• No results found

Van Nieuwpoort Groep MVO en duurzaamheid. Emissie inventaris Betonson BV 2011 volgens ISO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Van Nieuwpoort Groep MVO en duurzaamheid. Emissie inventaris Betonson BV 2011 volgens ISO"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Emissie inventaris Betonson BV

2011 volgens ISO 14064-1

(2)

INHOUD BLAD

MANAGEMENTSAMENVATTING 2

1 INLEIDING 4

2 METHODE 6

2.1 Organisatiegrenzen 6

2.2 Operationele grenzen 7

2.3 Rekeninstrument CO2 scanner 9

3 RESULTATEN 11

3.1 CO2 emissies scope 1 en 2 in 2011 11

3.2 Onzekerheid in de resultaten 12

4 CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN 14

4.1 Conclusies 14

4.2 Aanbevelingen energiebeleid 14

BIJLAGEN

Bijlage 1 - Verwijzingstabel ISO 14064 deel 7 Bijlage 2 - Scopediagram CO2-prestatieladder

Bijlage 3 - Berekeningen van de emissies scope 1 en 2

(3)

MANAGEMENTSAMENVATTING

Betonson produceert en verkoopt betonproducten. Deze producten zijn heel divers, maar hebben als overeenkomst dat het om beton gaat. De productie geschiedde in 2011 in 3 fabrieken welke volledig in eigen beheer zijn. Het betreffen de locaties Son en Kampen, welke onder Betonson BV vallen en de vestiging van Wildo Beton BV te Amsterdam. Wildo Beton BV wordt als concernleverancier volledig in de footprint van Betonson BV meegenomen. Ultimo 2009 is de locatie te Arkel gesloten, waarbij de productie deels naar andere vestigingen is overgeheveld. In 2011 werden de volgende productgroepen op de respectievelijke locaties geproduceerd.

Son: Kanaalplaatvloeren, voorgespannen breedplaatvloeren (Spancon), elementen (liggers) en heipalen.

Kampen: Kanaalplaatvloeren, heipalen Amsterdam: Kanaalplaatvloeren.

Een belangrijke (indirecte) opdrachtgever van Betonson is ProRail. Sinds 1 december 2009 hanteert ProRail de door haar zelf ontwikkelde CO2-prestatieladder bij het selecteren van haar leveranciers. Met deze aanbestedingsmethodiek probeert ProRail haar leveranciers uit te dagen en te stimuleren de eigen CO2 productie te kennen en te verminderen. Hoe meer een bedrijf zich inspant om CO2 te reduceren, hoe meer kans op gunning van een opdracht. Op 16 maart 2011 heeft ProRail de CO2-prestatieladder verzelfstandigd en in eigendom gegeven van de onafhankelijke Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden &

Ondernemen (SKAO). Inmiddels maken ook andere (publieke en private) organisaties gebruik van de CO2-prestatieladder bij aanbestedingen.

CO2 emissie scope 1 en 2

De totale CO2 uitstoot van Betonson bedroeg in het jaar 2011 12.930 ton. De totale emissie komt overeen met het energiegebruik van circa 61,57 miljoen autokilometers1. Van de 12.930 ton CO2 emissie is 12,040 ton het gevolg van directe emissies (scope 1) en 890 ton het gevolg van indirecte emissie door ingekochte elektriciteit, zakelijke kilometers gereden met privé-auto’s en zakelijke vliegkilometers (scope 2).

Het grootste gedeelte van de emissies (67%) is toe te schrijven aan het gebruik van diesel, voornamelijk door aftransport. Aardgas (ondermeer voor het verwarmen van de banen in de productie) is goed voor 25,68% van de emissies bij Betonson. Elektriciteit draagt voor 6,7% bij aan de emissies. De emissies van de overige emissiebronnen leveren gezamenlijk een bijdrage van minder dan 1% aan de totale voetafdruk van Betonson.

Onzekerheid in resultaten

De gepresenteerde resultaten moeten geïnterpreteerd worden met een bepaalde onzekerheidsmarge. De onzekerheid in de voetafdruk van de scope 1 en 2 emissie wordt geschat op 10%.

Aanbevelingen energiebeleid

Om een gericht CO2 reductiebeleid te voeren is het noodzakelijk te weten bij welke activiteiten de meeste broeikasgasemissie ontstaat. Het brandstofverbruik van het aftransport veroorzaakt met 7.800 ton CO2 de grootste uitstoot. Het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen door dit brandstofverbruik kan allereerst gerealiseerd worden door het gebruik te verminderen, bijvoorbeeld door over te schakelen naar

1Een gemiddelde autokilometer veroorzaakt 210 gram CO2 uitstoot (CO2-prestatieladder 2.0 versie 23 juni 2011).

