

In deze lijst is waar mogelijk achter de titel door middel van een letter aangegeven over welk thema het gaat en door middel van een cijfer welke school is bedoeld.

verklaring van de letters en cijfers B - betaalde arbeid

li - huishoudelijke arbeid 1. - neo-klassiek

2. - institutionalistisch 3. - marxistisch~feministisch

afkorting van de titels

AER American Economic Review EIU Economisch Instituut Utrecht ESB Economisch-Statistische Berichten

IAV International Archief voor de Vrouwenbeweging (Amsterdam) JPE Journal of Political Economy

SFT Socialistich-Feministiese Teksten SPE Studies in Political Economy

SWOKA Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Konsumenten Aangelegenheden TEU Te Elfder Ure

(32)

A

ABVA~KABO-vrouwen, 'Positieve actie: wat is dat en wat doe je ermee? in: AanEen, jrg. 4, nr. 22, 2~ September 1986, pp. ~. e.v.(B)

Addison, John T. and W.S. Siebert, The market for labor: an analytical treatment. Santa Monica (Goodyear Publishing Co.), 1979:(B)

Adelmund, Karin, 'Basisinkomen zet vrouwen vast in huishouding'. in: de Volkskrant 6 mei 1981; tevens in: Het zweet uwes aanschijns. Amsterdam

(Volkskrantuitgave) september 1981.(H)

Albers, Betsy en Marjon Klassen, 'n Betaalde voet tussen de deur. Ideeën van de vrouwenbeweging over arbeid. Scriptie K.U.Nijmegen Sociologie,

(IAV)(B) 1984.

Allen, Sheila and Carol Wolkowitz, 'The Control of Women's Labour: The Case of Homeworkíng'. in: Feminist Review no. 22. (Spring) 1986

- Homework; Mythes and Realities. verschijnt binnenkort.

Alexis, M., 'A theory of Labor Market Discrimination with Independent Utilities'. in: AER, may 19~3. (B,1)

- ~D. Krueger en R. Groncius, 'Leisure Home Production and Work' in: JPE ~, no 6, 197~.

Amsden, Alice H. (ed.), The Economics of Women and Work. Harmondsworth (Penguin Books), 1980. (B)

Anthias, F., 'Women and reserve army of labour. A critique of Veronica Beechey's in: Capital and Class 10, (1981).

Arnhem, Corina van, 'Beter nu de vrouwen geweerd dan straks zelf het huis-houden geleerd: Enkele opmerkingen over het belang van betaald werk voor vrouwen. in: S~, 1986. (B)

Assink, Paulien e.a. Huisvrouw zijn, een rol op het lijf geschreven? Til-burg, 1981. (H)

B

Barker, D.L. and S. Allen (eds.), Dependence and exploitation in Work and Marriage. London (Langman) 19~6. (B)

Barret, Michèle, Women's Oppression Today. London (Verso), 1980.

(33)

Baxandall, Rosalyn, E. Ewen and L. Gordon, 'The Working Class has two sexes'. in: Monthly Review, 1976 no 3, pp. 1-8. (B,3)

Becker, Gary S., 'Human Capital, Effort and the Sexual Division of Labor'. in: Journal of Labor Economics vol. 3, no. 1, january 1985. pp. s33-S58. (H,1)

- A Treatise on the Family. Cambridge, Mass. (Harvard University Press), 1981. (H,1)

-'A Theory of the Allocation of Time'. in: The Economic Journal vol. LXXX, no. 200, september 1965 pp. 493-517. (H,1)

Beechey, Veronica, 'Some Notes on Female Labour'. in: Capital and Class, 3. 1977 (B.3)

-'Women's Employment in Contemporary Britain'. (Paper voor B.S.A. Con-ference, Bradford mimeo 1984) (B.3)

Berends A.B. e.a., Beroepsarbeid voor vrouwen in Nederland. Monografieën Volkstelling 1971, Den Haag (Staatsuitgeverij), 1979. (B)

Bergmann, Barbara, The Economic EmerAence of Women. New York, (Basic Books) 1986.

- Curing High Unemployment Rates among Blacks and Women'. in: Amsden (ed.) The Economic of Women and Work. 1980, pp. 350-359. (B)

-'Occupational Segregation, Wages and Profits When Employers Discrimi-nate by Race or Sex'. in: Eastern Economic Journal 1(2) 1974, pp. 103-110.

