• No results found

Nieuwsbrief juli 2014

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Nieuwsbrief juli 2014"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nieuwsbrief juli 2014

Nieuwsbrief Impuls SRDG april 2014

Enthousiast presenteren wij je hierbij weer de digitale nieuwsbrief: IMPULS van de Stichting Register Docent Gevaarsbeheersing.

Zzp‘ers krijgen pensioenfonds

Ruim een miljoen zelfstandigen zonder personeel kan belastingvrij sparen voor oude dag

Honderdduizenden zzp'ers kunnen vanaf volgend jaar kiezen voor een nieuw, collectief pensioenfonds. Met de pensioenregeling van dit ZZP Pensioenfonds kunnen zij belastingvrij sparen voor hun oude dag, net als werknemers.

Het fonds is een initiatief van vier organisaties voor zzp'ers: Stichting ZZP Nederland, FNV Zelfstandigen, PZO-ZZP en Zelfstandigen Bouw. Ze werken samen met APG, de grootste pensioenuitvoerder van Nederland. APG beheert 30 procent van alle collectieve pensioenen en werkt onder meer voor pensioenfondsen van de overheid, het onderwijs en de bouw Hun pensioenfonds biedt zzp'ers belangrijke voordelen. 'Door collectief te beleggen spreidt het fonds de risico's en hoopt het een hoger rendement te behalen', zegt Maarten Post, pensioendeskundige van CNV Vakmensen en ZZP Nederland. De pensioenrechten blijven bestaan als de deelnemer in financiële problemen is gekomen. Bovendien hoeven de deelnemers geen belasting te betalen over hun inleg.

Individuele pensioenrekening

Het pensioenfonds voor zzp'ers verschilt op onderdelen van een gewoon fonds. De zzp'er heeft een individuele pensioenrekening en maakt dus alleen aanspraak op zijn eigen inleg en rendement. Overlijdt de zzp'er in de uitkeringsperiode, dan gaat het geld naar zijn

erfgenamen en blijft het niet 'in de pot'. En zelfstandigen die langere tijd ziek zijn kunnen hun pensioenrekening gebruiken voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Vooral het persoonlijke karakter is voor de zzp'ers van belang. De zelfstandige kan zijn inleg laten afhangen van zijn omzet en perioden overslaan, bijvoorbeeld als hij weer in loondienst gaat. Ook bepaalt hij zelf wanneer hij - tussen zijn 60ste en 70ste - met pensioen gaat en hoelang de uitkering dan duurt: 10, 15 of 20 jaar

De regeling is eenvoudig, en zzp'ers houden alle vrijheid', zegt Louise Beduwé van PZO-ZPP (twintigduizend leden). Dit is heel belangrijk voor zzp'ers, zegt ook Charles Verhoef van Zelfstandigen Bouw (tienduizend leden). 'De huidige mogelijkheden zijn veel te duur en ingewikkeld.'

Wie in loondienst is, bouwt doorgaans een pensioen op van 70 procent van zijn gemiddelde salaris. Van de zzp'ers legt nog geen kwart er geld voor opzij, en zij komen nog niet op de helft van wat ze gemiddeld verdienen.

Spaargeld en lijfrentes kwijt

De crisis legde nog een probleem bloot: wie failliet gaat of in de bijstand komt is zijn spaargeld en opgebouwde lijfrentes kwijt. Er is een wetswijziging nodig om dat te

(2)

toenmalig staatssecretaris Frans Weekers van Financiën hebben eerder dit jaar gezegd daaraan te willen meewerken.

De belangstelling wordt geschat op 10- tot 25 duizend zzp'ers, klinkt het voorzichtig. Bram Boerdijk (55), zzp'er met een klussenbedrijf, gaat zeker meedoen. 'Ik heb een pensioen van mijn oude werkgever, maar kom daaraan tekort. Nu zit ik thuis na een operatie en had ik een tijdelijke uitkering goed kunnen gebruiken.' Peter Zevenbergen (52), zzp'er-winkeladviseur uit Oudenbosch, doet niet mee. 'De hoezeeverhalen van pensioenfondsen bleken de afgelopen jaren veel te optimistisch. Ik regel mijn zaken liever zelf.'

(bron Volkskrant, Nanda Troost, 19-06-2014)

Agressie en geweld tegen overheidsmedewerkers en politieke ambtsdragers afgenomen

Nieuwsbericht | 24-06-2014

Het aantal mensen werkzaam in het openbaar bestuur dat slachtoffer werd van agressie en geweld is de afgelopen twee jaar gedaald. Was in 2012 nog 40 procent van de overheidsmedewerkers slachtoffer, in 2014 is dat 25 procent.

Het percentage politieke ambtsdragers dat werd geconfronteerd met agressie en geweld is in die periode gedaald van 38 naar 23 procent.

