• No results found

Rapport van bevindingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Rapport van bevindingen"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rapport van bevindingen

Reacties marktpartijen inzake de regulering van mobiele terminating

tarieven

OPTA/IBT/2002/201816 OPTA, 22 juli 2002 Inhoud 1. INLEIDING ... 2 2. CONCEPTUELE VRAAGSTUKKEN... 4 2.1 INLEIDING... 4

2.2 DE MET BETREKKING TOT MTA TARIEVEN RELEVANTE INVULLING VAN REDELIJKHEID... 5

2.3 DE INVULLING VAN HET ONDERHAVIGE REDELIJKHEIDSBEGRIP... 8

3. DE CONCRETISERING VAN DE OVERGANGSPERIODE ... 11

3.1 DE INTRODUCTIE VAN EEN OVERGANGSPERIODE... 11

3.2 DE DUUR VAN EEN OVERGANGSPERIODE... 12

3.3 DE OVERGANGSPERIODE EN TARIEFPLAFONDS... 13

3.4 RELATIEVE POSITIES OP DE MOBIELE MARKT... 14

3.5 REDELIJKE MTA TARIEVEN EN MVNO’S... 18

4. DE CONCRETISERING VAN DE OVERGANGSPERIODE ... 19

4.1 DE TE HANTEREN METHODIEK VOOR HET EINDPUNT VAN HET GLIJPAD... 19

4.2 HET EINDPUNT VAN HET GLIJPAD IN DE TIJD... 21

4.3 HET STARTPUNT VAN HET GLIJPAD... 22

4.4 CONCRETISERING VAN HET GLIJPAD... 23

4.5 DE DOOR HET COLLEGE VOORSTELDE OVERGANGSPERIODE... 24

4.6 HET ONDERSCHEID IN PIEK-, DAL EN START- EN VERKEERSTARIEVEN... 26

4.7 OVERIGE TARIEFCOMPONENTEN... 29

5. OVERIGE ONDERWERPEN ... 29

(2)

Rapport van bevindingen

Reacties marktpartijen inzake de regulering van mobiele terminating

tarieven

1. Inleiding

In onderhavig document komen de vraagpunten aan de orde zoals die in het consultatiedocument “De regulering van mobiele terminating tarieven” d.d. 19 december 2001 (kenmerk: OPTA/IBT/2001/203784) door het college van OPTA (hierna: het college) aan belanghebbenden zijn voorgelegd. Het doel van dit document is om inzicht te bieden in de door belanghebbenden ten aanzien van bedoelde vraagpunten aangedragen standpunten en argumentatie, alsmede in het resultaat van de mede op basis daarvan door het college uitgevoerde nadere besluitvorming. De hieruit resulterende definitieve beleidsvoornemens zijn verwoord in de Beleidsregels inzake de regulering van mobiele terminating tarieven (kenmerk: OPTA/IBT/2002/2200802, d.d. 28 maart 2002) en de daarbij behorende bijlagen1.

De opbouw van dit document volgt de vraagpunten in het consultatiedocument. Per vraagpunt wordt een weerslag gegeven van de ontvangen reacties. De weerslag van de ontvangen reacties betreft overigens niet per se een letterlijke weergave van die reacties, maar veelal een samenvatting van het naar voren gebrachte. Vervolgens wordt voor de overwegingen van het college ten aanzien van de reacties verwezen naar de relevante gedeeltes van de beleidsregels en de daarbij gevoegde toelichting (bijlage I:

Toelichting op de beleidsregels). Daarbij heeft het college zijn in de toelichting op de beleidsregels neergelegde overwegingen nader uiteengezet ten aanzien van de reacties van marktpartijen bij vraagpunt VIII inzake de relatieve positie op de mobiele markt2.

1

De inhoud van de richtsnoeren prevaleert boven die van onderhavig rapport van bevindingen.

2

(3)
(4)

2. Conceptuele vraagstukken 2.1 Inleiding

I. Belanghebbenden wordt verzocht te reageren op het standpunt van het college dat hij zich - inzake de vraag welk tarief een niet-AMM partij3 maximaal aan de door hem aangeboden MTA dienstverlening mag verbinden

-gebonden acht aan het conceptuele kader van de ‘redelijkheid’. A. Ontvangen reacties:

Tele2: Tele2 heeft begrip voor de wens van OPTA dat ‘redelijkheid’ van toepassing zou moeten zijn op de MTA tarieven. De plicht tot kostenoriëntatie is volgens Tele2 niet aan de orde voor partijen zonder AMM, voor wie het fundamenteel onjuist zou zijn ze aan de strenge AMM-normen te onderwerpen. Wat betreft de invulling van het begrip redelijkheid zijn volgens Tele2 primair de kostenstructuur en de marktsituatie van iedere partij bepalend. Redelijkheid dient te worden geobjectiveerd aan de hand van die omstandigheden en zal daarmee voor alle partijen verschillende resultaten kunnen opleveren.

Ben Ben is het hiermee eens.

KPN Mobile: KPN Mobile is het hiermee eens; de verplichting tot een redelijk tarief geldt altijd.

BTG: BTG onthoudt zich van commentaar. De BTG stelt zich op het standpunt dat, voor zover het gaat om een oordeel van OPTA, kostenoriëntatie aan de orde is.

UPC: OPTA dient in het kader van geschillen de redelijkheid van tarieven te beoordelen.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Partijen zijn het hiermee eens.

Telfort: Telfort is het niet eens met de wijze waarop OPTA zich aan het kader gebonden acht. De wet biedt geen grond om in de redelijkheidsnorm een mechanisme voor

marktwerking te lezen.

Vodafone: Vodafone is het in zijn algemeenheid hiermee eens; maar de invulling van het begrip redelijkheid is ook afhankelijk van concrete marktrelatie marktpartijen op het moment van ontstaan van het geschil.

Dutchtone: Dutchtone bevestigt dat de MTA tarieven ‘redelijk’ behoren te zijn; maar is tegen de OPTA interpretatie van het begrip redelijkheid.

Ventelo: Ventelo stelt dat de rechtsgrond om kosten oriëntatie voor te schrijven voor MTA tarieven voor het beginsel ‘redelijkheid’ ontbreekt in de wet en in de Europese richtlijnen waarop de wet is gebaseerd.

NovaXess: NovaXess vindt dat vanuit Europese en Nederlandse wetgeving OPTA voldoende regulatorische basis heeft om prijscontrolerende maatregelen op te leggen voor MTA tarieven.

B. Oordeel

Verwezen wordt naar hoofdstuk 2 (alinea 8, 9 en 10).

3

(5)

2.2 De met betrekking tot MTA tarieven relevante invulling van redelijkheid

II.a. Belanghebbenden wordt verzocht te reageren op de opvatting van het college dat de invulling van het redelijkheidsbegrip afhankelijk is van de specifieke omstandigheden waarin het redelijkheidsbegrip toegepast dient te worden.

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Tele2 is het hiermee eens. Het subjectieve begrip redelijkheid kan worden geobjectiveerd aan de hand van de specifieke omstandigheden van de aanbieder.

Ben Ben is het hiermee eens.

KPN Mobile: KPN Mobile is van mening dat de call terminating dienst die MNO’s aanbieden in beginsel dezelfde dienst is. Dat pleit ervoor om deze dienstverlening aan een gelijk regime te onderwerpen. De uitkomst van de toepassing van het redelijkheidsbegrip zou derhalve niet per MNO verschillend dienen te zijn.

BTG: BTG is van mening dat er geen sprake is van een bijzondere aard van de terminating dienstverlening. De hoogte van het terminating tarief is bijzonder. Er is geen sprake van specifieke omstandigheden.

Daarnaast is BTG van oordeel dat de business case van de mobiele aanbieder en de onderlinge verhouding in marktpositie, niet gezien kunnen worden als

medebepalende factoren voor een oordeel inzake kostenoriëntatie MTA tarieven.

UPC: Kleinere partijen moeten onderhandelbare, redelijke tarieven kunnen vragen. Dit betekent overigens wel dat er economische rechtvaardiging moet zijn voor de

tarieven. Partijen moeten voldoende marge hebben om investeringen uit het verleden en voor de toekomst goed te kunnen maken. De stelling dat ieder netwerk een afzonderlijke markt is, is ongenuanceerd.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Partijen zijn het eens met de stelling dat redelijkheid afhankelijk is van de specifieke omstandigheden.

Telfort: Op zichzelf is Telfort het eens met de stelling. Echter, de verregaande invulling van het redelijkheidsbegrip, zoals door OPTA is voorgestaan, is in strijd met de wet.

Vodafone: Vodafone is van oordeel dat, ondanks het feit dat het begrip redelijkheid van toepassing is tussen twee interconnecterende partijen, daaruit geen bevoegdheid voor OPTA voortvloeit om een beleid te voeren waarin het begrip redelijkheid wordt opgerekt op een dusdanige manier dat de hele sector wordt gereguleerd.

Dutchtone: Dutchtone ondersteunt de stelling. Daarnaast wordt onderstreept dat indien dit begrip wordt toegepast dit een zorgvuldige definitie, consultatie en een gedegen onderzoek in de huidige en feitelijke situatie van de markt en de individuele MNO’s vergt.

Ventelo: Ventelo is het hiermee eens.

B. Oordeel

(6)

II.b. Tevens wordt marktpartijen gevraagd gemotiveerd in te gaan op de door het college beschreven concrete situatie met betrekking tot de MTA dienstverlening.

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Specifieke omstandigheden zijn voor Tele2:

- recente (en zeer moeizame) toegang tot de markt en daarmee nog lage volumes in klanten en verkeer

- als MVNO niet in staat bepaalde kosten zelf te beïnvloeden - door de recente start hoge aanloopkosten

- de organisatie moet de leercurve nog doorlopen

- een grote achterstand ten opzichte van de gevestigde partijen (met name KPN Mobile en Vodafone)

Tele2 heeft er begrip voor dat de MTA-dienstverlening als relatief hoog ervaren wordt, maar wijst erop dat deze dienst deel uitmaakt van de totale (kosten)structuur van een onderneming. Overigens is de retentie bij de partij die wie werkelijk AMM toeschrijven op de vast-mobiele markt relatief hoog: meer dan één vijfde deel van het

eindgebruikerstarief wordt niet aan de MTA-aanbieder uitgekeerd, maar blijft achter bij KPN.

