• No results found

Mid-turn overlap in podcastinterviews

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mid-turn overlap in podcastinterviews"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Mid-turn overlap in

podcastinterviews

EEN ONDERZOEK NAAR MID-TURN OVERLAP TIJDENS DE BEURT VAN

DE INTERVIEWER

Bachelorscriptie Nederlandse Taal en Cultuur Faculteit der Letteren Door: Annerieke Bouma (s3402843) Scriptiebegeleider: Dr. M.N. Gosen

(2)

ABSTRACT

Dit artikel laat een analyse zien van mid-turn overlap tijdens de beurt van de interviewer in podcastinterviews. Voor het onderzoek zijn drie interviews van de podcastserie 30 MINUTEN RAUW van Ruud de Wild geanalyseerd. Er is een collectie gemaakt waarbinnen drie categorieën zijn ontstaan die behandelen waarom mid-turn overlap plaatsvindt. De categorie aanvulling op zichzelf werd geïllustreerd aan de hand van de functies verduidelijken, verklaren en ontkrachten. De categorie aanvulling op interviewer werd geïllustreerd aan de hand van de functies verduidelijken en nadruk leggen. In de laatste categorie eerdere vraag interviewer beantwoorden bestaat er geen distinctie in functies. Er werd geconcludeerd dat mid-turn overlap in alle gevallen terugslaat op een (deel van de) voorgaande sequentie. De mid-turn overlap lijkt geen wisselingen van onderwerp te veroorzaken en ook interrupties, veroorzaakt door de overlap, lijken in de meeste gevallen geen invloed te hebben op het verloop van het gesprek.

(3)

Inhoudsopgave

1.0 Introductie p. 3 2.0 Theoretisch kader p. 5 2.1 Podcasts p. 5 2.2 Interviews p. 6 2.3 Mid-turn overlap p. 9 3.0 Methode p. 13 4.0 Resultaten p. 15 4.1 Aanvulling op zichzelf p. 15 4.1.1 Verduidelijking p. 15 4.1.2 Verklaren p. 18 4.1.3 Ontkrachten p. 21 4.1.4 Recapitulatie p. 23 4.2 Aanvulling op interviewer p. 23 4.2.1 Verduidelijking p. 23 4.2.2 Nadruk leggen p. 26 4.2.3 Recapitulatie p. 27

4.3 Eerdere vraag interviewer beantwoorden p. 28

5.0 Conclusie & Discussie p. 31

5.1 Conclusie p. 31

5.2 Discussie p. 32

6.0 Literatuur p. 34

Transcriptieconventies p. 36

(4)

1. Introductie

‘Talk is at the heart of human social life. It is through talk that we engage with one another in a distinctively human way.’

- Jack Sidnell, Conversation Analysis: An Introduction (2011)

Communicatie is voor bijna iedereen van dagelijks belang om informatie uit te wisselen. Interactie is daarin een belangrijk onderdeel en kent ook eigen spelregels. Deze zijn door de conversatieanalyse (CA) expliciet gemaakt. De CA is in de tweede helft van de jaren zestig ontwikkeld door Harvey Sacks, samen met Emanuel Schegloff en Gail Jefferson (Heritage & Clayman, 2010). Binnen de CA wordt er continu één specifieke vraag gesteld over dat wat onderzocht wordt: ‘why that now?’ Om daar antwoord op de krijgen analyseert de CA de voorgaande- en navolgende sequenties.

Turn-taking, of beurtwisseling, is de basisvorm van de organisatie voor conversaties (Sacks, Schegloff & Jefferson, 1978). Binnen een conversatie kan je merken wanneer de beurtwisseling niet goed verloopt, bijvoorbeeld als mensen door elkaar gaan praten en beurten gaan overlappen. Het beurtwisselingsmodel bevat ongeschreven regels die we, terwijl we opgroeien, observeren en zelf ook toepassen. Dat we niet door elkaar heen praten is een van die ongeschreven regels. Als dit toch gebeurt dan is daar vaak een reden voor en dat is precies waarom dit onderzoek overlap volgens de conversatieanalyse wil onderzoeken. Deze ongeschreven regels worden later nog besproken.

Conversaties en dus beurtwisselingen vinden op verschillende manieren plaats, afhankelijk van de context waarin ze zich bevinden. Een gesprek tussen de rechter en de verdachte verloopt anders dan een gesprek tussen twee buurmannen. Ook bij interviews verloopt een conversatie op een andere manier. Het vraag-antwoord-vraag-antwoord patroon van een interview zorgt ervoor dat de beurtwisseling volgens een vaster script verloopt (Heritage, 2005). Toch verlopen beurtwisselingen in dit soort geïnstitutionaliseerde gesprekken soms problematisch en vindt er overlap plaats.

In dit onderzoek is er gekeken naar de momenten van beurtoverlap in podcastinterviews. Er is specifiek gekeken naar mid-turn overlap die ontstaat doordat de geïnterviewde tijdens de beurt van de interviewer begint te spreken. Zo stond dé vraag van de CA centraal: ‘why that now?’. Tijdens de analyse werden de sequenties voor en na de mid-turn overlap bekeken. Er is gekozen voor podcastinterviews omdat daar minder onderzoek naar is gedaan dan bijvoorbeeld naar nieuwsinterviews binnen de conversatieanalyse en omdat het een steeds populairder

(5)

medium wordt. Daarnaast lijken de interviews in podcasts wat alledaagser dan nieuwsinterviews. Het viel dan ook op dat er meer overlap plaatsvond binnen deze interacties.

(6)

2. Theoretisch kader

2.1 Podcasts

Podcasts zijn audio- of videobestanden die je online kunt downloaden op je laptop of telefoon en waartoe je altijd en overal toegang hebt. Daarnaast kunnen gebruikers zich ook abonneren op podcastsshows of -series (Potter, 2006). Podcasts zijn in 2000 ontstaan door Dave Winer (Bottomley, 2015). Hij maakte “audioblogging” mogelijk door nieuwe versies van oudere systemen door te voeren, op het verzoek van MTV-bekendheid Adam Curry. In 2004 ontstond de term ‘podcasting’ toen Curry het programma Daily Source Code uitbracht als een IPod broadcast. Pas in 2015 werden podcasts echt populair toen Apple dit volledig ondersteunde met een app.

Berry schreef in 2006 een artikel over de podcast als audiomedium, tien jaar later deed hij hier opnieuw onderzoek naar (Berry, 2016). In 2006 definieerde hij podcasts als radio, maar dit idee spreekt hij later tegen. Hij schrijft dat radioprogramma’s vaak in hoge mate worden aangepast voordat ze als podcast worden geüpload. Op deze manier krijgen podcasts een hele nieuwe en unieke vorm. Berry gebruikt de term ‘hyper-intimacy’, waarmee hij doelt op de intieme vorm van menselijke communicatie waar iemand via de koptelefoon naar luistert. Vaak worden podcastmakers ook gepresenteerd vanuit de cirkel van luisteraars die gemeenschappelijke interesses hebben. Luisteren naar een podcast voelt intiemer en minder afstandelijk dan luisteren naar de radio.

Binnen de podcast als medium is veel variatie te vinden. Zo zijn er podcasts in de vorm van talkshows, mysterierapportages, onderwijzende of informerende verhalen, muziekshows, interviews et cetera. McClung en Johnson deden onderzoek naar de redenen die mensen hebben om te luisteren naar podcasts (2010). Zij identificeerden vijf factoren die meespelen tijdens het luisteren: ‘entertainment’, het maakt mensen vrolijk en wordt als leuk gezien; ‘timeshifting’, de toegang tot podcasts is makkelijk en kan op ieder moment; ‘library building’, mensen kunnen podcasts opslaan en collecties van podcasts bouwen; ‘advertising’, het wel of niet steunen van bedrijven die adverteren in podcasts; ‘social aspect’, met vrienden over podcasts praten. Deze factoren kwamen in meer of mindere mate voor bij de participanten van het onderzoek.

In Nederland wordt er (nog) geen regelmatig onderzoek gedaan naar podcasts, in tegelstelling tot bijvoorbeeld Amerika, Australië en Canada (Brouwers & Den Hartog, 2019). MarketingTribune deed in mei 2019 een meting naar podcastluisteraars in Nederland die uitkwam op 28% (2019). Volgens een nieuwe meting in november 2019 zou dit percentage zijn gestegen naar 39%. Volgens Brouwers & Den Hartog zou dit lastig te meten moeten zijn omdat podcasts bijvoorbeeld ook op YouTube worden gezet en beluisterd (2019). Toch bevestigen

(7)

ook zij dat er een stijgende lijn zit in de populariteit van podcasts onder de Nederlanders. De leeftijd van de respondenten in hun onderzoek laat een focuspunt zien tussen de 28 en 44 jaar. Ook bleek dat mannen met 69% de grote meerderheid vormden tegenover de vrouwen met 29%. Een kanttekening die zij zelf bij deze data zetten is dat deze respondenten voornamelijk door BNN werden geattendeerd op bepaalde podcasts en dus spelen leeftijd en geslacht van hun publiek ook een rol. Daaraan toegevoegd bleek dat ze de opvatting over het hoge opleidingsniveau van podcastluisteraars konden bevestigen met een meting van 80% van hun respondenten die een HBO- of WO-achtergrond hebben. De meerderheid luistert non-fictie en 43% alleen Nederlandse podcasts (17% Engels en 40% half-om-half).

