• No results found

Nummer Toegang: Inventaris van het archief van het geslacht Asser, (1610) Versie: J.A.A. Bervoets

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Nummer Toegang: Inventaris van het archief van het geslacht Asser, (1610) Versie: J.A.A. Bervoets"

Copied!
95
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inventaris van het archief van het geslacht Asser, (1610) 1797-1940

Versie: 10-06-2019

J.A.A. Bervoets

Nationaal Archief, Den Haag 1976

This finding aid is written in Dutch.

(2)

I N H O U D S O P G A V E

Beschrijving van het archief...5

Aanwijzingen voor de gebruiker...6

Openbaarheidsbeperkingen... 6

Beperkingen aan het gebruik... 6

Materiële beperkingen... 6

Aanvraaginstructie... 6

Citeerinstructie... 6

Archiefvorming...7

Geschiedenis van de archiefvormer... 7

Het geslacht Asser... 7

Tobias Michaël Carel Asser (1838-1913)...9

Michel Henry Godefroy (1813-1882)... 13

Geschiedenis van het archiefbeheer... 13

De verwerving van het archief... 14

Inhoud en structuur van het archief...15

Verantwoording van de bewerking... 15

Verwant materiaal...16

Beschikbaarheid van kopieën... 16

Beschrijving van de series en archiefbestanddelen...17

I PAPIEREN VAN MOSES SAMUEL ASSER (1754-1825)...17

II PAPIEREN VAN CAREL ASSER (1780-1836) EN ROSA LEVENT (1782-1853)...19

A CAREL ASSER...19

B ROSA LEVENT...20

III PAPIEREN VAN TOBIAS ASSER (1783-1847)...21

IV PAPIEREN VAN LODEWIJK ASSER (1802-1893)...22

V PAPIEREN VAN EDUARD ISAAC ASSER (1809-1894)...23

VI PAPIEREN VAN CAREL DANIEL ASSER (1813-1890)...24

VII PAPIEREN VAN TOBIAS MICHAEL CAREL ASSER (1838-1913)...26

A ALGEMEEN...26

B ADVOCAAT IN AMSTERDAM. 1860-1913...29

1 Vertegenwoordiging in processen...29

2 Juridische adviezen...30

3 Commissariaten...32

C HOOGLERAAR, BUITENGEWOON HOOGLERAAR EN EMERITUSHOOGLERAAR AAN HET ATHAENEUM ILLUSTRE IN AMSTERDAM 1862-1913...33

1 Universitaire aktiviteiten...33

a Binnen de juridische faculteit...33

b Buiten de juridische faculteit...34

2 Buitenuniversitaire aktiviteiten...35

a Lidmaatschap van wetenschappelijke instellingen...35

1) De Revue de Droit Internationale et de Législation Comparée en het Institut de Droit International. 1868-1913...35

2) De Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen (1880-1913)...37

3) Overige instellingen...37

b Lidmaatschap van de Staatscommissie tot herziening der Grondwet. 1883-1887...38

c Conferenties...38

d Publicaties...39

e Aantekeningen...41

D RAADADVISEUR BIJ HET MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN 1875-1913...41

1 Politieke adviezen...41

2 Vertegenwoordiging van de Nederlandse regering...43

a Bij conferenties van het internationaal goederenvervoer per spoor. 1881-1896...43 b In de internationale conferentie ter voorbereiding van een verdrag tot de vrije doorvaart in

(3)

het Suezkanaal. 1884-1889...44

c In de Centrale Commissie voor de Rijnvaart. 1886-1895...44

d Bij conferenties over het internationaal zeerecht. 1890-1909...45

e Bij conferenties over het internationaal privaatrecht. 1893-1913...45

1) Stukken betreffende de conferenties...45

2) Stukken betreffende propaganda-aktiviteiten...47

f Bij de Eerste Vredesconferentie. 1899...48

g In het Permanente Hof van Arbitrage. 1899-1913...48

h Bij de Tweede Vredesconferentie. 1903-1913...50

1) Stukken betreffende de conferentie...50

2) Stukken betreffende propaganda-aktiviteiten...51

i Bij internationale conferenties voor de eenmaking van het wisselrecht. 1908-1912...52

j Overige delegaties...53

E LID VAN DE STAATSCOMMISSIE VOOR HANDELSWETGEVING 1882-1889...53

F LID VAN DE RAAD VAN STATE 1893-1913...53

G LID VAN DE STAATSCOMMISSIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT 1897-1913...55

H OVERIGE WERKZAAMHEDEN...56

I ONTVANGST VAN EERBETUIGINGEN...57

J VERZAMELDE STUKKEN...58

VIII CAREL ASSER (1843-1898)... 61

IX MICHEL HENRY GODEFROY (1813-1882)... 62

X ARCHIEF VAN MR. CAREL DANIEL ASSER (1866-1939)...63

I. LID EN VOORZITTER VAN DE STAATSCOMMISSIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT. (1913- 1939)...63

II. LID VAN HET INSTITUUT VOOR INTERNATIONAAL RECHT...65

III. LID VAN DIVERSE ORGANISATIES...65

Bijlagen...67

Index op personen... 67

Index op zaken... 83

(4)

Beschrijving van het archief

B E S C H R I J V I N G V A N H E T A R C H I E F

Naam archiefblok:

Collectie 238 Familiearchief Asser Archiefbloknummer:

C22303 Omvang:

475 inventarisnummer(s); 4,70 meter Taal van het archiefmateriaal:

Het merendeel der stukken is in het Nederlands Soort archiefmateriaal:

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefbewaarplaats:

Nationaal Archief, Den Haag Archiefvormers:

Asser

Samenvatting van de inhoud van het archief:

Het archief bevat talrijke stukken uit de archieven Asser, een geslacht van joodse rechtsgeleerden.

Met name bevat het talrijke documenten uit het leven van Tobias Michaël Carel Asser (1838-1913), hoogleraar, lid van de Raad van State en minister van Staat.

Het betreft met name zijn optreden tijdens de Haagse Vredesconferenties (1899 en 1907).

(5)

Aanwijzingen voor de gebruiker

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen

OPENBAARHEIDSBEPERKINGEN Volledig openbaar.

Beperkingen aan het gebruik

BEPERKINGEN AAN HET GEBRUIK

Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.

Materiële beperkingen

MATERIËLE BEPERKINGEN

Het archief kent beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.

Aanvraaginstructie

AANVRAAGINSTRUCTIE

Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:

1. Creëer een account of log in .

2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.

3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.

Citeerinstructie

CITEERINSTRUCTIE

Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.

VOLLEDIG:

Nationaal Archief, Den Haag, Collectie 238 Familiearchief Asser, nummer toegang 2.21.014, inventarisnummer ...

VERKORT:

NL-HaNA, Asser, 2.21.014, inv.nr. ...

(6)

Archiefvorming

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer

GESCHIEDENIS VAN DE ARCHIEFVORMER

Het geslacht Asser

HET GESLACHT ASSER

Met Moses Samuel Asser (Moses ben Kalman Sjochet) vangt een geslacht van joodse

rechtsgeleerden en advocaten aan, dat aanvankelijk binnen de Israëlitische natie, later in het gehele Nederlandse politieke leven een belangrijke rol heeft gespeeld 1 .

Moses Samuel was de zoon van Salomon Asser, diamantklover en koopman, en Gracia van

Embden. Hij werd op 7 augustus 1754 in Amsterdam geboren en maakte in zijn jeugd reeds kennis met de ideeën van de Verlichting door de bijwoning van bijeenkomsten, die in het huis van zijn vader werden gehouden.

Blijkens zijn autobiografie, die hij op ongeveer zeventigjarige leeftijd voor zijn kleinkinderen schreef 2 , was hij op zijn twintigste jaar een handel in cacao begonnen, toen hij kennis maakte met H.L. Bromet, met wie hij een compagnonschap aanging. Bromet wijdde hem in in de

rechtsgeleerdheid en wist te bewerkstelligen, dat hij in 1781 naar de Keurvorst van Hessen werd uitgezonden voor de werving van troepen voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Toen de cacaohandel tengevolge van de oorlog met Engeland in 1783 ineenstortte, zag Asser zich

genoodzaakt, naar een openbaar ambt om te zien: in 1784 werd hij solliciteur aan de Kamer van Kleine Zaken en Injuriën in Amsterdam. Dit was het begin van een juridische loopbaan, die hem geen windeieren zou opleveren: in december 1787 was hij solliciteur in de Kamer van Zeezaken, in 1792 ook in de Kamer van Assurantie, in 1795 was hij in staat een eigen praktijk over te nemen, die als advocatenkantoor Asser de gehele 19e eeuw is blijven voortbestaan.

1 Voor een volledige stamboom van het geslacht Asser, aanvangend met Moses Samuel Asser, zie Nederlandsch Patriciaat, jrg. 49, pag. 36.

2 Moses Samuel Asser "Mijne biographie", geschreven. Inventarisnummer 11.

(7)

Na de Bataafse Omwenteling speelde de patriot Asser een belangrijke rol bij de emancipatie der Joodse Natie. Met akties van de door hem opgerichte pro-Bataafse Joodse vereniging Felix

Libertate wist hij te bereiken, dat de Nationale Vergadering het Bataafs burgerrecht ook aan Joden toekende. Zijn aktiviteiten, die tevens impliceerden, dat Rabbijnen in een democratisch bestel geen zeggenschap hadden op de politieke stellingname van hun synagogegangers, werden hem niet door al zijn geloofsgenoten in dank afgenomen. De leden van Felix Libertate zagen zich genoodzaakt zich van de Joodse gemeente of te scheiden en vormden de "neie kille" Adath Jessurun. Door tussenkomst van Lodewijk Napoleon en zijn ministerie van Eredienst werden in 1808 de beide gemeenten weer herenigd en tevens de invloed van de rabbijnen tot de

godsdienstoefening beperkt.