Wat betreft de genoemde economische effecten is het wellicht zo dat de snelle uitbouw en de uitmuntende dekking in Nederland juist worden veroorzaakt door het feit dat de mobiele operators hun opbrengsten hiervoor konden aanwenden. De ‘hoge’ MTA tarieven hebben juist daardoor een concurrentie op netwerken (en diensten) mogelijk gemaakt , in plaats van gehinderd. Door de relatief lage instapkosten van eindgebruikers heeft de gehanteerde tariefstructuur snel gezorgd voor een hoge penetratie van mobiele telecommunicatie in Nederland.

Ben Ben heeft een aantal kanttekeningen bij de beschouwingen van het college met betrekking tot de concrete situatie van de MTA dienstverlening:

- Terminating tarief versus on-net verkeer

Grootzakelijke on-net eindgebruikers zijn geen goede graadmeter voor werkelijke kosten, vanwege het ontbreken van sterke concurrentie. OPTA geeft zelf aan dat er sprake is van een duopolie (KPN/Vodafone) in dit segment.

- Vast-mobiel versus Mobiel-vast

Vanwege het hogere niveau van retentie KPN-vast, dat veel hoger ligt dan KPN’s interconnectietarieven voor PSTN-terminating access, zijn de gesprekskosten vast-mobiel hoger dan mobiel-vast.

- Internationale benchmarking

De constatering van OPTA dat de GSM-netwerken in Europa in grote lijnen op dezelfde wijze zijn opgebouwd en daarom een zelfde kostenstructuur kennen is volstrekt onjuist. De kosten van netwerken tussen de verschillende Europese landen verschillen substantieel, vanwege de grote verschillen in: dichtheid van de bevolking, geografische condities, de gewenste kwaliteit van de dekking, en de volume-geconcentreerdheid.

(7)

de MTA tarieven in Nederland niet redelijk zijn omdat o.a. : - niet alle landen hierin zijn opgenomen, - van welke operators de tarieven zijn opgenomen

KPN Mobile: KPN Mobile heeft in de praktijk ervaren dat de prijselasticiteit van MTA tarieven op korte termijn gering. Dit is normaal, aangezien de gebelde weinig alternatieven heeft voor het afleveren van het gesprek.

Het moet echter niet worden uitgesloten dat op de langere termijn een grotere prijselasticiteit bestaat vanwege:

- Betere informatie naar eindgebruikers over MTA tarieven en de effecten op de retail-tarieven voor bellen naar mobiel

- Informatieniveau dat bij gelijktijdige beweging van alle MNO’s toeneemt.

- Substitueerbaarheid van het abonnement van de gebelde speelt een rol indien de gebelde een belang heeft bij een zo laag mogelijk tarief voor de beller.

- Ontwikkeling van de Dual SIM Card, waarbij de beller zelf kiest vanaf welk netwerk hij belt naar de gebelde.

BTG: Niet van toepassing vanwege antwoord op vraag II.a.

UPC: Met de toename van het aantal abonnees neemt het on-net verkeer onevenredig toe. Dit betekent een minder grote afhankelijkheid van grote spelers van MTA tarieven.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Redelijkheid, in de context van MTA tarieven, kan niet los gezien worden van: - het specifieke karakter van de dienst

- de huidige tariefniveaus

- de specifieke redenen voor het huidige tariefniveau van MTA

- de specifieke negatieve gevolgen van de huidige tariefniveau van MTA

De partijen stellen voor een meer uniforme en geavanceerd analytisch raamwerk te gebruiken voor de beoordeling van redelijke tarieven; dat ook gebruikt wordt in het kader van mededingingswetgeving, bij de bepaling van een dominante marktpositie.

Telfort: Telfort beschouwt de dienst ‘Call Termination’ niet als een bottleneck. OPTA geeft geen enkele economische rechtvaardiging voor ingrijpen

Telfort is van mening dat de MTA tarieven niet te hoog zijn en dat wel degelijk prikkels tot prijsefficiëntie bestaan.

Telfort is van mening dat de negatieve gevolgen van het verlagen van de MTA tarieven onvoldoende zijn geïnventariseerd.

Vodafone: Noch vanuit economisch noch vanuit juridisch oogpunt bestaat de noodzaak respectievelijk de bevoegdheid om tot regulering van de MTA tarieven over te gaan. Economisch gezien niet omdat geen sprake is van excessieve winsten. Gelet op de huidige business modellen moet een verlaging in MTA-inkomsten gecompenseerd worden met een verhoging van originating tarieven> Er zijn ook niet door OPTA behandelde economische theorieën die de huidige situatie aangaande MTA tarieven verklaren als een competitieve sector. (Ramsey Pricing)

Juridisch gezien niet vanwege o.a. het gebrek aan proportionaliteit en het ontbreken van een gedegen marktanalyse.

Dutchtone: Dutchtone is het niet eens met de stelling van OPTA dat er een bottleneck situatie is. Er zijn genoeg alternatieven.

Vanwege haar relatief beperkte marktaandeel zal Dutchtone niet eenzijdig haar MTA tarieven kunnen doen stijgen.

(8)

De verschillen tussen retail en interconnect zijn kleiner dan OPTA voorspiegelt aangezien de gemiddelde gespreksduur van Dutchtone op 90 seconden ligt in plaats van 3 minuten.

Tevens geldt dat on-net tarieven een commercieel middel betreft om een positie in de markt te veroveren. Met name voor nieuwe spelers, waar het percentage on-net relatief laag is. Het subsidieren van on-net tarieven is een commercieel gebruikelijk instrument.

Geen enkele operator heeft bezwaar gemaakt tegen de interconnectietarieven zoals gehanteerd door Dutchtone.

Dutchtone onderschrijft het standpunt van OPTA dat sprake is van inefficiënte allocatie van schaarse middelen niet omdat de penetratie van mobiele abonnees de 80% heeft overschreden en daarmee de mobiele en vaste gebruikers in hoge mate dezelfde zijn.

Ventelo: Ventelo is het ermee eens dat MTA een bottleneck facility is.

Ventelo is het ermee eens dat de MTA tarieven in Nederland aanzienlijk te hoog liggen.

Hierbij wordt als belangrijkste oorzaak het onvoldoende acteren van de OPTA genoemd. In het bijzonder wat betreft het nemen van maatregelen inzake

interconnectie voor partijen met AMM. De verwachting bestaat dat bij een effectief ingrijpen vanaf 1999 de prijs een kwart zou zijn van de huidige tarieven.

Door de hoge MTA tarieven wordt het uitermate moeilijk voor Ventelo om te

concurreren wanneer MNO’s klanten direct aansluiten (o.a. via huurlijnen) en tarieven aanbieden die aanzienlijk lager liggen dan de MTA tarieven. Deze discriminerende praktijken zijn de belangrijkste zaken waartegen moet worden opgetreden.

B. Oordeel

Verwezen wordt naar hoofdstuk 3 (alinea 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25 en 26). 4

2.3 De invulling van het onderhavige redelijkheidsbegrip

III. Belanghebbenden wordt verzocht te reageren op de invulling van het onderhavige redelijkheidsbegrip aan de hand van het beginsel van kostenoriëntatie.

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Kostenoriëntatie is geen invulling van het begrip redelijkheid. Het gaat juist om de kostenstructuur en de marktsituatie van iedere partij. Daarnaast gelden ook nog de criteria:

- het behoud van reeds verkregen klantenbestand (voor niet-AMM partijen zeker); - verder uitbouwen van het klantenbestand;

4

(9)

- zekerheid voor de gebruiker/klant over de tarieven; - terugverdientijd van gedane investeringen;

Verder zal rekening moeten worden gehouden met de bijzondere positie van een nieuwe MVNO ten opzichte van de incumbents en zullen criteria voor de vaststelling van de marktpositie in overleg met de betrokken partij worden vastgelegd.

Ben Ben is het oneens met de stelling dat redelijkheid gelijk gesteld kan worden aan kostenoriëntatie. Dit is in strijd met de wet. Het is alleen mogelijk om via een AMM-aanwijzing kostenoriëntatie af te dwingen. Ook het nieuwe ONP-kader brengt hierin geen verandering.

KPN Mobile: KPN Mobile twijfelt of het redelijkheidsbegrip kan worden ingevuld aan de hand van kostenoriëntatie. Kostenoriëntatie geldt voor AMM-partijen.

KPN Mobile acht kostenoriëntatie, waarbij kostprijsniveau niet wordt geobjectiveerd, maar per operator kan verschillen, niet het geschikte instrumentarium.

KPN Mobile is van oordeel dat het reguleren van MTA tarieven erop gericht moet zijnde verschillende MTA tarieven van de verschillende MNO’s op een lijn te brengen. Indien gelijkheid gewaarborgd is, kan een geleidelijke daling zich voortzetten. MTA tarieven vormen onderdeel van totale inkomensstroom. Retailtarieven vormen het andere deel. MTA en retail kunnen niet los van elkaar beschouwd worden. De voorstellen van OPTA leiden tot grote inkomstendaling dat effecten op de retail-tarieven wellicht niet uitblijven. Een geleidelijker aanpak heeft een minder schokeffect op de ontwikkeling van de retailtarieven tot gevolg.

BTG: BTG heeft het standpunt dat wanneer het gaat over een oordeel van OPTA inzake MTA tarieven, dat kostenoriëntatie aan de orde is.

UPC: UPC is van mening dat kostenoriëntatie alleen van toepassing is op partijen met AMM.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Partijen zijn het eens dat kostenoriëntatie als basis moet dienen voor het bepalen van de redelijkheid van MTA tarieven.

Telfort: Telfort is van mening dat het invullen van redelijkheid met kostenoriëntatie in strijd is met de Telecommunicatiewet.

Vodafone: Zowel juridisch als economisch dient afgezien te worden van invulling en toepassing van begrip kostenoriëntatie.

