• No results found

VERSLAG VAN DE HOORZITTING, 15 juli 2015, 10.30 – 11.30 uur

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "VERSLAG VAN DE HOORZITTING, 15 juli 2015, 10.30 – 11.30 uur "

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

VERSLAG VAN DE HOORZITTING, 15 juli 2015, 10.30 – 11.30 uur

Zaaknummer: 14.0687.33

Inzake: Ontwerpbesluit wijziging Methodebesluit GTS

Aanwezig namens het Bestuur Autoriteit Consument & Markt (‘ACM’):

Mevrouw François - Directie Energie, voorzitter hoorcommissie Mevrouw Papilaja - Directie Energie, lid hoorcommissie Mevrouw Kahl - Directie Energie, lid hoorcommissie

De heer Janssen - Verslagdienst ACM

Aanwezig namens partijen:

Mevrouw Pastoor - Gasunie Transport Services BV Mevrouw De Ruiter - Gasunie Transport Services BV De heer Zelhorst - Gasunie Transport Services BV (‘GTS’) De heer Tielens - Vermilion Oil & Gas

De heer Halsema - VGN

De heer Van de Worp - VEMW

De heer Meuzelaar - VEMW

De voorzitter opent de hoorzitting en heet de aanwezigen welkom.

De hoorzitting is op basis van par. 3:4 Awb georganiseerd naar aanleiding van het Ontwerpbesluit tot wijziging van het besluit tot vaststelling van de methode van regulering van GTS voor de periode van 1 januari 2014 t/m 31 december 2016 in verband met de correctie van de verdeelsleutel voor de bestaande aansluittaak.

Ter hoorzitting hebben partijen de gelegenheid om hun zienswijze op het Ontwerpbesluit naar voren te brengen. Partijen hebben tot en met 3 augustus 2015 de mogelijkheid om een schriftelijke

zienswijze naar voren te brengen.

De voorzitter stelt de leden van de hoorcommissie en de verslaglegger voor.

De voorzitter kondigt aan dat van de hoorzitting een verslag zal worden gemaakt.

De voorzitter schetst de gang van zaken ter zitting. De hoorzitting is openbaar. Partijen worden verzocht aan te kondigen wanneer vertrouwelijke informatie ter tafel komt, zodat zo nodig passende maatregelen kunnen worden getroffen

De voorzitter nodigt GTS uit om als eerste het woord te voeren.

Mevrouw Pastoor houdt een betoog, dat geheel overeenkomt met de tekst van haar pleitnota gedateerd 15 juli 2015. Een kopie van deze pleitnota is aan dit verslag gehecht als Bijlage 1.

(2)

2

De voorzitter dankt GTS voor haar toelichting. Zij nodigt VEMW uit om als tweede het woord te voeren.

De heer Van de Worp wenst enige opmerkingen te maken.

VEMW begrijpt dat het Ontwerpbesluit hoofdzakelijk ziet op een verdeelsleutel. Een deel van de toegestane inkomsten van GTS zal overgeheveld worden van transport naar de aansluiting. De verdeelsleutel was vastgesteld op 3,5% van de TOTEX. Gebleken is dat dit op onvolledige gegevens was gebaseerd en het wordt nu 5,3%. VEMW blijft worstelen met het gebrek aan transparantie. Dat ziet met name op de TOTEX verdelingen over de hoofdcategorieën, met name de grondslagen die daarvoor worden gebruikt.

VEMW heeft begrepen dat er 420 direct aangeslotenen zijn, dus industrie en elektriciteits-

producenten. Zij krijgen die 3,5% van die verdeelsleutel op hun aansluitingen verdisconteerd. Spreker heeft persoonlijk gerekend en komt dan op 3,8%. Er zijn 14 opslagen die 0,3% dragen. In zijn

persoonlijke berekening komt hij op 0,1%, dus een zeer gering deel. Ook heeft hij uit eerdere overleggen begrepen dat er 2 grote opslagen niet worden meegenomen in de vaststelling van de BAT. En er zijn 30 invoeders cq. producenten ex art. 54a G-wet, die dan de resterende 1,5% zouden moeten dragen. In zijn geheel telt dat dan op tot die 5,3%. In zijn persoonlijke berekening komt hij op 1,4%, dus dat is nagenoeg hetzelfde.