(4)

zuinige en efficiëntere motoren of het verder optimaliseren van de belading. Een tweede stap in het behalen van CO2 reductie is een overschakeling naar alternatieve duurzame brandstoffen.

Het gebruik van aardgas is goed voor 3.320 ton CO2 . Het is daarmee de tweede grote emissiebron binnen Betonson. Het reduceren van het gebruik van aardgas kan door te kijken naar een andere productiecyclus en optimalisatie van verhardingstijden in verhouding tot de productiecyclus. Een tweede stap in de CO2

reductie van aardgas zou het overstappen naar groengas kunnen zijn.

De derde grote emissiebron is het elektriciteitsgebruik met 870 ton CO2. Betonson heeft in 2011 een flinke stap gemaakt in de reductie van de emissies door het elektriciteitsgebruik door over te stappen op Nederlandse Natuurstroom sinds 1 juli. Voor 2012 zal voor het eerst over het gehele jaar Nederlandse Natuurstroom worden gebruikt, wat een substantiële reductie van de emissies tot gevolg zal hebben.

(5)

1 INLEIDING

Betonson produceert en verkoopt betonproducten. Deze producten zijn heel divers, maar hebben als overeenkomst dat het om beton gaat. De productie geschiedde in 2011 in 3 fabrieken welke volledig in eigen beheer zijn. Het betreffen de locaties Son en Kampen, welke onder Betonson BV vallen en de vestiging van Wildo Beton BV te Amsterdam. Wildo Beton BV wordt als concernleverancier volledig in de footprint van Betonson BV meegenomen. Ultimo 2009 is de locatie te Arkel gesloten, waarbij de productie deels naar andere vestigingen is overgeheveld. In 2011 werden de volgende productgroepen op de respectievelijke locaties geproduceerd.

Son: Kanaalplaatvloeren, voorgespannen breedplaatvloeren (Spancon), elementen (liggers) en heipalen.

Kampen: Kanaalplaatvloeren, heipalen Amsterdam: Kanaalplaatvloeren.

Een belangrijke (indirecte) opdrachtgever van Betonson is ProRail. Sinds 1 december 2009 hanteert ProRail de door haar zelf ontwikkelde CO2-prestatieladder bij het selecteren van haar leveranciers. Met deze aanbestedingsmethodiek probeert ProRail haar leveranciers uit te dagen en te stimuleren de eigen CO2 productie te kennen en te verminderen. Hoe meer een bedrijf zich inspant om CO2 te reduceren, hoe meer kans op gunning van een opdracht. Op 16 maart 2011 heeft ProRail de CO2-prestatieladder verzelfstandigd en in eigendom gegeven van de onafhankelijke Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden &

Ondernemen (SKAO). Inmiddels maken ook andere (publieke en private) organisaties gebruik van de CO2-prestatieladder bij aanbestedingen.

De prestatieladder kent 4 invalshoeken:

A. Inzicht (het opstellen van een onomstreden CO2 footprint, bijvoorbeeld volgens de mondiale ISO 14064 normen).

B. CO2 reductie (de ambitie van het bedrijf de uitstoot te verminderen).

C. Transparantie (de wijze waarop een bedrijf daarover intern en extern communiceert).

D. Deelname aan initiatieven (in sector of keten) om CO2 te reduceren.

Elke invalshoek is onderverdeeld in 5 niveaus, hoe hoger het niveau per invalshoek, hoe meer punten het bedrijf kan vergaren en dus uiteindelijk meer gunningvoordeel. Een certificerende instantie zal de activiteiten beoordelen om het niveau van uw CO2 bewust-certificaat te bepalen. Hiervoor moeten stappen zijn gezet op alle onderdelen A t/m D van de ladder.

In dit rapport wordt de emissie inventaris van Betonson over het jaar 2011 besproken. De CO2-voetafdruk geeft een inventarisatie van de totale hoeveelheid uitgestoten broeikasgassen, de GHG emissies.

Daarnaast geeft ze inzicht in de herkomst van deze emissies over de verschillende bedrijfsonderdelen van VNP Grint en Zand met een verdeling naar directe en indirecte GHG emissies.

Deze emissie inventaris is een verantwoording van onderdeel 3.A.1 uit de CO2-prestatieladder, te weten:

“het bedrijf beschikt over een uitgewerkte emissie inventaris voor haar scope 1 en 2 CO2 emissies conform ISO 14064-1”. In dit rapport wordt de CO2 voetafdruk van Betonson over het jaar 2011 (1 januari 2011 – 31 december 2011) besproken. Betonson heeft sinds 2009 haar CO2 emissies in kaart gebracht; 2009 is het basisjaar. In bijlage 1 is een verwijzingstabel (cross reference table) opgenomen, die aangeeft in welke hoofdstukken van dit rapport de te rapporteren aspecten van § 7.3.1. van de ISO 146064-1 norm staan.

