• No results found

Er zijn geen relevante voorgaande vergunningen gekend voor het betrokken goed.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Er zijn geen relevante voorgaande vergunningen gekend voor het betrokken goed."

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Referentienummer omgevingsloket:OMV_2020112758 Dossiernummer gemeente: 2020327

Inrichtingsnummer 20200924-0017

OMGEVINGSVERGUNNING

De aanvraag ingediend door BOGAERTS NV - Lessiusstraat 93 - 2960 Brecht werd per beveiligde zending verzonden op 25 september 2020 en vervolledigd op 10 november 2020.

De aanvraag werd ontvankelijk en volledig verklaard op 20 november 2020.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein, gelegen Putten 3 - 2320 Hoogstraten, kadastraal bekend: afdeling 1 sectie F nrs. 5C, 6N, 6X, 7A3, 8G3, 9G3, 9N3, 9L3, 36H, 37D2 en 37F2.

De aanvraag omvat volgende stedenbouwkundige handelingen:

- het bouwen en exploiteren van een industriegebouw met kantoren en conciërgewoning, het aanleggen van verhardingen en parkeerplaatsen, het plaatsen van keerwanden en het ophogen van het terrein

De aanvraag omvat volgende ingedeelde inrichtingen of activiteiten:

- het exploiteren van een inrichting gespecialiseerd in de productie en ontwikkeling van machines en accessoires voor de industriële glastuinbouw

De gemeentelijke omgevingsambtenaar heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de ter zake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten.

Het college van burgemeester en schepenen heeft kennis genomen van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar, uitgebracht op 23 februari 2021. Het college van burgemeester en schepenen volgt het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

1. Historiek

Er zijn geen relevante voorgaande vergunningen gekend voor het betrokken goed.

2. Openbaar onderzoek / raadpleging aanpalende eigenaar

Het openbaar onderzoek werd georganiseerd van 28 november 2020 tot en met 27 december 2020. Er werden geen bezwaarschriften ontvangen.

3. Adviezen

3.1. Watering De Beneden Mark

Er werd advies uitgebracht op 28 november 2020. De eindconclusie van het advies is voorwaardelijk gunstig.

Het advies luidt als volgt:

Teneinde het schadelijk effect te voorkomen/beperken/herstellen/compenseren worden de volgende specifieke voorwaarden opgelegd:

- Indien de totale verharding/bebouwing meer dan 80% bedraagt, dient een eigen buffer-/infiltratievoorziening voorzien te worden (voor het gedeelte boven de 80%).

Het volume van een buffer-/infiltratievoorziening dient minimaal 340 m3 per hectare verharde oppervlakte groot te zijn of verhoudingsgewijs. Deze moet voorzien zijn van

(2)

een afvoerbegrenzer met constant debiet, zodat maximaal 20 liter/seconde/hectare kan afgevoerd worden. Dit bekken dient ook voorzien van een veiligheidsoverloop.

De buffercapaciteit dient men steeds vrij te houden om nieuw regenwater te kunnen opvangen. Bij en na regen moet het dan ook afgevoerd worden (aan 20l/sec per Ha verharde oppervlakte) om deze buffercapaciteit terug vrij te maken. Indien het hemelwater niet voldoende geïnfiltreerd kan worden omwille van hoge

grondwaterstanden, een te klein doorlatendheidsfactor van de bodem of omwille van geldende regelgeving, mag het vertraagd worden afgevoerd via eenzelfde

buffervolume, veiligheidsoverloop en een afvoerbegrenzer met het zelfde maximale debiet als hierboven vermeld. Deze extra buffer-/infiltratievoorziening op eigen terrein dient ingetekend te worden op het inplantingsplan;

- De hemelwaterputten dienen in verhouding te zijn met het potentiële

hergebruik. Er worden 2 hemelwaterputten voorzien van elks 10.000 liter, terwijl het potentiële hergebruik groter is. (toilet, buitenkraan, reinigingswater, …) - Oppervlaktewateren en kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater moeten in open

bedding blijven – aangelegd worden;

- Het rioleringssysteem mag geen schoon (hemel)water afvoeren naar de RWZI. Dit wordt enkel bereikt met een (verbeterd) volledig gescheiden rioleringsstelsel. Lokale zuiveringsvoorzieningen genieten de voorkeur (infiltratie, helofyten, KWZI’s, …);

- De eigenaar dient alle nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om waterschade te voorkomen;

Gunstig, mits rekening gehouden wordt met de voorwaarden en maatregelen opgelegd in punt 4, inclusief de onderdelen. (vooral punt 4.2.: intekening infiltratievoorziening op inplantingsplan + grotere inhoud hemelwaterputten).

3.2. Pidpa - riolering

Er werd advies uitgebracht op 26 november 2020. De eindconclusie van het advies is voorwaardelijk gunstig.

Het advies luidt als volgt:

1. Beschrijvend gedeelte:

1.a. Van toepassing zijnde regelgeving:

- Het reglement voor de aanleg van rioleringsinfrastructuur in ontwikkelingen, goedgekeurd door de gemeenteraad en vermeld op de website van Pidpa:

www.pidpa.be bij 'afvalwater en riolering/ontwikkelingen'.

- De gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 5 juli 2013 inzake

hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

- Het Vlaams reglement houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM)

- De “Basisvoorwaarden voor het rioleringsbeheer” Pidpa-Riolering (zie website www.pidpa.be).

- Het Algemeen waterverkoopreglement (zie website www.pidpa.be).

- Het Bijzonder Waterverkoopreglement (zie website www.pidpa.be).

- De code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen.

- Deze lijst is niet limitatief.

1.b. Ligging volgens het zoneringsplan:

- De ontwikkeling is gelegen in het geoptimaliseerde buitengebied met recente aansluiting op een zuiveringsstation (groen gearceerd);

(3)

1.c. Weerhouden geval volgens het ontwikkelingsreglement:

- De ontwikkeling ligt in centraal gebied, grenzend aan centraal gebied of in

geoptimaliseerd buitengebied en er zijn enkel beperkte rioleringswerken en bijhorend sleufherstel van de bestaande wegenis binnen het openbaar domein en valt dus onder de specifieke voorwaarden van het geval A.2. van het ontwikkelingsreglement.

1.d Weerhouden bepalingen volgens het ontwikkelingsreglement:

- Pidpa bepaalt welke rioleringsinfrastructuur voorzien moet worden door de ontwikkelaar en maakt hiervoor eventueel een offerte over aan de ontwikkelaar.

- De werken worden uitgevoerd door Pidpa of een door Pidpa aangestelde aannemer.

Dit kan slechts na betaling van de in de offerte vermelde, geraamde kostprijs.

- Onvoorziene omstandigheden tijdens uitvoering van de werken die aanleiding geven tot een stijging van de kosten worden eveneens aangerekend aan de ontwikkelaar.

2. Voorwaarden: (onverminderd de bepalingen uit het ontwikkelingsreglement) 2.a. Specifieke voorwaarden:

- De DWA-afvoer en de RWA-afvoer zullen respectievelijk dienen aangesloten te worden op de bestaande riolering (DWA) en op de gracht (RWA) langsheen Putten.

Hiertoe werden al aansluitputjes voorzien per perceel (aansluitdiameter DWA 160 mm, aansluitdiameter RWA 200)

- De regenwaterputten met een totale inhoud van 20000 liter (10000 kantoorgebouw, 10000 industriehal) voldoen aan de bijgevoegde aanstiplijst hemelwater voor de nieuwbouw of herbouw van een of meer andere gebouwen dan eengezinswoningen, waarvan minstens een gebouw groter is dan 100m².

- De regenwaterput dient voorzien te zijn van effectief herbruik van regenwater, dit is voorzien door de aansluiting van alle toiletten industrie en kantoor.

- Om vrijgesteld te zijn van infiltratie op eigen terrein dient een verhouding 80%/20%

waarvan 80% verhard en 20% onverhard aangehouden te worden. In dit dossier wordt 83,3% bebouwd/verhard en daarom wordt voorgesteld om voor de

overblijvende 3,3% infiltratie te voorzien op eigen terrein.

- De overloop van de regenwaterput wordt aangesloten op een infiltratiegracht in de groenzone op het terrein met min. 1443775 liter 3,3% -> 4375,08 liter (effectief 77960 liter) infiltratievolume en min. 2310,04 m² 3,3% -> 76,23 m² infiltratie oppervlakte. De overloop hiervan mag worden aangesloten op het openbaar domein t.h.v. de rooilijn.

Men moet er wel aandacht aan besteden dat de infiltratievoorziening geplaatst wordt boven het grondwaterniveau en op eigen terrein. Deze gracht moet nog worden ingetekend op de inplantingsplannen.

- De voorziene parkeerplaatsen buiten zullen worden aangelegd in waterdoorlatende materialen. Op de plannen werden molgoten op de betonnen verharding voorzien die afwateren naar groenzones op het eigen terrein, maar ook naar kolken.