Koning Lodewijk Napoleon betrok Asser ook bij de opstelling van een ontwerp-Wetboek van Koophandel in een door hem te benoemen commissie onder J. van der Linden. De arbeid werd na de annexatie van het koninkrijk Holland door het keizerrijk van Napoleon te niet gedaan. Asser zelf was echter door zijn kennis van de Franse wetten in staat om, samen met zijn tweede zoon Tobias, de belangrijkste procureurspraktijk in Amsterdam te vestigen. Na het uitroepen van de

onafhankelijkheid in 1813 bleef deze praktijk gehandhaafd. Een door koning Willem I in het leven geroepen staatscommissie tot redactie van de nationale wetgeving nam de door Asser

voorgestelde regelingen voor het Wetboek van Koophandel nagenoeg volledig over. De

benoeming van Asser tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw in 1820 was dan ook een blijk van erkentelijkheid voor deze voorbereidende arbeid.

Nadat hij zich uit de advocatuur had teruggetrokken, stierf hij op 4 november 1826.

Zijn oudste zoon Carel Asser werd op 15 februari 1780 geboren en promoveerde op 3 april 1799 in de rechten aan de universiteit van Leiden. Hiermee sloot hij een juridische studie onder professor H.C. Cras af. Na in het kantoor van zijn vader een advocatenpraktijk te zijn begonnen, was hij nauw betrokken bij de vereniging Felix Libertate en de "neie kille". In 1808 werd hij door koning Lodewijk Napoleon benoemd tot chef van de Tweede Afdeling van het ministerie van Eredienst die mede met de Joodse zaken was belast. Hij was derhalve ten nauwste betrokken bij de hereniging van de twee joodse gemeenten in Amsterdam.

Na de opheffing van het ministerie van Eredienst werd hij chef van de afdeling Comptabiliteit van het ministerie van Binnenlandse Zaken; weldra hervatte hij echter zijn advocatenpraktijk, omdat zijn ambtelijke betrekking hem niet beviel. Op 4 januari 1811 benoemde keizer Napoleon hem tot vrederechter in Amsterdam. Deze post bleef hij bezetten totdat hij op 13 oktober 1815 door koning Willem I werd benoemd tot auditeur, later referendaris bij de Raad van State, in de praktijk tot naaste medewerker van de minister van Justitie bij de voorbereiding van wetten. Tevens was hij lid, later secretaris van de staatscommissie tot redactie van de nationale wetgeving, waardoor hij, samen met zijn vriend J.M. Kemper, in belangrijke mate kon bijdragen tot de opstelling van de wetboeken en de rechterlijke organisatie van Nederland.

Ook was hij vanaf 1814 lid, later voorzitter van de door koning Willem I ingestelde Hoofdcommissie tot de Zaken der Israëlieten. Op zijn initiatief kwam het "Nederlandsch Israëlitisch Armbestuur" tot stand, waarvan de bestuurders door het departement van Hervormde Eredienst werden benoemd

3 .

Zijn jongere broer Tobias Asser (20 januari 1783-3 april 1847) zette de sedert 1826 vrijstaande advocatenpraktijk van het huis Asser voort. Na de dood van Carel op 3 augustus 1836 had hij tevens zitting in de Hoofdcommissie tot de Zaken der Israëlieten. Hij huwde op 2 juli 1806 Caroline Itzig en kreeg twee zoons, Eduard Isaäc en Carel Daniël.

3 Een portret van Carel Asser bevindt zich in M.H. Gans, Memorboek, platenatlas van het leven der Joden in Nederland van de middeleeuwen tot 1940, Baarn, 1971, pag. 325.

(8)

Eduard Isaäc Asser (19 oktober 1809-21 september 1894) kreeg na de dood van zijn vader zitting in de Hoofdcommissie tot de Zaken der Israëlieten en bracht het zelfs tot voorzitter. In 1870 legde hij deze functie neer. Hij volgde zijn vader op in het advocatenkantoor, maar hield zich ook bezig met de fotografie. Hij vervaardigde als eerste fotolithografieën en geldt als de uitvinder van het fotografisch overdrukpapier 4 . Van 24 september 1850 tot 1883 had hij zitting in de Provinciale Staten van Noord-Holland.

Zijn broer Carel Daniël Asser werd op 31 augustus 1813 in Amsterdam geboren en volgde eveneens een juridische opleiding. Op 25 juni 1834 promoveerde hij summa cum laude aan de universiteit van Leiden op stellingen omtrent het wisselrecht. In zijn studententijd knoopte hij

vriendschapsrelaties aan met Michel Henry Godefroy, wiens zuster Rosette (1816-1892) hij op 21 juli 1837 huwde.

Samen met zijn collegae aan de Amsterdamse balie gaf hij een serie Aanteekeningen op het Wetboek van Koophandel uit. Hij toonde zich een voorstander van de Grondwetsherziening van 1848 en werd in 1851 gekozen tot lid van de gemeenteraad van Amsterdam. Hij was rapporteur in tal van raadscommissies ter oprichting van gemeentelijke instellingen en lid in de vaste commissie voor strafvorderingen. Tevens werd hij betrokken bij plaatselijke ondernemingen als de

Amsterdamse Meel- en Broodfabriek en het Algemeen Ziekenfonds van Amsterdam.

In 1860 werd Asser benoemd tot lid van het Provinciaal Gerechtshof van Noord-Holland, waarbij hij uitsluitend in de civiele kamer werkzaam was. Op 1 januari 1876 werd dit Gerechtshof krachtens de wet op de rechterlijke organisatie het Gerechtshof van Amsterdam. Op 26 december 1877 werd Asser benoemd tot lid van de Hoge Raad. Hij had inmiddels in 1870 na het terugtreden van zijn broer Eduard Isaäc zitting in de Centrale Raad van het Israëlitisch Kerkgenootschap, dat de Hoofdcommissie had opgevolgd. Tevens was hij in de jaren 1870-1885 commissaris van de Nederlandsche Bank.

Op 11 maart 1890 stierf Asser hoogbejaard, behalve twee dochters een zoon nalatend, die hem in roem nog zou overtreffen 5 .

Belangrijke nakomelingen van Carel Asser (1780-1836), die de advocatenpraktijk in Amsterdam had verlaten, waren zijn zoon Lodewijk Asser (1802-1891) en zijn kleinzoon Carel Asser. Lodewijk

vestigde een advocatenpraktijk in Den Haag en werd daar in 1834 plaatsvervangend rechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg, waarna in 1838 zijn benoeming tot rechter volgde. Zijn zoon Carel Asser (1843-1898) werd in 1878 eveneens rechter in Den Haag en had zitting in de staatscommissie voor de herziening van het Burgerlijk Wetboek. Vanaf 1892 was hij hoogleraar in het burgerlijk recht in Leiden; zijn Handleiding tot Beoefening van het Burgerlijk Recht vormt de aanzet tot de voor de burgerlijke rechtswetenschap klassiek geworden Asser-reeks.

Tobias Michaël Carel Asser (1838-1913).

TOBIAS MICHAËL CAREL ASSER (1838-1913).

Geboren op 28 april 1838 als zoon van Carel Daniël Asser en Rosette Godefroy, zuster van Michel Henry Godefroy (1813-1882), groeit Tobias Michaël Carel Asser 6 op in een milieu van verlichte rechtsgeleerden, die zich van Joodse emancipatoren allengs ontwikkelen tot liberaalgezinde geesten. Zelf werd hij tijdens zijn leven lid van de Nederlandse Hervormde Kerk. Zowel zijn vader Carel Daniël als zijn oom Godefroy, die in zijn studententijd minister van Justitie zou worden in het tweede kabinet Van Hall en in het kabinet Van Zuylen van Nijevelt-Loudon, oefenden een

belangrijke invloed uit op zijn geestelijke vorming en zijn loopbaan. Hij was een briljant student,

4 M.H. Gans, Memorboek, bevat enkele foto's van E.I. Asser.

5 Biografische gegevens over C.D. Asser bevinden zich in inventarisnummer 49.

6 Biografische gegevens over T.M.C. Asser: C. van Vollenhoven, Tobias Asser, Jaarboek der Koninklijke Akademie voor Wetenschappen, 1914; Gedenkboek van het Athaeneum en de Universiteit van Amsterdam, 1932, pag. 541,

"Honderd Nationale Jaren", Rotterdam 1962, pag. 119 vlgg.

(9)

die als tweedejaars in 1857 rector van het Amsterdamsch Studenten Corps werd. In 1858 behaalde hij de eerste prijs bij een prijsvraag "over het staathuishoudkundig begrip van waarde". In 1860 promoveerde hij aan de universiteit van Leiden.

In hetzelfde jaar nam hij het advocatenkantoor van zijn vader Carel Daniël over, die toen lid van het Provinciaal Gerechtshof van Noord-Holland was. Dit werd in 1862 een nevenbetrekking, toen hij, 24 jaar oud, tot hoogleraar in het Handelsrecht aan het Athaeneum van Amsterdam werd benoemd. Deze leerstoel impliceerde zowel rechtskennis als inzicht in de toen vigerende

economische theorieën. Asser richtte zich vooral op internationaal terrein. De problemen, die hij behandelde konden niet aan de studeertafel of in de collegezalen worden opgelost, maar vergden internationaal diplomatiek overleg in een samenwerkingsverband, waaraan vele Europese

regeringen nog niet toe waren.