-'The Effects on White Incomes of Discrimination in Employment'. in: JPE 79, 1971, pp. 294-313. (B.1)

Bervoets, Liesbeth en Toby Frielink, 'Op zoek naar de relatie tussen ar-beidsdeling naar sekse en vrouwenonderdrukking'. in: TW 5, 1981, pp.

30-43.

-Bielby, William T. and James N. Baron, 'Sex Segregation With Occupations'. in: AER Papers, mei 1986, pp. 43-48. (B,1)

Blaug, Mark, The Methodology of Economics or How Economists Explain Cam-bridge, CamCam-bridge, (Cambridge University Press), 1980.

Bose, Christine Ellen, 'Technology and Changes in the Division of Labour in the American Home'. in: Women's Studies International Quarterlv,

1979, no's 2-3. pP. 295-304. (H)

(34)

Bradby, Barbara, 'The Remystification of Value. A Review'. in: Capital and Class 17, 1982 summer, pp. 114-134. (B)

Braverman, Harry, Labor and Monopoly Capital. The Degradation of Work in the Twentieth Centurv, New York, (Monthly Review Press), 1974. (,3) Breugel, Zrene, 'Women as a Reserve Army: A Note on Recent Britisch

Expe-rience', in: Feminist Review 3. 1979.

Brown, R., 'Women as employees: Some comments on research in industrial sociology!' In: D.L. Barker and S. Allen (eds.) Dependence and exploi-tation in Work and Marriage. 1976 (B)

Bruyn-Hundt, Marga, Huishouden - onbetaalde arbeid: Maar huisvrouwenloon ~een oplossing. Deventer (Van Loghum Slaterus), 1986. (H,1)

- ~ W. Driehuis, M. Koot en L. Mossel, Verschuivin~ in de verhoudin~ tussen betaalde en onbetaalde arbeid. Stichting Economisch Onderzoek der universiteit van Amsterdam, Amsterdam, 1982. (H,B,i)

-'Femina economica absens. Het verdonkeremanen van de huishoudelijke arbeid'. Intermediair, 16 jrg., no. 6, 8 februari 1980, pp. 19-27. -'Femina economica praesens. De positie van de buitenshuis werkende

vrouw'. In: Intermedisir, 16 jrg., no. 7, 15 februari 1980, pp. 21-29. Bruyn, Jeanne de 'kwaliteit van vrouwenarbeid'. in: TPE jrg. 10, no.l,

najaar 1986, pp. 85-101. (B,3)

--'Vrouwenarbeid; Oud Terrein, Nieuwe Vragen'. Artikel ter bespreking in werkgroep Vrouwenarbeid Winteruniversiteit Nijmegen, 17-23 december 1983

Burggraf, Shirley 'Women Youth Hand Minorities and the Case of the Missing Productivity'. in: AER 1984, pp. 256-260. (B,1)

C

Cavendish R., Women on the Line. London, (Routledge and Kegan Paul) 1982 Chiplin, B and P.J. Sloane, Tackling Discrimination at the Workplace An

Ananlysis of Sex Discrimination in Britain. Cambridge, (Cambridge University Press) 1982.

- Personal Characteristics and Sex Differentials in Professionel Employ-ment'. in: Economic Journal, december 1976.

(35)

Cockburn, Cynthia, Brothers. Male Dominance and Technological Change. London (Pluto Press), 1983. (B.3)

-'The Material of Male Power'. in: Feminist Review 9, 1981. Comer, Lee, Wedlocked Women. Leeds (Feminist Books), 1974.

Conelly, Patricia and Martha MacDonald, 'Domestic and Wage Labour'. in: SPE, vol. 10, winter 1983. pp- 45-73. (B.H)

Coote, Anne, 'Vrouwen en demokratisch-socialisme in Groot-Brittannië'. in: Sociaal-demokratie theorie en strategie. Kongresmap, Amsterdam 1981. Coyle, Angela, 'Sex and Skill in the Organisation of the Clothing

Indus-try'. in: West (ed.), Work, Women and the Labour Market 1982, pp. 10-27. (B.3)

CPB, Arbeidsaanbod van gehuwde vrouwen. Den Haag (Staatsuitgeverij) 1982.