(6)

Leeswijzer

Naast deze inleiding (hoofdstuk 1) is onderliggend rapport als volgt opgebouwd: In de managementsamenvatting zijn de hoofdpunten uit het rapport gegeven. Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de methodiek. Hoofdstuk 3 behandelt de resultaten van de CO2 berekeningen over het jaar 2011. Het rapport wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 4.

(7)

BU Producten B U Projecten KAM Risicomanagement

Marketing P&O

Secretariaat

Beton Son B.V.

Algemeen Directeur

ICT Financiële &

Economische Zaken

2 METHODE

Dit rapport is gebaseerd op de methodiek van de CO2-prestatieladder (versie 2.0). De prestatieladder borduurt voort op het Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol)2, dat een internationaal erkende stapsgewijze aanpak beschrijft om een CO2 voetafdruk te berekenen.

In de eerste stap wordt beschreven hoe de organisatie waarvan een CO2 voetafdruk berekend wordt, wordt afgebakend (paragraaf 2.1 van dit rapport). In de tweede stap worden de operationele grenzen bepaald (paragraaf 2.2 van dit rapport). In de derde stap wordt de CO2 uitstoot berekend (hoofdstuk 3 van dit rapport). Vervolgens dient de nauwkeurigheid van de voetafdruk in kaart te worden gebracht (paragraaf 3.3 en bijlage 7 van dit rapport).

De emissie inventaris is volgens de internationale ISO 14064-1 norm gerapporteerd (eis 3.A.1. van de CO2

prestatieladder). In bijlage 1 is een verwijzingstabel opgenomen, die aangeeft in welke hoofdstukken van dit rapport de te rapporteren aspecten van de ISO 14064-1 norm staan.

2.1 Organisatiegrenzen

Om een CO2 voetafdruk van een organisatie te bepalen dienen eerst de organisatiegrenzen te worden afgebakend. Bij het bepalen van de organisatiegrenzen (organizational boundary) is uitgegaan van afbakening op basis van operationele controle (operational control). De CO2-uitstoot behorende bij alle activiteiten waarover de desbetreffende certificaathouder, in dit geval Betonson (KvK nr. 29041271) de regie voert worden meegenomen in de CO2-inventarisatie van de certificaathouder3.

Het organogram van Betonson is als volgt:

2Informatie over het Greenhouse gas Protocol is te vinden op www.ghgprotocol.org

3Greenhouse Gas Protocol Hoofdstuk 3 Setting Organizational Boundaries

(8)

Uit de uitgevoerde ABC analyse blijkt dat Betonson BV vijf concernleveranciers heeft. Maar van deze vijf concernleveranciers is alleen Wildo Beton BV meegenomen in deze inventaris. De overige vier zijn niet opgenomen, omdat deze concernleveranciers apart zullen worden gecertificeerd dan wel worden opgenomen in het certificaat van één van de andere concernleveranciers:

Concernleverancier Niet meegenomen in inventaris, omdat:

Van Nieuwpoort Grint en Zand BV Is separaat gecertificeerd op de CO2 prestatieladder Oosterbeek BV Is separaat gecertificeerd op de CO2 prestatieladder Wildo beton BV Meegenomen binnen boundary Betonson BV want is concern leverancier Conovation BV Meegenomen in certificaat VNP G&Z want operational control door VNP G&Z Van Nieuwpoort betonmortel Is separaat gecertificeerd op de CO2 prestatieladder

2.2 Operationele grenzen

Om de scope af te bakenen is gebruik gemaakt van de scope-indeling van het Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol). De analyse is uitgevoerd conform de CO2-prestatieladder versie 2.0 (zie figuur 2.1 en bijlage 2).

Conform het GHG Protocol wordt onderscheid gemaakt tussen drie bronnen van emissie (scopes) in twee categorieën: directe emissies en indirecte emissies. De categorieën worden gekwantificeerd in (k)ton CO2

uitstoot. Deze hoeveelheid geeft de totale hoeveelheid uitgestoten broeikasgassen weer omgerekend in CO2 equivalenten. Voorbeeld: 1 kg methaan (CH4) emissie heeft een broeikaseffect dat 23 keer zo sterk is als CO2. De uitstoot van 1 kg methaan wordt daarom uitgedrukt als 23 kg CO2 equivalenten, of kortweg 23 kg CO2.

Scope 1: directe emissie

Tot scope 1 behoort de directe uitstoot van broeikasgassen4. Het meest voorkomende broeikasgas is CO2. De grootste bron van CO2 uitstoot wordt veroorzaakt door het gebruik van fossiele energiedragers (aardgas, benzine etc). Voor het bepalen van de CO2 uitstoot die hierbij vrij komt moet dus het gebruik van fossiele brandstoffen in kaart worden gebracht. Vervolgens kan de CO2 uitstoot die gepaard gaat met dit energiegebruik aan de hand van specifieke conversiefactoren worden bepaald.