Wanneer het om het bereiken van concrete resultaten ging op het gebied van het recht, was Asser ook wel voor politieke aktiviteit te vinden. Reeds in 1860 had hij deelgenomen aan een conferentie van een Duits-Nederlands comité, dat wist te bewerkstelligen, dat de tolbedragen voor de Rijn werden verminderd. Deze tollen werden in 1867 afgeschaft. In 1864 probeerde hij oplossingen te formuleren voor de positie van Limburg en Luxemburg in de toen in ontbinding gerakende Duitse Bond. Tijdens zijn installatie als hoogleraar ontvouwt hij een politiek program op nationaal én internationaal niveau: Nederland moet "zijn vorige (sc. 17e-eeuwse) plaats onder de

mogendheden" hernemen als "de krachtig handelende voorstander" van het internationale rechtsverkeer. Asser wilde daar als hoogleraar toe bijdragen.

In het Athaeneum, dat sedert 1877 werd uitgebreid tot Gemeente-universiteit van Amsterdam, wist Asser als hoogleraar in het handelsrecht, sedert 1877 als bijzonder hoogleraar in het internationaal privaatrecht en handelsrecht, naam te maken als popularisator van nieuwe rechtsinzichten. Vooral praktische oplossingen stonden hem bij rechtskwesties voor ogen; zijn studie richtte zich veeleer naar de concrete uitwerking of verwezenlijking van het recht dan naar theoretische vooronderstellingen. Hij voerde pleitcolleges in, om zijn studenten op te leiden voor het vak, dat hij zelf nog steeds bleef uitoefenen: de advocatuur. Hij gaf openbare lessen en colleges aan niet-studenten, leerlingen van het handelsonderwijs, en schreef een Schets van het

Nederlandsche Handelsrecht, dat zijn leven lang als een standaardwerk gold, voor wie zich inleidend in deze materie wilde oriënteren.

Zijn pragmatisme maakte hem ook bij uitstek geschikt om als hoogleraar en gedelegeerde van zijn universiteit zitting te nemen in staatscommissies als die van de Grondwetsherziening van 1883. Hij droeg in belangrijke mate bij tot de totstandkoming van het in 1884 ingediende wetsontwerp om de kiesgerechtigheid van de burger, toen nog bepaald door een verouderd stelsel van

inkomstenbelasting, afhankelijk te maken van de huurwaarde van de woning. Zijn voorstel werd bij de vaststelling van de Grondwetsherziening van 1887 vervangen door het bekende

"caoutchouc-artikel", waarbij "kenmerken van geschiktheid en maatschappelijke welstand" bij wet zouden worden bepaald.

Asser had inmiddels ook op internationaal niveau wetenschappelijke contacten gelegd. Tijdens een congres van de Internationale Vereniging tot bevordering van de Sociale Wetenschappen in Brussel in 1863 maakte hij kennis met geestverwante vakgenoten, die zijn leven lang zijn vrienden zouden blijven en eveneens tot de pioniers van het internationale recht behoren: de Belg G. Rollin Jacquemijns, de Engelsman G. Westlake en de Italiaan P.C. Mancini. Zij ontmoetten elkaar weer bij het tweede congres in Amsterdam, dat mede door Asser werd georganiseerd, en vormden een samenwerkingsverband, dat in 1867 leidde tot de oprichting van de Revue de Droit International et de Legislation Comparée. In 1873 wordt in Gent tijdens een openbaar congres van juristen het Institut de Droit International opgericht, dat jaarlijks bijeenkomsten houdt. Het slaagt erin alle jonge rechtsgeleerden van West-Europa in een diskussie-forum bijeen te krijgen, zodat het in staat is, gezamenlijke standpunten te formuleren over internationaalrechtelijke kwesties. In 1875 vindt

(10)

een congres plaats in de Ridderzaal in Den Haag. Tijdens dat congres worden voorstellen voor de opstelling van een internationaal Burgerlijk Wetboek aan de orde gesteld: het is een internationale erkenning van wat Assers levenswerk zal worden.

De invloed van dit instituut op de regeringspolitiek doet zich gevoelen, wanneer Asser in 1875 wordt benoemd tot raadadviseur van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Meer nog dan als liberaal kandidaat voor een Kamerlidmaatschap - hij werd in 1871 niet gekozen - ziet hij nu kans om zijn ideeën in de praktijk te brengen. Talloos zijn zijn adviezen, die samenhangen met problemen in verband met buitenlandse privaat-rechtelijke vonnissen. Maar ook op

volkenrechtelijk en diplomatiek terrein weet hij zich te bekwamen. Zo vertegenwoordigt hij de Nederlandse regering bij de opstelling van internationale verdragen ter bescherming van onderzeese telefoonkabels (1882), maar ook bij hachelijker kwesties als de regeling van de doorvaart op de Congo rivier (1884-1885) en de openstelling van het Suezkanaal voor de

internationale scheepvaart (1885), waarbij het om de verdediging van Nederlandse belangen gaat.

In 1891 krijgt Asser, sedert 1883 Staatsraad in buitengewone dienst, eindelijk de kans om zijn ideeën te verwezenlijken. Reeds in 1873 wist hij minister J.L.H.A. Gericke van Herwijnen ertoe te bewegen om voorstellen te doen voor een internationale codificatie van het privaatrecht, maar diens pleidooien stuitten af op Frans-Duitse onwil. Nu echter kon hij zijn superieur G. van

Tienhoven winnen voor een conferentie ter codificatie van het internationaal privaatrecht in Den Haag, een conferentie die in 1893 plaats vond en waarin rechtsgeleerden van het Institut de Droit International elkaar nu als officiële gedelegeerden van nationale regeringen zouden treffen.

Asser werd in hetzelfde jaar benoemd tot lid van de Raad van State, reden waarom hij moest aftreden als hoogleraar. In zijn afscheidsrede maakte hij gewag van de doelstellingen, die hem tijdens de Haagse conferentie voor ogen stonden: "Zeer weinig, ja bijna niets is nog geschied om een vaste grondslag te geven aan het recht, dat daar, waar twee of meer wetgevingen met elkaar in botsing komen, de toepasselijke wet aanwijst en ook anderszins moeilijkheden uit de weg ruimt, die bij het internationaal verkeer uit verschil van wetgeving voortvloeien" 7 . Het is echter niet tot de internationale Code Civil gekomen, die Asser zich als voorzitter van de eerste

conferentie had voorgesteld: zijn minderheidsstandpunt moest wijken voor de argumentatie, die de franse afgevaardigde J.L. Renault aanvoerde, om eerst de afzonderlijke rechtsregels stuk voor stuk bij tractaat te laten vastleggen. Het karakteriseert Asser, dat hij zich bij deze radicale wijziging van de formele procedure niet alleen neerlegde, maar deze later ook fel verdedigde als besluit van de conferentie. Die had immers, zo betoogde hij tijdens een lezing in 1907, "gelijk gehad". De conferentie van 1893 werd nog door drie andere gevolgd, waarin vraagpunten als de

procesvoering, de lijfsdwang, het huwelijks- en huwelijksgoederenrecht en het faillissement door voortdurende ruggespraak met regeringen en volksvertegenwoordigingen werden uitgediept. In 1896 ratificeerden tien mogendheden een tractaat, waarbij zij overeenkwamen een gezamenlijke wetgeving van het internationaal privaatrecht te aanvaarden. In elk land werd een permanente staatscommissie voor internationaal privaatrecht opgericht, in Nederland in 1897. Deze

staatscommissies adviseerden de regeringen over de uitwerking van de op de conferentie gesloten conventies in hun wetgeving, maar ook over concrete conflicten op internationaal privaatrechtelijk gebied. Asser was, mede door zijn lidmaatschap van de Raad van State, de invloedrijkste persoon.

Dit had mede tot gevolg, dat de taakstelling van de commissie zich uitbreidde tot problemen op het gebied van het handelsrecht, en dat zij weldra zou worden betrokken bij de onderhandelingen over het internationaal wissel- en chèque-recht.

Intussen deden zich ook op volkenrechtelijk gebied ontwikkelingen voor, waarbij Asser betrokken werd. De arbitragegedachte, zoals die werd gepropageerd door zijn vriend Mancini, deed ook in Nederland opgang, toen een geschil tussen Frankrijk en Nederland over de grens tussen

Nederlands en Frans Guyana door een scheidsrechterlijke uitspraak van tsaar Alexander II werd beslecht. Doch na een conflict tussen Engeland en Nederland over de aanhouding van het Britse

7 Citaat uit "Honderd Nationale Jaren", pag. 120.

(11)

schip Costa Rica Paquet door het Nederlands-Indische goevernement bleek, dat de ogenschijnlijke neutraliteit van een derde staatshoofd geen garantie kon bieden voor een voor beide partijen acceptabele uitspraak, en dat naar een onafhankelijker rechter moest worden gezocht.

De oplossing werd geopperd tijdens de Eerste Vredesconferentie van 1899 te Den Haag in de creatie van een permanent hof van arbitrage, dat zou beslissen over internationale geschillen, voorlopig onder volontaire jurisdictie. De voorstellen werden door Asser en zijn vriend Renault in een redactie uitgewerkt en verdedigd en het hof werd hetzelfde jaar nog ingesteld. Assers ideaal om van Nederland het internationale ministerie van Justitie te maken, kreeg hierdoor meer concrete vormen.

