Visbestandopnames op enkele
oude Demermeanders en enkele waterlopen in
het bekken van de Zeeschelde (2016)
Meting nul- en één situatie in het kader van de
monitoring van het Sigmaplan
Auteurs:
Linde Galle, Jan Breine, Wim Mertens, Adinda De Bruyn, Isabel Lambeens, Yves Maes en Gerlinde Van Thuyne Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is het Vlaams onderzoeks- en kenniscentrum voor natuur en het duurzame beheer en gebruik ervan. Het INBO verricht onderzoek en levert kennis aan al wie het beleid voorbereidt, uitvoert of erin geïnteresseerd is.
Vestiging: INBO Linkebeek Dwersbos 28, 1630 Linkebeek www.inbo.be e-mail: jan.breine@inbo.be Wijze van citeren:
Galle, L., Breine, J., Mertens, W., De Bruyn, A., Lambeens, I., Maes, Y., Van Thuyne, G. (2017). Visbestandopnames op enkele oude Demermeanders en enkele waterlopen in het bekken van de Zeeschelde (2016) Meting nul- en één situatie in het kader van de monitoring van het Sigmaplan. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2017 (35). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.
DOI: doi.org/10.21436/inbor.12991866 D/2017/3241/263
Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2017 (35) ISSN: 1782-9054
Verantwoordelijke uitgever: Maurice Hoffmann
Foto cover: Elektrisch vissen
Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van: Agentschap Natuur en Bos
Visbestandopnames op enkele oude
Demermeanders en enkele waterlopen in het
bekken van de Zeeschelde (2016)
Meting nul‐ en één situatie in het kader van de monitoring van het
Sigmaplan
Linde Galle, Jan Breine, Wim Mertens, Adinda De Bruyn, Isabel Lambeens, Yves
Maes en Gerlinde Van Thuyne
Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2017 (35)
D/2017/3241/263
Dankwoord
English abstract
In 2016 INBO researchers surveyed fish assemblages in future flood control areas in the River Demer basin and in the Wijmeers. Fish surveys occurred in spring and autumn. Where possible two techniques were used to sample the fish assemblages: electric fishing and fyke netting.
Meanders in the Demer basin (T0)
Even though dissolved oxygen concentrations (DO) were good in spring. We measured low DO (<6mg/l) in 10 out of the 13 sample sites in autumn.
Number of species varied between none to 13.
Highest number of species and individuals were generally caught in autumn.
The captured fish species are typical for stagnant waters: pumpkinseed, rudd, tench, stone moroko, Belica (sunbleak) and bitterling. Still rheophilic species as gudgeon, chub and stone loach were caught too. The exotic stone moroko was caught in five sample sites, pumpkinseed in eight and the brown bullhead in one. The Chinese mitten crab was not caught in any location. Wijmeers The DO was low in all locations except in one during spring. Number of species varied between two to nine.
Even though the low DO in the Sompelbeek more fish was caught compared to previous campaigns. However, number of individuals remains low.
In the Bellebeek no apparent change in number of species was observed compared to previous campaigns. Here we captured less fish than in 1998 and 2008.
1 Inleiding
In het kader van het Sigmaplan zijn verschillende ontwikkelingen voorzien voor de realisatie van veiligheid tegen overstroming en voor natuur. De gewenste ontwikkeling gaat van estuariene natuur, onder vorm van ontpoldering en gebieden met gecontroleerd gereduceerd getij, tot terrestrisch wetland (Couderé et al., 2005).
Onderzoekers van het INBO voerden visbestandopnames uit in het toekomstig overstromingsgebied Kruibeke‐ Bazel‐Rupelmonde in 2007 en 2008 (Mertens et al., 2010). In 2009 werden een 11‐tal locaties langsheen de Zeeschelde bemonsterd (Breine et al., 2010). In het kader van het Sigmaplan zijn verschillende ontwikkelingen voorzien op deze locaties voor de realisatie van veiligheid tegen overstroming en voor natuur. In 2010 werden opnieuw overstromingsgebieden langsheen de Zeeschelde bemonsterd (Breine et al., 2011). In het najaar van 2014 en het voorjaar van 2015 werden de toekomstige overstromingsgebieden in het bekken van de Grote Nete (Zammel, Itegem, Heist‐op‐den‐Berg), Kleine Nete (nabij Nijlen en Lier), in het Schouselbroek (nabij Steendorp) en Schellandpolder (Hingene) bemonsterd (Breine et al., 2015).
In het voor‐ en najaar van 2016 bemonsterden we de monding van de Laarbeek en 13 oude, afgesneden meanders van de Demer. Het Sigmaproject Demervallei voorziet een volledige herinrichting van de Demervallei tussen Diest en Werchter met als doel om de vallei beter te beschermen tegen overstromingsgevaar en de Demernatuur te herstellen. In zijn huidige vorm voorziet het Sigmaproject Demervallei het opnieuw aantakken van 28 meanders. Een aantal van de aan te sluiten meanders vormen actueel al een waardevol habitat. Het aansluiten houdt een relatief hoog risico in op het verlies van natuurwaarde. Daar tegenover staat wel winst naar verbetering van de structuurkwaliteit van de rivier en herstel van niches voor tal van dier‐ en plantensoorten. Anderzijds liggen er in de vallei ook heel wat meanders waar geen aansluiting is voorzien. Nochtans kan mits gerichte maatregelen een herstel als water‐ en oeverbiotoop zonder grote inspanningen gerealiseerd worden. Er kan eventueel worden overwogen om bepaalde soorten uit de aan te takken meanders hier in onder te brengen. Een volledige inventarisatie van alle meanders zou te omvangrijk worden. Daarom werd er geopteerd om een steekproef uit te voeren om toch enigszins een zicht te krijgen op het visbestand. De 13 bemonsterde meanders zijn meanders die opnieuw aangetakt zullen worden (al dan niet als proefproject) of die niet aangetakt zullen worden, maar die nu ook al nader geïnventariseerd worden door het Regionaal landschap Noord‐hageland (RLNH) op vlak van amfibieën en insecten met het oog op herinrichting als waterhabitat. (bron: www.sigmaplan.be en “Voorstel te bemonsteren meanders Demer tussen Diest en Werchter” – pers. Comm. Bart Van der Aa).
2017 opnieuw opengemaakt. Bedoeld als éénmeting (T1), moet de meting op de Bellebeek dus als herhaling van de nulmeting (T0) beschouwd worden.
2 Materiaal
en
methoden
2.1 Het
studiegebied
14 locaties liggen in de Demervallei (Figuur 1) en drie locaties langs de Schelde in de cluster Kalkense Meersen (Figuur 2).
Figuur 2 Bemonsterde locaties in de cluster Kalkense Meersen 2016. De coördinaten van de locaties werden ondergebracht in Tabel 2.