Juridisch:

- In strijd met Tw. Kostenoriëntatie geldt voor partijen met AMM op markt vast-mobiel.

- ook in nieuwe ONP-regime, wanneer de terminating markt als een separate markt wordt beschouwd, vloeit niet de verplichting tot kostenoriëntatie van rechtswege voort.

Economisch:

- Mobiele markt is in zijn geheel concurrerend. Hierdoor wordt gewaarborgd dat opbrengsten in verhouding staan tot kosten en een redelijk rendement wordt behaald. Derhalve geen reden tot ingrijpen.

– Op het niveau van individuele ondernemingen zijn verschillen mogelijk en verklaarbaar ten gevolge van efficiency, risicoprofiel, toeval.

(10)

de mate waarin die diensten beslag leggen op de vaste beschikbare capaciteit op de korte termijn.

Dutchtone: Dutchtone is het niet eens met de OPTA-interpretatie van redelijkheid als kostenoriëntatie.

Aanvullend verwijst Dutchtone naar de Franse markt, waarbij gebruik gemaakt wordt van een top-down kostenmodel, gebaseerd op werkelijke gemaakte historische kosten. Dit is een voorwaarde voor niet-AMM partijen.

Ventelo: Ventelo merkt op dat OPTA nauwelijks een rechtvaardiging heeft genoemd voor het invullen van het begrip redelijkheid met kostenoriëntatie.

Daarom geeft zij een voorkeur om via een andere juridische basis kostenoriëntatie te bereiken, bijv via een AMM-aanwijzing op de nationale interconnectiemarkt.

NovaXess: NovaXess is van mening dat het binnen de Europese- en Nederlandse

telecommunicatiewetgeving mogelijk is redelijkheid in te vullen met kostenoriëntatie. Dit wordt ook onderstreept door de acties die andere toezichthouders in andere landen in Europa hebben genomen.

Ook is zij van mening dat kostenoriëntatie moet worden ingevuld met “cost-based long-run incremental costs” (LRIC).

B. Oordeel

Verwezen wordt naar hoofdstuk 2 (alinea 11, 12, 13, 14, 15, en 16), hoofdstuk 3 (alinea 17, 18, 27, 28, 29, 30 en 31), en hoofdstuk 4 (alinea 48, 49).

IV. Belanghebbenden wordt verzocht te reageren op de invulling van het onderhavige redelijkheidsbegrip mede aan de hand van het beginsel van non-discriminatie.

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Het beginsel van non-discriminatie is niet van toepassing op partijen zonder AMM.

Ben Het beginsel van non-discriminatie is niet van toepassing op redelijkheid en is in strijd met de Telecommunicatiewet. Ook het nieuwe ONP-kader brengt hierin geen verandering.

KPN Mobile: KPN Mobile is van mening dat non-discriminatie belemmerend kan werken voor de verlaging van de MTA tarieven.

BTG: BTG is van mening dat tariefdifferentiatie kan worden toegepast op basis van het afgenomen volume.

UPC: Het beginsel van non-discriminatie is alleen van toepassing op partijen met AMM.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Partijen zijn het eens dat non-discriminatie van toepassing is op de MTA tarieven. Ook zijn de partijen van mening dat dit zowel geldt voor ‘off-net’ als ‘on-net’ ; deze moeten dus gelijk zijn.

Telfort: In strijd met de Tw.

(11)

Dutchtone: Opta is niet bevoegd non-discriminatie op te leggen aan partijen zonder AMM.

Ventelo: Discriminatie is het grote probleem volgens Ventelo.

Echter, het juridische instrument dat OPTA moet kiezen is via een AMM-aanwijzing.

NovaXess: Non-discriminatie is de belangrijkste term en moet strikt worden toegepast in een tariefcontrole regime. Op basis van Europese wetgeving, in het bijzonder de “essential facility doctrine”, en de voortgang van andere toezichthouders in Europa biedt OPTA voldoende basis om in te grijpen.

B. Oordeel

Het college overweegt dat, zoals het merendeel van de reacties van marktpartijen aangeeft, de Telecommunicatiewet de verplichting tot non-discriminatoir handelen uitdrukkelijk oplegt aan partijen met aanmerkelijke macht op de markt (AMM). Onder verwijzing naar hetgeen in alinea’s 29 tot en met 31 van de beleidsregels en de daarbij behorende toelichting is opgemerkt ten aanzien van de eveneens aan partijen met AMM op te leggen wettelijke verplichting tot kostenoriëntatie merkt het college op dat voor een verplichting tot non-discriminatie binnen het kader van de voorlopige regulering van MTA-tarieven vooralsnog geen plaats is.

3. De concretisering van de overgangsperiode

3.1 De introductie van een overgangsperiode

V. Belanghebbenden wordt verzocht te reageren op het standpunt van het college dat ten aanzien van de

wenselijke neerwaartse aanpassing van de MTA tarieven overgegaan dient te worden tot de introductie van een zekere overgangsperiode inclusief een daarbinnen te gelden glijpad.

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Tele2 is van mening dat er een overgangsperiode moet gelden, zodat Tele2 zijn bedrijfsvoering kan aanpassen. Daarnaast kunnen partijen waarschijnlijk niet ontkomen aan een stijging van de mobiele originating tarieven voor eindgebruiker; dit is voor Tele2 onaanvaardbaar: het is onacceptabel klanten te confronteren met plotselinge prijsstijgingen.

Ben Ben is het hiermee eens.

KPN Mobile: KPN Mobile is van mening dat de onderlinge verschillen tussen de MNO’s MTA tarieven per direct moeten wijzigen in één MTA-tarief. KPN is geen voorstander van een onderscheid tussen 900 MHz en 1800 MHz MNO’s.

BTG: BTG is van oordeel dat de MNO’s reeds lange tijd gewend moeten zijn aan een situatie waarin de huidige MTA tarieven tot het verleden behoren. Een herziening was reeds lang te verwachten. Ook de argumentatie dat het relatief jonge aanbieders betreft houdt geen stand aangezien deze partijen vaak elders reeds mobiele netwerken en diensten aanbieden (France Telecom, British Telecom en Deutsche Telecom). De overweging van OPTA dat de huidige MTA tarieven reeds ruimere tijd hebben voortbestaan vind BTG niet opportuun. Ook roept BTG de vraag op hoe arbitrair de duur van het glijpad is.

(12)

VersaTel, Colt: Mocht OPTA toch overwegen een overgangsperiode in te stellen, dan is deze kort: maximaal tot juli 2003.

Telfort: Een overgangsperiode is niet wenselijk.

Vodafone: Indien neerwaarts ingrijpen in MTA tarieven noodzakelijk wordt geacht door OPTA dan is een lang glijpad uit het oogpunt van behoorlijk bestuur noodzakelijk en vereist. Tevens geldt dit om de aanpassingen in de businessmodellen op een geleidelijke wijze te laten plaatsvinden.

Dutchtone: Staat een overgangsperiode met glijpad van 2 jaar voor.

Ventelo: Een lange overgangsperiode is niet nodig.

NovaXess: Een overgangsperiode is niet wenselijk. Prijsmaatregelen moeten per direct ingang vinden om een goed effect te hebben.

B. Oordeel

Verwezen wordt naar hoofdstuk 3 (alinea 38, 39 en 40).

3.2 De duur van een overgangsperiode

VI.a. Belanghebbenden wordt verzocht beargumenteerd aan te geven wat naar hun inzicht de voor de overgangsperiode te gelden duur zou moeten zijn.

VI.b. Voor zover mogelijk wordt belanghebbenden daarbij verzocht om hun inzichten ten aanzien van de relatie tussen enerzijds de te gelden duur van de overgangsperiode en anderzijds de nadere invulling van het glijpad.

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Het is van belang om hier te kijken naar de speciale marktsituatie van elke

aanbieder. Het startpunt van de overgangsperiode zou medio 2003 moeten zijn. Voor de duur en de inhoud van het glijpad zouden verschillende uitkomsten kunnen gelden afhankelijk van de specifieke marktsituatie.

Ben Los van de juridische bezwaren van kostenoriëntatie is Ben het eens met de voorgestelde.

KPN Mobile: Huidige MTA tarieven per direct wijzigen in één MTA-tarief. Voor verdere regulering moet een overgangsperiode gelden. Een overgangsperiode van 4 jaar dient te worden toegepast.

BTG: Geen overgangsperiode. BTG stelt tevens de vraag hoe arbitrair de duur van een glijpad is.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Partijen vinden een overgangsperiode niet wenselijk. Mocht deze er toch komen dan dient deze zo kort mogelijk te zijn. Vanwege het feit dat de tarieven al een grote periode te hoog zijn geweest is het gewenst dat de eerste stap de grootste daling betreft. Deze eerste stap zou moeten leiden tot “European Best Practise” tarieven. Daarna zou in een tweede stap (ongeveer1/2 jaar later) een brug moeten worden geslagen naar kostgeoriënteerde tarieven in medio 2003. Daarna zou OPTA een tariefplafond moeten hanteren.

(13)

de regulering van MTA tarieven.

Duur van de overgangsperiode is veel te kort. Deze zou meer in lijn moeten zijn met de periode, zoals deze in andere landen geldt.

Telfort stelt voor de periode tot 1 juli 2003 (de voorbereidingsfase) de huidige MTA tarieven te hanteren.

Aan het eind van deze voorbereidingsfase levert Telfort een kostengeoriënteerd MTA-tarief op . Daarna zal dit MTA-tarief elk jaar per MNO worden herberekend en vastgesteld.

Vodafone: De overgangsperiode dient redelijk te zijn. Vijf jaar is redelijk. Zie ook Verenigd Koninkrijk en Frankrijk.

Dutchtone: Totale glijpad dient een minimale tijdsduur te hebben van 2 jaar. Enerzijds om investeringen nieuwe spelers terug te verdienen, anderzijds voor het ontwikkelen van een gewijzigde strategie voor alternatieve inkomsten.

Dutchtone loopt extra groot risico door lange termijn contracten met klanten (2/3 jarig en zelfs 6-jarig voor OT2000)

In het glijpad moet duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen 900 MHz en 1800 MHz MNO’s. Het verschil in kostprijs tussen een 900 MHz en een 1800 MHz gesprek bedraagt al gauw 8 Eurocent/minuut.