Ondanks de verstrekte informatie blijft VEMW zitten met het niet kunnen begrijpen van de kostenverdeling; er is geen transparantie. Er lijken schattingen te zijn gemaakt. Voor een deel is daarover informatie verstrekt. (verbatim) Bijvoorbeeld het afsluitschema is als grondslag gebruikt;

de diameter daarvan. Bij de aansluitleidingen de diameter en een gemiddelde lengte. En de aan- of afwezigheid van een GOS. En als dat aanwezig is, de inlaatdiameter en het aantal straten waar dat GOS uit bestaat. (einde verbatim) Maar onduidelijk is bijvoorbeeld ook of die 5,3% van de TOTEX, die dan aan BAT wordt toegekend, een -5,3% op de TOTEX van transport is. En hoe wordt dat dan verdeeld over de entries en exits? Is dat volgens de 60/40 norm zoals we die kennen, dus 60 op de exits en 40 op de entries? Of heeft dat een andere verdeling? Veel VEMW-leden vragen: ‘Wat betekent dat dan voor mijn GOS? Ik krijg een BAT-tarief dat omhoog gaat. Vroeger was dat forfaitair;

nu gaat dat naar een bedrag. En dat wordt dan nu weer gecorrigeerd en er moet nog een verrekening plaatsvinden over 2014/2015. Ik krijg daar dus meer voor de kiezen, maar kennelijk neemt mijn transporttarief cq exittarief af’. Onduidelijk is hoeveel dat afneemt. Het zal in ieder geval minder zijn dan wat men aan BAT meer gaat betalen, vanwege het feit dat er een andere wiskundige verdeling aan ten grondslag ligt. Maar hoe groot dan dat netto-effect zal zijn, dat valt dan niet duidelijk te maken. Er komen heel veel vragen van leden, die niet te beantwoorden zijn. Daarnaast blijft er ongemak over de hoogte en over de vraag in hoeverre de onderliggende principes van – in dit geval - kostenveroorzaking gedekt worden. Tijdens de eerdere procedurele stappen heeft VEMW

aangegeven dat zij zich afvraagt of het onderliggende principe van kostenveroorzaking in casu nog een goed mechanisme is. De VEMW-leden die direct aangesloten zijn, kunnen hun kosten in deze zin niet beïnvloeden. Uit een bijeenkomst van het Gebruikersplatform heeft hij begrepen dat ook GTS heeft aangegeven dat zij die kosten niet kan beïnvloeden. Dan is het de vraag of kostenveroorzaking wel een goed onderliggend principe is. Ook heeft VEMW aangegeven: ‘Motiveer dan wat een goede grondslag zou zijn’. In het Ontwerpbesluit ontbreekt een onderbouwing of er een goede grondslag is, of er een te verdedigen grondslag, of op basis waarvan dit een goed te verdedigen grondslag is. Het besluit is in die zin slecht onderbouwd. Het is niet veel meer dan: ik moet het Methodebesluit aanpassen, ik moet gaan corrigeren want er is iets fout bepaald, onderliggende principes motiveer ik niet, ik moet de grondslag in het Methodebesluit veranderen, punt. VEMW vraagt ACM een

toelichting daarop.

(3)

3

De voorzitter dankt VEMW voor haar toelichting. Zij nodigt VGN uit om als derde het woord te voeren.

De heer Halsema kondigt aan dat VGN een schriftelijke zienswijze zal indienen. Vooruitlopend daarop wenst hij drie punten te bespreken.

Op de eerste plaats is het VGN niet duidelijk waarom de toegestane inkomsten met ongeveer 50%

van 3,5 naar 5,3% omhoog moeten. Blijkbaar was het Jacobs-rapport, dat destijds uitkwam op 3,5%, niet goed. Waarom is het nu 5,3% en niet een ander getal? VGN zou dat graag onderbouwd zien.

Op de tweede plaats zijn de gasopslagen en invoeders in de huidige kostenbasis niet meegenomen.

Dat betekent dat wat er tot nu toe aan gasopslagen en invoeders gefactureerd is, een volledige rekening is voor andermans aansluiting. Dat lijkt VGN niet goed passen in de EU-Verordening, die onder meer bepaalt dat de tarieven gericht moeten zijn op het vermijden van kruissubsidie. In dit geval was er sprake van volledige kruissubsidie.