In het voorjaar van 2016 bemonsterden we de Sompelbeek op locatie 48193100 en in het najaar op locatie 48193200. De bemonsterde locaties in de Demervallei en in Wijmeers worden hieronder kort toegelicht. Foto’s zijn genomen door Jan Breine behalve wanneer anders vermeld.
Figuur 5 Demermeander 4 (DM4) (T0).
DM4 is een kleine meander (27 are) gelegen in een afgesloten grasland op de rechter Demeroever (Figuur 5). De oevers van de meander zijn gedeeltelijk verstevigd met houten paaltjes. De aanwezige vlottende‐ en bodemwaterplanten bieden veel schuilplaatsen. Buiten een caravan zijn er geen directe invloeden van menselijke activiteiten. Ook deze meander zal volgens het huidige Sigmaplan aangetakt worden aan de Demer.
DM5A (Figuur 6, 27,4 are) en DM5B (Figuur 7, 35,5 are) zijn twee meanders die naast elkaar liggen op de rechteroever van de Demer. DM5C (45,4 are) ligt aan de overkant (Figuur 8). Deze 3 meanders vormden vroeger samen 1 meander van de Demer. De oevers van DM5A zijn omgeven door een bos. De vlottende‐ en bodemwaterplanten creëren natuurlijke schuilplaatsen. DM5B ligt langs een open veld. Er zijn enkel bodemwaterplanten aanwezig, die enige natuurlijke schuilplaatsen bieden aan de vissen. DM5C is de enige meander waar er directe invloed is van menselijke activiteiten. De meander ligt naast een woonhuis met tuin. De vlottende‐ en bodemwaterplanten in de vijver bieden natuurlijke schuilplaatsen. Deze meandercluster zal in de toekomst opnieuw verbonden worden aan de Demer. Uit de RLNH‐inventarisatie bleek dat de meanders over een goede biotoopkwaliteit beschikken (Bron: Bart Van der Aa).
Figuur 7 Demermeander 5B (DM5B) (foto Isabel Lambeens) (T0).
Figuur 12 Demermeander 16 (DM16) (T0).
Figuur 13 Demermeander 23 (DM23) (T0).
Figuur 14 Demermeander 25 (DM 25) (T0).
Figuur 15 Demermeander 29 (DM29) (T0) in najaar 2016, toen de meander droog stond (foto Isabel Lambeens).
In het voorjaar van 2016 werd locatie 48193100 op de Sompelbeek bemonsterd (Figuur 17). De Sompelbeek stroomt hier tussen graslanden. Aan het begin van het traject is de bodem met beton verstevigd. De aanwezige waterplanten creëren veel natuurlijke schuilplaatsen voor de vis. De staalname vond plaats in een zeer droge periode waardoor het waterpeil laag was.
Figuur 18 Elektrisch vissen op de Sompelbeek locatie 48193200 (T1) (Foto Franky Dens).
Figuur 19 Elektrisch vissen op de Bellebeek 48191200 (T0) (Foto Linde Galle).
Zowel in het voor‐ als in het najaar van 2016 werd de Bellebeek op locatie 48119200 bemonsterd (Figuur 19). Het afgeviste traject ligt 100m stroomopwaarts de vistrap aan de monding in de Zeeschelde. Langs de oevers zijn er graslanden en een huis met tuin. Er is een afvoerbuis aanwezig, waar tijdens de afvissing in het najaar van 2016 afvalwater uit kwam.
2.2 Staalnamestations
en
waterkwaliteit
In totaal bemonsterden we 14 locaties in de Demervallei (Tabel 1) en drie locaties in Wijmeers (Tabel 2). Op het terrein noteerden we volgende parameters: watertemperatuur, zuurstof, zuurgraad, turbiditeit, doorzicht en conductiviteit. In DM2 en DM3 hebben we geen abiotische gegevens in het voorjaar van 2016 wegens falen van de meetapparatuur en DM29 stond droog in het najaar van 2016. Tabel 1 Coördinaten van de staalnamestations T0 Demermeanders en waterkwaliteit parameters op het moment van de staalname (met T= temperatuur, O2= zuurstofconcentratie, pH= zuurgraad, Turb.= turbiditeit, D= doorzicht en Cond.= conductiviteit.). Tabel 2 Coördinaten van de staalnamestations Wijmeers en waterkwaliteit parameters op het moment van de staalname (met T=
temperatuur, O2= zuurstofgehalte, pH= zuurtegraad, Turb.= turbiditeit, D= doorzicht en Cond.= conductiviteit,
Gem. Di= gemiddelde diepte en B= Breedte waterloop). Zuurstofwaarden in het rood lagen onder de norm (6 mg/l) voor normaal visleven (Belgisch Staatsblad, 2010). In het voorjaar was de gemiddelde watertemperatuur op de locaties in de Demervallei 9,3°C. Met uitzondering van locatie DM29 (Rotselaar) waren de zuurstofconcentraties boven de norm. In het najaar van 2016 echter hadden we op 10 van de 13 bemonsterde locaties een te lage zuurstof concentratie. Het gaat hier slechts om een momentopname, maar normaal worden in oppervlaktewater met een goede zuurstofhuishouding zo geen lage waarden genoteerd. De lage zuurstofwaarden kunnen te wijten zijn aan de hoge watertemperatuur (gem. 19,7°C). September was in 2016 een uitzonderlijk warme maand. Demermeanders DM1 en DM5B getuigen, ondanks de hoge watertemperatuur (gem. 22,7°C) toch van een goede zuurstofhuishouding. Ook de zuurstofconcentratie op de Laarbeek (DM9) was tijdens beide campagnes boven de norm. In het Gecontroleerd Overstromingsgebied (GOG)‐
Naam, gemeente X Y Datum T (°C) O₂ (mg/l) O₂ (%) pH Turb. (NTU) D (m) Cond. (µS/cm)
