• No results found

Orde van dienst, zondag 14 februari 2021

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Orde van dienst, zondag 14 februari 2021"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Orde van dienst, zondag 14 februari 2021

Verkondiging

Gemeente in de Heer Jezus Christus,

Tot hem kwam een huidvraatlijder. Onmiddellijk springen wij op bij dit woord. Wat zou dat geweest zijn? De 72 varianten van lepra die de joodse Misjna onderscheidt? Het alweer wat zakelijker aandoende onderscheid van de zes huidziekten van de Romeinse arts Galenus? De uiterst

gedetailleerde omschrijvingen van melaatsheid in het lange dertiende hoofdstuk van het boek Leviticus? De beschrijving van de ziekte van

Naäman, de overste van Aram, suggereert dat hij wit wordt, dat het pigment langzaam maar zeker uit zijn lichaam verdwijnt. Een ziekte waarmee ik familiair goed bekend ben: vitiligo. Maar uiteindelijk doet dit er helemaal niet toe. Het nieuwe woord dat wij zowel in de Naardense Bijbel als in de Nieuwe Vertaling hier vinden, is welgekozen: huidvraat: er vreet iets aan je.

Je wordt door iets verteerd.

We veronderstellen snel dat de huidvraatlijders van ons verhaal vandaag ook in fysieke zin in een maatschappelijk isolement verkeerden. Maar daar blijkt eigenlijk uit onze lezingen helemaal niets van. De zieke in het

Marcusverhaal spreekt Jezus eenvoudigweg aan om en rond de synagogen in Galilea en van Naäman wordt gemeld dat hij een overste was van de strijdschaar van de koning van Aram. Een groots man voor het aanschijn van zijn heer en verheven van aanzien. Een man van vermogen, deze man, maar hij had huidvraat, zo staat geschreven. In deze tegenstelling zit

(2)

2

eigenlijk alles. Het is de ziekte, het is de pijn als een geheim. Je ziet er in eerste instantie niets van. Het is een heimelijk lijden. Dat brengt je

inderdaad in een sociaal en maatschappelijk isolement, ook al doe je op het oog helemaal mee. Het is op dit moment niet ongelijk aan de situatie waarin wij nu veel zichtbaarder zitten. Onze oude waarden zijn nog altijd die van zien en gezien worden. Van het meemaken, voluit leven, ervaringen opdoen, imponeren en breed je schitterende leven uitmeten in de social media. Maar nu zit je daar, op je kamer, in lockdown, in een streng regime van avondklok en verstoken van alle sociale contacten. Je verpietert en vereenzaamt maar daar kun je natuurlijk niet mee voor de dag komen. Op de vraag hoe het met je gaat, is sinds jaar en dag maar één wenselijk antwoord mogelijk:

‘Drukdrukdruk en het gaat fantastisch’. Maar dat antwoord volstaat niet meer en misschien volstond dat antwoord wel nooit. Wie durft eigenlijk werkelijk antwoord te geven op de vraag hoe het met je gaat? Wie durft dan eigenlijk te zeggen: ‘Laat ik eerlijk wezen. Het gaat eigenlijk helemaal niet zo goed met mij. Ik ben nogal eenzaam vandaag de dag’.

Het leven vreet aan ons en zo staan de mannen met huidvraat in meer of mindere mate ook voor ons. Naäman, zo staat geschreven, is een man van vermogen en veel klatergoud. Het gaat allemaal geweldig. Maar er is die pijn, dat onpeilbare verdriet dat je met je meetorst. Een verdriet dat niemand snapt. Of waarvan ze vinden dat je er nu maar eens klaar mee moet zijn of dat je accepteren moet dat het leven je nu eenmaal met wonden geslagen heeft. En je houdt de schijn hoog. Je laat je niet kennen. Ook jij doet helemaal mee in een rijk sociaal leven, met veel likes op Facebook en waar je nu weer bent geweest. Maar onderwijl is er die pijn. Dat verdriet. Een verdriet dat zich pas werkelijk openbaart in de binnenkamer, in de

vertrouwdheid van slechts enkelen die wel beter weten. Zo treft het mij in

(3)

3

het verhaal van Naäman dat de jonge vrouw die uit Israël is meegevoerd om zijn vrouw te dienen, in de beslotenheid en kennelijke vertrouwdheid met haar meesteres, met ontferming bewogen is en verzucht dat Naäman maar in Samaria was, in haar vaderland. Want zij weet een profeet. Zij raadt niet alleen het verdriet en de pijn van de getroffene zelf, maar ook die van zijn allernaasten. Wie om hen of haar heen staan en niets kunnen doen. De pijn niet kunnen verlichten maar weten van het leven dat kwetst, wonden slaat en pijn doet. Dit meisje uit het huis van Israël is met ontferming over dit echtpaar bewogen zoals ooit de mensenzoon dat over een ander gepijnigd mens zal doen.

