• No results found

2.1. Er is geen testament

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "2.1. Er is geen testament"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2. Wie erft wat?

De meeste mensen houden bij hun vermogensplanning ook rekening met hun nabestaanden en hun erfgenamen. Wie krijgt wat als men overlijdt en wat gaat er daarvan naar de fiscus? Krijgt de langstlevende wel genoeg om in zijn onderhoud te kunnen voorzien? Hoe kan men zijn nalatenschap optimaliseren? Het zijn maar enkele vragen die u zichzelf wellicht ook al gesteld heeft. Alvorens we in het volgende

deel een aantal concrete adviezen en constructies bekijken om uw nalatenschap op punt te stellen, bekijken we eerst even de belangrijkste regels inzake erfrecht en successierechten.

2.1. Er is geen testament

2.1.1. Wat krijgt de langstlevende echtgeno(o)t(e)?

Het hangt ervan af welke andere erfgenamen de overleden echtgeno(o)t(e)

(de zgn. erflater) nog achterlaat (naast de langstlevende dus). De wettelijke regeling vinden we terug in de artikelen 718 e.v. van het Burgerlijk Wetboek.

De erflater heeft kinderen

Wanneer de erflater kinderen (of kleinkinderen) achterlaat, erft de langstlevende echtgeno(o)t(e) het vruchtgebruik van de hele nalatenschap.

Vruchtgebruik wil zeggen dat men het genot krijgt van een zaak waarvan iemand anders de (blote) eigenaar is (in dit geval dus de kinderen of de kleinkinderen).

De vruchtgebruiker is wel verplicht om de zaak zelf in stand te houden.

De vruchtgebruiker heeft m.a.w. het recht om de zaak te gebruiken en daarvan ‘de vruchten te plukken’ (vandaar ‘vruchtgebruik’), maar hij wordt geen volle eigenaar van de zaak. Hij mag de zaak bv. niet zomaar verkopen. Op het einde van het

vruchtgebruik moet de zaak teruggegeven worden aan de blote eigenaars. Als de langstlevende dus bv. een woning in vruchtgebruik krijgt, dan mag hij of zij hierin wonen of het huis verhuren (en het huurgeld – de ‘vruchten’ ervan – opstrijken), maar de vruchtgebruiker mag de woning niet op eigen houtje verkopen.

De kinderen erven elk hun deel van de nalatenschap in blote eigendom en de

langstlevende erft de volledige nalatenschap in vruchtgebruik. Merk op dat het hierbij steeds om een levenslang vruchtgebruik gaat. Het vruchtgebruik dooft m.a.w. pas uit bij het overlijden van de langstlevende. Tot dan moeten de kinderen in principe wachten om volledig eigenaar van de goederen te kunnen worden.

Als de kinderen (de blote eigenaars) niet zo lang willen wachten, moet er een andere regeling getroffen worden. De kinderen kunnen dan bv. aan hun langstlevende vader of moeder voorstellen om hem of haar uit te kopen. Zo blijven de partijen niet

‘vasthangen’ aan elkaar. Het is namelijk zo dat wanneer een goed in blote eigendom toebehoort aan de ene partij en in vruchtgebruik aan de andere partij, geen van

(2)

beiden de volledige zaak kan verkopen. Daartoe is steeds het akkoord van beide partijen vereist en dat is niet erg praktisch. Het komt immers vaak voor dat de kinderen bv. wensen te verkopen omdat ze geld nodig hebben, terwijl de

langstlevende niet wil verkopen omdat hij of zij er de voorkeur aan geeft om het familiale vermogen in stand te houden. Voor stiefkinderen geldt een speciale regeling (zie 2.1.3.).

De erflater laat andere erfgenamen dan kinderen achter

De overledene laat geen kinderen achter, maar bv. wel broers of zussen. In dat geval zal de langstlevende de volle eigendom erven van het aandeel van de erflater in het gemeenschappelijke vermogen (de helft van de overledene dus). Bovendien krijgt de langstlevende ook het vruchtgebruik van het eigen vermogen van de erflater.

Het erfrecht van de langstlevende is hier dus al omvangrijker dan in de situatie waarin er kinderen of kleinkinderen zijn. Het gemeenschappelijke vermogen wordt nu

volledig eigendom van de langstlevende (de langstlevende had de andere helft daarvan immers al in eigendom).

Het nieuwe huwelijksvermogensrecht breidt het erfrecht van de langstlevende zelfs nog een stukje uit.