Onmiddellijk na de instelling van het Hof had Asser zitting als Nederlands gedelegeerde. Voor de permanente huisvesting stelde de Amerikaanse miljonair A. Carnegie anderhalf miljoen dollar ter beschikking; er werd een pand gebouwd aan de rand van het Scheveningse Bos, waaromheen een volledig vredesdorp zou worden gevormd. In 1907 werd, tijdens de Tweede Vredesconferentie, de eerste steen gelegd van het gebouw, dat bekend zou worden als het Vredespaleis. Het bleek achteraf een machteloos gebaar.

Tijdens de tweede conferentie trachtten Asser en zijn collegae gedaan te krijgen, dat de macht van het Internationaal Gerechtshof, dat over conflicten als de Boerenoorlog en de Russisch-Japanse Oorlog geen enkele zeggingsmacht had gehad, uit te breiden. Vergeefs. Wel werd besloten tot de instelling van een internationaal prijzenhof, dat in bepaalde zaken van het prijzenrecht uitspraak kon doen. Een verdrag dienaangaande werd niet door Engeland geratificeerd.

Het uiteindelijke doel van de Vredesconferenties: stopzetting van de bewapeningswedloop, werd niet gerealiseerd. Asser bleek achteraf welhaast de enige te zijn, die op diplomatieke resultaten in de richting van een vredesideaal kon bogen. Was het wonder, dat hij naam kreeg in pacifistische kringen als in de Cercle International van W. Stead, die in 1907 in Den Haag een tegencongres hield? Dat hij werd betrokken bij tal van vredesbewegingen en -manifestaties, zoals bijvoorbeeld in 1912 georganiseerd door het Delftsch Studenten Corps? Zelf bleef hij echter zijn bijdrage als rechtsgeleerde relativeren: immers, zo betoogde hij tijdens een lezing voor de Koninklijke Akademie voor Wetenschappen in 1906, schepping van rechtsregels die conflicten kunnen

voorkomen is niet voldoende, want "zoolang niet door eene verbeterde volksopvoeding algemeen de overtuiging gevestigd wordt, dat de nationale eer nooit kan worden gediend door onrecht en ruw geweld, en dat het welbegrepen nationaal belang nooit het voeren van een veroveringsoorlog kan vorderen, -zoo lang zal het eerzuchtigen en hebzuchtigen leiders niet moeielijk vallen, de hartstochten der massa's op te zweepen en zoodoende zich denvoor het oorlogvoeren onmisbaren steun der openbare meening in hun land te verzekeren" 8 .

In 1904 wordt aan het Institut de Droit International de Nobelprijs voor de Vrede toegekend, in 1911 aan Asser zelf. Ook heeft Asser, namens het Institut, weten te bewerkstelligen, dat in 1907 aan J.L. Renault dezelfde eer te beurt viel. Hij was toen nauw betrokken bij de codificatie van het internationaal wisselrecht, waarmee op instigatie van de Belgische en Italiaanse regering in 1910 een aanvang werd gemaakt: als voorzitter van een internationale conferentie coördineerde hij het overleg van de landen onderling door tijdens het beraad opgestelde vragenlijsten. Aan de hand hiervan konden tijdens een tweede conferentie in 1912 de besprekingen worden afgerond en kon een conventie worden opgesteld.

8 Zie inventarisnummer 159; illustratie op bladzij

(12)

Het was zijn laatste grote succes. Overladen met tal van eerbetuigingen, als eerste niet-ex-minister benoemd tot minister van Staat, geroemd als "wereldburger" 9 , overleed hij op 29 juli 1913. Uit een nog tijdens zijn leven gehouden inzameling werd een boekerij gevormd over het internationaal privaatrecht, die de basis zou vormen van het Asser-instituut te Den Haag, dat thans nog als één van de bekendste internationaalrechtelijke studiecentra in Nederland geldt.

Michel Henry Godefroy (1813-1882)

MICHEL HENRY GODEFROY (1813-1882)

Terwijl Tobias Michaël Carel Asser na het beëindigen van zijn studie zijn advocatenloopbaan begon, was zijn oom Michel Henry Godefroy (16 december 1813-25 juni 1882) op het hoogtepunt gekomen van zijn politieke loopbaan. Evenals de Assers voortgekomen uit liberaal-israëlitische kringen, studeerde hij samen met Carel Daniël in Amsterdam en Leiden, waar hij op 31 mei 1837 promoveerde. Hij onderhield contact met de Assers tijdens zijn advocatuur, ook toen hij in 1849, vlak na de invoering van Thorbeckes grondwetsherziening, tot lid van de Tweede Kamer werd gekozen. Als eerste jood die deze functie te beurt viel, was hij in vraagstukken als de

onderwijskwestie genoodzaakt, het Israëlitische standpunt te vertegenwoordigen. Zijn positie in de Hoofdcommissie tot de Zaken der Israëlieten stelde hem daar wel toe in staat: hij was een voorstander van de openbare school '"ter opleiding van alle maatschappelijke en christelijke deugden", zoals dat ook gedeeltelijk door minister A.G.A. van Rappard in 1856 werd voorgestaan.

Toen het kabinet Thorbecke in 1864 de ontwerp-wet op het Middelbaar Onderwijs indiende, stemde hij tegen, omdat de wet te weinig ruimte open liet voor bijzondere onderwijsinstellingen.

Overigens was hij gematigd liberaal, maar hij vervreemdde zich van de Thorbeckianen door in de jaren 1860-1862 zitting te nemen in het koninklijk kabinet Van Hall als minister van Justitie. Hij wist een wet op de Rechterlijke Organisatie goedgekeurd te krijgen, die echter niet werd uitgevoerd.

Het advocatenkantoor Asser stond hem geregeld bij wanneer het om advies werd gevraagd.

Godefroy bleef daarna kamerlid tot 1881 met uitzondering van de jaren 1870-1871, waarin hij niet herkozen werd. Hij gaf zich te kennen als een voorstander van de afschaffing van de doodstraf (1867), een tegenstander van de afschaffing van de dienstvervanging (1873) en van de vrijheid van arbeidsverenigingen (1872). Tijdgenoten roemden hem om zijn levendige betoogtrant, waardoor hij twee uur lang aan het woord kon blijven, zonder verveling te wekken, maar ook zijn

hardhorigheid gaf aanleiding tot levendige anekdotes 10 . In 1881 trok Godefroy zich uit het openbare leven terug.

Geschiedenis van het archiefbeheer

GESCHIEDENIS VAN HET ARCHIEFBEHEER

De papieren die hier beschreven zijn, werden aangetroffen in het advocatenkantoor van de nakomelingen van Tobias Asser (1783-1847) op de Keizersgracht in Amsterdam en vandaar overgebracht naar de heer J.R. Asser, Heideweg 10, Blaricum. Het leeuwendeel van de stukken is afkomstig van Tobias Michaël Carel Asser, en waarschijnlijk na zijn dood door zijn zoon Carel Daniël Asser jr. (1866-1939) van zijn woonhuis te Den Haag naar het advocatenkantoor

overgebracht. Uit aantekeningen van zijn biograaf C. van Vollenhoven blijkt, dat Asser veel waarde hechtte aan de vorming van zijn archief, vooral aan het bewaren van "die ongetelde particuliere briefjes, die voor (zijn) arbeid altijd honderdmaal meer beteekend hebben dan ambtelijke missiven en bescheiden" 11 . Dit impliceerde allerminst een systematische bewaring: "Zijn schrijftafel en vloer van zijn werkkamer waren torens van wanorde", slechts toegankelijk voor Assers "feilloos

geheugen" 12 . Wellicht krijgt men de beste indruk van de toenmalige ordening, wanneer men in de

9 Zie voor dergelijke karakteristieken vooral inventarisnummer 402.

10 Tobias Asser, Jaarboek van de Koninklijke Akademie voor Wetenschappen, 1914, pag. 18.

11 D. van Eck, mémoires, collectie Van Eck, inventarisnummer 3, pag.71, uitgegeven door C.A. Tamse als "Mémoires van een enfant terrible", Archief van het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen, 1975.

12 Jaarboek van de Kon. Akademie voor Wetenschappen, 1914, pag. 21.

(13)

Londense advocatenwijk rond Chancery Lane de kantoren binnenkijkt en daar de liassen en

advocatendossiers (dubbelgevouwen foliobladen met een rood koord samengebonden) her en der verspreid over de bureaus ziet slingeren.

Totdat de heer J.R. Asser overdracht van het archief aan het Algemeen Rijksarchief overwoog, is er aan deze ordening weinig veranderd. Een poging om bij de overdracht tot een globale klassificatie te komen, moest wel op een mislukking uitlopen. Stapels kranten, weerslag van "(T.M.C.) Assers kinderlijke belustheid om zijn naam te lezen" vulden de papierhoop aan 13 .

Aanvankelijk werden stukken, afkomstig van T.M.C. Asser, in 1973 aan het Algemeen Rijksarchief overgedragen. Hierbij werden in 1975 stukken gevoegd van de andere leden van dit geslacht. De overdracht betrof slechts papieren betreffende hun openbaar optreden, stukken van partikuliere aard werden door de heer Asser behouden om de vorming van een eigen familie-archief mogelijk te maken 14 .

Schenking (van een niet overheidsarchief)

De verwerving van het archief

DE VERWERVING VAN HET ARCHIEF Het archief is door schenking verworven.

13 Jaarboek van de Kon. Akademie voor Wetenschappen, 1914, pag. 21.

14 Correspondentie van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief, 1973, D 9.6 en 1975, D 9.6.

(14)

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud en structuur van het archief

Verantwoording van de bewerking

VERANTWOORDING VAN DE BEWERKING

Bij de inventarisatie gaven de opschriften op enkele "advocatendossiers" en op enkele losgeraakte portefeuilles enige vingerwijzingen in de richting van de oorspronkelijke struktuur van het archief.