D

Dalla Costa, Mariarosa snd Selma James, The Power of Women and the Subver-sion of the Community. Bristol, 1973; ned. vert. Dalla Costa, M., 'De vrouwen en de rebellie tegen de maatschappij'. in: Internationale korrespondentie, 1975 jrg. 6, nr. 2, pp. 19-33. (H,3)

Darling, M., The Role of Women in the Econom . Parijs

Davin, Anna, 'Imperialisme en moederschapskultus'. in: TEU 20, Feminisme I. 1975. pp. 764-779. (H,3)

Delphy, Christine, 'Women in Stratification Studies', in: Roberts, Helen (ed.) Doing Feminist Research. 1981, pp. 115 e.v.

Dex, Shirley, The Sexual Division of Work. Conceotual Revolutions in the Social Sciences. (Wheatsheaf Books LTD), 1985. (H.B)

Doelesen-van Hoorn, F.T.E. en M.L. Maan-Faber, Kwaliteit van vrouwenar-beid. Literatuurstudie verricht in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken, Leiden. 1981.

Doerínger, P.B. and N. Bosanquet, 'Is There a Dual Labour Market in Great Britain'? in: Economic Journal, 1973. (B,2)

- ~M.J. Piore Internal Labor Markets and Manpower Analysis. Lexington, Mass. (D.C. Heath and Co.), 1971.

(36)

Dolle Mina, Een rebelse meid is een parel in de klassenstriid. Amsterdam (SWA). 1972.

Driehuis, Gerard en Tom-Jan Meeuws 'Het verschijnsel huisvrouw: De emanci-patie is theorie gebleven'. in: de Tijd 12 (1986), 21 februari pp.

9-13.

Dijkstra, Tineke en Joke Surebel 'De arbeid en het vrouwenvraagstuk: eman-cipatiebeleid als mode en taboe'. in: SFT 7, 1982, pp. 42-64.

Edwards, Richard C., Contested Terrain. The Transformation of the Workpla-ce in the Twentieth Centur . New York (Basic Books), 1979. (B,2) ~David Gordon and Michael Reich, 'A Theory of Labor Market Segmen-tation'. in: AER vol. 63, may 1973. PP. 359-365. (B.2)

~David Gordon and Michael Reich (eds.), Labor Market Segmentation, Lexington MA, (D.C. Heath),

1975-Elcharous, M en A. Martin, 'De beroepsverbondenheid van vrouwen' in: Be-volking en gezin. (1985). 3. PP. 311-336. (B) -Elson, Diane 'The Value Theory of Labour'. in: Elson, Diane (ed.) Value:

The Representation of Labour in Capitalism. London (SCE Books), 1979. ~Ruth Pearson, 'Nimble Fingers Make Cheap Workers: An Analysis of Women's Employment in Third World Export Manufactering'. in: Feminist Review, no. 7, 1981, pp. 87-107.

~Ruth Pearson, 'The Subordination of Women and the Internationalisa-tion of Factory Production'. in: Young, K. e.a. Of Marriage and the Market, 1981, pp. 144-167.

Emancipatiekommissie, Advies Arbeid. Visie op de maatschappelijke verde-ling van betaalde en onbetaalde arbeid van vrouwen en mannen, met aanzetten tot concreet beleid. Den Haag, oktober 1980. (B,H)

Engels, F., De oorsprong van het gezin van de partikuliere eigendom en van de staat. (1884) Amsterdam (Pegasus), 1976. (B,H,3)

(37)

Feldberg, R.L. and E.V. Glenn, 'Male and Female: Job Versus Gender Models in the Society of Work'. in: Social Problems, vol. 26, 19~9, no. 5, pp. 524-538.

Fenstermaker, S. and F. Berk, Women and the Household Labour. London (Sage Publications), 1980, vol. 5.

Ferber, Marianne A., Carole A. Green and Joe L. Spaeth, 'Work Power and Earnings of Women and Men'. in: AER Papers, may 1986, pp. 53-57. ~Joe L. Spaeth, 'Work Characteristics and the Male-Female Earnings Gap'. in: AER, 1984, pp. 260-265.

Fortuin, Johanna, 'Het huwelijk als armoedeverschijnsel'. in: Het Gezin en andere samenlevingsvormen. Dic Map (De Horstink).