Onder de oude regeling was het eigen of gemeenschappelijk karakter van de

goederen doorslaggevend bij de verdeling van de nalatenschap van een echtgenoot die geen kinderen had, maar wel een langstlevende echtgenoot en familieleden nalaat.

Gemeenschappelijke goederen kwamen in volle eigendom toe aan de langstlevende echtgenoot, terwijl die laatste op de eigen goederen enkel het vruchtgebruik verkreeg.

De blote eigendom kwam toe aan de familieleden van de eerststervende echtgenoot.

Dit kon soms ongewenste gevolgen hebben, bijvoorbeeld wanneer een koppel tijdens het huwelijk samen een gezinswoning aankoopt. Wanneer dat koppel gehuwd is onder het wettelijk stelsel, is de woning gemeenschappelijk. Hierdoor ging de volle eigendom van de woning naar de vrouw bij het overlijden van haar man. Indien dat koppel echter gehuwd is met scheiding van goederen, dan maakt de woning geen deel uit van een gemeenschappelijk vermogen, maar gaat het om een onverdeeld goed (eigen goed van beide echtgenoten).

Onder de oude regeling had de vrouw slechts recht op het vruchtgebruik op de woning en ging de blote eigendom naar de familieleden van haar man.

Voor overlijdens sinds 1 september 2018 krijgt de langstlevende echtgenote van een koppel zonder kinderen steeds de volle eigendom van de huwelijksgemeenschap en van de goederen die exclusief in onverdeeldheid toebehoren aan de echtgenoten.

Zowel onder het wettelijk stelsel als bij scheiding van goederen zal de woning dus in volle eigendom aan de vrouw toekomen.

Voorbeeld

(3)

Johan en Kristien zijn gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen. Johan overlijdt en laat zijn echtgenote en zijn ouders na. In het (eigen) vermogen van Johan zit een

effectenportefeuille en de (onverdeelde) helft van de gezinswoning. De andere

(onverdeelde) helft van de gezinswoning is van Kristien. Bij de vereffening-verdeling van de nalatenschap bekomt Kristien de gezinswoning in volle eigendom en de effectenportefeuille in vruchtgebruik. De ouders bekomen louter de blote eigendom op de effectenportefeuille.

Bovendien zorgt het nieuwe huwelijksvermogensrecht ervoor dat het wettelijk erfrecht van de langstlevende echtgenoot ook verruimt als de langstlevende in samenloop komt met erfgerechtigden van de vierde orde. Concreet zijn dat de niet- bevoorrechte zijverwanten, meer bepaald de bloedverwanten in de zijlijn met uitzondering van (half)broer(s) en (half)zus(sen) en hun afstammelingen. Het nieuwe huwelijksvermogensrecht ontneemt het erfrecht van de erfgerechtigden uit de vierde orde wanneer zij in samenloop komen met een langstlevende echtgenoot.

Voorbeeld

Een erflater overlijdt en laat zijn langstlevende echtgenote (met wie hij gehuwd was onder een stelsel van scheiding van goederen) en zijn tante na. Onder de oude erfregels erft zijn langstlevende echtgenote de gehele nalatenschap in vruchtgebruik, zijn tante erft de gehele nalatenschap in blote eigendom. Door deze nieuwe wet verdwijnt het erfrecht van de tante (in samenloop met een langstlevende echtgenote) en erft de langstlevende echtgenoot bijgevolg de gehele nalatenschap in volle eigendom.

De erflater heeft geen andere erfgenamen behalve de langstlevende

In dat geval krijgt de langstlevende echtgeno(o)t(e) de volle eigendom van de volledige nalatenschap. Dit hoeft zelfs niet speciaal geregeld te worden, dat volgt rechtstreeks uit de wet. Alles is voor hem of haar.

Het nieuwe wettelijk toegekende opvolgend vruchtgebruik (WTOV)

Onder het oude erfrecht van vóór 1 september 2018 kon de langstlevende

echtgenoot of partner de inbreng eisen van schenkingen gedaan zonder vrijstelling van inbreng. Aan de langstlevende komt erfrechtelijk het vruchtgebruik op deze schenkingen toe en dat zonder erfbelasting.

Dit kon leiden tot onvoorziene situaties. Denk maar aan de situatie waarbij de langstlevende echtgenoot alsnog het vruchtgebruik kan opeisen op schenkingen gedaan door de vooroverleden echtgenoot aan kinderen uit een eerder huwelijk.