Naar de functie van podcasts zijn een aantal onderzoeken gedaan; namelijk naar de pedagogische voordelen ervan, motivaties van de maker/luisteraar van podcasts, tekstuele en contextuele analyses en onderzoek naar de status van dit medium binnen de hedendaagse media en het cultuurlandschap (Llinares, Fox & Berry, 2018). Voorbeelden van die pedagogische voordelen zijn dat podcasts hulp bieden bij het leren van ESL (English as Second Language) (O’Bryan & Hegelheimer, 2007), maar ook dat het in L2 klassen kan worden gebruikt en dat het de uitspraak van taal kan verbeteren (McBride, 2009).

Er is dus onderzoek gedaan naar wat podcasts zijn, de soorten, de populariteit, de luisteraars en naar de functies die ze kunnen hebben. Echter, er zijn nog geen onderzoeken gedaan naar de interactie in de podcasts. Juist omdat het een steeds populairder medium wordt en de interactie in podcasts alledaagser lijkt dan in andere media die bekend zijn, wil dit onderzoek dat gat gaan overbruggen. Er zal specifiek worden gekeken naar podcastinterviews.

2.2 Interviews

Interviews zijn een voorbeeld van geïnstitutionaliseerde interactie. Dit zijn conversaties die meer volgens een ‘script’ verlopen (Heritage, 2005). Voorbeelden van geïnstitutionaliseerde interacties zijn tussen docent-student, dokter-patiënt, rechter-verdachte en interviewer-geïnterviewde. Het zogenaamde script staat wel minder vast dan bij rituelen of ceremonies, zoals een bruiloft, wat betekent dat de participanten meer mogen variëren in hun activiteiten binnen interacties.

Interviews zien we op dagelijkse basis het vaakst in de media op verschillende manieren voorbijkomen. Zo zijn nieuwsinterviews van groot belang bij journalistiek en politieke communicatie. Interviews zijn al heel lang een bron voor journalisten om aan informatie te komen. In het hedendaagse digitale tijdperk zijn interviews de gangbare vorm van nieuws voor

(8)

Er zijn al meerdere onderzoeken gedaan naar bepaalde aspecten van de interactie binnen nieuwsinterviews. In het handboek van Sidnell en Stivers (Hfst. 31, 2012) worden onderzoeken naar turn-taking, oriëntatie op het publiek, de vorm van vragen/antwoorden, openingen en sluitingen behandeld. Nieuwsinterviews doen zich vaak voor als een ‘gewoon gesprek’, maar in feite wijkt dit sterk af van het conversatiekader (Heritage, 2017). Nieuwsinterviews volgen vaak een vraag-antwoord-vraag-antwoord patroon. Als de interviewer zich strikt aan dit patroon zou houden, dan kan hij bijvoorbeeld niet zijn mening delen of in discussie gaan. Daar tegenover staat dat de geïnterviewde in dit patroon geen vragen kan stellen, niet in discussie kan gaan, geen commentaar kan geven op iets wat daarvoor is gezegd of verandering van onderwerp kan initiëren. Deze restricties geven de interviewer controle over het management van het interview. De vragen van de interviewer bepalen de agenda voor de antwoorden van de geïnterviewde. Deze vragen vormen ook de context waarbinnen de antwoorden van de geïnterviewde worden geëvalueerd als eerlijk, waarheidsgetrouw, passend, oneerlijk, ontwijkend of strijdlustig (Clayman, 1990). Daarnaast kan de interviewer een nieuw onderwerp initiëren of het interview beëindigen (Heritage, 2017).

Ondanks dat geïnterviewden meer restricties hebben, kunnen ze nog steeds verschillende technieken gebruiken om meer invloed uit te oefenen op het interview. Het is bijvoorbeeld gebruikelijk in interviews om uitgebreide antwoorden te geven, zelfs bij ja/nee-vragen (Heritage & Clayman, 2010). Op het moment dat de geïnterviewde minimale antwoorden geeft wanneer de interviewer dit eventueel wel verwacht, kan dit een teken van verzet tegen de agenda van de interviewer zijn. Als een antwoord zo abrupt eindigt, kan het voor stiltes zorgen terwijl de interviewer zich voorbereidt op de volgende vraag. Ook kunnen geïnterviewden al een uiting doen die eventueel antwoord geeft op een vraag die nog niet gesteld is. Dit gebeurt vaak terwijl de interviewer nog bezig is met de opbouw naar de vraag. Hiermee wijken ze af van het vraag-antwoord-vraag-antwoord patroon.

Clayman deed onderzoek naar antwoorden en ontwijkingen in politieke nieuwsinterviews (2001). Geïnterviewden kunnen toestemming vragen om van onderwerp te veranderen. Als dit wordt goedgekeurd, dan laat dat openlijk zien dat er een verandering in de agenda van de interviewer plaatsvindt. In sommige gevallen wacht de geïnterviewde daadwerkelijk op de goedkeuring van de interviewer: ‘Mag ik daar nog een opmerking over maken?’. In andere gevallen praat de geïnterviewde gelijk door: ‘Mag ik ook nog even zeggen dat…’. Andere redenen om van de agenda van een vraag af te wijken zijn dat de geïnterviewde de gevraagde informatie niet heeft, het antwoord te complex is voor de tijd die er is, de vraag gebrekkig is of niet gepast of de geïnterviewde nooit antwoord geeft op een specifieke vraag.

(9)

Clayman stelt ook dat geïnterviewden hun ontwijkingen kunnen camoufleren, waardoor het lijkt alsof ze antwoord geven op de vraag maar dit in werkelijkheid niet geheel doen. Eerder onderzoek van Clayman liet al zien dat geïnterviewden in nieuwsinterviews en persconferenties het herformuleren van de vraag van de interviewer als hulpmiddel gebruiken voor het wel of niet beantwoorden van deze vraag (1993).

Andere vormen van interviews in de media zijn radio-interviews. In tegenstelling tot nieuwsinterviews, is hier nog weinig onderzoek naar gedaan. Ian Hutchby deed een conversatie-analytisch onderzoek naar ‘phone-in radio broadcasts’, of inbelgesprekken op de radio (1991). ‘The talk’ geproduceerd op de radio bevat volgens hem aspecten van alledaagse of ‘mundane’ conversaties maar ook van de al eerder besproken geïnstitutionaliseerde conversaties. Alledaagse conversaties zijn ontworpen voor ‘co-participants’ of mede-deelnemers. Geïnstitutionaliseerde conversaties, zoals nieuwsinterviews, laten zien dat ze ontworpen zijn en dus een agenda hebben. Deze zijn meer voor ‘overhearers’ of meeluisteraars. Dit bevestigen Heritage en Clayman in hun onderzoek naar nieuwsinterviews. Zij stellen dat op het moment dat je luistert naar een interview, of het kijkt op televisie, je niet het gevoel krijgt dat je luistert naar een privégesprek. In plaats daarvan krijg je het gevoel dat het interview juist wordt uitgevoerd voor jou als luisteraar, terwijl je zelden direct wordt aangesproken (2010). Heritage beschreef het phone-in format van radio’s als ‘intermediate’ (1985). Dit betekent dat een interactie als privé wordt geproduceerd, maar is ontworpen voor meeluisteraars. Hutchby neemt de term intermediate over en stelt dat ‘talk on radio talk’ ontworpen is als een alledaags gesprek maar wordt geprojecteerd in het publieke domein, waardoor het geïnstitutionaliseerde kenmerken krijgt (1991).

De geanalyseerde gesprekken uit het onderzoek kwamen uit een radioshow met een open-line in in het eerste uur en meer interviewmateriaal met een wat beperktere phone-in phone-in het tweede uur. In de transcripten is te zien dat de radio-host de meeste vragen stelt. Hutchby heeft onder andere gekeken naar ‘openings’, ’news delay’, ‘formulations’ en ‘closings’ van de telefoongesprekken. Naast conversatie-analytische uitkomsten, concludeerde hij dat deze nieuws-genererende activiteit zo uniek is omdat de discussies input krijgen van morele, politieke en intellectuele overtuigingen van ‘lay members of society’, mensen zonder professionele kennis (Hutchby, 1991). Dit is in tegenstelling tot de tot dusver geanalyseerde nieuwsinterviews die voornamelijk interviews bevatten met bekendheden.

Onderzoeken naar nieuwsinterviews laten dus zien dat ze vaak een vast vraag-antwoord-vraag-antwoord patroon volgen waarbinnen zowel de interviewer als de geïnterviewde

(10)

geïnterviewde kan gebruiken om meer invloed uit te oefenen op de agenda van de interviewer en dus het verloop van het gesprek (Heritage & Clayman, 2010; Clayman 1993; 2001). Uit het onderzoek naar radiogesprekken bleek dat phone-in’s als een intermediate fungeren tussen alledaagse conversaties die zijn ontworpen voor overhearers. Het unieke eraan bleek dat juist de leek in deze interactie een belangrijke rol speelt, in tegenstelling tot de (meestal) bekendheden in nieuwsinterviews.

Verder dan de genoemde onderzoeken over podcasts zijn er geen conversatie-analytische onderzoeken gedaan naar podcastinterviews. De podcastinterviews in dit onderzoek zijn met Nederlandse bekendheden en lijken een vraag-antwoord-vraag-antwoord patroon te volgen die overeenkomen met nieuwsinterviews, terwijl de alledaagse interacties juist meer overeenkomen met de eerdergenoemde radiogesprekken. Omdat er nog niet veel kennis is over podcastsinterviews maar ze wel kenmerken van nieuwsinterviews en radiogesprekken hebben, dienen ze als interessant onderzoeksterrein.