DM1, Scherpenheuvel‐Zichem 195003 187098 29/03/2016 8,8 9,94 85,9 8,2 47,2 1,36 358 DM2, Diest 194442 1878362 26/04/2016 DM4, Diest 194456 187820 26/04/2016 DM5A, Scherpenheuvel‐Zichem 192365 188354 27/04/2016 8,0 8,89 7,8 9,4 1,07 424 DM5B, Scherpenheuvel‐Zichem 192603 188393 27/04/2016 9,1 9,85 86,8 65,2 0,85 323 DM5C, Scherpenheuvel‐Zichem 192354 188262 29/04/2016 8,7 8,48 73,7 7,3 20,9 287 DM 8, Aarschot 187572 187528 28/04/2016 8,4 6,51 55,4 7,1 20,0 331 DM 8 bis, Aarschot 187413 187481 28/04/2016 10,2 7,61 68,3 7,3 6,8 1,12 347 DM 9, Aarschot 187233 187461 28/04/2016 9,2 9,03 79,5 6,9 33,7 0,45 352 DM16, Begijnendijk 179502 185582 29/03/2016 9,7 6,12 56,0 7,2 19,0 486 DM 23, Rotselaar 176688 184991 8/04/2016 9,8 9,34 82,2 8,9 13,4 1,08 345 DM 25, Rotselaar 176593 184880 8/04/2016 9,2 8,35 8,4 5,8 6,4 1,30 346 DM 29, Rotselaar 174697 184368 7/04/2016 10,8 5,70 51,6 7,7 9,3 0,83 288 DM 30, Rotselaar 174426 184477 7/04/2016 9,9 7,94 70,0 6,9 6,1 1,13 288 DM1, Scherpenheuvel‐Zichem 195003 187098 29/08/2016 21,7 8,59 97,9 8,4 3,6 0,77 256 DM2, Diest 194442 1878362 2/09/2016 17,2 1,89 19,6 7,1 600 DM4, Diest 194456 187820 2/09/2016 19,2 4,81 51,5 7,4 0,53 708 DM5A, Scherpenheuvel‐Zichem 192365 188354 1/09/2016 18,4 1,27 13,6 6,9 17,9 0,65 368 DM5B, Scherpenheuvel‐Zichem 192603 188393 1/09/2016 23,8 7,22 85,4 7,7 36,1 0,25 361 DM5C, Scherpenheuvel‐Zichem 192354 188262 1/09/2016 19,8 2,86 31,0 7,1 0,64 253 DM 8, Aarschot 187572 187528 8/09/2016 17,1 3,64 38,3 7,2 30,8 0,38 305 DM 8 bis, Aarschot 187413 187481 8/09/2016 20,7 3,39 38,3 7,3 13,8 0,56 290 DM 9, Aarschot 187233 187461 12/09/2016 17,7 7,06 74,8 7,3 27,6 477 DM16, Begijnendijk 179502 185582 29/08/2016 24,1 2,71 32,2 7,3 74,0 454 DM 23, Rotselaar 176688 184991 13/09/2016 20,2 1,41 15,8 7,3 20,5 427 DM 25, Rotselaar 176593 184880 13/09/2016 16,8 1,56 16,3 6,5 142,0 386 DM 29, Rotselaar 174697 184368 12/09/2016 DM 30, Rotselaar 174426 184477 12/09/2016 20,0 1,46 16,2 7,1 56,0 1,00 469
Waterloop Locatienummer X Y Datum T (°C) O₂ (mg/l) O₂ (%) pH Turb. (NTU) D (m) Cond. (µS/cm) Gem. Di (cm) B (m)
Sompelbeek 48193100 119887 189304 13/05/2016 19,5 4,01 46,5 7,55 60,0 0,28 451 58 2,2
Bellebeek 48191200 119336 189432 13/05/2016 18,7 7,01 77,1 7,58 28,1 0,36 1058 100 4,8
Sompelbeek 48193200 119670 189203 23/09/2016 15,7 4,65 46,6 7,43 0,30 643 30 3,0
wetland Wijmeers waren de zuurstofwaarden op één na allen onder de norm. Enkel de Bellebeek haalde, voor wat de zuurstofconcentratie betreft, in het voorjaar van 2016 de norm.
2.3 Bemonsteringmethodes
Naargelang het oppervlaktewater werd er gevist met een elektrisch visserij toestel en/of schietfuiken (Tabellen 3 en 4).
Voor elektrovisserij gebruikten we elektrovisserijapparaten van het type Deka 7000 gevoed door een 5 kW generator met een regelbare spanning variërend van 300 tot 500 V of van het type Deka 3000 (draagbaar toestel). De stroomstoot frequentie was 480 Hz.
Figuur 18 Wadend elektrisch vissen op DM 16 (foto Adinda De Bruyn).
Het visbestand in sommige locaties werd ook bemonsterd met dubbele schietfuiken (Fig. 21). Deze dubbele schietfuiken werden zowel tijdens de voorjaars‐ als najaarscampagnes geplaatst. Het aantal geplaatste fuiken was afhankelijk van de oppervlakte van het water. De fuiken werden na 48 uur leeggemaakt.
Figuur 19 Het ophalen van schietfuiken op DM5B (foto Isabel Lambeens).
Tabel 3 Afvisdata, Lambert coördinaten en bemonsteringmethode per locatie in voor‐en najaar van 2016 op T0 Demermeanders (B: vanop boot, W: wadend). Tabel 4 Afvisdata, Lambert coördinaten en bemonsteringmethode per locatie in voor‐ en najaar van 2016 op T1 Wijmeers 2016 (W: wadend).
2.4 Statistische
analyses
Waar relevant voerden we Pearson correlaties uit om de relatie tussen abiotische parameters en visgegevens te analyseren. Voor de statistische verwerking gebruikten we het softwarepakket ‘R’ (versie R.3.3.3).Naam, gemeente X Y Datum Methode Oppervlakte (m²) Fuikdagen
DM1, Scherpenheuvel‐Zichem 195003 187098 29/03/2016 elektrischB 770 DM2, Diest 194442 1878362 26/04/2016 elektrischB 5035 DM4, Diest 194456 187820 26/04/2016 elektrischB 1095 DM5A, Scherpenheuvel‐Zichem 192365 188354 27/04/2016 elektrischB 660 DM5A, Scherpenheuvel‐Zichem 192365 188354 29/04/2016 fuik 320 4 DM5B, Scherpenheuvel‐Zichem 192603 188393 27/04/2016 elektrischB 400 DM5B, Scherpenheuvel‐Zichem 192603 188393 29/04/2016 fuik 320 4 DM5C, Scherpenheuvel‐Zichem 192354 188262 29/04/2016 elektrischB 920 DM5C, Scherpenheuvel‐Zichem 192354 188262 29/04/2016 fuik 720 6 DM 8, Aarschot 187572 187528 28/04/2016 elektrischB 562,5 DM 8 bis, Aarschot 187413 187481 28/04/2016 elektrischB 600 DM 9, Aarschot 187233 187461 28/04/2016 elektrischB 800 DM16, Begijnendijk 179502 185582 29/03/2016 elektrischW 250 DM 23, Rotselaar 176688 184991 8/04/2016 elektrischB 1125 DM 25, Rotselaar 176593 184880 8/04/2016 elektrischB 317,5 DM 29, Rotselaar 174697 184368 7/04/2016 elektrischB/W 400 DM 30, Rotselaar 174426 184477 7/04/2016 elektrischB 657,5 DM1, Scherpenheuvel‐Zichem 195003 187098 29/08/2016 elektrischB 417,5 DM2, Diest 194442 1878362 2/09/2016 elektrischW 535 DM4, Diest 194456 187820 2/09/2016 elektrischB 762,5 DM5A, Scherpenheuvel‐Zichem 192365 188354 1/09/2016 elektrischB 660 DM5A, Scherpenheuvel‐Zichem 192365 188354 1/09/2016 fuik 320 4 DM5B, Scherpenheuvel‐Zichem 192603 188393 1/09/2016 elektrischB 400 DM5B, Scherpenheuvel‐Zichem 192603 188393 1/09/2016 fuik 80 2 DM5C, Scherpenheuvel‐Zichem 192354 188262 1/09/2016 elektrischB 920 DM5C, Scherpenheuvel‐Zichem 192354 188262 1/09/2016 fuik 720 6 DM 8, Aarschot 187572 187528 8/09/2016 elektrischW 562,5 DM 8 bis, Aarschot 187413 187481 8/09/2016 elektrischW 600 DM 9, Aarschot 187233 187461 12/09/2016 elektrischW 130 DM16, Begijnendijk 179502 185582 29/08/2016 elektrischW 250 DM 23, Rotselaar 176688 184991 13/09/2016 elektrischB 1045 DM 25, Rotselaar 176593 184880 13/09/2016 elektrischW 280 DM 30, Rotselaar 174426 184477 12/09/2016 elektrischW 587,5