Door de nieuwe Erfwet werd sinds 1 september 2018 deze inbrengverplichting van het vruchtgebruik ten aanzien van de langstlevende echtgenoot of partner afgeschaft, ongeacht of het een schenking met of zonder vrijstelling van inbreng betreft.

In plaats daarvan voorziet de nieuwe Erfwet in een wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik (ook wettelijk voortgezet vruchtgebruik genoemd) voor de

langstlevende echtgenoot of partner.

(4)

Bij de invoering van het nieuwe erfrecht werd een overgangsbepaling voorzien (art. 66 wet van 31.07.2017). Als u vóór 1 september 2018 een schenking aan uw kinderen gedaan heeft als voorschot op hun erfdeel, dan zal ook bij uw overlijden onder het nieuwe erfrecht nog steeds een ‘afrekening’ (inbreng) moeten plaatsvinden tussen de kinderen en de langstlevende. Deze inbreng verloopt ook nog steeds volgens de oude regels (vruchtgebruik geven, of de tegenwaarde in een som of lijfrente).

Het wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik (WTOV) komt erop neer dat de langstlevende echtgenoot een voortgezet vruchtgebruik ontvangt op de goederen die de overleden echtgenoot in het verleden geschonken heeft met voorbehoud van vruchtgebruik.

Een belangrijke voorwaarde is wel dat de echtgenoten reeds gehuwd waren op het ogenblik van de schenking. Het voortgezet vruchtgebruik geldt vanzelfsprekend ook alleen voor schenkingen met voorbehoud van vruchtgebruik. Bovendien moet de schenker titularis gebleven zijn van dit vruchtgebruik tot zijn overlijden. Concreet betekent dit dat de schenker die tijdens zijn leven afstand doet van zijn vruchtgebruik, ervoor zorgt dat zijn langstlevende partner niet langer het recht heeft op het

vruchtgebruik op deze geschonken goederen na zijn dood.

Een schenking in volle eigendom aan een erfgenaam geeft sowieso geen aanleiding tot zo’n voortgezet vruchtgebruik door de langstlevende echtgenoot.

Voorbeeld

Vader schenkt zijn appartement aan zijn zoon met voorbehoud van vruchtgebruik. Als vader overlijdt, heeft zijn echtgenote het voortgezet vruchtgebruik (tenzij ze eraan

verzaakt) op dit appartement. De zoon wordt dus slechts volle eigenaar als ook zijn moeder overleden is.

Belangrijk om te weten is ook dat de overgang van het vruchtgebruik naar de

langstlevende geldt voor schenkingen van ‘eigen goederen’ (bv. wat men geërfd heeft) met voorbehoud van vruchtgebruik door de eerststervende gedaan. Maar het geldt eveneens voor schenkingen gedaan door beide echtgenoten samen van

‘gemeenschappelijke goederen of onverdeeld goed’ met voorbehoud van vruchtgebruik (art. 858bis, §3 en 4 BW).

Een analoge regeling geldt voor de langstlevende wettelijk samenwonende. Hier is de regeling echter veel beperkter. De langstlevende echtgenoot van de schenker die zich het vruchtgebruik heeft voorbehouden, verkrijgt immers het vruchtgebruik op alle goederen. Het speelt dus geen rol of het gaat om roerende of onroerende goederen.

Bij de langstlevende wettelijk samenwonende partner is het zgn. voortgezet vruchtgebruik beperkt tot de gezinswoning en de daarin aanwezige huisraad.

Merk ook op dat de langstlevende echtgenoot ook aanspraak heeft op het wettelijk toegekende opvolgend vruchtgebruik, indien de schenking plaatsvond in de periode waarin de langstlevende met de schenker wettelijk samenwoonde (art. 858bis BW 1°

par. 5).

(5)

In Vlaanderen wordt dit voortgezet vruchtgebruik belast, tenzij het om de

gezinswoning gaat. Op de waarde van het wettelijk voortgezette vruchtgebruik – ook wettelijk opvolgend vruchtgebruik genoemd – is sinds 1 september 2018 erfbelasting verschuldigd (art. 2.7.1.0.2. lid 2 VCF), tenzij de langstlevende aan dit vruchtgebruik verzaakt zou hebben.

