• No results found

Advies betreffende de natuurtoets voor een windturbinepark te Dessel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Advies betreffende de natuurtoets voor een windturbinepark te Dessel"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

INBO.A.2013.37 - 1/4

Advies betreffende de natuurtoets voor een windturbinepark te Dessel

Advies betreffende de natuurtoets voor een windturbinepark te Dessel

Advies betreffende de natuurtoets voor een windturbinepark te Dessel

Advies betreffende de natuurtoets voor een windturbinepark te Dessel

Nummer: INBO.A.20INBO.A.201INBO.A.20INBO.A.20111333....373373737 Datum advisering: 2121 mei2121meimeimei 201201201201333 3 Auteur: Joris EveraertJoris Everaert Joris EveraertJoris Everaert

Contact: Lon Lon LommaertLon Lon LommaertLommaert ((((Lommaert lon.lommaert@inbo.belon.lommaert@inbo.belon.lommaert@inbo.belon.lommaert@inbo.be)))) Kenmerk aanvraag: ANBANB----INBOANBANBINBOINBOINBO----BELBEL----2013BELBEL201320132013----31313131

Geadresseerden: Agentschap voor Natuur en BosAgentschap voor Natuur en Bos Agentschap voor Natuur en BosAgentschap voor Natuur en Bos Provinciale Dienst

Provinciale Dienst Provinciale Dienst

Provinciale Dienst AntwerpenAntwerpenAntwerpenAntwerpen

T.a.v. T.a.v. T.a.v.

T.a.v. Els WoutersEls WoutersEls Wouters Els Wouters

Lange kievitstraat 111/113 bus 63 Lange kievitstraat 111/113 bus 63Lange kievitstraat 111/113 bus 63 Lange kievitstraat 111/113 bus 63 2018 Antwerpen 2018 Antwerpen2018 Antwerpen 2018 Antwerpen els.wouters@lne.vlaanderen.be els.wouters@lne.vlaanderen.beels.wouters@lne.vlaanderen.be els.wouters@lne.vlaanderen.be Cc: Agentschap voor Natuur en BosAgentschap voor Natuur en Bos Agentschap voor Natuur en BosAgentschap voor Natuur en Bos

Carl De Schepper ( Carl De Schepper (Carl De Schepper (

(2)

INBO.A.2013.37 - 2/4 AANLEIDING

AANLEIDINGAANLEIDING AANLEIDING

Voor een gepland windpark (3 windturbines) te Dessel en Mol is een natuurtoets (Grontmij Belgium, 2013) opgemaakt die de mogelijke impact van de turbines op belangrijke natuurwaarden onderzoekt. VRAAGSTELLING

VRAAGSTELLINGVRAAGSTELLING VRAAGSTELLING

Bevat de natuurtoets voldoende informatie om de effecten van het turbinepark te kunnen beoordelen en worden daaruit betrouwbare conclusies getrokken.

TOELICHTING TOELICHTINGTOELICHTING TOELICHTING

In onderstaande toelichting wordt de indeling en nummering van de natuurtoets overgenomen.

1.

1.

1.

1. Wetgeving

Wetgeving

Wetgeving

Wetgeving

2.

2.

2.

2. Beschrijving van het project

Beschrijving van het project

Beschrijving van het project

Beschrijving van het project

In figuur 5 van de natuurtoets is de gewestplanbestemming van het studiegebied weergegeven. Het projectgebied (strook industriegebied) is omgeven door natuurgebied en ontginningsgebied met nabestemming natuur. Voor dit laatste is inmiddels de ontginning gerealiseerd en dient nu de nabestemming gerealiseerd en gerespecteerd te worden. De natuurwaarden in het studiegebied worden verder in deel 3 van de natuurtoets besproken, maar in deel 2 ontbreekt informatie over de nabestemming natuur (geplande ontwikkeling). Ook over het aangrenzende visiegebied van het erkend natuurreservaat Buitengoor (Figuur 12 in natuurtoets) waarin reeds verschillende percelen liggen die in beheer zijn door Natuurpunt en ANB, kan informatie worden toegevoegd.