Op de derde plaats is er het verband met een op handen zijnde wijziging van de TarievenCode, namelijk het configuratie-afhankelijke BAT-tarief. VGN wil benadrukken dat dit tarief sowieso zo snel mogelijk doorgevoerd moet worden, ook met het oog op de compatibiliteit met de EU-Verordening 715/2009. Dat wordt ook bevestigd door het pleidooi van GTS. Want er is een speciale categorie aansluitingen met een wettelijke taak voor uitbreiding. Dat geeft al aan dat een BAT-tarief ook configuratie-afhankelijk moet zijn, want dat geldt specifiek voor een bepaalde categorie aansluitingen en niet voor alle aansluitingen.

De voorzitter dankt VNG voor haar toelichting. Zij nodigt partijen uit om op elkaars zienswijzen te reageren.

De heer Zelhorst wenst VEMW enkele vragen te stellen. VEMW stelde dat er behoefte is aan meer transparantie. Maar aan de andere kant valt te horen dat GTS toch redelijk ver is gegaan in de specificatie daarvan. De hele opbouw, dus welke ingrediënten de aansluiting bepalen, dat is wel bekend, zoals het afsluitschema, het GOS, enzovoort. Wat kan GTS nog meer doen? Zij heeft het maximale gedaan wat zij zou kunnen doen. Waarnaar is VEMW precies op zoek?

De heer Meuzelaar recapituleert dat er op dit moment twee wijzigingen plaatsvinden. Ten eerste natuurlijk een verandering in de totale kosten, maar er is ook een wijziging van de verdeling. Vanuit de redenering van de kostenveroorzaking wordt naar elke individuele aansluiting gekeken. Daaraan ten grondslag ligt een methode, die Jacobs ooit had voorgesteld. Maar een heleboel bedrijven achter de aansluitingen vinden dit buitengewoon intransparant. Zij weten niet op basis waarvan hun kosten nu gewijzigd worden en op basis waarvan het kostenveroorzakingsprincipe gebaseerd is. Het is nu bij wijze van spreken op basis van nieuwbouw. Maar spreker weet als geen ander dat al die GOS’en en aansluitingen deels afgeschreven zijn, de een meer dan de ander. Dan is het buitengewoon lastig om een idee te hebben van: waarom betaal ik wat ik nu moet gaan betalen? Als ze dat al zouden weten.

De hele kwestie doet spreker een beetje denken aan wat er op dit moment gaande is bij apothekers.

De klanten begrijpen niet waarom ze opeens die 6 euro moeten betalen. Het gebeurde in wezen vanuit een transparantie. Ook daar wil de minister laten zien: ‘Als wij een dienst verlenen, dan moet dit apart in dat tarief’. Maar de mensen begrijpen niet waarom ze moeten betalen. Het

Ontwerpbesluit en de effecten ervan zijn zo intransparant, dat niet wordt bereikt wat ermee werd beoogd.

De heer Van de Worp vult aan dat de voorbeelden die hij eerder gaf uit het ingediende

Codewijzigingsvoorstel komen, dus dat afsluiterschema, aansluitleiding, enzovoort. Dus in die zin is er transparantie. Maar hoe de kostentoerekening dan vervolgens daadwerkelijk plaatsvindt, dat

ontbreekt. Dus op een gegeven moment komt er die 6 euro uit het voorbeeld van de apothekers uit, maar hoe die dan opgebouwd is, daar krijgt men geen beeld van. Als je de onderliggende principes

(4)

4

bekijkt van hoe die toegestane inkomsten dan via het Methodebesluit en de TarievenCode

uiteindelijk neerslaan op de BAT-tarieven, dan zie je allerlei mechanismen door elkaar. Aan de ene kant kostenveroorzaking, maar aan de andere kant zit er ook een socialisatie in, bijvoorbeeld door een gemiddelde lengte. Terwijl dat er weer niet in zit door de diameter die men daadwerkelijk op de aansluiting heeft. Dat maakt het heel moeilijk te bevatten wat er nu precies gebeurt en waarvoor moet worden betaald.

De voorzitter wijst erop dat het ter zitting gaat over de wijziging van het Methodebesluit inzake de verdeelsleutel, dus niet over het Codewijzigingsvoorstel.

De heer Zelhorst vindt die opmerking terecht. Hij wijst erop dat in de vorige 3,5% dezelfde opbouw van de kosten zat. De ter zitting benoemde punten zaten daar ook in, maar die waren toen kennelijk minder belangrijk. Het wordt nu heel zichtbaar, omdat parallel de discussie loopt over de wijziging van het configuratie-afhankelijke tarief. Dat loopt er dwars doorheen.