Kortom, door het toevoegen van een tweede lid aan artikel 2.7.1.0.2. VCF heeft de decreetgever het wettelijk voortgezette vruchtgebruik van de langstlevende

echtgenoot of langstlevende wettelijk samenwonende binnen de toepassing gebracht van het erfrecht, zodat er erfbelasting op betaald moet worden net zoals wanneer dit vruchtgebruik het gevolg zou zijn van het wettelijk erfrecht of een testament.

Wie de erfbelasting op dit voortgezet vruchtgebruik wil vermijden in Vlaanderen, kan dat. De ouder-schenker die zich het vruchtgebruik voorbehoudt in de schenkingsakte aan zijn kind moet dan in de akte laten zetten dat dat zijn vruchtgebruik aan de

langstlevende echtgenoot toekomt na zijn overlijden. Die contractuele ‘terugval’ van vruchtgebruik wordt niet onderworpen aan de Vlaamse erfbelasting. Let wel, die terugval van vruchtgebruik (eigen goed) wordt wel belast in de schenkbelasting, maar die ligt doorgaans veel lager. Gaat het om ‘aanwas van vruchtgebruik’ (bv. beide ouders schonken samen een gemeenschappelijk goed), dan is er ook geen

schenkbelasting verschuldigd. Dat laatste geldt trouwens voor de drie gewesten.

In tegenstelling tot Vlaanderen wordt een contractuele terugval van vruchtgebruik (bij schenking eigen goed) echter belast in de successierechten in Wallonië en Brussel.

Gewoon niets doen en het WTOV laten spelen is hier de beste optie, omdat het Brussels en Waals gewest dat WTOV niet belast, zoals dat in Vlaanderen het geval is.

Als u geen voortgezet vruchtgebruik (WTOV) wenst, dan bestaan er ook oplossingen.

Zo kan de schenker het WTOV gewoon uitsluiten in zijn testament. Een andere oplossing is dat de schenker tijdens zijn leven verzaakt aan zijn eigen vruchtgebruik (bv. op het einde van zijn leven). Een stuk omslachtiger (vormvereisten van een punctuele erfovereenkomst) is dat de echtgenoot van de schenker tussenkomt in de schenkingsakte en afstand doet van dat WTOV of eraan verzaakt via een

erfovereenkomst. Om misverstanden te vermijden, preciseerde een Vlaams decreet dat die verzaking door de langstlevende echtgenoot moet gebeuren vóór het

overlijden van de schenker om erfbelasting te vermijden.

2.1.2. Wat krijgen de kinderen?

Zoals gezegd, krijgen de kinderen de zgn. blote eigendom van de nalatenschap.

Hun aandeel in de nalatenschap wordt bepaald in functie van het aantal kinderen.

Zijn er bv. drie kinderen, dan krijgt elk 1/3 in blote eigendom, zijn er vier, dan krijgt elk 1/4, enz.

Als een van de kinderen al overleden is, maar zelf wel kinderen achterlaat, dan speelt de zgn. plaatsvervulling (art. 739 e.v. BW). Dit betekent dan dat de kleinkinderen van de erflater de plaats innemen van het overleden kind. Had het overleden kind bv. recht

(6)

op 1/3 van de nalatenschap in blote eigendom en had hij twee kinderen (de kleinkinderen van de erflater dus), dan zullen zij elk 1/6 in blote eigendom krijgen.

Zolang de vruchtgebruiker (de langstlevende) in leven is, stelt de blote

eigendom eigenlijk niet veel voor voor de kinderen. Zij kunnen de goederen moeilijk verkopen zonder het akkoord van de langstlevende.

Zij hebben ook niets aan de opbrengsten van de goederen die ze in blote eigendom hebben. De interesten van obligaties, de huur van een woning, enz., deze opbrengsten zijn voor de vruchtgebruiker. Anderzijds is het wel zo dat de kinderen als blote

eigenaars ook weinig kosten zullen moeten dragen. De meeste kosten worden immers gedragen door de vruchtgebruiker (art. 578 BW). Slechts in uitzonderlijke gevallen (zeer zware investeringen of kosten) zal de vruchtgebruiker de blote eigenaars kunnen aanspreken.

2.1.3. Wat is de positie van stiefouders (plusouders) en stiefkinderen (pluskinderen)?

Plusouder t.o.v. pluskinderen

We spreken van plusouder (ook stiefouder genoemd) en pluskinderen (stiefkinderen) wanneer iemand opnieuw in het huwelijksbootje stapt of (wettelijk) gaat

samenwonen, maar ook al kinderen heeft uit een eerdere relatie. In dat geval is zijn of haar nieuwe partner de plusouder (stiefouder) van de kinderen uit de vorige relatie.