Waterloop Locatienummer X Y Datum Methode Oppervlakte (m²)
najaar werden er op DM5C (fuik en elektrische vangst samen), DM8, DM8bis en DM30 meer soorten gevangen dan in het voorjaar. Ook op DM1 en DM9, waar de zuurstofconcentratie stabiel bleef, vingen we meer soorten in het najaar. Op DM2, DM5A&B (fuik en elektrische vangst samen) en DM23 daalde het aantal soorten in het najaar. Enkel op DM4 bleef het aantal soorten gelijk. Het lijkt er op dat de slechte zuurstofhuishouding van de meanders weinig invloed heeft op de soortendiversiteit. De correlatie tussen de zuurstofconcentratie en het aantal soorten per locatie is niet significant (Pearson C=0,151; p=0,415). De aanwezige soorten stellen over het algemeen geen uitgesproken eisen aan de waterkwaliteit. Als we alle data samennemen van de locaties die we met beide technieken bemonsterden dan werden alle soorten, behalve paling en kolblei, met beide technieken gevangen. Paling werd zowel in het voor‐ als najaar enkel met fuiken gevangen en kolblei werd in het najaar enkel met de elektrovisserij gevangen.
Tabel 7 Overzicht van de gevangen vissoorten (aan‐/afwezigheid) en het totaal aantal soorten op de verschillende locaties in de cluster Kalkense Meersen bemonsterd in 2016 (‘+’ betekent elektrisch). Rood zijn locaties met lage zuurstofconcentratie. In de Sompelbeek en Bellebeek samen vingen we in het totaal 12 soorten: 8 soorten in het voorjaar en 10 soorten in het najaar (Tabel 7). In het voorjaar vingen we op de Sompelbeek slechts 2 soorten nl. zeelt (1 ex.) en rietvoorn (3 ex.). De zuurstofconcentratie was onder de norm en het waterpeil was laag. Vermoedelijk vluchtte de vis stroomafwaarts. In het najaar vingen we op de Sompelbeek, op een meer stroomafwaarts gelegen locatie, 9 soorten nl. baars, bittervoorn, blauwbandgrondel, driedoornige stekelbaars, giebel, karper, kolblei, rietvoorn en tiendoornige stekelbaars. Ook hier was de zuurstofconcentratie onder de norm. De aanwezige soorten stellen weinig eisen aan de waterkwaliteit. Op de Bellebeek troffen we in het voorjaar 6 soorten aan en in het najaar 7 soorten. In het voorjaar vingen we baars, bittervoorn, blankvoorn, blauwbandgrondel, giebel en paling. In het najaar vingen we dezelfde soorten zonder blauwbandgrondel en paling maar met driedoornige stekelbaars, kolblei en rietvoorn. Het zuurstofgehalte daalde op de Bellebeek van 7,01 mg/l in het voorjaar naar 2,24 mg/l in het najaar. Ondanks de lage zuurstofwaarde in het najaar, vingen we toch meer soorten.
Als we voor‐ en najaarsvangsten samennemen, was karper met een aantalspercentage van 42,21% de meest frequent gevangen soort (Tabel 8). In het voorjaar was dit bittervoorn (26,32%) en in het najaar was dit karper (43,55%).
Tabel 6 Relatieve aantallen van de aangetroffen soorten in de cluster Kalkense Meersen in 2016 (VJ: voorjaar, NJ: najaar).
Waterloop Locatienummer Datum baar
3.1.2 Aantal individuen
Het aantal gevangen individuen per soort en per locatie in de voor‐ en najaar campagnes in de T0 Demermeanders en T1 Wijmeers staan in bijlage (Tabellen A en B).
3.1.2.1 Demervallei
Gemiddeld, zonder onderscheid van methode, vingen we het hoogste aantal individuen in de Demervallei in het najaar (Tabel 9). In het voorjaar vingen we vooral blankvoorn, gevolgd door rietvoorn en vetje. In het voorjaar werden bermpje, driedoornige stekelbaars en kolblei niet gevangen. In het najaar vingen we vooral baars, gevolgd door vetje en rietvoorn. Tiendoornige stekelbaars vingen we niet in het najaar. Tabel 7 Overzicht van het totaal aantal individuen gevangen in T0 Demermeanders in 2016 (VJ: voorjaar 2016, NJ: najaar). Omgerekend naar gemiddelde Catch Per Unit Effort (CPUE) per locatie en per methode met de voorjaarsdata en de najaarsdata van 2016 zien we dat in het najaar de hoogste aantallen werden gevangen (Tabel 10). Om de CPUE te berekenen werden de gevangen aantallen en gewichten omgerekend naar aantal/m² voor de elektrische vangsten en per fuikdag voor de fuikvisserij data.
Tabel 8 Gemiddelde gevangen aantallen in T0 Demermeanders omgerekend naar aantal per m² of per fuikdag naargelang de methode.
Op basis van het aantal individuen kan ook de Shannon‐Weaner diversiteit index (H) berekend worden. De waarde van deze index varieert meestal tussen 1,5 en 3,5 en is zelden hoger dan 4 (Margalef, 1972). Het is een maat voor de soortenrijkdom (totaal aantal soorten in de gemeenschap) en ‘evenness’. Als een bepaalde soort domineert zal de evenness laag zijn wat meestal op een verstoring van het milieu wijst. In de bemonsterde locaties in de Demervallei varieert deze index in het voorjaar tussen de 0 (geen vis) en 1,58 (DM1) en in het najaar tussen 0 en 1,87 (DM8Bis). Enkel in DM9 wordt ook een waarde boven 1,5 gehaald in het voorjaar en het najaar. Met andere woorden de visgemeenschap vertoonde meestal een lage evenness vooral omdat een of twee soorten de gemeenschap domineren (zie verder).
