• No results found

Voorzitter van de Raad van Bestuur De heer drs. ing. M.P. Bakker Postbus 13000

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voorzitter van de Raad van Bestuur De heer drs. ing. M.P. Bakker Postbus 13000 "

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

TPG N.V.

Voorzitter van de Raad van Bestuur De heer drs. ing. M.P. Bakker Postbus 13000

1100 KG AMSTERDAM

Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer

OPTA/EGM/2004/201131

Datum Onderwerp Bijlage(n)

15-06-2004 Goedkeuring toerekeningssysteem 2004-2006

Geachte heer Bakker,

1. Inleiding

Hierbij ontvangt u het besluit tot goedkeuring van het door TPG N.V. (hierna: TPG) vastgestelde

toerekeningssysteem voor kosten en opbrengsten. Het college is voornemens dit besluit en de door TPG vastgestelde openbare versie van de beschrijving van het toerekeningssysteem openbaar te maken. Het college is van oordeel dat hierin geen bedrijfsvertrouwelijke informatie is opgenomen. Gaarne verneemt het college binnen vijf werkdagen na dagtekening van dit besluit of dit besluit gegevens bevat die door TPG als bedrijfsvertrouwelijk worden aangemerkt.

2. Besluit

Het college van de Onafhankelijke Post en Telecom Autoriteit (hierna: het college) keurt het door TPG vastgestelde toerekeningssysteem voor kosten en opbrengsten (hierna: toerekeningssysteem),

overeenkomstig onderdeel 6.3, onder b van het Besluit algemene richtlijnen post

1

(hierna: Barp) hierbij goed. De goedkeuring van het toerekeningssysteem geldt voor de jaren 2004, 2005 en 2006. Als

einddatum van de goedkeuring is 31 december 2006 gekozen in het licht van de voorziene liberalisering van de postmarkt in 2007. Het college behoudt zich het recht voor om het toerekeningssysteem

tussentijds (in de periode 2004 tot en met 2006) te doen wijzigen indien omstandigheden daartoe aanleiding geven. Het in het onderhavige besluit goedgekeurde toerekeningssysteem dient met ingang van 1 januari 2004 te worden toegepast.

1

Besluit algemene richtlijnen post, Staatscourant 9 juni 2000, nr. 110 en de daaropvolgende wijzigingsbesluiten van het Barp

respectievelijk gepubliceerd in Staatscourant 25 november 2002, nr. 227; 4 april 2003, nr. 67 en 6 oktober 2003, nr. 192

(2)

Het primaire goedkeuringsbesluit

2

dat door het college op 21 december 2000 is genomen, gold tot en met uiterlijk 31 december 2003. De goedkeuring is destijds aan een bepaalde termijn gebonden om een moment zeker te stellen waarop kon worden nagegaan of het toerekeningssysteem nog aan de dan actuele omstandigheden voldoet. Het college constateert dat de actuele omstandigheden geen

aanleiding geven om het toerekeningssysteem nu te wijzigen. TPG heeft voldaan aan het voorschrift dat destijds aan de goedkeuring was verbonden door de ontbrekende informatie inzake de kostendrijvers op te leveren. Deze informatie, waarbij de kostendrijvers zijn gekoppeld aan het logistieke proces van het postvervoer, is opgenomen in de vertrouwelijke en openbare versie van de beschrijving van het toerekeningssysteem. Het college is van oordeel dat het door TPG vastgestelde toerekeningssysteem thans voldoet aan de beginselen van marktconformiteit, proportionaliteit en integraliteit uit de postrichtlijn

3

, zoals vereist door onderdeel 6.3, onder a, van het Barp.

3. Toelichting op besluit

Wettelijk kader

Ingevolge onderdeel 6.2 van paragraaf 6 van het Barp is TPG, als houder van de postconcessie, verplicht om een financiële verantwoording voor de activiteiten ter uitvoering van het postvervoer op te stellen, die is uitgesplitst over:

a. haar activiteiten in het voorbehouden postvervoer bedoeld in artikel 2a van de Postwet

4

; b. haar overige activiteiten van postvervoer, en die is gescheiden van haar andere activiteiten.