Dat blijkt uit de monitor Agressie en Geweld Openbaar Bestuur 2014, die minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

De daling is voornamelijk te danken aan maatregelen van werkgevers in het openbaar bestuur en van het programma Veilige Publieke Taak (VPT) van het ministerie van BZK. Het beleid om agressie en geweld tegen te gaan is de afgelopen jaren beter toegepast. Zo wordt beter geregistreerd, waardoor meer zicht is op incidenten, en wordt vaker een reactie gegeven richting de dader. Ook is er aandacht voor training en opleiding, en voor deling van kennis en praktijkervaringen.

Minister Plasterk is verheugd over de daling en ziet deze zich graag voortzetten, maar vindt het aantal slachtoffers nog steeds te hoog. Agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak mag nooit worden getolereerd. De maatregelen die provincies, gemeenten, waterschappen en departementen nemen om agressie en geweld tegen te gaan, vragen om voortdurende en blijvende aandacht. De minister wijst expliciet op de nadelige effecten voor het goed functioneren van het openbaar bestuur en benadrukt het belang van adequaat nazorgbeleid.

De monitor geeft de uitkomsten weer van onderzoek naar agressie en geweld tegen politieke ambtsdragers en overheidsmedewerkers van gemeenten, provincies, Rijk en waterschappen. Het wordt eens in de twee jaar uitgevoerd in opdracht van het ministerie van BZK en is nu voor de derde keer verschenen.

(3)

Over het programma VPT

Het programma Veilige Publieke Taak is in 2006 in het leven geroepen om agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak terug te dringen. Het richt zich op zes sectoren: veiligheid, onderwijs, sociale zekerheid, openbaar vervoer, zorg en het openbaar bestuur. Het ministerie van BZK heeft een coördinerende, stimulerende en ondersteunende rol. De strafrechtelijke aanpak van de daders is de verantwoordelijkheid van het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ).

(bron: Rijksoverheid )

(4)

Noodzaak mentale gezondheid steeds duidelijker

De gezondheid van werknemers is het onderwerp van allerlei wetgeving.

Werkgevers, leidinggevenden en arboprofessionals zijn verplicht de gezondheid van werknemers nauwlettend in de gaten te houden. Deze hoeders van de gezondheid kijken nog steeds vooral naar de lichamelijke gezondheid van werknemers en naar de fysieke belasting van bepaalde werkzaamheden.

Werkomstandigheden kunnen echter ook de mentale gezondheid van werknemers beïnvloeden. Deze mentale belasting is minder zichtbaar en daarom moeilijker waar te nemen. Toch kunnen de gevolgen van mentale belasting minstens net zo groot zijn als van fysieke belasting.

Sinds 2007 is in de Arbowet het begrip ‘psychosociale arbeidsbelasting’ (PSA) opgenomen.

Hiermee zijn de vaak moeilijk te achterhalen klachten zichtbaar gemaakt die stress op het werk tot gevolg kan hebben. Dezelfde wet schrijft ook voor dat de werkgever beleid moet ontwikkelen dat mogelijke negatieve psychische gevolgen van het werk moet voorkomen of beperken.

PSA Psychosociale arbeidsbelasting is een verzamelbegrip voor de factoren seksuele intimidatie, agressie, geweld, pesten en werkdruk in de arbeidssituatie. Het gaat dus enerzijds om ongewenste omgangsvormen die stress bij de werknemer veroorzaken en anderzijds om werkstress zelf. Hoewel ze niet altijd even duidelijk zichtbaar zijn, kunnen de gevolgen van psychosociale arbeidsbelasting groot zijn. Psychosociale arbeidsbelasting kan werknemers behoorlijk hinderen in hun functioneren. Ze zijn gespannen en kunnen zich niet goed concentreren. Als de psychosociale arbeidsbelasting lang voortduurt, kunnen

werknemers zelfs gaan lijden aan psychische aandoeningen zoals een burn-out,

overspannenheid, depressie of posttraumatische stressstoornis. Dit leidt bijna onvermijdelijk tot langdurig ziekteverzuim, instroom in de WIA of ontslag. PSA heeft daarnaast natuurlijk ook een negatieve invloed op de werksfeer.

In alle organisaties kunnen werknemers te maken krijgen met psychosociale

arbeidsbelasting, al lopen werknemers in bepaalde sectoren een groter risico. Een vrouw in een mannenberoep kan eerder last krijgen van seksuele intimidatie en buitenlandse

werknemers zijn misschien eerder het mikpunt van pesterijen dan autochtone Nederlanders.

Werkgevers moeten dergelijke risico’s inventariseren en opnemen in de RI&E. Uiteindelijk moet dit tot een goed preventiebeleid leiden.

Ongewenst gedrag

Ongewenste omgangsvormen kunnen vele vormen aannemen. Bovendien zal niet elke werknemer bepaald gedrag als ongewenst kenmerken. Wat de ene werknemer van zich af laat glijden, ervaart de andere werknemer als bedreigend. Over de ongewenstheid van fysiek geweld, zoals slaan, schoppen, aanranding, dreigen met een wapen, en vastgrijpen is

iedereen het al snel eens. Deze acties kunnen immers lichamelijke schade toebrengen.

