• No results found

Visie op het werkveld

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Visie op het werkveld"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Visie op het werkveld

Uitdaging van zingeving

Connecting Theology

from the Past to the Future

(2)

Copyright / Disclaimer 2021 IUA Amsterdam

De tekst in dit document is auteursrechtelijk beschermd eigendom van de IUA – Islamitische Theologische Faculteit Amsterdam. Gebruik, verspreiding en verdere openbaarmaking van de tekst zonder uitdrukkelijke toestemming van IUA is niet toegestaan en dat geldt expliciet voor gebruik door onderwijsinstellingen, marketingbureaus of onderzoeksinstituten welke niet rechtstreeks handelen in opdracht van de IUA.

IUA - Islamitische Theologische Faculteit Amsterdam Adres: Jan Rebelstraat 8, 1069 CB Amsterdam

Website: www.i-ua.nl Email: info@i-ua.nl Telefoon: 0618800488 KvK-nummer: 71513507 IBAN:NL17INGB0008581595

(3)

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 4

1. Inleiding ... 5

2. Levenssferen als werkvelden ... 8

2.1. Het religieuze werkveld ... 9

2.2. Het educatieve werkveld ... 11

2.3. Het werkveld van social work ... 12

2.4. Het werkveld van de gezondheidszorg ... 14

2.5. Het politieke werkveld ... 14

2.6. Het werkveld van de juridische zorg ... 17

2.7. Het sociaal-economische werkveld ... 17

3. Relevantie van de IUA-afgestudeerde ... 18

Geraadpleegde bronnen ... 20

(4)

Samenvatting

Dit document beschrijft het werkveld voor studenten van de IUA-Islamitische Theologische Faculteit Amsterdam vanuit een missie om vanuit zingeving een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een humane en veerkrachtige samenleving. Het zijn de werkvelden waar de religieuze, de educatieve, de socio-culturele, de zorg & welzijns-, de juridische alsook de sociaal-economische vragen en behoeften zich stellen.

In navolging van de studie die in 2008 werd verricht voor de Sector Hogere Sociale Studies van de Vereniging van Hogescholen, wordt het beroep van de afgestudeerde aan de Islamitische Theologische Faculteit Amsterdam, in deze notitie gepositioneerd als een beroep dat behoort tot de sociale sector. Daarbinnen werkt de IUA-afgestudeerde in verschillende rollen als pastoraal of levensbeschouwelijk werker, als leerkracht of als theoloog aan een zinvol bestaan in de samenleving, op buurt-, wijk- of stadsniveau. Daarmee draagt hij bij aan de humane en veerkrachtige samenleving zoals die in de missie van de IUA is verwoord.

(5)

1. Inleiding

We hebben er in deze notitie voor gekozen het moslimzijn in Nederland en beroepen die met het moslimzijn te maken hebben, te plaatsen onder de term zingeving. Het werkveld van de Islamitische theoloog voor professioneel handelen met betrekking tot zingeving vindt plaats binnen de context van de hedendaagse Nederlandse samenleving. Sociologen beschrijven deze samenleving als laatmodern.

Zij is immers verwikkeld in een proces van modernisering (van der Loo & van Reijen 1990).

Volgens maatschappijwetenschappers als Weber (1946, cf. Dassen 1999) en in zijn voetspoor Habermas (1985) overigens een universeel proces, dat zich dus niet beperkt tot westerse samenlevingen. Modernisering van de samenleving hangt samen met de toenemende rationaliteit van het handelen. Dat oriënteert zich gaandeweg steeds nadrukkelijker op inzicht in de processen in de werkelijkheid die efficiëntie en effectiviteit van het handelen bepalen. Dat inzicht wordt in toenemende mate geboden door wetenschapsgebieden die een specifiek deel van de werkelijkheid bestrijken. De medische wetenschap bepaalt het medische handelen, de rechtswetenschap het juridische handelen, techniek het technische handelen, leertheorie het educatieve handelen. In de loop van het moderniseringsproces wordt de wereld opgedeeld in een toenemend aantal sectoren die in een specifiek wetenschapsgebied en in een specifiek professionaliteitsgebied worden ontsloten. Sociologen noemen dit proces maatschappelijke differentiatie. In de loop van dit proces wordt ook het aandachts- en handelingsveld ‘zingeving’ steeds nauwkeuriger naar zijn aard geconceptualiseerd, en het handelen binnen dat veld geprofessionaliseerd. In de loop van deze ontwikkeling verandert religie van het hemelse baldakijn dat de hele samenleving en de totaliteit van het persoonlijk leven overkoepelde tot een handelingsveld dat benevens andere handelingsvelden bestaat. Deze ontwikkeling wordt secularisering genoemd. Zij is te verstaan als het resultaat van modernisering op het terrein van godsdienst en religie.

Professionaliteit is een kwaliteit van handelen, op grond van gedragsregels, standaarden en protocollen, waarin de rationaliteit van een bepaalde sector is gestandaardiseerd. Hier- door kan er een geïnstitutionaliseerde gezamenlijke verwachting van het handelen (qua doelen, middelen en effecten) ontstaan zodat efficiënte interactie en uitwisseling tussen contexten kan plaatsvinden (Miebach 2010). Modernisering, rationalisering, differentiëring en professionalisering zijn intrinsiek verbonden.

Deze ontwikkeling bepaalt de hele sociologische werkelijkheid: van de samenleving als de meest algemene sociale werkelijkheid tot de persoon als de meest specifieke sociale werkelijkheid (Giddens 1991).

De modernisering van de samenleving is ook zichtbaar in het handelen met betrekking tot zingeving. Wat betreft zingeving is onze samenleving in een viertal fundamentele veranderingsprocessen verwikkeld. Deze veranderingsprocessen hebben een verstrekkende dynamiek. Ze zijn ook van groot belang voor zingevingsprocessen van moslims. Het is te verwachten dat die processen het gedrag van moslims ten aanzien van hun geloof, maar ook het gedrag dat moslims in de Nederlandse samenleving tegenkomen

(6)

beïnvloeden. En ze beïnvloeden dus ook de professionals die opgeleid worden om met zingeving vanuit islamitisch perspectief om te gaan. Als IUA nemen we deze processen serieus bij het geven van richting aan de beroepsprofielen waarvoor wij opleiden en aan de competenties die nodig zijn om deze beroepsprofielen in te vullen. Daarom bespreken we nu deze vier veranderingsprocessen van zingeving.

In de eerste plaats is zingeving getransformeerd van het toepassen van een vanzelfsprekend systeem naar het opbouwen van je eigen leefwereld met het oog op uiteindelijke zin. Deze revolutie maakt van toepassers creatieve scheppers, en maakt mensen relatief zelfstandig ten opzichte van een zingevingssysteem. Voorbeelden: loyaliteit is partieel en niet meer absoluut, gevoelens hebben meer ruimte gekregen dan doctrinaire systemen, kunsten krijgen meer invloed dan vaste voorschriften uit de traditie (SCP 2006, de Hart 2011, 2013 en 2014).