3

3

3

3.

.

.

. Effectvoorspelling en conclusies

Effectvoorspelling en conclusies

Effectvoorspelling en conclusies

Effectvoorspelling en conclusies

3.1 Elementen met mogelijke impact 3.1 Elementen met mogelijke impact3.1 Elementen met mogelijke impact 3.1 Elementen met mogelijke impact 3.2 Methodiek

3.2 Methodiek3.2 Methodiek 3.2 Methodiek

In de natuurtoets is wel vermeld dat er een beroep wordt gedaan op (plaatselijke) ornithologen met gebieds- en soortenkennis, maar in de bespreking is die informatie niet duidelijk aangegeven (welke informatie werd opgevraagd). Het is van belang om op potentiële risicolocaties minstens alle beschikbare gegevens van losse waarnemingen, tellingen en inventarisaties, te verzamelen en te bespreken.

Het gebruik van de risicoatlas wordt vermeld maar de resultaten van deze raadpleging niet. Een argumentatie waarom de resultaten niet worden meegenomen ontbreekt.

3 33

3.3 Impactinschatting t.o.v. Chiroptera (vleermuizen).3 Impactinschatting t.o.v. Chiroptera (vleermuizen).3 Impactinschatting t.o.v. Chiroptera (vleermuizen).3 Impactinschatting t.o.v. Chiroptera (vleermuizen)

In de natuurtoets worden enkele mogelijk aanwezige soorten vermeld op basis van losse waarnemingen (waarnemingen.be) en enkele bat-detector metingen op ongeveer 6 kilometer verder oostelijk langs het kanaal. Er wordt gesteld dat omwille van de industriële activiteiten ter hoogte van de windturbines, geen belangrijke aantallen vleermuizen kunnen verwacht worden ter hoogte van de windturbines. Voor deze argumentatie worden een aantal aannames gemaakt, zoals de bedrijvigheid in de industriezone en de verlichting, maar deze argumentatie is niet concreet uitgewerkt.

De windturbines staan op minder dan 200 meter van landschappelijk waardevolle structuren (water, bos, bomenrijen of struiken) waardoor de windturbines in een risicozone voor vleermuizen staan (zie Everaert et al., 2011). Vooral de meest zuidelijk geplande windturbine (nr. 1) staat in de buitenrand van de industriezone, grenst aan opgaande landschappelijke structuren en grenst ook aan het visiegebied van het erkend natuurreservaat Buitengoor.

Om de potentiële effecten op vleermuizen goed in te schatten, is het aangeraden om gerichte tellingen (met bat-detector) uit te voeren in het studiegebied (methode, zie Everaert et al., 2011). Ook een bespreking (incl. op kaart) van de zones waar grote bedrijvigheid zou plaatsvinden en veel achtergrondverlichting aanwezig is, moet worden opgemaakt om uitspraken te kunnen doen inzake de aanwezigheid van vleermuizen en de mogelijke effecten.

(3)

INBO.A.2013.37 - 3/4 3.4 Afstand ten opzichte van beschermde Habitat

3.4 Afstand ten opzichte van beschermde Habitat3.4 Afstand ten opzichte van beschermde Habitat

3.4 Afstand ten opzichte van beschermde Habitat---- en Vogelrichtlijngebieden, VENen Vogelrichtlijngebieden, VENen Vogelrichtlijngebieden, VEN----gebieden en en Vogelrichtlijngebieden, VENgebieden en gebieden en gebieden en natuurreservaten

natuurreservatennatuurreservaten natuurreservaten

Zoals reeds vermeld bij de opmerkingen op deel 1, is het aangewezen om een uitgebreidere bespreking te maken van het aangrenzende visiegebied van het erkend natuurreservaat Buitengoor en het betrokken coulissenlandschap..