Verbaal geweld, bijvoorbeeld bedreigen of uitschelden, laat werknemers ook meestal niet onberoerd. Verbaal geweld levert dan misschien geen lichamelijke

verwondingen op, maar werknemers die verbaal geweld ervaren kunnen geestelijk wel degelijk een dreun krijgen. Angst, slapeloosheid en depressies kunnen volgen op verbaal geweld op de werkvloer, zeker als het herhaaldelijk voorkomt.

(5)

Dat collega’s daadwerkelijk met elkaar op de vuist gaan is overigens een tamelijk zeldzaam fenomeen. Meestal zijn het klanten, cliënten, patiënten of hun familie die werknemers fysiek belagen. Er zijn speciale cursussen die werknemers leren om met agressieve klanten om te gaan. Ook kunnen camera’s en een alarmsysteem ervoor zorgen dat werknemers zich veiliger voelen en daders ontmoedigd worden.

Collega’s onderling pakken het subtieler aan en nemen hun toevlucht tot verbaal geweld of psychisch geweld, zoals intimidatie en pesten. Deze vorm van ongewenst gedrag komt ook voor tussen werknemers en hun leidinggevenden. Werknemers intimideren, beledigen, bespotten, pesten, isoleren, denigreren en bedreigen hun collega’s. Als de man-

vrouwverhouding in een organisatie uit balans is, kan seksuele intimidatie de kop opsteken.

Ook homoseksuele medewerkers kunnen sneller het slachtoffer worden van intimidatie.

Duidelijke sancties

Werkgevers die dergelijk gedrag willen uitbannen moeten dit in de eerste plaats

bespreekbaar maken. Gedragsregels opstellen is in dit opzicht zeker geen overbodige luxe.

Zo weten alle werknemers waar ze aan toe zijn. Gedragsregels zijn natuurlijk nog effectiever als op overtreding ervan duidelijke sancties staan. Het voordeel van gedragsregels is ook dat slachtoffers van psychisch geweld nu sneller naar een leidinggevende of een

vertrouwenspersoon toestappen omdat ze ongewenst gedrag concreet kunnen benoemen.

Het blijft dan niet bij een ongemakkelijk gevoel.

De werkgever moet duidelijk maken welk gedrag hij niet tolereert op de werkvloer en er expliciet op wijzen dat werknemers niet kunnen wegkomen met ongewenst gedrag. Als de werkgever ongewenst gedrag signaleert, moet hij de daders daarom direct op hun gedrag aanspraken. Als dit niets oplevert, kan hij overgaan tot het in functie terugzetten,

overplaatsing of desnoods ontslag van de werknemer die ongewenst gedrag vertoont.

Leidinggevenden kunnen op gespecialiseerde cursussen leren om pesten te herkennen en ermee om te gaan.

Vaak ervaren werknemers een barrière om met hun klachten over ongewenst gedrag naar een leidinggevende te stappen. Werkgevers kunnen deze drempel wegnemen door

bijvoorbeeld een meldingsprocedure in te stellen. Dit is niet alleen zinnig omdat

leidinggevenden niet alles meekrijgen, maar ook omdat leidinggevenden zelf zich nogal eens schuldig maken aan ongewenst gedrag. Ook een vertrouwenspersoon kan de schroom van werknemers om ongewenst gedrag aan te kaarten verminderen. Een vertrouwenspersoon kan bovendien helpen bij de verwerking van het voorval en adviseren over het indienen van een klacht of het doen van aangifte bij politie of justitie.

(bron Arbo Magazine)

(6)

Grote vraag naar scholing rondom oudermishandeling

Er bestaat onder hulpverleners in Nederland grote vraag naar scholing rondom oudermishandeling. Dat meldt het Volkskrant Magazine van 12 april. Het

magazine zoomt daarbij in op Geweldloos verzet, een therapie die volgens Movisie effectief is.

Geweldloos verzet helpt ouders de regie in eigen hand te nemen en een eind te maken aan het gewelddadige en destructieve gedrag van hun kind. In een aankondiging vertellen zij hun kind welk gedrag ze voortaan niet meer accepteren. Vervolgens vraag zij het kind zelf een oplossing te bedenken. Daarmee nemen ze hem serieus

en maken hem verantwoordelijk. Als het weer misgaat, is het de kunst niet mee te gaan in het conflict. Pas op een rustig moment gaan de ouders naar de kamer van het kind om het gedrag te bespreken en aan te geven dat ze een oplossing verwachten. Vervolgens blijven ze daar een uur lang zitten.

Zelfregulerend effect

De methodiek houdt ook in dat de hulp van mensen uit de omgeving wordt ingeroepen. Ze moeten geen partij trekken, maar moeten er zijn als de situatie dreigt te

escaleren. Het kind weet ook dat anderen op de hoogte zijn. Dat heeft vaak zelfregulerend effect. Een ander belangrijk onderdeel is dat de aanwezigheid als ouder verhoogd wordt. Dat betekent dat zij weer interesse tonen in wat hun kind bezighoudt en laten zien dat hij

belangrijk voor ze is.