Ventelo: De overgangsperiode zou maximaal tot juli 2003 mogen gelden.

Een eventuele overgangsperiode zou direct moeten starten met een diepe daling van de tarieven, begeleid door een sterk optreden van OPTA tegen discriminerende praktijken.

NovaXess: Geen overgangsperiode.

B. Oordeel

Verwezen wordt naar hoofdstuk 3 (alinea 41) en hoofdstuk 4 (alinea 42, 43, 44, 45, 46, 47 en 50).

3.3 De overgangsperiode en tariefplafonds

VII. Belanghebbenden wordt verzocht om hun standpunt ten aanzien van het oordeel van het college dat gedurende de overgangsperiode de binnen die periode te gelden MTA tarieven moeten worden opgevat als zijnde een maximaal te gelden tariefniveau.

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Tele2 is het hiermee eens. Hier dient dan echter een tarief te gelden dat verschillend per aanbieder kan zijn.

Ben Los van juridische bezwaren is Ben het hiermee eens.

KPN Mobile: Alle MTA tarieven dienen gelijk te zijn. Een verlaging van de ene partij dient te volgen door een verlaging van alle andere MNO’s.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Partijen zijn het hiermee eens.

Telfort: Het handhaven van het huidige MTA-tarief (als maximum tarief) is tijdens de door Telfort gedefinieerde voorbereidingsfase aanvaardbaar.

Wanneer wordt uitgegaan van de door OPTA voorgestelde invulling van

(14)

met welke methode de tarieven worden vastgesteld. (zie vraag XIII).

Vodafone: Hier is Vodafone het mee eens.

Dutchtone: Dutchtone zou de MTA tarieven bij voorkeur definiëren als gemiddelde maximale tarieven, waardoor MNO’s de mogelijkheid blijft gegeven om te kunnen sturen op inkomende volumes op basis van tijd.

Ventelo: Ventelo is het hiermee eens.

NovaXess: Er moeten minimaal dezelfde tariefplafonds als toezichthouder Oftel in het Verenigd Koninkrijk heeft doen gelden voor Britse MNO’s.

B. Oordeel

Verwezen wordt naar hoofdstuk 3 (alinea 17 en 18).

3.4 Relatieve posities op de mobiele markt

VIII. Belanghebbenden wordt verzocht te reageren op het standpunt van het college dat rekening dient te worden gehouden met de relatieve positie van de verschillende mobiele aanbieders op de mobiele markt.

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Hier dient zeer sterk rekening mee te worden gehouden. In het bijzonder de relatieve toetredingsmoment tot de markt en het daarmee opgebouwde klantenbestand. Dit geldt ook voor het onderscheid tussen 900 MHz en 1800 MHz MNO’s, aangezien de 900 MHz MNO’s veel langer de hogere MTA tarieven hebben kunnen ontvangen dan de nieuwkomers (Ben, Dutchtone, Telfort en Tele2).

Dit moet duidelijk tot uitdrukking komen in het vaststellen van het maximum tarief, alsmede het glijpad.

Ben Ben is het hiermee eens.

KPN Mobile: KPN Mobile is van mening dat de genoemde verschillen eenzijdig zijn en dat de genoemde analyse verre van volledig is.

Verschillen tussen 900 MHz en 1800 MHz netwerken:

- KPN Mobile beschikt zowel over een 900 MHz als een 1800 MHz netwerk

– bij het vergelijken van de netwerkkosten dient breder gekeken te worden dan alleen naar de achterstand op het gebied van de netwerk uitrol

– bij het bepalen van de netwerkkosten dient rekening te worden gehouden met kosten ten aanzien van bedekking en capaciteit.

Niet-netwerk gebonden kosten:

- Effecten op derden die optreden als gevolg van een nieuwe mobiele aansluiting ofwel de waardestijging van een aansluiting van bestaande klanten als resultaat van het bereikbaar worden van een nieuwe klant op het netwerk. Het betreft kosten van subsidies, dealervergoedingen, beltegoed, kortingen, etc.

Andere verschillen:

- Toegang tot financiële middelen

- De internationale schaalgrootte van andere aanbieders en de daaruit voortvloeiende kostenvoordelen.

(15)

en hoe een gebruiker hierover wordt geïnformeerd tijdens het gebruik. Dat is van belang bij het gebruik van dual mode hardware indien de afweging leidt tot verschillende MTA tarieven.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Er is geen mededinging bij de MTA dienstvan zowel grote als kleine MNO’s. De MTA tarieven van alle MNO’s moeten op eenzelfde wijze gereguleerd worden volgens het bij de regulering van ‘Call termination’ geldende principe van kostenoriëntatie. In een markt van volledige mededinging zouden de tarieven ongeveer het zelfde zijn. Afwijking van dit principe is niet logisch en zou de vast-mobiele kruissubsidie in stand laten. van niet consistent met het gevoerde beleid.

Mocht OPTA willen differentiëren, dan dienen de kosten van vergunning niet meegenomen te worden en de kosten van 900 MHz vs 900/1800 MHz netwerk gemiddeld te worden. Een differentiatie op basis van schaalgrootte is relatief te verwaarlozen klein.

Telfort: Telfort is het hiermee eens.

Vodafone: Vodafone is het niet eens om rekening te houden met de verschillen in technologie. Dit verstoort de onderlinge concurrentiepositie en gaat voorbij aan het in historisch perspectief plaatsen van de ontwikkelingen in de mobiele sector en daarmee aan de verschillen tussen KPN Mobile en Vodafone.

Dutchtone: Dutchtone is van mening dat er inderdaad rekening gehouden moet worden met zowel de relatieve positie als wel de netwerktechnologie die door de betreffende operator wordt gebruikt.

Ventelo: Ventelo is van mening dat de objectieve situatie van de verschillende MNO’s onderling sterk verschilt en dat hun onderliggende kosten dus ook sterk verschillen. Regulering die aanstuurt op kostenoriëntatie dient daarmee rekening te houden.

B. Oordeel

Zie hetgeen het college heeft opgemerkt onder hoofdstuk 3, alinea 32 en 33 en de daarbij behorende toelichting. In aanvulling daarop overweegt het college het volgende.

In het consultatiedocument van 19 december 2002 heeft het college de omstandigheden, die binnen het kader van de voorlopige regulering van MTA-tarieven een differentiatie naar de relatieve positie van mobiele aanbieders

rechtvaardigen, reeds benoemd5. KPN Mobile en Vodafone hebben ten opzichte van Dutchtone, Ben en O2 bij

toetreding tot de mobiele markt en de initiële opbouw van hun marktpositie duidelijk aanwijsbare voordelen genoten. Het eerder verkrijgen van de frequenties heeft geleid tot een zogenaamde ‘first mover advantage’ omdat eerder en tegen lagere initiële kosten een landelijk dekkend netwerk voor mobiele telefonie kon worden opgebouwd en dus ook eerder mobiele telefonie kon worden aangeboden. Voorts betekende het verkrijgen van 900 MHz frequenties dat KPN Mobile en Vodafone lagere initiële investeringen behoefden te plegen om een landelijk dekkend netwerk op te bouwen. De relatieve startpositie van KPN Mobile en Vodafone in de markt wordt nog versterkt doordat na toetreding van Ben, Dutchtone en O2 tot de mobiele markt de mogelijkheden om de initiële investeringen terug te verdienen door de sterk toegenomen concurrentie veel beperkter zijn geworden. Ben, Dutchtone en O2 hebben daardoor veel meer moeite om hun initiële investeringen terug te verdienen.

KPN Mobile en Vodafone hebben derhalve in een markt met relatief weinig concurrentie een sterke marktpositie kunnen opbouwen. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling van het klantenbestand

5

(16)

van enerzijds KPN Mobile en Vodafone en anderzijds Ben, Dutchtone en O2. Zo hebben KPN Mobile en Vodafone het grootste deel van de zakelijke markt voor mobiel bellen in handen, terwijl zij voorts per aansluiting en belminuut een relatief hoge omzet weten te realiseren6.

Het college is van oordeel dat de verschillende omstandigheden waaronder en de verschillende tijdstippen waarop aanbieders van openbare mobiele telecommunicatienetwerken tot de mobiele markt in Nederland zijn toegetreden de relatieve positie van deze aanbieders op de Nederlandse markt heeft bepaald. Bij de invulling van het begrip

redelijkheid bij MTA-tarieven geeft dit, zeker bezien vanuit het oogpunt van de bevordering van de bestendige mededinging op de mobiele markt en het creëren van een ‘level playing field’, aanleiding om een voorlopig onderscheid te maken tussen KPN Mobile en Vodafone enerzijds en Dutchtone, Ben en O2 anderzijds.

Voorts wijst het college erop dat de door het college in het kader van de huidige regulering gehanteerde benchmark aangeeft dat in Europa het tariefniveau van de best presterende mobiele aanbieders met een 900 MHz netwerk

enerzijds en mobiele aanbieders met (alleen) een 1800 MHz anderzijds verschillend is en dat onderzoek van onder meer Analysys lijkt aan te geven dat de aan een 1800 MHz netwerk verbonden kosten hoger zijn dan de kosten van een 900 MHz netwerk7.

Het college acht gezien het bovenstaande voldoende rechtvaardiging aanwezig om binnen het kader van de voorlopige regulering van maximaal redelijke MTA-tarieven rekening te houden met de relatieve positie van mobiele netwerken aanbieders. Daarbij wijst hij erop dat een dergelijke benadering in lijn is met de beoordeling van MTA tarieven elders in Europa. Ook in andere landen van de Europese Unie is sprake van een gedifferentieerde behandeling van nieuwkomers op de mobiele telecommunicatiemarkt bij de beoordeling van MTA-tarieven.

Overigens komt uit reacties van marktpartijen naar voren dat het college bij de bepaling van een gedifferentieerd redelijk MTA-tarief bepaalde concrete kosten in overweging zou moeten nemen. Deze reacties lijken te pleiten voor een berekening van een MTA-tarief op basis van een specifiek kostenmodel.

