• No results found

Visbestandopnames op enkele oude Demermeanders en enkele waterlopen in het bekken van de Zeeschelde (2016): Meting nul- en één situatie in het kader van de monitoring van het Sigmaplan

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Visbestandopnames op enkele oude Demermeanders en enkele waterlopen in het bekken van de Zeeschelde (2016): Meting nul- en één situatie in het kader van de monitoring van het Sigmaplan"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Visbestandopnames op enkele

oude Demermeanders en enkele waterlopen in

het bekken van de Zeeschelde (2016)

Meting nul- en één situatie in het kader van de

monitoring van het Sigmaplan

(2)

Auteurs:

Linde Galle, Jan Breine, Wim Mertens, Adinda De Bruyn, Isabel Lambeens, Yves Maes en Gerlinde Van Thuyne Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is het Vlaams onderzoeks- en kenniscentrum voor natuur en het duurzame beheer en gebruik ervan. Het INBO verricht onderzoek en levert kennis aan al wie het beleid voorbereidt, uitvoert of erin geïnteresseerd is.

Vestiging: INBO Linkebeek Dwersbos 28, 1630 Linkebeek www.inbo.be e-mail: jan.breine@inbo.be Wijze van citeren:

Galle, L., Breine, J., Mertens, W., De Bruyn, A., Lambeens, I., Maes, Y., Van Thuyne, G. (2017). Visbestandopnames op enkele oude Demermeanders en enkele waterlopen in het bekken van de Zeeschelde (2016) Meting nul- en één situatie in het kader van de monitoring van het Sigmaplan. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2017 (35). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

DOI: doi.org/10.21436/inbor.12991866 D/2017/3241/263

Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2017 (35) ISSN: 1782-9054

Verantwoordelijke uitgever: Maurice Hoffmann

Foto cover: Elektrisch vissen

Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van: Agentschap Natuur en Bos

(3)

Visbestandopnames op enkele oude

Demermeanders en enkele waterlopen in het

bekken van de Zeeschelde (2016)

Meting nul‐ en één situatie in het kader van de monitoring van het 

Sigmaplan 

Linde Galle, Jan Breine, Wim Mertens, Adinda De Bruyn, Isabel Lambeens, Yves

Maes en Gerlinde Van Thuyne

Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2017 (35)

 

D/2017/3241/263 

(4)

Dankwoord

(5)

English abstract

In 2016 INBO researchers surveyed fish assemblages in future flood control areas in the River Demer basin and in  the Wijmeers. Fish surveys occurred in spring and autumn. Where possible two techniques were used to sample the  fish assemblages: electric fishing and fyke netting. 

Meanders in the Demer basin (T0)

Even though dissolved oxygen concentrations (DO) were good in spring. We measured low DO (<6mg/l) in 10 out of  the 13 sample sites in autumn. 

Number of species varied between none to 13. 

Highest number of species and individuals were generally caught in autumn. 

The  captured  fish  species  are  typical  for  stagnant  waters:  pumpkinseed,  rudd,  tench,  stone  moroko,  Belica  (sunbleak) and bitterling. Still rheophilic species as gudgeon, chub and stone loach were caught too.  The exotic stone moroko was caught in five sample sites, pumpkinseed in eight and the brown bullhead in one.  The Chinese mitten crab was not caught in any location.  Wijmeers The DO was low in all locations except in one during spring.  Number of species varied between two to nine. 

Even  though  the  low  DO  in  the  Sompelbeek  more  fish  was  caught  compared  to  previous  campaigns.  However,  number of individuals remains low. 

In the Bellebeek no apparent change in number of species was observed compared to previous campaigns. Here we  captured less fish than in 1998 and 2008. 

(6)
(7)

1 Inleiding

In  het  kader  van  het  Sigmaplan  zijn  verschillende  ontwikkelingen  voorzien  voor  de  realisatie  van  veiligheid  tegen  overstroming en voor natuur. De gewenste ontwikkeling gaat van estuariene natuur, onder vorm van ontpoldering  en gebieden met gecontroleerd gereduceerd getij, tot terrestrisch wetland (Couderé et al., 2005). 

Onderzoekers  van  het  INBO  voerden  visbestandopnames  uit  in  het  toekomstig  overstromingsgebied  Kruibeke‐ Bazel‐Rupelmonde  in  2007  en  2008  (Mertens  et  al.,  2010).  In  2009  werden  een  11‐tal  locaties  langsheen  de  Zeeschelde  bemonsterd  (Breine  et  al.,  2010).  In  het  kader  van  het  Sigmaplan  zijn  verschillende  ontwikkelingen  voorzien  op  deze  locaties  voor  de  realisatie  van  veiligheid  tegen  overstroming  en  voor  natuur.  In  2010  werden  opnieuw overstromingsgebieden langsheen de Zeeschelde bemonsterd (Breine et al., 2011). In het najaar van 2014  en  het  voorjaar  van  2015  werden  de  toekomstige  overstromingsgebieden  in  het  bekken  van  de  Grote  Nete  (Zammel, Itegem, Heist‐op‐den‐Berg), Kleine Nete (nabij Nijlen en Lier), in het Schouselbroek (nabij Steendorp) en  Schellandpolder (Hingene) bemonsterd (Breine et al., 2015).  

In het voor‐ en najaar van 2016 bemonsterden we de monding van de Laarbeek en 13 oude, afgesneden meanders  van de Demer. Het Sigmaproject Demervallei voorziet een volledige herinrichting van de Demervallei tussen Diest  en  Werchter  met  als  doel  om  de  vallei  beter  te  beschermen  tegen  overstromingsgevaar  en  de  Demernatuur  te  herstellen.  In  zijn  huidige  vorm  voorziet  het  Sigmaproject  Demervallei  het  opnieuw  aantakken  van  28  meanders.  Een  aantal  van  de  aan  te  sluiten  meanders  vormen  actueel  al  een  waardevol  habitat.  Het  aansluiten  houdt  een  relatief  hoog  risico  in  op  het  verlies  van  natuurwaarde.  Daar  tegenover  staat  wel  winst  naar  verbetering  van  de  structuurkwaliteit van de rivier en herstel van niches voor tal van dier‐ en plantensoorten. Anderzijds liggen er in de  vallei  ook  heel  wat  meanders  waar  geen  aansluiting  is  voorzien.  Nochtans  kan  mits  gerichte  maatregelen  een  herstel  als  water‐  en  oeverbiotoop  zonder  grote  inspanningen  gerealiseerd  worden.  Er  kan  eventueel  worden  overwogen  om  bepaalde  soorten  uit  de  aan  te  takken  meanders  hier  in  onder  te  brengen.  Een  volledige  inventarisatie van alle meanders zou te omvangrijk worden. Daarom werd er geopteerd om een steekproef uit te  voeren om toch enigszins een zicht te krijgen op het visbestand. De 13 bemonsterde meanders zijn meanders die  opnieuw  aangetakt  zullen  worden  (al  dan  niet  als  proefproject)  of  die  niet  aangetakt  zullen  worden,  maar  die  nu  ook al nader geïnventariseerd worden door het Regionaal landschap Noord‐hageland (RLNH) op vlak van amfibieën  en insecten met het oog op herinrichting als waterhabitat. (bron: www.sigmaplan.be en “Voorstel te bemonsteren  meanders Demer tussen Diest en Werchter” – pers. Comm. Bart Van der Aa). 

(8)

2017 opnieuw opengemaakt. Bedoeld als éénmeting (T1), moet de meting op de Bellebeek dus als herhaling van de  nulmeting (T0) beschouwd worden. 

(9)

2 Materiaal

en

methoden

2.1 Het

studiegebied

14  locaties  liggen  in  de  Demervallei  (Figuur  1)  en  drie  locaties  langs  de  Schelde  in  de  cluster  Kalkense  Meersen  (Figuur 2).  