Die laatsten noemen we dan de pluskinderen (stiefkinderen). Pluskinderen zijn dus niet-gemeenschappelijke kinderen van een van de echtgenoten. Daarnaast kunnen ook wettelijk of feitelijk samenwonende partners niet-gemeenschappelijke kinderen hebben.

Dergelijke ‘nieuw samengestelde gezinnen’ (NSG) komen meer en meer voor.

De regels van het erfrecht worden er daardoor niet gemakkelijker op. Wettelijk gezien erven stiefouders en stiefkinderen niet van elkaar. Willen ze toch iets nalaten aan elkaar, dan zal er een testament opgemaakt moeten worden. We willen hierbij toch twee belangrijke opmerkingen maken.

Ten eerste moet er onderstreept worden dat de fiscale versoepeling niet verward mag worden met deze burgerrechtelijke regeling. Qua successierechten is het inderdaad zo dat stiefouders en stiefkinderen identiek dezelfde tarieven kunnen genieten als

‘gewone’ ouders en kinderen (art. 50, lid 1 W.Succ.; art. 1.1.0.0.2 en 2.7.4.1.1, §2 VCF), maar dat wil dus niet zeggen dat zij ook automatisch erven van elkaar.

We treden niet in detail, maar houd er rekening mee dat de voorwaarden om inzake erfbelasting van plusouder/pluskind te spreken, verschillen per gewest.

Afhankelijk van het gewest komen ook de pluskinderen van (wettelijk)

samenwonenden in aanmerking voor de gelijkschakeling inzake erfbelasting. Ook hier

(7)

zal u uiteraard echter een testament moeten opmaken als u wilt dat een pluskind iets van u erft.

Ten tweede moet er ook een belangrijke nuance gemaakt worden ingeval er een gemeenschappelijk vermogen is bij het tweede huwelijk. De stiefkinderen erven immers wel automatisch van hun ‘echte’ ouder. Aangezien die sowieso de helft van de huwelijksgemeenschap heeft, kunnen zij dus (onrechtstreeks) ook een deel van hun stiefouder erven. We denken bv. aan de situatie waarin de stiefouder de enige kostwinner is van het gezin, terwijl de andere (‘echte’) ouder het huishouden doet.

Aangezien de beroepsinkomsten (in dit geval van de stiefouder) in de

huwelijksgemeenschap vallen, zullen de stiefkinderen daar toch onrechtstreeks van profiteren. Als hun ‘echte’ ouder immers overlijdt, zit de helft van die

beroepsinkomsten in diens nalatenschap (de helft van het gemeenschappelijke vermogen).

Stief- of plusouder t.o.v. partner

Hoe zit het precies tussen de partners (de ‘echte’ ouder en de stiefouder)?

Wat krijgt de stiefouder als de ‘echte’ ouder overlijdt? In dat geval verandert er eigenlijk niets aan het erfrecht in vergelijking met twee ‘echte’ ouders. De stiefouder zal dus het vruchtgebruik krijgen op de volledige nalatenschap van de partner en de kinderen erven de blote eigendom.

Als minstens een van de partners een kind of kinderen heeft uit een vroegere relatie, kunnen de (aanstaande) echtgenoten een Valkeniers-clausule opnemen in hun

huwelijkscontract. Dat kan op het moment dat ze gaan trouwen of later via een wijziging in de huwelijksakte. Deze clausule houdt concreet in dat het wettelijk erfrecht van de echtgeno(o)t(e) ten gunste van de kinderen van de erflater beperkt wordt.

Zo kan er bv. bepaald worden dat het appartement aan de kust in volle eigendom toekomst aan de kinderen. Tot tot voor kort moest als minimum de gezinswoning en de daarin aanwezige huisraad echter altijd in vruchtgebruik toekomen aan de

langstlevende echtgeno(o)t(e). Bij nieuwe samengestelde gezinnen is dat niet altijd wat de echtgenoten willen. Denken we maar aan het geval waar de ‘nieuwe’ partner zelf reeds een of meerdere woningen heeft.

Sinds 1 september 2018 kunnen de echtgenoten die zich in die situatie bevinden onderling afspreken dat de langstlevende het vruchtgebruik op de gezinswoning en de huisraad niet erft (art. 1388, lid 2 BW). Kortom, de erfrechten van de langstlevende echtgenoot kunnen dus nog sterker beperkt worden in het voordeel van de kinderen uit een vorige relatie.