2.3 Mid-turn overlap

Zoals in de introductie al is vermeld, is het beurtwisselingsmodel van Sacks, Schegloff en Jefferson een van de basiscomponenten van de conversatieanalyse (1974). Een beurt bestaat uit één of meer beurtopbouweenheden. De gespreksdeelnemers bepalen, wanneer een spreker begint, wat voor soort beurtopbouweenheid het is: één woord, een hoofdzin of meerdere zinnen et cetera. Tijdens de beurt van de spreker wacht de recipiënt totdat deze compleet is en er een eventuele beurtwisseling plaats kan vinden. Sacks, Schegloff en Jefferson maken vervolgens voor beurtwisselingen tijdens interacties een onderscheid tussen huidige-kiest-volgende, zelfselectie en huidige-gaat-door. Bij de huidige-kiest-volgende heeft de gekozen spreker het recht om als volgende te spreken, niemand anders krijgt dat recht. Als deze situatie zich niet voordoet, dan kan de huidige spreker doorgaan met praten tenzij iemand anders zichzelf selecteert als volgende spreker. Het moment dat deze keuze moet worden gemaakt heet het mogelijke voltooiingspunt (MVP). Dit is de plaats waar er van beurt kan worden gewisseld. Daarnaast proberen gesprekspartners gaten, of stiltes, tussen beurten zoveel mogelijk te vermijden en overlap te voorkomen. (Sacks, Schegloff, Jefferson, 1974).

Overlap wordt door Schegloff gedefinieerd als ‘talk by more than one person at a time in the same conversation’ (2000). Momenten dat er meer dan één persoon aan het woord is zijn gebruikelijk, maar deze momenten zijn kort (Sacks, Schegloff, Jefferson, 1974). Een voorbeeld is een conversatie met meer dan twee personen. Als de eerste persoon zelfselectie uitvoert en de andere zelfselecties aanmoedigt, dan wordt overlap uitgelokt. Bijvoorbeeld als een docent

(11)

aan de klas een vraag stelt en de kinderen beginnen door elkaar het antwoord te roepen. Dit voorbeeld is alleen niet van toepassing op dit onderzoek omdat hier een-op-een conversaties worden geanalyseerd.

Jefferson onderscheidt een aantal vormen van overlap (1986). Deze worden in principe als onproblematisch voor het verloop van de conversatie geacht. De eerste vorm van overlap is als die rondom een mogelijk voltooiingspunt of plaats-relevant-voor-overdracht plaatsvindt. De volgende spreker begint al met een nieuwe beurtopbouweenheid terwijl de huidige spreker nog bezig is met zijn beurt. Dit wordt volgens Jefferson bijnacompleet-overlap genoemd. Daarnaast onderscheidt Jefferson nog de mogelijkcompleet-overlap, waarin de gesprekspartner zich volgens het beurtwisselingsmodel tot volgende spreker maakt, maar de huidige spreker zelf nog doorgaat. De postcontinuerings-overlap ontstaat doordat de huidige spreker na het MVP door gaat met praten maar de gesprekspartner net na de voorzet van deze nieuwe beurt ook begint met praten. Daarnaast onderscheidt Jefferson ‘(first possible) recognition point’, of herkenningsmoment-overlap (1984). Dat is wanneer de volgende spreker begint met zijn beurt tijdens het eerst mogelijke moment waarop hij kan laten zien dat hij iets herkent of begrijpt in de nog lopende beurt. De overlap die daar plaatsvindt noemt Jefferson ‘recognitional onset overlap’. Als laatste onderscheidt Jefferson in datzelfde onderzoek nog ‘progressional onset’. Deze overlap ontstaat wanneer de huidige spreker een stilte laat vallen in zijn beurt en zoals Sacks, Schegloff en Jefferson al stellen, proberen gesprekspartners stiltes te voorkomen (1974). In deze stilte begint dan de andere gesprekspartner met een nieuwe beurt maar terwijl hij dit doet hervat de eerste spreker weer zijn beurt (Jefferson, 1984). Dit wijkt af van de vorige vormen van overlap omdat hier de huidige spreker de overlap veroorzaakt en in de andere vormen is dat de gesprekspartner.

Schegloff onderscheidt drie andere vormen van overlap die voor gespreksdeelnemers niet problematisch hoeven te zijn (2000). De eerste zijn continueerders zoals ‘ja’, ‘eh’ of ‘ohja’ en korte context-specifieke evaluaties zoals ‘leuk’ of ‘vreselijk’. Sommige vormen van beperkte, voorwaardelijke toegang tot de beurt, waaronder gezamenlijke beurtconstructies ook vallen, zijn ook niet problematisch. De laatste vorm is overlap die in koor gaat, zoals begroetingen, lachen of afscheid nemen.

De meeste vormen van overlap vinden plaats aan het begin of aan het einde van een beurt, maar overlap kan ook halverwege een beurt plaatsvinden. Dit wordt dan een mid-turn overlap genoemd (Sidnell & Stivers, 2012). Het aanzetput van de overlap ligt in het midden van de beurt van de huidige spreker (Schegloff, 1996a). De gesprekspartner begint dan een

(12)

beurtwisselingsmodel wordt gewisseld. Anders dan de eerdergenoemden zijn dit geen voorbeelden van beurtwisselingsmisverstanden omdat het dus buiten die transitieruimte plaatsvindt.

Het is voor dit onderzoek belangrijk om het verschil tussen interruptie en overlap duidelijk te maken. De term interruptie wordt gebruikt als er een interventie plaatsvindt door een gesprekspartner tijdens het opstarten van een beurtopbouweenheid van de huidige spreker (Schegloff, 2001). Daarnaast wordt het ook gebruikt om de huidige spreker zijn beurt niet af te laten maken, ofwel een volwaardige of succesvolle onderbreking. Overlap en interruptie komen los van elkaar voor. Simultane start met een beurtopbouweenheid door gesprekspartners is bijvoorbeeld alleen overlap, geen interruptie (behalve als maar één gesprekspartner als volgende spreker is gekozen, dan zou de beurt van de ander wel als interruptie kunnen worden beschouwd). Schegloff stelt in hetzelfde onderzoek dat interruptie ook kan voorkomen zonder overlap. Hij zegt dat in dit geval de spreker zijn beurt zo moet hebben ontworpen dat continuïteit en complementariteit kan worden gevormd met de reeds lopende beurt. Er mag dan ook geen sprake zijn van het agressieve of vijandige gevoel geassocieerd met interruptie. Op het moment dat interrupties zorgen voor de ‘schending’ van de beurtrechten van de huidige spreker, voor een verandering in het handelings- en thematische verloop en in gespreksrollen, spreekt Kotthoff van interventies (1993b). Het verschil is dus dat interrupties het verloop van het gesprek kunnen beïnvloeden, overlap doet dit in principe niet.

Zoals eerder is vermeld, deed Ian Hutchby als een van de weinigen onderzoek naar radio talk. In zijn boek Confrontational Talk. Arguments, Asymmetries, and Power on Talk Radio (1996), schreef hij een hoofdstuk over het gebruik van interrupties in radio discourse. Hij concludeerde dat interrumperen of geïnterrumpeerd worden middelen zijn om beurten als confronterend te bestempelen. Daarnaast concludeerde hij dat interrupties, in radio-setting, strategisch gebruikt kunnen worden om controle uit te oefenen. Dit gebeurt volgens hem wel vaker door de radiohost dan door gasten of phone-in’s (1996). In een eerder onderzoek van Drummond werd al vastgesteld dat interrupties in verschillende settingen in verband staan met controle (1989). Dit wordt echter alleen gebaseerd op hoe frequent een interruptie voorkomt, bijvoorbeeld dat dokters patiënten en rechters getuigen vaker interrumperen dan andersom. Eén van de weinige onderzoeken naar interrupties in nieuwsinterviews baseert resultaten ook op de frequentie van interruptie (Beattie, 1982). In het onderzoek werden beurtwisselingen en interrupties in politieke interviews met destijdse Prime Minister Jim Callaghan en leider van de oppositie Margaret Thatcher vergeleken. Het bleek dat Thatcher vaker door de interviewer werd geïnterrumpeerd dan zij bij hem deed, maar dat Callaghan de interviewer vaker interrumpeerde

(13)

dan andersom. Dat laatste is opvallend aangezien de restricties van de geïnterviewde dat zouden moeten voorkomen (Heritage, 2017).

Zoals al eerder vermeldt, zijn er onderzoeken gedaan naar de tactieken die de geïnterviewde kan toepassen om meer invloed op het interview uit te oefenen (Heritage & Clayman, 2010; Clayman 1993; 2001). Dat de geïnterviewde tactieken kan gebruiken om meer invloed te krijgen, zou kunnen betekenen dat de interviewer de meeste controle in handen heeft. Is de interviewer daarmee ook het meest dominant? Om dominant te zijn in een conversatie moet diegene controle hebben over het grootste gedeelte van het territorium, ofwel het interactioneel gebied (Linell, Gustavsson, Juvonen, 1988). Er zijn drie manieren om dominantie te bekijken: kwantitatieve dominantie, topicale dominantie en interactionele dominantie. Bij kwantitatieve dominantie wordt er simpelweg gekeken naar hoeveel en hoe lang iemand tijdens een conversatie spreekt. Een spreker is topicaal dominant als diegene de meeste verschillende onderwerpen, of ‘content’, in het gesprek brengt. Interactioneel dominant betekent dat diegene de meeste acties, initiatieven en antwoorden van de gesprekspartners stuurt en voorkomt dat iemand anders die controle overneemt. In het geval van podcastinterviews, maar in principe bij elk interview, zou de interviewer topicaal en interactioneel dominant zijn en de geïnterviewde kwantitatief dominant.