In dit verband kan worden opgemerkt dat het college een meer definitieve wijze van vaststelling van redelijke MTA-tarieven wil ontwikkelen, zodra voldoende duidelijkheid bestaat of het college mobiele aanbieders op grond van de (nieuwe) Telecommunicatiewet via zijn handhavende bevoegdheid dan wel via beslissingen in geschillen kan verplichten tot kostenoriëntatie. Zoals reeds uiteengezet in alinea 30 en 31 van de beleidsregels en de daarbij behorende toelichting kan deze duidelijkheid worden verkregen op het moment dat de NMa op basis van de kwantitatief onderzoek tot een conclusie komt over de vraag of er sprake is van terminating markten die in omvang overeenkomen met de verschillende mobiele netwerken. Indien de NMa het oordeel van het college onderschrijft, zal het college overwegen om de redelijkheid uiteindelijk in te vullen als kostenoriëntatie. Hiervoor zal dan een

kostenmodel moeten worden ontwikkeld. Daarbij is hij voornemens marktpartijen te betrekken bij de ontwikkeling van dit kostenmodel8.

De bestaande onduidelijkheid ontheft het college voor alle duidelijkheid niet van zijn wettelijke bevoegdheid om op aanvraag van een van de marktpartijen in een geschil met een mobiele aanbieders de regels vast te stellen. Voor de uitoefening van deze bevoegdheid heeft het college voor de invulling van de redelijkheidsnorm op dit moment gekozen voor de bepaling van een maximaal redelijk MTA-tarief op basis van een benchmark. Het college zal binnen het kader van de toelichting op de huidige beleidsregels niet nader ingaan op de reacties van marktpartijen voorzover deze betrekking hebben op de processuele en materiële aspecten van de ontwikkeling van een kostenmodel.

6 Zie in dit verband het onderzoeksrapport van SEO, Toegang tot mobiele werken van 21 september 2001, par. 4.1 en verder, almede

de conclusie van EIM, Onderzoek voor Bedrijf &beleid in ‘Marktonderzoek AMM 2001: de markt voor mobiele telefonie’ van 5 oktober 2001, par. 7.1.

7

Zie bijvoorbeeld ‘Economic studies on the regulation of the mobile industry’, Analysys report number 00-042, ten behoeve van ECTA uitgevoerde studie van 25 februari 2000.

8

(17)

Ten aanzien van de reactie van KPN Mobile

KPN Mobile geeft in haar reactie nog verder aan dat bij het bepalen van de asymmetrische positie ook rekening gehouden te worden met de toegang van de mobiele aanbieders tot financiële middelen, alsmede dat de mobiele wereld een meer en meer grensoverschrijdend internationaal speelveld is geworden.

In tegenstelling tot KPN Mobile acht het college de bestaande financiële positie van een marktpartij geen leidende overweging bij de invulling van redelijkheid bij MTA tarieven. In beginsel hebben alle aanbieders al dan niet via het concern waarvan zij deel uitmaken toegang tot financiële middelen. De daaraan verbonden voorwaarden worden in hoge mate bepaald door de keuzes (en de daaraan verbonden risico’s) die partijen in hun bedrijfsvoering maken. Naar aanleiding van de opmerking van KPN Mobile inzake de internationalisering van de mobiele markt wijst het college erop dat enerzijds deze trend voor de onderhavige vraag naar differentiatie minder relevant is voor de

voorlopige regulering nu op dit moment Nederland de mobiele markten nog steeds nationaal zijn en anderzijds ook in andere landen van de Europese Unie onderscheid in marktposities wordt gemaakt bij de beoordeling van MTA tarieven. Het college acht zijn beleid in lijn met de ontwikkelingen elders in Europa.

KPN Mobile stelt dat Telfort en Dutchtone eveneens de beschikking hebben over 900 MHz frequenties. In dit verband merkt het college op dat zowel Dutchtone als O2 bij de veiling van DCS 1800 MHz frequenties kavels hebben

bemachtigd waartoe eveneens zogenaamde extended 900 MHz frequenties behoren. Dit zijn speciale frequenties waarvan bij de opbouw van het landelijk dekkend netwerk geen gebruik gemaakt kon worden omdat destijds nog geen specifieke randapparatuur (mobiele telefoons) of netwerkapparatuur voorhanden was om deze frequenties

daadwerkelijk te gebruiken. De verwachting was destijds dat deze apparatuur wel op termijn beschikbaar zou komen, hetgeen nog steeds niet of nauwelijks het geval is.

KPN Mobile stelt nog verder dat kostenverschillen tussen verschillende aanbieders in wezen niet relevant zijn voor tarieven die bij een goede marktwerking tot stand komen. Dienaangaande overweegt het college dat van voldoende marktwerking bij mobiele call termination geen sprake is. Daarbij is dit standpunt –voor zover juist- binnen het kader van de voorlopige regulering geen doorslaggevende overweging om af te zien van de voorgenomen differentiatie naar de relatieve positie van mobiele aanbieders.

Ten aanzien van de reactie van Vodafone

Vodafone geeft in haar reactie op de consultatie aan dat het college geen rekening mag houden met de relatieve positie van mobiele aanbieders gebaseerd op technologie, omdat dit de onderlinge concurrentiepositie verstoort, de ontwikkelingen op de mobiele markt niet in een historisch perspectief plaatst en voorbij gaat aan de wezenlijke verschillen tussen KPN Mobile en Vodafone.

Allereerst merkt het college op dat de feitelijke uitwerking van de differentiatie in maximaal redelijke tariefniveau’s binnen de huidige regulering weliswaar tot uiting komt via het onderscheid tussen 900/1800 MHz netwerken enerzijds en 1800 MHz netwerken anderzijds, doch dat de rechtvaardiging van de tariefdifferentiatie gelegen is in de ongelijke positie van mobiele aanbieders bij het betreden van de markt.

Voorts is het college van mening dat juist de differentiatie op basis van de ongelijke mogelijkheden van toetreding voor de diverse mobiele netwerkaanbieders blijk geeft van het meewegen van het historisch perspectief van de mobiele markt. Anders dan Vodafone is het college daarbij echter van oordeel dat het tijdstip waarop en de omstandigheden waaronder Vodafone op de mobiele markt heeft kunnen toetreden geen aanleiding geeft om te differentiëren tussen Vodafone en KPN Mobile.

(18)

meer dan drie jaar een zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht stevige marktpositie kunnen opbouwen. Ter verduidelijking van deze marktpositie verwijsthet college naar de jaarlijkse marktonderzoeken die hij in het kader van het bestaan van aanmerkelijke macht op de markt voor mobiele telefonie heeft verricht9 en het onderzoeksrapport van

SEO van 12 september 2002 inzake de toegang tot een mobiel netwerk.

Vodafone pleit ervoor om, indien het college bij zijn voornemen tot differentiatie blijft, dit onderscheid niet langer dan zes maanden te handhaven. In dit verband wijst het college uitdrukkelijk op de implementatie van het nieuwe ONP kader in de Nederlandse wetgeving, die in de tweede helft van 2003 wordt verwacht. Bij die gelegenheid zal het college evalueren in hoeverre de tariefdifferentiatie van maximale tariefniveaus nog opportuun is. Het college erkent in dit perspectief dat verschillen in startpositie alleen een differentiatie op langere termijn niet rechtvaardigen. In een door concurrentie gekenmerkte markt dienen mobiele aanbieders immers in beginsel na verloop van tijd in staat te zijn om de nadelen die aan de genoemde verschillen in startpositie zijn verbonden op te heffen.

Ten aanzien van de reactie van WorldCom, VersaTel en Colt

WorldCom, VersaTel en Colt zijn eveneens geen voorstander van een differentiatie, omdat dit in strijd met het beginsel van kostenoriëntatie zou zijn en de vast-mobiele kruissubsusidie in stand laat. Zij geven aan dat de kosten van het verkrijgen van de vergunning niet meegenomen mogen worden bij de bepaling van het MTA-tarief en dat de kostenverschillen tussen de 1800 en 900 MHz netwerken op basis van de bestaande schaalgroottes relatief (te verwaarlozen) klein zijn.

Ten aanzien van de opmerkingen over specifieke kostenverschillen tussen 1800 en 900 MHz netwerken merkt het college op dat de huidige regulering niet uitgaat van de wettelijke verplichting tot kostenoriëntatie. Het college verwijst naar hetgeen naar aanleiding van de reactie van KPN Mobile op het consultatiedocument over het meenemen van concrete kosten bij de tariefstelling is opgemerkt. Wel wordt daarbij opgemerkt dat anders dan het standpunt van WorldCom c.s. lijkt te impliceren de kosten voor het verkrijgen van de frequenties ook in het kader van het vaststellen van een tarief op basis van de kosten van een efficiënte operator kunnen worden meegenomen en zelfs mogelijk een onderscheidend vermogen tussen operators kunnen bewerkstelligen. Binnen het kader van de huidige voorlopige regulering acht het college het vanuit het oogpunt van de redelijkheid gerechtvaardigd om rekening te houden met het aanzienlijke verschil in verkrijging van zendfrequenties gezien de mede hierdoor veroorzaakte ongelijke startpositie van mobiele marktpartijen bij het betreden van de markt. Ook deze kosten zullen immers door een aanbieder moeten worden gemaakt en terugverdiend in zijn ondernemingsplan.

3.5 Redelijke MTA tarieven en MVNO’s

IX. Belanghebbenden wordt verzocht te reageren op het standpunt van het college om de invulling van het redelijkheidsbegrip ook toe te passen op de MTA tarieven van MVNO’s.

A. Ontvangen reacties:

One.Tel/Scarlet: Algemeen wordt gesteld dat de prikkels voor toetreding van de mobiele markt (o.a. via MVNO’s) door het reguleren van MTA tarieven teniet wordt gedaan.

Tele2: Tele2 is het hiermee eens.

Ben Ben is het hiermee eens.

KPN Mobile: KPN Mobile is het hiermee eens.

BTG: BTG is het hiermee eens.

9

(19)

WorldCom, VersaTel, Colt:

Partijen zijn het hiermee eens.