Let wel, de langstlevende krijgt wel altijd minstens een recht van bewoning en gebruik van de aanwezige huisraad gedurende zes maanden vanaf het overlijden. Dat recht kan niet ontnomen worden in het huwelijkscontract.

(8)

Omzetting tussen stiefouder en stiefkinderen

Sinds 1 september 2018 kunnen de langstlevende echtgenoot (dus niet bij samenwoners) of de stiefkinderen buitengerechtelijk (dus zonder dat u naar de rechtbank moet stappen) de omzetting van het vruchtgebruik vragen (art. 745quater BW). Het volstaat daartoe dat de echtgenoot of het stiefkind zijn wil tot omzetting uitdrukt. Belangrijk daarbij is dat bij betwisting de rechter de omzetting niet kan weigeren, wat vroeger wel het geval was. De bedoeling is om conflictsituaties te vermijden in nieuw samengestelde gezinnen, zodat stiefouder en stiefkinderen niet gedwongen worden om aan elkaar te blijven hangen op juridisch vlak. De

langstlevende echtgenoot heeft wel een vetorecht wat betreft de omzetting van het vruchtgebruik op de gezinswoning en de daarin aanwezige huisraad.

Het initiatiefrecht voor de omzetting komt toe aan de stiefkinderen die de blote eigendom erfden en aan de langstlevende echtgenoot (stiefouder). De blote eigenaars (stiefkinderen) en de langstlevende echtgenoot bepalen zelf in onderling overleg de wijze en modaliteiten van deze omzetting. Bij onenigheid wordt het vruchtgebruik omgezet in een aandeel van de nalatenschap in volle eigendom. Hoeveel dat aandeel bedraagt, wordt bepaald aan de hand van de burgerrechtelijke omzettingstabellen die elk jaar gepubliceerd worden in het Belgisch Staatsblad.

2.1.4. Wat is de positie van samenwonenden?

Erfrecht

Vroeger erfden samenwonenden nooit automatisch van elkaar, in tegenstelling tot gehuwde koppels. Concreet betekende dit dat als ze toch van elkaar wilden erven, er steeds een testament opgemaakt moest worden. Daarin is er echter verandering gekomen voor wettelijk samenwonenden. Wettelijk samenwonenden erven immers automatisch het vruchtgebruik op de gezinswoning en de huisraad van elkaar, volgens artikel 745octies van het Burgerlijk Wetboek.

Voor alle duidelijkheid: dit erfrecht geldt enkel voor ‘wettelijk’ samenwonenden, m.a.w. samenwonenden die voor de ambtenaar van de burgerlijke stand een verklaring afgelegd hebben.

De zgn. feitelijk samenwonenden erven niet automatisch van elkaar. Zij moeten dus nog altijd een testament opmaken om iets te erven van elkaar.

Houd er wel rekening mee dat dit wettelijke erfrecht voor uw partner dus beperkt is tot het vruchtgebruik op uw aandeel in de gezinswoning en de inboedel. De blote eigendom en ook de andere bezittingen gaan dan naar uw andere erfgenamen, bv. uw kinderen. Als er geen kinderen zijn, zijn dat uw ouders en/of uw broers en zussen. U mag dit beperkt erfrecht wel uitbreiden door toch nog een testament op te maken. Zo kunt u bv. in uw testament zetten dat uw partner bij uw overlijden de volle eigendom van uw aandeel in de woning krijgt. Uiteraard zijn er ook hier beperkingen omwille van de wettelijke reserve.

(9)

Verder is het ook zo dat dit erfrecht voor wettelijk samenwonenden geen reservatair erfrecht is. De ene partner kan dus een testament opmaken waarin hij zijn volledige erfenis – met inbegrip van de gezinswoning – aan iemand anders geeft. Wettelijk samenwonende partners kunnen elkaar dus onterven, terwijl dat bij gehuwden niet zomaar kan.

Houd er verder ook rekening mee dat dit erfrecht verdwijnt vanaf het moment waarop de samenwoning stopt. Wettelijke samenwoning kan heel snel gestopt worden. Elk van beide partners kan immers door een eenzijdige verklaring op het gemeentehuis de wettelijke samenwoning onmiddellijk beëindigen.