Naast vermeldingen als "vredesconferentie", "artikel N.R.C. Naamloze Vennootschap" of "Verzoek om minister van Justitie te worden" kwamen in het handschrift van Asser ook rubriekmatige aanduidingen als "internationaal privaatrecht" voor. Dit bevestigt het vermoeden van Van Vollenhoven, dat Asser bij de ordening van zijn archief geen consequent doorgevoerde

systematiek voor ogen had. De stukken zijn derhalve zoveel mogelijk zaaksgewijs geordend of geplaatst in verbanden met de verschillende aktiviteiten van Asser. Daarna is voor een

systematisering gekozen, die het minst speculatief lijkt voor het archief van een "homme des idées" als Asser is geweest. Schema's met de indeling "Internationaal Privaatrecht-Volkerenrecht- Handelsrecht en Staatsrecht" zouden wellicht in Assers lijn hebben gelegen, maar tenderen sterk naar een pertinentiebeginsel, evenals de wellicht nog vagere indeling "Wetenschappelijke

activiteiten-Politieke activiteiten-Economische activiteiten", die bovendien voor willekeurige uitleg vatbaar is. Besloten is om, analoog aan andere persoonlijke collecties, tot een indeling naar functie over te gaan, waarbij rekening werd gehouden met het feit, dat uit tal van betrekkingen

werkzaamheden voortvloeiden, die Asser ook na de officiële beëindiging van zijn functie verrichtte: bijvoorbeeld als emeritus-hoogleraar of als adviserend advocaat. De functies

"advocaat", "hoogleraar" en "raadadviseur van het ministerie van Buitenlandse Zaken"

impliceerden een netwerk van nevenactiviteiten of qualitate qua volvoerde opdrachten, die soms in tijd verder reikten dan de funktie zelf: bijvoorbeeld zijn lidmaatschappen van tal van

wetenschappelijke instellingen, die hij ook na zijn benoeming tot lid van de Raad van State aanhield, en die overigens ook allengs een eigen rol zijn gaan spelen. Het lidmaatschap van de Staatscommissie voor Grondwetsherziening werd als een uitvloeisel van zijn hoogleraarschap beschouwd; dit verklaart de ogenschijnlijke discrepantie met de in aparte hoofden onderverdeelde lidmaatschappen van andere staatscommissies.

De inventaris werd in 1975 voltooid door drs. J. A.A. Bervoets, chartermeester van de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief.

(15)

Verwant materiaal

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën

BESCHIKBAARHEID VAN KOPIEËN

Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar

(16)

Beschrijving van de series en archiefbestanddelen

B E S C H R I J V I N G V A N D E S E R I E S E N A R C H I E F B E S T A N D D E L E N

I PAPIEREN VAN MOSES SAMUEL ASSER (1754-1825)

I PAPIEREN VAN MOSES SAMUEL ASSER (1754-1825)

1 Tekst van een redevoering, gehouden door Asser, voorzitter van de Joodse Nieuwe Gemeente te Amsterdam ter gelegenheid van de eenjarige herdenking van het decreet van de Nationale Vergadering op de toekenning van het burgerrecht aan de Joden.

2 september 1797.Gedrukt

1 stuk 2 Staten van honoraria, ontvangen door het advocatenkantoor Asser.

1797, 1805-1810. 1 omslag

3 Ingekomen anonieme verklaring van een inwoner van Demerary over zijn belevenissen tijdens een door hem gevoerd rechtsgeding om een vordering op Kandal.

Z.j. (ca. 1805). 1 stuk

4 "Publicatie van de Hoogmogenden, houdende een generale ordonnantie op de invordering der middelen te lande" betreffende de gerechtelijke inbeslagname van goederen.

1806.Gedrukt

1 deel 5 Ingekomen brief van Gijsbert Karel van Hogendorp, houdende terugzending van

het door Asser samengestelde ontwerp-wetboek van Koophandel.

21 augustus 1810. 1 stuk

6 Ingekomen brieven van zijn zoon Tobias Asser en D.C. van der Meulen.

1810, 1821. 2 stukken

7 Ingekomen brieven van de president van het hof van Assisen, houdende oproepen aan Asser om als gezworene te compareren.

15 mei, 19 juli 1812. 2 stukken

8 Kwitantie, uitgeschreven door het advocatenkantoor Asser aan Joseph d' Antonio Santero voor de opstelling van een rekest om aanstelling tot Nederlands consul in Sicilië, met onderhandse akte, houdende een overeenkomst van deze zakenman met Cyrus Alexander Friso tot het aangaan van een compagnonschap.

6 mei, 7 december 1814. 2 stukken

9 Stukken betreffende de verkoop van elf dertigste gedeelte van de plantage Berlyn's Welvaaren in Essequebo, toekomende aan Cheila Tobie, door Asser aan de overige erfgenamen van de plantage.

1814-1815. 1 omslag

10 Ingekomen brief van A. van Gennep, houdende een uitnodiging om voor de

commissie tot het ontwerp-wetboek voor de Regterlijke Magt een verhandeling te houden over de rechtbanken van koophandel.

(17)

16 februari 1818. 1 stuk 11 "Mijne biographie", door Asser geschreven voor zijn kleinkinderen. Z.j.

(na 1820). 1 band

(18)

II PAPIEREN VAN CAREL ASSER (1780-1836) EN ROSA LEVENT (1782-1853)

II PAPIEREN VAN CAREL ASSER (1780-1836) EN ROSA LEVENT (1782-1853)

A CAREL ASSER

A CAREL ASSER 12 Briefwisseling met:

Tobias Asser, 13 november 1826 H.C. Cras, 8 juli 1799

prins Frederik der Nederlanden, 14 mei 1823 Kemper, 28 april 1823

F.C. van Maanen, 15 april 1817 D. Nagel-Schäfer, 8 mei 1837 L. Robert, 26 januari 1832.

1799-1837 1 omslag

13 Ingekomen brieven van zijn vrouw Rosa Levent en zijn schoonvader L. Levent.

September 1800- februari 1801 en z.j. 1 pak

14 Concept van een rapport aan de inspecteur, belast met het beheer van de

Domeinen, houdende advies over de tienden van het voormalige gewest Holland, met begeleidbrief.

December 1812. 2 stukken

15 Buitengewone Nederlandsche Staatscourant, houdende berichten over de Slag bij Waterloo.

20, 21 juni 1815. 2 stukken

16 Concept-rapport van Asser, referendaris bij het ministerie van Justitie, aan de minister over een wetsontwerp op de bijzondere schulden van de gemeente Amsterdam.

September 1815. 1 stuk

17 Ingekomen prospectussen van C.F. Schmidt, voorzitter van het bureau van Inlandsche Kunst-vlijt, houdende aanbeveling van Macassar-olie voor haarverzorging en van door hem te verhandelen waren.

1815.Gedrukt

1 deeltje en 1 stuk 18 Ingekomen aanslagformulier van de oorlogsbelasting over het jaar 1815.

Gekwiteerd.

Januari 1816. 1 stuk

19 Ingekomen brief bij Asser, referendaris bij het ministerie van Justitie, van L.

Desaugier, consul-generaal van Frankrijk, over de nagelaten papieren van De Mussey.

11 december 1826. 1 stuk

20 Concept van een ingezonden artikel door Asser, lid van de Staatscommissie tot herziening der Wetboeken, aan de Journal de Bruxelles, naar aanleiding van een kommentaar van het tijdschrift Le Belge op de samenstelling van het Wetboek van Strafrecht.

11 juni 1827. 1 stuk

21 Tekst van een redevoering, gehouden bij de inwijding van het gebouw van de

(19)

Verenigde Vrijmetselaarsloges in Amsterdam.

Z.j. 1 omslag

22 Ingekomen prijslijst van het pensionaat van D.J. Berck en J.A. Lilleman op de Keizersgracht te Amsterdam.

Z.j. 1 stuk

B ROSA LEVENT

B ROSA LEVENT

23 Ingekomen brieven van Carel Asser.

Augustus 1800-maart 1801. 1 omslag

24 Ingekomen brief van het ministerie van Justitie, houdende de posthume uitreiking van de medaille ter herinnering aan de wetgeving aan haar man Carel Asser.

22 maart 1839. 1 stuk

25 Concept-rekest aan koning Willem I om verhoging van haar weduwenpensioen.

1839. 1 stuk

(20)

III PAPIEREN VAN TOBIAS ASSER (1783-1847)

III PAPIEREN VAN TOBIAS ASSER (1783-1847)

26 Ingekomen facturen bij T. Asser en G. Boaz, procureurs.

1813-1816. 4 stukken

27 Circulaire van de commissie van toezicht van de Nederlands-Israëlitische scholen binnen het synagogaal ressort van Amsterdam, gericht aan de onderwijzers der Nederlands-Israëlitische armenscholen, houdende dankzegging voor de huldiging van de commissie wegens haar 25-jarig bestaan.

26 november 1843. 1 stuk

Asser had zitting in de Hoofdcommissie tot de Zaken der Israëlieten.

(21)

IV PAPIEREN VAN LODEWIJK ASSER (1802-1893)

IV PAPIEREN VAN LODEWIJK ASSER (1802-1893)

28 "Ode aan de conferentie te Londen", gedicht van Louis Asser, met afschrift.

1831. 2 stukken

29 Concept van een brief aan D. Donker Curtius naar aanleiding van onwaar gebleken berichten over de toekenning van de orde van de Nederlandse Leeuw aan Asser, met ingekomen antwoord van Donker Curtius.