Vodafone: Vodafone is het hiermee eens.

Dutchtone: Dutchtone is het hiermee eens.

Ventelo: Ventelo is het hiermee eens; met de opmerking dat het gelijktrekken van de MVNO’s met de MNO’s hiermee de aantrekkelijkheid voor het toetreden van MVNO’s

waarschijnlijk aanzienlijk wordt verkleind.

B. Oordeel

Verwezen wordt naar hoofdstuk 3 (alinea 34).

4. De concretisering van de overgangsperiode

4.1 De te hanteren methodiek voor het eindpunt van het glijpad

X.a. Belanghebbenden wordt verzocht om hun gemotiveerde standpunt ten aanzien van de geschetste mogelijke benaderingen op basis waarvan het kostengeoriënteerde eindpunt van het glijpad kan worden vastgesteld.

Xb. Belanghebbenden wordt verzocht om, indien mogelijk, het college van nog andere mogelijke benaderingen op de hoogte te brengen

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Het lijkt Tele2 zinvol dat een kostentoerekeningsmodel wordt gehanteerd dat recht doet aan de kostenstructuur van de aanbieder, waarin ook de overige

marktomstandigheden zijn verdisconteerd (zoals beginner in de markt, kleine customer base, relatief hoge aanvangkosten, etc). Maar ook hogere kosten van de DCS1800-netwerken spelen een rol.

Daarnaast geldt de specifieke situatie van Tele2 als MVNO. (zie ook reactie vraag III) Tele2 heeft geen suggesties voor alternatieve benaderingen.

Ben Ben is het eens met het voorstel. Het model zou in klankbordgroep ontwikkeld moeten worden. Ontwikkelingstijd hoeft geen 1,5 jaar te bedragen, maar slechts 6 tot 9 maanden.

KPN Mobile: Ten aanzien van i) en ii):

- FL-LRIC houdt geen rekening met de dynamiek van netwerkbouw.

- Marktwerking veroorzaakt schommelingen in aantallen klanten en hoeveelheid verkeer.

- Er is tijd nodig om capaciteit te realiseren.

(20)

daarvan op de kostprijs.

- Bij FL-LRIC: nadruk op het netwerk, niet op andere zaken zoals marketing en distributie.

- FL-LRIC is een simplificatie van de werkelijkheid. Gevaar bestaat dat kosten worden onderschat of vergeten.

- Bovendien zijn de aannames over kosten, productieparameters en efficiency vaak niet realistisch.

- In FL-LRIC gaat OPTA op de stoel van de operator zitten. - Het ontwikkelen van FL-LRIC kost veel tijd en geld. Ten aanzien van iii)

- Omstandigheden van een land van invloed op een kostentoerekeningsmodel. Kostentoerekeningsmodel van een land niet toepasbaar in ander land

- De vraag rijst welke landen wel en welke niet moeten worden meegeteld in de benchmark.

Ten aanzien van iv)

KPN Mobile is tegen het gebruik van een dergelijk model. Het model is tot stand gekomen zonder de medewerking van de mobiele operators en ontbeert hierdoor per definitie kennis van de situatie in Nederland.

Andere mogelijkheden zijn:

- Retail benchmarking, zoals in Australië is gebruikt, is zeer geschikt voor een sterk competitieve markt zoals in Nederland.

- KPN Mobile is voorstander om het startniveau te bepalen op basis van het laagste MTA-tarief in de markt.

BTG: BTG is van oordeel dat er geen glijpad hoeft te zijn. Als er al een glijpad wordt gebruikt, dan met terugwerkende kracht.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Partijen zijn van mening dat gebruik gemaakt dienst te worden van een ‘bottom-up’ FL-LRIC model. Vergoedingen voor netwerk externaliteiten mogen niet worden toegepast.

Een vertegenwoordiging van de industrie (MNO’s, FNO’s) zou moeten deelnemen in de klankbordgroep, om hiermee brede borging en acceptatie van het kostmodel te bewerkstelligen.

Telfort: Telfort moet minimaal de werkelijk besteedde uitgaven terugverdienen, onafhankelijk van het te kiezen kostentoerekeningsmodel. Daarnaast ook een redelijk rendement door middel van WACC methode en een vergoeding voor netwerk externaliteiten. Telfort heeft een voorkeur voor FAC-methode. EDC-methode is ook een alternatief voor BULRIC.

Vodafone: Vodafone wijst kostenoriëntatie af. Indien hier toch voor gekozen wordt dan is het top down forward looking LRIC model onder stringente voorwaarden een theoretisch en adequaat model om directe kosten te kunnen berekenen:

- noodzakelijk dat de vaste en gemeenschappelijke kosten op een juiste wijze gemodelleerd worden voor de toerekening van producten en diensten - er dient rekening gehouden te worden met gunstige neveneffecten (netwerk

externaliteiten) bij het bepalen van een redelijk tarief

- toepassen van LRIC model is zeer complex. Uitkomsten van LRIC blijven een inschatting die achteraf met werkelijke uitkomsten getoetst dienen te worden. Andere alternatieven zijn:

(21)

- erkennen van de Ramsey Pricing

- bevorderen van transparantie van eindgebruikerstarieven

- toepassen van ACCC-methodiek op grond waarvan de relatie kan worden gelegd tussen de hoogte van het MTA-tarief en de hoogte van het MO-tarief.

Dutchtone: Top down benadering de meest geëigende methode.

Ventelo: Ventelo is voorstander van optie i).

Optie ii) is ook acceptabel indien rekening wordt gehouden met: - OPTA de middelen hiervoor vrijmaakt

- 900/1800 verschillen niet alleen technisch worden meegenomen, maar ook de commerciële voorsprong die 900 MNO’s hebben kunnen opbouwen

- de klankbordgroep ook bestaat uit vertegenwoordigers van FNO’s Optie iii) en iv) zijn niet gewenst.

NovaXess: Voor de invulling van kostoriëntatie dient een “cost based” LRIC methode gehanteerd te worden. Hierbij wordt verwezen naar de door Oftel gehanteerde kostmodellen.

B. Oordeel

Verwezen wordt naar hoofdstuk 4 (alinea 43, 44, 45, 46 en 47).

4.2 Het eindpunt van het glijpad in de tijd

XI. Belanghebbenden wordt verzocht om hun beargumenteerde standpunt ten aanzien van het voorstel van het college dat de overgangsperiode medio 2003 (bij de inwerkingtreding van de herziene Telecommunicatiewet) beëindigd moet zijn.

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Tele2 ziet geen directe relatie tussen de overgangsperiode en het invoeren van een nieuwe wetgeving. Het gaat immers om een redelijk tarief voor markt en gebruiker, onafhankelijk van invoering van nieuwe Europese regelgeving.

Nogmaals, van groot belang is om de specifieke situatie van elke aanbieder in ogenschouw te nemen.

Ben Ben is het hiermee eens.

KPN Mobile: KPN Mobile ziet niet in waarom dit moment als eindpunt dient te gelden voor de overgangsperiode. Het zou meer gebruikt moeten worden als evaluatiemoment om na te gaan of ongewenste neveneffecten zijn opgetreden en om na te gaan of

gehanteerde methodiek voldoet aan nieuwe ONP-kader. Ook Oftel gebruikt dit moment als evaluatiemoment.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Partijen zijn het hiermee eens.

Telfort: Telfort is het hiermee niet eens. Er zijn vele gradaties in kostenoriëntatie. Ook het eindpunt van Oftel ligt veel verder.

(22)

- overgangsperiode te kort is

- voorgestelde datum een willekeurig moment is

- eindpunt leggen van de beleidsimplementatie gelijk aan het moment waarop het beleid mogelijk wordt herzien

Dutchtone: Te prematuur.

Zie ook antwoord vraag V.

Ventelo: Ventelo is geen voorstander van een overgangsperiode. Als deze dan toch moet plaatsvinden dan op zijn laatst medio 2003.

NovaXess: NovaXess is geen voorstander van een overgangsperiode.

B. Oordeel

Verwezen wordt naar hoofdstuk 4 (alinea 43, 44, 46, 47 en 49).

4.3 Het startpunt van het glijpad

XII.a. Belanghebbenden wordt verzocht om hun beargumenteerde standpunt ten aanzien van de geschetste mogelijke benaderingen op basis waarvan het startpunt van het glijpad kan worden vastgesteld.

XII.b. Belanghebbenden wordt verzocht om, indien mogelijk, het college van nog andere mogelijke benaderingen op de hoogte te brengen.

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Het huidige tarief van de MNO als startpunt te hanteren.

De gekozen benadering dient recht te doen aan de hiervoor genoemde overwegingen omtrent de relatieve marktpositie van iedere operator. Zoals het geval is bij de Oostenrijkse en Franse benadering.

Tele-2 is voorstander van een zo groot mogelijke harmonisatie binnen Europa.

Ben Ben is het eens met mogelijke benaderingen.

KPN Mobile: KPN Mobile is voorstander van een methodiek waarin wordt gekozen voor een startniveau dat gelijk is voor alle aanbieders. Daardoor vallen a), b) en c) af. Als voldaan wordt aan bovenstaande zou d) een optie kunnen zijn, hoewel dit complex en tijdrovend is, wat niet bijdraagt aan een snelle gelijkstelling van MTA tarieven.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Partijen zijn van mening dat het startpunt dient te liggen op de datum van publicatie van het consultatiedocument (december 2001).

Als toch gekozen wordt voor een overgangsperiode dan is optie c) relatief de beste, waarbij het niveau van prijzen moet worden teruggebracht op ‘best practice’ (= 3 laagste) en niet gemiddelden.

Telfort: Telfort is voorstander om het eigen MTA-tarief als startpunt te kiezen. Opties b), c) en d) worden afgewezen op:

(23)

- internationale benchmark houdt onvoldoende rekening met verschillen tussen landen

- retail-minus benadering is minder geschikt omdat kosten nieuwe aanbieder niet altijd onder het tarief liggen vanwege relatief lage volumes

Voor een alternatief wordt verwezen naar vraag VI.