Een bespreking van de eventuele ecologische connecties (natuurverbindingen) tussen de meer zuidelijk en noordelijk gesitueerde Habitatrichtlijngebieden en VEN gebieden, dient nog opgenomen te worden in de natuurtoets.

3.5 Afstand ten opzichte van belangrijke (broed)vogelgebieden en trekroutes 3.5 Afstand ten opzichte van belangrijke (broed)vogelgebieden en trekroutes3.5 Afstand ten opzichte van belangrijke (broed)vogelgebieden en trekroutes 3.5 Afstand ten opzichte van belangrijke (broed)vogelgebieden en trekroutes 3.5

3.53.5

3.5.1 .1 .1 .1 Risicoatlas vogelsRisicoatlas vogelsRisicoatlas vogels----windturbiRisicoatlas vogelswindturbiwindturbiwindturbinesnesnes nes 3.5.2

3.5.23.5.2

3.5.2 PleisterPleisterPleister---- en broedgebiedenPleister en broedgebiedenen broedgebiedenen broedgebieden

In de natuurtoets concludeert men dat de verstoring in pleister- en broedgebieden beperkt zal zijn (op veilige afstand), maar dat er mogelijk negatieve effecten kunnen verwacht worden t.g.v. lokale vliegbewegingen tussen de omliggende gebieden. Er is volgens de natuurtoets echter veel vrije vliegruimte in de omgeving (= voldoende uitwijkmogelijkheden) en de meeste vliegbewegingen zouden onder rotorhoogte gesitueerd zijn.

Een uitgebreide bespreking van de zones waarin de meeste vogels aanwezig zijn, en de mogelijke verstoringsafstanden daarvoor, ontbreekt in de natuurtoets. Ook de aanname dat de meeste vliegbewegingen zich onder rotorhoogte zouden situeren, kan niet zonder nader onderzoek gemaakt worden aangezien dergelijke eigenschappen vaak zeer locatieafhankelijk zijn.

Een bespreking van de lokale broed- en pleisterpopulatie van Miramar, oude zandput en het zuidelijke coulissenlandschap ontbreekt.

3.5.3 3.5.33.5.3

3.5.3 SlaapplaatsenSlaapplaatsenSlaapplaatsen Slaapplaatsen

In de natuurtoets concludeert men dat de windturbines slechts een matig negatieve invloed zullen uitoefenen op de slaapplaatsen van toendrarietganzen en meeuwen.

Een ruimtelijke weergave van de slaapplaatsen ontbreekt in de natuurtoets. De gegevens die moeten aantonen dat de aanvlieg- en wegvliegroutes (slaap- en ochtendtrek) niet of in mindere mate over het projectgebied gaan, zijn onvoldoende weergegeven in de natuurtoets.

Er wordt verwezen naar eigen waarnemingen (Grontmij) van meeuwen maar deze waarnemingen situeren zich in Lommel en niet in het projectgebied. De conclusie dat de meeuwen de turbines niet kruisen wordt onvoldoende gemotiveerd.

Ter hoogte van de slaapplaatsen zijn ook rondvliegende bewegingen te verwachten (tijdens het aanvliegen of wegvliegen, of bij tijdelijke verstoring op de slaapplaatsen). Dit is niet besproken in de natuurtoets (ook niet in deel 3.5.4).

3.5.4 3.5.43.5.4

3.5.4 Vliegbewegingen (slaapVliegbewegingen (slaapVliegbewegingen (slaap----, voedselVliegbewegingen (slaap, voedsel, voedsel---- en seizoentrek), voedsel en seizoentrek)en seizoentrek) en seizoentrek)

In de natuurtoets concludeert men dat er m.b.t. slaap- en seizoenstrek geen negatieve effecten worden verwacht. In deel 3.5.3 werd echter gesteld dat er een matig negatieve impact kan optreden op de slaapplaats.