Het is interessant om te kijken naar de momenten wanneer overlap mid-turn ontstaat, omdat dit buiten de transitieruimte plaatsvindt en daarom waarschijnlijk met een reden gebeurt. Daarnaast is het opmerkelijk als juist de geïnterviewde deze overlap veroorzaakt omdat de restricties van het vraag-antwoord-vraag-antwoord patroon dat zouden moeten voorkomen (Heritage, 2017). Daarnaast zou de interviewer juist meer controle hebben door deze restricties en op topicaal en interactioneel gebied dominanter zijn dan de geïnterviewde (Linell, Gustavsson, Juvonen, 1988). Daarom wil dit onderzoek gaan kijken naar de reden voor het ontstaan van mid-turn overlap tijdens de beurt van de interviewer.

(14)

3. Methode

De conversatieanalyse biedt inzicht in de praktijk van conversaties omdat het gebaseerd is op echte gesprekken. Daarbij is een belangrijk onderdeel dat de datacollectie van conversatie-analytische onderzoeken wordt gemaakt op basis van een fenomeen dat wordt onderzocht; in dit geval is dat mid-turn overlap. De CA gebruikt een ‘bottom-up approach’, wat betekent dat een onderzoek data-gestuurd is en dat er in dit geval categorieën met functies ontstaan uit een fenomeen, die uiteindelijk een hele groep representeren (Zemel, Xhafa & Cakir, 2007).

De dataset van dit onderzoek bestaat uit interviews uit de podcast van Ruud de Wild. In zijn podcastserie 30 MINUTEN RAUW interviewt hij in dertig minuten bekende Nederlanders. In een interview op YouTube met NU.nl vertelt hij dat hij zijn gasten persoonlijk opbelt om te vragen of ze geïnterviewd willen worden voor zijn podcast. Ruud geeft aan dat hij ze vraagt omdat hij oprecht geïnteresseerd is en ze niet interviewt omdat ze daarvoor betaald worden (YouTube, 2018). Doordat er dus geen aanleiding lijkt te zijn voor het interview kan het gesprek alle kanten opgaan. De Wild lijkt dan ook niet of nauwelijks een vaste agenda te hebben. Dit is in tegenstelling tot bijvoorbeeld nieuwsinterviews, aangezien gasten dan vaak worden uitgenodigd om over een specifiek onderwerp te praten.

Voor dit onderzoek zijn drie interviews van deze podcastserie geanalyseerd volgens de methode van de conversatieanalyse. De interviews waren met columniste Angela de Jong, cabaretier Jörgen Raymann en misdaadverslaggever Peter R. de Vries. Voorafgaande aan dit onderzoek zijn deze interviews al getranscribeerd (bijlage I, II & III) maar deze zijn voor dit onderzoek waar nodig verbeterd.

Zoals eerder vastgesteld vinden de meeste vormen van overlap aan het begin of aan het einde van een beurt plaats, dit wordt de transitieruimte genoemd (Sacks, Schegloff & Jefferson, 1978). Wanneer overlap in de ruimte tussen het begin en het einde van een beurt plaatsvindt, wordt dit mid-turn overlap genoemd (Sidnell & Stivers, 2012). Omdat de overlap zich dus buiten de transitieruimte bevindt zal dit waarschijnlijk met een reden zijn gebeurd. De vraag wat deze reden zou kunnen zijn vormt de aanleiding van dit onderzoek.

Het verschil tussen overlap en interruptie is kort aangestipt. Voor de volledigheid van dit onderzoek is ervoor gekozen de term mid-turn overlap te gebruiken, maar het onderzoek wees uit dat ook interrupties voorkwamen. Mid-turn overlap vervult in dit onderzoek een overkoepelende term voor zowel overlap als interrupties.

Interviewers zijn topicaal en interactioneel dominant, wat betekent dat zij de meeste onderwerpen aandragen en de controle binnen het gesprek behouden (Linell, Gustavsson, Juvonen, 1988). Ook bleek al dat geïnterviewden meer restricties hebben (in nieuwsinterviews)

(15)

dan interviewers (Heritage, 2017). Om deze redenen is het interessant om te kijken naar de momenten waarin mid-turn overlap juist ontstaat tijdens de beurt van de interviewer.

Om tot de categorieën te komen is er een aantal stappen gezet. De eerste stap was alle vormen van overlap tijdens de beurt van de interviewer te verzamelen. Nadat deze selectie was gemaakt, is er gekeken naar de plaats waar de overlap zich voordeed. Vormen van overlap getypeerd door Jefferson (1984;1986) en Schegloff (2000) zijn niet meegenomen in de collectie, omdat deze in de transitieruimte voorkomen en mid-turn overlap niet. Zo is een collectie van 21 fragmenten van mid-turn overlap tot stand gekomen. Vervolgens is elk fragment geanalyseerd volgens de kernvraag van de CA: why that now? (Heritage & Clayman, 2010). Om antwoord te geven op die vraag zijn de sequenties voor en na de mid-turn overlap op gespreksorganisatorisch niveau bekeken. Er is gelet op hoe de mid-turn overlap in relatie staat met sequenties van de geïnterviewde zelf, maar ook van de interviewer. Zo kon er worden bepaald hoe de mid-turn overlap tot stand is gekomen. Daarna is gekeken naar de overlapresolutie (Mazeland, 2003) of de mid-turn overlap invloed heeft gehad op het verloop van het gesprek. Uit deze analyse zijn drie categorieën ontstaan, waarvan twee worden geïllustreerd aan de hand van functies die laten zien op welke manieren de categorie zich voordoet.

(16)

4. Resultaten

Uit de collectie fragmenten met mid-turn overlap zijn er drie categorieën naar voren gekomen: aanvulling op zichzelf, aanvulling op interviewer en eerdere vraag interviewer beantwoorden. Deze categorieën zijn benamingen voor wat de reden lijkt te zijn voor de geïnterviewde voor het veroorzaken van mid-turn overlap. De categorieën en hun bijbehorende functies zullen achtereenvolgend worden uitgelegd aan de hand van fragmenten. Binnen deze fragmenten is de interviewer aangeduid als ‘I’ en de geïnterviewde als ‘G’ en het moment van de mid-turn overlap met ‘®’.

4.1 Aanvulling op zichzelf

Binnen de categorie aanvulling op zichzelf zien we dat de geïnterviewde in een eerdere beurt aan het woord is geweest over een onderwerp dat geïnitieerd is door de interviewer. Terwijl de interviewer tijdens zijn beurt aan het woord is, vindt er een mid-turn overlap plaats, veroorzaakt door de geïnterviewde. Hij/zij vult een (deel van een) eerdere eigen uiting aan. De functies laten zien op welke manier dit gebeurt. Een uiting wordt in dit geval als een aanvulling gedefinieerd als het nog doorgaat op iets wat door dezelfde persoon daarvoor is gezegd, er moet dus nog iets worden toegevoegd. Uit de analyse bleek dat zo’n aanvulling verschillende functies kan hebben: het kan een verduidelijking geven, een verklaring, maar kan ook ontkrachten.

4.1.1 Verduidelijking

Het volgende fragment toont een voorbeeld van een aanvulling op zichzelf met als functie verduidelijken. In de interviews zijn hiervan drie voorbeelden gevonden (bijlage I). De interviewer en de geïnterviewde hebben een gesprek over wat de media over de geïnterviewde zeggen. De geïnterviewde vindt namelijk dat de media een bepaalde karikatuur van haar maken, namelijk dat ze ‘permanent boos’ is op Talpa (regel 2). Ze schaart de interviewer ook onder deze media (regel 7) en de interviewer reageert dat dit niet het geval is (regels 8-9). Daarop volgt een discussie tussen de twee. In regel 30 lijkt de interviewer met een nieuwe vraag te beginnen, maar mid-turn ontstaat er overlap omdat de geïnterviewde begint met praten (regels 30-31). De uiting in haar overlap lijkt terug te komen op de karikatuur waar ze het zelf al eerder over had (regels 6-7 & 27-29).

Fragment 1

(17)

2. permanent boos bent op talpa­::, 3. G hh

4. I en :uh:: op uh::m hh, 5. (0.3)

6. G ja maar dat is zon karikatuur

7. wat jullie er in de media [graag van maken. 8. I [jullie in de media, 9. ik ben ge[en jullie ik ben

10. G [ja 11. [nee maar.

12. I [we hebben dit gesprek een­ op een, 13. G maar ik uh ik merk het bij meer u::hm 14. uh::m mensen.

15. ik bedoel jij staat natuurlijk ook met je rug 16. naar een hele organisatie die wel ‘s

17. van mij een tikkie krijg­

18. omdat ik het ergens niet mee eens ben. 19. je kent alle mensen achter de scher­men 20. bij programma’s, °hh dus jij denkt ook van

21. moet je nou zo onaardig zijn tegen die¯ en die¯ 22. want die ken ik en [ik (ben dan toch wel heel hard) 23. I [dan luister je kennelijk nooit 24. naar mijn programma want ik doe het zelf

25. nog veel erger dan jij, maar goed 26. gaat niet over mij gelukkig.= 27. G =nee:­, maa:r uh dit is wel

28. een karikatuur wat er in hil­versum 29. heel graag van mij gemaakt wordt.= 30. I =ja oke: maar uh [zeg je dan ook

31. ® G [van die vrouw is altijd bo::¯os 32. en die [is zu::­ur

33. I [maar ­je bent toch ook altijd boos?=] 34. G =ik ben tota:­ nie-

35. >dan moet je (‘m) echt vaker le­zen,

36. I =ik lees- ik lees alles van je [kijk eens wat ik voor me heb,] 37. G [en ik u::­h:

38. nou dit is dit is u:h nog niet eens ’n week. Denk [ik. 39. I [ah 40. nee dit is uh een uittreksel

41. van afgelopen:: drie jaar. 42. maar goed­: uh dd- we [gaan

43. G [maa:r­ hoe heet het, 44. ik ben denk ik net zo vaak heel ly­risch 45. over programma’s als dat ik

46. uh:::m vind dat ik als kij[ker 47. I [ja, 48. G uh: niet serieus genomen wo[r¯.