Vodafone: Vodafone ziet geen aanleiding tot reguleren, dus ook niet tot een glijpad.

– startpunt van het glijpad kan pas worden vastgesteld als er duidelijkheid bestaat over het eindpunt

- startpunt gelijkstellen aan het huidige tarief van MNO

- een verlaging per 1 april 2002 is onaanvaardbaar, vanwege communicatie, technische activiteiten en benodigde besluitvorming. Een minimumperiode van 3 maanden noodzakelijk. (NB: zomerperiode is ongeschikt voor

marketingcommunicatie).

Dutchtone: Optie a) huidige MTA tarieven als startpunt gebruiken is het meest rechtvaardig. De andere opties zijn niet geschikt vanwege:

- onderscheid uitsluitend in GSM900/DCS1800 doet geen recht aan verschillen binnen deze groepen

- Europese benchmark is niet vergelijkbaar met Nederland

- retail-minus doet geen recht aan verschil kosten KPN Mobile, Vodafone en de andere aanbieders.

Ventelo: Hoewel grote reserves bestaan tegen het gebruik van benchmarking zou het principe van optie b) toch de meest pragmatische benadering kunnen zijn voor het vaststellen van het starttarief. Deze Europese benchmark zou dan gecorrigeerd moeten worden met:

- alleen de landen waar effectief gebruik gemaakt is van kostenmodellen - hiervan de laagste niveaus nemen

- daarna een korting op basis van karakteristieken GSM900/DCS1800 netwerken Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen GSM900/DCS1800 MNO’s en eventueel ook voor MVNO’s

Uitgangspunt is dat de startpunt zou moeten beginnen met een daling. Indien dit niet het geval is mag in ieder geval niet met een hoger niveau worden begonnen. Hierbij moet ook aandacht worden besteed aan peak/off-peak tarieven.

NovaXess: OPTA zou een price cap methode dienen op te leggen, zoals OFTel heeft gedaan. Dit betekent een jaarlijkse verlaging van het MTA tarief gebaseerd op een Retail Price Index.

B. Oordeel

Verwezen wordt naar hoofdstuk 4 (alinea 44 en 45).

4.4 Concretisering van het glijpad

(24)

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Ook hier zijn de specifieke marktomstandigheden bepalend.

KPN Mobile: De duur van de overgangsperiode moet langer. De eerste stap dient zo spoedig mogelijk plaats te vinden. Het aantal stappen in de overgangsperiode zou beperkt gehouden moeten worden tot 1 stap per jaar. Zie ook vraag VI.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Als gekozen wordt voor een overgangsperiode dan is het voorstel qua tijdlijnen en stappen voldoende. Echter partijen zijn van mening dat de gelijke verdeling van de verlaging over de stappen niet juist is en dat er veel meer directe verlaging moet plaatsvinden in de eerste stap. Zoals eerder vermeld zou de eerste stap op basis van “best practice” Europese benchmark moeten plaatsvinden.

Telfort: Zie vraag VI voor alternatief.

OPTA houdt geen rekening met inflatie en onvoorziene ontwikkelingen in de markt. Tariefsdaling heeft te grote impact op de business case van Telfort. Gezien de geringe voorbereidingstijd is het niet redelijk dat de tariefsverlaging in april 2002 wordt doorgevoerd.

Vodafone: Vodafone pleit voor een geleidelijke daling waarbij het zwaartepunt van de daling aan het einde van de overgangsperiode dient te liggen.

Duur en daling van de tarieven van het glijpad dient afgestemd te worden op de tijd die MNO’s nodig hebben om hun businesscase aan te passen aan de nieuwe

omstandigheden en om de klanten te laten wennen aan de nieuwe situatie zonder de marktontwikkelingen af te remmen.

- Belangrijk hierbij is dat eindgebruikers op basis van de huidige marktconforme verhouding tussen MO en MTA tarieven lange termijn beslissingen hebben genomen, toestellen hebben aangeschaft en contracten hebben afgesloten. - In contracten met grootzakelijke eindgebruikers zijn clausules opgenomen met

betrekking tot de hoogte van de MO tarieven.

- Alle MNO’s dienen in gelijke mate gereguleerd te worden ter voorkoming van verstoring van de concurrentie.

Dutchtone: Zie reactie bij vraag V

Ventelo: Ventelo is van mening dat er een diepere initiële daling moet plaatsvinden. Daarna moet snel (in 1 of 2 stappen) de effectieve kostenoriëntatie worden bereikt.

NovaXess: Zie reactie bij vraag XII

B. Oordeel

Verwezen naar hoofdstuk 4 (alinea 43, 44, 45, 46 en 47).

4.5 De door het college voorstelde overgangsperiode

(25)

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Het nog te ontwikkelen BU-FL-LRIC model mag er niet leiden dat er een lager eindpunt ontstaat.

Er moet voor iedere operator een specifiek glijpad kunnen worden ontwikkeld, voor wat betreft duur en steilte.

Ben Ben is het hiermee eens.

Er moet wel specifieke aandacht worden geschonken aan de benchmark-wijze voor de tijdelijke bepaling van het eindpunt.

KPN Mobile: Ten aanzien van a)

Geen reden voor onderscheid tussen het MTA tarief van de 900 MHz en 1800 MHz operators

Ten aanzien van b)

Het startpunt voor alle MNO’s op hetzelfde startniveau. Ten aanzien van c)

Na gelijkstelling MTA tarieven op het laagste in de markt, dan dient het ‘Australische model’ de voorkeur voor verdere regulering.

Ten aanzien van d)

de duur van de overgangsperiode moet langer zijn en het aantal stappen moet beperkt blijven tot 1 stap per jaar.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Partijen kunnen een dergelijk voorstel accepteren indien:

- de geselecteerde landen gebruik maken van op LRIC-gebaseerde kosten - de uitkomsten gecorrigeerd worden met betrekking tot opslag voor netwerk

externaliteiten (die mag niet gebruikt worden)

- de keuze wordt gemaakt voor de laagste MTA tarieven en niet de gemiddelde over de benchmark

Het vooraf bepalen en kennen van een eindpunt is niet zo belangrijk, aangezien los daarvan de eerste stap reeds gezet kan worden op basis van de benchmark gegevens. In de daaropvolgende periode kan dan direct worden begonnen aan het samenstellen van het model. Bij de volgende stap is het eindpunt misschien al bekend. Zoniet, dan kan alsnog de inschattingsmethode worden gebruikt.

Telfort: Telfort wil het eigen MTA-tarief als startpunt hanteren (zie ook vraag XII).Zie beantwoording VI voor reactie op glijpad en overgangsperiode.

Telfort heeft grote bezwaren tegen het gebruik van BU FL-RIC, zijnde: - hierbij wordt voorbijgegaan aan de werkelijke gemaakte kosten

- hierbij wordt ervan uitgegaan dat elke operator over de mogelijkheden beschikt zijn netwerk aan te passen aan de meest efficiënte netwerkstructuur, wat niet het geval is

- er wordt voorbijgegaan aan de aanzienlijke individuele verschillen tussen operators

- het is onmogelijk bij een bottom-up benadering wel rekening te houden met operator specifieke omstandigheden.

- Er wordt geconstateerd dat er efficiency winsten zijn te behalen uit schaalvoordelen, die voor Telfort in een opbouwfase niet gelden.

(26)

- Er zijn geen precedenten waar deze BU FL-LRIC methode voor MTA wordt gebruikt

Vodafone: Er is geen reden tot regulering, dus ook niet voor een glijpad.

De concretisering van het glijpad dient te worden afgestemd met de tijd die MNO’s nodig hebben om hun business te herbalanceren en klanten te laten wennen aan de nieuwe situatie.

Het glijpad vormgeven en inzetten op moment dat eindpunt bekend is.

Dutchtone: Zie de reactie op vraag V.

Ventelo: Ten aanzien om voor het startpunt twee verschillende maximale tariefniveaus neer te leggen is akkoord.

Voor het startpunt dient een gecorrigeerde Europese benchmark te worden gebruikt (zie vraag XII.b).

Voor de tussenstappen dienst van dezelfde gecorrigeerde benchmark gebruik te worden gemaakt , eventueel al rekeninghoudend met de tussenresultaten van de modellering van de kosten.

Voor het bepalen van het eindpunt heeft Ventelo de voorkeur dat elke MNO zijn eigen LRIC kostentoerekeningsmodel ontwikkelt van zijn eigen netwerk, dat zwaar

gecontroleerd wordt door OPTA. Eventueel ontwikkeld OPTA zelf een model.

Het ontwikkelen van een model in een klankbordgroep heeft als nadeel dat hierin de relatieve invloed van de MNO’s te groot is.

NovaXess: NovaXess is van mening dat er geen overgangsperiode dient te worden ingesteld en dat de tariefmaatregelen die worden toegepast minimaal dezelfde moeten zijn als die Oftel heeft opgelegd aan Britse MNO’s.

B. Oordeel

Verwezen wordt naar hoofdstuk 4 (alinea 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50).

4.6 Het onderscheid in piek-, dal en start- en verkeerstarieven

XV. Belanghebbenden wordt verzocht om hun beargumenteerde standpunt ten aanzien van de door het college voor de middeling van de feitelijke MTA tarieven voorgestane benadering.

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Tele2 is het hiermee niet eens.

Het voorstel doet geen recht aan de verschillende verkeersprofielen die de verschillende operators binnen een subgroep hebben.

Daarnaast grijpt dit in de bedrijfsvoering in en daarmee in de vrijheid van bedrijven om hun prijzen en marktdeelgroepen vast te stellen en berooft daarmee een deel van hun prijsinstrument.

Middeling doet geen recht aan de specifieke situatie van de afzonderlijke partijen. Voor elke doelgroep kan bijvoorbeeld een andere piek- en daltijd gelden.

Ben Ben is het hiermee eens.

KPN Mobile: KPN Mobile is het hiermee eens. Het gebruik van een 12-maanden periode zou beter zijn aangezien hiermee seizoeninvloeden worden weggenomen.

(27)

VersaTel, Colt: en de introductie van de zogenaamde subgroepen.