VGN claimde dat ‘andermans rekeningen worden betaald’. Dat klopt niet helemaal daar waar het gaat over een uniform tarief. Dan geldt ook voor de invoeders dat er in het jaar 2015 gewoon te weinig is betaald. Die som is vrij simpel. Je had moeten betalen op basis van 5,3% bij een uniform tarief zoals dat er nu nog ligt en ook zal gelden over de jaren 2014 en 2015. Je had meer moeten betalen dan wat er nu betaald is. Er is dus geen sprake van het betalen van andermans rekening.

De heer Halsema gaat daar wel in mee, ervan uit gaande dat die totale verdeelsleutel inderdaad niet klopt en naar boven bijgesteld moet worden. Alleen, als de kosten van de opslagen en invoeders in de huidige set-up niet meegenomen zijn, dan betekent dat dus dat de opslagen en invoeders in 2014 en 2015 volledig de kosten … het enige wat hen in rekening is gebracht is het onderhoud en het beheer van andermans aansluiting. Immers, hun eigen kosten zaten nog nergens in en vandaar de correctie.

De heer Meuzelaar recapituleert dat VGN stelde dat er ook een wijziging van de TarievenCode zou moeten komen en daarbij had VGN het ook over een configuratie-afhankelijk tarief. Toen dacht spreker: is de wijziging van de TarievenCode ter zitting aan de orde? Daarnaast verwees VGN naar de Gas Regulation 715/2009 ten aanzien van configuratie-afhankelijk tarieven. Hij heeft die Regulation ooit goed gelezen. Maar daarin wordt niet gesproken over configuratie-afhankelijke tarieven.

De heer Halsema antwoordt dat zijn opmerking over de configuratie-afhankelijke tarieven een procesopmerking was. VGN vindt dat die snel doorgang moeten vinden, maar inhoudelijk staan ze ter zitting niet ter discussie. De verwijzing naar de Verordening ging over de eerder al besproken kwestie dat voor de BAT-facturen voor opslagen en invoeders in 2014 en 2015 volledig de kosten van andere aansluitingen in rekening zijn gebracht. Immers de kosten van de opslagen en invoeders zelf zaten er nog niet in. Vandaar de wijziging van het besluit. En dat is dus een volledige kruissubsidie, want je krijgt een factuur voor iets dat alleen andere partijen aan kosten hebben veroorzaakt.

De heer Meuzelaar merkt op: “Dus eigenlijk had je veel eerder moeten betalen”.

De heer Halsema reageert: “Die snap ik niet”.

De heer Meuzelaar legt uit wat hij bedoelt. Als de kosten van de aansluitingen daarvóór niet in de tarieven zaten, dan is er dus een periode geweest dat die kosten ten onrechte niet in rekening zijn gebracht.

De heer Halsema merkt op dat die kosten via de transporttarieven in rekening zijn gebracht.

De heer Van de Worp begrijpt dat GTS stelt dat de uitbreidingsinvesteringen ten aanzien van de bestaande kleine velden meegenomen zouden moeten worden. Hij vraagt wat maatgevend is bij een bestaande aansluiting. Is dat de bestaande aansluiting as such? Wanneer die aansluiting uitgebreid moet worden zodat uit dat kleine veld meer gas gehaald kan worden, is dat dan een

uitbreidingsinvestering, maar daarmee geen bestaande aansluiting meer volgens de systematiek van de wet? Of is het een aanpassing van een bestaande aansluiting? Bestaande aansluitingen worden

(5)

5

immers van de nieuwe aansluitingen na 1 april 2011 onderscheiden vanwege het feit dat ze toen al bestonden of niet.

Mevrouw Pastoor antwoordt dat het moment van het aanleggen van de aansluiting bepalend is voor de vraag of er sprake is van een bestaande aansluiting onder de ene wettelijke taak, of dat er sprake is van een aansluitpunt onder een andere wettelijke taak. Naar het oordeel van GTS is ook bij zo’n bestaande aansluiting een uitbreiding mogelijk. Meer specifiek is zo’n uitbreiding voor wat betreft een bestaande aansluiting van een klein veld helemaal mogelijk, omdat het daar niet zozeer alleen gaat over de bestaande aansluitingtaak, maar dat het altijd een combinatie is met een hele andere wettelijke taak, namelijk de kleine velden-taak uit art. 54a G-wet. Daarin staat specifiek

‘uitbreidingen’. Het feit dat er een uitbreiding plaatsvindt van een bestaande aansluiting, maakt niet dat die van kleur verschiet. Dat maakt niet dat het van een bestaande aansluiting ineens een

aansluitpunt wordt. Zij vraagt of de vraag daarmee beantwoord is.