Op basis van de gevangen vissen kan ook de trofische compositie gescoord worden (Belpaire et al., 2000; Breine et al., 2004). Op basis van de verhouding piscivoren, invertivoren en omnivoren wordt een score gegeven variërend tussen 1 en 5 (slecht‐uitstekend). Voor de berekening moeten wel een minimum aantal soorten en individuen gevangen worden. De grenswaarden voor het toekennen van de soorten variëren van het type water (Breine et al., 2004). In het voorjaar haalt locatie DM5B de maximum score 3 (matig) en drie locaties scoren met 2 “ontoereikend” (DM5A, DM9 en DM23). In het najaar scoort DM5B opnieuw “matig” en drie locaties halen een score van 2 (DM1, DM9 en DM23). Al de overige locaties scoren “slecht” (score 1).
3.1.2.2 Cluster Kalkense Meersen
Gemiddeld werden in Sompelbeek en Bellebeek samen de hoogste aantallen gevangen in het najaar (Tabel 11). De hoge najaarsvangst is te wijten aan de vangst in de Sompelbeek (Tabellen B in bijlage en 13). Karper, tiendoornige‐ en driedoornige stekelbaars en bittervoorn werden er in grote aantallen gevangen.Tabel 9 Overzicht van het totaal aantal individuen gevangen in cluster Kalkense Meersenin 2016 (VJ: voorjaar 2016, NJ: najaar).
In de Bellebeek is de evenness hoger dan in de Sompelbeek. In de Sompelbeek was de index 0,56 op de eerste locatie in het voorjaar van 2016 en 1,43 in het najaar op de tweede locatie. In de Bellebeek haalden we 1,6 in het voorjaar en 1,72 in het najaar. De visgemeenschap is blijkbaar minder gedomineerd door een of enkele soorten in de Wijmeers. In deze locaties is de evolutie naar een evenwichtige visgemeenschap al langer aan de gang dan in de Demermeanders. De trofische compositie scoort op alle locaties “ontoereikend”. Ter illustratie geven we per soort de CPUE voor de viscampagnes in beide gebieden (Tabellen 12 en 13).
Soorten
Ind#
Ind#
Ind#
Tabel 10 Aantal individuen gevangen per locatie in T0 Demermeanders omgerekend naar aantal per m² of per fuikdag naargelang de methode. Rode kleur verwijst naar lage zuurstofconcentratie. Tabel 11 Aantal individuen gevangen per locatie in de cluster Kalkense Meersen omgerekend naar aantal per m² of per fuikdag naargelang de methode. Rode kleur verwijst naar lage zuurstofconcentratie. Biomassa data per locatie staan in bijlage in tabellen C en E. We berekenden ook de biomassa per m² of per fuikdag en deze resultaten staan in tabellen D en F. Lo ca ti e num me r Datum Fuik da g e n Op p e rv la kt e va n tra ns e ct (m ²) baar s be rm pj e bi tt e rv oor n bl a n kv o o rn bl a u w b andg ro nde l br a se m br ui ne Am e rik aa n se d w er gm eer va l dr ie d oor n ig e s tek el b a a rs gi e b el ka rp e r ko lb le i ko p vo o rn pa lin g ri e tv o o rn ri vi e rg ro nde l sn o ek ti e nd oor n ig e s tek el b a a rs ve tje zee lt zo n ne b aa rs Totaal DM1 29/03/2016 770 0,04 0 0,05 0,004 0 0 0 0 0,001 0,001 0 0 0 0,05 0 0,02 0 0 0 0,1 0,3 DM1 29/08/2016 418 0,5 0 0,07 0,005 0 0,005 0 0 0 0,01 0 0 0 0,03 0 0,01 0 0,6 0 0,1 1,3 DM2 26/04/2016 5035 0 0 0,0002 0 0 0 0 0 0,003 0,0002 0 0 0 0,0002 0 0 0 0 0 0 0,004 DM2 2/09/2016 535 0 0 0,004 0 0 0 0 0 0,01 0,002 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,02 DM4 26/04/2016 1095 0 0 0 0,02 0 0,01 0,01 0 0,001 0,1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,2 DM4 2/09/2016 763 0 0 0 0,01 0 0,007 0,005 0 0,06 0,2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,3 DM5A 27/04/2016 660 0 0 0,02 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,03 0 0,03 0 0,7 0,04 0 0,8 DM5A 30/08/2016 660 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,3 0 0,008 0 0 0 0 0,3 DM5A 29/04/2016 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,5 1,3 0 0,8 0 0 0 0 2,5 DM5A 1/09/2016 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,3 106,8 0 1,5 0 0 0 0,3 108,8 DM5B 27/04/2016 400 0,5 0 0,003 0 0,2 0 0 0 0,008 0,005 0 0 0 0 0 0 0 0,2 0 0,02 1,0 DM5B 30/08/2016 400 0,4 0 0,003 0 0,06 0 0 0 0,01 0,003 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,7 1,2 DM5B 29/04/2016 4 31,5 0 1,5 0 53,3 0 0 0 1,8 0 0 0 0 0 0 0 3,5 0 0 91,5 DM5B 1/09/2016 2 23,0 0 3,5 0 13,0 0 0 0 2,0 0,5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1,5 43,5 DM5C 29/04/2016 920 0,008 0 0 0,03 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,04 DM5C 1/09/2016 920 0 0 0,009 0,02 0 0 0 0 0 0 0,001 0 0 0,001 0 0,002 0 0,6 0,002 0 0,6 DM5C 29/04/2016 6 0 0 10,3 1,5 0 0 0 0 0 0,2 0 0 0,2 0 0 0 1,2 0,3 0 13,7 DM5C 1/09/2016 6 0 0 71,5 72,2 0 0 0 0 0 0,2 0 0 0 3,5 0 1,0 0 2,3 17,8 0 168,5 DM8 28/04/2016 563 0,02 0 0 0,8 0 0,03 0 0 0,02 0,004 0 0 0,002 0,1 0 0 0 0 0,002 0 1,02 DM8 8/09/2016 563 0,5 0 0 0,05 0,01 0 0 0,002 0,01 0,5 0 0 0 0,009 0,002 0 0 0 0,004 0,01 1,1 DM8BIS 28/04/2016 600 0,07 0 0,07 0,4 0 0 0 0 0,02 0,005 0 0 0 0,7 0 0 0,008 0 0,005 1,2 DM8BIS 8/09/2016 600 0,09 0 0,02 0,07 0 0,002 0 0 0,01 0,02 0 0,002 0,002 0,04 0,002 0 0 0,002 0,003 0,02 0,3 DM9 28/04/2016 800 0,001 0 0,005 0,01 0,02 0 0 0 0,003 0 0 0,05 0 0 0,02 0 0 0 0 0 0,1 DM9 12/09/2016 130 0 0,06 0,008 0,6 0,3 0,008 0 0,06 0,03 0,1 0 0,02 0,05 0 1,0 0 0 0 0 0,02 2,2 DM16 29/03/2016 250 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM16 29/08/2016 250 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM23 8/04/2016 1125 0,08 0 0 0,1 0 0 0 0 0,002 0,001 0 0 0 0,1 0 0,005 0 0 0,006 0,001 0,3 DM23 13/09/2016 1045 0,1 0 0 0,05 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,03 0 0,002 0 0 0,003 0,001 0,2 DM25 8/04/2016 318 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM25 13/09/2016 280 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM29 7/04/2016 400 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM30 7/04/2016 658 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,02 0 0 0,01 0,003 0 0 0,03 DM30 12/09/2016 588 0 0 0 0 0,003 0 0 0,007 0,09 0 0 0 0 0,003 0,002 0 0 0,03 0 0 0,1
Waterloop Locatienummer Datum Oppe
3.2
Bespreking per locatie
In de 2016 bemonsterden we 15 T0 Demermeanders en de monding van de Laarbeek en twee waterlopen in de Cluster Kalkense Meersen. Zoals al vermeld staan de ruwe gegevens van aantallen en biomassa in de bijlagen. 3.2.1 Demervallei Voor de bespreking van de vangst per locatie maken we gebruik van relatieve aantallen individuen met onderscheid tussen het voorjaar en het najaar (Tabel 14). Tabel 12 Relatieve aantallen per locatie in het voor‐en najaar gevangen tijdens de campagnes 2016 in T0 Demermeanders. In DM1 vingen we 10 soorten, 8 in het voorjaar en 9 in het najaar. In het voorjaar was het relatief aantal gevangen zonnebaars het hoogst terwijl vetje het meest werd gevangen in het najaar. Vetje werd trouwens enkel in het najaar gevangen. De aanwezigheid van snoek is positief. In beide campagnes samen was de relatieve bijdrage van vetje (31,5%) het hoogst gevolgd door baars (30,7%) en zonnebaars (17,5%).