Minder machteloos

In de evaluatie zei 80 procent van de ouders dat ze zich minder machteloos voelden, dat er minder conflicten waren en dat ze een beter contact met hun kind hadden gekregen. Eliane Wiebenga is psychotherapeut in het Lorentzhuis in Haarlem, het centrum dat de methodiek Geweldloos verzet naar Nederland haalde. Samen met collega Hans Bom heeft ze de

cursus Verbindend Gezag en Geweldloos Verzet ontwikkeld, waarmee ze hulpverleners opleiden. Daarnaast is er een oudercursus, om ouders te begeleiden bij het toepassen van de methode. Over de methode is ook een boek verschenen waarmee ouders zelf aan de slag kunnen

: Geweldloos verzet in gezinnen: een nieuwe benadering van gewelddadig gedrag.

Uit onderzoek van TNO en Movisie, van begin dit jaar, blijkt dat mishandeling van ouders door hun kinderen vaker voorkomt dan gedacht. Bij de steunpunten voor huiselijk geweld komen jaarlijks zo’n tweeduizend meldingen binnen van oudermishandeling. Waarschijnlijk vormen deze meldingen maar een topje van de ijsberg.

(bron: Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Sport)

(7)

Extra verkoopargumenten en informatie voor een weerbaarheidstraining Op het moment dat je als trainer bij een (basis)school komt, komen er vaak vragen over de effectiviteit van een dergelijke training. En dat is begrijpelijk; in de huidige economische omstandigheden wordt er voor een investering steeds meer kwaliteit verwacht. Wij denken graag mee in het formuleren van

degelijke argumenten:

In 2009 heeft MOVISIE een quickscan gedaan naar weerbaarheidstrainingen aan jongeren, met name jongeren van niet-westerse afkomst. De quickscan is uitgezet vanwege de vraag naar weerbaarheidstrainingen bij welzijns- en hulpverlenings-organisaties, ROC's,

emancipatiebureaus en andere organisaties. Zijn deze trainingen beschikbaar? Is er eigenlijk een speciaal aanbod voor jongeren van niet westerse afkomst nodig? De resultaten van de quickscan kunt u hieronder lezen.

Weerbaarheidstraining helpt jongeren echt!

Weerbaarheidstraining slaat brug tussen jongeren in multicultureel Nederland

Een weerbaarheidstraining geeft jongeren van niet-westerse afkomst meer zelfvertrouwen.

Al na enkele lessen zeggen de jongeren dat het beter gaat op school en thuis. Meiden geven aan dat ze de Nederlandse samenleving beter begrijpen. En zowel jongens als meisjes vinden dat ze beter kunnen omgaan met agressie en geweld. Om dit resultaat te bereiken is een specifiek aanbod voor jongeren uit niet-westerse gezinnen niet nodig.

Sterker nog: het is niet wenselijk. Een specifiek aanbod is alleen noodzakelijk als jongeren problemen hebben die meer cultuurspecifiek zijn of die samenhangen met een migratie- of vluchtelingenachtergrond. Dat blijkt uit de quickscan naar weerbaarheidstrainingen van MOVISIE.

Quickscan in het kort

In 2009 heeft MOVISIE de quickscan gedaan naar weerbaarheidstrainingen aan jongeren, met name jongeren van niet-westerse afkomst. Het aanbod aan weerbaarheidstrainingen is in kaart gebracht. Ook zijn visie en ervaringen van weerbaarheidsdocenten en

preventiewerkers onderzocht. 33 trainers en preventiewerkers hebben een online vragenlijst ingevuld op één van de vier websites: www.weerbaarheid.nu, www.seksueelgeweld.info, www.huiselijkgeweld.nl en www.bzw.nu. Ook is de vragenlijst voorgelegd aan de leden van het platform weerbaarheid.

De quickscan is uitgezet vanwege de vraag naar weerbaarheidstrainingen bij maatschappelijke organisaties, emancipatiebureaus, ROC’s en welzijns- en

hulpverleningsorganisaties. Zijn deze trainingen beschikbaar? Is er eigenlijk een speciaal aanbod voor jongeren van niet westerse afkomst nodig?

(8)

Centrale vragen in de quickscan zijn:

• Is een specifiek aanbod nodig voor jongeren van niet-westerse afkomst?

• Wat is de meerwaarde van een etnisch gemengde groep bij een weerbaarheidstraining?

• En wat zijn de uitdagingen?

• Is het bestaande aanbod voldoende, gezien de etnische samenstelling van de

• Nederlandse samenleving?

• Wat zijn de (positieve) resultaten van een weerbaarheidstraining?