- Vanop de straat gezien wordt het gedeelte links van het kantoorgebouw ingepland als groenzone. Gezien de rest van het terrein bijna volledig wordt volgebouwd is dit de zone die ervoor zorgt dat de 80/20-regel min of meer wordt gewaarborgd. Op het inplantingsplan staat aangegeven dat deze zone wordt beschouwd als

uitbreidingsmogelijkheid voor het kantoorgebouw in een later stadium. Ook naast het industriegebouw is er rekening gehouden met een mogelijke uitbreiding. Het spreekt voor zich dat er dan op perceelsniveau niet meer wordt voldaan aan de 80/20

regelgeving binnen deze industriezone en dat dan voor de gebouwen die nu gepland staan voor 1443775 liter infiltratievolume en 2310,04 m² infiltratieoppervlakte moet gezorgd worden, met bijtelling van de nog op te trekken kantoren in de uitbreiding.

- Een voldoende gedimensioneerde (volgens 'Waterwegwijzer bouwen en verbouwen') en goed werkende voorbehandelingsinstallatie (septische put) op de afvoer van de

(4)

toiletten is verplicht. Er werd tweemaal een septische put van 5000 liter voorzien; één voor het kantoorgebouw en één voor de industriehal. Deze inhoud is onvoldoende gezien dit slechts een IE van 17 personen vertegenwoordigt.

- Eén DWA-huisaansluitputje ter hoogte van elke (toekomstige) overgang van privéwaterafvoer naar het (toekomstig) openbaar saneringsnetwerk is verplicht.

- De eventuele afvoeren in de ondergrondse parkeergarage dienen te worden aangesloten op het DWA-systeem, de afvoer van het regenwater dat valt op de inrithellingen moet worden aangesloten op het RWA-systeem.

- De eventuele bestaande wachtaansluiting(en) dienen gebruikt te worden. Tijdens de werkzaamheden dient deze aansluiting op een degelijke wijze afgesloten te worden, zodat er geen onnodig vuil, zand, afval… in de riolering kan terechtkomen. Nieuwe huisaansluitingen (op een andere locatie of met een grotere diameter) zijn ten laste van de aanvrager. Deze dienen aangevraagd te worden bij Pidpa-Riolering

(www.pidpa.be).

- Eén RWA-huisaansluitputje ter hoogte van elke toekomstige overgang van

privéwaterafvoer naar het openbaar saneringsnetwerk is verplicht en werd voorzien.

Op de huidige plannen zijn er op verschillende locaties van het perceel RWA-

afvoeren voorzien, die moeten worden teruggebracht tot de geplaatste en voorziene putjes.

- De huisaansluitputjes, de plaatsing ervan en de aansluiting op de riolering en de gracht of inbuizing van de gracht zijn ten laste van de ontwikkelaar, de uitvoering hiervan dient verplicht door Pidpa te gebeuren. Deze dienen aangevraagd te worden bij Pidpa-Riolering (www.pidpa.be).

- Dossierkost

o Er dient door de ontwikkelaar een éénmalige dossierkost betaald te worden van € 500,00 euro (excl. BTW), zoals vermeld in punt 2.b. en conform artikel 5 van het ontwikkelingsreglement (deze dossierkost dient betaald te worden nadat de vergunning werd afgeleverd).

2.b. Algemene voorwaarden:

- De dossierkost, conform artikel 5 van het ontwikkelingsreglement, dient betaald te worden nadat Pidpa in kennis werd gesteld van het afleveren van de vergunning.

Deze dossierkost wordt door Pidpa rechtstreeks aan de ontwikkelaar gefactureerd.

Deze dossierkost staat volledig los van een eventuele offerte voor het uitvoeren van werken door Pidpa.

- Voor elke aansluiting op de riolering dient een aanvraag gericht te worden aan Pidpa- Riolering.

- De riolering op privé-terrein dient verplicht gekeurd te worden op de afkoppeling van het hemelwater.

3. Beoordeling:

Het advies is voorwaardelijk gunstig, er dient voldaan te worden aan de bovenstaande te volgen richtlijnen, voorwaarden en regelgeving.

- Herleiden van RWA- en DWA-aansluitingen tot de daartoe voorziene putjes - Bij uitbreiding van kantoorgebouwen in een latere fase dient de lokale infiltratie

voorzien te worden voor het geheel van gebouwen op deze percelen.

- Dimensionering septische putten te bekijken i.f.v. reële vuilvracht van - Correct aansluiten van de inrithellingen op RWA-systeem

3.3. Brandweer Zone Taxandria

Er werd advies uitgebracht op 4 februari 2021. De eindconclusie van het advies is voorwaardelijk gunstig.

(5)

Het advies luidt als volgt:

Op basis van de controle van betreffend dossier werden er opmerkingen geformuleerd op de toepasselijke wetgeving. Deze bemerkingen zijn echter niet van structurele aard.

De hulpverleningszone geeft hierbij een gunstig brandpreventieverslag mits naleving van volgende voorwaarden:

- er dient een oplossing gegeven te worden aan alle opmerkingen zoals vermeld in het brandpreventieverslag;

3.4. Vlaamse Milieumaatschappij

Er werd advies uitgebracht op 8 december 2020. De eindconclusie van het advies is gunstig.

Het advies luidt als volgt:

De aanvraag wordt gunstig geadviseerd en is in overeenstemming te brengen met de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid met betrekking tot het aspect grondwater.

Bijkomende aandachtspunten:

- Voor bronbemalingen moet voldaan worden aan de sectorale voorschriften voor subrubriek 53.2 van de indelingslijst van bijlage 1 van Vlarem II (art. 5.53.6.1.1 van Vlarem II);

- De lozing van het bemalingswater dient te gebeuren overeenkomstig art. 6.2.2.1.2 § 5 van Vlarem II;

- Op dit project met een verharding van meer dan 200 m² moet door de initiatiefnemer de pesticidentoets toegepast worden om te garanderen dat er tijdens de

exploitatiefase geen problemen ontstaan. De leidraad pesticidenvrij ontwerpen

bundelt tips om verhardingen en groenzones op een efficiënte manier pesticidenvrij te beheren. Deze leidraad vindt u via http://www.zonderisgezonder.be/aanleg-en-

ontwerp

3.5. Departement Mobiliteit en Openbare Werken

Er werd advies uitgebracht op 8 december 2020. De eindconclusie van het advies is geen bezwaar.

Het advies luidt als volgt:

Naar aanleiding van uw adviesvraag laat ik u weten dat het departement Mobiliteit en Openbare Werken - Beleid geen opmerkingen heeft op voorliggend dossier.

3.6. IOK Milieu – Juridische Dienst

Er werd advies uitgebracht op 4 januari 2021. De eindconclusie van het advies is voorwaardelijk gunstig.

“…

Het advies luidt als volgt:

Water

Bedrijfsafvalwater

Het bedrijfsafvalwater is afkomstig van de wasplaats voor de bedrijfsvoertuigen en bedraagt 1 m³/u – 5 m³/dag – 500 m³/jaar.

De exploitant maakt geen eigen berekening van de hoeveelheid bedrijfsafvalwater op basis van het aantal voertuigen dat gewassen wordt, maar verwijst naar “gelijkaardige

vergunningsaanvragen”.

Het afvalwater van de wasplaats wordt voor lozing in de riolering behandeld via een septische put en een KWS-afscheider. De KWS-afscheider is volgens de exploitant

(6)

voldoende groot gedimensioneerd en wordt voorzien van een automatische afsluiter of een equivalent systeem.

De dimensies van de KWS-afscheider zijn niet in het dossier opgenomen zodat niet kan nagekeken worden of deze effectief voldoende groot gedimensioneerd is.

De KWS-afscheider wordt regelmatig gereinigd. De afvalstoffen die daarbij vrijkomen worden opgehaald en afgevoerd conform het Vlarema.

Om de goede werking van de KWS-afscheider op te volgen, inspecteert de exploitant minstens om de 3 maanden de KWS-afscheider en houdt hij een logboek van de inspecties bij.

Voor aansluiting op de riolering wordt een controleputje voorzien zodat het nemen van een controlestaal ten alle tijden mogelijk is.

De afvoerkanalen, de septische put, de KWS-afscheider en het lozingspunt werden aangeduid op het uitvoeringsplan dat in bijlage aan de aanvraag gevoegd werd.

Het controleputje wordt niet vermeld op het uitvoeringsplan.

Op het Geoloket zonerings- en uitvoeringsplannen kan afgeleid worden dat de exploitatie gelegen is in collectief te optimaliseren buitengebied. Er dient opgemerkt te worden dat in dit gebied aansluiting op de openbare riolering verplicht is zodra deze aangelegd is en dat een septische put verplicht is in afwachting van aansluiting op de openbare riolering.

Uit navraag blijkt dat de riolering ter plaatse reeds werd aangelegd, zodat het afvalwater dient geloosd te worden op deze riolering. Voor lozing op de riolering wordt het afvalwater behandeld via een septische put en KWS-afscheider.

Huishoudelijk afvalwater

Voor huishoudelijke toepassingen (sanitair) wordt hemelwater en leidingwater ingezet. Het betreft 3 m³/u – 30 m³/dag - 2.400 m³/jaar.

Gezien de grote afstand van de plaatsen waar er huishoudelijk afvalwater wordt geproduceerd, werd er toestemming gegeven om het huishoudelijk afvalwater op drie plaatsen (elk ca. 800 m³/jaar) op de riolering te lozen.