 

(10)

 

Figuur  2  Bemonsterde  locaties  in  de  cluster  Kalkense  Meersen  2016.  De  coördinaten  van  de  locaties  werden  ondergebracht  in  Tabel 2. 

In  het  voorjaar  van  2016  bemonsterden  we  de  Sompelbeek  op  locatie  48193100  en  in  het  najaar  op  locatie  48193200. De bemonsterde locaties in de Demervallei en in Wijmeers worden hieronder kort toegelicht. Foto’s zijn  genomen door Jan Breine behalve wanneer anders vermeld. 

 

(11)
(12)

 

Figuur 5 Demermeander 4 (DM4) (T0). 

DM4 is een kleine meander (27 are) gelegen in een afgesloten grasland op de rechter Demeroever (Figuur 5). De  oevers  van  de  meander  zijn  gedeeltelijk  verstevigd  met  houten  paaltjes.  De  aanwezige  vlottende‐  en  bodemwaterplanten bieden veel schuilplaatsen. Buiten een caravan zijn er geen directe invloeden van menselijke  activiteiten. Ook deze meander zal volgens het huidige Sigmaplan aangetakt worden aan de Demer. 

 

(13)

DM5A  (Figuur  6,  27,4  are)  en  DM5B  (Figuur  7,  35,5  are)  zijn  twee  meanders  die  naast  elkaar  liggen  op  de  rechteroever  van  de  Demer.  DM5C  (45,4  are)  ligt  aan  de  overkant  (Figuur  8).  Deze  3  meanders  vormden  vroeger  samen  1  meander  van  de  Demer.  De  oevers  van  DM5A  zijn  omgeven  door  een  bos.  De  vlottende‐  en  bodemwaterplanten  creëren  natuurlijke  schuilplaatsen.  DM5B  ligt  langs  een  open  veld.  Er  zijn  enkel  bodemwaterplanten  aanwezig,  die  enige  natuurlijke  schuilplaatsen  bieden  aan  de  vissen.  DM5C  is  de  enige  meander waar er directe invloed is van menselijke activiteiten. De meander ligt naast een woonhuis met tuin. De  vlottende‐  en  bodemwaterplanten  in  de  vijver  bieden  natuurlijke  schuilplaatsen.  Deze  meandercluster  zal  in  de  toekomst opnieuw verbonden worden aan de Demer. Uit de RLNH‐inventarisatie bleek dat de meanders over een  goede biotoopkwaliteit beschikken (Bron: Bart Van der Aa). 

 

Figuur 7 Demermeander 5B (DM5B) (foto Isabel Lambeens) (T0). 

(14)
(15)
(16)

 

Figuur 12 Demermeander 16 (DM16) (T0). 

(17)

 

Figuur 13 Demermeander 23 (DM23) (T0). 

(18)

 

Figuur 14 Demermeander 25 (DM 25) (T0). 

 

Figuur 15 Demermeander 29 (DM29) (T0) in najaar 2016, toen de meander droog stond (foto Isabel Lambeens). 

(19)
(20)

In  het  voorjaar  van  2016  werd  locatie  48193100  op  de  Sompelbeek  bemonsterd  (Figuur  17).  De  Sompelbeek  stroomt  hier  tussen  graslanden.  Aan  het  begin  van  het  traject  is  de  bodem  met  beton  verstevigd.  De  aanwezige  waterplanten  creëren  veel  natuurlijke  schuilplaatsen  voor  de  vis.  De  staalname  vond  plaats  in  een  zeer  droge  periode waardoor het waterpeil laag was. 

 

Figuur 18 Elektrisch vissen op de Sompelbeek locatie 48193200 (T1) (Foto Franky Dens). 

(21)

  Figuur 19 Elektrisch vissen op de Bellebeek 48191200 (T0) (Foto Linde Galle). 

Zowel in het voor‐ als in het najaar van 2016 werd de Bellebeek op locatie 48119200 bemonsterd (Figuur 19). Het  afgeviste  traject  ligt  100m  stroomopwaarts  de  vistrap  aan  de  monding  in  de  Zeeschelde.  Langs  de  oevers  zijn  er  graslanden  en  een  huis  met  tuin.  Er  is  een  afvoerbuis  aanwezig,  waar  tijdens  de  afvissing  in  het  najaar  van  2016  afvalwater uit kwam. 

(22)

2.2 Staalnamestations

en

waterkwaliteit

In  totaal  bemonsterden  we  14  locaties  in  de  Demervallei  (Tabel  1)  en  drie  locaties  in  Wijmeers  (Tabel  2).  Op  het  terrein  noteerden  we  volgende  parameters:  watertemperatuur,  zuurstof,  zuurgraad,  turbiditeit,  doorzicht  en  conductiviteit. In DM2 en DM3 hebben we geen abiotische gegevens in het voorjaar van 2016 wegens falen van de  meetapparatuur en DM29 stond droog in het najaar van 2016.  Tabel 1 Coördinaten van de staalnamestations T0 Demermeanders  en waterkwaliteit parameters op het moment van de  staalname (met T= temperatuur, O2=  zuurstofconcentratie, pH= zuurgraad, Turb.= turbiditeit, D= doorzicht en  Cond.= conductiviteit.).    Tabel 2 Coördinaten van de staalnamestations Wijmeers en waterkwaliteit parameters op het moment van de staalname (met T= 

temperatuur,  O2=    zuurstofgehalte,  pH=  zuurtegraad,  Turb.=  turbiditeit,  D=  doorzicht  en  Cond.=  conductiviteit, 

Gem. Di= gemiddelde diepte en B= Breedte waterloop).    Zuurstofwaarden in het rood lagen onder de norm (6 mg/l) voor normaal visleven (Belgisch Staatsblad, 2010). In het  voorjaar was de gemiddelde watertemperatuur op de locaties in de Demervallei 9,3°C. Met uitzondering van locatie  DM29 (Rotselaar) waren de zuurstofconcentraties boven de norm. In het najaar van 2016 echter hadden we op 10  van de 13 bemonsterde locaties een te lage zuurstof concentratie. Het gaat hier slechts om een momentopname,  maar normaal worden in oppervlaktewater met een goede zuurstofhuishouding zo geen lage waarden genoteerd.  De  lage  zuurstofwaarden  kunnen  te  wijten  zijn  aan  de  hoge  watertemperatuur  (gem.  19,7°C).  September  was  in  2016  een  uitzonderlijk  warme  maand.  Demermeanders  DM1  en  DM5B  getuigen,  ondanks  de  hoge  watertemperatuur  (gem.  22,7°C)  toch  van  een  goede  zuurstofhuishouding.  Ook  de  zuurstofconcentratie  op  de  Laarbeek (DM9) was tijdens beide campagnes boven de norm. In het Gecontroleerd Overstromingsgebied (GOG)‐

Naam, gemeente X Y Datum T (°C) O₂ (mg/l) O₂ (%) pH Turb. (NTU) D (m) Cond. (µS/cm)