Mei 1849. 2 stukken

(22)

V PAPIEREN VAN EDUARD ISAAC ASSER (1809-1894)

V PAPIEREN VAN EDUARD ISAAC ASSER (1809-1894)

30 Nederlandsch-Israëlitisch Nieuws-en Advertentieblad, houdende aanbeveling van Israëlitische kandidaten op de lijst der Vrijzinnige Kiezers-Vereeniging.

1850. 1 stuk

Asser was één der kandidaten.

31 Ingekomen brieven van M.H. Godefroy.

1861, 1872. 2 stukken

32 Memorie van Antwoord door Asser, procureur voor de Assurantiecompagnie tegen Zeeschade en de Tweede Maatschappij ter Assurantie tegen Zeeschade, in een proces in appèl tegen S. Piek te Oudshoorn terzake een vordering tot

schadevergoeding wegens averij.

1863.Gedrukt

1 stuk

(23)

VI PAPIEREN VAN CAREL DANIEL ASSER (1813-1890)

VI PAPIEREN VAN CAREL DANIEL ASSER (1813-1890)

33 "Stellingen over wisselrecht", behorende bij zijn proefschrift ter verkrijging van de doctorstitel in de rechten aan de universiteit van Leiden. Concept.

Z.j. (ca. 1834). 1 stuk

34 Briefwisseling met:

G. van Alphen, 26 april 1835;

M.L. van Ameringen, 4 oktober 1883;

A.P.Th. Eyssel, 30 juli 1887;

Fabius, 1835;

u J. Godefroy, 30 april 1883;

Godefroy, 1871-1879;

F.J. Houtman, 20 maart 1866;

W. Philips, 20 maart 1857;

J. Pinnes, 3 december 1876;

Spengler, 31 december 1852.

1835-1887. 1 omslag

35 Ingekomen convocaat bij Asser, advocaat van Adriana van der Berg, houdende de vastgestelde procesdatum.

13 mei 1836. 1 stuk

36 Ingekomen convocaat voor een vergadering van de commissie, belast met het beheer van de stedelijke rentegevende eigendommen der stad Amsterdam.

November 1852. 1 stuk

37 Dossier inzake pleidooien voor de firma Wilkens en Co., eiseres in een proces tegen de schipper W.H. de Jong en de reder A. Bruinis over de aansprakelijkheid voor een lading suiker, vervoerd op het schip de Wijnanda Lucretia.

1856-1868. 1 pak

38 Circulaire van Asser, raadsheer van het provinciaal gerechtshof van Noord-Holland, houdende aankondiging van de overname van zijn advocatenpraktijk door zijn zoon T.M.C. Asser.

26 april 1860. 1 stuk

39 Ingekomen oproep van de Raad van Toezicht van Advocaten aan Asser om voor een commissie te verschijnen.

13 juni 1876. 1 stuk

40 Stukken betreffende de kandidatuur van Asser naar een plaats in de strafkamer van de Hoge Raad.

Juni 1876. 1 omslag

41 Concepten van advertenties naar aanleiding van zijn benoeming tot lid van de Hoge Raad, opgesteld door zijn zoon T.M.C. Asser.

Z.j. (december 1877). 2 stukken

42 Aantekeningen van Asser, lid van de Hoge Raad, gemaakt naar aanleiding van de aldaar aanhangige processen in de strafkamer en de civiele kamer.

1882, 1883. 1 deeltje

(24)

43 Brieven van Asser, lid van de Hoge Raad, aan medeleden, met ingekomen convocaties en aantekeningen.

1883, 1889 en z.j. 1 omslag

44 Ingekomen rekesten van Nathan Herman de Beer, met bijlagen.

1883-1886. 4 stukken

45 Dossier inzake pleidooien voor de handelsvennootschap Hooglandt en Riedtman, eiseres in een proces tegen de verzekeringsmaatschappij Leo Flanders in Brussel wegens een vordering tot schadevergoeding over het verzekerde schip Bertha.

1889. 1 omslag

46 Lijst van personen, die met Asser hebben gecorrespondeerd.

Z.j. 1 stuk

47 Ingekomen brief van Van Reeden, houdende verzoek aan het gemeenteraadslid Asser om zitting te nemen in een stembuscommissie.

Z.j. 1 stuk

48 Concept van "Das niederländische Gesetzbuch über Civilprozesforderung", door Asser, advocaat in Amsterdam.

Z.j. 1 omslag

49 Krante- en tijdschriftartikelen over zijn overlijden en begrafenis.

Maart 1890. 3 stukken

(25)

VII PAPIEREN VAN TOBIAS MICHAEL CAREL ASSER (1838-1913)

VII PAPIEREN VAN TOBIAS MICHAEL CAREL ASSER (1838-1913)

A ALGEMEEN

A ALGEMEEN 50-60 Briefwisseling.

1856-1913. 11 omslagen

50 Met zijn zoon Carel Daniël Asser. Januari-maart 1910.

51 ,

L. Asser, 28 maart 1896 A. Baar, 22 mei 1903 Bachiene, 1874, 1875

W.H. de Beaufort, 1897-1909 F. Beichmann, 9 april 1906 E. Bertuil, z.j.

Bianchi, z.j.

H.J. Biederlack, 21 juli 1894 A. Boelens, 26 juni 1913 Ch. Boissevain, 1911 J. Boot, 29 mei 1880

J. Braackensieck, september 1881 Brinkman, 7 juli 1908

E. Bruza, 1880 G.L. Buzzati, z.j.

F. van Bylandt, 8 maart 1902.

52 ,

The college of political sciences, z.j.

Commissie tot regeling van het 75-jarig bestaan van het Regiment Grenadiers en Jagers, 28 juni 1904

F.B. Coninck Liefsting, 1871, 1887 G.W. Cortvander Linden, 20 maart 1912 A. Couvreur, 1872-1875

C. Descamps, 27 april 1898 en z.j.

L.W. van der Does de Willebois, 23 september 1892 J. Domela Nieuwenhuis, 14 maart 1867

L. Drucker, 16 augustus 1874 D. van Eck, 5 februari 1871 E. Ehrstroem, 4 juli 1900 S. E.W. van Eysinga, 8 juli 1913 D.D. Field, 22 september 1873 L. Gericke, 28 juni 1885.

53 Met M.H. Godefroy, 1856-1876.

54 ,

H. Goeman Borgesius, 17 juni 1901 A. van der Goes, 15 april 1901 D. van Hall, 28 maart 1901 H.L. Hammarskjöld, 1904, 1908 F.A. Hartsen, 28 mei 1869 J. Havelaar, 6 oktober 1890 J. Heemskerk Bz. 1869, 1870 D.J. Hill, 3 juni 1908

J.E. Holland, 20 november 1899 T. Hollijman-Heemskerk, 2 april 1905 J.W. Hora Siccama, z.j.

(26)

A.F.W. Idenburg, 26 oktober 1904 Idsinga, 14 juni 1908

J. Israël, z.j.

55 ,

L. Jacobs, 8 december 1876 D. Jardine, 25 februari 1876

P.de Keller van Hoorn, 27 december 1870 Kiesvereniging Amsterdam, z. j.

D.A. Koenen, 23 april 1862 H.J. Koenen, 26 december 1862 F. E.T. Krause, 19 april 1893 Kriege, 6 december 1907 A. Kuyper, 30 mei 1904 en z.j.

Laigny, 9 maart 1902

J.W. van Lansberge, 27 februari 1866 C. Leemans, 27 april 1897

Van Lentum, 12 december 1904 Lin Sing Tiang, 1907, 1912 Liszt, 19 oktober 1902 B.C.J. Loder, 1881-1907 J.A. Loeff, 17 april 1905 J. de Louter, 18 april 1910 Ch. Lyon Caen, 1897, 1912.

56 ,

D.J. Mackay van Ophemert, 1860 en z.j.

H. van der Mandere, april-mei 1910 E. Marais, 17 oktober 1878

R. de Marees van Swinderen, 1908-1912 R. de Mares, 20 april 1901

J.C. de Marez Oyens, 1881, 1889 Marstal, 11 juli 1908

De Martens, 1899, 1906 en z.j.

H. Matzen, 7 augustus 1889 C. Merkus, z.j.

D. Mille, z.j.

L.P.M.H. Michiels van Verduynen, 19 februari 1901 A.E.I. Modderman, 1861, 1864 en z.j.

G. de la Motte, 27 februari 1893 W.H.K. Mouthaan, 2 augustus 1897.

57 ,

A.P.L. Nelissen, 28 juli 1909 Th. Niemeijer, 18 augustus 1901 E. Nys, 21 april 1907

B. Ort, 21 juli 1900 Pape, 15 februari 1871

A. Pierantoni, 13 november 1871 J.Th. Pierson, 11 december 1908 N.G. Pierson, 1860-1907

De Pinto, 1904

J. Prins, 27 maart 1888

E. van Rahusen, 4 september 1897 F.L. de la Rana, 23 november 1908 Rassalouel, z.j.

L. Renauld, 1898-1910

(27)

T. de la Revotion la Ferray, 27 maart 1891.

58 ,

E.S. Robert, 15 juli 1904

J.J. Rochussen, 1901, 1906 en z.j.

J. Röell, 1892-1912 E. Roguin, 1898, 1906 A. Rolin, januari-maart 1913 E. Rolin, 1894-1906

G. Rollin-Jacquemijns, 1863-1899.

59 ,

F. Roy, 21 april 1912

L.H. Ruyssenaars, 28 juni 1902 graaf van St. Foix, 14 december 1885 A. Sato, 10 april 1908

H.A. de Savornin Lohman, 1901 W.S. Scrobrozy, 7 november 1873 A. Sichermann, 28 december 1912 Ch. Simons, z.j.