Fox, Bonnie, Hidden in the Household.

-'Women's Double Day: Twentieth Century Changes in the Reproduction of Daily Life'.

Freedman, D., 'The Relation of Economic Status to Fertility'. in: AER,

june 1963. (H,1)

-Fuhri Snethlage, knup, Fatsoenlijk en goedkoop. Geschiedenis van vrouwen-arbeid. Amsterdam (SARA), 1982.

Galbraith, J.K., Economics and the Public Puroose. Boston, (Houghton Mif-fin), 19~4. (2)

Game, Ann ~ Rosemary, Pringle, Gender at Work. London (Pluto Press), 1984. (H,B)

Garmarnikow (ed.), Gender, Class 8~ Work. London (Heinemann), 1983.

Gessel, Tineke van, Als het mis gaat neem ik een kindie. Akties van vrou-wen in de beroepssfeer 1969-19~9 in Nederland. Doktoraalscriptie So-ciologie Amsterdam (Uitg. Projektgroep Hulpverlening en Arbeid van Vrouwen. Instituut Wetenschap der Andragogie). (1980)

(38)

-Gronau, R., 'Leisure, Home Production and Work'. in: JPE vol. 85, no. 6, 1977. (H,B)

H

Hall, Catharine, 'De geschiedenis van de huisvrouw'. in: TEU 20, Nijmegen 1975, pp. 676-704. (H)

Harper, J, and L. Richards, Mothers and Working Mothers. Ringwood (Pen-guins), 1979. (B,H)

Harris, Olivia 'Households as Natural Units'. in: Young, K. (ed.) Of Marriage and the Market. 1981, pp. 49-68. -Hart, Mieke 't, 'ABOP besluit gelijke verdeling in onderwijs: positieve

discriminatie vrouwen goede zaak'. in: Bladzij jrg. 10, nr. 1, 1984, pp. 12-13.

Hartmann, Heidi, 'The Family as the Focus of Gender- Class and Political Struggle: The Example of Housework', in: Signs vol. 6, no. 3, 1981, pp- 377-383. (H,3)

-'The Unhappy Marriage of Marxism and Feminism'. in: Capital and Class 1979. no. 8.

-'Kapitalisme, patriarchaat en de dubbele arbeídsmarkt. De historische basis van de beroepssegregatie'. in: SFT 2, 1978, pp. 36-74.

Hartog, J. en J. Theeuws, Participation, Hours of Work and Fertilitv in the Netherlands: Some Stage in the Life-cvcle. Erasmus Universiteit Rotterdam, 1983. (B,1)

-'De onstuitbare opkomst van de werkende gehuwde vrouw'. in: ESB, 14

december 1983, pp. 1152-1158. (B,1)

-Heckman, J.J., 'New Evidence on the Dynamics of Female Labor Supply'. in: Lloyd, Cynthia B. (ed.) Women in the Labor Market. (1970).

Himmelweit, Susan and Simon Mohun, 'Domestic Labour and Capital'. in: Cambridge Journal of Economics vol. 1, 1977.

Hulk, M., Technological Change and Women Workers: the Development of Micro-electronics. Kopenhagen, V.N., 1980. (paper voor de wereldvrou-wenkonferentie) (B)

(39)

- ~'Class Struggle and the Persistence of the Working-Class Family', in: Cambridge Journal of Economics vol. 1, no. 3, 1977, pp. 241-258.

I

Illich, Ivan, Shadow Work. London ( Marion Boyars), 1981.

J

James, Selma, Women, the Unions and Work, or...What Is Not To Be Done. (Lezing: Crest Press), 1975. ( B,H.3)

Joseph, George, Women at Work. Oxford (Philip Allen), 1983. (B)

Joshi, H.E., Women's Participation i n Paid Work: Further Analvsis of the Women and Employment Survey. ( Department of Employment Research Paper U.K. no. 45), 1984.

K

Kahne, Hilda and Andrew I. Kohen, 'Economic Perspectives on the Roles of Women in the American Economy'. Journal of Economic Literature 13 december 1975, pp. 1249-1292. (B)

Kaluzijnska, Eva, 'Wiping the Floor with Theory - a Survey of Writings on Housework'. in: Feminist Review no. 6, 1980, pp. 2~-54.