De heer Van de Worp bevestigt dit. Hij trekt de redenering van GTS even door. Wanneer een industriële aansluiting wordt uitgebreid, dan is dat wel degelijk een nieuwe aansluiting, omdat daar niet dat punt van art. 54a G-wet op ziet.

Mevrouw Pastoor meent dat een bestaande aansluiting nooit van kleur kan verschieten.

De heer Van de Worp bevestigt dat hij begrijpt wat GTS bedoelt.

De heer Van de Worp wenst ACM nog een vraag te stellen. Hij heeft begrepen dat er nog een correctie moet gaan plaatsvinden over de tarieven, die zijn vastgesteld voor 2014 en 2015. Hij vraagt hoe die correctie gaat plaatsvinden. Gaat hij plaatsvinden over 2016 of over meerdere jaren?

De voorzitter wijst erop dat het niet de rol is van een hoorcommissie om vragen uitgebreid te beantwoorden. De kwestie van de correctie hoort thuis in het proces rond het vaststellen van de tarieven.

Zij schorst de hoorzitting voor intern beraad van de hoorcommissie.

---

De voorzitter heropent de zitting. Zij kondigt een reeks vragen van de hoorcommissie aan.

Zij brengt het gestelde in randnummer 5 van de pleitnota van GTS ter sprake. Daarin geeft GTS aan dat zij ervan uit is gegaan dat deze taak slechts industriële aansluitingen betrof. Zij vraagt om een nadere toelichting, mede gezien het feit dat GTS zelf naar ACM is gestapt om te melden dat in de berekeningen de opslagen en invoeders ontbreken, terwijl GTS in het tarievenvoorstel destijds heeft aangegeven dat opslagen en invoeders worden aangemerkt als een bestaande aansluiting.

De heer Zelhorst meent dat ACM een beetje de bal aan het terugkaatsen is. GTS heeft van ACM begrepen dat ACM meent dat ze eronder vallen. GTS is ervan uit gegaan dat ze er niet onder vielen;

oorspronkelijk heeft zij alleen de industriële aansluitingen meegenomen in de berekening van de taak bestaande aansluitingen. Later werd het GTS duidelijk dat ACM van mening was dat ook de 54a- invoeders en storages eronder vielen. Op dat moment heeft GTS dat ook gecommuniceerd via formele stukken, zoals het formele tariefvoorstel. GTS ging ervan uit dat alleen industriële

aansluitingen er onder vielen, en dat was ook in lijn met hoe het was. Want ook de connection fee gold alleen voor industriële aansluitingen. GTS heeft ook nog een tijd de discussie gevoerd of 54a eronder zou vallen of niet. GTS was van mening dat 54a ernaast stond en dat de taak 54a met zich bracht ‘dat we het landelijk transportnet naar de aansluiting brachten’. De vraag van de voorzitter is een beetje vragen naar de bekende weg, want het is in ieder geval tussen GTS en ACM heel helder hoe die discussie is verlopen.

De voorzitter meent dat het toch iets minder helder is. In het tarievenvoorstel van GTS uit 2013 staat duidelijk aangegeven dat opslagen en invoeders onderdeel van waren de bestaande aansluitingtaak.

ACM heeft toen nooit een signaal gekregen – ook niet naar aanleiding van het Jacobs-rapport – dat GTS daarvan een andere perceptie zou hebben. Zij herhaalt haar vraag hoe die beeldvorming dan gaandeweg voor GTS is veranderd. Hoe legt GTS uit dat zij destijds is uitgegaan van industriële aansluitingen?

(6)

6

De heer Zelhorst meent dat hij de volgorde net omkeerde. Eerst was er de verdeelsleutel. Daaruit blijkt dat GTS is uitgegaan van alleen de industriële aansluitingen, omdat alleen die onderdeel hebben uitgemaakt van de verdeelsleutel. Vervolgens moest er op basis van die verdeelsleutel ook een tariefvoorstel komen. Toen is de discussie gestart dat dat ook invoeders en storages betrof.

Vandaar dat die ook een plek hebben gekregen in het tariefvoorstel 2014.

De heer Halsema stelt een vraag. Als de bestaande aansluitingtaak slechts industriële aansluitingen betrof, zijn invoeders en opslagen dan per definitie een aansluitpunt?