De quickscan is via internet ingevuld door weerbaarheidsdocenten, Rots en Watertrainers en andere preventiewerkers. De preventiewerkers werken bij een school, GGD of andere

hulpverleningsinstantie. De resultaten van deze quickscan worden behalve in dit artikel ook gebruikt voor de uitbreiding van de landkaart van weerbaarheidscursussen op

www.movisie.nl .

Respons

De vragenlijst is ingevuld door 33 personen. Daaronder zijn BWZ-erkende

weerbaarheidstrainers, Rots en Water trainers, WIBO-trainers, anders opgeleide trainers of een combinatie hiervan. Tien personen hebben een geheel andere achtergrond en zijn bijvoorbeeld werkzaam als therapeut of hulpverlener.

Hebben jongeren baat bij een weerbaarheidstraining?

Ja, de meeste trainers en preventiewerkers vinden dat een weerbaarheidstraining positieve effecten heeft op jongeren. Naast hun eigen observaties en ervaringen, verwijzen zij ook naar de positieve ervaringen die jongeren zelf melden. Ze zien bij jongeren groot

enthousiasme, veel plezier en betrokkenheid. Jongeren brengen datgene wat zij in de trainingen hebben geleerd in de praktijk. De weerbaarheidstrainingen zijn in principe goed en op maat: iedere les en desbetreffende thema’s worden aangepast aan de doelgroep en trainer.

Training weerbaarheid of sociale vaardigheid?

Veel organisaties en freelancers bieden weerbaarheidscursussen aan. Veel trainingen worden onder de noemer weerbaarheidstraining aangeboden. Maar gaat het hier om weerbaarheid of sociale vaardigheden? Er is een verschil tussen weerbaarheidstrainingen en sociale

vaardigheidstrainingen. Trainingen sociale vaardigheden zijn vooral gericht op het ontwikkelen van vaardigheden die in het algemene maatschappelijke verkeer van belang zijn. Ze zijn minder gericht op het herkennen van onveilige situaties en het voelen en versterken van de kracht. In trainingen sociale vaardigheden is de combinatie van verbale, mentale én fysieke oefeningen vaak niet aanwezig. Het kenmerkende van weerbaarheidtrainingen is juist de combinatie van verbale, mentale én fysieke oefeningen. Juist deze combinatie blijkt effectief in de verdediging tegen grensoverschrijdend gedrag. De fysieke oefeningen in

weerbaarheidtrainingen zijn bedoeld om de eigen kracht te ervaren en versterken, verlamming van machteloosheid te bestrijden, ja- en nee-gevoelens te kunnen laten zien en kwetsbare plekken van een tegenstander te kunnen herkennen. Er is aandacht voor ademhaling, weerbaar stemgebruik, weerbare houding en lichaamstaal. Tot slot, in weerbaarheidstrainingen gebruikte werkvormen komen uit trainingen sociale vaardigheid, assertiviteitstrainingen, hulpverlening, agressiebeheersing en vechtsporten.

(9)

Wat zijn de effecten?

Op korte termijn zijn de effecten groot. Enkele trainers zien ook effecten op lange termijn, hoewel de meeste jongeren buiten het gezichtveld raken. In de quickscan noemt men de volgende zichtbare en merkbare resultaten:

• Na enkele lessen zeggen deelnemers (v/m) dat het beter op school en/of thuis gaat.

• Meiden worden weerbaarder, begrijpen de Nederlandse samenleving beter en zoeken indien nodig hulp.

• Jongeren krijgen meer zelfvertrouwen en een trots gevoel. Een trainer die met dove kinderen en jongeren werkt, hoorde van leerlingen die zij jaren daarvoor had getraind, dat zij er nog steeds veel zelfvertrouwen aan hebben overgehouden.

• Jongeren lijken het fijn te vinden om over lastige situaties te praten. Ze zien in dat zij niet de enige zijn en kunnen oplossingen voor die lastige situaties oefenen.

• Gedragsverandering, zoals afname van sociale en lichamelijke problemen, delinquent gedrag, denk- en aandachtsproblemen en agressief gedrag.

• Jongeren ervaren verbeteringen in de relatie met hun leeftijdsgenoten en ouders.

• De sfeer verandert in een klas of groep, bijvoorbeeld op een school of in een klas waar veel gepest wordt.

• Individuele jongeren geven terug dat ze vaker nee zeggen, in staat zijn grenzen te trekken en rustig blijven bij kritiek. Ze komen minder vaak in ruzies terecht.

• Ze kunnen beter omgaan met hun eigen agressie en geweld en dit beter voorkomen.

• Ze kunnen betere keuzes maken, doelen leren stellen en beter ontspannen.

• Problematische pubers hebben baat bij complexe coördinatieoefeningen. Hun sociale vaardigheden gaan met sprongen vooruit.

• Jongeren met auditieve beperkingen - een betuttelde groep met weinig zelfvertrouwen - maken grote vooruitgang door de training

Helpt de training jongeren met een niet-westerse komaf?