Ook de uitstoot van de overige Kyoto broeikasgassen (SF6, CH4, N2O, HFCs en PFCs) wordt tot scope 1 emissies gerekend. Met name de HFCs, die vrijkomen bij lekkage van koudemiddelen in koel- /vriesapparatuur en airconditioning, hebben een broeikasgaseffect dat afhankelijk van de chemische samenstelling honderden malen hoger kan liggen dan dat van CO2.

Scope 2: indirecte emissie door ingekochte energie

Naast directe emissie van broeikasgassen (scope 1) wordt in een CO2 voetafdruk ook indirecte CO2

uitstoot ten gevolge van het elektriciteitsgebruik meegenomen. Bij de omzetting van elektrische energie in

‘bruikbare’ energie komt weliswaar geen CO2 emissie vrij (m.a.w.: in een elektrisch apparaat vindt geen

4Verplicht is de inventarisatie van de 6 Kyoto gassen (CO2, SF6, CH4, N2O, HFCs en PFCs)

(9)

verbrandingsproces plaats), maar bij de productie van elektriciteit in de elektriciteitscentrale gebeurt dat wel. Door het inkopen van elektriciteit stoot VNP Grint en Zand op indirecte wijze CO2 uit.

In de CO2-prestatieladder worden ook ‘zakelijke kilometers met privé auto’ (personal cars for business travel) en ‘zakelijke vliegtuigkilometers’ (business air travel) tot scope 2 rekent, in tegenstelling tot het GHG Protocol, die deze onderdelen aan scope 3 toeschrijft.

Scope 3: overige indirecte emissie

Tenslotte komt er bij een organisatie indirecte CO2 emissie vrij als gevolg van de activiteiten van het bedrijf die voort komen uit bronnen die geen eigendom van het bedrijf zijn, noch beheerd worden door het bedrijf.

Zo ontstaat er CO2 emissie door woonwerkverkeer van de medewerkers, door verwerking van door de organisatie geproduceerd afval, door productie van materialen die de organisatie inkoopt, etc. De organisatie heeft geen directe invloed op de emissies die hierbij vrijkomen. Deze indirecte emissies worden scope 3 emissies genoemd.

Eis 3.A.1. van de CO2-prestatieladder schrijft net als het GHG Protocol voor dat met uitzondering van de koelvloeistoffen alle scope 1 en 2 emissies dienen te zijn opgenomen in een CO2 voetafdruk. Scope 3 emissies hoeven niet verplicht gerapporteerd te worden, maar kunnen optioneel worden meegenomen in de voetafdruk.

Figuur 2.1: Scope indeling conform CO2-prestatieladder 2.0

(10)

Voor Betonson BV zijn deze als volgt ingevuld:

Scope 1

Business car travel: toe te wijzen aan brandstofgebruik eigen wagenpark (diesel en benzine), leaseauto’s (diesel, benzine en LPG), aftransport (diesel) en mobiele werktuigen (rode diesel).

Fuel used: toe te wijzen aan brandstofgebruik voor verwarming kantoor en productiebanen (aardgas te Son, Arkel en Kampen en rode dieselolie te Amsterdam) en brandstofgebruik van mobiele werktuigen (shovels, heftrucks, mortelautootjes en straddle carriers) (rode dieselolie).

Er zijn in de kantoren te Son en Kampen airco’s aanwezig. Er zijn in 2011 geen bijvullingen t.g.v. lekkages geweest.

Scope 2

Electricity purchased: toe te wijzen aan indirecte emissie van ingekochte elektra voor locaties.

Personal cars for business travel: toe te wijzen aan emissies van zakelijke kilometers privé-auto.

Business air travel: toe te wijzen aan de emissies die vrijkomen bij zakelijke vliegreizen.

Scope 3

Scope 3 emissies zoals gedefinieerd in de CO2-prestatieladder 2.0 zijn niet meegenomen in dit rapport.

2.3 Rekeninstrument CO

2

scanner

De emissie van de verschillende subbedrijfsonderdelen van Betonson is bepaald met behulp van de door DHV ontwikkelde CO2 scanner. De scanner is een rekeninstrument dat als volgt is opgebouwd:

Op twee niveaus kunnen per (sub)bedrijfsonderdeel de CO2 emissies worden bepaald:

1) Invoer van energie gebruiksgegevens;

2) Invoer van activiteitendata.