Mevrouw Pastoor weerspreekt dit. Het verschil tussen een bestaande aansluiting en een

aansluitpunt is een verdeling in de tijd. Je hebt pas een aansluitpunt als iets is aangelegd na 1 april 2011. Als dat niet het geval is en de bestaande situatie niet onder de bestaande aansluitingtaak was gevallen, dan was het alternatief geweest dat het onder de transporttaak zou vallen.

De voorzitter recapituleert dat GTS in haar pleitnota ook stelt dat het ‘net als EZ’ haar uitgangspunt is. Zij vraagt om een toelichting.

De heer Zelhorst antwoordt dat hij destijds iets meer bij de discussie was betrokken, net als de heer Van de Worp. De discussie is gestart omdat ACM van mening was dat aansluitingen niet meer tot het gereguleerde domein zouden behoren. Marktpartijen en GTS hebben toen geconstateerd dat dat een onwenselijke uitkomst zou zijn. Toen zijn we ‘met z’n allen naar EZ getrokken’ om te bezien of we er middels een wetswijziging toch zorg voor zouden kunnen dragen dat de taak bestaande aansluiting binnen het gereguleerde domein bleef en specifiek ook een taak van GTS zou worden. Die hele discussie – en mogelijk kan VEMW dat bevestigen - heeft zich alleen maar afgespeeld rondom de industriële aansluiting. VEMW was de partij die daar aan tafel zat, NOGEPA niet, en VGN ook niet.

Het was dus heel helder dat het in de discussie met EZ ging over de industriële aansluiting. De discussie was: hoe veilig wordt het als je het ene deel van de aansluiting gereguleerd maakt en het vervolgstuk niet. Twee kapiteins op één schip; wat doet dat voor de veiligheid; hoe houd je dat beheersbaar? Dat zijn allemaal redenen geweest om te zeggen ‘We maken er een nieuwe taak van’.

Gelukkig kwam er toen in de G-wet een lid vrij, namelijk de flexdiensten, en daar konden we mooi de taak bestaande aansluiting in stoppen. ACM is daar ook bij betrokken geweest en ‘als markt’ hebben we het netjes op weten te lossen. Uiteindelijk is wetswijziging in november of december door de Eerste Kamer gegaan. Het gesprek is altijd gegaan over de industriële aansluitingen en nooit over opslagen en invoeders.

De heer Halsema maakt een opmerking. Als het altijd over industriële aansluitingen is gegaan, dan is het wel opmerkelijk dat opslagen en invoeders in 2014 en 2015 facturen hebben ontvangen voor de bestaande aansluitingtaak. Eigenlijk is al betaald via het transporttarief.

Mevrouw Pastoor geeft een aanvulling op het antwoord van de heer Zelhorst. Op het laatste

moment is het via een Nota van Wijziging in het wetsvoorstel en in de wet gekomen. In die Nota van Wijziging wordt ook duidelijk gesproken over ‘de verbruiker’ en ‘de gasinstallatie’, die alleen maar bij een verbruiker zit. Dat ondersteunt ook de gedachten die we daarover met z’n allen hebben gehad destijds.

Ze reageert op de opmerking van de heer Halsema. Op het moment dat de bedragen ook bij de opslagen en invoeders in rekening werden gebracht, toen was er al een Methodebesluit en dat was er niet op het moment van die wetswijziging. Op basis van dat Methodebesluit heeft dat

plaatsgevonden.

De voorzitter vraagt hoe zich dat relateert aan de vraag of de opslagen en invoeders daar wel of niet toe zouden behoren. In het Methodebesluit staat daar niks expliciet over in.

Mevrouw Pastoor bevestigt dit. Het enige wat het Methodebesluit daarover zegt is heel kort een verwijzing naar het Jacobs-rapport. GTS heeft dat rapport – dat blijkt nu wel – destijds op een andere manier gelezen dan dat je het nu zou kunnen lezen met een andere bril op.

De voorzitter begrijpt dat GTS het Jacobs-rapport heeft gelezen als dat het alleen zou gaan over industriële aansluitingen.

(7)

7

Mevrouw Pastoor bevestigt dit. Want anders was GTS ook niet tot de verdeelsleutel van 3,5%

gekomen.

De voorzitter vraagt de heer Halsema of zijn vraag nu beantwoord is.

De heer Halsema weerspreekt dit.

De heer Zelhorst merkt op dat hij de opmerking van de heer Halsema niet heeft ervaren als een vraag.