Erfbelasting verschilt per gewest

De tarieven inzake erfbelasting verschillen per gewest. In Brussel en Wallonië genieten enkel wettelijk samenwonenden dezelfde lage tarieven als gehuwden waarbij de hoogste schijf 30% bedraagt. Wie daarentegen gewoon feitelijk samenwoont, wordt fiscaal als ‘vreemde’ beschouwd en valt dus in de hoogste schijven inzake erfbelasting die oplopen tot 80%!

In Vlaanderen is de regeling een stuk beter voor samenwonenden. Ook hier genieten wettelijk samenwonenden hetzelfde tarief als gehuwden, maar dat geldt ook voor feitelijke samenwoners die minstens een jaar feitelijk samenwonen en een

gemeenschappelijke huishouding voeren. Feitelijke samenwoners die dus al een jaar samenwonen, vallen in Vlaanderen ook onder de lage tarieven inzake erfbelasting.

De hoogste schijf is dan onderworpen aan het belastingtarief van 27%.

Het nieuwe wettelijk toegekende opvolgend vruchtgebruik

Het zgn. wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik (ook voortgezet vruchtgebruik genoemd) viseert de situatie waarin de erflater schenkt met voorbehoud van

vruchtgebruik (ten voordele van zichzelf). Als de schenker overlijdt heeft de

langstlevende partner op basis van dit wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik het recht op dit vruchtgebruik (art. 858bis BW 1° par. 3). Voorwaarde is wel dat de langstlevende reeds ten tijde van de schenking de hoedanigheid van echtgenoot, dan wel wettelijk samenwonende partner had.

Het wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot strekt zich uit tot alle schenkingen met voorbehoud van vruchtgebruik. Voor wettelijk samenwonenden beperkt het wettelijk toegekende opvolgend vruchtgebruik van de langstlevende wettelijk samenwonende partner zich tot schenkingen met voorbehoud van vruchtgebruik van de gezinswoning en huisraad (art. 858bis BW 1° par. 4). Voor meer details, zie hierboven 2.1.1.

2.1.5. Wat als er geen langstlevende partner en geen kinderen zijn?

(10)

Laat de erflater geen kinderen achter en is er evenmin een langstlevende

echtgeno(o)t(e), dan komen in de eerste plaats de broers en de zussen en de nog in leven zijnde ouders in de plaats.

Zijn beide ouders nog in leven, dan gaat de helft van de nalatenschap naar hen en de andere helft naar de broers en de zussen. Is er nog maar één ouder in leven, dan gaat diens deel (1/4 dus) eveneens naar de broers en de zussen. In die hypothese krijgt de overlevende ouder dus 1/4 en de broers en de zussen samen 3/4 (art. 751 BW). Bij gebrek aan broers, zussen, ouders en grootouders zal men nog verder kijken in de familie (ooms, tantes, neven, nichten, enz.). Als er uiteindelijk geen erfgenamen zijn, gaat alles naar de staat.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel de toedeling van latent aanwezig vruchtgebruik niet op één lijn gesteld kan worden met het legaat van een latent vruchtgebruik, maakt het vorenstaande duidelijk dat de vraag

De plechtige uitvaartliturgie, waartoe u vriendelijk wordt uitgenodigd, zal plaatshebben in de parochiekerk Sint-Bavo te Mere op zaterdag 23 november 2019 om 10 uur.. Aansluitend

Door gesprekken met onze pries- ter kreeg ik mijn roeping scherper in het vizier.. In juni 2015 hakte ik dan de knoop

Een voorbeeld moge volstaan als illustratie, dat inderdaad het ten aanzien van obligaties en aandelen betoogde ook op andere effecten van toepassing is. Hierna zal blijken, dat voor

Gesteld dat een legaat van vruchtgebruik van de gehele nalatenschap aan de echtgenoot (voorzien van de niet- opeisbaarheidsclausule van art. 4:82 BW) kan leiden tot een

Als deze mannen zo groot zijn en hen toch zo weinig verteld werd over Gods plannen voor hun leven en de invloed van hun leven door de eeuwen heen, waarom denken de mensen vandaag

A doelt op het feit dat hij door natrekking niet alleen eigenaar van het gebouw is geworden waarin zijn winkel is gevestigd, maar ook van de nog niet door hem betaalde

3:212 lid 2 BW waarin geregeld wordt dat bij vestiging van het vruchtgebruik kan worden bepaald dat sommige of alle onder het vruchtgebruik vallende goederen door de