DM1, Scherpenheuvel‐Zichem 195003 187098 29/03/2016 8,8 9,94 85,9 8,2 47,2 1,36 358 DM2, Diest 194442 1878362 26/04/2016 DM4, Diest 194456 187820 26/04/2016 DM5A, Scherpenheuvel‐Zichem 192365 188354 27/04/2016 8,0 8,89 7,8 9,4 1,07 424 DM5B, Scherpenheuvel‐Zichem 192603 188393 27/04/2016 9,1 9,85 86,8 65,2 0,85 323 DM5C, Scherpenheuvel‐Zichem 192354 188262 29/04/2016 8,7 8,48 73,7 7,3 20,9 287 DM 8, Aarschot 187572 187528 28/04/2016 8,4 6,51 55,4 7,1 20,0 331 DM 8 bis, Aarschot 187413 187481 28/04/2016 10,2 7,61 68,3 7,3 6,8 1,12 347 DM 9, Aarschot 187233 187461 28/04/2016 9,2 9,03 79,5 6,9 33,7 0,45 352 DM16, Begijnendijk 179502 185582 29/03/2016 9,7 6,12 56,0 7,2 19,0 486 DM 23, Rotselaar 176688 184991 8/04/2016 9,8 9,34 82,2 8,9 13,4 1,08 345 DM 25, Rotselaar 176593 184880 8/04/2016 9,2 8,35 8,4 5,8 6,4 1,30 346 DM 29, Rotselaar 174697 184368 7/04/2016 10,8 5,70 51,6 7,7 9,3 0,83 288 DM 30, Rotselaar 174426 184477 7/04/2016 9,9 7,94 70,0 6,9 6,1 1,13 288 DM1, Scherpenheuvel‐Zichem 195003 187098 29/08/2016 21,7 8,59 97,9 8,4 3,6 0,77 256 DM2, Diest 194442 1878362 2/09/2016 17,2 1,89 19,6 7,1 600 DM4, Diest 194456 187820 2/09/2016 19,2 4,81 51,5 7,4 0,53 708 DM5A, Scherpenheuvel‐Zichem 192365 188354 1/09/2016 18,4 1,27 13,6 6,9 17,9 0,65 368 DM5B, Scherpenheuvel‐Zichem 192603 188393 1/09/2016 23,8 7,22 85,4 7,7 36,1 0,25 361 DM5C, Scherpenheuvel‐Zichem 192354 188262 1/09/2016 19,8 2,86 31,0 7,1 0,64 253 DM 8, Aarschot 187572 187528 8/09/2016 17,1 3,64 38,3 7,2 30,8 0,38 305 DM 8 bis, Aarschot 187413 187481 8/09/2016 20,7 3,39 38,3 7,3 13,8 0,56 290 DM 9, Aarschot 187233 187461 12/09/2016 17,7 7,06 74,8 7,3 27,6 477 DM16, Begijnendijk 179502 185582 29/08/2016 24,1 2,71 32,2 7,3 74,0 454 DM 23, Rotselaar 176688 184991 13/09/2016 20,2 1,41 15,8 7,3 20,5 427 DM 25, Rotselaar 176593 184880 13/09/2016 16,8 1,56 16,3 6,5 142,0 386 DM 29, Rotselaar 174697 184368 12/09/2016 DM 30, Rotselaar 174426 184477 12/09/2016 20,0 1,46 16,2 7,1 56,0 1,00 469

Waterloop Locatienummer X Y Datum T (°C) O₂ (mg/l) O₂ (%) pH Turb. (NTU) D (m) Cond. (µS/cm) Gem. Di (cm) B (m)

Sompelbeek 48193100 119887 189304 13/05/2016 19,5 4,01 46,5 7,55 60,0 0,28 451 58 2,2

Bellebeek 48191200 119336 189432 13/05/2016 18,7 7,01 77,1 7,58 28,1 0,36 1058 100 4,8

Sompelbeek 48193200 119670 189203 23/09/2016 15,7 4,65 46,6 7,43 0,30 643 30 3,0

(23)

wetland Wijmeers waren de zuurstofwaarden op één na allen onder de norm. Enkel de Bellebeek haalde, voor wat  de zuurstofconcentratie betreft, in het voorjaar van 2016 de norm. 

2.3 Bemonsteringmethodes

Naargelang het oppervlaktewater werd er gevist met een elektrisch visserij toestel en/of schietfuiken (Tabellen 3 en  4). 

Voor  elektrovisserij  gebruikten  we  elektrovisserijapparaten  van  het  type  Deka  7000  gevoed  door  een  5  kW  generator met een regelbare spanning variërend van 300 tot 500 V of van het type Deka 3000 (draagbaar toestel).  De stroomstoot frequentie was 480 Hz. 

 

Figuur 18 Wadend elektrisch vissen  op DM 16 (foto Adinda De Bruyn). 

Het  visbestand  in  sommige  locaties  werd  ook  bemonsterd  met  dubbele  schietfuiken  (Fig.  21).  Deze  dubbele  schietfuiken werden zowel tijdens de voorjaars‐ als najaarscampagnes geplaatst. Het aantal geplaatste fuiken was  afhankelijk van de oppervlakte van het water. De fuiken werden na 48 uur leeggemaakt. 

(24)

 

Figuur 19 Het ophalen van schietfuiken op DM5B (foto Isabel Lambeens). 

(25)

Tabel 3 Afvisdata, Lambert coördinaten en bemonsteringmethode per locatie in voor‐en najaar van 2016 op T0 Demermeanders  (B: vanop boot, W: wadend).    Tabel 4 Afvisdata, Lambert coördinaten en bemonsteringmethode per locatie in voor‐ en najaar van 2016 op T1 Wijmeers 2016  (W: wadend).   

2.4 Statistische

analyses

Waar relevant voerden we Pearson correlaties uit om de relatie tussen abiotische parameters en visgegevens te  analyseren. Voor de statistische verwerking gebruikten we het softwarepakket ‘R’ (versie R.3.3.3). 

Naam, gemeente X Y Datum Methode Oppervlakte (m²) Fuikdagen

DM1, Scherpenheuvel‐Zichem 195003 187098 29/03/2016 elektrischB 770 DM2, Diest 194442 1878362 26/04/2016 elektrischB 5035 DM4, Diest 194456 187820 26/04/2016 elektrischB 1095 DM5A, Scherpenheuvel‐Zichem 192365 188354 27/04/2016 elektrischB 660 DM5A, Scherpenheuvel‐Zichem 192365 188354 29/04/2016 fuik 320 4 DM5B, Scherpenheuvel‐Zichem 192603 188393 27/04/2016 elektrischB 400 DM5B, Scherpenheuvel‐Zichem 192603 188393 29/04/2016 fuik 320 4 DM5C, Scherpenheuvel‐Zichem 192354 188262 29/04/2016 elektrischB 920 DM5C, Scherpenheuvel‐Zichem 192354 188262 29/04/2016 fuik 720 6 DM 8, Aarschot 187572 187528 28/04/2016 elektrischB 562,5 DM 8 bis, Aarschot 187413 187481 28/04/2016 elektrischB 600 DM 9, Aarschot 187233 187461 28/04/2016 elektrischB 800 DM16, Begijnendijk 179502 185582 29/03/2016 elektrischW 250 DM 23, Rotselaar 176688 184991 8/04/2016 elektrischB 1125 DM 25, Rotselaar 176593 184880 8/04/2016 elektrischB 317,5 DM 29, Rotselaar 174697 184368 7/04/2016 elektrischB/W 400 DM 30, Rotselaar 174426 184477 7/04/2016 elektrischB 657,5 DM1, Scherpenheuvel‐Zichem 195003 187098 29/08/2016 elektrischB 417,5 DM2, Diest 194442 1878362 2/09/2016 elektrischW 535 DM4, Diest 194456 187820 2/09/2016 elektrischB 762,5 DM5A, Scherpenheuvel‐Zichem 192365 188354 1/09/2016 elektrischB 660 DM5A, Scherpenheuvel‐Zichem 192365 188354 1/09/2016 fuik 320 4 DM5B, Scherpenheuvel‐Zichem 192603 188393 1/09/2016 elektrischB 400 DM5B, Scherpenheuvel‐Zichem 192603 188393 1/09/2016 fuik 80 2 DM5C, Scherpenheuvel‐Zichem 192354 188262 1/09/2016 elektrischB 920 DM5C, Scherpenheuvel‐Zichem 192354 188262 1/09/2016 fuik 720 6 DM 8, Aarschot 187572 187528 8/09/2016 elektrischW 562,5 DM 8 bis, Aarschot 187413 187481 8/09/2016 elektrischW 600 DM 9, Aarschot 187233 187461 12/09/2016 elektrischW 130 DM16, Begijnendijk 179502 185582 29/08/2016 elektrischW 250 DM 23, Rotselaar 176688 184991 13/09/2016 elektrischB 1045 DM 25, Rotselaar 176593 184880 13/09/2016 elektrischW 280 DM 30, Rotselaar 174426 184477 12/09/2016 elektrischW 587,5