De positieve effecten gelden ook voor jongeren met een niet-westerse achtergrond. Omdat het bewegen en de psychofysieke methodiek van weerbaarheidstrainingen universeel is, blijken taal en culturele verschillen een ondergeschikte rol te hebben. “Het bewegen op zich is een medium dat direct werkt op de hersendomeinen van emoties, denken, gedrag en sociale relaties,” aldus een trainer. Jongeren en vooral minderjarige asielzoekers willen graag fysiek bezig zijn. En vanuit beweging kunnen andere vaardigheden geleerd worden. In de trainingen worden moeilijke zaken zoals seksualiteit, sociale en familiedruk en schadelijke traditionele praktijken op een laagdrempelige manier besproken en worden jongeren geprikkeld tot dialoog, bewustwording en verandering. Alleenstaande minderjarige

vluchtelingen vinden de lessen zinvol en kunnen hun energie in positieve banen leiden. Ook ontstaat onderling een hechte band en bespreken zij met elkaar allerlei zaken. Er ontstaat meer begrip voor onderlinge verschillen in geloof, opvattingen, voorkeuren en afkomst.

Is een specifiek aanbod voor allochtone jongeren nodig?

Nee, tweederde van de deelnemers aan de quickscan vindt een specifiek aanbod voor jongeren van niet-westerse afkomst niet wenselijk. Niet de etnisch gescheiden groepen

(10)

ze zich iets voorstellen bij een seksespecifiek aanbod en bij een specifiek aanbod voor jongeren met een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperking.

Sekse van jongeren: jongens hebben een andere benadering nodig en hebben andere behoeften dan meisjes. Bovendien is een seksespecifieke training goed voor de veiligheid in de groep en voor de herkenning. “Jongens zullen minder stoer doen en durven hun kwetsbaarheden en gevoelens eerder te laten zien en te bespreken. Anders gaan ze teveel overheersen, die neiging hebben ze al, maar zeker met meisjes erbij.”

Het seksespecifiek werken (meisjes en jongens apart) maakt het makkelijker voor trainers om in te spelen op zowel de specifieke deelnemer als de groep als geheel.

Bij jongeren met auditieve beperking is niet etniciteit maar bijvoorbeeld een

dovencultuur de verbindende cultuur. Er zijn ook jongeren uit etnisch gemengde relaties of huwelijken. Die moeten niet bij voorbaat worden ingedeeld. Laat jongeren zelf bepalen.

Waarom vinden de trainers een specifiek aanbod niet wenselijk?

Weerbaarheid gaat over opkomen voor jezelf, met respect voor de ander. Daarom moeten jongeren van jongs af aan leren goed om te gaan met iedereen, ongeacht hun etnische achtergrond. De verschillen tussen jongeren helpen juist om meer begrip voor elkaar en elkaars situatie te krijgen en hun horizon te verbreden. Jongeren leren divers te denken en te handelen. Ze leren van elkaar en gaan vervolgens reacties en ervaringen op elkaar uitproberen. “Autochtone jongeren leren van jongeren uit migrantengezinnen.

Migrantenjongeren hebben meer een lichaamscultus en vertrouwdheid met hun eigen lichaam. Er zijn bijvoorbeeld weinig Marokkaanse jongens die worden gepest. De keerzijde is de machocultuur onder sommige groepen allochtone jongens.” De groep is een

oefenpodium. Een gemengd oefenpodium geeft meer oefenmogelijkheden. Dit alles leidt tot meer begrip en respect, voor jezelf en de ander. Het gaat om het leren van

etniciteitoverstijgende competenties. Het is buitengewoon moeilijk om allochtone jongeren te bereiken zonder stigmatisering en afzondering.

Kan een specifiek aanbod bijdragen aan integratie?

Nee, volgens de trainers creëert een specifiek aanbod juist onderscheid tussen jongeren. De nadruk moet niet liggen op verschillen maar juist op gelijke waarden en overeenkomsten.

Die verschillen kunnen aan de oppervlakte groot lijken. Maar om de cultuurverschillen te overbruggen, moet je juist jongeren samen trainen, ongeacht hun etnische achtergrond. Bij te grote verschillen in sociaal-culturele problematiek, specifieke omstandigheden en

behoeften zouden ze wellicht eerst apart kunnen trainen om vervolgens samen te doen.

“Je moet leren omgaan met de verschillen die zich ook in de maatschappij manifesteren.

Herkennen en erkennen dat er overeenkomsten en verschillen zijn.” Het is kunstmatig om jongeren in etnische aparte groepen in te delen als zij - gezamenlijk - opgroeien in

Nederland. Dat is het geval in de meeste gevallen. Ze leren meer van elkaar en leren begrip te hebben voor de verschillen in geloof, persoonlijke opvattingen, voorkeuren, kapsel, kledingmaat en etnische afkomst. Een specifiek aanbod is niet nodig omdat een goede weerbaarheidstraining altijd aangepast is aan de doelgroep. Belangrijk is wel de kennis van cultuur. Een trainer die naast gemengde groepen ook trainingen aan alleen Marokkaanse en Antilliaanse jongens geeft: “Over het algemeen kun je stellen dat problemen meer

samenhangen met lage sociale economische status en laag onderwijsniveau dan specifiek met cultuur.”