De heer Halsema maakt een vraag van zijn eerdere opmerking(en). Als de bestaande aansluitingtaak alleen de industriële aansluiting betrof, waarom hebben opslagen en invoeders dan in 2014 en 2015 een factuur ontvangen voor de bestaande aansluitingtaak?

De heer Zelhorst antwoordt: omdat inmiddels helder was dat ACM van mening was dat ook opslagen en invoeders ook onder de bestaande aansluitingtaak vielen. Wat er toen is gebeurd – en daarom is de huidige hoorzitting georganiseerd – is dat de verdeelsleutel, die alleen was gebaseerd op de industriële aansluitingen, is toegepast over de rekenvolumina van de industriële aansluitingen, de opslagen en de invoeders.

De heer Halsema reageert: of de kosten van de groep industriële aansluitingen worden meegenomen en die worden dan ook alleen gefactureerd, of je neemt alles mee en dan wordt de hele groep gefactureerd. Het is raar om als invoerder of gasopslag via het transporttarief te betalen en ook nog een aparte factuur te krijgen, waarvan achteraf blijkt dat die is voor een groep waartoe je niet behoort.

De heer Zelhorst meent dat dit precies de reden is waarom onderhavige hoorzitting is georganiseerd.

De heer Halsema meent dat dit dus betekent dat hiervoor over 2014 en 2015 een correctie op moet plaatsvinden.

De heer Zelhorst merkt op dat die correctie er wel toe leidt dat ook opslagen en invoeders meer gaan betalen dan ze gedaan hebben. Dat even voor de duidelijkheid.

De heer Halsema meent dat dit nog valt te bezien. Er zijn twee effecten. Het ene is dat de invoeders en gasopslagen in 2014 en 2015 dubbel hebben betaald, namelijk via het transporttarief én via een BAT-factuur. Het andere effect is de totaal toegestane inkomsten … dat is dus die 5,3 … dat heeft een ander effect voor iedereen, dus ook voor gasopslagen en invoeders.

De heer Van de Worp recapituleert dat GTS VEMW vroeg of zij de versie van GTS over de kwestie aansluiting/aansluitpunt kon bevestigen. Ja, die lezing klopt. Wel hoort daarbij een aanvulling. Van de gebruikerszijde was niet alleen VEMW betrokken, maar ook Energie Nederland. Dat is een zeer breed georiënteerde vereniging, die niet alleen elektriciteitsproducenten (en in die zin gasafnemers), maar ook leveranciers en handelaren. Die zijn er ook bij betrokken geweest. Maar de primaire insteek was inderdaad de industriële aansluitingen en de elektriciteitsproducenten.

Mevrouw Kahl recapituleert dat VEMW refereert aan eigen berekeningen, die zij heeft gemaakt over de verdeelsleutel en over de herkomst van de percentages. Zij vraagt hoe die berekeningen tot stand zijn gekomen.

De heer Van de Worp antwoordt dat hij een tabel heeft gebruikt die in een Codewijzigingsvoorstel tijdens het Gebruikersplatform is gepresenteerd door GTS. Daar staan gemiddelden in per categorie, dus direct aangeslotenen, gasopslag en art. 54a. Die heeft hij met de aantallen vermenigvuldigd, dus 420 voor de direct aangeslotenen, 14 opslagen en 30 art. 54a invoeders. Als je dat uitrekent, dan ontstaan ietwat afwijkende percentages, die gezamenlijk die 5,3% vormen. Dat verschil kan ontstaan omdat het bijvoorbeeld geen 420 direct aangeslotenen zijn, maar 410. Maar hij heeft gerekend op basis van de beste informatie die hij heeft.

De heer Halsema meent te horen dat in die berekening voor het gemak even wordt aangenomen dat de capaciteit van iedere aansluiting even groot is.

De heer Van de Worp antwoordt dat het gaat om gemiddelden voor de betreffende categorie. Het is niet voor individuele aansluitingen berekend en dan allemaal bij elkaar opgeteld. Het is een

(8)

8

gemiddelde wat – bijvoorbeeld – voor die 14 gasopslagen geldt en dat heeft hij voor de gehele groep als uitgangspunt genomen. Dan ontstaat een totaalbedrag dat men verschuldigd zou zijn aan BAT.

De heer Halsema vraagt of dat een gewogen gemiddelde voor de capaciteiten is.

De heer Van de Worp antwoordt dat die vraag aan GTS moet worden gesteld. VEMW heeft gebruik gemaakt van een GTS-tabel.