Waterloop Locatienummer X Y Datum Methode Oppervlakte (m²)

(26)
(27)

najaar werden er op DM5C (fuik en elektrische vangst samen), DM8, DM8bis en DM30 meer soorten gevangen dan  in het voorjaar. Ook op DM1 en DM9, waar de zuurstofconcentratie stabiel bleef, vingen we meer soorten in het  najaar.  Op  DM2,  DM5A&B  (fuik  en  elektrische  vangst  samen)  en  DM23  daalde  het  aantal  soorten  in  het  najaar.  Enkel op DM4 bleef het aantal soorten gelijk. Het lijkt er op dat de slechte zuurstofhuishouding van de meanders  weinig  invloed  heeft  op  de  soortendiversiteit.  De  correlatie  tussen  de  zuurstofconcentratie  en  het  aantal  soorten  per  locatie  is  niet  significant  (Pearson  C=0,151;  p=0,415).  De  aanwezige  soorten  stellen  over  het  algemeen  geen  uitgesproken  eisen  aan  de  waterkwaliteit.  Als  we  alle  data  samennemen  van  de  locaties  die  we  met  beide  technieken  bemonsterden  dan  werden  alle  soorten,  behalve  paling  en  kolblei,  met  beide  technieken  gevangen.  Paling  werd  zowel  in  het  voor‐  als  najaar  enkel  met  fuiken  gevangen  en  kolblei  werd  in  het  najaar  enkel  met  de  elektrovisserij gevangen. 

(28)

Tabel 7 Overzicht van de gevangen vissoorten (aan‐/afwezigheid) en het totaal aantal soorten op de verschillende locaties in de  cluster Kalkense Meersen bemonsterd in 2016 (‘+’ betekent elektrisch). Rood zijn locaties met lage  zuurstofconcentratie.    In de Sompelbeek en Bellebeek samen vingen we in het totaal 12 soorten: 8 soorten in het voorjaar en 10 soorten in  het najaar (Tabel 7). In het voorjaar vingen we op de Sompelbeek slechts 2 soorten nl. zeelt (1 ex.) en rietvoorn (3  ex.).  De  zuurstofconcentratie  was  onder  de  norm  en  het  waterpeil  was  laag.  Vermoedelijk  vluchtte  de  vis  stroomafwaarts.  In  het  najaar  vingen  we  op  de  Sompelbeek,  op  een  meer  stroomafwaarts  gelegen  locatie,  9  soorten  nl.  baars,  bittervoorn,  blauwbandgrondel,  driedoornige  stekelbaars,  giebel,  karper,  kolblei,  rietvoorn  en  tiendoornige  stekelbaars.  Ook  hier  was  de  zuurstofconcentratie  onder  de  norm.  De  aanwezige  soorten  stellen  weinig  eisen  aan  de  waterkwaliteit.  Op  de  Bellebeek  troffen  we  in  het  voorjaar  6  soorten  aan  en  in  het  najaar  7  soorten. In het voorjaar vingen we baars, bittervoorn, blankvoorn, blauwbandgrondel, giebel en paling. In het najaar  vingen  we  dezelfde  soorten  zonder  blauwbandgrondel  en  paling  maar  met  driedoornige  stekelbaars,  kolblei  en  rietvoorn. Het zuurstofgehalte daalde op de Bellebeek van 7,01 mg/l in het voorjaar naar 2,24 mg/l in het najaar.  Ondanks de lage zuurstofwaarde in het najaar, vingen we toch meer soorten. 

Als  we  voor‐  en  najaarsvangsten  samennemen,  was  karper  met  een  aantalspercentage  van  42,21%  de  meest  frequent  gevangen  soort  (Tabel  8).  In  het  voorjaar  was  dit  bittervoorn  (26,32%)  en  in  het  najaar  was  dit  karper  (43,55%). 

Tabel 6 Relatieve aantallen van de aangetroffen soorten in de cluster Kalkense Meersen in 2016 (VJ: voorjaar, NJ: najaar). 

   

Waterloop Locatienummer Datum baar

(29)

3.1.2 Aantal individuen

Het aantal gevangen individuen per soort en per locatie in de voor‐ en najaar campagnes in de T0 Demermeanders  en T1 Wijmeers staan in bijlage (Tabellen A en B).  

3.1.2.1 Demervallei 

Gemiddeld,  zonder  onderscheid  van  methode,  vingen  we  het  hoogste  aantal  individuen  in  de  Demervallei  in  het  najaar  (Tabel  9).  In  het  voorjaar  vingen  we  vooral  blankvoorn,  gevolgd  door  rietvoorn  en  vetje.  In  het  voorjaar  werden bermpje, driedoornige stekelbaars en kolblei niet gevangen. In het najaar vingen we vooral baars, gevolgd  door vetje en rietvoorn. Tiendoornige stekelbaars vingen we niet in het najaar.  Tabel 7 Overzicht van het totaal aantal individuen gevangen in T0 Demermeanders in 2016 (VJ: voorjaar 2016, NJ: najaar).    Omgerekend naar gemiddelde Catch Per Unit Effort (CPUE) per locatie en per methode met de voorjaarsdata en de  najaarsdata van 2016 zien we dat in het najaar de hoogste aantallen werden gevangen (Tabel 10). Om de CPUE te  berekenen werden de gevangen aantallen en gewichten omgerekend naar aantal/m² voor de elektrische vangsten  en per fuikdag voor de fuikvisserij data. 

Tabel  8  Gemiddelde  gevangen  aantallen  in  T0  Demermeanders  omgerekend  naar  aantal  per  m²  of  per  fuikdag  naargelang  de  methode. 

(30)

Op basis van het aantal individuen kan ook de Shannon‐Weaner diversiteit index (H) berekend worden. De waarde  van deze index varieert meestal tussen 1,5 en 3,5 en is zelden hoger dan 4 (Margalef, 1972). Het is een maat voor  de soortenrijkdom (totaal aantal soorten in de gemeenschap) en ‘evenness’. Als een bepaalde soort domineert zal  de  evenness  laag  zijn  wat  meestal  op  een  verstoring  van  het  milieu  wijst.  In  de  bemonsterde  locaties  in  de  Demervallei varieert deze index in het voorjaar tussen de 0 (geen vis) en 1,58 (DM1) en in het najaar tussen 0 en  1,87 (DM8Bis). Enkel in DM9 wordt ook een waarde boven 1,5 gehaald in het voorjaar en het najaar. Met andere  woorden  de  visgemeenschap  vertoonde  meestal  een  lage  evenness  vooral  omdat  een  of  twee  soorten  de  gemeenschap domineren (zie verder). 