Ad 1: Invoer van energie gebruiksgegevens

In veel gevallen zijn gegevens over het energiegebruik bekend. Deze energie gebruiksgegevens kunnen in de scanner worden ingevoerd, waarna automatisch met de juiste conversiefactoren de CO2 emissies worden berekend. Hierbij wordt de volgende formule gehanteerd:

Voorbeeld: van het kantoor van Wildo in Amsterdam is bekend dat deze in 2011 42.867 kWh grijze stroom (energiegebruik) gebruikte. Met de conversiefactor van grijze elektriciteit naar CO2 (455 gram CO2/kWh) 5 kan vervolgens het gebruikte aantal kWh omgerekend worden naar CO2 uitstoot: 42.857 kWh x 455 gram CO2/kWh = 19,50 ton CO2.

Conversiefactoren

Voor de inventarisatie van de CO2 uitstoot van Betonson over het jaar 2011 zijn de conversiefactoren uit de CO2-prestatieladder, versie 2.0, versie 23 juni 2011 gehanteerd. Omdat het gaat om zeer specifieke conversiefactoren op nationaal niveau, zijn de gehanteerde conversiefactoren zeer geschikt voor het

5Bron: CO2-prestatieladder versie 2.0, 23 juni 2011

CO2 uitstoot = (energiegebruik) x (conversiefactor)

(11)

omrekenen van broeikasgas activiteiten data naar de daarmee gepaard gaande CO2 emissie. Alle gebruikte conversiefactoren zijn opgenomen in bijlage 3, kolom ‘conversiefactor’.

Betonson wekt zelf geen groene energie op en vangt geen CO2 af uit de atmosfeer. Noch vond er binnen scope 1 en 2 verbranding van biomassa plaats bij Betonson in 2011. Als gevolg daarvan wordt er geen CO2 emissie voorkomen. Verwijderingfactoren (removal factors) die de hoeveelheid voorkomen CO2

emissie per energie-eenheid door eigen duurzame energieproductie weergeven zijn derhalve niet van toepassing6.

Ad 2: Invoer van activiteitendata.

Er zijn situaties waarin niet alle energie gebruiksgegevens bekend zijn. In dat geval kan het niveau van de

‘(sub)bedrijfsonderdeel gerelateerde activiteiten’ worden gebruikt (bijv. aantal gereden autokilometers). Dit niveau is gebaseerd op onderstaande formule:

Voorbeeld: het is niet bekend hoeveel liter brandstof er in 2011 gebruikt is voor de voor Betonson uitgevoerde zakelijke autokilometers. Het is echter wel bekend dat in 2011 96.225 kilometers (activiteit van het bedrijfsonderdeel) zijn afgelegd. Per afgelegde autokilometer wordt gemiddeld 210 gram CO2

uitgestoten5. In deze 210 gram is de energie-indicator reeds verrekend met de conversiefactor. De CO2

uitstoot door zakelijke autokilometers wordt voor 2011 voor Betonson daarom geschat op 96.225 km x 210 g/km = 20,21 ton CO2.

In bijlage 3 staat voor ieder (sub)bedrijfsonderdeel vermeld welke indicatoren zijn gebruikt, welke conversiefactoren zijn gebruikt en welke aannames zijn gedaan. Alle data is door middel van berekeningen (calculaties) tot stand gekomen. Er zijn geen metingen uitgevoerd om de uitstoot van broeikasgassen te bepalen.

6Het GHG Protocol geeft een toelichting op verwijderingfactoren op p. 60-61 (H.8. § Reporting project based reductions) van het Protocol

CO2 uitstoot = (activiteit van het bedrijfsonderdeel) x (energie-indicator) x (conversiefactor)

(12)

3 RESULTATEN

3.1 CO

2

emissies scope 1 en 2 in 2011

Betonson heeft in 2011 in scope 1 en 2 12.930 ton CO2 uitgestoten

De totale CO2 uitstoot van Betonson bedroeg in het jaar 2011 12.930 ton. De totale emissie komt overeen met het energiegebruik van circa 61,57 miljoen autokilometers7. Van de 12.930 ton CO2 emissie is 12,040 ton het gevolg van directe emissies (scope 1) en 890 ton het gevolg van indirecte emissie door ingekochte elektriciteit, zakelijke kilometers gereden met privé-auto’s en zakelijke vliegkilometers (scope 2). De verdeling van de emissies over de scopes wordt weergegeven in figuur 3.1.

Scope 1 93%

Figuur 3.1: Verdeling broeikasgasemissie naar scope, 2011

De verdeling van de CO2 uitstoot over de verschillende (sub)bedrijfsonderdelen is weergegeven in tabel 3.1. Hieruit blijkt dat er bij Betonson drie grote bronnen van CO2 emissie zijn. Verreweg de meeste emissies zijn afkomstig van de binnenvaart door ingehuurde relatieschippers (74,3%). Daarnaast dragen de emissies van de winwerktuigen voor 14,3% bij aan de totale CO2 uitstoot en van de eigen voertuigen voor 9,5%. In totaal gaat het hier respectievelijk om 19.270 ton, 3.720 ton en 2.470 ton CO2. De overige onderdelen zijn allemaal voor minder dan 0,8% van de emissies verantwoordelijk en hebben een beperkte bijdrage aan de CO2 voetafdruk.