In DM2 vingen we 4 soorten nl. giebel (exoot), bittervoorn, karper en rietvoorn. Allen typerende soorten voor stilstaand water. Zowel in het voor‐ als in het najaar waren de vangstaantallen laag. In het najaar liggen deze nog lager door de zeer lage zuurstofconcentratie (1,89 mg/l). Giebel, een soort die niet zo gevoelig is voor vervuiling en lage zuurstofconcentraties, domineerde tijdens beide campagnes de vangstaantallen.
In DM4 troffen we vijf soorten aan nl. blankvoorn, brasem en bruine Amerikaanse dwergmeerval (exoot), giebel (exoot) en karper. Karper was zowel in het voorjaar als het najaar de meest frequent gevangen vis (70% van de totale vangst). Ondanks de te lage zuurstofconcentratie (4,81 mg/l) in het najaar, werd er meer vis gevangen dan in het voorjaar. De aanwezige soorten zijn soorten die minder gevoelig zijn aan lage zuurstofwaarden.
DM5A werd met fuiken en elektrovisserij bemonsterd. In de totale campagne vingen we zeven soorten. Met elektriciteit vingen we vijf soorten, vijf in het voorjaar en slechts twee in het najaar. In het najaar noteerden we een lage zuurstofconcentratie (1,27 mg/l). Vetje maakte het hoogste relatieve aantal uit in het voorjaar en rietvoorn in het najaar. Met fuiken vingen we vier soorten: drie in het voorjaar en vier in het najaar. In het voorjaar werd er heel weinig vis gevangen. Met fuiken was zowel in het voorjaar als in het najaar het relatief aantal gevangen rietvoorn het hoogst. Rietvoorn en snoek vingen we met beide technieken. Vetje, bittervoorn en zeelt werden niet in de fuiken gevangen terwijl paling en zonnebaars enkel met fuiken werden gevangen.
baars in het najaar. In ieder geval vingen we relatief hoge aantallen baars met beide technieken: 44,1% elektrische en 43,6% met fuiken.
Ook DM5C bemonsterden we met beide methodes. We vingen in totaal 10 soorten. Met elektrovisserij vingen we acht soorten: twee in het voorjaar (baars en blankvoorn) en zeven in het najaar. De prijs voor het hoogst relatief aantal gevangen individuen ging naar blankvoorn in het voorjaar. Vetje, afwezig in het voorjaar, domineerde de relatieve aantallen in het najaar ondanks de zeer lage zuurstofconcentratie (2,86%). Baars werd enkel in het voorjaar met elektriciteit gevangen in deze meander. Met fuiken vingen we acht soorten: 6 in het voorjaar en zeven in het najaar. Bittervoorn domineerde de vangstaantallen in beide seizoenen.
In DM8 vingen we 12 soorten: acht in het voorjaar en tien in het najaar. Algemeen waren blankvoorn (41,7%), karper (23,7%) en baars (22,8%) de meest gevangen soorten. Blankvoorn domineerde de voorjaarsvangsten terwijl baars en karper de najaarsvangsten. Zowel in het voor‐ als in het najaar werd er veel vis gevangen. Dit ondanks het lage zuurstofgehalte (3,64 mg/l) in het najaar.
In DM8bis vingen we 13 soorten: acht in het voorjaar en 13 in het najaar (ondanks de lage zuurstofconcentratie van 3,39 mg/l). In het voorjaar domineerde rietvoorn de vangstaantallen, blankvoorn in het najaar. Bijna de helft van de vangst in het voorjaar bestond uit rietvoorn, gevolgd door blankvoorn. Opvallend is de aanwezigheid van een kopvoorn in het najaar. Kopvoorn verkiest stromend water. Vermoedelijk is de vis bij overstromingen van de Demer in de meander gesukkeld. In 2014 vingen we kopvoorn in de Demer van Hasselt tot Rotselaar (bron VIS).
Aan de monding van de Laarbeek (DM9) in de Demer vingen we 13 soorten: zeven in het voorjaar en 12 in het najaar. Kopvoorn domineerde de voorjaarsvangsten en riviergrondel de najaarsvangsten. Algemeen was riviergrondel (37,6%) de meest gevangen soort. De soort gedijt zeer goed op de Demer. Blankvoorn (23,9%) en blauwbandgrondel (12,6%) zijn de tweede en derde meest gevangen soorten. De overige soorten, zijn allen soorten die ook goed op de Demer gedijen, o.a. paling, bermpje, blauwbandgrondel. In het najaar vingen we veel meer vis dan in het voorjaar. Het waterpeil stond in het najaar veel hoger dan in het voorjaar. In DM16 vingen we geen vis. In het voorjaar vingen we wel een watersalamander. In DM23 vingen we acht soorten: acht in het voorjaar en zes in het najaar. Rietvoorn werd het meest gevangen in het voorjaar ten opzichte van de overige soorten, baars in het najaar. Algemeen waren baars (39,5%), blankvoorn (25,9%) en rietvoorn (27,6%) de dominant aanwezige soorten. De overige soorten, giebel, karper, snoek, zeelt en zonnebaars maken elk minder dan 2% van de totale vangst uit. In het najaar was de zuurstofconcentratie met 1,41 mg/l zeer laag wat het lagere aantal gevangen individuen kan verklaren. In DM25 vingen we geen vis. In DM29 troffen we in het voorjaar geen vis aan. De zuurstofconcentratie was met 5,7 mg/l net onder de norm. In het najaar stond de meander droog.