Op basis van de gevangen vissen kan ook de trofische compositie gescoord worden (Belpaire et al., 2000; Breine et  al.,  2004).  Op  basis  van  de  verhouding  piscivoren,  invertivoren en  omnivoren  wordt  een score gegeven  variërend  tussen  1  en  5  (slecht‐uitstekend).  Voor  de  berekening  moeten  wel  een  minimum  aantal  soorten  en  individuen  gevangen worden. De grenswaarden voor het toekennen van de soorten variëren van het type water (Breine et al.,  2004). In het voorjaar haalt locatie DM5B de maximum score 3 (matig) en drie locaties scoren met 2 “ontoereikend”  (DM5A, DM9 en DM23). In het najaar scoort DM5B opnieuw “matig” en drie locaties halen een score van 2 (DM1,  DM9 en DM23). Al de overige locaties scoren “slecht” (score 1). 

3.1.2.2 Cluster Kalkense Meersen 

Gemiddeld werden in Sompelbeek en Bellebeek samen de hoogste aantallen gevangen in het najaar (Tabel 11). De  hoge najaarsvangst is te wijten aan de vangst in de Sompelbeek (Tabellen B in bijlage en 13). Karper, tiendoornige‐  en driedoornige stekelbaars en bittervoorn werden er in grote aantallen gevangen.

 

Tabel 9 Overzicht van het totaal aantal individuen gevangen in cluster Kalkense Meersenin 2016 (VJ: voorjaar 2016, NJ: najaar).   

In  de  Bellebeek  is  de  evenness  hoger  dan  in  de  Sompelbeek.  In  de  Sompelbeek  was  de  index  0,56  op  de  eerste  locatie in het voorjaar van 2016 en 1,43 in het najaar op de tweede locatie. In de Bellebeek haalden we 1,6 in het  voorjaar en 1,72 in het najaar. De visgemeenschap is blijkbaar minder gedomineerd door een of enkele soorten in  de Wijmeers. In deze locaties is de evolutie naar een evenwichtige visgemeenschap al langer aan de gang dan in de  Demermeanders.  De trofische compositie scoort op alle locaties “ontoereikend”.  Ter illustratie geven we per soort de CPUE voor de viscampagnes in beide gebieden (Tabellen 12 en 13). 

Soorten

Ind#

Ind#

Ind#

(31)

Tabel 10 Aantal individuen gevangen per locatie in T0 Demermeanders omgerekend naar aantal per m² of per fuikdag naargelang  de methode. Rode kleur verwijst naar lage zuurstofconcentratie.    Tabel 11 Aantal individuen gevangen per locatie in de cluster Kalkense Meersen omgerekend naar aantal per m² of per fuikdag  naargelang de methode. Rode kleur verwijst naar lage zuurstofconcentratie.    Biomassa data per locatie staan in bijlage in tabellen C en E. We berekenden ook de biomassa per m² of per fuikdag  en deze resultaten staan in tabellen D en F.      Lo ca ti e num me r Datum Fuik da g e n Op p e rv la kt e  va n  tra ns e ct  (m ²) baar s be rm pj e bi tt e rv oor n bl a n kv o o rn bl a u w b andg ro nde l br a se m br ui ne  Am e rik aa n se  d w er gm eer va l dr ie d oor n ig e  s tek el b a a rs gi e b el ka rp e r ko lb le i ko p vo o rn pa lin g ri e tv o o rn ri vi e rg ro nde l sn o ek ti e nd oor n ig e  s tek el b a a rs ve tje zee lt zo n ne b aa rs Totaal DM1 29/03/2016 770 0,04 0 0,05 0,004 0 0 0 0 0,001 0,001 0 0 0 0,05 0 0,02 0 0 0 0,1 0,3 DM1 29/08/2016 418 0,5 0 0,07 0,005 0 0,005 0 0 0 0,01 0 0 0 0,03 0 0,01 0 0,6 0 0,1 1,3 DM2 26/04/2016 5035 0 0 0,0002 0 0 0 0 0 0,003 0,0002 0 0 0 0,0002 0 0 0 0 0 0 0,004 DM2 2/09/2016 535 0 0 0,004 0 0 0 0 0 0,01 0,002 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,02 DM4 26/04/2016 1095 0 0 0 0,02 0 0,01 0,01 0 0,001 0,1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,2 DM4 2/09/2016 763 0 0 0 0,01 0 0,007 0,005 0 0,06 0,2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,3 DM5A  27/04/2016 660 0 0 0,02 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,03 0 0,03 0 0,7 0,04 0 0,8 DM5A 30/08/2016 660 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,3 0 0,008 0 0 0 0 0,3 DM5A 29/04/2016 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,5 1,3 0 0,8 0 0 0 0 2,5 DM5A 1/09/2016 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,3 106,8 0 1,5 0 0 0 0,3 108,8 DM5B 27/04/2016 400 0,5 0 0,003 0 0,2 0 0 0 0,008 0,005 0 0 0 0 0 0 0 0,2 0 0,02 1,0 DM5B 30/08/2016 400 0,4 0 0,003 0 0,06 0 0 0 0,01 0,003 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,7 1,2 DM5B 29/04/2016 4 31,5 0 1,5 0 53,3 0 0 0 1,8 0 0 0 0 0 0 0 3,5 0 0 91,5 DM5B 1/09/2016 2 23,0 0 3,5 0 13,0 0 0 0 2,0 0,5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1,5 43,5 DM5C 29/04/2016 920 0,008 0 0 0,03 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,04 DM5C 1/09/2016 920 0 0 0,009 0,02 0 0 0 0 0 0 0,001 0 0 0,001 0 0,002 0 0,6 0,002 0 0,6 DM5C 29/04/2016 6 0 0 10,3 1,5 0 0 0 0 0 0,2 0 0 0,2 0 0 0 1,2 0,3 0 13,7 DM5C 1/09/2016 6 0 0 71,5 72,2 0 0 0 0 0 0,2 0 0 0 3,5 0 1,0 0 2,3 17,8 0 168,5 DM8 28/04/2016 563 0,02 0 0 0,8 0 0,03 0 0 0,02 0,004 0 0 0,002 0,1 0 0 0 0 0,002 0 1,02 DM8 8/09/2016 563 0,5 0 0 0,05 0,01 0 0 0,002 0,01 0,5 0 0 0 0,009 0,002 0 0 0 0,004 0,01 1,1 DM8BIS 28/04/2016 600 0,07 0 0,07 0,4 0 0 0 0 0,02 0,005 0 0 0 0,7 0 0 0,008 0 0,005 1,2 DM8BIS 8/09/2016 600 0,09 0 0,02 0,07 0 0,002 0 0 0,01 0,02 0 0,002 0,002 0,04 0,002 0 0 0,002 0,003 0,02 0,3 DM9 28/04/2016 800 0,001 0 0,005 0,01 0,02 0 0 0 0,003 0 0 0,05 0 0 0,02 0 0 0 0 0 0,1 DM9 12/09/2016 130 0 0,06 0,008 0,6 0,3 0,008 0 0,06 0,03 0,1 0 0,02 0,05 0 1,0 0 0 0 0 0,02 2,2 DM16 29/03/2016 250 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM16 29/08/2016 250 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM23 8/04/2016 1125 0,08 0 0 0,1 0 0 0 0 0,002 0,001 0 0 0 0,1 0 0,005 0 0 0,006 0,001 0,3 DM23 13/09/2016 1045 0,1 0 0 0,05 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,03 0 0,002 0 0 0,003 0,001 0,2 DM25 8/04/2016 318 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM25 13/09/2016 280 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM29 7/04/2016 400 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM30 7/04/2016 658 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,02 0 0 0,01 0,003 0 0 0,03 DM30 12/09/2016 588 0 0 0 0 0,003 0 0 0,007 0,09 0 0 0 0 0,003 0,002 0 0 0,03 0 0 0,1

Waterloop Locatienummer Datum Oppe

(32)

3.2

Bespreking per locatie

In  de  2016  bemonsterden  we  15  T0  Demermeanders  en  de  monding  van  de  Laarbeek  en  twee  waterlopen  in  de  Cluster Kalkense Meersen.  Zoals al vermeld staan de ruwe gegevens van aantallen en biomassa in de bijlagen.  3.2.1 Demervallei Voor de bespreking van de vangst per locatie maken we gebruik van relatieve aantallen individuen met onderscheid  tussen het voorjaar en het najaar (Tabel 14).  Tabel 12 Relatieve aantallen per locatie in het voor‐en najaar gevangen tijdens de campagnes 2016 in T0 Demermeanders.    In DM1 vingen we 10 soorten, 8 in het voorjaar en 9 in het najaar. In het voorjaar was het relatief aantal gevangen  zonnebaars  het  hoogst  terwijl  vetje  het  meest  werd  gevangen  in  het  najaar.  Vetje  werd  trouwens  enkel  in  het  najaar gevangen. De aanwezigheid van snoek is positief. In beide campagnes samen was de relatieve bijdrage van  vetje (31,5%) het hoogst gevolgd door baars (30,7%) en zonnebaars (17,5%). 