(11)

Waarom is een specifiek aanbod soms wel nodig?

Soms is een specifiek aanbod zinvol om de groep goed aan te laten sluiten bij een specifiek probleem van de groep. Het is ook zinvol als jongeren de taal niet spreken. Dit komt echter alleen voor bij vluchtelingenjongeren. Er zijn goede ervaringen met weerbaarheidstrainingen in azc’s. Het belangrijkste argument betreft de extra of dubbele spagaat waarin sommige jongeren van niet-westerse afkomst zitten in Nederland. “De opvoeding is anders, de casussen zijn anders, maar ook familiebanden en de hiërarchie in de familie. Je hebt te maken met individuele versus collectieve waarden. De thuissituatie kan zo anders zijn dan op school en straat. Jongeren groeien op in twee culturen. Ze hebben te maken met de extra generatiekloof en extra zoektocht naar identiteit”, aldus een trainer op een ROC die

specifieke training gaf aan leerlingen van Iraakse, Iraanse Marokkaanse en Turkse leerlingen.

Wat vraagt een gemengde groep van de trainer?

Een etnisch gemengde groep vraagt van de trainer interculturele competenties en affiniteit met jongeren uit niet-westerse gezinnen. De trainer moet toegerust zijn op de samenstelling en diverse achtergronden van de groep. Sommige trainers vinden het belangrijk dat

deelnemers zich (tenminste voor een deel) met de trainer kunnen identificeren. Anderen vinden juist een goede vertrouwensband essentieel. De bereidheid van de trainer om werkelijk te luisteren en zich open te stellen, is belangrijker dan de etnische afkomst van de trainer. De trainer moet kunnen werken met de uiteenlopende problematiek van een etnisch gemengde groep.

Wat zijn die specifieke problemen?

Jongeren staan soms met één been in hun eigen cultuur (thuis) en met de andere been in de westerse cultuur. Keuzes en stappen komen niet overeen met de wensen van de ouders. De gevolgen kunnen schrijnend zijn: Sommige van deze jongeren kunnen verstoten en

genegeerd worden en hebben te maken een enorme sociale druk vanuit hun familie.” Er spelen voor een deel van de jongeren uit niet-westerse gezinnen specifieke thema’s: het behouden van maagdenvlies, schadelijke traditionele praktijken, schaamte en eer,

tienerzwangerschappen onder Antilliaanse meiden en dergelijke.” Niet altijd kan dit in een gemengde groep besproken worden of een verdieping hierin gemaakt worden . Ook het herkennen van ieders eigen leerproces kan langer duren en er bestaat het risico dat meer specifieke problematiek onderbelicht blijft.

Een trainer: “Het schakelen tussen verschillende culturen vereist een grotere weerbaarheid.

Als er grote verschillen bestaan tussen de cultuur thuis en buiten kunnen jongeren een extra steuntje goed gebruiken om zich te kunnen redden. Vooral allochtone meisjes kunnen veel baat hebben bij een weerbaarheidscursus. Onder deze groep zijn er veel die

geïnternaliserende klachten hebben. Die klachten worden door professionals niet herkend of onderschat. Door een weerbaarheidscursus kunnen deze klachten afnemen of deze meisjes voelen zich sterk genoeg om hulp te zoeken.”

Wat zijn de knelpunten van een gemengde groep?

Naast positieve effecten doen zich ook knelpunten voor:

(12)

uitzichtloze situatie om een grotere motivatie van de deelnemers en extra wervingsacties van programmamedewerkers.

• Geringe betrokkenheid en deelname van ouders. Ouders zouden door taal- en cultuurverschil de cursus niet of nauwelijks begrijpen. De vraag is: op welke wijze verlaag je drempel voor de ouders? Hoe stem je de cursus af op de cultuur en context waarin de jongeren en hun ouders leven? Ook werd genoemd dat jongeren wel

empoweren maar ouders niet en dat dat extra conflicten geeft. “Jongeren uit heel conservatieve gezinnen hebben te maken met strakke regels thuis. Ze moeten thuis voor alles toestemming vragen en zich aanpassen aan die regels. Terwijl ze op school

aangesproken worden op hun zelfstandigheid.”

• De financiën. Omdat gemeenten de trainingen voor een groot deel financieren, moet er ieder jaar opnieuw onderhandeld worden en moet men vaak wachten op een beslissing.

En niet iedere gemeente of deelraad maakt de trainingen financieel mogelijk.

Is het bestaande aanbod voldoende?

Dat is niet helemaal duidelijk. De meeste trainers hebben daar geen zicht op. Een kleine minderheid vindt het wel voldoende, maar wil meer bekendheid. Negen trainers vinden het aanbod onvoldoende. Waarom?