In de tweede plaats is de laatmoderne samenleving op het terrein van zingeving niet meer homogeen, maar divers (de Hart 2014). Verschillende zingevingssystemen bestaan naast elkaar. Dit tast de vanzelfsprekendheid en evidentie van elk zingevingssysteem aan. En het versterkt het belang van communicatie. Volgens sommige auteurs is de ontwikkeling van diversiteit zelfs zover gegaan dat niet meer gesproken moet worden van diversiteit, maar van superdiversiteit: geen enkel inhoudelijk zingevingskader heeft nog dominantie, de samenleving bestaat alleen nog maar uit minderheden (Crul 2013, Vertovec 2007).

In de derde plaats is de laatmoderne samenleving op drift. Snelle veranderingen en mondialisering jagen het alledaagse leven vooruit. Sommige auteurs spreken van een ‘liquid society’: betrouwbare kaders die zekerheid hebben geboden zijn vloeibaar en ongrijpbaar geworden (Bauman 1999, de Groot 2008). Een belangrijk aspect hiervan is dat er geen

‘religieus baldakijn’ (Berger 1967) meer is dat alle sectoren in de samenleving bijeenhoudt en op elkaar afstemt.

De sectoren in de samenleving ontwikkelen zich daarentegen autonoom, op basis van hun eigen doelen, theorie en effectiviteit (Weber 1947, Habermas 1985, van der Loo & van Reijen 1990, Geurts 1997). Met name de economische sector ontwikkelt een centrale machtspositie, van waaruit andere sectoren worden gekoloniseerd.

In de vierde plaats is er tot slot onvrede met betrekking tot die dominantie van economie en techniek in het moderniseringsproces (Weber 1947, Habermas 1985, Achterhuis 2010). En de onvrede is breed. Binnen beroepen in de zorg zowel als het onderwijs bijvoorbeeld, ver- zetten professionals zich tegen de dehumanisering van hun werk (Jonas 1987, Hermans 2001, van Heijst 2006, Tonkens 2009, Biesta 2014, Roebben 2015). Deze onvrede ontwikkelt zich aldus tot een brede maatschappelijke en culturele tegenstem. Niet zozeer tegen moderniteit gericht, maar daaruit voortkomend en zich richtend tegen de verwording ervan.

Kenmerkend voor de laatmoderne samenleving is het dringende karakter van deze tegenstem, in samenhang met de urgentie van crisisgebieden. Binnen de laatmoderne samenleving is deze tegenstem georganiseerd vanuit burgerschapsverantwoordelijkheid.

(7)

Religieuze tradities, ook de islamitische, zullen zich tot die ontwikkeling moeten verhouden om hun tegoed relevant te maken (Geurts 2014). Alle tradities zijn hierin bondgenoten van elkaar en van de menselijke waardigheid die in de loop van de modernisering door de toenemende macht van de economische en technische sectoren in het gedrang is gekomen.

Het is evenwel de missie van de IUA om met name de erfenis van de islam te ontsluiten in het bondgenootschap van deze tegenstem.

Het aantal moslims in Nederland is een substantieel onderdeel geworden van de Nederlandse samenleving. Velen van hen hechten een belangrijke waarde aan de islam. Via de oprichting en de inrichting van eigen voorzieningen ontwikkelen zij zich, binnen de Nederlandse context. In eerste instantie werden moskeeën gesticht, daarna zijn sinds 1988 de eerste islamitische scholen geopend. Tegenwoordig zijn er 55 islamitische basisscholen en 2 islamitische VO-scholen in het land. De verwachting is dat het aantal scholen in de komende jaren zal toenemen. Voorts zijn er tientallen zorginstellingen die zich specifiek richten op de moslim-cliënten. Zulke instellingen hebben medewerkers nodig die de islam goed kennen en die een bijdrage kunnen leveren aan de kwaliteit van het islamitische karakter binnen de instelling. Hierbij is te denken aan imams, leraren islamgodsdienst, geestelijke verzorgers, coördinatoren identiteitsbeleid, maar ook directeuren aan het hoofd van een islamitische instelling. Als deze professionals hun werk optimaal willen verrichten, is het gewenst dat zij zich specialiseren in de islam en de wijze waarop zingeving binnen deze context een plaats vindt.

Het moge duidelijk zijn dat de meerderheid van de moslims in de Nederlandse samenleving samenleeft of samenwerkt met mensen die op een andere wijze denken over zingeving.

Zowel binnen islamitische als binnen niet-islamitische instellingen. Er zijn honderden niet- islamitische scholen waarbij het leerlingenaantal voor een groot deel bestaat uit moslimleerlingen. Ziekenhuizen hebben te maken met moslimpatiënten. Sociaal- maatschappelijk werkers en jongerenwerkers krijgen te maken met moslim- cliënten. Het verhoogt de kwaliteit van de professionals die binnen deze instellingen met moslims werken wanneer zij een gedegen basiskennis hebben over de islam, en inzien hoe zij kunnen bijdragen aan zingevingsvraagstukken binnen de Nederlandse context.

Om in de behoefte te kunnen voorzien van moslims aan kadervorming en van niet-moslims aan het goed begrijpen van de islam en van moslims, is de IUA opgericht.

Hieronder wordt nader ingegaan op elk van de werkvelden waarin de afgestudeerde aan de IUA na zijn of haar studie werkzaam kan zijn.

(8)

2. Levenssferen als werkvelden

De organisatorische context van waaruit de afgestudeerde van de IUA gaat opereren, kan sterk verschillen: van een kleine buurtmoskee tot een grote organisatie zoals een (universi- tair) medisch centrum of een penitentiaire inrichting met honderden medewerkers. Voor de beschrijving van de werkvelden wordt gebruik gemaakt van het analysekader van Rath, Penninx, Groenendijk & Meijer (2001) in hun studie ‘Nederland en zijn islam’.

Zij onderscheiden zeven levenssferen die deel uitmaken van hun analyseschema om de ontwikkeling van de islam en de reacties van de Nederlandse samenleving daarop in kaart te brengen. Aangezien zorg en welzijn tot het centrale werkveld van de imam, geestelijke verzorger, levensbeschouwelijke werker hoort, herordent de IUA deze zeven levenssferen door samenvoegingen en onderscheidingen.

Zo zijn de levenssferen Sociaal-cultureel Werk en Maatschappelijke Dienstverlening samengevoegd tot één werkveld en benoemd als Social Work. Social Work is nu in Nederland de formele naam van werkvelden en opleidingen die de sociaal-culturele vorming en maatschappelijke hulp- en dienstverlening omvatten. De sfeer van gezond- heidszorg en maatschappelijke dienstverlening is juist uit elkaar gehaald. Hiermee komen we tot de onderstaande zeven werkvelden waar de afgestudeerde islamitische theoloog werkzaam kan zijn:

1. Het religieuze werkveld 2. Het educatieve werkveld 3. Het werkveld van social work

4. Het werkveld van de gezondheidszorg 5. Het politieke werkveld

6. Het werkveld van de juridische zorg 7. Het sociaal-economische werkveld

Deze levenssferen vormen het uitgangspunt om het werkveld van de afgestudeerde van de IUA nader te beschrijven.