Nu is het devies rondom pijn die niet overgaat, dat je daarmee moet leren leven. Dat je dat ‘een plekje moet geven’. Dat zo nu eenmaal het leven is. Het is het lot dat je treft. Het wil je iets leren. Je moet ermee leren omgaan. Maar zo niet dit meisje uit Israël. Zij heeft van haar ouders iets anders geleerd.

Een vreemd Paasverhaal. Van een slavenvolk dat bevrijd werd uit haar pijn en verdriet. En dan het in de praktijk anders gaan en bevind je je toch in een al of niet afgedwongen dienstverband, dat verhaal van bevrijding raak je toch niet goed kwijt. Dat heb je verinnerlijkt, ook al ben je tot slaaf gemaakt.

De vrijheid waaraan je geroken hebt, neemt niemand je af. Het kan anders gaan. Hoe het leven verloopt, staat niet in de sterren geschreven en is niet voorbestemd. Er is vrijheid. Er is bevrijding denkbaar en mogelijk. Zij weet een profeet. Zij weet van een man in wie de voorsmaak is van een bestaan zonder pijn, zonder tranen, zonder verdriet. Zij weet van een man die mensen in die geest naar lijf en ziel opnieuw geboren en getogen laat worden. Daar moet Naäman heen.

(4)

4

Er zal nog heel wat moeten gebeuren voordat Naäman zover is. Uitvoerig en niet zonder humor wordt verteld hoe Naäman in alle opzichten moet

afdalen naar dat onooglijke riviertje de Jordaan. Met heel zijn paardenspul en wagenpark – ik woon in Oud Zuid en kan mij daar wel wat bij voorstellen – komt Naäman aan bij Elisa, de profeet en ontsteekt in woede dat de

profeet zich niet eens verwaardigt om hem persoonlijk te ontvangen en iets spectaculairs te doen rondom zijn genezing. Alsof de machtige rivieren van de Avana en Parpar in Damascus niet dat armetierige riviertje van de

Jordaan verre overstijgen! Maar dat is nu juist het punt: Naäman moet neerdalen! Hij moet zich kleiner maken om zich een voorstelling te kunnen vormen van de God uit wiens naam de profeet Elisa deze dingen doet.

Veelzeggend genoeg permitteren de bijbelschrijvers zich hier een

woordspeling. Als Naäman genezen en al weer uit het water opstaat, is zijn vlees weer als dat van een kleine jongen. In die zin lijkt hij dus weer op het kleine meisje waarmee het allemaal begon. Dat kleine meisje dat hem de weg wees naar de kleine mensengod die de mens bevrijden zou van alle pijn, alle verdriet en die wissen zal alle traan uit ons gezicht. Het zou er voor ons wel eens op kunnen aankomen om ons te ontdoen van alles wat

inmiddels tussen de ontvankelijkheid van onze jeugd en onze hoegenaamde volwassenheid is in komen te staan. Misschien is het zaak om ons daarvan te reinigen. Weg te spoelen al onze schone schijn waarmee wij ons gemis en verdriet maskeren. We worden er eigenlijk lelijker van. Onaanraakbaarder.

En daar zijn wij helemaal niet op gebouwd.

En ten laatste bedenkt Naäman zich dat het precies die kleine mensengod is die heel die wereld, beladen met pijn, isolement en moeite, in zijn hand houdt: ‘Zie toch, ik weet nu dat er geen God is op heel de aarde dan in Israël’. Naäman zegt alle machten en krachten die over een mens willen

(5)

5

heersen af. Naäman wordt monotheist. In heel de wereld is er niemand zoals Hij.