Voor de aansluiting op de riolering wordt een controleputje voorzien zodat het nemen van een controlestaal ten alle tijden mogelijk is.

De controleputjes en septische putten worden niet vermeld op het uitvoeringsplan.

Niet verontreinigd hemelwater

Er wordt een hemelwateropvang van 20 m³ voorzien. Dit water wordt herbruikt voor het sanitair van het personeel en voor het afspuiten van de bedrijfsvoertuigen.

Grondwater

De exploitant vraagt een vergunning voor bepaalde duur (150 dagen) voor een bronbemaling met een debiet van 960 m³/dag en 166.440 m³/jaar waarbij de verlaging van het

grondwaterpeil wordt beperkt tot maximaal 4 meter onder het maaiveld.

Deze bronbemaling is technisch noodzakelijk voor de verwezenlijking van bouwkundige werken.

De grondwaterverlaging zal uitgevoerd worden d.m.v. een lijnbemaling waarbij rondom de bouwput verticale filterelementen geplaatst worden.

(7)

De 60 putten hebben een diepte van 9 meter en worden geplaatst met een tussenafstand van 3 meter.

Het grondwater wordt onttrokken uit de watervoerende laag met HCOV-code 0220.

Aan het dossier is een bemalingsplan en een bemalingsstudie toegevoegd.

De bemaling is niet gelegen in grondwaterwingebied of beschermingszone.

Het projectgebied is wel gelegen binnen een mogelijk overstromingsgevoelig gebied.

Aangezien het technisch niet haalbaar is om het opgepompte bemalingswater terug te pompen in dezelfde watervoerende laag wordt het bemalingswater geloosd in de aanwezige WADI op het industrieterrein of in de Raamloop zodat het water terug kan infiltreren in de ondergrond.

Overwegend dat VMM, Afdeling Water, optreedt als adviesverlenende instantie m.b.t. de aangevraagde rubriek 53.2.2°b)1° en gelet op hun expertise ter zake, lijkt het aangewezen om dit advies te volgen.

Natuur

De exploitatie ligt op ruime afstand van VEN-gebied (> 4,5 km), habitatrichtlijngebied (> 1,4 km) en vogelrichtlijngebied (> 6 km).

Gelet op de aard en de ligging van de exploitatie en op basis van de beschikbare gegevens in de omgevingsvergunningsaanvraag lijkt het aanneembaar te stellen dat de exploitatie geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in VEN-gebied zal veroorzaken, noch dat de exploitatie een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van habitatrichtlijngebieden zal veroorzaken, op voorwaarde dat de exploitant zich houdt aan de voorwaarden opgelegd in de relevante wetgeving en voor zover de exploitant zich gedraagt naar de code van goede natuurpraktijk.

Gevaarlijke producten

De exploitant vraagt een vergunning voor opslag van gassen:

in verplaatsbare recipiënten: 5.400 l zuurstofgas, 10 l brongas en 1.800 l lasgas (in

addendum R17.2 wordt 1.200 l lasgas vermeld, terwijl in de rubriekentabel 1.800 l lasgas is opgenomen);

in een vast reservoir: 5.810 l stikstofgas.

Voor de opslag van volgende gevaarlijke producten in vaste houders:

8,33 ton (10.000 l) gasolie in een bovengrondse dubbelwandige houder;

4,165 ton (5.000 l) gasolie in een bovengrondse dubbelwandige houder.

En volgende (gevaarlijke) producten in verplaatsbare houders:

1.320 l oliën (60 l motorolie – 60 l reductorolie – 200 l hyrdaulische olie – 1.000 l afvalolie);

250 l diverse gevaarlijke producten in kleine verpakkingen van max. 30 l.

Uit het bijgevoegde uitvoeringsplan kan afgeleid worden dat aan de afstandsregels voor de opslag van gevaarlijke producten voldaan is.

Bodem

De exploitant neemt volgende maatregelen om potentiële bodemverontreiniging tegen te gaan:

(8)

De opslag van brandstof gebeurt in dubbelwandige bovengrondse houders die uitgerust zijn met een overvulbeveiliging en lekdetectie. Een periodiek onderzoek zal om de 3 jaar

uitgevoerd worden, een algemeen onderzoek om de 20 jaar.

De nodige maatregelen worden getroffen om het morsen van vloeibare brandstoffen, verontreiniging van bodem, het grond- en oppervlaktewater te voorkomen.

De nodige absorptiemiddelen zullen voorradig zijn om in geval van incident de gemorst vloeistoffen te neutraliseren.

Het bevoorraden van de voertuigen zal slechts gebeuren na het stilleggen van de motor van het voertuig. De verdeelinstallatie bevindt zich in het gebouw en er zal getankt worden op een vloeistofdichte vloer. Deze vloer is voorzien van de nodige hellingen en opstaande randen zodat alle gemorste vloeibare brandstoffen afvloeien naar een collector en overeenkomstig de reglementaire bepalingen worden verwijderd.

De vloer van de herstellingswerkplaatsen is effen, ondoordringbaar en onbrandbaar. De vloer wordt niet voorzien van overstorten of afleidingskanalen naar een oppervlaktewater, een openbare riolering, een kunstmatige afvoerweg voor regenwater of naar een verliesput.

De wasplaats wordt aangelegd met een vloeistofdichte vloer en is voorzien van opstaande randen. Het afvalwater van de wasplaats wordt voor lozing in de riolering behandeld via een septische put en een KWS-afscheider.

De opslag van olie en vloeibare gevaarlijke producten in kleine verpakkingen gebeurt in een lekbak op een vloeistofdichte vloer. De inkuiping zal voldoende groot zijn conform Vlarem.

Nodige interventiemiddelen, absorptiemateriaal, overmaatse vaten,

beschermingsmiddelen… zijn aanwezig om in geval van incidenten dadelijk te kunnen ingrijpen om mogelijke schadelijke gevolgen maximaal te beperken.

Onder de transformatoren wordt een vloeistofdichte inkuiping voorzien die bij lek de volledige diëlektrische vloeistof kan opvangen.

Gelet op bovenstaande maatregelen wordt de impact naar de bodem als verwaarloosbaar beschouwd.

Lucht

Stookinstallaties

Luchtemissies zullen o.a. afkomstig zijn van de 3 stookinstallaties op aardgas van elk 300 kW die max. 2.000 u per stookinstallatie per jaar zullen draaien.

Gezien het totaal nominaal ingangsvermogen van de stookinstallaties zal de exploitant ten minste om de 5 jaar een luchtemissiemeting laten uitvoeren. De concentratie stof, SO2, NOx, CO, organische stoffen, HCl, HF, nikkel en vanadium in de afgassen zullen geanalyseerd worden alsook het zuurstofgehalte, het waterdampgehalte, de temperatuur en de druk.

De exploitant stelt dat de eerste meting van de emissies wordt uitgevoerd binnen een periode van 3 maanden na de ingebruikname van de installatie. De resultaten van de luchtemissiemetingen worden ter beschikking gehouden van de toezichthouder.

Elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen

Bij het elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen worden op de plaats waar poedernevels ontstaan deze nevels opgevangen en naar een afgasbehandelingsinstallatie met filters geleid. Elk toestel beschikt over een eigen afgasbehandelingsinstallatie.

Alle poeders welke niet op het stuk terechtkomen zullen volledig worden afgezogen waarna de opgevangen poeders voor 100% worden hergebruikt.

De filters betreffen zelfreinigende patronen die bij verzadiging vervangen worden.

De opgezogen luchtstroom wordt na reiniging door de filters terug in de werkplaats geblazen.

(9)

Thermisch behandelen van voorwerpen bedekt met bedekkingsmiddelen

De droogovens dienen om de poeder uit te harden, hierbij komen geen gassen of rook vrij.

Nadat de onderdelen uit de oven komen zullen deze afkoelen naar de omgevingstemperatuur. Ook hierbij komen geen gassen of rook vrij.

Stralen van metalen of voorwerpen uit metaal

De toestellen voor het stralen van voorwerpen zijn uitgerust met een systeem om het teweeggebrachte stof op te vangen.

Deze opvang gebeurt zolang de verrichtingen duren en wordt voortgezet na de beëindiging ervan zolang het nodig is om de stofwolk die werd gevormd zo volledig mogelijk te doen verdwijnen.

Het stralen gebeurt in gesloten toestellen. Pas nadat de wolk verdwenen is, worden de cabines geopend.

De reiniger van het toestel zuivert het straalmiddel dat de elevator omhoog brengt. Het grove deel wordt door een zeeftrommel gescheiden van het straalmiddel. Fijn stof en vuil worden door een windzeef m.b.v. afzuigventilator van het straalmiddel gescheiden.

De opgevangen door stof verontreinigde lucht wordt gezuiverd via een filtersysteem vooraleer het in de fabriekshal wordt geblazen.

Er ontstaan geen geuremissie op de inrichting en er is geen op- of overslag van stuivende stoffen.

Gelet op bovenstaande maatregelen wordt de impact naar de lucht als verwaarloosbaar beschouwd.