Hierna worden deze werkvelden uiteengezet.

(9)

2.1. Het religieuze werkveld

Kenmerkend voor het religieuze werkveld is dat de zogenaamde ‘theologie van gebed’

centraal staat. Het is een intensieve zoektocht naar het sacrale, dat wat heilig is. Dit zoeken wordt gekenmerkt door een verlangen naar 'het transcendente', dat wil zeggen het zoeken naar mogelijkheden die het gegevene of het eigene overstijgen. Het gaat om een verlangen naar en om een hoop op verbetering die voorbijgaat aan de grenzen van ons handelings- of voorstellingsvermogen, en van de huidige mogelijkheden binnen onze situatie.

Verschillende kerninstituten maken deel uit van dit werkveld, namelijk moskeeën en aan de moskee gelieerde organisaties zoals islamitische vrouwenorganisaties, jongerenorganisa- ties en weekendscholen voor geloofsonderricht. Met name de religieuze instituten zijn in het leven van individuele moslims aanwezig bij de zogenaamde ‘rites de passage’ of overgangsrituelen. Voornamelijk bij huwelijk, geboorte en dood wenden de gelovigen zich doorgaans tot de functionaris van hun moskee. Religieuze voorschriften en gebruiken zoals bijvoorbeeld ritueel slachten, halal-voeding en begrafenis worden door de imam begeleid.

In het religieuze veld werken honderden imams, bestuurders en ook duizenden vrijwilligers aan het religieuze en geestelijke welzijn van moslims in Nederland, maar evenzeer aan samenlevingsopbouw op buurt-, wijk- en stadsniveau. Er zijn naar schatting ruim 400 imams (bezoldigd) en nog eens 600 imam-assistenten (vaak onbezoldigd, als vrijwilliger) in de moskeeën werkzaam.

(10)

Hoofdfunctie van de imams is het leiden van de islamitische rituele gebedsdiensten (eredienst) en dat vijf maal per dag, alsook van het vrijdaggebed en de twee gebeds- diensten tijdens de Islamitische feesten, namelijk Ramadan en Offerfeest. De imams zijn opgeleid op MBO-, op HBO- of op Masterniveau.

Behalve moskeewerk op buurt-, wijk- of stadsniveau, is er in Nederland nog een beroepsterrein waar imams en professionals met een theologische achtergrond werkzaam zijn, en wel dat van de geestelijke verzorging in ziekenhuizen, penitentiaire inrichtingen en de dialoog met andersdenkenden.

De Ministeries van Binnenlandse Zaken (BiZa) en Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen (OCW) trokken rond de eeuwwisseling al aandacht voor de sociaal-maatschappelijke functie van imams in de Nederlandse samenleving. De ministeriële nota ‘Geestelijke bedienaren van etnische minderheden’ gaf toen een bruikbare samenvatting van de nieuwe functies van de imam. Ze omschreef de imam in Nederland als ‘feitelijk de hoogst aanwezige geestelijke autoriteit, degene die ook met de uitleg van de islamitische leer en zeden is belast’. Verder beschrijft de nota nog verschillende andere functies van de imam in de Nederlandse context, onder andere de functie van sociale raadsman, waarin de imam door moslims, praktiserend of niet, geregeld om advies en om raad wordt gevraagd over godsdienstige rituelen zoals het bidden, het vasten, de bedevaart en de zakaat, maar ook inzake relationele vragen en behoeften binnen het gezin en ook daarbuiten, zoals bijvoorbeeld op de werkvloer.

In sommige gevallen wordt de imam ook gevraagd te bemiddelen bij politie en justitie. In een interview met een bestuurslid van een moskee in Eindhoven werd bijv. geïnformeerd naar de samenwerking van politie en moskee. Politie vraagt, zo bleek, wel eens aan de moskee om asielzoekers een dag of twee op te vangen, tot zij zelf een oplossing konden vinden in een opvanghuis.

Een andere functie die nieuw was voor de imams, was de voorlichting over de islam en de dialoog, vaak in lokale situaties, maar soms ook regionaal of landelijk. Naast deze nieuwe functies vervult een imam ook een vormingsfunctie, waarbij de inhoud en de vraagstelling van het vormingsaspect van (jonge) moslims nieuw is. (Min. BiZa 1998:12 / gepubliceerd in 2009)

Het onderzoek van het Islamitisch Instituut voor Maatschappelijk Activeringswerk (IHSAN) bevestigt de bevindingen van het Ministerie van BiZa dat de moskeeën in toenemende mate niet-religieuze activiteiten en allerlei vormen van sociaal-cultureel en maatschappelijk werk verrichten. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld jongerenwerk, taallessen, zwemles voor vrouwen, traumaverwerking voor vluchtelingen e.d.m. Moskeeën hebben daarnaast een functie als ontmoetingsplek, waar de gemeenschap terecht kan voor steun en advies.

Moskeeën en aanverwante organisaties leveren daardoor een bijdrage aan de oplossing van maatschappelijke problemen, aan burgerschapsvorming, en aan het tegengaan van verarming en maatschappelijke uitsluiting.

Veel activiteiten worden uitgevoerd door moskeebezoekers en andere leden van de moskeegemeenschap, doorgaans vrijwilligers. Deze nieuwe maatschappelijke rol van moskeeën en daaraan gelieerde organisaties vindt steeds meer erkenning bij gemeentelijke overheden, zo blijkt uit onderzoek van IHSAN (Canatan 2005).

(11)

Uit een ander onderzoek blijkt dat de maatschappelijke activiteiten van moskeeën worden afgelezen uit de aard en de omvang van sociaal-culturele en andere soorten activiteiten die niet direct uit de aard van de religieuze voorschriften voortvloeien, of ook als dat zo is, m.n.

een maatschappelijk belang moeten dienen (Yar 2018).

Naast de (bege)leidersrol, en voorgangersrol in de gebedsdiensten in de moskee en tijdens de zogenaamde ‘rites de passage’ in het individuele leven van moslims, is er tot slot in toenemende mate een rol weggelegd voor de imam en islamitische pastoraal werker bij allerlei kerkelijke en andere levensbeschouwelijke organisaties waar interreligieuze dialoog- samenkomsten georganiseerd worden, waar verwacht wordt dat de imam als gespreks- partner vanuit de islamitische levensbeschouwing optreedt. Vaak is de imam in lokale situaties, en in enkele gevallen ook landelijk, de vertegenwoordiger van de moslim- gemeenschap en/of –organisatie, zowel bij overheidsinstellingen als bij maatschappelijke organisaties.

De IUA-Bachelor Imam/Geestelijk Verzorger en de IUA-Master Islamitische Theologie richten zich op dit veld.

2.2. Het educatieve werkveld

In het educatieve werkveld staat educatie van levensbeschouwelijke kennis en waarden centraal. Te denken valt aan religieuze socialisatie en educatie van kinderen, maar ook aan begeleiding en onderwijs van jongeren en volwassenen.