Op zoek en in het vermoeden van deze God klampt een zieke hem aan:

‘Indien u het wilt bent u bij machte mij rein te maken’. Diep geroerd, zo staat geschreven, zegt Jezus dat hij dat inderdaad wil. Soms ben ik wel eens bang dat ons dat niet meer verbaast. Natuurlijk wil Jezus dat. Daar is hij Jezus voor. Een paar handschriften bewaren hier een ander woord: ‘Jezus wordt woedend’. Dat kan natuurlijk niet. Matteüs en Lucas houden het bij ontroering en zo zou dat woord wel eens bij Marcus verdwenen,

gecorrigeerd, kunnen zijn. Maar mij intrigeert het en het komt ook overeen met nogal wat woedende woorden die verderop in het Marcusverhaal vallen waarin Jezus de pasgenezene afsnauwt en hem naar buiten werpt. Of zegt: scheer je weg! Wegwezen en toon je aan de priester.

Het komt misschien vreemd over en we vinden het ook niet echt ‘Jezus- achtig’ maar in dit verhaal maakt Jezus inderdaad een woedende,

kortaangebonden indruk. En dat klopt ook, want hij heeft geen geduld met deze wereld. Hij is niet razend op deze arme stakker. Maar wel razend op de demonen die hem bezet houden. De machten en krachten die aan deze arme jongen vreten. In Jezus huist een grote woede ten aanzien van wat mensen allemaal vernedert en verdriet. Wat hen pijn doet en waarvan zij niet slapen kunnen. Wie zij missen en hoe zij onaanraakbaar worden omdat niemand hen ooit meer aanraakt. Hoe de huidhonger aan hen vreet. Jezus is woedend op een verkeerde wereld. In hem gaat eenzelfde opstandigheid schuil als in die jonge vrouw uit Israël die met ontferming wordt bewogen. Omdat zij achter en onder alle schijn en schitter, verdriet en peilloos gemis

vermoeden. En niet nemen zij genoegen met de oplossing van alle tijden en

(6)

6

alle volkeren: ‘voeg je maar in dit lot’. Dit is nu eenmaal het leven. Zo gaan de dingen. De een heeft pech, de ander een beetje geluk. Dat is inderdaad zoals het gaat. Maar dat is nog geen reden om te menen dat het altijd zo zal blijven. In hen, in die twee mensenkinderen uit de joden, huist

opstandigheid. Woede. Verzet. Zij hebben wat anders geleerd. Hun is een God wijsgemaakt die zich het lot der mensen aantrok. Die terdege het gehuil en geschreeuw van zijn slavenvolk heeft gehoord en hen naar het land van belofte deed trekken. Zoals het is, zal het niet blijven. En zoals het met ons is gegaan, hoe het nu met ons gesteld is. Wat er mis ging en wat er pijn deed, zal nooit het laatste woord zijn dat over ons bestaan zal worden gezegd. Niet in wat wij zijn geworden, ligt onze hoop maar in de bevrijding uit het demonische bestaan dat ons heeft misvormd. In het herstel van de belofte die in ons verborgen ligt. Het herstel van de gave en ongeschonden kinderen die wij ooit waren als een mogelijkheid die er steeds weer is, hoe oud wij ook worden. Hoe wij de wereld weer gaan zien met de

verwachtingsvolle ogen van een kind.

Amen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Juist door het onbekende tegemoet te treden, mezelf vreemdeling te laten maken door de ander – juist daar zal er leven zijn..

Dat wij U horen, dat wij U leven, mensen voor mensen, alles voor allen. Dat wij volbrengen uw woord, onze vrede. Wek uw kracht en kom ons bevrijden. Refrein:1. WEK UW KRACHT EN KOM

11 de stem van de vreugde, de stem van de blijdschap, de stem van de bruidegom en de stem van de bruid, de stem van hen die zeggen: Loof de HEERE van de legermachten, want de HEERE

- Wij moeten het brood breken voor wie geen brood heeft, maar ook voor wie niet breken wil.

David die met zijn neus langs haar wangen en haar hals streek en fluisterde dat hij gelukkig werd door het par- fum dat ze gebruikte, omdat die geur hem herinnerde aan de tijd dat

gemeente gedoopt te zijn. Daarmee dragen wij Zijn merk- en veldteken. Met deze persoonlijke en openbare belijdenis geven zij ook te kennen dat zij in de kracht van de Heilige

Fijn goud kan niet in ruil voor haar gegeven worden, en haar prijs kan niet met zilver worden afgewogen.. Zij kan met het fijne goud van Ofir niet betaald worden,

Maar de vriendschap van de Ene is van eeuwig tot eeuwig over wie hem vrezen, zijn gerechtigheid voor zonen van zonen; voor wie zijn verbond bewaken, voor wie gedenken zijn