49.

Voordat de overlap ontstaat, is er een discussie tussen de interviewer en geïnterviewde te zien. De interviewer stelt namelijk dat de geïnterviewde permanent boos lijkt op het mediabedrijf Talpa (regels 1-2), waarop de geïnterviewde reageert dat dat een karikatuur is die van haar gemaakt wordt door de media (6-7). Daarbij spreekt ze ook de interviewer aan met ‘jullie in de media’ (regel 7). Hierop reageert de interviewer dat hij niet bij een ‘jullie’ hoor en dat dit een

(18)

één-op-één gesprek is (regels 8-9 & 12). Vervolgens legt de geïnterviewde uit dat de interviewer met zijn rug naar een organisatie staat waaraan zij wel eens een tikkie uitdeelt (regels 15-17) en dat hij alle mensen achter de schermen van programma’s kent (regels 19-20). De interviewer stelt dat de geïnterviewde dan niet genoeg naar zijn programma luistert, want hij zou het zelf veel erger doen (regels 23-25). In de regels 27-29 is te zien dat de geïnterviewde herhaalt wat ze eerder heeft gezegd (6-7), maar vervangt hier het woord ‘media’ door ‘hilversum’.

In regel 30 is de interviewer bezig met de opbouw van een nieuwe vraag, wat te zien is aan ‘zeg je dan ook (…)’. Voordat de volledige uiting kan worden gedaan, ontstaat er mid-turn overlap, doordat de geïnterviewde begint met praten. In dit geval kan er worden gesproken van een interruptie, aangezien de mid-turn overlap veroorzaakt dat de interviewer stopt met praten. De uiting ‘van die vrouw is altijd boos en die is zuur’ (regels 31-32), lijkt te verwijzen naar de eerder besproken karikatuur die van de geïnterviewde gemaakt wordt. Dat is te zien aan het begin van het fragment, daar had de interviewer het al over ‘permanent boos’ (regel 2). De geïnterviewde lijkt zelf ook een omschrijving te doen van die karikatuur met ‘een hele organisatie die wel ’s van mij een tikkie krijgt’ (regels 16-17) en ‘moet je nou zo onaardig zijn tegen die¯ en die¯ want die ken ik en [ik )ben dan toch wel heel hard)’ (regels 21-22). Die karikatuur lijkt dus al eerder in het gesprek expliciet te zijn gemaakt. Nu de geïnterviewde opnieuw over die karikatuur begint (regels 28-29) lijkt de uiting in haar overlap dat aan te vullen. Zoals eerder is gemeld, is een uiting een aanvulling als het doorgaat op iets wat eerder is gezegd en nog iets moet toevoegen. In dit geval gaat de geïnterviewde door op haar eigen beurt, terwijl de interviewer al met een nieuwe vraag is begonnen. Opvallend is ook dat de geïnterviewde geen enkele weifeling aan haar uiting lijkt mee te geven, geen hapering van woorden, wat eventueel zou kunnen wijzen op de vastberadenheid om die aanvulling te doen. De geïnterviewde lijkt namelijk met deze aanvulling nog eens te willen verduidelijken wat die karikatuur precies inhoudt. Verduidelijken heeft hier als functie dat een begrip of uiting, dat/die al eerder door de geïnterviewde is gezegd ook door de geïnterviewde in de overlap wordt toegelicht. Met de overlap vult de geïnterviewde zichzelf dus aan, door te verduidelijken wat er met karikatuur wordt bedoeld.

Terwijl de geïnterviewde bezig is met deze aanvulling ontstaat er opnieuw een mid-turn overlap (regels 32-33). De interviewer reageert op het eerste deel van overlap, ‘van die vrouw is altijd boos’ (regel 31), met ‘maar je bent toch ook altijd boos?’ (regel 33). De geïnterviewde lijkt daarop te reageren dat ze totaal niet boos is maar breekt haar zin af door te zeggen dat de interviewer ‘’m echt vaker moet lezen’, wat gaat over haar column (regels 34-35). Er ontstaat nog een korte discussie over dat de interviewer weldegelijk alles van haar leest en zegt haar te

(19)

kijken wat hij voor zich heeft liggen (regel 36). Zij reageert daarop dat dat nog niet eens een week aan columns lijkt, wat de interviewer verwerpt door te zeggen dat het een uittreksel is van de afgelopen drie jaar (regels 38-41). In regel 42 begint de interviewer met een nieuwe beurtopbouw, waar wederom een mid-turn overlap ontstaat. Deze wordt nu verder niet in detail besproken, maar is ook te vinden in de bijlage (I). De geïnterviewde lijkt terug te komen op de uiting van de interviewer in regel 33, door te stellen dat ze net zo vaak lyrisch is over programma’s en dat ze als kijker niet serieus wordt genomen (regels 43-46 & 48).

De sequenties na de mid-turn overlap in regels 30-31 laten zien dat de interviewer niet lijkt terug te komen op wat hij oorspronkelijk wilde zeggen in regel 30. De interviewer lijkt juist in te gaan op de uiting van de geïnterviewde. Het gesprek lijkt echter geen andere wending te nemen aangezien het in de sequenties voor de overlap ook al ging over het ‘permanent boos’ zijn.

In de andere gevonden fragmenten (bijlage I) is er ook sprake van een aanvullende verduidelijking op wat de geïnterviewde eerder in de sequenties zei. In fragment 2 (bijlage I) lijkt de interviewer ook in te gaan op de uiting in de mid-turn overlap, maar in fragment 3 (bijlage I) lijkt de interviewer niet in te gaan op de overlap en hervat zijn eerdere beurt. Nog een verschil tussen de fragmenten is dat de overlap in het besproken fragment en de overlap in fragment 3 (bijlage I) allebei de beurt van de geïnterviewde voor de beurt van de interviewer waar de overlap in plaatsvindt lijken aan te vullen, dus in de derde positie. In fragment 2 (bijlage I) lijkt hier nog een aantal sequenties tussen te zitten. Er is in geen geval sprake van een wending van gespreksonderwerp na de mid-turn overlap. Wel is in bovenstaande fragment en in fragment 2 (bijlage I) sprake van interruptie, aangezien de mid-turn overlap veroorzaakt dat de interviewer stopt met praten.

4.1.2 Verklaren

Het volgende fragment toont een voorbeeld van een aanvulling op zichzelf met als functie verklaren. In de interviews zijn hier drie voorbeelden van gevonden (bijlage I). De interviewer en de geïnterviewde hebben het over het werk van de geïnterviewde. De geïnterviewde geeft aan wel eens te zijn gebeld met de vraag of ze zich wil binden aan een programma. Ze geeft aan dit nooit te willen doen (regels 9-10), waarop de interviewer reageert dat ze dit met ‘enorme stelligheid bijna boosheid’ zegt. In regel 16 geeft de interviewer opnieuw een omschrijving van hoe de geïnterviewde vertelde dat ze zich niet aan een programma wil binden. Tijdens deze omschrijving ontstaat er een mid-turn overlap omdat de geïnterviewde begint te praten (regel

(20)

16-17). De uiting in haar overlap lijkt terug te komen op haar eerdere uiting dat ze helemaal niet boos zou zijn (regel 15).

Fragment 2

1. I word je weleens ̊gebeld̊ door die partijen van wat moeten 2. we doen Angela, (.) >kun je ons helpen?<

3. (0.4)

4. G mmm in het do:or rtl >peter van der vorst< ben ik nu niet 5. ̊gebeld̊ ma:ar in het verleden ben ik wel is er wel eens 6. geprobe:erd of ik va:ste deskundige in rtl boule↑va:rd 7. wilde ̊worden̊, he of euh me aan het >programma wilde 8. verbinden<, naja dat zit er niet↓ in want ik BEN van (ad) 9. en ik ben van mezelf.(.) [dus ik ga me no::oit aan een 10. programma verbinden_↓

11. I [pss met een e:norme stelligheid 12. bijna ↑bo::osheid ̊zeg je dit̊

13. G oo[::↑oh is dat zo? 14. I [ja:h:a,

15. G >nou ik [ben ↑helem:aal niet BOOS?<

16. I [ja eeh als een [als een so:ort (bokser) 17. ® G [misschien e:,nigszins op mn hoede.

18. [eeuh maar eeuh

19. I [ja maar maar ben je euh op 20. je hoede vo:or mij of [wawa

21. G [ja[>na↑tuurlijk voor jou en voor 22. dit gesprek en weet ik [ve:el<

23. I [maar waarom, (.) vertrouw je me 24. niet?

25. G ik vertrouw jou anders zat ik hier niet, maar ik vind 26. het juist wel grappig wa:nt <ook als je belt> met jouw 27. Radiosho:w het gaat ↑altijd een andere KAnt op dan dat ik 28. denk en jij kan de me:est gekke zijsprongen maken. (.)hh 29. wat dat betreft zou ik denken van, uh iemand zou jou eens 30. een talksh:ow moeten geven op televisie. want eeu (.) dat 31. >wordt [in ieder geval ↑spannender dan bij art<