7Een gemiddelde autokilometer veroorzaakt 210 gram CO2 uitstoot (CO2-prestatieladder 2.0 versie 23 juni 2011).

(13)

Tabel 3.1: CO2 emissies (in kTon) van Betonson, 2011

Betonson CO2 emissies (in kTon)

Mobiliteit Aftransport 7,80

Leasewagens - Beton Son BV 0,33

Rode diesel - Beton Son BV 0,36

Rode diesel - Wildo 0,22

Voertuigen in eigendom - Wildo 0,00

Zakelijke dienstreizen 0,02

Zakelijke vliegkilometers 0,00

Vestigingen Arkel 0,05

Kampen 2,04

Son 2,01

Wildo - Amsterdam 0,09

Eindtotaal 12,93

Het grootste gedeelte van de emissies (67%) is toe te schrijven aan het gebruik van diesel, voornamelijk door aftransport (zie tabel 3.1). Aardgas (ondermeer voor het verwarmen van de banen in de productie) is goed voor 25,68% van de emissies bij Betonson. Elektriciteit draagt voor 6,7% bij aan de emissies. De emissies van de overige emissiebronnen leveren gezamenlijk een bijdrage van minder dan 1% aan de totale voetafdruk van Betonson.

Ten opzichte van 2010 zien we een verschuiving van de procentuele emissies. Dit is vooral toe te schrijven aan de vergroening van onze elektriciteitsvoorziening. Vanaf 1 juli 2011 koopt Betonson voor een groot gedeelte van haar energiebehoefte Nederlandse Natuurstroom onder keurmerk. Daardoor is hiervoor gerekend met een factor van 15 g/kWh, tot 1 juli 2011 heeft Betonson het grootste gedeelte van haar elektriciteit groen ingekocht, met een factor van 300 g/kWh

In bijlage 3 staan de berekeningen in detail beschreven

3.2 Onzekerheid in de resultaten

De gepresenteerde resultaten moeten altijd geïnterpreteerd worden met een bepaalde onzekerheidsmarge. Deze wordt voor het jaar 2011 geschat op ca 10%.

1. Voor de vestiging van Wildo in Amsterdam is geen actuele opgave bekend van de ingekochte liters rode diesel die door de mobiele werktuigen worden gebruikt. Er is in deze emissie inventarisatie dan ook gerekend met de gegevens van 2010. Deze zijn naar verwachting hoger dan het gebruik over 2011. De rode diesel van Wildo maakt 1,7% uit van de totale footprint. De onzekerheid wordt op 10% geschat.

2. Aangenomen is dat de combi’s met oplegger een gemiddelde lading van 30 ton hebben, gebaseerd op het gewicht van een leeg voertuig (15 ton) en een beladen voertuig (45 ton). In de formule in het STREAM rapport, waarop de conversiefactor van de CO2-prestatieladder gebaseerd is, is reeds een correctie gemaakt voor het percentage kilometers dat een combi met oplegger beladen en onbeladen rijdt. STREAM meldt dat de onzekerheid in de data van het goederenvervoer groot zijn, maar meldt geen specifieke waarde. Op basis van de spreiding in emissiedata tussen het ‘best case’ en het ‘worst case’ scenario wordt de onzekerheid van het

(14)

aftransport geschat op circa 25%. Op de totale voetafdruk resulteert dit in een onzekerheid van circa 10%.

3. Er is voor uitstoot privé-auto voor zakelijke kilometers gerekend met een landelijk gemiddelde. Bij Betonson BV ontbreekt het inzicht in de hoeveel en soort brandstof dat er gebruikt is voor de zakelijke kilometers. Wel zijn de gereden kilometers bekend en er is gewerkt met de in de ladder aangegeven conversiefactor van 210 g/km (E: brandstoftype niet bekend, blz 67 van het handboek. Dit is toegestaan volgens het handboek als de gereden kilometers minder dan 10%

van het totale aantal kilometers uitmaken (blz 68). Aangezien het aandeel van uitstoot privé- auto’s in de CO2 footprint zeer beperkt is (ca 0,2%), heeft het rekenen met een gemiddelde weinig effect op de onzekerheidsmarge van de totale footprint.