In  DM2  vingen  we  4  soorten  nl.  giebel  (exoot),  bittervoorn,  karper  en  rietvoorn.  Allen  typerende  soorten  voor  stilstaand water. Zowel in het voor‐ als in het najaar waren de vangstaantallen laag. In het najaar liggen deze nog  lager door de zeer lage zuurstofconcentratie (1,89 mg/l). Giebel, een soort die niet zo gevoelig is voor vervuiling en  lage zuurstofconcentraties, domineerde tijdens beide campagnes de vangstaantallen. 

In  DM4  troffen  we  vijf  soorten  aan  nl.  blankvoorn,  brasem  en  bruine  Amerikaanse  dwergmeerval  (exoot),  giebel  (exoot)  en  karper.  Karper  was  zowel  in  het  voorjaar  als  het  najaar  de  meest  frequent  gevangen  vis  (70%  van  de  totale vangst). Ondanks de te lage zuurstofconcentratie (4,81 mg/l) in het najaar, werd er meer vis gevangen dan in  het voorjaar. De aanwezige soorten zijn soorten die minder gevoelig zijn aan lage zuurstofwaarden.  

DM5A  werd  met  fuiken  en  elektrovisserij  bemonsterd.  In  de  totale  campagne  vingen  we  zeven  soorten.  Met  elektriciteit vingen we vijf soorten, vijf in het voorjaar en slechts twee in het najaar. In het najaar noteerden we een  lage zuurstofconcentratie (1,27 mg/l). Vetje maakte het hoogste relatieve aantal uit in het voorjaar en rietvoorn in  het najaar. Met fuiken vingen we vier soorten: drie in het voorjaar en vier in het najaar. In het voorjaar werd er heel  weinig vis gevangen. Met fuiken was zowel in het voorjaar als in het najaar het relatief aantal gevangen rietvoorn  het  hoogst.  Rietvoorn  en  snoek  vingen  we  met  beide  technieken.  Vetje,  bittervoorn  en  zeelt  werden  niet  in  de  fuiken gevangen terwijl paling en zonnebaars enkel met fuiken werden gevangen. 

(33)

baars in het najaar. In ieder geval vingen we relatief hoge aantallen baars met beide technieken: 44,1% elektrische  en 43,6% met fuiken. 

Ook DM5C bemonsterden we met beide methodes. We vingen in totaal 10 soorten. Met elektrovisserij vingen we  acht soorten: twee in het voorjaar (baars en blankvoorn) en zeven in het najaar. De prijs voor het hoogst relatief  aantal  gevangen  individuen  ging  naar  blankvoorn  in  het  voorjaar.  Vetje,  afwezig  in  het  voorjaar,  domineerde  de  relatieve  aantallen  in  het  najaar  ondanks  de  zeer  lage  zuurstofconcentratie  (2,86%).  Baars  werd  enkel  in  het  voorjaar met elektriciteit gevangen in deze meander. Met fuiken vingen we acht soorten: 6 in het voorjaar en zeven  in het najaar. Bittervoorn domineerde de vangstaantallen in beide seizoenen. 

In  DM8  vingen  we  12  soorten:  acht  in  het  voorjaar  en  tien  in  het  najaar.  Algemeen  waren  blankvoorn  (41,7%),  karper (23,7%) en baars (22,8%) de meest gevangen soorten. Blankvoorn domineerde de voorjaarsvangsten terwijl  baars en karper de najaarsvangsten. Zowel in het voor‐ als in het najaar werd er veel vis gevangen. Dit ondanks het  lage zuurstofgehalte (3,64 mg/l) in het najaar. 

In DM8bis vingen we 13 soorten: acht in het voorjaar en 13 in het najaar (ondanks de lage zuurstofconcentratie van  3,39 mg/l). In het voorjaar domineerde rietvoorn de vangstaantallen, blankvoorn in het najaar. Bijna de helft van de  vangst  in  het  voorjaar  bestond  uit  rietvoorn,  gevolgd  door  blankvoorn.  Opvallend  is  de  aanwezigheid  van  een  kopvoorn in het najaar. Kopvoorn verkiest stromend water. Vermoedelijk is de vis bij overstromingen van de Demer  in de meander gesukkeld. In 2014 vingen we kopvoorn in de Demer van Hasselt tot Rotselaar (bron VIS). 

Aan  de  monding  van  de  Laarbeek  (DM9)  in  de  Demer  vingen  we  13  soorten:  zeven  in  het  voorjaar  en  12  in  het  najaar.  Kopvoorn  domineerde  de  voorjaarsvangsten  en  riviergrondel  de  najaarsvangsten.  Algemeen  was  riviergrondel  (37,6%)  de  meest  gevangen  soort.  De  soort  gedijt  zeer  goed  op  de  Demer.  Blankvoorn  (23,9%)  en  blauwbandgrondel (12,6%) zijn de tweede en derde meest gevangen soorten. De overige soorten, zijn allen soorten  die ook goed op de Demer gedijen, o.a. paling, bermpje, blauwbandgrondel. In het najaar vingen we veel meer vis  dan in het voorjaar. Het waterpeil stond in het najaar veel hoger dan in het voorjaar.  In DM16 vingen we geen vis. In het voorjaar vingen we wel een watersalamander.  In DM23 vingen we acht soorten: acht in het voorjaar en zes in het najaar. Rietvoorn werd het meest gevangen in  het voorjaar ten opzichte van de overige soorten, baars in het najaar. Algemeen waren baars (39,5%), blankvoorn  (25,9%) en rietvoorn (27,6%) de dominant aanwezige soorten. De overige soorten, giebel, karper, snoek, zeelt en  zonnebaars maken elk minder dan 2% van de totale vangst uit. In het najaar was de zuurstofconcentratie met 1,41  mg/l zeer laag wat het lagere aantal gevangen individuen kan verklaren.  In DM25 vingen we geen vis.  In DM29 troffen we in het voorjaar geen vis aan. De zuurstofconcentratie was met 5,7 mg/l net onder de norm. In  het najaar stond de meander droog. 

In  DM30  vingen  we  zeven  soorten:  drie  in  het  voorjaar  en  zes  in  het  najaar.  Rietvoorn  domineerde  de  vangstaantallen  in  het  voorjaar,  giebel  in  het  najaar.  In  het  voorjaar  vingen  we  amper  23  vissen.  Rietvoorn,  tiendoornige stekelbaars en vetje waren de drie aanwezige soorten. In het najaar, wanneer de zuurstofconcentratie  slechts 1,46 mg/l was, vingen we 84 vissen. Giebel, vetje, blauwbandgrondel, driedoornige stekelbaars, rietvoorn en  riviergrondel waren de aanwezige soorten. 