Voordat de overlap ontstaat, is te zien dat de interviewer vraagt of de geïnterviewde wel eens is gebeld door partijen om haar om hulp te vragen (regels 1-2). In haar antwoord doet de geïnterviewde een aantal dingen. Eerst vertelt ze door wie ze niet is gebeld, namelijk Peter van der Vorst (regel 4). Vervolgens legt ze uit dat ze in het verleden is gevraagd om vaste deskundige bij RTL Boulevard te worden (regels 5-7) en of ze zich aan een het programma wilde binden (regels 7-8). Ze zet uiteen dat dat er niet inzit, aangezien ze van het AD is en van zichzelf (regels 8-9). Na een korte stilte, te zien aan ‘(.)’ in het transcript, vervolgt ze dat ze zich dus nooit aan een programma gaat verbinden (regels 9-10). Na die stilte begint de interviewer echter ook te praten waardoor er overlap ontstaat. De interviewer reageert dat ze dit met enorme stelligheid en bijna boosheid zegt (regels 11-12). De ‘oo ooh’ lijkt te wijzen op verbazing en wordt gevolgd door ‘is dat zo?’ (regel 13). De interviewer reageert tijdens haar beurt al met een bevestigende ‘jaha’ (regel 14). Vervolgens legt de geïnterviewde uit dat ze

(21)

helemaal niet boos is (regel 15), maar terwijl ze dit doet ontstaat overlap doordat de interviewer een vergelijking maakt met een bokser (regel 16). Deze overlap zou ontstaan kunnen zijn door verwarring in de beurtwisselingen, aangezien er een aantal keer overlap plaatsvindt (regels 9-10 en 13-14). De uiting in regel 15 wordt sneller uitgesproken door de geïnterviewde, te zien aan het tempoteken ‘>’. De omschrijving van de interviewer in regel 16 zou nog een aanvulling kunnen zijn geweest op zijn ‘jaha’ in regel 14, maar doordat de geïnterviewde snel een uiting na zijn bevestigende antwoord op haar vraag in regel 13 doet, ontstaat er overlap met zijn beurt.

Wederom ontstaat er overlap doordat de geïnterviewde tijdens de beurt van de interviewer begint te praten. Ze lijkt niet in te gaan op de uiting van de interviewer in regel 16, maar legt uit dat ze op haar hoede is (regel 17). Hiermee lijkt ze haar eerdere uiting ‘ik ben helemaal niet boos’, aan te vullen door te verklaren wat ze dan wel zou zijn, namelijk op haar hoede. Zoals eerdergenoemd is een verduidelijking een uitleg of toelichting op bepaald begrip of uiting dat/die in een vorige beurt benoemd is. Een verduidelijking licht een uiting toe en een verklaring licht een handeling toe: het geeft als het ware antwoord op de vraag ‘waarom’ iets gebeurt of is gebeurd. Met de overlap vult de geïnterviewde zichzelf dus aan door te verklaren dat ze niet boos is, maar op haar hoede.

Aan de vraag of de geïnterviewde op haar hoede is voor de interviewer, lijkt te zien dat hij ingaat op haar uiting in de overlap (19-20). De geïnterviewde reageert dat ze inderdaad op haar hoede is voor hem en voor het gesprek (regels 21-22). De interviewer gaat daar verder op door met de vraag of ze hem niet vertrouwt (regel 23-24). Dan volgt een lang antwoord van de geïnterviewde waarin ze uitlegt hem wel te vertrouwen maar dat de interviewer in zijn radioshow altijd een andere kant op gaat dan verwacht en dat hij de meest gekke zijsprongen kan maken (regels 25-31).

De sequenties na de mid-turn overlap in regels 16-17, laten zien dat de interviewer niet lijkt terug te komen op zijn vergelijking van een bokser (regel 16). De interviewer gaat in op de uiting van de geïnterviewde. Het gesprek neemt wel een kleine wending in de zin dat het gesprek na de overlap niet meer gaat over de geïnterviewde die zich niet wil binden aan een programma, maar die verschuiving ontstaat al eerder door de interviewer. Hij reageert namelijk niet inhoudelijk op wat de geïnterviewde zei maar gaat in op de manier waarop het werd gezegd. Het lijkt dat naar aanleiding van de overlap het gesprek door lijkt te gaan over het vertrouwen tussen de twee en de manier waarop de geïnterviewde de radioshow van de interviewer ervaart. Er kan worden gesproken van een kleine wending na de mid-turn overlap, maar niet zo ingrijpend dat het onderwerp van het gesprek verandert.

(22)

In de andere gevonden fragmenten (bijlage I) is er ook sprake van een aanvullende verklaring op wat de geïnterviewde eerder in de sequenties zei. In de andere twee fragmenten (bijlage I) lijkt de interviewer ook in te gaan op de uiting in de mid-turn overlap. In beide gevallen is er minder sprake van een wending in het gesprek dan in besproken fragment, omdat daar voor de overlap over hetzelfde onderwerp wordt gepraat als na de overlap. Nog een klein verschil is dat fragment 6 (bijlage I) een aantal sequenties tussen de gerelateerde beurt en de beurt met de mid-turn overlap bevat. In fragment 5 (bijlage I) is er sprake van interruptie omdat de mid-turn overlap voorkomt dat de interviewer zijn beurt kan beginnen.

4.1.3 Ontkrachten

Het volgende fragment toont een voorbeeld van een aanvulling op zichzelf met als functie ontkrachten. In de interviews zijn hiervan drie fragmenten gevonden (bijlage I). De interviewer en de geïnterviewde hebben een gesprek over Amsterdam. De geïnterviewde laat blijken niets met Amsterdam te hebben (regel 4), waarop de interviewer wil weten waarom dit het geval is (regel 6). Terwijl de interviewer deze vraag stelt, ontstaat er een mid-turn overlap omdat de geïnterviewde begint met praten (regels 6-7). De geïnterviewde lijkt terug te komen op haar uiting dat ze niets met Amsterdam heeft (regel 4).

Fragment 3

1. I °hhh zeg meisje uit oude kerk aan de amstel zeg [je, 2. G [ij:ssel, 3. I of: uh oude kerk aan de ijssel s::orr:y uhm:=

4. G =ik heb niks met amsterdam, 5. I ((gelach))

6. nee hoe [komt dat hoe komt dat? 7. ® G [grapje mensen grapje mensen 8. nee ja, ik kom daar [gewoon niet vandaan

9. I [nee::¯ maar je hebt je hebt 10. je hebt ook je bedoel

11. ju:- dat steek je ook niet

12. onder >stoelen of banken< je vindt het ge- geen 13. reet aan in amsterdam.

14. (0.3)

15. G hhh ik vind amsterdam best een hele leuke stad= 16. I =pu[nt

17. G [maa:r, u:h ik denk dat wat daar gebeurt 18. niet helemaal exemplarish is

19. voor wat er in de rest van 20. het land gebeu[rt.

Voordat de overlap ontstaat, introduceert de interviewer het volgende onderwerp: de geboorteplaats van de geïnterviewde. Hij vergist zich alleen in de plaats, namelijk ‘oude kerk aan de amstel’ in plaats van Ouderkerk aan den IJssel (regel 1). In regel 2 wordt hij dan ook

(23)

gecorrigeerd door de geïnterviewde. Vervolgens excuseert de interviewer zich, waarop de geïnterviewde snel, te zien aan de latching ‘=’, volgt met de uiting dat ze niets met Amsterdam heeft (regels 3-4).

Deze uiting wordt door de interviewer beantwoord met gelach en hij vraagt vervolgens hoe dat komt (regels 5-6). Terwijl deze vraag wordt gesteld ontstaat er mid-turn overlap doordat de geïnterviewde ‘grapje mensen grapje mensen’ zegt (regels 6-7). Dat ze het woord ‘grapje’ gebruikt zou kunnen komen doordat de interviewer om haar eerdere uitspraak moest lachen. Daaruit zou zij kunnen opmaken dat hij het als grapje behandelt. In dit geval lijkt ‘grapje mensen grapje mensen’ dan terug te slaan op haar eerdere uiting dat ze niets met Amsterdam heeft. Met de overlap doet ze een aanvulling op die eerdere uitspraak. Dit zou kunnen komen doordat de geïnterviewde zichzelf lijnrecht tegenover de mensen die wel wat met Amsterdam hebben lijkt te positioneren. Door expliciet te maken dat de uitspraak een grapje is, lijkt de geïnterviewde de uiting te ontkrachten, waardoor ze een stapje terug doet van die positie. Ontkrachten betekent in dit onderzoek dat een eerdere uitspraak wordt verzacht of teniet wordt gedaan. Met de mid-turn overlap vult de geïnterviewde zichzelf dus aan door te ontkrachten dat ze niets met Amsterdam heeft.

Na de overlap lijkt de geïnterviewde antwoord te geven op de gestelde vraag in regel 6. Ze legt uit dat ze daar (Amsterdam) gewoon niet vandaan komt (regel 8). De interviewer attendeert haar erop dat ze nooit heeft gezwegen over het feit dat ze niets met Amsterdam heeft (regels 9-13). Daarop reageert de geïnterviewde dat ze Amsterdam best leuk vindt, maar ze het niet exemplarisch vindt voor wat er in de rest van het land gebeurt (regels 15-20).

De sequenties na de mid-turn overlap in regels 6-7, laten zien dat de interviewer niet specifiek doorgaat op de uiting ‘grapje mensen grapje mensen’, maar wel op haar uiting dat ze niets met Amsterdam heeft omdat ze daar niet vandaan komt (regel 8). In het gesprek lijkt er geen wending van onderwerp te gebeuren, omdat het onderwerp na de overlap eerder ook al werd besproken.

In de andere gevonden fragmenten (bijlage I) is er ook sprake van een aanvullende ontkrachting op wat de geïnterviewde eerder in de sequenties zei. In de andere twee fragmenten (bijlage I) ging de interviewer ook niet door op wat er in de mid-turn overlap werd gezegd. In fragment 8 (bijlage I) lijkt dit te komen doordat de geïnterviewde na haar overlap aan het woord blijft en in fragment 9 (bijlage I) de kookwekker afgaat, wat betekent dat het interview voorbij is. Er is dus in geen van de gevallen sprake van een wending die is ontstaan door de mid-turn overlap. In geen van de fragmenten vinden er sequenties plaats tussen de beurt die wordt

(24)

fragment 9 (bijlage I) is er als enige sprake van een interruptie, aangezien de overlap veroorzaakt dat de interviewer stopt met praten.