W. Staede, 7 augustus 1864 W. I. Stead, 18 juli 1906 G. de Stoppelaar, april 1907 Th. Stuart, 13 juli 1903

D.A.W. van Tets van Goudriaan, 1901, 1908 W.W. Thorbecke, 13 maart 1902

C. Tiedeman, 1 december 1871 en z.j.

H. van Tienhoven, 1893

J.T. van Tienhoven, 13 januari 1904 G. Töry, 3 januari 1909.

60 ,

Vening Meynes, 7 oktober 1891 Y. Vernède, 6 december 1869 W. de Vos van Steenwijk, 1908-1911 J. Vuylsteke, 1861-1862

J. Westlake, 1899-1913 en z.j.

H.H. van der Wijck, z.j.

E. Zilcken, 1874 N.N.

61 Ingekomen stukken bij Asser van diverse comités tot oprichting van standbeelden en gedenktekens en ter huldiging.

1863-1890. 1 omslag

met tafel.

62 Briefwisseling, gevoerd ter bemiddeling bij sollicitaties.

1890-1911. 1 omslag

de namen zijn opgenomen in de index.

63 Ingekomen brieven van door Asser te begunstigen liefdadige instellingen.

1904-1905. 4 stukken

de namen van de instellingen zijn opgenomen in de index.

64 Aantekeningen van Asser over de verdwijning van postzegels van zijn brieven.

Z.j. 1 stuk

(28)

B ADVOCAAT IN AMSTERDAM. 1860-1913.

B ADVOCAAT IN AMSTERDAM. 1860-1913.

1 Vertegenwoordiging in processen.

1 VERTEGENWOORDIGING IN PROCESSEN.

65 Ingekomen stukken bij Asser over door hem te voeren processen.

1869-1898 en z.j. 1 omslag

met tafel.

66 Dossier inzake pleidooien voor de verzekeringsmaatschappij gebrs. Dekkers, gedaagde in een proces tegen de gebroeders Van Eegen wegens een vordering tot schadevergoeding voor het schip Economie.

1869. 1 omslag

67 Aantekeningen van Asser over processen, gevoerd door procureur-generaal Eyssel als vertegenwoordiger van verzekeringsmaatschappijen bij hun terugvordering van onverschuldigd verrichte uitkeringen, met bijlagen.

1871. 1 omslag

68 Dossier inzake pleidooien voor de Tweede Associatie der Zee-assurantie, gedaagde in een proces tegen de rederij Eltzbacher en Co. wegens een vordering om uitkering over teloor gegane scheepslading.

1872. 1 omslag

69 Tekst van een vonnis, uitgesproken door de arrondissementsrechtbank in

Amsterdam inzake een geding tussen J. Hijmans, koopman in Semarang, eiser, en W. Ruys en Zn., boekhouders van het schip "Ouderkerk aan de Amstel", gedaagden, over de aansprakelijkheid voor de door dit schipgeleden schade, waarbij Asser als pleiter voor eiser optreedt, met aantekeningen van Asser. Overdruk uit het

"Magazijn van Handelsregt".

1873. 1 deeltje

70 Dossier inzake pleidooien voor de Nederlandsch-Indische Zee- en Brand-Assurantie Maatschappij te Batavia, gedaagde in een proces tegen curatoren der firma N. van der Werff wegens een vordering om uitkering over een beschadigde lading tabak op het stoomschip Sumatra.

1874-1876. 1 omslag

71 Akte houdende een arbitragevonnis in een proces tussen Niel Nielsen, gezagvoerder van het Noorse stoomschip "Alpha", eiser, en James Drysdale, gezagvoerder van de Engelse driemaster "City of Delphy", gedaagde, om een vordering van loon voor hulp en bijstand, waarbij Asser als procureur voor eiser optrad.

3 juli 1886. 1 stuk

72 Dossier inzake pleidooien voor Leoni, weduwe van A.de Vries, eiseres in een proces tegen de Caisse Générale des Familles om een uitkering van een levensverzekering na zelfmoord van haar man.

1886-1887. 1 omslag

73 Dossier inzake adviezen van Asser en zijn zoon C.D. Asser over vorderingen van L.J.

Meyer op P.A.E.D. Janssen van Afferden.

1889-1891. 1 omslag

(29)

74 Dossier inzake pleidooien van Asser voor Pollaczeck, eiser, in een proces tegen A.

Hoogentoom van Tetterode, sigarenhandelaar aan de passage in Zandvoort, gedaagde, inzake vordering van niet voldane huur, te voldoen in ruil voor garantie van het alleenrecht tot sigarenverkoop in de passage.

1891-1892. 1 omslag

75 Concept van een dagvaarding aan A.H. baron van Horn van der Horckop verzoek van de Delimaatschappij wegens een vordering op door Van Horn van der Horck verhandelde tabak, met afschrift van een rekest van gedaagde.

November 1895. 2 stukken

2 Juridische adviezen.

2 JURIDISCHE ADVIEZEN.

76-77 Briefwisseling met diverse personen over te geven adviezen bij rechtsgedingen.

1860-1912 en z.j. 2 omslagen

met tafel op de afzenders en de aangeroerde onderwerpen.

76 1869-1900

77 1902-1912 en z.j.

78 Ingekomen verzoeken om advies bij de instelling van vennootschappen, met concept-antwoorden.

1861-1893. 1 omslag

met tafel op de afzenders en de op te richten vennootschappen.

79 Dossier inzake adviezen van Asser aan C. de Bruyn, oprichter van een

Commanditaire Sociëteit ter Exploitatie van de Pijp- gaz-fabrijken te Amsterdam en Zwolle, bij de opstelling van diens testament.

1876. 1 omslag

80 Concept-rekest, opgesteld door Asser namens enige obligatiehouders van de Nederlandsche Zuid-Ooster Spoorwegmaatschappij aan de minister van

Waterstaat, Handel en Nijverheid, om nietigverklaring van een overeenkomst van deze maatschappij met de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen.

Maart 1883. 1 stuk

81 Ingekomen verslag van een commissie inzake een plan tot oprichting van een reddingscorps ingeval van brand in Amsterdam, houdende de vermelding van Assers medewerking bij de samenstelling van de statuten van dit corps.

20 maart 1884.Gedrukt

1 katern 82 Stukken betreffende adviezen van Asser en Van Bosse aan A. Gand bij de opstelling

van een contract.

1884-1886. 1 omslag

83 Dossier inzake de bemiddeling van Asser tussen de Noordhollandsche Vereeniging

"Het Witte Kruis" en enige banken bij het aangaan van enige leningen door de vereniging.

1887-1888, 1893. 1 omslag

84 Ingekomen akten houdende overeenkomsten tussen John Walter Knaggs en Charles Joseph d'Hauterive inzake de overdracht van een aantal percelen in Borneo door Knaggs aan d'Hauterive en de oprichting van een maatschappij tot winning

(30)

van goud door d'Hauterive, met concepten en een kaart van de concessies.

Juni-oktober 1889. 1 omslag

85 Algemeen Handelsblad, houdende bericht van uitstel van de behandeling van een appèl van W. Thorbecke voor de Hoge Raad inzake het onderhoud van een weg in Zandvoort wegens ziekte van diens adviseur Asser.

7 januari 1890. 1 stuk

86-87 Stukken betreffende de deelname van Asser aan een scheidsgericht over een geschil tussen de Nederlandsche Rijnspoorwegmaatschappij en de Linksrheinische Eisenbahngesellschaft over terugvordering van onverschuldigd betaalde gelden bij de aanleg van de spoorwegverbinding Zevenaar-Kleef.

1891-1894. 2 pakken

de namen der scheidslieden zijn opgenomen in de index.

86 Processtukken, met aantekeningen van Asser en F.B. Coninck Liefsting.

87 Correspondentie, met kranteartikelen.

88 Stukken betreffende adviezen van Asser aan de Vereeniging of Groote Sociëteit te 's-Gravenhage bij de opstelling van haar statuten en bij een lening, te sluiten bij de Nederlandsche Trust-Maatschappij.

1894-1895. 1 omslag

89 Stukken betreffende adviezen van Asser inzake een arbitrage over een conflict tussen G.M. Campbell en de Koninklijke Siamese Spoorwegmaatschappij over de geldigheid van enige concessies.

Juni-juli 1897. 1 omslag

90 Correspondentie met J.B. Loman over de vraag of de Zuidafrikaansche Fabrieken voor Ontplofbare Stoffen op grond van haar staatsmonopolie en een verdrag tussen Zuid-Afrika en Portugal verplicht kunnen worden om springstoffen uit Portugese koloniën in te voeren.

1898-1899. 1 omslag

91 Stukken betreffende adviezen van Asser over de rechtspositie van de

Nederlandsche Zuid-Afrikaansche Spoorwegmaatschappij na de verovering van de Boerenrepublieken door Engeland.

1901-1904. 1 omslag

92 Stukken betreffende adviezen van Asser inzake de vraag of de bezittingen van de Belgische koning in Congo toebehoren aan de staat Congo of aan 's konings erfgenamen.

1901-1911. 1 omslag

93 Stukken betreffende adviezen van Asser aan de directie van de Javasche Bank over de volkenrechtelijke consequenties bij de verplaatsing van haar zetel naar Bandung en de daaruit voortvloeiende wijziging van haar statuten.