Kim, Jane Won, Estimation of the Earningsfunctions of Married Women in the Presence of Discontinuous Labor Supplv. (thesis Indiana University, 1984). (s)

Klaveren, Maarten van, Vrouwenzaken en vakbondstaken. Over het organiseren van werkende vrouwen Utrecht (Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Vakcentrales), 197~.

Knapp, Ullah, Frauenarbeit in Deutschland. (Minerva Publication), 1984. 2 delen (B,3)

Knulst, W.P., Een week tijd. Rapport van een onderzoek naar de tijdsbeste-ding van de Nederlandse bevolking in oktober 197 . In opdracht van het Sociaal Cultureel Planbureau. Den Haag (Staatsuitgeverij), 19~~. (H) - ~L. Schoonderwoerd, Waar blijft de tijd? Sociaal Cultureel Planbureau,

(40)

Kootstra, Lenie, Loonongelijkheid tussen mannen en vrouwen in Nederland. Doktoraalscriptie, Universiteit van Amsterdam, 1980. (B)

Krueger, D., 'The Economics of Discrimination'. in: JPE (~1) 1963, pp.

481-486. (B,1)

-Kuhn, Annette and Anne Marie Wolpe (eds.), Feminism and Materialism: Women and Modes of Production, London, (Routledge and Kegan Paul) (19~8).

L

Lamphere, Louise, 'Strategies, Cooperation and Conflicts among Women in Domestic Groups'. in: Rosaldo, M. and L. Lamphere (eds.), Women Cultu-re and Society. 19~4, pp. 97-113.

-'Bringing the Family to Work: Women's Culture at the Shop Floor'. in: Feminist Review, no. 11, 1985.

Leghorn and Parker, Women's Worth: Sexual Economics and the World of Wo-men. 1981.

Lehrer, E. and M. Merlove, 'Women's Life-cycle Time Allocation: an Econo-metric Analysis'. in: Fenstermaker, S. and F. Berk (eds.), Women and

the Household Labour. 1980. (H)

Leydesdorf, Selma, Verborgen arbeid, vergeten arbeid. Een verkenning in de geschiedenis van de vrouwenarbeid rond 1900. Assen~Amsterdam (Van Gorcum), 19~~. (B,H)

Llewely Davies, Margaret (ed.), Maternity: Letters from Working Women. London (Virago), 1978.

Lloyd, Cynthia B., Emily S. Andrews and Curtis L. Gilroy (eds.), Women in the Labor Market. New York (Columbia University Pr.ess), 1979. (B,1) - ~Sex Discrimination and the Division of Labor. New York, (Columbia

University Press), 1975. (B)

Loveridge, R. en Mok, A., Theories of Labour Market Segmentation, The Hague, (Martinus Nijhoff), 1979.

MacDonald, Martha, 'Economics and Feminism: The Dismal Science?' in: SPE

(41)

-Mackintosh, Maureen, 'Women, the Working Poor and the Informal Sector'. in: IPS bulleton, vol. 12, no. 3, 1981. (H,B)

Malos, E., The Politics of Housework. London (Allison and Busby). 1980. McNally, Fiona, Women for Hire; study of the female office worker. London

(MacMillan), 1979. (B)

McRobbie, A., 'Working Class Girls and the Culture of Feminity'. in: Wo-men's Studies Group (ed.), Women Take Issue. London (Hutchinson),

1978. (B.3)

- ~J. Garber 'Girls and Subcultures'. in: Working Papers in Cultural Studies. 7-8, (1975). (B.3)

Meulenbelt, Anja, 'De ekonomie van de koesterende funktie'. in: TEU (20),

1975, pp. 638-675- (H,3)

--'Rammelen aan de grenzen. Over een aantal problemen van vrouwen in de vakbonden'. in: SFT 4, 1980, pp. 47-66.

Meurs, P., M. Rohling en M. Weggelaar, Is de chip vrouwvriendeliik? Lite-ratuurstudie naar de gevolgen van de invoering van micro-electronica voor de kwaliteit en kwantiteit van vrouwenarbeid. Leiden Rijks Uni-versíteit (afd. A ~ W), 1982.

Middel, H., (red.), Arbeid en niet-arbeid. Deventer (Kluwer) (B)

Mill, John Stuart, The Subjection of Women. (1869) Vertaling: De onderwer-ping van de vrouw. Amsterdam~Meppel (Boom), 1981.