4.1.4 Recapitulatie

Binnen de categorie aanvulling op zichzelf gebeuren een aantal dingen. In de meeste gevallen bevindt de overlap zich in de derde positie, wat betekent dat tussen de beurt die de overlap aanvult en de overlappende uiting van de geïnterviewde, alleen de beurt van de interviewer (waarmee overlap plaatsvindt) zit. Er zijn gevallen waarin de interviewer ingaat op de uiting die in de overlap wordt gedaan, maar dit gebeurt niet altijd. Er vindt niet een keer een ingrijpende wending van onderwerp plaats naar aanleiding van de overlap. Eén geval, fragment 2, liet een kleine verschuiving van focuspunt zien, maar de daadwerkelijke wending werd eerder al door de interviewer geïnitieerd. Wel vond er in vier van de negen fragmenten een interruptie plaats. Dit veroorzaakte niet een verandering van onderwerp, maar wel dat de interviewer door de mid-turn overlap stopte met praten.

4.2 Aanvulling op interviewer

Binnen de categorie aanvulling op interviewer zien we dat de interviewer in een eerdere beurt aan het woord is geweest. De beurt van de interviewer bestaat uit een vraag of een reactie op een vorige beurt van de geïnterviewde. Terwijl de interviewer tijdens zijn beurt aan het woord is, vindt er een mid-turn overlap plaats, veroorzaakt door de geïnterviewde. Hij/zij vult namelijk de beurt ervoor of een eerdere beurt van de interviewer aan, de functies laten zien op welke manier dit gebeurt. Dit is dus anders dan een aanvulling op zichzelf omdat de geïnterviewde dan terugkomt op iets wat hij/zij zelf heeft gezegd terwijl in het deze gevallen gaat om een aanvulling op iets wat de interviewer heeft gezegd. Ook in dit geval wordt een aanvulling beschouwd als een beurt die doorgaat op iets dat daarvoor al is gezegd. Uit de analyse zijn twee functies binnen deze aanvullingen ontdekt: wederom het verduidelijken van een eerdere beurt en het nadruk leggen op iets dat door de interviewer is gezegd.

4.2.1 Verduidelijken

Het volgende fragment toont een voorbeeld van een aanvulling op interviewer met als functie verduidelijken. In de interviews zijn hiervan drie voorbeelden gevonden (bijlage II). De interviewer en de geïnterviewde hebben een gesprek over of er genoeg vrouwen op de televisie een talkshow presenteren. Vervolgens hebben ze het over een omschrijving die van de geïnterviewde is gemaakt. In regel 29 wil de interviewer beginnen met een nieuwe beurt maar

(25)

er ontstaat een mid-turn overlap wanneer de geïnterviewde ook begint met praten (regel 30). De uiting in haar overlap lijkt terug te komen op een omschrijving die interviewer in regel 27 al doet.

Fragment 4

1. G nou nee ik ga dr nog steeds vanuit dat euh >de beste 2. mensen worden gekozen< voor uh de functie waarin ze 3. ↑zitten, en euhm ddat (jula rijksman) twee jaar geleden 4. een warm pleidooi hield voor een vro:uw als vervanger 5. van matthijs van nieuwkerk

6. dat kon ik wel begrijpen (.) want e:h het rijtje mannen eh 7. wat d- >de talkshows heeft gedomineerd in nederland is langer 8. dan het rijtje vrouwen< ·h en daar mocht best wel wat

9. positieve discriminatie tegenover staan. [(.) ·h] 10. I [°jah°]

11. G >TENzij het iemand was geworden waarvan ik had gedacht van 12. dit- die is echt een maatje te licht< (.)

13. da↑n moet je gewoon een man nemen.

14. I >zeg< ( ) die zei een keer over jou °o wat zei ie- 15. ik moet het er even bij pakken hoor°

16. e::h zure mevrouw (0.3) e::h >nouja::de-< eigenlijk (.) 17. eigenlijk vond i[k

18. G [zure witte me↓vrouw 19. heeft [ze denk ik gezegd

20. I [°zure witte mevrouw° 21. G °ja°

22. I eh (.) waar g↑ing dat over. 23. (2.0)

24. G ik denk dat dat over de humberto tan zaak ging (.) 25. toen (1.0) [dat e:h] ja

26. I [ja]

27. de voorganger van art 28. (2.0)

29. I ·h heb jij [eh

30. ® G [de grondlegger van late night, 31. I huhu[hu]hh [ja

32. G [ja] [ART HEEFT een ↑aantal voorgangers

33. I >zeg maar< hoe:eh hoe ga je met humber↓to (.) zien jullie 34. elkaar?

Voordat deze overlap plaatsvindt, steekt de geïnterviewde een pleidooi af over de hoeveelheid vrouwen die een talkshow op televisie presenteren (regels 1-13). De interviewer lijkt hier verder niet op in te gaan en begint over een keer dat iemand de geïnterviewde een ‘zure mevrouw’ had genoemd (regel 14-17). De geïnterviewde corrigeert dit met ‘zure witte mevouw’ (regel 18-19). Hier vindt ook een mid-turn overlap plaats, die terug te vinden is in de bijlage (II), maar die nu niet wordt besproken. De interviewer vraagt waar dat over ging (regel 22), waarop de geïnterviewde reageert dat ze denkt dat het over de ‘humberto tan zaak ging’ (regels 22-25). De interviewer stelt vast dat Humberto Tan de voorganger is van Art Rooijakkers (regel 27). Wat niet te zien is in dit fragment is dat de interviewer tijdens een eerder moment in dit interview

(26)

de geïnterviewde attendeerde op het feit dat hij vindt dat het lijkt alsof geïnterviewde een hekel heeft aan Art. Dit zou eventueel een reden kunnen zijn dat hij het nu weer ter tafel brengt. De uiting in regel 27 zou dus een poging kunnen zijn een reactie van de geïnterviewde over Art uit te lokken. Dit is ook te zien aan de stilte die dan vervolgens valt (regel 28), waarin de interviewer op een reactie lijkt te wachten.

Een reactie blijft echter uit en de interviewer vervolgt met een nieuwe beurt (regel 29). Terwijl hij bezig is met de opbouw van een nieuwe vraag, te zien aan ‘heb jij (…)’, vindt er mid-turn overlap plaats doordat de geïnterviewde begint met praten. In dit geval kan er worden gesproken van een interruptie, aangezien de mid-turn overlap veroorzaakt dat de interviewer stopt met praten. De uiting ‘de grondlegger van late night’ (regel 30), lijkt te verwijzen naar Humberto Tan in regel 24. Dit is makkelijk te verklaren, aangezien hij de enige grondlegger van Late Night is. Eerder werd door de interviewer al een omschrijving van Humberto Tan gegeven, namelijk ‘de voorganger van art’ (regel 27). De omschrijving van de geïnterviewde in de overlap vult deze andere omschrijving dus aan. Met de aanvulling verduidelijkt ze dat Humberto Tan niet alleen de voorganger is van Art maar ook de grondlegger van Late Night. Verduidelijken heeft wederom als functie een begrip of uiting, dat/die eerder door de interviewer is gezegd toe te lichten. Met de overlap vult de geïnterviewde de interviewer dus aan door te verduidelijken dat Humberto Tan meer is dan alleen de voorganger van Art.

De interviewer geeft hier vervolgens geen duidelijke reactie op (regel 31) en de geïnterviewde vervolgt met nog een omschrijving of verduidelijking, namelijk dat Art een aantal voorgangers heeft (regel 32). Hier lijkt de interviewer verder niet op in te gaan en stelt een nieuwe vraag (regels 33-34).

De sequenties na de mid-turn overlap in regels 29-30, laten zien dat de interviewer niet terug lijkt te komen op wat hij oorspronkelijk wilde zeggen in regel 29. Hij lijkt verder ook niet in te gaan op de uiting in de overlap en het gesprek neemt ook geen andere wending omdat de interviewer terug lijkt te komen op de al eerder besproken Humberto Tan.

In de andere gevonden fragmenten (bijlage II) is er ook sprake van een aanvullende verduidelijking op wat de interviewer eerder in de sequentie zei. In geen van de gevallen lijkt de interviewer specifiek in te gaan op wat er in de overlap wordt gezegd waardoor ook geen ingrijpende wendingen ontstaan. In geen van de gevallen vinden sequenties tussen de beurt die wordt aangevuld en de overlap-beurt plaats, dus de overlap bevindt zich in de tweede positie. Wel is er in bovenstaand fragment en in fragment 12 (bijlage II) sprake van een interruptie waarop de interviewer later niet terug leek te komen.

(27)

4.2.2 Nadruk leggen

Het volgende fragment toont een voorbeeld van een aanvulling op interviewer met als functie nadruk leggen. In de interviews zijn hiervan drie voorbeelden gevonden (bijlage II). De interviewer en de geïnterviewde hebben een gesprek over ontroerende muziek. De geïnterviewde noemt een aantal genres die hem ontroeren waarop de interviewer vraagt of hij iemand is die gevoelig is voor een ballad (regels 12-13). Tijdens de vraag ontstaat er een mid-turn overlap omdat de geïnterviewde begint met praten (regel 14). De uiting lijkt terug te komen op wat de interviewer in die beurt ervoor zei.