In DM30 vingen we zeven soorten: drie in het voorjaar en zes in het najaar. Rietvoorn domineerde de vangstaantallen in het voorjaar, giebel in het najaar. In het voorjaar vingen we amper 23 vissen. Rietvoorn, tiendoornige stekelbaars en vetje waren de drie aanwezige soorten. In het najaar, wanneer de zuurstofconcentratie slechts 1,46 mg/l was, vingen we 84 vissen. Giebel, vetje, blauwbandgrondel, driedoornige stekelbaars, rietvoorn en riviergrondel waren de aanwezige soorten.
3.2.2 Cluster Kalkense Meersen
Tabel 13 Relatieve aantallen per locatie in het voor‐en najaar gevangen tijdens de campagnes 2016 in de cluster Kalkense Meersen.
Op de Sompelbeek vingen we in totaal tien soorten: twee in het voorjaar en negen in het najaar (weliswaar op een andere locatie). De voorjaarslocatie ligt meer stroomopwaarts dan de najaarslocatie. In het voorjaar vingen we slechts vier vissen: één zeelt en drie rietvoorns. In het najaar vingen we karper, driedoornige‐ en tiendoornige stekelbaars in grote aantallen. Deze soorten zijn geen veeleisende soorten wat de waterkwaliteit betreft.
In 2009 voerden we visbestandopnames uit in Wijmeers voor de start van de werken. We bemonsterden er de Sompelbeek, 400m stroomopwaarts locatie 48193100 (de najaarslocatie van de Sompelbeek). Destijds vingen we noch in het voorjaar noch in het najaar vis. Het water stonk, er werd afvalwater van een nabijgelegen wijk in geloosd en de oevervegetatie was vernietigd door een onkruidverdelger. Zowel in het voorjaar als in het najaar van 2009 haalde het zuurstofgehalte de norm niet (2,1 mg/l (bij T=16,8°C) in het voorjaar en 3,6 mg/l (bij T=10°C) in het najaar) (Van Thuyne & Breine, 2010). We kunnen dus stellen dat, ondanks de nog steeds ondermaatse waterkwaliteit van de Sompelbeek (zuurstofconcentratie was telkens onder de norm), de aanleg van het Gecontroleerd Overstromingsgebied (GOG)‐wetland Wijmeers een meerwaarde is voor het visbestand.
4 Bijvangsten
Opmerkelijk is dat Chinese wolhandkrab, die invasief voorkomt in de Demer, in geen enkele Demermeander gevangen werd. Blijkbaar vormen de meanders geen interessant habitat voor de soort, althans in de periodes van bemonstering. Wel vingen we in 2 meanders geel‐ en roodwangschildpadden. Deze schildpadden kunnen zich niet voortplanten in onze regio omdat het te koud is om de eieren uit te broeden. Andere bijvangsten zijn watersalamanders en kikkervisjes. In de Laarbeek (DM9) troffen we enkel in het najaar Chinese wolhandkrab aan (Tabel 15). Tabel 14 Bijvangsten in de verschillende campagnes 2016 in T0 Demermeanders. Op de Sompelbeek vingen we in het najaar 3 Chinese wolhandkrabben (Tabel 16). Tabel 15 Bijvangsten in de verschillende campagnes 2016 in de cluster Kalkense Meersen.
watersalamander Geel‐ en roodwangschildpadden kikkervisje
5 Besluiten
In het kader van de monitoring van het Sigmaplan voerden we een nulmeting (T0) van het visbestand uit in verschillende oude Demermeanders en aan de monding van de Laarbeek. Er werd in het voorjaar en in het najaar bemonsterd. Waar mogelijks werd naast elektrische visserij ook met dubbele schietfuiken gevist. De zuurstofconcentratie in het najaar was in 10 van de 13 bemonsterde locaties beneden de norm. In het voorjaar werden geen concentraties onder de norm gemeten. Het aantal soorten varieert van nul tot 13. In het najaar vingen we het hoogst aantal soorten, alsook het hoogst aantal individuen.
De aanwezige soorten zijn vooral typische soorten voor stilstaand water (zonnebaars, rietvoorn, zeelt, vetje, blauwbandgrondel en bittervoorn) en ook enkele typische riviersoorten afkomstig van de Demer (riviergrondel, bermpje en kopvoorn).
De invasieve soorten blauwbandgrondel vingen we op vijf meanders, zonnebaars op acht en bruine Amerikaanse dwergmeerval op één. Deze soorten gedijen al in de Demer. Blauwbandgrondel komt abundant op de Demer voor, zonnebaars en vooral bruine Amerikaanse dwergmeerval komen minder talrijk voor in de Demer.
Er werden geen Chinese wolhandkrabben gevangen in de oude Demermeanders. Bij het opnieuw aantakken van de meanders aan de Demer kan de krab zich wel eventueel in de meanders huisvesten en de aanwezige aquafauna beïnvloeden.
Na de geplande inrichtingswerken zal het opvolgen van de visgemeenschap toelaten om de effecten op deze te beschrijven.
In het kader van de monitoring van het Sigmaplan voerden we een éénmeting (T1) van het visbestand uit op de Sompelbeek in het Gecontroleerd Overstromingsgebied (GOG)‐wetland Wijmeers en werd de nulmeting (T0) op de Bellebeek herhaald. Het zuurstofgehalte was in de Bellebeek in het najaar onder de norm. Het zuurstofgehalte in de Sompelbeek was zowel in het voorjaar als in het najaar onder de norm. De aanwezige soorten zijn dan ook vooral soorten die weinig eisen stellen. Het aantal soorten varieert van twee tot negen.
In de Sompelbeek komt meer visleven voor dan anno 2009, ondanks het feit dat de waterkwaliteit ondermaats blijft. De aanleg van het Gecontroleerd Overstromingsgebied (GOG)‐wetland Wijmeers is dus een meerwaarde voor het visbestand op de Sompelbeek.
In de Bellebeek komen evenveel soorten voor als de periode 1998‐2008. Doch de vangstaantallen waren opmerkelijk lager.
De invasieve Chinese wolhandkrab is al aanwezig in het pas aangelegde Gecontroleerd Overstromingsgebied (GOG)‐ wetland Wijmeers.
Bijlagen:
Tabel A Het aantal gevangen individuen per soort en per locatie in de voor‐ en najaar campagnes (2016) T0 Demermeanders. Rode kleur verwijst naar lage zuurstofconcentratie.