• Jongeren van niet-westerse afkomst en met name meisjes hebben extra ondersteuning nodig. Het aanbod is zeer beperkt of onvoldoende bekend gemaakt. Deze jongeren voelen zich niet voldoende uitgenodigd om aan het bestaande aanbod deel te nemen.

Het is teveel gericht op jongeren van Nederlandse afkomst. Trainers zijn veelal wit en vrouw.

• Teveel trainingen worden gegeven in curatieve zin, dus als het leed al geschied is. Er is dan eerder sprake van multi-problems.

• Er is veel aanbod voor jonge kinderen, ouderen en vrouwen, maar niet specifiek voor jongeren.

• Over het algemeen is het aanbod weinig laagdrempelig.

• In de Randstad is wel voldoende aanbod, maar niet in andere delen van het land.

Welke jongeren worden nu niet bereikt met het aanbod?

• Basisschoolleerlingen: ‘stille leerlingen’ die geen problemen lijken te hebben of

• maken.

• Allochtone jongeren in het algemeen en allochtone meisjes in het bijzonder met geïnternaliseerde problemen. Zij worden pas aangemeld als er al grote problemen zijn.

• Hangjongeren, waarvan veel jongeren risico’s lopen wat betreft weerbaarheid. Ze slaan door of zijn juist te afhankelijk van groepsgenoten.

• Afrikaanse jongeren.

• Jongeren met een (lichamelijke) beperking of een bijkomend probleem zoals huiselijk geweld.

• Jongeren uit het speciaal onderwijs.

Aanbevelingen

• Organiseer niet per definitie een specifieke weerbaarheidstraining als je jongeren van niet-westerse afkomst wil bereiken. Jongeren kunnen het stigmatiserend vinden. . Het maakt jongeren weerbaar om te leren omgaan met verschillen en die te respecteren, ongeacht hun etnische achtergrond.

(13)

• Vraag jezelf eerst af wat het doel is van de training en of dit een apart aanbod noodzakelijk maakt.

• Bij te grote verschillen in sociaal-culturele problematiek en omstandigheden kun je alle jongeren eerst samen trainen en vervolgens apart om de verdieping te kunnen maken.

• Een specifiek aanbod is alleen noodzakelijk als jongeren als problemen meer

cultuurspecifiek zijn of samenhangen met de migratie- of vluchtelingenachtergrond van henzelf of hun ouders. Het gaat om problemen die deze jongeren extra kwetsbaar maakt, zoals de dubbele spagaat waarin ze zitten, de loyaliteitsconflicten, de extra generatiekloof en schadelijke traditionele praktijken.

• Positieve identificatie met de trainer is belangrijk. Zoek zo nodig een medetrainer met wie de jongeren zich (deels) kunnen identificeren.

• Een etnisch gemengde groep vraagt van de trainer interculturele competenties.

Leyla Çinibulak

Senior projectleider Aanpak Huiselijk en Seksueel Geweld 8 maart 2010

Op www.weerbaarheid.nu kunt u meer lezen over:

• weerbaarheidstrainingen aan jongeren in asielzoekerscentra

• gemeenten die weerbaarheidstrainingen stimuleren

• effectiviteit van weerbaarheidstrainingen

Op www.movisie.nl/seksueelgeweld kunt u meer lezen over het Partnership seksueel geweld en weerbaarheid

Een weerbaarheidstraining organiseren? Kijk ook op: www.bwz.nu en op http://www.weerbaarheid.nu/starterskit

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Iedereen moet de milieuaspecten van zijn werkzaamheden kennen als onderdeel van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van die werkzaamheden... VOORBEELDEN VAN ISO 14001

Op dit moment zijn er 34 deelnemers die een operatie hebben ondergaan en 56 mensen met knieartrose die nog niet in een eindstadium zitten. De stukjes weefsel die we van u

Bij de start van het schooljaar ontvangen alle leerlingen de materialen die ze nodig hebben om de lessen goed te kunnen volgen.. Zo krijgen

In navolging van bijvoorbeeld alle scholen in de gemeente Roosendaal en een groot aantal van de scholen binnen de Borgesius stichting hebben we er toen voor gekozen om alle kinderen

Daarnaast heeft het onderzoek laten zien dat er een kantelpunt is, waarin de oorzaak voor een lager welbevinden verandert: kinderen met één of twee van

(gebruikersnaam: programmator – paswoord: Aanbod2223) Bekijk ook www.devijfdevanludo.be voor meer info en beelden.. Frank Focketyn (°1960) is een iconisch,

de besluitvorming over het Provinciaal Inpassingsplan (PIP) voor de N629 is de procedure nog niet definitief vastgesteld.. Waarschijnlijk staat dit onderwerp expliciet op de

Begin juni zijn Curium-LUMC en GGZ Rivierduinen gestart met de gefaseerde inrichting van een AD(H)D-team in de regio Holland Rijnland.. Het AD(H)D-team is een ketenprogramma in nauwe