Na de gezinshereniging in de jaren zeventig en tachtig van de afgelopen eeuw, kreeg het godsdienstonderwijs aan kinderen in de moskee een centrale plek. Eind van de jaren tachtig werden twee islamitische basisscholen gesticht. Vanaf de jaren negentig nam dat aantal toe.

In 2020 zijn er 55 islamitische basisscholen, alsook twee scholen voor voortgezet onderwijs.

Naast islamitische scholen, hebben ook confessionele scholen behoefte aan leraren levensbeschouwing, en is er binnen openbare scholen behoefte aan leraren burgerschapsvorming met een specialisatie in de islam.

Voorts wordt sinds 2009 het godsdienstig en humanistisch vormingsonderwijs op openbare basisscholen landelijk georganiseerd en bekostigd, waarbij Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) optreedt als landelijk zendende instantie voor het Islamitisch Godsdienstig Vormingsonderwijs (IGVO) en Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond (SPIOR) zorgt voor de uitvoering hiervan. Deze scholen hebben nood aan professionele godsdienstleerkrachten.

De IUA-Bacheloropleiding Leraar Levensbeschouwing (Islamgodsdienst) voorziet in deze maatschappelijke behoefte door leraren af te leveren die een gedegen islamitische theologische kennis koppelen aan pedagogisch-didactische bekwaamheid.

In de Randstad zijn overigens tientallen (openbare en niet-islamitische bijzondere) scholen in het basis- en voortgezet onderwijs waarvan het overgrote leerlingenaantal een

(12)

moslimachtergrond heeft. Binnen dit werkveld is te denken aan leerlingenbegeleiders, mentoren, maar ook aan leraren geschiedenis of wiskunde en alle andere vakken die aan zulke leerlingen lesgeven. Deze professionals hebben baat bij een gedegen islamitische theologische kennis om deze leerlingenpopulatie en hun ouders goed te kunnen begrijpen.

De opleiding Islamitische Theologie levert een bijdrage aan de professionaliteit van deze functionarissen, zodat zij adequaat kunnen handelen en hun islamitische leerlingen beter kunnen begeleiden.

De onderzoekers Rath e.a. (2001) rekenen ook de media tot de educatieve sfeer. Er is tegenwoordig veel meer behoefte aan islamdeskundigen in de mediawereld. Er is een grote behoefte aan columnschrijvers, verslaggevers, presentatoren en anderen binnen de mediawereld met een stevige islamitische theologische opleiding. De Masteropleiding Islamitische Theologie levert een bijdrage aan de professionaliteit van deze doelgroep, zodat genuanceerde en goed onderbouwde informatie gedeeld kan worden.

2.3. Het werkveld van social work

Sociaal werk in Nederland heeft een lange geschiedenis. Van (diaconale) armenzorg tot heropvoeding van bedelaars en dieven in de middeleeuwen, van vorming en ontwikkeling van de arbeidersklasse tot maatschappelijke werk en dienstverlening aan het gezin en kerkelijk opbouwwerk in de twintigste eeuw (Van der Linden 2007)

Sociaal werk is dus een dynamisch werkveld dat voortdurend vernieuwd en hernoemd wordt.

In Nederland en daarbuiten wordt de brede waaier van sociaal-maatschappelijk werk het laatste decennium benoemd als ‘social work’. In dit document houden we deze bena- ming aan. Echter, dit werkveld is grofweg in twee sub-domeinen te onderscheiden, namelijk het social work dat gericht is op groep en samenleving, en het social work dat zich meer richt op het micro-niveau, het niveau van het individu. Individuele vragen en behoeften die om een oplossing vragen, behoren tot de kern van dat laatste, dat voorheen gedurende ruim 50 jaar bekend stond als maatschappelijk werk en dienstverlening.

Sociaal culturele vorming en ontwikkeling

Een bekende werksoort binnen social work is het sociaal-culturele werk. Kenmerkend voor dit werk is het streven naar vorming en ontwikkeling van burgers. Community development en community organization (in Nederland bekend als samenlevingsopbouw, opbouwwerk, gemeente- en kerkopbouw) zijn een bepaald soort werk binnen het sociaal-culturele werk en werken aan actief burgerschap. Bij actief burgerschap valt te denken aan het activeren en organiseren van bijv. machteloze, kwetsbare buurtbewoners inzake de aanpak van hun woon- en leefproblemen die vooral ontstaan door de macht van de politiek of die van het bedrijfsleven. Ook kun je denken aan het bestrijden van sociaal-economische achterstand.

Vormings- en ontwikkelingswerk is weer een andere tak van sociaal-cultureel werk, waarbij met name bevordering van kennis, inzicht en vaardigheden van (jong)volwassenen als hoofdopdracht wordt nagestreefd.

(13)

Algemene instellingen zoals buurt- en clubhuiswerk, wijkcentra, jeugd- en jongeren- organisaties, vormingsinstituten, volksuniversiteiten, alsmede aan de moskee gelieerde zelforganisaties en internaten vallen onder de institutionalisering binnen de sociaal- culturele sfeer.

Een belangrijk kenmerk van deze organisaties is dat ze laagdrempelige voorzieningen zijn die door samenwerking van professionals en vrijwilligers staande worden gehouden. De georganiseerde activiteiten hebben diverse functies: van inloop en opvang, tot empower- ment, vorming en participatie.

Maatschappelijke zorg-, hulp- en dienstverlening

Een andere bekende werksoort binnen social work is de hulp- en dienstverlening. In Nederland is die gestandaardiseerd binnen het beroep Maatschappelijk Werk & Dienst- verlening. De Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW) definieert maatschappelijk werk als ‘werksoort die zich richt zowel op individuen als op hun sociale omgeving en de brede maatschappelijke context waarbinnen hun leven zich afspeelt’.

(NVMW 2006:10)

Volgens de NVWM zijn maatschappelijk werkers ‘deskundig in de aanpak van problema- tische interacties tussen een persoon en zijn omgeving, waarbij diverse factoren mee spelen.

Die factoren kunnen individuele kenmerken zijn, zoals de cognitieve en emotionele ontwikkeling van het individu, maar kunnen ook relationele, historische of culturele omge- vingsfactoren zijn. Maatschappelijk werkers zetten zich in voor de verbetering van deze interacties, zodanig dat de handelingscompetenties van betrokkenen worden versterkt en sociale verbanden verstevigd’. (NVWM 2006:10)

Volgens het LOO MWD (het Landelijk Profiel Opleidingen Maatschappelijk Werk & Dienst- verlening) zijn maatschappelijk werkers werkzaam in allerlei organisaties die hulp en steun bieden aan mensen met lichamelijke, psychische en psycho-sociale problemen. Zij werken in teamverband met beroepsgenoten of in multidisciplinaire teams in onder andere de (geestelijke) gezondheidszorg, het onderwijs, de reclassering, de jeugdzorg, de jeugdbe- scherming, de sociale zekerheid, de maatschappelijke opvang, in buurthuizen en revalida- tiecentra. Ze werken in het ziekenhuis-maatschappelijk werk, als school-maatschappelijk werker of als bedrijfs-maatschappelijk werker. Of zijn zelfstandig gevestigd. (LOO MWD 2009)