Locatie datum methode baa
Tabel B Het aantal gevangen individuen per soort en per locatie in de voor‐ en najaar campagnes (2016) in de cluster Kalkense Meersen. Rode kleur verwijst naar lage zuurstofconcentratie. Tabel C Biomassa (g) gevangen per soort en per locatie in de voor‐ en najaar campagnes (2016) T0 Demermeanders. Rode kleur verwijst naar lage zuurstofconcentratie.
Waterloop
Locatienummer
Datum
baar
s
bi
tt
er
vo
o
rn
bl
an
kv
o
o
rn
bl
au
w
ba
ndg
ro
nde
l
dr
ie
do
o
rni
ge
s
tek
el
b
aa
rs
gi
eb
el
ka
rp
er
ko
lb
le
i
pa
ling
ri
et
vo
o
rn
ti
en
do
o
rni
ge
s
tek
el
b
aa
rs
ze
e
lt
To
taal
Sompelbeek
48193100
13/05/2016
0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 0 14
Bellebeek
48191200
13/05/2016
1 5 3 1 0 3 0 0 2 0 0 015
Sompelbeek
48193200
23/09/2016
4 47 0 3 104 22 260 3 0 1 123 0567
Bellebeek
48191200
23/09/2016
2 1 9 0 2 6 0 3 0 7 0 030
Locatie Datum methode baar
Tabel D Biomassa gevangen in de verschillende locaties in T0 Demermeanders omgerekend naar g/m² of g/fuikdag. Rode kleur verwijst naar lage zuurstofconcentratie. Tabel E Biomassa (g) gevangen per soort en per locatie in de voor‐ en najaar campagnes (2016) in de cluster Kalkense Meersen. Rode kleur verwijst naar lage zuurstofconcentratie. Locatie Datum Fuik d a ge n O ppe rv la kt e va n tr an sec t (m ²) baa rs be rm p je b itter vo o rn bla n kv oor n bla u w b andg ro nde l br as em br uine A m er ik aan se d w erg m eer va l dr ie do or nig e stek elb a ar s gi e b el ka rp e r ko lb lei ko pv oor n pal ing ri et voor n ri vi e rg ro nde l sn o e k ti endo or nig e stek elb a ar s vet je ze el t zo nne ba ar s To taal DM1 29/03/2016 770 0,6 0 0,06 0,10 0 0 0 0 0,03 7,9 0 0 0 0,2 0 1,02 0 0 0 1,2 11,1 DM1 29/08/2016 417,5 1,5 0 0,1 0,2 0 0,009 0 0 0 0,07 0 0 0 0,07 0 6,6 0 0,4 0 1,7 10,7 DM2 26/04/2016 5035 0 0 0,001 0 0 0 0 0 0,1 0,001 0 0 0 0,002 0 0 0 0 0 0 0,1 DM2 2/09/2016 535 0 0 0,01 0 0 0 0 0 0,6 0,009 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,6 DM4 26/04/2016 1095 0 0 0 0,5 0 0,05 1,04 0 1,0 33,8 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 36,4 DM4 2/09/2016 762,5 0 0 0 0,1 0 0,03 0,07 0 1,0 10,3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 11,5 DM5A 27/04/2016 660 0 0 0,04 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,1 0 7,2 0 0,2 1,4 0 9,1 DM5A 30/08/2016 660 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,3 0 0,4 0 0 0 0 0,7 DM5A 29/04/2016 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 570,9 7,6 0 880 0 0 0 0 1458,4 DM5A 1/09/2016 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 242,6 884,1 0 1654,5 0 0 0 5,5 2786,7 DM5B 27/04/2016 400 2,4 0 0,005 0 0,6 0 0 0 4,0 15,9 0 0 0 0 0 0 0 0,4 0 0,2 23,5 DM5B 1/09/2016 400 3,2 0 0,01 0 0,1 0 0 0 12,3 0,05 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1,5 17,2 DM5B 29/04/2016 4 161,3 0 3,8 0 206,6 0 0 0 354 0 0 0 0 0 0 0 0 9,3 0 0 734,9 DM5B 1/09/2016 2 341,5 0 16,3 0 92,7 0 0 0 913,6 2,0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 22,2 1388,1 DM5C 29/04/2016 920 0,2 0 0 0,2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,4 DM5C 30/08/2016 920 0 0 0,02 0,1 0 0 0 0 0 0 0,001 0 0 0,01 0 0,1 0 0,4 0,02 0 0,7 DM5C 29/04/2016 6 0 0 28,5 6,3 0 0 0 0 0 1666,7 0 0 243,1 0 0 0 0 1,7 521,7 0 2467,8 DM5C 1/09/2016 6 0 0 172,7 846,5 0 0 0 0 0 13,5 0 0 0 58,9 0 736,6 0 1,8 2074,5 0 3904,5 DM8 28/04/2016 562,5 0,3 0 0 7,8 0 1,6 0 0 1,8 13,5 0 0 3,1 1,85 0 0 0 0 0,7 0 30,7 DM8 8/09/2016 562,5 3,4 0 0 0,6 0,02 0,000 0 0,001 0,6 8,8 0 0 0 0,25 0,007 0 0 0 0,1 0,2 13,9 DM8BIS 28/04/2016 600 1,2 0 0,4 1,2 0 0 0 0 4,0 14,2 0 0 0 1,71 0 0 0 0,02 0 0,1 22,8 DM8BIS 8/09/2016 600 2,8 0 0,1 1,2 0 0,3 0 0 1,0 0,2 0 0,03 1,1 0,43 0,007 0 0 0,003 0,4 0,2 7,7 DM9 28/04/2016 800 0,8 0 0,005 0,02 0,008 0 0 0 0,005 0 0 0,07 0 0 0,02 0 0 0 0 0,0 0,9 DM9 12/09/2016 130 0 0,1 0,01 0,8 0,3 0,002 0 0,03 0,09 0,9 0 0,02 1,0 0 0,75 0 0 0 0 0,045 4,1 DM16 29/03/2016 250 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,00 DM16 29/08/2016 250 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,00 DM23 8/04/2016 1125 1,6 0 0 1,0 0 0 0 0 2,5 5,7 0 0 0 0,6 0 3,9 0 0 0,2 0,007 15,4 DM23 13/09/2016 1045 1,3 0 0 0,5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,05 0 0,4 0 0 0,03 0,02 2,3 DM25 8/04/2016 317,5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM25 13/09/2016 280 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM29 7/04/2016 400 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 DM30 7/04/2016 587,5 0 0 0 0 0,004 0 0 0,003 5,9 0 0 0 0 0,02 0,001 0 0 0,01 0 0 5,9 DM30 12/09/2016 657,5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0,03 0 0 0,02 0,008 0 0 0,06
Waterloop Locatienummer Datum baar
Tabel F Biomassa gevangen in de verschillende locaties in de cluster Kalkense Meersen omgerekend naar g/m² of g/fuikdag. Rode kleur verwijst naar lage zuurstofconcentratie.
Waterloop Locatienummer Datum Oppe