4. Vliegkilometers zijn handmatig berekend aan de hand van op de website van het reisbureau weergegeven vliegafstanden. Hierbij is uitgegaan van rechtstreekse vluchten. In werkelijkheid zullen er op een aantal vluchten overstaps hebben plaatsgevonden, waardoor een vlucht van 700-2500 km wellicht in de categorie vluchten korter dan 700 km geregistreerd hadden moeten worden. Omdat vluchten tussen de 700-2500 km minder dan 0,1% van de voetafdruk uitmaken, wordt de onzekerheid op de hele voetafdruk hierdoor geschat op minder dan 1%.

(15)

4 CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de CO2 footprint berekening van Betonson bespoken. Tevens worden in dit hoofdstuk aangrijppunten gegeven voor effectief energiebeleid en een nauwkeurigere voetafdruk.

4.1 Conclusies

CO2 emissie scope 1 en 2

De totale CO2 uitstoot van Betonson bedroeg in het jaar 2011 12.930 ton. De totale emissie komt overeen met het energiegebruik van circa 61,57 miljoen autokilometers8. Van de 12.930 ton CO2 emissie is 12.040 ton het gevolg van directe emissies (scope 1) en 890 ton het gevolg van indirecte emissie door ingekochte elektriciteit, zakelijke kilometers gereden met privé-auto’s en zakelijke vliegkilometers (scope 2).

Verreweg de meeste emissies zijn afkomstig van het aftransport (67%). Daarnaast dragen de emissies van aardgas voor 25,68% bij aan de totale CO2 uitstoot en het elektriciteitsgebruik voor 6,7%. De overige onderdelen zijn allemaal voor minder dan 1% van de emissies verantwoordelijk en hebben een beperkte bijdrage aan de CO2 voetafdruk.

Onzekerheid in resultaten

De gepresenteerde resultaten moeten geïnterpreteerd worden met een bepaalde onzekerheidsmarge. De onzekerheid in de voetafdruk van de scope 1 en 2 emissie wordt geschat op 10%.

4.2 Aanbevelingen energiebeleid

Om een gericht CO2 reductiebeleid te voeren is het noodzakelijk te weten bij welke activiteiten de meeste broeikasgasemissie ontstaat. Het brandstofverbruik van het aftransport veroorzaakt met 7.800 ton CO2 de grootste uitstoot. Het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen door dit brandstofverbruik kan allereerst gerealiseerd worden door het gebruik te verminderen, bijvoorbeeld door over te schakelen naar zuinige en efficiëntere motoren of het verder optimaliseren van de belading. Een tweede stap in het behalen van CO2 reductie is een overschakeling naar alternatieve duurzame brandstoffen.

Het gebruik van aardgas is goed voor 3.320 ton CO2 . Het is daarmee de tweede grote emissiebron binnen Betonson. Het reduceren van het gebruik van aardgas kan door te kijken naar een andere productiecyclus en optimalisatie van verhardingstijden in verhouding tot de productiecyclus. Een tweede stap in de CO2

reductie van aardgas zou het overstappen naar groengas kunnen zijn.

De derde grote emissiebron is het elektriciteitsgebruik met 870 ton CO2. Betonson heeft in 2011 een flinke stap gemaakt in de reductie van de emissies door het elektriciteitsgebruik door over te stappen op Nederlandse Natuurstroom sinds 1 juli. Voor 2012 zal voor het eerst over het gehele jaar Nederlandse Natuurstroom worden gebruikt, wat een substantiële reductie van de emissies tot gevolg zal hebben.

8Een gemiddelde autokilometer veroorzaakt 210 gram CO2 uitstoot (CO2-prestatieladder 2.0 versie 23 juni 2011).

(16)

BIJLAGE 1 Rapportage volgens ISO 14064 deel 7

De CO2 inventarisatie van VNP Grint en Zand is opgesteld in overeenstemming met de eisen uit ISO 14064-1;2006, paragraaf 7. Onderstaand is een verwijzingstabel opgenomen.

ISO 14064-1 § 7.3 GHG report content

Beschrijving Hoofdstuk onderhavig rapport

A Reporting organization 2 (Betonson BV)

B Person responsible Dhr. T. van den Nieuwenhuijzen

C Reporting period 1-1-2011 t/m 31-12-2011

4.1 D Organizational boundaries 2.1

4.2.2 E Direct GHG emissions 3

4.2.2 F Combustion of biomass Niet van toepassing

4.2.2 G GHG removals Niet van toepassing

4.3.1 H Exclusion of sources or sinks Niet van toepassing

4.2.3 I Indirect GHG emissions 3

5.3.1 J Base year 1 (2009)

5.3.2 K Changes or recalculations Niet van toepassing

4.3.3 L Methodologies 2.3

4.3.3 M Changes to methodologies Niet van toepassing

4.3.5 N Emission or removal factors used 2.3

5.4 O Uncertainties 3.2

P Statement in accordance with ISO 14064 1

(17)

BIJLAGE 2 Scopediagram CO

2

-prestatieladder

Leeswijzer figuur

Deze bijlage toont een grafische weergave van de verdeling van de emissiebronnen over de scope 1, 2 en 3 conform de CO2-prestatieladder 2.0, versie 23 juni 2011. In tegenstelling tot het GHG Protocol, rekent de CO2-prestatieladder zakelijke kilometers afgelegd met een privé-auto en zakelijke vliegtuigkilometers tot scope 2. De voetafdruk van Betonson is conform de eisen van de prestatieladder berekend, waardoor deze onderdelen binnen de operationele grenzen van Betonson vallen.