Ook de Toekomstverkenning van het Verwey-Jonker Instituut beschrijft wat voor professionals in het werkveld MWD werken. Dr. Katja van Vliet e.a. verwachten dat er

‘behoefte is aan meer nabije professionals met een breed perspectief die vooral als net- werker fungeren en als aanspreekpunt voor burgers, vrijwilligers, paraprofessionals en andere professionals. Anderzijds blijft er behoefte aan gespecialiseerde professionals die specifieke kennis en competenties inzetten ten behoeve van bepaalde groepen, vragen en problemen, maar die meer dan nu vaak het geval is hun specialisatie uitoefenen vanuit een bredere invalshoek (als onderdeel van een keten).’ (van Vliet e.a. 2004)

Het landelijk overeengekomen kader voor sociaal-agogische opleidingen Vele takken, één stam. Kader voor sociaal-agogische opleidingen (Vereniging Hogescholen 2008) positio-

(14)

neert de theologie-opleidingen in het hbo binnen de sociaal-agogische beroepen. Wanneer de functie en betekenis van de sociaal-agogische beroepen van dichterbij wordt bekeken, lijkt de betekenis van de professional met een islamitische theologische achtergrond - gezien de nieuwe maatschappelijke functies van de imams - op die van een sociaal werker.

Sociaal werk is een cruciaal onderdeel van de sociale basis in buurten, wijken en steden en sociaal werkers bouwen er aan een sterke sociale basis. De social worker die een Master Islamitische Theologie heeft afgerond kan zijn doelgroep in de buurt, wijk of gemeente beter begrijpen en zo meewerken aan de vorming en ontwikkeling van hen.

2.4. Het werkveld van de gezondheidszorg

Vanaf de jaren tachtig is in de gezondheidszorg een geleidelijke ontwikkeling en institutio- nalisering waar te nemen. Van recente datum zijn bijvoorbeeld gezondheidscentra in Den Haag en Amsterdam die volledige zorgdiensten aanbieden, van apotheek tot huisartsen- post, van fysiotherapie tot en met maatschappelijk werk. Er zijn in verschillende grote steden (zoals Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven) ziekenhuizen, poliklinieken, oogklinieken, klinieken voor esthetische ingrepen en paramedische zorgorganisaties die ‘islamitische’

homeopathie (Arnhem) en religieuze consulten (Eindhoven) aanbieden.

Ten gevolge van de herziening van de Wet op de Jeugdzorg (2014) zijn in verschillende steden zogenaamde ‘Gezinshuizen’ in opkomst, die in samenwerking met Jeugdzorg- instellingen ook het plaatsen van moslim-pleegkinderen regelen (van de Berg e.a. 2015).

De rol van de moslimgeestelijke verzorger binnen zulke instellingen krijgt derhalve een steeds belangrijkere plaats. De functie van geestelijk verzorger in zieken- en verpleeghuizen is daarvan het bekendste, maar dus niet het enigste. In de alternatieve geneeskunde wordt regelmatig beroep gedaan op de interventie van een imam.

Mensen met relatieproblemen, depressies, maar ook met psychiatrische ervaringen wenden zich geregeld tot hun imam en moskee voor hulp en genezing. (Zie voor uitgebreide studie naar de omgang van moslimpatiënten met psychiatrische problemen en alternatieve geneeswijzen Hoffer 2000 en 2012.)

In verschillende sectoren kan m.a.w. de IUA-opgeleide Islamitische Theoloog verschillende rollen vervullen: hier valt te denken aan rollen als geestelijk verzorger. Voorts heeft de psychiater, de psycholoog, de arts, de behandelaar, de raadsman/raadsvrouw, de adviseur, trainer en/of bemiddelaar baat bij een Master Islamitische Theologische, waarmee immers de cliënt nog adequater behandeld kan worden.

2.5. Het politieke werkveld

Politiek omvat een breed spectrum aan definities en beslaat eigenlijk de gehele samen- leving. Bedoeld is een systeem waarbij de overheid een centrale rol speelt om de problemen in de samenleving het hoofd te bieden. Het verdelingsvraagstuk van (economische) waarden, van macht en toegangskansen tot de besluitvormingsmecha- nismen vormen het centrale

(15)

vraagstuk. Integratie, burgerschap en maatschappelijke participatie zijn belangrijke thema’s in het politieke werkveld.

De centrale instituten zijn de Staten Generaal als wetgevende macht, de gemeentelijke, provinciale en landelijke overheid als uitvoerende macht, en de rechters van rechtbanken, gerechtshoven en Hoge Raad als rechterlijke macht.

Daarnaast zijn er in de samenleving op lokaal, regionaal en landelijk niveau allerlei maatschappelijke organisaties die, naast de politieke partijen, bijkomende kanalen zijn waarlangs de wensen, eisen en belangen geventileerd worden en met elkaar concurreren om op de agenda van het politieke systeem terecht te komen. Enkele voorbeelden zijn bewonersgroeperingen en wijkraden op stadsniveau, en bijv. vakbonden, beroepsverenigingen en adviesraden op landelijk niveau.

Ons politiek bestel neemt het staatsburgerschap als uitgangspunt bij de wetgeving.

Staatsburgers hebben rechten die grondwettelijk zijn gewaarborgd. Deze rechten zijn in hoofdlijnen in drie categorieën te onderscheiden: de burgerlijke en politieke rechten (BuPo- rechten), de economische, sociale & culturele rechten (EcoSoc-rechten) en de sociaal- culturele rechten.

Een deel van de BuPo-rechten gaan vooral over politieke participatie en daarmee over de inrichting van de (toekomst van de) samenleving. EcoSoc-rechten kunnen we opvatten als rechten die borgen wie er gebruik kan maken van de (economische) waarden die de samenleving produceert. Het juridische systeem bepaalt wie van deze rechten gebruik mag maken en wie niet. Degenen die bij geboorte recht hebben op het Nederlandse staatsburgerschap of die dat later verworven hebben, worden gedefinieerd als Nederlandse staatsburger. Zij hebben de Nederlandse nationaliteit en mogen gebruik maken van deze rechten. Ingezetenen die al een tijd in Nederland wonen, mogen onder bepaalde voorwaar- den ook gebruik maken van deze rechten.1

Van de Nederlandse jeugd tussen 0-25j. heeft 27% een migratieachtergrond. Hiervan heeft 67% een niet-westerse migratieachtergrond (CBS 2019). Dit betekent dat ze hier in Nederland zijn geboren – althans de meerderheid van deze categorie - en dat ze bij geboorte recht hebben op het Nederlandse staatsburgerschap. Een bijzondere groep is de Surinaamse bevolkingsgroep, die vanwege het koloniale verleden al Nederlandse staatsburgers zijn, en vertrouwd zijn met de Nederlandse taal en cultuur. Dat die groep voor het eerst een politieke partij heeft opgericht, is daarom niet bijzonder: in Amsterdam richtte een groep kaderleden van de Surinaamse moskee At-Taibah2 eind van de jaren tachtig een lokale politieke partij op, genaamd de MDP (Moslim Democratisch Partij). Deze partij heeft meegedaan met stadsdeelraadverkiezingen. Rond de eeuwwisseling volgde Den Haag met een lokale politieke partij, de ‘Islam Democraten’. Later, in het tweede decennium van deze eeuw, volgden Rotterdam en Arnhem, met opnieuw twee lokale politieke partijen, namelijk de partij Nida3 en de partij ‘Verenigd Arnhem’.