Mincer, Jacob, 'Labor Force Participation of Married Women: A Study of Labor Supply'. in: Amsden, Alice H. (ed.), The Economics of Women and Work, 1980, pp. 41-52. (B,1)

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Conceptnota (Her)intre-dende vrouwen, Den Haag (Staatsuitgeverij) 1986.

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Belastinq- en Premiehef-fing. Arbeidsmarktparticipatie van Rehuwde vrouwen. Den Haag (Staats-uitgeverij), 1986.

Molyneux, Maxine, 'Socialist Societies Old and New: Progress Towards Wo-men's Emancipation?' in: Monthly Review vol. 34, no. 3, pp. 36-100. -'Beyond the Domestic Labour Debate' in: New Left Review, nr. 116,

1979, pp. 3-27.

(42)

Murphy, Marjorie, 'The Aristocracy of Women's Labor in America'. in: His-tory Workshop 22 (1986), autumn, pp. 56-~0.

Nash, June ( ed.), Women, Men and the International Decision of Labor. Albany (State University of New York Press), 1983.

Novarra, V., Women's Work, Men's Work. The Ambivalence of equality. London (Boyars) 1980.

Nijhof, Miriam 'Vrouwen en de arbeidsmarkt'. in: SFT 1, 19~8, pp. 182-203. 0

Oakley, Ann, Subject Women. Where Women Stand Today-politically Economi-cally, Socially, emotionally. Oxford (Robertsen), 1981. (H,3)

- The Sociology of Housework. London, 19~4; vert. De Huisvrouw en haar werk. Amsterdam (Van Gennep), 1979.

- Housewife. London (Harmondsworth) 1974. (H) - Women's Work, London (Penguin) 1974. {B,H)

Oudijk, Corinne, Sociale Atlas van de vrouw. Sociaal Cultureel Planburesu, Den Haag (Staatsuitgeverij), 1983. (B,H)

Outshoorn, Joyce, 'Loondruksters of inedestrijdsters? Vrouwen en vakbewe-ging in Nederland 1890-1920'. in: TEU (20), 1975. pp. 722-745.

P

Phelps, Charlotte D., 'Is the Household Obsolete?' in: AER vol. 62, 19~2. Phillips, Anne and Barbara Taylor, 'Sex and Skills. Notes Towards a

Femi-nist Economics'. in: FemiFemi-nist Review no 6, 1980, pp. ~9-88.

- ~Hidden Hands. Women and economic policies. London (Pluto Press), 1983.

(43)

Polachek, Solomon, 'Occupational Self-Selection: A Human Capital Approach to Sex Differences in Occupational Structure'. in: Review of Economics and Statistics. 63, february 1981, pp. 60-69.

- Work Experience and the Difference between Male and Female Wages. Ph.D. dissertation Columbia University, 1973.

-'Discontinuities in Labor Force Participation and its Effects on Wo-men's Market Earnings in: Lloyd, Cynthia (1975).

Poldervaart, Saskia (e.a.) Vrouwenstudies, een inleiding. Nijmegen (SUN), 1983. (3)

Pollert, Anna, 'Women, Gender Relations and Wage Labour'. in: Garmarnikov (ed.) Gender, Class ~ Work. 1983. PP. 96-114.

- Girls, Wives, Factorv Lives. London (MacMillan), 1981.

Projektgroep Vrouwenarbeid Groningen, Verschillen in arbeidspositie tussen mannen en vrouwen bii een semi-overheidsbedriif Verslag van een on-derzoek bii het PTT-telefoondistrikt in Groningen. Sociologisch Insti-tuut Groningen, januari 1981.

R

Raatgever, Reini 'Geéchte arbeid. Uitbuiting onder de dominantie van de verwantschap'. in: TEU 32, Verwantschap en Produktiewijze, 1983. PP. 736-769. (3)

Reid, Margaret G., How New is the 'New Home Economics"? in: Journal of Consumer Research. vol. 4, no. 3, 1977. (H,B,2)

Reighton, Linda Suzanne, Unemployment over the Work Historv~ Structure Determinants and Conseguences. ( Thesis Columbia University 1978),

(B,1)

Reijs, Jeske, 'De boerin op de zandgronden in Oost-Noord-Brabant 1880-1910'. in: Jaarboek voor vrouwengeschiedenis 1980. Nijmegen (SUN), 1980, pp. 208-236. (H)

Reijt, Ali de, 'Arbeidersgezinnen en industrialisatie. Ontwikkelingen in Nederland 1880-1981'. in: Amsterdams Sociologisch Tiidschrift jrg. 4, 1977.