Ten behoeve van deze gescheiden financiële verantwoording dient TPG, op grond van onderdeel 6.3, onder a, van het Barp, een toerekeningssysteem voor kosten en opbrengsten vast te stellen dat voldoet aan artikel 14, derde lid van de postrichtlijn en dat, in overeenstemming daarmee, voldoet aan de beginselen van marktconformiteit, proportionaliteit en integraliteit. Het door TPG vastgestelde

toerekeningssysteem behoeft de goedkeuring van het college dat daaraan voorschriften kan verbinden.

Het door TPG vastgesteld toerekeningssysteem

Het toerekeningssysteem is overeenkomstig onderdeel 6.2, van het Barp, op 17 november 2000 vastgesteld door TPG. Het toerekeningssysteem bevat, naast een algemene beschrijving van de bestuurlijke organisatie van TPG N.V. en het wettelijk kader, een specifieke beschrijving van de wijze waarop de kosten en opbrengsten worden toegerekend. Het toerekeningssysteem beschrijft op welke wijze TPG invulling heeft gegeven aan de begrippen marktconformiteit, proportionaliteit en integraliteit.

Om vooraf duidelijkheid aan TPG te geven over de wijze waarop het toerekeningssysteem zou worden beoordeeld, zijn door het college vooraf beoordelingscriteria vastgesteld. Deze beoordelingscriteria zijn

2

Primaire goedkeuringsbesluit van OPTA van 21 december 2000, kenmerk OPTA/EGM/2000/203498

3

Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst.

4

Postwet geldend met ingang van 1 juni 2000, Staatsblad 2000, 201

(3)

opgenomen in de beleidsregels

5

die na consultatie van marktpartijen tot stand zijn gekomen. De belangrijkste beoordelingscriteria zijn hieronder weergegeven:

- Marktconformiteit: transacties tussen gereguleerde en niet-gereguleerde bedrijfsonderdelen van TPG dienen plaats te vinden alsof er sprake is van juridisch en economisch onafhankelijke marktpartijen.

Dit wordt ook wel het “at arm’s length”-beginsel genoemd.

- Proportionaliteit: kosten en opbrengsten van gemeenschappelijk gebruikte productiefactoren (bedrijfsmiddelen, personeel en financiën) dienen naar rato van het gebruik, op basis van causale relaties, te worden toegerekend aan bedrijfsonderdelen of diensten. Dit beginsel is gedetailleerd uitgewerkt in artikel 14 derde lid van de Postrichtlijn.

- Integraliteit: kosten die aan de verschillende diensten worden toegerekend dienen volledig te zijn.

Dit houdt volledige toerekening van directe kosten in en toerekening van een evenredig deel van de indirecte kosten, op basis van objectieve criteria.

Het marktconformiteitsbeginsel wordt door TPG toegepast overeenkomstig de bovenstaande

beleidsregels. Interne leveringen vinden op een marktconforme wijze plaats. Indien er sprake is van kapitaalinjecties vindt dossiervorming plaats waarbij moet worden voldaan aan vooraf opgestelde eisen.

TPG heeft bovendien adequate administratief organisatorische maatregelen getroffen om de naleving van de procedures te waarborgen. De door het college, ingevolge onderdeel 6.2, onder b van het Barp, aangewezen accountant ziet toe op de naleving van deze procedures.

Het proportionaliteitsbeginsel wordt door TPG, overeenkomstig artikel 14, lid 3 van de Postrichtlijn toegepast voor de toerekening van de gemeenschappelijke kosten. TPG past de “Activity Based Costing methode” (hierna: ABC-methode) toe om invulling te geven aan het proportionaliteitsbeginsel. De ABC- methode is een algemeen geaccepteerde methode voor de toerekening van gemeenschappelijke kosten.

De methode houdt in dat kosten op basis van causale relaties, op basis van het beslag dat gelegd wordt op activiteiten, worden toegerekend aan producten of diensten. Hiervoor worden kostdrijvers gebruikt.

Het integraliteitsbeginsel (dat inhoudt dat kosten integraal, dus volledig, worden toegerekend aan het dienstenassortiment) wordt uitgewerkt in het toerekeningssysteem van TPG. Alle kosten en opbrengsten worden volledig toegerekend aan diensten.