1Migranten die een verblijfsvergunning hebben en minimaal vijf jaar in Nederland wonen, mogen sinds 1985 bijv. hun stem uitbrengen bij Gemeenteraadsverkiezingen.

2 Taibah is een koranisch begrip, en betekent in het Arabisch ‘puur, gereinigd, schoon’.

3 Nida is eveneens een koranisch begrip, en betekent in het Arabisch ‘appél, oproep’.

(16)

Individuele moslims zijn vanaf 1992 verkozen als volksvertegenwoordigers in de Tweede Kamer, daarin ondersteund door lokale islamitische organisaties en geloofsgemeen- schappen. Ruim een kwart eeuw na de eerste lokale moslimpartij in Amsterdam, is in 2015 een landelijke politieke partij door twee Turkse kamerleden opgericht, genaamd DENK die vooral de moslim-stemmers aan wil spreken.4

Naast deze partijen die zich voornamelijk richten op de stem van de Nederlandse moslim en die derhalve experts nodig hebben om hun beleid gefundeerd vorm te geven, is het onderwerp islam en moslims inmiddels een terugkerend onderwerp voor álle politieke partijen in Nederland. Landelijke partijen hebben daarom baat bij beleidsadviseurs met een gedegen islamitische theologische kennis.

Naast politieke partijen, hebben ook verschillende moslimorganisaties de afgelopen drie decennia verschillende initiatieven genomen om de Nederlandse moslims in het publieke domein te vertegenwoordigen. Diverse initiatieven hebben bijvoorbeeld geleid tot het Contactorgaan Moslims & Overheid (CMO), dat sinds 2004 door de overheid is erkend als gesprekspartner voor beleidszaken aangaande moslims en de islam in Nederland. Bij het CMO zijn tien landelijke koepelorganisaties van moskeeën en aanverwante organisaties vertegenwoordigd, die alles bij elkaar 380 moskeeën representeren.

Het CMO heeft een prominente rol gespeeld bij de zending van islamitische geestelijk verzorgers in penitentiaire inrichtingen en bij het leger, bij de oprichting van de imam- opleiding aan Hogeschool Inholland, en bij de legalisering van het rituele slachten.

Wanneer we van een brede definitie van de politiek vertrekken, namelijk de inrichting van de (toekomst) van de samenleving, het herverdelen van de welvaart onder de bevolking en de politiek als aanpak van de problemen van de samenleving van buurt- tot nationaal en internationaal niveau, dan is wel degelijk een rol weggelegd voor levensbeschouwelijke organisaties en professionals. Het principe van de scheiding van Kerk en Staat is in de Nederlandse verzuilde geschiedenis geen belemmering geweest voor de sociaal- maatschappelijke rol van de kerk.

Het veiligstellen en doorontwikkelen van de hierboven aangehaalde burgerlijke en politieke rechten, maar vooral ook van EcoSoC-rechten, evenals het bevorderen van een humane, weerbare samenleving is niet alleen een opdracht van de overheid. Ook de civil society moet daar haar schouders onderzetten. Bij het werken aan het vergroten van de weer- baarheid van gemeenten, professionals en gemeenschappen in het omgaan met ontwikkelingen die de democratische rechtsorde en de sociale stabiliteit onder druk zetten, kunnen de islamitische civil society en de civil society die met/voor moslims en andere levensbeschouwelijke groepen werken, evenzeer van grote betekenis zijn. Denk daarbij aan preventie van maatschappelijke spanningen, van extremisme, van radicalisering, aan het tegengaan van ongewenste buitenlandse inmenging e.d.m.

4 Het is hier van belang op te merken dat het maar de vraag is of de institutionalisering, behalve van de moskeeën, in de verschillende levenssferen als islamitisch beschouwd kan worden. In navolging van Dekkers en Stoffels (2009) beschouwt Yar een organisatie gods- dienstig als het Leitmotiv godsdienstig is, waarbij het fenomeen godsdienst begrepen wordt als de betrekking van de mens op een transcendente werkelijkheid.

(17)

Een afgestudeerde aan de Master Islamitische Theologie kan binnen dat politieke werkveld onder andere worden ingezet als uitermate bekwaam adviseur, beleidsmaker, voorlichter en/of trainer.

2.6. Het werkveld van de juridische zorg

Vluchtelingenwerk, begeleiding van uitgeprocedeerde asielzoekers, internationale migratie, mensenhandel en gevangeniswezen vormen belangrijke mensenrechtenkwesties die een gemeenschappelijk werkveld vormen tussen het politieke en het juridische werkveld in.

Daarnaast is het Marokkaanse respectievelijk het Turkse familierecht vanaf het begin van de arbeidsmigratie in de jaren zestig in bilaterale verdragen tussen Nederland en desbetreffende landen van herkomst formeel erkend Binnen het Nederlandse familierecht. Een advocaat heeft vooral op het gebied van huwelijksrecht en erfrecht baat bij de Masteropleiding Islamitische Theologie. Van recentere datum zijn er de mediation- organisaties van individuele moslims (o.a. in Den Haag).

De afgestudeerde professional aan de IUA kan op twee sub-werkvelden van juridische zorg van betekenis zijn. Ten eerste in het kader van familierecht. Het burgerlijk huwelijk is wel noodzakelijk, maar niet voldoende. Voor de huwelijksaktes (of -plechtigheden) worden de imams/islamitische theologen nog altijd gevraagd om die aktes bindend/gezegend te maken.

Daarbij is de imam nadrukkelijk aanwezig door bepaalde rituele handelingen te verrichten waaronder gebeden en koran-recitaties.

Ten tweede is er de rol van de imam bij de maatschappelijk actuele mensenrechten. Vanuit vluchtelingenwerk, asielzoekerscentra, gevangeniswezen, kerken en instanties/organisaties die de internationale mensenhandel/vrouwenhandel bestrijden worden moskeeën, imams of islamitische pastoraal/levensbeschouwelijk werkers gevraagd om samen te werken.

Die samenwerking wordt in verschillende gedaanten vormgegeven: soms als adviseur, soms als voorganger in rituelen, soms als belangenbehartiger, soms als facilitator van basale behoeften zoals onderdak, douche, eten etc. (Yar 2018)5

2.7. Het sociaal-economische werkveld

Het sociaal-economische werkveld is een laatste sfeer waarin zich de ontwikkeling voltrekt.