De heer Zelhorst antwoordt dat hij de tabel niet zelf heeft gemaakt. Hij vermoedt dat het gewoon is:

de totale kosten binnen de categorie storages gedeeld door het aantal storages. Dus niks gewogen capaciteit; gewoon totale kosten gedeeld door het aantal.

De heer Meuzelaar toont de gebruikte tabel. Hij stamt uit een document van Sandrie Egberts, GTS, Den Haag 30 april 2015.

De voorzitter nodigt partijen uit om een afsluitende reactie te geven.

Mevrouw Pastoor wenst een opmerking te maken, die aansluit bij wat GTS eerder heeft gezegd over de uitbreidingen binnen de bestaande aansluitingtaak. In de pleitnota van GTS lag de focus met name op de uitbreidingen die betrekking hadden op de kleine velden-aansluitingen. Voor de volledigheid meldt zij dat GTS meent dat überhaupt uitbreidingen op de bestaande aansluitingen mogelijk zijn.

Dat kan ook bijna niet anders, want ook een bestaande aansluiting moet wel eens worden aangepast of uitgebreid, want er kan een aangeslotene zijn die zijn processen anders inricht, of iets dergelijks.

Dat er uitbreidingen mogelijk zijn binnen die taak, is niet anders mogelijk.

De heer Van de Worp geeft aan geen behoefte te hebben aan een laatste reactie.

De heer Tielens wenst een praktische vraag te stellen. Er is aangegeven dat het configuratie- afhankelijke tarief ter zitting niet aan de orde is, maar dat het wel aanstaande is. Hij vraagt wat daarvoor de timing is.

De voorzitter antwoordt dat er een door Netbeheer Nederland voorbereid codewijzigingsvoorstel is over de berekening van het configuratie-afhankelijke tarief. Dat voorstel is aan ACM voorgelegd en daarmee gaat ACM aan de slag. Dat is een apart traject, dat los staat van het huidige. Het traject bevat een procedureel moment waar marktpartijen kunnen reageren.

Mevrouw De Ruiter recapituleert dat partijen tot 3 augustus de mogelijkheid hebben om een zienswijze in te dienen. Zij vraagt wanneer ACM verwacht een besluit te gaan nemen.

De voorzitter antwoordt dat ACM in onderhavig dossier streeft naar een besluit eind augustus. ACM wil bereiken dat het meegenomen kan worden bij de tarievenbesluiten 2016.

Mevrouw De Ruiter begrijpt dat ACM eind augustus het besluit neemt dat ziet op het herstel van het Methodebesluit. Er zal ook een gewijzigd x-factorbesluit komen. Ziet de besluitvorming van eind augustus op beide besluiten?

De voorzitter antwoordt dat de processen rond de x-factor en het herstel Methodebesluit binnen ACM zo veel mogelijk parallel lopen.

Zij dankt de aanwezigen voor hun komst en inbreng en sluit de hoorzitting.

---

Bijlage 1: Pleitnota GTS, mevrouw Pastoor

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er wordt ook soms geprobeerd om mensen toe te leiden naar een huisarts en als mensen dan niet verzekerd zijn, zijn er ook allerlei acties om mensen wel verzekerd te krijgen of er

Dus wat we nu natuurlijk doen is, en daar vraagt u ook naar, om juist op het moment dat we nu weten wat de gevolgen kunnen zijn, om als gemeente steeds meer als spin in het web

De heer Dijk: Ik ben benieuwd en daar hoeft u nu niet meteen op te antwoorden, maar ik ben benieuwd wat deze wethouder van het idee vindt om Ieders meer te laten produceren dan

Mijn fractie vroeg zich af - gezien in een heel vroeg stadium al naar voren kwam dat de meeste Vensterscholen niet in eigendom zijn van de gemeente - of er dan niet beter een andere

Want als dat niet zo is, om allerlei privacy redenen en dat soort dingen, dan zou ik toch echt om dit soort problemen te voorkomen voor de toekomst daar echt wel naar toe willen

Iedereen gaat misschien wel eens een keer naar zo een park ergens in Drenthe bijvoorbeeld en daar hebben die huizen ook nummers, maar dat zijn geen adressen in formele zin.. Dat

Mevrouw Diks: Precies, niet alleen komt, wat het college betreft, die informatie naar u toe, maar gaan we natuurlijk daarna ook met elkaar, met de raad, met de gemeenschap het

Er is één set vragen ingediend door de fractie van de Partij voor de Dieren, D66 en GroenLinks en in eerste instantie wil ik daar de heer Pechler het woord over geven?. In