Voorschriften van het college

Aan het primaire besluit van 21 december 2000 heeft het college een aantal voorschriften aan de goedkeuring van het toerekeningssysteem verbonden. Na bezwaar, beroep en hoger beroep heeft het college uitvoering gegeven aan de uitspraak

6

van18 juli 2003 van het College van Beroep voor het bedrijfsleven en heeft een hernieuwde beslissing op bezwaar

7

genomen. In dit besluit zijn twee voorschriften verbonden aan de goedkeuring van het toerekeningssysteem:

5

Richtsnoeren over voorschriften te verbinden aan de goedkeuring van het toerekeningssysteem voor kosten en opbrengsten van TPG; Stcrt. 180, 18 september 2000.

6

AWB 02/712 en 02/713

7

beslissing op bezwaar van 16 september 2003, kenmerk OPTA/JUZ/2003/203185

(4)

ƒ TPG moet bij de invulling van het principe van de ABC-methode aangeven welke kostendrijvers worden gebruikt en hoe de kostenverdeelsleutels, die voor de toerekening aan de voorbehouden, overige opgedragen diensten en vrije diensten van belang zijn, worden bepaald.

ƒ TPG dient een vertrouwelijke en een openbare versie van de beschrijving van het toerekeningssysteem aan te leveren met inachtneming van bovengenoemd voorschrift.

Door middel van de door TPG aangepaste beschrijving van het toerekeningssysteem (kenmerk 04/PA/U/075) van 28 mei 2004 heeft TPG aan beide bovengenoemde voorschriften van het college voldaan. TPG heeft in het toerekeningssysteem aangegeven welke kostendrijvers

8

worden toegepast. TPG heeft daarbij voorts aangegeven dat bij de toerekening van kosten naar de drie categorieën van

postactiviteiten kostenverdeelsleutels worden gehanteerd waarbij rekening wordt gehouden met de heterogene kenmerken van de poststukken. De door het college aangewezen accountant toetst op grond van onderdeel 6.3 onder c van het Barp of TPG overeenkomstig het toerekeningssysteem de kosten en opbrengsten toerekent.

Hoogachtend,

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens deze,

prof.dr. J.C. Arnbak, voorzitter

Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken, aanvangende met ingang van de dag na die waarop dit besluit is bekendgemaakt, daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit.

Het bezwaarschrift moet worden gericht aan:

Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit Stafafdeling Juridische Zaken

Postbus 90420 2509 LK Den Haag

onder vermelding van “bezwaarschrift”. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en dient in ieder geval de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht, alsmede de gronden van bezwaar te bevatten. Zo mogelijk dienen een afschrift van het besluit en de overige op het bezwaar betrekking hebbende stukken te worden meegezonden

8

bedrijfsvertrouwelijke gedeelten van het toerekeningssysteem

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

5 juli 2012, bericht het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) u

64. Op grond van artikel 3.2 van de Boetebeleidsregels kan een overtreding worden ondergebracht in een van de volgende categorieën: zeer zwaar, zwaar en minder zwaar. Een

Uit artikel 6a.4 van de Tw volgt dat uiterlijk binnen drie jaar nadat een besluit als bedoeld in artikel 6a.2, eerste lid, van de Tw, inzake het opleggen of in stand houden

Naar het oordeel van het college is in het bestreden besluit terecht geconcludeerd dat hij geen aanleiding ziet om een onderzoek te starten aangezien hij geen andere klachten

- U heeft verzuimd het verzet dat consumenten eerder bij u hebben aangetekend tegen ongevraagde telefoontjes van uw bedrijf of organisatie (opt-out) te respecteren door de naam

In theorie kan de uiteindelijke hoogte van een dergelijke boete uitkomen op een veelvoud van het per overtreding geldende wettelijk maximum van € 450.000 (artikel 15.4, vierde

Het college stelt daarnaast vast dat er gezien het onderzoeksrapport redenen zijn om aan te nemen dat er wel sprake is van indirecte (materiële) schade voor eindgebruikers, maar dat

Artikel 3 van de Regeling vergoedingen OPTA 2010 luidt: “Voor de kosten van het door het college verrichten van werkzaamheden of diensten zijn met betrekking tot de categorieën