Telfort: Telfort is geen voorstander van middeling. Telfort wil niet afhankelijk zijn van andere operators bij het bepalen van de ontmiddeling van piek- en daltarieven.

Vodafone: Geen aanleiding voor indeling in subgroepen (zie XIII). Vodafone is het eens met de wijze van berekenen van gemiddelde tarieven.

Dutchtone: Dutchtone is hiermee akkoord zolang dit maar niet als feitelijke tariefstructuur wordt opgelegd.

Ventelo: Ventelo is bevreesd dat het middelen van piek- en dal tarieven zou kunnen leiden tot distorsies en het verder zetten van bepaalde vormen van prijssqueeze. OPTA moet formeel het recht behouden om regulerend op te treden indien de operators verhoudingen inbouwen die niet overeenkomen met hun feitelijke verhoudingen in afgewikkeld verkeer.

NovaXess:

-B. Oordeel

Verwezen wordt naar hoofdstuk 3 (alinea 35, 36, 37).

XVI. Belanghebbenden wordt verzocht om hun beargumenteerde standpunt ten aanzien van de door het college voorgenomen vaststelling van start- en verkeerstarieven.

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Tele2 is het hiermee oneens. Zie beantwoording vraag XV.

Ben Ben is van mening dat deze ingewikkelde exercitie niet nodig is. Wijze van

ontmiddeling is niet relevant, zolang de MNO kan aantonen (bijvoorbeeld op basis van historische gegevens) dat het tarief goed uitkomt.

KPN Mobile: KPN Mobile is voorstander van het hanteren van een starttarief. Het hanteren van een starttarief heeft een economische ratio. Hiermee wordt voorkomen dat extreem korte berichten tegen extreem laag tarief worden afgerekend.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Partijen zijn het hier op hoofdlijnen mee eens.

Telfort: Telfort ziet niet in hoe op een pragmatische manier de tarieven middeling kan plaatsvinden voor het eindpunt.

Vodafone: Vodafone is tegen het vaststellen van een start- en verkeerstarief. Zij pleit voor een zo groot mogelijke commerciële vrijheid bij het vaststellen van de tariefstructuur. Een op kosten gebaseerd onderscheid heeft ongewenste effecten.

Dutchtone: Dutchtone is hiermee akkoord mits goed nader ingevuld.

Ventelo: OPTA moet het recht behouden regulerend op te treden indien de operators tariefsverhoudingen inbouwen, die niet overeenstemmen met de onderliggende kosten.

(28)

-B. Oordeel

Verwezen wordt naar hoofdstuk 3 (alinea 35, 36, 37).

XVII.a. Belanghebbenden wordt verzocht om hun beargumenteerde standpunt ten aanzien van het voorstel van het college om in de toekomst in de vaststelling van MTA tarieven af te zien van het onderscheid in piek- en daltarieven.

XVII.b. In het geval belanghebbenden zich niet met dit voorstel kunnen verenigen, worden zij uitgenodigd om het college te voorzien van een methodiek op basis waarvan het onderscheid in piek- en daltarieven binnen de voorgenomen invulling van het glijpad kan worden geïmplementeerd.

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Tele2 is het hiermee niet eens.

Ben Ben is het hiermee niet eens. De piek/dal verkeersverdeling op het netwerk bepaalt in grote mate de dimensionering, en daarmee de kosten. Elke niet AMM-aanbieder dient op basis van commerciële afwegingen zelf zijn tariefstructuur vast te stellen.

Dit hoeft geen probleem te zijn, zolang de voorgestelde ontmiddeling van de operator (bijvoorbeeld op basis van historische gegevens) maar overeenkomt met het gewenste gemiddelde MTA-tarief.

KPN Mobile: KPN Mobile is voorstander van het handhaven van verschillen tussen piek-, dal- en weekendtarieven, teneinde efficiënte prijsvorming in stand te houden.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Partijen zijn het op hoofdlijnen eens.

Telfort: Piek- en dal differentiatie dient behouden te worden. Telfort begrijpt niet waarom de tariefstructuur dient te worden gereguleerd.

Vodafone: Indien hiermee bedoeld wordt een gelijk tarief voor piek- en dal dan acht Vodafone het niet nuttig, niet voldoende onderbouwd en onacceptabel. Met een dergelijke piek- en dalstructuur wordt een optimale bezetting van het netwerk gerealiseerd. Het afschaffen hiervan zal leiden tot het toenemen van het piekverkeer, noodzakelijke capaciteitsuitbreidingen en daarmee kostentoename.

Zie buitenlandse oplossingen. Oftel hanteert een systeem waarbij wordt uitgegaan van een gewogen gemiddeld MTA-tarief.

Dutchtone: Deze vraag kan Dutchtone niet beantwoorden zonder detailinvulling hiervan.

Ventelo: Ventelo vindt het belangrijk indien de tarieven, die operators aanbieden, niet voldoen aan de feitelijke verhoudingen van een aanbieder OPTA het recht dient te behouden hiertegen op te treden.

NovaXess:

-B. Oordeel

(29)

4.7 Overige tariefcomponenten

XVIII. Belanghebbenden wordt verzocht om hun mening en inzichten ten aanzien van de vraag of ook andere tariefvormen (d.w.z. anders dan tarieven per minuut) in de bepaling van het glijpad betrokken dienen te worden.

A. Ontvangen reacties:

Tele2: Het huidige model en de operator-specifieke situatie moet de basis vormen. Het is aan de operator om bijvoorbeeld volumegerelateerde diensten aan te bieden.

Ben Volgens Ben zijn er geen andere vormen nodig.

KPN Mobile: Indien andere tariefvormen substantieel onderdeel uitmaken van het totale tariefaanbod, dan zouden deze deel moeten gaan uitmaken van het glijpad.

WorldCom, VersaTel, Colt:

In het kader van directe interconnectie worden dergelijke maandelijkse kosten gebruikt als middel om directe interconnectie te weigeren.

Telfort: Niet wenselijk.

Vodafone: In principe meent Vodafone dat het juist is om naast tarieven per minuut ook andere tariefvormen bij de bepaling van het glijpad te betrekken. Bijvoorbeeld call-setup tarieven, gratis belminuten na x betaalde minuten, afnemende tarieven in de tijd, tarieven per andere tijdseenheden, kick-back constructies, kortingen bij een bepaald quotum per klant en differentiëring per klantgroep.

Dutchtone: Van groot belang is dat de tariefsvorm algemeen geaccepteerd is. Een alternatieve oplossing kan daar mogelijk aan bijdragen.

Ventelo: Ventelo ziet geen onmiddellijke redenen voor het opnemen van abonnementen en poorttarieven in het glijpad op te nemen.

Echter het lijkt erop dat MNO’s deze kosten zullen gebruiken om andere operators te ontmoedigen directe interconnectie aan te gaan en daarmee het huidige transit model in stand te willen houden; en daarmee de directe druk op hun MTA tarieven te willen minimaliseren.

NovaXess: -B. Oordeel

Verwezen wordt naar hoofdstuk 4 (alinea 51, 52, 53). 5. Overige onderwerpen

5.1 Bevoegdheid OPTA

In de reacties op het consultatiedocument hebben marktpartijen zich eveneens uitgelaten over de bevoegdheid van het college om binnen het kader van zijn geschilbeslechtende bevoegdheid de redelijkheid ten aanzien van MTA-tarieven op de voorgestelde wijze in te vullen.

A. Ontvangen reacties

(30)

AMM-principe gaat te ver.

Ben Ben is van mening dat OPTA bevoegd is in het vaststellen van de MTA-tarieven in het geval van een concreet geschil.

KPN Mobile: Noodzakelijkheid en proportionaliteit zijn de belangrijkste toetsingscriteria voor de beoordeling van regulering.

BTG: Er moet een duidelijke keuze worden gemaakt tussen een OPTA of NMA traject. De BTG zal dit voorleggen aan de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat.

UPC: UPC acht OPTA niet bevoegd, ook niet in het nieuwe ONP-kader. Kostenoriëntatie voor alle partijen lijkt een te drastische maatregel. UPC is voor een pan-Europees beleid.

WorldCom, VersaTel, Colt:

Partijen achten OPTA bevoegd.

Telfort: De bevoegdheid om kostenoriëntatie af te dwingen via redelijkheid lijkt niet aanwezig.

Vodafone: OPTA is niet bevoegd om de op haar voorgestelde wijze regulerend op te treden.

Dutchtone: OPTA is niet bevoegd kostenoriëntatie aan niet-AMM partijen op te leggen. Ook niet in het nieuwe ONP-kader.

Ventelo: OPTA is bevoegd.

NovaXess: OPTA is bevoegd.

B. Oordeel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Inspectie van het Onderwijs heeft op 31 mei 2013 een onderzoek uitgevoerd op het College voor examens (CvE) om een oordeel te kunnen uitspreken of het CvE alle wettelijke

Er werd aangetoond dat de Argusvlin- der in het warmere microklimaat van de Kempen meer zou moeten investeren in een derde generatie, terwijl in de koe- lere Polders nakomelingen

Twee van deze soorten, de driedoornige stekelbaars en de Europese paling, zijn potentiele trekvissen die een groot voordeel kunnen ondervinden van een goede verbinding

Op basis van beschikbaar farmacokinetisch onderzoek kunnen de gunstige effecten, gebaseerd op het verkrijgen van een fysiologische testosteronspiegel in het bloed, van Nebido®

Bij zijn onderzoek heeft het college kennis genomen van de verklaringen van de mobiele netwerkaanbieders over de organisatorische en technische maatregelen die zij hebben getroffen

Hierdoor is deze mogelijkheid waarschijnlijk alleen toepasbaar in die situaties waarbij de wijze waarop de verantwoordelijkheden worden gerealiseerd overduidelijk is of van

Ik vraag in dit kader nog wel aandacht voor het volgende, namelijk figuur 1 op pagina 12 die vertrouwelijke informatie bevat die zonder instemming van de betreffende werven

In deze campagne werden volgende 10 vissoorten gevangen: paling, giebel, vetje, winde, rietvoorn, zeelt, bruine Amerikaanse dwergmeerval, snoek, zonnebaars en baars.. In totaal