(34)

3.2.2 Cluster Kalkense Meersen

Tabel  13  Relatieve  aantallen  per  locatie  in  het  voor‐en  najaar  gevangen  tijdens  de  campagnes  2016  in  de  cluster  Kalkense  Meersen. 

 

Op de Sompelbeek vingen we in totaal tien soorten: twee in het voorjaar en negen in het najaar (weliswaar op een  andere  locatie).  De  voorjaarslocatie  ligt  meer  stroomopwaarts  dan  de  najaarslocatie.  In  het  voorjaar  vingen  we  slechts  vier  vissen:  één  zeelt  en  drie  rietvoorns.  In  het  najaar  vingen  we  karper,  driedoornige‐  en  tiendoornige  stekelbaars in grote aantallen. Deze soorten zijn geen veeleisende soorten wat de waterkwaliteit betreft. 

In  2009  voerden  we  visbestandopnames  uit  in  Wijmeers  voor  de  start  van  de  werken.  We  bemonsterden  er  de  Sompelbeek,  400m  stroomopwaarts  locatie  48193100  (de  najaarslocatie  van  de  Sompelbeek).  Destijds  vingen  we  noch  in  het  voorjaar  noch  in  het  najaar  vis.  Het  water  stonk,  er  werd  afvalwater  van  een  nabijgelegen  wijk  in  geloosd en de oevervegetatie was vernietigd door een onkruidverdelger. Zowel in het voorjaar als in het najaar van  2009 haalde het zuurstofgehalte de norm niet (2,1 mg/l (bij T=16,8°C) in het voorjaar en 3,6 mg/l (bij T=10°C) in het  najaar)  (Van  Thuyne  &  Breine,  2010).  We  kunnen  dus  stellen  dat,  ondanks  de  nog  steeds  ondermaatse  waterkwaliteit  van  de  Sompelbeek  (zuurstofconcentratie  was  telkens  onder  de  norm),  de  aanleg  van  het  Gecontroleerd Overstromingsgebied (GOG)‐wetland Wijmeers een meerwaarde is voor het visbestand.  

(35)

4 Bijvangsten

Opmerkelijk  is  dat  Chinese  wolhandkrab,  die  invasief  voorkomt  in  de  Demer,  in  geen  enkele  Demermeander  gevangen werd. Blijkbaar vormen de meanders geen interessant habitat voor de soort, althans in de periodes van  bemonstering. Wel vingen we in 2 meanders geel‐ en roodwangschildpadden. Deze schildpadden kunnen zich niet  voortplanten  in  onze  regio  omdat  het  te  koud  is  om  de  eieren  uit  te  broeden.  Andere  bijvangsten  zijn  watersalamanders en kikkervisjes. In de Laarbeek (DM9) troffen we enkel in het najaar Chinese wolhandkrab aan  (Tabel 15).  Tabel 14 Bijvangsten in de verschillende campagnes 2016 in T0 Demermeanders.    Op de Sompelbeek vingen we in het najaar 3 Chinese wolhandkrabben (Tabel 16).  Tabel 15 Bijvangsten in de verschillende campagnes 2016 in de cluster Kalkense Meersen.   

watersalamander Geel‐ en roodwangschildpadden kikkervisje

(36)

5 Besluiten

In  het  kader  van  de  monitoring  van  het  Sigmaplan  voerden  we  een  nulmeting  (T0)  van  het  visbestand  uit  in  verschillende oude Demermeanders en aan de monding van de Laarbeek. Er werd in het voorjaar en in het najaar  bemonsterd. Waar mogelijks werd naast elektrische visserij ook met dubbele schietfuiken gevist.  De zuurstofconcentratie in het najaar was in 10 van de 13 bemonsterde locaties beneden de norm. In het voorjaar  werden geen concentraties onder de norm gemeten.  Het aantal soorten varieert van nul tot 13.  In het najaar vingen we het hoogst aantal soorten, alsook het hoogst aantal individuen. 

De  aanwezige  soorten  zijn  vooral  typische  soorten  voor  stilstaand  water  (zonnebaars,  rietvoorn,  zeelt,  vetje,  blauwbandgrondel  en  bittervoorn)  en  ook  enkele  typische  riviersoorten  afkomstig  van  de  Demer  (riviergrondel,  bermpje en kopvoorn). 

De  invasieve  soorten  blauwbandgrondel  vingen  we  op  vijf  meanders,  zonnebaars  op  acht  en  bruine  Amerikaanse  dwergmeerval op één. Deze soorten gedijen al in de Demer. Blauwbandgrondel komt abundant op de Demer voor,  zonnebaars en vooral bruine Amerikaanse dwergmeerval komen minder talrijk voor in de Demer. 

Er werden geen Chinese wolhandkrabben gevangen in de oude Demermeanders. Bij het opnieuw aantakken van de  meanders  aan  de  Demer  kan  de  krab  zich  wel  eventueel  in  de  meanders  huisvesten  en  de  aanwezige  aquafauna  beïnvloeden.  

Na  de  geplande  inrichtingswerken  zal  het  opvolgen  van  de  visgemeenschap  toelaten  om  de  effecten  op  deze  te  beschrijven. 

In  het  kader  van  de  monitoring  van  het  Sigmaplan  voerden  we  een  éénmeting  (T1)  van  het  visbestand  uit  op  de  Sompelbeek in het Gecontroleerd Overstromingsgebied (GOG)‐wetland Wijmeers en werd de nulmeting (T0) op de  Bellebeek herhaald.  Het zuurstofgehalte was in de Bellebeek in het najaar onder de norm. Het zuurstofgehalte in de Sompelbeek was  zowel in het voorjaar als in het najaar onder de norm. De aanwezige soorten zijn dan ook vooral soorten die weinig  eisen stellen.   Het aantal soorten varieert van twee tot negen. 

In  de  Sompelbeek  komt  meer  visleven  voor  dan  anno  2009,  ondanks  het  feit  dat  de  waterkwaliteit  ondermaats  blijft. De aanleg van het Gecontroleerd Overstromingsgebied (GOG)‐wetland Wijmeers is dus een meerwaarde voor  het visbestand op de Sompelbeek. 

In  de  Bellebeek  komen  evenveel  soorten  voor  als  de  periode  1998‐2008.  Doch  de  vangstaantallen  waren  opmerkelijk lager. 

De invasieve Chinese wolhandkrab is al aanwezig in het pas aangelegde Gecontroleerd Overstromingsgebied (GOG)‐ wetland Wijmeers. 

(37)
(38)

Bijlagen:

Tabel A Het aantal gevangen individuen per soort en per locatie in de voor‐ en najaar campagnes (2016) T0 Demermeanders. Rode  kleur verwijst naar lage zuurstofconcentratie. 

 

   

Locatie datum methode baa

(39)

Tabel B Het aantal gevangen individuen per soort en per locatie in de voor‐ en najaar campagnes (2016) in de cluster Kalkense  Meersen. Rode kleur verwijst naar lage zuurstofconcentratie.    Tabel C Biomassa (g) gevangen per soort en per locatie in de voor‐ en najaar campagnes (2016) T0 Demermeanders. Rode kleur  verwijst naar lage zuurstofconcentratie.       