Fragment 5

1. I .hh wt- w- welke muziek ontroert jou het meest

2. G .hh oh dat kan van alles zijn uh t kan uh latijnsamerikaanse 3. muziek zijn het kan klassieke muziek zijn (.) uh:::: maar uh: 4. les mis bijvoorbeeld uh:: de musical dat is voor mij n van de 5. mooiste: les miserables s een van de m:ooiste muziek stukken die 6. ooit gemaakt is=

7. I =e:n popmuziek ook

8. G ja popmuziek heb k ook wel [michael jackson] u:::h 9. I [vaste ( )

10. G d- u:h stevie wonder da vin- k te get u::hm (.) maar uhm ja ik 11. ik [ik eh]

12. I [maar ] b-voorbeeld n ballad ofzo v- ben je ook iemand die 13. [gevoelig is voor]

14. ® G [een ballad] 15. (0.6)

16. G uh t hangt er van af in vwat ve- stemming ik ben ja ma dr zijn 17. bepaalde ballads die k u::h die k heel ja marc anthony heeft n 18. liedje com- com es il van wie is hij (.) en laatst hadden ze bij 19. de beste zangers heeft toen eh een van die zangers heeft d- toen 20. voor rick scheper gezongen (.) >vergeten wie t was ma<

21. ja d d da- dat ja d- die tekst is gewoon

22. prachtig=gaat over een man e:h wies vrouw hem heeft gelaten en 23. eigenlijk jarenlang belazerd heeft en nu vraagt hij aan haar 24. maar wie is die andere man dan hoe is hij eigenlijk (.) enneh 25. weetje [hij heeft alles gestolen]

26. I [hoe raakt dat je of >hoe raakt et je<]

27. G omdat ik liefde zo mooi vindt en niets is erger dan je liefde 28. kwijtraken dus dan raakt t med d- d- dat gun je niemand [kzou

Voordat de mid-turn overlap gebeurt vraagt de interviewer dus welke muziek de geïnterviewde ontroert. Hij geeft hier uitgebreid antwoord op (regels 2-6) waarna de interviewer vraagt of ook popmuziek daaronder valt (regel 7). De geïnterviewde noemt een aantal voorbeelden van popartiesten die hij goed vindt (regels 8-11).

Terwijl de geïnterviewde na zijn antwoord nog wat hakkelt, te zien aan ‘maar uhm ja ik ik eh’ (regels 10-11) vraagt de interviewer of hij ook iemand is die gevoelig is voor een ballad (regels 12-13). Tijdens deze vraag ontstaat een mid-turn overlap doordat de geïnterviewde het

(28)

woord ‘een ballad’ herhaalt. In principe is hier sprake van interruptie omdat de interviewer stopt met praten, toch lijkt de geïnterviewde te begrijpen wat de interviewer wil weten aangezien hij na de overlap begint met antwoord geven. Dit zou kunnen komen doordat de mid-turn overlap relatief laat in de beurt plaatsvindt en de interviewer genoeg informatie heeft kunnen geven voordat de overlap plaatsvond. De geïnterviewde doet een aanvulling op wat de interviewer eerder zei, door ‘een ballad’ te herhalen. De aanvulling zoals eerder is besproken neemt nu niet de vorm in van een toevoeging maar wordt een ‘doorgaan op’. De aanvulling lijkt in die zin ook niet zozeer voor de interviewer maar meer voor de geïnterviewde. De nadruk die de geïnterviewde legt, wordt een soort markering van een specifiek onderdeel van de beurt die daarvoor is gezegd. De markering lijkt een soort hulpmiddel. Het herhalen zou de geïnterviewde kunnen helpen met vaststellen van het onderwerp van de vraag en met het formuleren van het antwoord. Met de overlap vult de geïnterviewde de interviewer dus aan door nadruk te leggen op het onderwerp van de vraag, namelijk ‘een ballad’.

De geïnterviewde geeft vervolgens uitgebreid antwoord dat het ligt aan de stemming waarin hij is en vertelt welke zangers hij mooi vindt (regels 16-25). De interviewer veroorzaakt in regel 25 overlap doordat hij vraagt wat de geïnterviewde dan precies raakt (regel 26), waarop de geïnterviewde antwoord geeft in de regels 27-28.

De sequenties na de mid-turn overlap in regels 13-14 laten zien dat de interviewer niet lijkt in te gaan op de uiting in de overlap. Het gesprek lijkt ook geen andere wending te nemen, aangezien de interviewer in regel 26 doorvraagt op het daarvoor gegeven antwoord.

In de andere gevonden fragmenten (bijlage II) is er ook sprake van een aanvullende nadruk op wat de interviewer eerder zei. In geen van de gevallen gaat de interviewer specifiek in op wat er in de overlap is gezegd en er vinden ook geen wendingen plaats. In geen van de gevallen vinden sequenties tussen de beurt die wordt aangevuld en de overlap-beurt plaats, ze bevinden zich allemaal in de tweede positie. Wel opvallend is dat in fragment 13 en 14 (bijlage II) de interviewer na de overlap de beurt afmaakt. De sequenties die daarop volgen lijken dan niet meer in te gaan op de overlap maar op de beurt die de interviewer alsnog afmaakt.

4.2.3 Recapitulatie

Binnen de categorie aanvulling op interviewer gebeurt een aantal dingen. In alle gevallen bevindt de overlap zich in de tweede positie, wat betekent dat tussen de beurt die de overlap aanvult en de overlappende uiting van de geïnterviewde geen andere sequenties zitten. Niet een keer lijkt de interviewer in te gaan op de uiting die in de overlap wordt gedaan en er vinden ook geen ingrijpende wendingen plaats. In drie van de zes fragmenten vond er een interruptie plaats

(29)

maar in geen van de gevallen lijkt de interviewer terug te komen op wat hij oorspronkelijk in die beurt wilde zeggen.

4.3 Eerdere vraag interviewer beantwoorden

Het volgende fragment toont een voorbeeld van eerdere vraag interviewer beantwoorden. Net als de andere categorieën aanvulling op zichzelf en aanvulling op de interviewer, slaat de overlap terug op een beurt die zich al eerder in het gesprek heeft voorgedaan. De besproken functies bij de andere categorieën lieten zien op welke manier de overlap een voorgaande beurt aanvulde. Het verschil is dat in deze categorie wordt gereageerd op een vraag, wat het duidelijker maakt op welke beurt de overlap terugslaat. Het antwoord op de vraag blijft echter eerst nog uit, wat voor de interviewer de reden lijkt te zijn om zijn beurt uit te breiden. Vervolgens ontstaat er op een later moment mid-turn overlap omdat de geïnterviewde dan alsnog antwoord geeft op de gestelde vraag. In de interviews zijn hiervan zes voorbeelden gevonden (bijlage III).

De interviewer en de geïnterviewde hebben in het volgende fragment een gesprek over hoe de geïnterviewde zal eindigen. De interviewer vraagt hoe de geïnterviewde denkt te eindigen in regel 1. De geïnterviewde reageert daarop met ‘liggend’ (regel 2). De ‘NEE’ in de reactie van interviewer laat zien dat dit niet het gewenste antwoord lijkt (regel 3). Hij vervolgt dan ook met ‘k bedoel’, wat bevestigt dat hij op zoek lijkt naar een ander antwoord. Daarna volgt een nieuwe vraag ‘ga je dan op gegeven moment stoppen’ wat door een korte pauze wordt gevolgd ‘(.)’ (regel 4). De interviewer vervolgt met nog een vraag ‘ga je dan ⋅h[ feest geve-’ (regel 4), maar tijdens deze vraag ontstaat er mid-turn overlap doordat de geïnterviewde begint met praten. De uiting lijkt antwoord te geven op een eerder gestelde vraag.

Fragment 6

1. I hoe eindig jij?

2. G ⋅H:: u::hm(HH) (.) liggend.

3. I NEE maar k bedoel ga je op gegeven moment 4. stoppen (.) ga je dan ⋅h[ feest geve-

5. ® G [↑NE:E ↓nee:: ik ga 6. ik (.) ik denk dat ik altijd door ga misschien 7. op een iets ander niveau met een wat andere 8. intensitei:t maar ⋅h ik kan niet niks doen >heh 9. dus ik blijf< altijd een ↓boekje schrijven 10. een programma maken n interview geven ⋅h 11. me >ding-< in dingen verdiepen dat bl[ijft=

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze nadere regel richt zich op de subsidiëring van arrangementen NT2 onderwijs zoals genoemd op pagina 6 van het visiedocument. Deze arrangementen hebben als doel NT2 kinderen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.4.1, ten behoeve van bedrijfsmatige nevenactiviteiten in de vorm van

Een eerste of gewijzigde aanvraag voor subsidieverlening voor structurele subsidie wordt voor 1 maart van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de

• Bij ieder bouwsel met een verblijfsruimte moet een opstelplaats voor de brandweer zijn, als er op de plaats meer dan 2000 vierkante meter in gebruik is

‘Galmuggen en gaasvliegen kunnen eveneens heel goed bij lindebomen worden inge- zet, daarin zit geen verschil’, besluit Willemijns. Peter Willemijns Tanja

De drie andere toeslagen (Huurtoeslag, Zorgtoeslag, Kinderopvangtoeslag) vertonen het zelfde beeld. Voor het goed of fout vaststellen van de voorlopige toeslag maakt het

In hoofdstuk 10 hebben we laten zien dat voor gemeenten aansprakelijkheid en risico om aansprakelijk gesteld te worden niet belemmerend werkt in hun behandeling

Zo zullen de monniken altijd gereed zijn, en zodra het teken gegeven wordt, staan ze zonder weifelen op en haasten zich naar het werk Gods, waarbij zij trachten elkaar voor te