(44)

Riley, Teresa Marie, The Impact of the Anti-Discrimination Legislation on the Employment status of Women. ( Thesis Syracuse University 1984), (B.1)

Roberts, Helen ( ed.), Doing Feminist Research, London (Routledge and Kegan Paul), 1981.

Roberts, K., 'The entry into employment: An approach towards a general theory', in: The sociological Review ( 16), 1968, pp. 165-184. (B,2) -'An alternative theory of occupational choise'. in: Education and

Training, 15 (1973), PP. 310-311. (B,2)

Robison, Esther, Strain and Dual Role: Occuoations Among Women. (Thesis Ph.D. City University of New York 1977), (B,2)

Rogers, Barbara, The Domestication of Women: discrimination in develo in Societies. London~New York, (St. Martin's Press) 1980.

Rosaldo, Michelle Z., 'Gebruik en misbruik van de antropologie. Reflekties op het feminisme en de resultaten van kultuurvergelijkend onderzoek'. in: Jaarboek voor vrouwengeschiedenis 1982. Nijmegen ( SUN), 1982. pp. 171-207.

Rothschild, Joan (ed.), Machina ex dea: Feminist Perspectives on Technolo-g,y. Elmsford~New York (Pergamom Press),

1983-Rowbotham, S., Hidden from Historv 00 Years of Women's Oppression and the Fight Against It. London, (Pluto Press), 1974.

Rubery, Jill, 'Structured Labour Markets, Worker Organization and Low Pay'. in: Cambridge Journal of Economics vol. 2, no. 1, 1978, Pp. 17-36. (B.3)

Rubin, Gayle, 'De handel in vrouwen. Opmerkingen over de "politieke econo-mie" van de sekse'. in: SFT4 Amsterdam ( SARA), 1980, pp. 196-264.

s

Sander, W., 'Women, Work and Divorce'. in: AER ~01. 75 (3), june 1985, PP.

519-523. (B,1)

(45)

Sargeant, L. (ed.), Women and Revolution: A discussion of the Unhappv Marriage of Marxism and Feminisme. Boston (South End Press), 1981. Sawhill, Isabel V., 'The Economic Perspectives of the Family', in: Amsden,

Alice H. (ed), The Economics of Women and Work. 1980, pp. 125-140. ÍH,2)

Scanzoni, John, Sex Roles, Women's Work and Marital Conflict. Lexington, MA (L,exington Books Mass.), 1978. (B,1)

Schilstra, W.N., Vrouwenarbeid in landbouw en industrie in Nederland in de tweede helft der negentiende eeuw. Nijmegen (SUN) 19~6.

Schippers, J.J. en Jacques J. Siegers, 'Beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen in Nederland: een analyse met behulp van human capital-loonvergelijkingen', in: Maandschrift Economie, 50, 1986 (2), pp. 108-122. (B,1)

~'Werkgelegenheidsdiscriminatie van de vrouw in Nederland', in: Soci-aal Maandblad Arbeid 38, 1983, 2 februari. (H,1)

Schoot-Uiterkamp, Annet, 'Terug naar het paradijs? Akties tegen de beper-king van vrouwenarbeid in de jaren dertig', in: Jaarboek voor de ge-schiedenis van socialisme en arbeidersbeweging in Nederland (1978). Nijmegen (SUN), 19~8, pp. 182-244.

Schultz, Theodore W., (ed.), Economics of the Familv: Marriage Children and Human Capital. Chicago, 1974. (H,B,1)

Seccombe, Wally, 'De huisvrouw en haar arbeid in het kapitalisme', in: SUN-werkuitgave: Politieke ekonomie van de huishoudeliike arbeid. Nijmegen (SUN), 1977, pp. 23-44; Oorsp. 'The Housewife and Her Labour und Capitalism'. in: New Left Review vol. 83, 1974, pp. 3-24. (H,3)

Sevenhuijsen, Selma. 'Vadertje Staat, Moedertje thuis? Vrouwen reproduktie en de staat' in: SFT1, 1978, pp. 18-64.