Waterloop

Locatienummer

Datum

baar

s

bi

tt

er

vo

o

rn

bl

an

kv

o

o

rn

bl

au

w

ba

ndg

ro

nde

l

dr

ie

do

o

rni

ge

 s

tek

el

b

aa

rs

gi

eb

el

ka

rp

er

ko

lb

le

i

pa

ling

ri

et

vo

o

rn

ti

en

do

o

rni

ge

 s

tek

el

b

aa

rs

ze

e

lt

To

taal

Sompelbeek

48193100

13/05/2016

0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 0 1

4

Bellebeek

48191200

13/05/2016

1 5 3 1 0 3 0 0 2 0 0 0

15

Sompelbeek

48193200

23/09/2016

4 47 0 3 104 22 260 3 0 1 123 0

567

Bellebeek

48191200

23/09/2016

2 1 9 0 2 6 0 3 0 7 0 0

30

Locatie Datum methode baar

(40)

Tabel D Biomassa gevangen in de verschillende locaties in T0 Demermeanders omgerekend naar g/m² of g/fuikdag. Rode kleur  verwijst naar lage zuurstofconcentratie.    Tabel E Biomassa (g) gevangen per soort en per locatie in de voor‐ en najaar campagnes (2016) in de cluster Kalkense Meersen.  Rode kleur verwijst naar lage zuurstofconcentratie.        Locatie Datum Fuik d a ge n O ppe rv la kt e  va n  tr an sec t  (m ²) baa rs be rm p je b itter vo o rn bla n kv oor n bla u w b andg ro nde l br as em br uine  A m er ik aan se  d w erg m eer va l dr ie do or nig e  stek elb a ar s gi e b el ka rp e r ko lb lei ko pv oor n pal ing ri et voor n ri vi e rg ro nde l sn o e k ti endo or nig e  stek elb a ar s vet je ze el t zo nne ba ar s To taal DM1 29/03/2016 770 0,6 0 0,06 0,10 0 0 0 0 0,03 7,9 0 0 0 0,2 0 1,02 0 0 0 1,2 11,1 DM1 29/08/2016 417,5 1,5 0 0,1 0,2 0 0,009 0 0 0 0,07 0 0 0 0,07 0 6,6 0 0,4 0 1,7 10,7 DM2 26/04/2016 5035 0 0 0,001 0 0 0 0 0 0,1 0,001 0 0 0 0,002 0 0 0 0 0 0 0,1 DM2 2/09/2016 535 0 0 0,01 0 0 0 0 0 0,6 0,009 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,6 DM4 26/04/2016 1095 0 0 0 0,5 0 0,05 1,04 0 1,0 33,8 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 36,4 DM4 2/09/2016 762,5 0 0 0 0,1 0 0,03 0,07 0 1,0 10,3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 11,5 DM5A 27/04/2016 660 0 0 0,04 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,1 0 7,2 0 0,2 1,4 0 9,1 DM5A 30/08/2016 660 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,3 0 0,4 0 0 0 0 0,7 DM5A 29/04/2016 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 570,9 7,6 0 880 0 0 0 0 1458,4 DM5A 1/09/2016 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 242,6 884,1 0 1654,5 0 0 0 5,5 2786,7 DM5B 27/04/2016 400 2,4 0 0,005 0 0,6 0 0 0 4,0 15,9 0 0 0 0 0 0 0 0,4 0 0,2 23,5 DM5B 1/09/2016 400 3,2 0 0,01 0 0,1 0 0 0 12,3 0,05 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1,5 17,2 DM5B 29/04/2016 4 161,3 0 3,8 0 206,6 0 0 0 354 0 0 0 0 0 0 0 0 9,3 0 0 734,9 DM5B 1/09/2016 2 341,5 0 16,3 0 92,7 0 0 0 913,6 2,0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 22,2 1388,1 DM5C 29/04/2016 920 0,2 0 0 0,2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,4 DM5C 30/08/2016 920 0 0 0,02 0,1 0 0 0 0 0 0 0,001 0 0 0,01 0 0,1 0 0,4 0,02 0 0,7 DM5C 29/04/2016 6 0 0 28,5 6,3 0 0 0 0 0 1666,7 0 0 243,1 0 0 0 0 1,7 521,7 0 2467,8 DM5C 1/09/2016 6 0 0 172,7 846,5 0 0 0 0 0 13,5 0 0 0 58,9 0 736,6 0 1,8 2074,5 0 3904,5 DM8 28/04/2016 562,5 0,3 0 0 7,8 0 1,6 0 0 1,8 13,5 0 0 3,1 1,85 0 0 0 0 0,7 0 30,7 DM8 8/09/2016 562,5 3,4 0 0 0,6 0,02 0,000 0 0,001 0,6 8,8 0 0 0 0,25 0,007 0 0 0 0,1 0,2 13,9 DM8BIS 28/04/2016 600 1,2 0 0,4 1,2 0 0 0 0 4,0 14,2 0 0 0 1,71 0 0 0 0,02 0 0,1 22,8 DM8BIS 8/09/2016 600 2,8 0 0,1 1,2 0 0,3 0 0 1,0 0,2 0 0,03 1,1 0,43 0,007 0 0 0,003 0,4 0,2 7,7 DM9 28/04/2016 800 0,8 0 0,005 0,02 0,008 0 0 0 0,005 0 0 0,07 0 0 0,02 0 0 0 0 0,0 0,9 DM9 12/09/2016 130 0 0,1 0,01 0,8 0,3 0,002 0 0,03 0,09 0,9 0 0,02 1,0 0 0,75 0 0 0 0 0,045 4,1 DM16 29/03/2016 250 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,00 DM16 29/08/2016 250 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,00 DM23 8/04/2016 1125 1,6 0 0 1,0 0 0 0 0 2,5 5,7 0 0 0 0,6 0 3,9 0 0 0,2 0,007 15,4 DM23 13/09/2016 1045 1,3 0 0 0,5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,05 0 0,4 0 0 0,03 0,02 2,3 DM25 8/04/2016 317,5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM25 13/09/2016 280 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM29 7/04/2016 400 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM30 7/04/2016 587,5 0 0 0 0 0,004 0 0 0,003 5,9 0 0 0 0 0,02 0,001 0 0 0,01 0 0 5,9 DM30 12/09/2016 657,5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,03 0 0 0,02 0,008 0 0 0,06

Waterloop Locatienummer Datum baar

(41)

Tabel F Biomassa gevangen in de verschillende locaties in de cluster Kalkense Meersen omgerekend naar g/m² of g/fuikdag. Rode  kleur verwijst naar lage zuurstofconcentratie. 

 

Waterloop Locatienummer Datum Oppe

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Overzicht van de aangetroffen vissoorten (aan-/afwezigheid) en het totaal aantal soorten op de verschillende locaties bemonsterd in 2014 en 2015 (‘+’ betekent elektrisch,

Code: de letters voor het eerste cijfer geven de code van de locatie (zie Tabel 1), het eerste cijfer verwijst binnen de locatie naar een bepaalde waterloop; E staat voor

Op 5, 6 en 7 november 2007 en 14, 15 en 16 april 2008 werden visbestandopnames uitgevoerd in 3 waterlopen en 1 stilstaand water in het toekomstige overstromingsgebied van Kruibeke

In totaal vingen we maar liefst 18 soorten: zeebaars, vetje, snoekbaars, snoek, rietvoorn, pos, paling, kolblei, karper, giebel, brasem, brakwatergrondel, bot,

Op de Poperingevaart (11 locaties) vingen we 15 soorten: de twee stekelbaarssoorten, baars, blankvoorn, blauwbandgrondel, giebel, karper, kolblei, paling, rietvoorn,

27 Tabel 8 Aantal individuen (links in tabel) en biomassa in gram (g) (rechts in tabel) per soort gevangen met elektrische visserij (EB) en fuiken (F) in WMS04 in het voor- en

In  het  voor‐  en  najaar  van  2017  bemonsterden  we  in  het  Gecontroleerd  Overstromingsgebied  (GOG‐wetland)  de  Wijmeers  de  grote  plas,  een 

In  het  kader  van  het  Sigmaplan  zijn  verschillende  activiteiten  voorzien  voor  de  realisatie  van  veiligheid