Zoals in de opmerkingen bij 3.5.2 en 3.5.3 aangegeven, zijn een aantal aannames (vliegroute, aantallen, vlieghoogte) onvoldoende ondersteund door verspreidingsgegevens en beschikbare tellingen. Ook de rondvliegende bewegingen (zie opmerking in 3.5.3) ter hoogte van de slaapplaatsen, zijn onvoldoende besproken.

3.5.5 3.5.53.5.5

3.5.5 Besluit vogelgebieden en Besluit vogelgebieden en Besluit vogelgebieden en ----trekroutesBesluit vogelgebieden en trekroutestrekroutes trekroutes

Gezien bovenstaande opmerkingen, worden de conclusies onvoldoende gemotiveerd 3.5.6

3.5.63.5.6

3.5.6 Biologische waarderingskaartBiologische waarderingskaartBiologische waarderingskaart Biologische waarderingskaart

4

4

4

(4)

INBO.A.2013.37 - 4/4 Hoewel men in de natuurtoets concludeert dat de effecten beperkt zullen zijn, worden toch een aantal mogelijke milderende maatregelen vermeld. Er is echter geen concreet voorstel. Vooraleer eventuele milderende maatregelen te bespreken, dient de impact analyse op een voldoende wijze de verwachte gevolgen aan te brengen.

In de natuurtoets stelt men dat een ruimtelijke verplaatsing van de turbines niet mogelijk is. Een bespreking hiervan (alternatievenonderzoek) ontbreekt echter.

CONCLUSIE CONCLUSIECONCLUSIE CONCLUSIE

De natuurtoets bevat onvoldoende informatie om de effecten van het turbinepark goed te kunnen beoordelen. Een aantal aannames zijn onvoldoende gesteund op gegevens, waardoor mogelijk onbetrouwbare conclusies worden getrokken.

Het is van belang om op deze risicolocatie naast alle beschikbare gegevens nog bijkomende gerichte tellingen uit te voeren van zowel vogels als vleermuizen. De natuurtoets geeft momenteel onvoldoende informatie om te oordelen dat in een gebied met hoog risico, de verwachte impact van het turbinepark toch beperkt is.

REFERENTIES REFERENTIESREFERENTIES REFERENTIES

Everaert J., Peymen J. & van Straaten D. (2011). Risico's voor vogels en vleermuizen bij geplande windturbines in Vlaanderen. Dynamisch beslissingsondersteunend instrument. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2011.32. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ten aanzien van vleermuizen worden door de ingreep derhalve geen verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet overtreden, waardoor het aanvragen van een ontheffing op grond van

Om eventuele aanzienlijke effecten op vleermuizen te vermijden, stelt men in de natuurtoets voor om – indien het ruimtelijk verplaatsen van de turbines niet mogelijk is -

In het kader van een milieuvergunningsaanvraag voor een nieuwe grondwaterwinning, dient het ANB advies te geven over de mogelijk negatieve impact op de natuurwaarden

Op basis van onze evaluatie van de natuurtoets, kunnen we stellen dat de geplande windturbine een kleine tot matig negatieve impact kan veroorzaken op lokale

Voor wat betreft de soorten die in het Kloosterbos voorkomen kan bovendien meer specifiek het volgende worden gesteld: Konijn, Haas en Ree zullen geen negatieve invloed ondervinden

Negatieve effecten op zwaar beschermde zoogdieren, bever en waterspitsmuis, wordt voorkomen doordat er geen verblijfplaatsen aanwezig zijn en aaneengesloten open water

Berekend aantal voedselvluchten op rotorhoogte (RH) van sternen in de periode april tot en met augustus (1 broedseizoen) in de toekomstige situatie langs de

Op basis van de analyse en de hierboven vermelde aanname (gelijkaardige vlieghoogte), kunnen we dus concluderen dat de 12 geplande 800/850 kW windturbines te Zeebrugge, ter