Mobiliteit

Er is een MOBER in bijlage aan het aanvraagdossier toegevoegd. De conclusie van het MOBER luidt als volgt:

Er is geen fundamenteel probleem vastgesteld bij de confrontatie van het attractie- en bereikbaarheidsprofiel. Zowel de wegcapaciteit als de parking volstaan. De site is multimodaal bereikbaar en beschikt over voorzieningen voor fietsers, bus gebruikers en autogebruikers. Er wordt maximaal gestreefd naar een multimodale bereikbaarheid van de exploitatie. De aanwezigheid van het openbaar vervoer op korte afstand, goede fietspaden,

… zijn positieve elementen op dit vlak.

Gemiddeld genomen zijn er per dag ± 50 transporten van en naar de exploitatie waarvan ± 30 transporten met vrachtwagens en ± 20 transporten met bestelwagens. Het aanleveren van materialen en grondstoffen en de afvoer van de afgewerkte producten is zeer gespreid over de dag.

Gemiddeld zijn er per dag ± 100 verplaatsingen van personenwagens van het personeel van en naar de exploitatie. Deze verplaatsingen concentreren zich hoofdzakelijk in de ochtend en avond. Aangezien er 175 parkeerplaatsen gerealiseerd zullen worden, zijn er ruim voldoende parkeerplaatsen aanwezig. Gemiddeld komen er per dag ± 50 werknemers met de fiets of bromfiets werken. Aangezien er 36 parkeerplaatsen voorzien worden in het kantoorgebouw en er voldoende extra plaats onder de luifel is voor (brom-) fietsen is er voldoende plaats aanwezig. Vier afdelingen werken in een shiftensysteem en de overige werknemers hebben flexibele werkuren hierdoor wordt het aantal transporten van het personeel zo veel mogelijk verspreid over de dag. Er zullen nooit 160 werknemers allemaal tegelijkertijd aankomen of vertrekken van de exploitatie. De exploitant probeert het gebruik van alternatieve

(10)

vervoersmethoden zoveel mogelijk te promoten. Verdere milderende maatregelen kunnen door de exploitant niet genomen worden.

De te verwachten verkeersstromen kunnen gedragen worden door het huidige verkeersnet, ze veroorzaken geen verzadiging van verkeerspunten. De bijkomende verkeersbewegingen hebben geen negatieve impact op de verkeersveiligheid. Hierbij wordt rekening gehouden met alle weggebruikers. Omwille van het beperkt aantal transporten, de reductie van het globale aantal transporten en de voorgestelde milderende maatregelen kan men stellen dat de draagkracht van de omgeving niet overschreden wordt.

We merken op dat er in addendum E1 -mobiliteit veel minder vrachtwagentransporten en transporten met bestelwagens worden weergegeven dan de 50 transporten per dag waarvan sprake in de conclusie van het MOBER. Tabel 2 van het MOBER doet vermoeden dat het niet om 50 transporten per dag maar om 50 transporten per week gaat.

Geluid en trillingen

Bij het uitvoeren van de verschillende activiteiten en de keuze van de geluidproducerende toestellen en hun inplanting door de exploitant wordt rekening gehouden met de

geluidsemissies om zo geluidsoverlast voor omwonenden te voorkomen.

Volgende organisatorische maatregelen worden genomen:

- Er vinden geen rustverstorende activiteiten plaats voor 7u ’s ochtends of na 19u ‘ avonds, tevens niet op zon- of feestdagen. ’s Nachts gebeuren er geen

transportbewegingen;

- De aanwezigheid van een groenscherm draagt ertoe bij dat de overlast naar de omgeving sterk beperkt wordt;

- Apparatuur, machines, auto’s en vrachtwagens niet onnodig laten draaien;

- Op één geluidsintensieve machine tegelijk werken;

- Aantal transportbewegingen beperken;

- Rijpaden egaliseren;

- Rekening houden met de geluidsproducerende toetssteen bij de inrichting van het terrein / bedrijfshal;

- Deuren en ramen van bedrijfshal gesloten houden;

- Valhoogte bij laden en lossen van materialen minimaliseren;

- Dubbele handelingen bij laden en lossen van materialen beperken;

Volgende technische maatregelen worden genomen:

- Stillere vrachtwagens aanschaffen of leveranciers / afnemers hiertoe stimuleren;

- Stillere apparatuur en machines aanschaffen;

- Geluidsproducerende apparatuur en machines of onderdelen daarvan op een afgeschermde plaats opstellen en/of van een geluiddempende omkasting voorzien;

- De transformator in het gebouw in een geluidsdicht lokaal plaatsen;

- De luchtcompressoren en bewerkingstoestellen bevinden zich in het gebouw. Door een goede isolatie van het gebouw wordt de geluidsoverdracht naar de omgeving maximaal vermeden.

- Proceslucht recirculeren waardoor geen geluidsdemping nodig is (geen emissiepunt);

- Compressoren, pompen en ventilatoren regelmatig onderhouden;

Afhankelijk van het apparaat of machine worden volgende specifieke maatregelen genomen om geluidshinder naar de omgeving te beperken:

- Toerental van motoren verlagen;

- Snijgereedschap goed uitbalanceren;

(11)

- Uitsteek van snijkanten minimaliseren;

- Freesgereedschap met scherende i.p.v. recht snijkanten gebruiken en zo weinig mogelijk boven tafelblad laten uitsteken;

- Afzuigkappen en -leidingen aerodynamisch uitvoeren;

Volgende maatregelen worden genomen om trillingen naar de omgeving te beperken:

- Gelijkmatige vloeren en verhardingen plaatsen;

- Deksels en deuren worden voorzien van een laag ontdreuningspasta of een trillingdempende folie;

- Machines trillingvrij op de bedrijfsvloer plaatsen door het gebruik van trillingsdempers;

- Trillingsvrij aansluiten van afzuigleidingen op de machine

Gezien deze maatregelen wordt de impact van de verwachte geluids- en trillingshinder als verwaarloosbaar beschouwd.

Afval

Door een efficiënte opvolging van de verschillende productieprocessen en -stromen op het bedrijf wordt er door de exploitant steeds naar gestreefd om de productie van afval(stoffen) tot een minimum te beperken.

De vrijgekomen afvalstoffen worden afgevoerd naar een erkende verwerker voor verder recyclage. Het bedrijf werkt enkel met hoogwaardige materialen die aan de strengste kwaliteitseisen moeten voldoen om zo de duurzaamheid van de producten te kunnen vrijwaren.

Er zijn geen materialen die in het eigen productieproces via recyclage kunnen worden ingezet.

De exploitant beschikt over een eigen R&D afdeling die de productieprocessen continu opvolgt, evalueert en waar nodig bijstuurt. Hier wordt extra rekening gehouden met materiaalverspilling en het verhogen van materiaalefficiëntie.

De geproduceerde restfracties aan papier en karton, oud ijzer, aluminium, inox, elektrische kabels en oude batterijen wordt apart ingezameld en afgevoerd naar een erkende verwerker voor recyclage en hergebruik.

Licht of straling

De exploitant treft de nodige maatregelen om lichthinder te voorkomen.

- Het gebruik en de intensiteit van lichtbronnen in open lucht zijn beperkt tot de noodwendigheden inzake uitbating en veiligheid. De verlichting is dermate

geconcipieerd dat niet-functionele lichtoverdracht naar de omgeving maximaal wordt beperkt.

- De buitenverlichting is voorzien van bewegingssensoren zodat het licht enkel brandt wanneer dit nodig is en de lichthinder maximaal wordt vermeden.

- Klemtoonverlichting is uitsluitend gericht op de inrichting of op onderdelen ervan.

Hinder door straling is niet te verwachten.

Gezien deze maatregelen wordt de impact van licht of stralingen op de omgeving als verwaarloosbaar beschouwd.

Integratie in het landschap

Om de integratie van het bedrijf in het landschap te bevorderen en als dusdanig geen bijkomende visuele hinder te veroorzaken wordt het bedrijf voorzien van een beplanting of

(12)

groenscherm. Het groenscherm bestaat uit streekeigen laag- en hoogstammige dichtgroeiende gewassen.

De exploitant neemt de nodige maatregelen om zo snel mogelijk een efficiënt groenscherm te bekomen. Het groenscherm wordt aangeplant zodra de bouwwerken dat toelaten en het plantseizoen is aangebroken.

Ten noorden van de exploitatie bevindt zich een bufferstrook van ca. 20 m waar een bijkomend groenscherm zal aangeplant worden om de impact op de omgeving tot een minimum te vrijwaren.

Het erfbeplantingsplan is toegevoegd aan het stedenbouwkundig luik van het aanvraagdossier.

Risico op zware ongevallen of rampen

De exploitant waakt over de goede werking en de zindelijkheid van de inrichting. Het beheer van de inrichting gebeurt door een persoon die hiervoor technisch bekwaam is. Het

personeel beschikt over de nodige onderrichtingen om de inrichting te bedienen en onderhouden en krijgt de nodige beroeps- en technische opleiding.

Buiten in de daarvoor voorziene ruimte in openlucht is het op de volledig exploitatie verboden te roken. Dit rookverbod wordt met reglementaire pictogrammen en goed leesbare letters bij de ingang, op de buitenwand van de toegangsdeuren en binnen de lokalen aangeplakt.