1904-1911. 1 omslag

94 Ingekomen exemplaren van de "Shipping gazette and Lloyd's list", houdende artikelen over regelingen omtrent scheepsverzekeringen.

12, 19 februari 1903. 3 stukken

95 Stukken betreffende een advies van Asser aan graaf W. Bentinck inzake dubbele

(31)

belastingplicht voor het bezit van huizen in Nederland en in de Duitse staat Würtemberg.

Maart 1905. 1 omslag

96 Artikel uit de Nationalzeitung te Berlijn, houdende kommentaar op uitspraken van Asser over een conflict tussen de firma Mannesmann en de sultan van Marokko.

3 maart 1910. 1 stuk

97 Afschrift van een advies aan N.N. op de vraag of een zionist voldoende liefde heeft voor het land waarvan hij de nationaliteit bezit.

Januari 1911. 1 stuk

98 Stukken betreffende een adhesiebetuiging van Asser aan een adres van E. Clunet ten gunste van buitenlandse verzekeringsmaatschappijen in Italië naar aanleiding van de schepping van een verzekeringsmonopolie aldaar.

Januari-februari 1912. 1 omslag

99 Ingekomen "grondslagen voor eene overeenkomst tot het oprichten van een clearinghouse tusschen de Nederlandsche Rijnspoorwegmaatschappij, de

Nederlandsche Centraalspoorwegmaatschappij en de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen". Met correcties van Asser.

Z.j.Gedrukt

1 stuk 100 Concept-rekest, opgesteld door Asser namens D. Ploos van Amstel (?) aan de

minister van Justitie, om opneming in de adelstand.

Z.j. 1 stuk

101 Concept-rekest, opgesteld door Asser namens het bestuur van de Polderwaard en Groot te Winkel aan gedeputeerde staten in Noord-Holland, houdende protest tegen de door gedeputeerde staten gevorderde grondbelasting.

Z.j. 1 stuk

3 Commissariaten.

3 COMMISSARIATEN.

102-107 Stukken betreffende zijn commissariaat van de Nederlandsche Bank.

1864-1913. 1 omslag

102 Ingekomen circulaires en brochures van de Nederlandsche Bank.

1864-1910

103 Ingekomen verslagen van president en commissarissen. 1864- 1904.Gedrukt

104 Briefwisseling, met bijlagen. 1867-1913., 1 omslag

de namen van de officieuze briefschrijvers zijn opgenomen in de index.

105 Stukken betreffende de verlenging van het octrooi van de bank en de daarmee gepaard gaande statutenwijziging. 1885-1888., 1 omslag 106 Stukken betreffende de verlenging van het octrooi van de bank en

de daarmee gepaard gaande statutenwijziging. 1902-1904., 1 omslag 107 Stukken betreffende de invoering van gewijzigde bankassignaties.

1905-1906., 1 omslag

108 Stukken betreffende adviezen van Asser, aandeelhouder van de Nederlandsche Maatschappij van Kunstmatige Oesterteeld, voor de vorming van een United Dutch Oyster Company uit verscheidene oesterteeltmaatschappijen en een daarbij te sluiten lening met de Nederlandsche Trustmaatschappij.

(32)

1891-1892. 1 omslag 109 Stukken betreffende zijn commissariaat van de Nationale

Levensverzekeringsmaatschappij.

1892-1913. 1 omslag

C HOOGLERAAR, BUITENGEWOON HOOGLERAAR EN EMERITUSHOOGLERAAR AAN HET ATHAENEUM ILLUSTRE IN AMSTERDAM 1862-1913

C HOOGLERAAR, BUITENGEWOON HOOGLERAAR EN EMERITUSHOOGLERAAR AAN HET ATHAENEUM ILLUSTRE IN AMSTERDAM 1862-1913

1 Universitaire aktiviteiten.

1 UNIVERSITAIRE AKTIVITEITEN.

a Binnen de juridische faculteit.

A BINNEN DE JURIDISCHE FACULTEIT.

110 "Amsterdamsche Courant" houdende de benoeming van Asser tot hoogleraar in het Nederlands Burgerlijk recht en het handelsrecht aan het Athaeneum Illustre in Amsterdam, met ingekomen felicitatiebrieven.

12 mei 1862. 6 stukken

op de achterzijde van de krant het verslag van de bespreking van een rapport van de commissie van het Burgerlijk Armbestuur van Amsterdam omtrent te verlenen tegemoetkomingen aan de

Israëlitische armbesturen en een nota van C.D. Asser hierover.

De namen van felicitanten zijn opgenomen in de index.

111 Aantekeningen, gebruikt voor colleges in het handelsrecht.

1862-1863. 1 omslag

112 Series lectionum voor het jaar 1872, met presentielijsten, afschrift van een testimonium, en een ingekomen brief van A.E.I. Modderman over de vaststelling van college-uren.

1864, 1872 en z.j. 5 stukken

113 Briefwisseling over toezendingen en uitleningen van boekwerken en over introductie van wetenschappelijke onderzoekers bij Asser.

1869-1913. 1 omslag

de namen zijn opgenomen in de index.

114 Aantekeningen van Asser over de mogelijkheid van zijn aanstelling tot buitengewoon hoogleraar in het internationaal privaatrecht.

1875. 1 stuk

115 "Nieuws van den Dag" houdende aankondiging van een oratie van Asser bij gelegenheid van zijn 25-jarig hoogleraarschap, met ingekomen brochure van Max Conrad (Cohn) over de pandecten en institutionenuittreksels van de Britse

decretalenverzameling van Ivo, en concept-bedank-circulaire voor felicitaties.

Oktober 1887. 1 deel en 2 stukken

116 Briefwisseling, gevoerd ter begeleiding van promovendi of ter bespreking van proefschriften.

1888-1893. 1 omslag

de namen der promotoren en promovendi zijn opgenomen in de index.

117 Kladaantekeningen voor een avondcursus, gegeven aan toekomstige kooplieden over obligaties, met ingekomen uitnodiging van de Rector Magnificus tot een conferentie over de organisatie van deze cursus.

1888-1889. 1 omslag

(33)

118 Stukken betreffende colleges, gegeven door Asser aan de burgerij.

1891-1894. 1 omslag

119 "Propria Cures" houdende een bespreking van een circulaire van B.J. Polenaar over het nut van stages bij pas gepromoveerden in de rechten, naar aanleiding van de door Asser ingevoerde pleitcolleges, met presentielijst van een pleitcollege.

17 februari 1892 en z.j. 2 stukken

120 Stukken betreffende zijn afscheid als hoogleraar wegens zijn benoeming tot lid van de Raad van State.

1893. 1 omslag

b Buiten de juridische faculteit.

B BUITEN DE JURIDISCHE FACULTEIT.

121 Briefwisseling over hoogleraarsbenoemingen en bestuursaangelegenheden in diverse faculteiten.

1862-1890. 1 omslag

122 "Algemeen Handelsblad", houdende een advertentie ter aankondiging van een reünie van oud-studenten aan het Athaeneum Illustre.

11 december 1866. 1 stuk

Asser was voorzitter van het reünistencomité.

123 Ingekomen stukken van de Illustrissimus Senatus Studiosorum

Amstelodamensium, houdende uitnodigingen tot bijwoning van festiviteiten van het Amsterdamsch Studentencorps.

1866-1877. 1 omslag

124 Ingekomen convocatie van J.V.M. Land aan Asser voor een bijeenkomst ter bepaling van onderwerpen voor uit te schrijven prijsvragen.

3 oktober 1870. 1 stuk

125 Stukken betreffende de aanbieding van een geschenk aan professor C.H.B. Boot bij diens aftreden als hoogleraar in de klassieken.

1870-1871. 1 omslag

126 Reglement van de Studenten-Debatingclub, mede-ondertekend door voorzitter Asser.

26 oktober 1886.Gedrukt

1 stuk 127 Kranteartikelen over de viering van het achtste eeuwfeest van de universiteit van

Bologna en een aldaar door Asser gehouden feestrede.

13-15 juni 1888. 4 stukken

128 Stukken betreffende de deelname van Asser bij de organisatie van een inzameling voor een aan het Athaeneum aan te bieden aula.

1888-1891. 1 omslag

129 Artikelen in de "Amsterdamsche Courant" en in "Propria Cures" over voorstellen om van het Athaeneum een gemeente-universiteit te maken.

10, 16 november 1892. 2 stukken

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij binnen het beleidsterrein Bosbouw over de periode 1945-1995, 4 maart

Als uitvloeisel van het raamconvenant afgesloten op 29 september 1994 tussen het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de

Het archief bevat stukken van algemene aard (onder meer correspondentie en redevoeringen), stukken betreffende zijn voorzitterschap van de Centrale Kamer voor Handelsbevordering en

Toen rond de eeuwwisseling het archief van de voormalige rechtbank van eerste aanleg te Leiden (1811 - 1838) werd overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief zijn de dubbelen van

122 Arts of verpleegkundige: Schraagen, Johannes Cornelis, te Franeker, vs. klager: Kooij, Teunis, te Groningen. Zie ook dossier 123: ontslag

Arrondissementsrechtbank Rechtscollege ('de rechtbank') dat in *eerste aanleg kennis neemt van alle zaken waarvoor niet een andere rechter is aangewezen; het college is ook bevoegd

2334 Circulaire van M.Jansen, bisschop van Rotterdam, inzake een collecte voor de voltooiing van het Pastoraal Concilie..

– Plaatsingslijst van het archief van de Raad voor de Scheepvaart: dossiers uitspraken en beschikkingen, 1909-1940, voorheen nummer toegang 2.16.58 (R. Vos, 1975).. Deze