Zo zijn er in verschillende steden vanaf de jaren zeventig en tachtig kleine winkels gestart, waaronder slagerijen (inclusief ritueel slachten) en bakkerijen. In de jaren tachtig en in de eerste helft van de jaren negentig kwamen bloeiende confectieateliers tot stand. In elk van deze sectoren ontstonden ondernemingen door de laagdrempeligheid van de sector enerzijds en de grote behoefte aan cultuurspecifieke producten anderzijds.

5 Yar (2018) doet uitgebreid verslag van zijn casestudy over de co-creatie van sociaal-maatschappelijke voorzieningen in een Amsterdamse volksbuurt, waarin moskeeorganisatie en kerken nauw samenwerken op het gebied van de opvang en begeleiding van vluchtelingen en uitgeprocedeerde asielzoekers, van armoedebestrijding door het oprichten van een voedselbank, van dialoog met alle levensbeschouwingen in een Raad op wijkniveau, van het tegengaan van verspilling van voedsel door van oud brood energie op te wekken e.d.

(18)

In latere decennia nam het aantal en de diversiteit aan ondernemingen verder toe (en ontstonden restaurants, mini-markten, reisbureaus, textiel- en bouwbedrijven e.d.m.). Ook het beroep van halal-certificeringsinspecteur behoorde tot deze nieuwe werkvelden. Voorts is de opkomst van culturele en religieus georiënteerde reizen noemenswaardig, waarbij een reisleider met een gedegen islamitische theologische opleiding immers een vereiste is.

In eerste instantie nogal seculier, lijkt dit allemaal. Echter kunnen de afgestudeerden van de IUA in dit bovendien steeds internationaler wordende werkveld ook een bepaalde rol vervullen. Voor veilig en religieus rein en geoorloofd (halal) voedsel bijv. vragen zowel individuen als organisaties adviezen aan de islamitische theologen. In het land van ‘overvloed aan voedsel’ wil men ethisch verantwoord omgaan met voedsel. Naast het halal-karakter van voedsel speelt daarnaast ook de zuinigheids-ethiek een belangrijke rol (waarbij verspilling vanuit het oogpunt van de Koran als een zonde, lees als strafbare handeling, wordt beschouwd).

Ook het woningbezit is een heikel punt, vanwege de hypotheekrente, die theologen maar ook banken die een markt zien in islamitisch Nederland, serieus bezighouden.

Een andere groep vragen en behoeften waarmee gelovigen zich tot de imams en theologen wenden, zijn de sociale verzekeringsrechten, zoals uitkeringen, vooral de bijstands- uitkeringen in geval van werkeloosheid. Hoe ga je daarmee om? Mag je bijvoorbeeld op bedevaartsreis naar Mekka met een bijstandsuitkering? Hoe rijmt dat met de regel dat alleen vermogenden dat gebed zouden mogen verrichten. Is een uitkeringsgerechtigde arm of niet?

Mag je überhaupt uitkering aanvragen, als je in staat bent om te werken?

Een deel van de belastinginkomsten van de overheid, tot slot, is afkomstig uit arbeids- soorten die islamitisch gezien niet geoorloofd zijn. Denk hierbij aan bordeelwerk, geoorloofde softdrugshandel in coffeeshops, belastinginkomsten van varkensboerderijen, maar ook aan de rente die banken moeten innen e.d.m. Diepe ethische dilemma’s die consequenties hebben voor het economische leven van moslims in Nederland.

Een afgestudeerde van de IUA kan zulke en andere vragen, problemen, behoeften op het gebied van economisch leven mee helpen opvangen, behandelen en oplossen, en dat in verschillende rollen. Soms in de rol van expert (religieus juridische uitspraken/

jurisprudentie), soms als certificeerder, soms als adviseur of begeleider.

3. Relevantie van de IUA-afgestudeerde

Verstedelijking, verfijnde communicatietechnologie, groeiende welvaart, migratie, globalise- ring, secularisering, rationalisering, individualisering, culturele (super)diversiteit vormen de omgeving van elk van de hogergenoemde werkvelden. Die omgeving is een gegeven en geldt voor alle beroepsbeoefenaars, ook voor de afgestudeerden van de IUA. Het is de wereld die als conditie fungeert bij het tot stand komen van denken en handelen van zowel professionals als van mensen, groepen en organisaties met wie die professionals werken.

Voor de professional, afgestudeerd aan de islamitische theologieopleiding van de IUA, en ook voor hen die afstuderen aan andere theologieopleidingen, is werken aan een zinvol bestaan binnen die (post)moderne wereld die hem omringt, een uitdaging.

(19)

Problemen in het werkveld kunnen ontstaan daar waar het verstaan van elkaar niet of moeizaam tot stand komt. Moslims als dragers van een traditie zijn niet altijd in staat hun handelen aan te duiden in een taal die verstaanbaar is voor een gerationaliseerde omgeving die een wereldbeeld heeft waarin religie bewust of onbewust niet benut wordt voor zingeving.

Aan de andere kant is die omgeving soms ook niet in staat om effectief en zinvol te communiceren met burgers met een islamitische achtergrond.

Voor die bemiddeling is er een nieuw opgeleide groep nodig, en de IUA streeft ernaar in die behoefte te voorzien. De IUA wil met name professionals met islamitisch theologische achtergrond afleveren die mensen binnen elk van de zeven werkvelden kunnen bijstaan bij zingevingsprocessen.

De IUA–afgestudeerden bestaan uit twee typen studenten, namelijk de studenten die de opleiding Leraar Levensbeschouwing en de Imam/Geestelijke Verzorger volgen om zich een beroep eigen te maken, en de studenten die de islamitische theologie volgen om vervolgens binnen hun eigen werkveld als professional vanuit de opgedane kennis een extra bijdrage te kunnen leveren.

Beide typen afgestudeerden zijn echter thuis in het referentiekader van mensen met een islamitische achtergrond. Hierdoor is de afgestudeerde van de IUA met zijn professioneel- academische vorming in staat om de problemen, behoeften en vragen van vooral zijn islamitische leerlingen of cliënten verstaanbaar te maken voor de buitenwereld. Soms door te interveniëren, maar vaak ook door naast zijn leerling of cliënt te gaan staan.

Aan de andere kant zijn de afgestudeerden van de IUA in hun bachelor of masteropleiding getraind in kennis en kunde in de sociaal-culturele ontwikkeling van de Nederlandse samenleving zoals die hierboven is beschreven, maar ook in een conformistische communicatieve houding jegens die samenleving. Naar de leerlingen of cliënten met een andere levensbeschouwelijke achtergrond dan de dominante, kunnen de afgestudeerden van de IUA de sociologische omgeving niet alleen verstaanbaar maken, maar ook toegankelijk.

Dat doen ze in verschillende interventierollen, soms als directe begeleider of hulpverlener, soms als voorganger van de geloofsgemeenschap, soms als kritische spreker of schrijver, soms als belangenbehartiger, soms als leraar op een school, of als coach of vormingswerker in een educatieve instelling, maar soms ook als beleidsmedewerker bij een zorginstelling of een overheidsdienst.