(18)

BIJLAGE 3 Berekeningen van de emissies scope 1 en 2

Leeswijzer tabellen

In deze bijlage worden de berekeningen van de CO2 emissies van scope 1 en 2 weergegeven. Onder elke tabel is aangegeven welke aannames er gedaan zijn.

De tabellen zijn als volgt opgebouwd (waarbij tussen haakjes steeds een voorbeeld van Betonson vermeld staat):

Bedrijfsonderdeel: Geeft aan op welk bedrijfsonderdeel de scope betrekking heeft (bijv.

Vestigingen)

Subbedrijfsonderdeel: Geeft aan op welke subbedrijfsonderdeel de scope betrekking heeft (bijv. Leasewagens – Betonson BV))

Subsubbedrijfsonderdeel: Geeft aan op welke subsubbedrijfsonderdeel de scope betrekking heeft (Personenauto)

Emissiebron: Geeft aan welke vorm van energie gebruikt wordt (bijv. elektriciteit, aardgas, etc)

Indicator: De basiseenheid waarin de activiteit van het (subsub)bedrijfsonderdeel uitgedrukt wordt (bijv. kWh)

Kental indicator: Gemiddelde emissie van de indicator (bijv. 70 (g/tonkm)

Eenheid indicator: De meeteenheid waarin de indicator wordt uitgedrukt (bijv. g/tonkm) Bron indicator: De informatiebron van het indicatorkental (bijv. CO2 Prestatieladder

versie 2.0)

Bron aantal: De informatiebron van het totaal aantal indicatoren (bijv. administratie VNP)

Energiegebruik: Totale energiegebruik van het (subsub)bedrijfsonderdeel (bijv.2.282 (m3 wordt gebruikt door het kantoor in Gouda))

Eenheid: De meeteenheid waarin het energiegebruik wordt uitgedrukt (bijv.m3) Conversiefactor: De omrekenfactor van het energiegebruik naar CO2 emissie (bijv.

1,825 (kg/m3))

Eenheid: De meeteenheid waarin de conversiefactor wordt uitgedrukt (bijv.

kg/kWh)

Bron: De informatiebron van de conversiefactor (bijv. CO2-prestatieladder versie 2.0)

CO2 uitstoot (in ton): De CO2 emissie, uitgedrukt in kton (1 kton = 1 miljoen kg) (bijv. het kantoor in Gouda veroorzaakt een uitstoot van 0,004 ton CO2 door haar aardgasgebruik).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor het kwantificeren van de CO2-uitstoot is gebruik gemaakt van een voor Aelmans Eco BV op maat gemaakt model. In het model kunnen alle verbruiken worden ingevuld. Vervolgens

Deze bepaling wordt voor Molendijk gedaan aan de hand van de totale uitstoot van GHG emissies uit scope 1 en 2.. In het handboek CO₂ prestatieladder 3.0 onder de

Voor zowel Boxtel als IJsselstein wordt door de verhuurder groene stroom uit Europa afgenomen, echter telt dit niet als groene stroom voor de CO2 prestatieladder.. Hierdoor

Voor de inventarisatie van de CO2 uitstoot van Smals Dredging BV over het jaar 2015 zijn de emissiefactoren uit de CO2 prestatieladder 3.0 gehanteerd. Omdat het gaat om specifieke

Onderstaand wordt de juridische entiteit genoemd die als boundary geldt voor het berekenen van de CO 2 -footprint van Gubbels Beheer, de bijbehorende CO 2 -reductiedoelstellingen

Om een duidelijk inzicht te krijgen in de uitstoot van de GHG emissies wordt in dit hoofdstuk weergegeven hoe deze uitstoot verdeeld is over de verschillende scopes. De totale

Alle emissies welke worden weergegeven in scope 1 en scope 2 binnen de CO 2 -Prestatieladder vinden plaats binnen de bedrijfsvoering van de Klaver Giant Groep B.V... Inventaris

Elektriciteit voor het kantoor, de werkplaats en de projectlocaties zorgt voor 2% van de uitstoot, evenals benzine (gebruikt voor het materieel en het eigen wagenpark).. 1% van