Een duidelijk zichtbaar bericht verbiedt de toegang aan de personen die vreemd zijn aan de inrichting en aan diegenen die er niet door hun beroepsbezigheden geroepen zijn.

De exploitant heeft een reeks maatregelen aan het dossier toegevoegd m.b.t. het voorkomen van zware ongevallen of rampen. Het betreft een opsomming van de voorwaarden uit Vlarem II die gelinkt zijn aan het thema ‘veiligheid’ en waaraan de exploitant reeds per definitie moet voldoen.

Gezien deze maatregelen wordt het risico op zware ongevallen of rampen als verwaarloosbaar beschouwd.

Conclusie milieutechnische beoordeling

De exploitant maakt geen eigen berekening van de hoeveelheid bedrijfsafvalwater op basis van het aantal voertuigen dat gewassen wordt, maar verwijst naar “gelijkaardige

vergunningsaanvragen”. Geadviseerd wordt dat de exploitant dit verder verduidelijkt.

De controleputjes voor de lozing van huishoudelijk en bedrijfsafvalwater en de septische putten voor lozing van het huishoudelijk afvalwater worden niet vermeld op het

uitvoeringsplan. Geadviseerd wordt dat de exploitant het plan hier nog mee aanvult.

Overwegend dat VMM, Afdeling Water, optreedt als adviesverlenende instantie m.b.t. de aangevraagde rubriek 53.2.2°b)1° en gelet op hun expertise ter zake, lijkt het aangewezen om dit advies te volgen.

In addendum R17.2 wordt slechts 1.200 l lasgas vermeld, terwijl in de rubriekentabel 1.800 l lasgas is opgenomen. De exploitant dient te verduidelijken welke hoeveelheid vergund moet worden.

We merken op dat er in addendum E1 -mobiliteit veel minder vrachtwagentransporten en transporten met bestelwagens worden weergegeven dan de 50 transporten per dag waarvan sprake in de conclusie van het MOBER. Tabel 2 van het MOBER doet vermoeden dat het

(13)

niet om 50 transporten per dag maar om 50 transporten per week gaat. De exploitant dient dit te verduidelijken.

Met betrekking tot de onderzochte milieutechnische aspecten in voorliggende beoordeling lijkt gesteld te kunnen worden dat er geen indicaties zijn tot het verlenen van een negatief advies.

Toetsing aan stedenbouwkundige voorschriften

Overwegende dat in artikel 5.3.1 van het DABM opgenomen is dat de vergunningverlenende overheid de omgevingsvergunning voor het exploiteren van een ingedeelde inrichting of activiteit dient te weigeren als de exploitatie in strijd is met o.a. een stedenbouwkundig voorschrift of een verkavelingsvoorschrift, voor zover daarvan niet op geldige wijze kan worden afgeweken, lijkt het aangewezen om in voorliggend advies een aftoetsing te maken aan de gekende stedenbouwkundige voorschriften.

De exploitatie is conform het gewestplan gelegen in agrarisch gebied.

Conform het PRUP “De Kluis Hoogstraten” is de exploitatie gelegen in industriegebied.

Industriegebieden zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven.

Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het

bewakingspersoneel omvatten.

Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen,

benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.

Gelet op bovenstaande lijkt gesteld te kunnen worden dat de ligging van de exploitatie verenigbaar is met bestemming op het gewestplan.

Besluit

Uitgaande van de gegevens opgenomen in het aanvraagdossier en rekening houdende met bovenstaande bemerkingen dient deze vergunningsaanvraag voor het onderdeel ‘ingedeelde inrichting of activiteit’ te worden geadviseerd als voorwaardelijk gunstig

op voorwaarde dat:

De exploitant een aantal verduidelijkingen aanbrengt aan het dossier, met name:

- Een berekening van de hoeveelheid bedrijfsafvalwater die er jaarlijks geloosd wordt op basis van het aantal voertuigen dat er gewassen wordt;

- Een aanduiding van de controleputjes en septische putten op het uitvoeringsplan;

- Verduidelijking m.b.t. de te vergunnen hoeveelheid lasgas: in bijlage R17.2 wordt 1.200 l vermeld terwijl in de rubriekentabel 1.800 l is opgenomen;

- Een weergave van het aantal vrachtwagentransporten per dag. Het MOBER spreekt in haar conclusie over 50 terwijl tabel 2 van het MOBER en het addendum m.b.t.

mobiliteit doen vermoeden dat het om 50 vrachtwagentransporten per week gaat.

M.b.t. de bronbemaling: er een gunstig advies bekomen wordt van de VMM, Afdeling Water.

(14)

indien de exploitatievoorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995, houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, in acht worden genomen.”

4. Project-MER

Niet van toepassing.

5. Stedenbouwkundige basisgegevens Planningscontext

Het goed ligt in het gewestplan Turnhout vastgesteld bij Koninklijk besluit van 30 september 1977. Het goed ligt in agrarisch gebied.

Het goed ligt in RUP De Kluis goedgekeurd op 14 mei 2007. Het goed is gelegen in een regionaal bedrijventerrein.

Het goed ligt in RUP Afbakeningslijn kleinstedelijk gebied Hoogstraten goedgekeurd op 14 mei 2007.

Het RUP De Kluis is van toepassing.

De aanvraag is in overeenstemming met de stedenbouwkundige voorschriften horende bij het RUP.

Verordeningen

- Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening Hoogstraten van 31 juli 2014.

- Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake breedband van 9 juli 2017.

- Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater van 5 juli 2013.

- Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid van 5 juni 2009.

- Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake openluchtrecreatieve verblijven en de inrichting van gebieden voor dergelijke verblijven van 8 juli 2005.

- Algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer van 29 april 1997.

6. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag 6.1. Beschrijving van de plaats

Het onbebouwde perceel is gelegen in het regionaal bedrijventerrein De Kluis, dat in ontwikkeling is.

6.2. Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen

De opdracht omvat het bouwen van een industriegebouw met kantoor en conciërgewoning voor Bogaerts Greenhouse Logistics. Het nieuwe gebouw is voorzien dat er ± 160

werknemers tewerk gesteld kunnen worden.

Het perceel heeft een totale oppervlakte van 69.397m² en het nieuwe bedrijfsgebouw heeft een totale dakoppervlakte van 48.144m². Vooraan worden de gebouwen op minstens 7,15 meter van de rooilijn ingeplant, dit betekent 16,20 meter uit de as van de weg. Links wordt er een afstand van 68 meter gehouden tot de Hinnenboomstraat. Aan de achterzijde wordt rekening gehouden met de 45°-regel langs de bufferstrook. Langs de rechterkant wordt 8 meter vrijgehouden tot de perceelsgrens.

(15)

De loods wordt voorzien van platte daken met verschillende hoogtes en heeft een maximale kroonlijsthoogte van 18,30 meter.

Het kantoorgedeelte heeft een maximale kroonlijsthoogte van 11,20 meter, de conciërgewoning op de 2e verdieping inbegrepen.

Er wordt gewerkt met lichtgrijze sandwichpanelen als gevelafwerking in combinatie met een plint in silexpanelen voor de loods. Het kantoor en de conciërgewoning wordt afgewerkt met donker plaatmateriaal, hout en lichtgrijze gevelsteen. Ter hoogte van de inkompartij van het kantoor wordt een grote glazen gevelpartij voorzien.

Er zijn 3 ontsluitingen voorzien die alle 3 zullen dienen als in-en uitrit.

De opritten volledig rechts en in het midden zullen dienen voor vrachtverkeer en hebben een breedte van 8m. Rondom het industriegebouw is een weg voorzien waarlangs de

verschillende loskades zich bevinden.

De meest linkse oprit zal dienst doen voor de ondergrondse parking en

bezoekersparkeerplaatsen voor het kantoor. Deze oprit is dan ook uitsluitend voor personenwagens toegankelijk en is maar 6m breed.

Onder het kantoorgebouw wordt een ondergrondse parkeergarage voorzien. Hier is plaats voor 71 auto’s. De overige parkeerplaatsen worden rondom het industriegebouw voorzien in grasdals. In totaal worden er 176 parkeerplaatsen voorzien, waarvan 7 aangepast zijn.

In het kantoorgebouw is er ruimte voorzien om 36 fietsen te stallen.

Links is een inrichting als tuin voorzien.

6.3. Beschrijving van de inrichting/bedrijf

De aanvraag omvat volgende ingedeelde inrichtingen of activiteiten:

- 3.2.2°a) - Lozen van 2.400 m³/jaar huishoudelijk afvalwater in de riolering

- 3.4.1°a) - Lozen van 1 m³/uur bedrijfsafvalwater via een septische put en KWS-afscheider in de riolering

- 4.3.c)2°i) - Het elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 40 kW

- 4.4. - Inrichtingen voor het thermisch behandelen (bij een temperatuur van 100 °C of meer) van voorwerpen, bedekt met bedekkingsmiddelen, met een inwendige volume van de oven van 450 m³

- 6.4.1° - Opslag van 1.320 L olie waarvan 60 L motorolie, 60 L reductorolie, 200 L hydraulische olie en 1.000 L afvalolie

- 6.5.1° - 2 brandstofverdeelinstallaties horend bij de gasolietank van 10.000 L en 5.000 L - 12.2.1° - Transformatoren met een totaal individueel nominaal vermogen van 500 KVA - 12.3.2° - vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen

met een geïnstalleerd totaal vermogen van 134,7 kW - 15.1.1° - Het stallen van 13 bedrijfsvoertuigen

- 15.2. - 1 werkplaats voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van de geproduceerde machines en accessoires voor industriële glastuinbouw

- 15.4.1° - 1 wasplaats voor het wassen van bedrijfsvoertuigen

- 16.3.2°a) - Luchtcompressoren en airconditioninginstallaties met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 88 kW

- 17.1.2.1.2° - Opslag van gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk water inhoudsvermogen van 7.210 L waarvan: 5.400 L zuurstof, 10 L brongas, 1.800 L lasgas

- 17.1.2.2.2° - opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 5.810 L waarvan 5.810 L stikstof

- 17.3.2.1.1.1°b) - Opslag van 12,5 ton gasolie in een bovengrondse dubbelwandige tank van respectievelijke 10.000 L en 5.000 L

(16)

- 17.4. - Opslag van 250 kg/L gevaarlijke producten in kleine verpakkingen van max. 30 kg/L

- 29.5.2.2°a) - Inrichtingen voor het mechanisch of fysisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 1.453,9 kW

- 29.5.4.1°a) - inrichtingen voor het stralen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 135 kW - 43.1.1°a) - het stoken in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen

van 900 kW waarbij gestookt wordt met aardgas

- 53.2.2°a) - bronbemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken met een debiet van 960 m³/dag en 166.440 m³/jaar

7. Inhoudelijke beoordeling 7.1. Planologische toets

De aanvraag is in overeenstemming met de stedenbouwkundige voorschriften horende bij het RUP.

De aanvraag is in overeenstemming met de verordenende voorschriften van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening.

7.2. Decretale beoordelingscriteria

In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat Putten een voldoende uitgeruste openbare weg is. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

7.3. Watertoets (decreet integraal waterbeleid)

Het perceel bevindt zich niet in een nieuwe en bevestigde risicozone voor overstromingen.

Het project volgt de ontwerprichtlijnen zoals opgemaakt voor het collectief

hemelwatersysteem van de Kluis; met name maximaal 80% van het hemelwater mag afgevoerd naar het collectieve bufferbekken op de Kluis.

In dit dossier wordt 83,3% bebouwd/verhard en daarom wordt voorgesteld om voor de overblijvende 3,3% infiltratie te voorzien in de groenzone links.

Deze infiltratiegracht dient een minimale oppervlakte te hebben van 76,23m². Deze werd niet ingetekend op het inplantingsplan. Het aanleveren van een plan van de groenzone mét infiltratiegracht zal als voorwaarde opgelegd worden in de vergunning.

7.4. Mer-screening

De aanvraag heeft betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij het besluit van de Vlaamse Regering d.d. 1 maart 2013 inzake de nadere regels van de project- m.e.r.-screening. Het aanvraagdossier daarom tijdens het ontvankelijk- en

volledigheidsonderzoek getoetst werd aan de criteria van bijlage II van het Decreet

Algemene Bepalingen Milieubeleid (DABM). Er werd geoordeeld dat het project niet MER- plichtig is.

7.5. Natuurtoets

De vergunningsaanvraag werd tijdens het ontvankelijk- en volledigheidsonderzoek getoetst aan artikel 26bis en artikel 36ter,§3 en §4 van het Natuurdecreet. De inrichting is gelegen op ruime afstand (> 1,4 km) van habitatrichtlijngebied of VEN-gebied.

Door de ligging en de aard van de gevraagde exploitatie, is er weinig of geen negatieve invloed op de natuurwaarden ter plaatse te verwachten. De aanvraag geeft dan ook geen aanleiding tot bijkomende voorwaarden of passende maatregelen in functie van de natuurtoets.

(17)

7.6. Erfgoed-/archeologietoets

De aanvraag heeft geen betrekking op een beschermd monument, dorpsgezicht of landschap, noch op een gebouw opgenomen in de vastgestelde Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed.

De werken gebeuren niet in een beschermde archeologische site, vastgestelde

archeologische zone en evenmin in een zone waar archeologisch erfgoed te verwachten valt. Volgens de criteria van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en het bijhorende Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 moet de aanvraag geen archeologienota

bevatten.

7.7. Mobiliteit – MOBER (transport en verkeersveiligheid)

Zie Mobiliteitsimpact bij 7.11. Toetsing aan de goede ruimtelijke ordening 7.8. Decreet grond- en pandenbeleid

Niet van toepassing.

7.9. Scheidingsmuren Niet van toepassing.

7.10. Toetsing milieuaspecten

De aanvraag betreft de exploitatie van een nieuwe inrichting gespecialiseerd in de productie en ontwikkeling van machines en accessoires voor de industriële glastuinbouw.

Voor de beoordeling van de milieuaspecten van de aanvraag wordt verwezen naar het advies van IOK.

Aangaande de voorwaarden opgenomen in het advies wordt gesteld dat:

- Een berekening van de hoeveelheid bedrijfsafvalwater die er jaarlijks geloosd wordt op basis van het aantal voertuigen dat er gewassen wordt

o De hoeveelheid betreft effectief een raming. Indien blijkt dat de geraamde hoeveelheid niet volstaat lijkt dit een verandering van de ingedeelde inrichting in te houden, conform de definitie in artikel 5.1.1 van Vlarem II. In dit geval dient opnieuw een vergunningsaanvraag ingediend te worden vermits in artikel 6 van het omgevingsvergunningsdecreet is opgenomen dat niemand zonder voorafgaande omgevingsvergunning een vergunningsplichtige verandering mag doen aan een project dat onderworpen is aan vergunningsplicht.

- Een aanduiding van de controleputjes en septische putten op het uitvoeringsplan:

o Een aangepast plan werd opgeladen op het loket - Verduidelijking m.b.t. de te vergunnen hoeveelheid lasgas:

o de in de rubriekentabel 1.800 l opgenomen hoeveelheid is correct - Een weergave van het aantal vrachtwagentransporten:

o Het betreft 50 vrachtwagentransporten per week

- VMM, Afdeling Water treed niet op als adviesverlenende instantie m.b.t. de aangevraagde rubriek 53.2.2°b)1°. Er is geen advies vereist.

Bijzondere voorwaarden m.b.t. de bronbemaling worden opgelegd.

Globaal kan gesteld worden dat de risico’s voor externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting mits naleving

(18)

van de algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II tot een aanvaardbaar niveau kunnen beperkt worden.

7.11. Toetsing goede ruimtelijke ordening - Functionele inpasbaarheid

Het bedrijf is passend als bestemming binnen het regionaal bedrijventerrein.

De ondergeschikte functies voldoen aan de oppervlaktenormen uit het RUP.

De bedrijfswoning heeft een volume kleiner dan 1000 m³.

- Mobiliteitsimpact

Er werd veel aandacht geschonken aan een veilige en vlotte verkeersafwikkeling.

De aanvraag bevat in de MOBER een uitgebreide beschrijving van de verwachte verkeerstromen en de maatregelen die worden getroffen deze op een veilige en vlotte manier af te wikkelen, zowel op het grondgebied van Hoogstraten als op het eigen perceel.

De linkse ingang is uitsluitend voorbehouden voor de werknemers, bezoekers en fietsers.

De twee rechtse toegangen zijn hoofdzakelijk voor het vrachtverkeer maar kunnen ook door de werknemers gebruikt worden. De twee rechtse opritten hebben een breedte van 8 meter. Het gebouw werd zo ingepland dat het vrachtwagenverkeer makkelijk kan manoeuvreren op eigen terrein.

Er zijn 176 parkeerplaatsen op de site voorzien. Van deze parkeerplaatsen worden er 7 parkeerplaatsen voorbehouden voor mindervaliden.

Er wordt een inpandige fietsenstalling voorzien in het kantoorgebouw vlak naast de personeelstoegang. De stalling telt 36 plaatsen. Daarnaast is er onder de luifel nog plaats voor het stallen van fietsen of bromfietsen.

Er is voldaan aan de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening wat betreft afmetingen van de parkeerplaatsen en fietsstalplaatsen.

Het gevraagde heeft een aanvaardbare mobiliteitsimpact.

- Schaal

Het gevraagde overtreft de normale schaal van dergelijke werken niet. De afmetingen en inplanting voldoen aan de voorschriften van het RUP.

- Ruimtegebruik en bouwdichtheid 1. verhardingen en terreinaanleg

De meeste verhardingen wateren af naar het regenwatersysteem op eigen terrein, wat op zijn beurt via de voorziene RWA-aansluiting(en) kan aansluiten op het collectieve regenwater-afvoersysteem. Dit stemt overeen met de randvoorwaarden zoals opgenomen in het ontwerp van het regenwatersysteem in De Kluis.

2. Bebouwing en constructies

De plaatsing van het gebouw, de bouwhoogte en de dakvorm voldoen.

Het RUP stelt: ‘Per bedrijf dient de verhouding effectief bebouwde en verharde oppervlakte (incl. technische installaties en verhardingen die nodig zijn voor de bedrijfsactiviteit) t.o.v. de totale bebouwbare oppervlakte van het bedrijfsperceel minimaal 2/3 te bedragen. Parkings voor personenwagens worden voor de berekening van deze index niet tot de effectief bebouwde en verharde oppervlakte gerekend.’

- Visueel-vormelijke elementen

Het gebouw is visueel aantrekkelijk vormgegeven.

Inzake terreinaanleg moeten onbebouwde zones grenzend aan de openbare weg worden ingericht als verzorgde tuinstrook. De aanduiding van de groenvoorzieningen op het

(19)

inplantingsplan voldoen aan deze voorwaarde. Er is immers tuinaanleg voorzien zowel vooraan als links.

- Cultuurhistorische aspecten

Er zijn geen cultuurhistorische aspecten van toepassing op deze locatie.

- Bodemreliëf

Het bodemreliëf wordt minimaal aangepast teneinde het bedrijventerrein in te richten.

- Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid

Door de aanvraag wordt er geen hinder verwacht op voorwaarde dat het advies van Brandweer Zone Taxandria strikt nageleefd wordt.

Andere mogelijke hinderlijke aspecten op het leefmilieu worden besproken bij de toetsing milieuaspecten.

7.12. Bespreking adviezen Er werden 5 adviezen uitgebracht.

Deze adviezen worden bijgetreden.

De voorwaarden, opgelegd in de diverse adviezen, dienen integraal te worden nageleefd.

Advies en voorstel van voorwaarden

De aanvraag wordt voorwaardelijk gunstig geadviseerd.

Voorgesteld wordt vergunning te verlenen voor de volgende stedenbouwkundige handelingen:

- het bouwen en exploiteren van een industriegebouw met kantoren en conciërgewoning, het aanleggen van verhardingen en parkeerplaatsen, het plaatsen van keerwanden en het ophogen van het terrein;

en de volgende ingedeelde inrichtingen of activiteiten:

- 3.2.2°a) - Lozen van 2.400 m³/jaar huishoudelijk afvalwater in de riolering

- 3.4.1°a) - Lozen van 1 m³/uur bedrijfsafvalwater via een septische put en KWS-afscheider in de riolering

- 4.3.c)2°i) - Het elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 40 kW

- 4.4. - Inrichtingen voor het thermisch behandelen (bij een temperatuur van 100 °C of meer) van voorwerpen, bedekt met bedekkingsmiddelen, met een inwendige volume van de oven van 450 m³

- 6.4.1° - Opslag van 1.320 L olie waarvan 60 L motorolie, 60 L reductorolie, 200 L hydraulische olie en 1.000 L afvalolie

- 6.5.1° - 2 brandstofverdeelinstallaties horend bij de gasolietank van 10.000 L en 5.000 L - 12.2.1° - Transformatoren met een totaal individueel nominaal vermogen van 500 KVA - 12.3.2° - vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen

met een geïnstalleerd totaal vermogen van 134,7 kW - 15.1.1° - Het stallen van 13 bedrijfsvoertuigen

- 15.2. - 1 werkplaats voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van de geproduceerde machines en accessoires voor industriële glastuinbouw

- 15.4.1° - 1 wasplaats voor het wassen van bedrijfsvoertuigen

- 16.3.2°a) - Luchtcompressoren en airconditioninginstallaties met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 88 kW

(20)

- 17.1.2.1.2° - Opslag van gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk water inhoudsvermogen van 7.210 L waarvan: 5.400 L zuurstof, 10 L brongas, 1.800 L lasgas

- 17.1.2.2.2° - opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 5.810 L waarvan 5.810 L stikstof

- 17.3.2.1.1.1°b) - Opslag van 12,5 ton gasolie in een bovengrondse dubbelwandige tank van respectievelijke 10.000 L en 5.000 L

- 17.4. - Opslag van 250 kg/L gevaarlijke producten in kleine verpakkingen van max. 30 kg/L

- 29.5.2.2°a) - Inrichtingen voor het mechanisch of fysisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 1.453,9 kW

- 29.5.4.1°a) - inrichtingen voor het stralen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 135 kW - 43.1.1°a) - het stoken in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen

van 900 kW waarbij gestookt wordt met aardgas

- 53.2.2°a) - bronbemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken met een debiet van 960 m³/dag en 166.440 m³/jaar (tijdelijke vergunning voor 150 dagen)

Voorgesteld wordt volgende voorwaarden en/of lasten op te leggen in de vergunning:

Stedenbouwkundige voorwaarden

1. Het college van burgemeester en schepenen dient via het omgevingsloket op de hoogte gebracht te worden van het begin van de werkzaamheden of handelingen waarvoor vergunning is verleend, tenminste acht dagen vóór de aanvatting van die werkzaamheden of handelingen.

2. De eventueel aan te leggen verharde op- of inritten uit te voeren in opbreekbare materialen (gedeelte openbaar domein).

3. De pas van de vloer niet hoger te brengen dan maximum 20 cm boven de kruin van de weg.

4. De afvoer van het hemelwater afkomstig van het dak (en/of verharde oppervlakte) wordt in overeenstemming gebracht met de gewestelijke verordening op het afkoppelen van dakoppervlaktes (en/of verharde oppervlaktes).

5. De normbepalingen van hoofdstuk 3 van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening betreffende toegankelijkheid worden nageleefd.

6. Het decreet van 1 juni 2012 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders wordt nageleefd.

7. De voorwaarden vermeld in het advies van Pidpa-Riolering strikt na te leven.

8. De voorwaarden vermeld in het advies van de Vlaamse Milieumaatschappij strikt na te leven.

9. De voorwaarden vermeld in het advies van Watering De Beneden Mark strikt na te leven.

10. De voorwaarden vermeld in het advies van Brandweer Zone Taxandria strikt na te leven.

11. Alle eventuele aanpassingen aan het openbaar domein moeten voorafgaandelijk schriftelijk aangevraagd worden bij het stadsbestuur. Alle werken uitgevoerd op openbaar domein moeten conform advies van het stadsbestuur uitgevoerd worden. Alle eventuele kosten voor aanpassingswerken aan het openbaar domein zijn ten laste van de bouwheer.

12. Bijzondere voorwaarden:

a. Werfverkeer dient verplicht aan en af te rijden via rotonde Loenhoutseweg – richting Hinnenboomstraat – linksaf naar Putten.

b. De groenaanplantingen – de bomen, heesters, etc. zoals beschreven op het groenplan - aan te planten in het eerstvolgende plantseizoen na uitvoering van de gevraagde werken, conform bepalingen RUP.

(21)

c. Een voldoende gedimensioneerde (volgens 'Waterwegwijzer bouwen en verbouwen') en goed werkende voorbehandelingsinstallatie (septische put) op de afvoer van de toiletten is verplicht.

d. Er moet binnen 3 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning een

aangevuld detailplan van de groenzone links met intekening van de infiltratiegracht ter goedkeuring worden voorgelegd.

Milieuvoorwaarden

1. De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM

De algemene en sectorale voorwaarden staan in Vlarem II. Bij wijziging van Vlarem II wordt de exploitant steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van Vlarem II is te raadplegen op de Milieunavigator via de link https://navigator.emis.vito.be.

2. Bijzondere voorwaarden:

a. Voor elke lozing van bronbemalingswater moet een zandvanger geplaatst worden, ongeacht retourbemaling, afvoer naar de beek of riolering.

b. Bij het lozen op oppervlaktewater (gracht/waterloop) dient te worden voldaan aan de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater, bedoeld in Vlarem II. Elke verontreiniging van het grondwater of oppervlaktewater, zowel tijdens de aanleg als tijdens de exploitatie wordt vermeden. Lozingen op het grondwater of oppervlaktewater dienen indien nodig (risicolocatie verontreiniging,…) bemonsterd te worden op verontreiniging door een erkend labo.

c. Indien niet voldaan is aan de toepasselijke lozingsvoorwaarden Vlarem II, vervalt de toelating voor de bronbemaling en moet een lozingsvergunning aangevraagd worden.

d. Volumes hoger dan 10 m³ per uur mogen niet geloosd worden in openbare rioleringen aangesloten op een rioolwaterzuiveringsinstallatie behoudens de uitdrukkelijke schriftelijke toelating van de exploitant van deze installatie.

e. Schade ten aanzien van waardevolle bomen in de omgeving dient vermeden te worden. Indien mogelijk enkel droogzuiging buiten droogte en zomerperiode en/of toepassing van retourbemaling (vb druppelbevloeiing bomen, afvoer buiten

onttrekkingszone).Langdurige droogzuiging in de periode van groei (april-nov) dient maximaal vermeden te worden.

f. De nodige maatregelen dienen genomen te worden om hinder (geluid, trillingen, …) te voorkomen. De pomp moet aangepast zijn aan de best beschikbare technieken en het omgevingsgeluid. In woongebieden worden bij voorkeur uitsluitend geluidsarme pompen gebruikt.

g. De bemaling mag geen schade, hinder of nadeel veroorzaken voor de omgeving en derden. Door een verandering van de grondwaterstand en/of- stroming kan een eventueel aanwezige bodemverontreiniging (verontreiniging in het vaste deel van de aarde of het grondwater) in horizontale en verticale richting verder verspreiden.

Hierdoor kunnen nadelige effecten voor mens en milieu, en/of kan financieel- economische schade optreden. Eenieder die een grondwaterhandeling (infiltratie en/of onttrekking van grondwater) uitvoert dient na te gaan of er een

bodemverontreiniging (verontreiniging in vaste deel van de aarde en/of grondwater) binnen de invloedspercelen van de handelingen liggen. Desgevallend dient de impact bepaald te worden en zal beoordeeld moeten worden of er geen onacceptabele verplaatsing en/of versnelling van de verontreiniging zal optreden. Ter voorkoming van schade en/of nadelige effecten op mens en milieu zullen preventieve

maatregelen (monitoring en/of flankerende maatregelen) moeten genomen worden.

Meer informatie hierover vindt u in de technische Richtlijn voor

(22)

grondwaterhandelingen van de OVAM: https://www.ovam.be/technischerichtlijn- grondwaterhandelingen-beheer-van-bodemverontreiniging.

h. Indien de leidingen voor de afvoer van bemalingswater worden voorzien op het openbaar domein treft de exploitant de nodige maatregelen om de veiligheid van voorbijgangers te waarborgen.

i. De bemaling mag niet langer worden gebruikt dan de periode die strikt noodzakelijk is voor de realisering van de bouwkundige werken.

Besluit Artikel 1:

Vergunning te verlenen aan BOGAERTS NV - Lessiusstraat 93 - 2960 Brecht voor de volgende stedenbouwkundige handelingen:

- het bouwen en exploiteren van een industriegebouw met kantoren en

conciërgewoning, het aanleggen van verhardingen en parkeerplaatsen, het plaatsen van keerwanden en het ophogen van het terrein

en de volgende ingedeelde inrichtingen of activiteiten:

- 3.2.2°a) - Lozen van 2.400 m³/jaar huishoudelijk afvalwater in de riolering

- 3.4.1°a) - Lozen van 1 m³/uur bedrijfsafvalwater via een septische put en KWS-afscheider in de riolering

- 4.3.c)2°i) - Het elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 40 kW

- 4.4. - Inrichtingen voor het thermisch behandelen (bij een temperatuur van 100 °C of meer) van voorwerpen, bedekt met bedekkingsmiddelen, met een inwendige volume van de oven van 450 m³

- 6.4.1° - Opslag van 1.320 L olie waarvan 60 L motorolie, 60 L reductorolie, 200 L hydraulische olie en 1.000 L afvalolie

- 6.5.1° - 2 brandstofverdeelinstallaties horend bij de gasolietank van 10.000 L en 5.000 L - 12.2.1° - Transformatoren met een totaal individueel nominaal vermogen van 500 KVA - 12.3.2° - vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen

met een geïnstalleerd totaal vermogen van 134,7 kW - 15.1.1° - Het stallen van 13 bedrijfsvoertuigen

- 15.2. - 1 werkplaats voor het nazicht, het herstellen en het onderhouden van de geproduceerde machines en accessoires voor industriële glastuinbouw

- 15.4.1° - 1 wasplaats voor het wassen van bedrijfsvoertuigen

- 16.3.2°a) - Luchtcompressoren en airconditioninginstallaties met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 88 kW

- 17.1.2.1.2° - Opslag van gevaarlijke gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk water inhoudsvermogen van 7.210 L waarvan: 5.400 L zuurstof, 10 L brongas, 1.800 L lasgas

- 17.1.2.2.2° - opslagplaatsen voor gevaarlijke gassen in vaste reservoirs met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 5.810 L waarvan 5.810 L stikstof

- 17.3.2.1.1.1°b) - Opslag van 12,5 ton gasolie in een bovengrondse dubbelwandige tank van respectievelijke 10.000 L en 5.000 L

- 17.4. - Opslag van 250 kg/L gevaarlijke producten in kleine verpakkingen van max. 30 kg/L

- 29.5.2.2°a) - Inrichtingen voor het mechanisch of fysisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 1.453,9 kW

(23)

- 29.5.4.1°a) - inrichtingen voor het stralen van metalen of voorwerpen uit metaal of stralen met zand of andere producten met een geïnstalleerde totale drijfkracht van 135 kW - 43.1.1°a) - het stoken in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen

van 900 kW waarbij gestookt wordt met aardgas

- 53.2.2°a) - bronbemaling die technisch noodzakelijk is voor de verwezenlijking van bouwkundige werken met een debiet van 960 m³/dag en 166.440 m³/jaar (tijdelijke vergunning voor 150 dagen)

gelegen Putten 3 - 2320 Hoogstraten, kadastraal bekend: afdeling 1 sectie F nrs. 5C, 6N, 6X, 7A3, 8G3, 9G3, 9N3, 9L3, 36H, 37D2 en 37F2.

Artikel 2:

Volgende voorwaarden en/of lasten worden opgelegd:

Stedenbouwkundige voorwaarden

1. Het college van burgemeester en schepenen dient via het omgevingsloket op de hoogte gebracht te worden van het begin van de werkzaamheden of handelingen waarvoor vergunning is verleend, tenminste acht dagen vóór de aanvatting van die werkzaamheden of handelingen.

2. De eventueel aan te leggen verharde op- of inritten uit te voeren in opbreekbare materialen (gedeelte openbaar domein).

3. De pas van de vloer niet hoger te brengen dan maximum 20 cm boven de kruin van de weg.

4. De afvoer van het hemelwater afkomstig van het dak (en/of verharde oppervlakte) wordt in overeenstemming gebracht met de gewestelijke verordening op het afkoppelen van dakoppervlaktes (en/of verharde oppervlaktes).

5. De normbepalingen van hoofdstuk 3 van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening betreffende toegankelijkheid worden nageleefd.

6. Het decreet van 1 juni 2012 houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders wordt nageleefd.

7. De voorwaarden vermeld in het advies van Pidpa-Riolering strikt na te leven.

8. De voorwaarden vermeld in het advies van de Vlaamse Milieumaatschappij strikt na te leven.

9. De voorwaarden vermeld in het advies van Watering De Beneden Mark strikt na te leven.

10. De voorwaarden vermeld in het advies van Brandweer Zone Taxandria strikt na te leven.

11. Alle eventuele aanpassingen aan het openbaar domein moeten voorafgaandelijk schriftelijk aangevraagd worden bij het stadsbestuur. Alle werken uitgevoerd op openbaar domein moeten conform advies van het stadsbestuur uitgevoerd worden. Alle eventuele kosten voor aanpassingswerken aan het openbaar domein zijn ten laste van de bouwheer.

12. Bijzondere voorwaarden:

a. Werfverkeer dient verplicht aan en af te rijden via rotonde Loenhoutseweg – richting Hinnenboomstraat – linksaf naar Putten.

b. De groenaanplantingen – de bomen, heesters, etc. zoals beschreven op het groenplan - aan te planten in het eerstvolgende plantseizoen na uitvoering van de gevraagde werken, conform bepalingen RUP.

c. Een voldoende gedimensioneerde (volgens 'Waterwegwijzer bouwen en verbouwen') en goed werkende voorbehandelingsinstallatie (septische put) op de afvoer van de toiletten is verplicht.

d. Er moet binnen 3 maanden na het verlenen van de omgevingsvergunning een

aangevuld detailplan van de groenzone links met intekening van de infiltratiegracht ter goedkeuring worden voorgelegd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- betreft het schoonhouden van transportroutes tijdens de werkzaamheden - vrijkomende materialen vervoeren naar een door het bevoegd gezag erkende verwerkingsinrichting.

Formeel hoeft deze Economische Agenda niet door de gemeenteraad te worden vastgesteld, maar met de Raad is afgesproken om het in de begroting opgenomen bedrag van € 150.000 voor

Maar Rodrigues verze- kert: ‘De filter houdt de brandharen tegen, maar door zijn grote oppervlak laat hij voldoende lucht door om een goede zuigfunctie te garan- deren.’.. Kennis

Voor wat betreft die maatschappelijke initiatieven die daad- werkelijk voorwerp zijn van dit onderzoek is de laatste jaren ook veel gepubliceerd; onder andere vanuit het ministerie

Met dit formulier kunt u als rechtspersoon een erkenning aanvragen als laboratorium in de discipline afvalstoffen en andere materialen voor het nemen van monsters en het uitvoeren

Pakket A2: analyses van afvalstoffen en andere materialen voor gebruik als meststof of als bodemverbeterend middel.. 5 Kruis de pakketten aan waarvoor u een erkenning

dat alle gerecycleerd betongranulaat in beton wordt gebruikt, en alle metselwerkgranulaat in nieuwe bakstenen, dan moet meer dan 5 miljoen ton granulaat voor de wegenbouw

1 Er zijn Europese einde-afvalcriteria of criteria voor bijproducten. Dit zijn voorschriften in functie van milieuveiligheid, milieuhygiëne en traceerbaarheid die door Europa