Daarnaast werkt de afgestudeerde van de IUA door onderzoek en innovatie aan de verdere ontwikkeling en de kwaliteitsverbetering van het werkveld of de instelling waar hij werkt. Dat doet hij door methodisch te werk te gaan, en steeds in interactie te zijn met de doelgroep en de stakeholders. De afgestudeerde is getraind in het aansluiten op de logica van de ander omdat alleen dan de zinvolle verandering en het welzijn van de andere mogelijk wordt.

(20)

Geraadpleegde bronnen

Achterhuis, H. (2010). De utopie van de vrije markt. Rotterdam: Lemniscaat.

Bauman, Z. (1999). Liquid Modernity. Cambridge (UK): Polity.

Becker en Hart, de J. (2006), Godsdienstige veranderingen in Nederland. Den Haag:

Sociaal Cultureel Planbureau.

Berger, P. (1967). Het hemels baldakijn. Baarn: Ambo.

Berg, G. van de, Bellaart, H. & Yar, H. (2015). Een betere match tussen vraag en aanbod:

Eindrapport van een onderzoek naar de aansluiting tussen de vragen en behoeften van Turks-Nederlandse jeugdigen en gezinnen en het bestaande aanbod aan preventie, ondersteuning, hulp en zorg. Utrecht: Nederlands Jeugd Instituut.

Biesta, G. (2014). Het prachtige risico van onderwijs. Culemborg: Phronese.

Budak, B. (2021). Waarom stichten jullie niet een eigen school? Religieuze identiteitsontwikkeling van islamitische basisscholen 1988-2013. Amsterdam IUA publications.

Crul, M. (2013). Superdiversiteit. Oratie, Vrije Universiteit Amsterdam.

Canatan, K. (2005). Maatschappelijke rol van moskeeën. ’s-Hertogenbosch. IHSAN, Islamitisch Instituut voor Maatschappelijke Activeringswerk.

Dassen, P. (1999). De onttovering van de wereld. Amsterdam: Van Oorschot.

Geurts, T. (1997). Leren van zin. Best: Damon.

Geurts, T. (2009). Leren onderbreken, in: R. te Velde & H. Goris (red.), Levensbeschouwelijke vorming, Nijmegen: Valkhof pers, blz. 88-111.

Geurts, T. (2014). Religious Education in the Netherlands, in: M. Rothgangel, R. Jackson &

M. Jäggle (eds.), Religious Education at Schools in Europe. Vienna: Vienna University Press, p. 171-204.

Giddens, A. (1991). Modernity and Self-Identity. Cambridge (UK): Polity.

Habermas, J. (1985). Theorie des kommunikativen Handelns, I, II, Frankfurt a. Main:

Suhrkamp.

Hart, J. (2011). Maak het nieuw. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.

(21)

Hart, J. (2013). Zwevende gelovigen. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.

Hart, de J. (2014). Geloven binnen en buiten verband. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.

Heijst, van A. (2008). Menslievende zorg. Kampen: Klement.

Hermans, C. (2001). Participerend leren. Budel: Damon.

Hoffer, C. (2007). Fenomenologisch geïnspireerd onderzoek naar religieuze geneeswijzen en de betekenis daarvan voor de GGZ. Verhagen, P.J. & H.J.G.M. van Megen (red.), Handboek Psychiatrie, religie en spiritualiteit’, 365-379. Utrecht: De Tijdstroom 2012.

Hoffer, C. (2000). Volksgeloof en religieuze geneeswijzen onder moslims in Nederland. Een historisch-sociologische analyse van religieus-medisch denken en handelen. Universiteit Leiden, proefschrift.

Jonas, H. (1987). Technik, Medizin und Ethik. Frankfurt a. Main: Suhrkamp.

Linden, M. van der. (2007). Basisboek geschiedenis sociaal werk in Nederland.

Amsterdam: uitgeverij SWP

Loo, van der H. & Reijen, van W. (1990). Paradoxen van modernisering, Muiderberg:

Coutinho.

LOO MWD (2009). Herkenbaar en toekomstgericht 2.0. Landelijk opleidingsprofiel voor de HBO bacheloropleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Den Haag: Landelijk opleidingsoverleg MWD - Vereniging Hogescholen.

Miebach, B. (2010). Soziologische Handlungstheorie. Wiesbaden: VS Verlag.

Ministerie van BiZa (1998/2009). Integratiebeleid betreffende etnische minderheden in relatie tot hun geestelijke bedienaren. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken.

NVMW (2006). Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker. Utrecht: Nederlandse Vereniging Maatschappelijke Werkers.

Rath, J., Penninx, R., Groenendijk, C., Meijer, A., (2001) ‘Nederland en zijn islam: Een ontzuilende samenleving reageert op het ontstaan van een geloofsgemeenschap.

Roebben, B. (2015). Inclusieve godsdienstpedagogiek. Leuven, Den Haag: Acco.

Tonkens, E. (2008). Mondige burgers, getemde professionals. Amsterdam: Van Gennep.

(22)

Vereniging Hogescholen (2008). ‘Vele takken, één stam. Kader voor sociaal-agogische opleidingen’. Amsterdam: Uitgeverij SWP

Vertovec, S. (2007). Super-diversity and its Implications, in: Ethnic and Racial Studies 30 (6) 1024-1054.

Vliet, K., Boonstra, N, Duyvendak, J.W., Plemper, E. (2004) Toekomstverkenning ten behoeve van een beroepenstructuur in zorg en welzijn. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut

Weber, M. (1946). Gesammelte Aufsätze zur Religionssoziologie, Bd. I, II, III. Tübingen:

Mohr.

Yar, H. (2018). Moskeewerk in de buurt: een case study in Amsterdam. Amsterdam: VU- University Press.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Namens de anglicaanse eredienst: Revd Stephen Murray, vicepresident van het Centraal Comité van de Anglicaanse eredienst in België.. Namens de Israëlitische eredienst:

Sprekend voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft Iraans president Mahmoud Ahmadinejad gebeden voor de spoedige komst van de Twaalfde Imam, ook gekend als de Imam

Een onderzoek door Pew Research heeft uitgewezen dat een geschatte 672 miljoen moslims de wederkomst ver- wachten van de Imam Mahdi, tijdens hun leven (“The World’s Muslims: Unity

Mijn dank is dan ook groot dat de imams, de mufti, de moskeebe- sturen, het bestuur van Milli Görüs¸ Noord-Nederland, het be- stuur van de Vrouwenfederatie Milli Görüs¸

The internal perspective has been further divided into the perspective of the imam – who finds himself in a field of ten- sion between expectations from the majority society on the

Deze afstudeer- scriptie vormde de opmaat voor haar onderzoek naar imams in Nederland als assistent in opleiding aan het International Institute for the Study of Islam in the

De vraag naar de rol die de imam speelt in het integratieproces van moslims in Nederland, kan alleen beantwoord worden wanneer eerst empirisch wordt nagegaan welke rol de imam

A leaflet drawn up by the AhlulBayt Islamic Mission (AIM ISLAM), a Shia organization set up by young professionals and univer- sity students with the aim of educating