Siegers, Jacques J., A. van Mourik en Th.J. de Poel 'Ontwikkelingen in de beroepssegregatie tussen mannen en vrouwen in de jaren zeventig'. in: ESB 6 juli 1983. (B,2)

~'Op weg naar gelijkheid van mannen en vrouwen binnen de maatschappe-lijke arbeidsverdeling?' in: TPE 6, 1982 (2). (B,2)

(46)

Slob, Elsebee. Arbeidsmarktpositie van vrouwen: arbeidsdeling naar sekse en de kultuur van de werkplek. Scriptie Utrecht, Subfakulteit psycho-logie, 1984.

Smith, James P. (ed.), Female Labor Supplv Theorv and Estimation. Prince-ton, New Yersey (Princeton University Press), 1980.

Sociologisch Instituut Groningen, Zwaar werk is mannenwerk. publikatie 3 van het projekt Vrouw, Arbeid en Gezin, Rijks Universiteit Groningen. - ~Vrouwen die hun mannetie staan. publikatie 2 van het projekt Vrouw,

Arbeid en Gezin; door: M. Leemeijer en R. Tempelaar.

Sorensen, Elaine, 'Implementing Comparable Worth: A Survey of Accent Job Evaluation Studies'. in: AER papers, may 1986, pp. 364-368.

Spender, Dale, Time and Tide Wait for no Man. London (Pandora), 1984. Steenhuis, Aafke, 'kind, er is toch geen werk, blijf maar gezellig een

jaartje thuis' in: de Groene Amsterdammer, 20 sugustus 1975.

Strasser, Susan, Never pone, History of America in Housework. New York, (Pantheon Books) (1982) (H)

Sullerot, Evelyne, Geschíedenis en Sociologie van de Vrouwenarbeid. Parijs 1969; Nijmegen (5UN)

1979-SUN-werkuitgave, Politieke ekonomie van de huishoudeliike arbeid. Debat over gezin, ekonomie en staat in het huidige kapitalisme Nijmegen (SUN) 1977. ( H,3) Met een nawoord van Hugues C. Boekraad en Frits van Wel.

SWOKA, Huishoudelijke produktie. Interimrapport. Den Haag, 1983; door: Aldershoff, D. e.a.

- ~Huishoudens en extra voorzieningen. Den Haag 1982. T

Therborn, Gor~n en Christine Buci-Glucksmann, 'Het Keynesiaanse model en de sociaal-demokratie'. in: Cahiers voor de Politieke en Sociale We-tenschappen. (3) Amsterdam, 1981.

- ~Ideologie en Macht. Amsterdam (SUA), 1982.

Thónnesen, W., Frauenemanzipation. Politik und Literatur der Deutschen Sozial-demokratie zur Frauenbeweging 1869-19 . Frankfurt A~M., 1969. Tilly, Louise and Joan Scott, Women, Work and FamilY. New York, (Holt,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bovine HapMap Consortium. Genome-wide survey of SNP variation uncovers the genetic structure of cattle breeds. Bovine Genome Sequencing and Analysis Consortium. The genome sequence of

This graph time point is taken from when the GNPs were added to the cells….……….72 Figure 5-7: Normalised calculated cytotoxicity using xCELLigence data of the GNPs to the

In hierdie studie word die histories-ingeligte uitvoeringspraktyk (HIU) as benadering ondersoek vir die uitvoering van ornamentasie van vokale Barokmusiek,

Dit heeft een sterke opleving in productiviteit en citaties opgeleverd en de Universiteit van Tilburg heeft bijvoorbeeld een status verkregen die zich laat

Bij een analyse van de efficidnte werking van een economisch systeem met arbeiderszelfbestuur is een statische beschouwingswijze slechts als voor- lopige eerste

Aangezien het accommodatievermogen verloren gaat, wordt deze ingreep meestal niet bij jongere patiënten uitgevoerd.. Oog-

Voor een onderzoek naar de economische betekenis van de jacht in Nederland is het nodig gegevens te verkrijgen over de kosten en opbrengsten die jagers hebben. Het onderzoek

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun